Waar zijn de intellectuelen? – Frank Furedi Vanop de achterflap: Waarom worden intellectuelen tegenwoordig gezien als wereldvreemde wezens die een verwerpelijk elitaire levenshouding verdedigen? … We leven in een cultuur van lage eisen en verwachtingen, en dat is funest, want in plaats van mensen te stimuleren houdt het ze dom. … Inmiddels wordt het gedrag van deze elite door instrumentalisme gedicteerd – door een ethos dat kunst, cultuur en onderwijs alleen waardeert voor zover ze fungeren als instrumenten die in dienst staan van een breder praktisch doel. Voornaamste doel van onderwijs het fungeren als motor voor economische groei is. Helaas beschouwt de hedendaagse cultuur de waarheid als een onderwerp voor fictie, in plaats van voor intellectuele activiteit. Vaak wordt er betoogd dat er niet zoiets als de waarheid bestaat. Men wordt opgeroepen om in plaats van de waarheid verschillende meningen te accepteren, die vele waarheden zouden representeren. De verlaging van de status van de waarheid. Positie van de intellectueel: als er niets bijzonders is aan kennis, wordt het nastreven ervan een betekenisloos ritueel. De verdomming wordt gevoed door sterke krachten, die kennis en cultuur louter als middelen ter verwezenlijking van een breder en hoger doel opvatten. “er wordt tegen kennis en kunst aangekeken op een manier, niet bepaald door intrinsieke criteria, maar door hun nut voor een ander doel. Onder dergelijke omstandigheden fungeren kennis en kunst als instrumenten voor economische vooruitgang of social engineering = het verschaffen van een identiteit of een therapeutische functie voor het individu. In het onderwijs onderneemt men wanhopige pogingen om te garanderen dat de mensen een of ander diploma behalen. Maar vormt het feit dat het niet gelukt is het meritocratische ideaal te verwezenlijken een argument tegen dit ideaal? In sociale integratie en participatie als doel op zichzelf schuilt weinig verdienste. … Dit boek poneert de volgende stelling: een basisvoorwaarde voor de vergroting van de werkelijke publieke betrokkenheid is dat wordt voorzien in normen die uitgaan van het beste wat de samenleving te bieden heeft. … Apathie en geringe sociale betrokkenheid zijn symptomen van een cultuur die geneigd is een debat gelijk te stellen aan de banale uitwisseling van technische opinies. De status van intellectueel houdt geen verband met de manier waarop iemand de kost verdient. Volgens Coser leven intellectuelen ‘meer voor dan van ideeën’. Eyerman zegt in feit ehetzelfde wanneer hij vaststelt dat ‘intellectuelen misschien van hun ideeën kunnen leven, maar er ook vóór moeten leven.’ … Het besef van de identiteit van intellectueel komt deels voort uit de participatie in een project dat niet aan een bepaald beroep of belang gebonden is.
Het gedrag van de intellectueel wordt in sterke mate gemotiveerd door het verlangen de vrijheid te bezitten om overeenkomstig de eigen overtuiging en gedachtengang te kunnen handelen. Daarom verkeren intellectuelen vaak in een staat van creatieve spanning met de regels en beperkingen die door de heersende instituties aan het bestaan van alledag worden opgelegd. Intellectueel zijn impliceert maatschappelijk engagement. Lewis Coser definieert intellectuelen als ‘mensen die nooit genoegen lijken te nemen met de dingen zoals ze zijn.’ ‘Het is mijn stelling dat intellectuelen personen zijn met een roeping voor de kunst van de vertegenwoordiging, of dat nu gebeurt door middel van het gesproken of geschreven woord, het geven van onderwijs of het optreden op de televisie. De mentale arbeid van de professional spitst zich toe op de verlening van diensten en niet op het bezig zijn met ideeën. Paradoxaal genoeg lijkt het erop dat juist de groei van de vraag naar intellectuele arbeid nieuwe obstakels voor de uitoefening van intellectuele activiteiten heeft opgeworpen Een hoog niveau van specialisatie zet aan tot een steeds verdere fragmentering van kennis, wat het vermogen van de intellectueel om zich met de samenleving als geheel bezig te houden ondergraaft. De intellectueel treedt niet langer op als wetgever maar als tolk.
Weber geloofde dat de wetenschap, in tegenstelling tot de kunst met haar blijvende karakter, slechts van voorbijgaande aard was. ‘In de wetenschap weten we allemaal dat het werk dat we tot stand gebracht hebben over tien, twintig of vijftig jaar achterhaald zal zijn’, schreef hij. ‘Veel van de onzekerheden waar we tegenwoordig mee te maken hebben zijn door de toename van kennis gecreëerd.’ Observatie is, net als ervaring, zinloos zonder het raamwerk van een theorie. Veel onderwijskundigen zijn tegenwoordig van mening dat leren door ervaring wat status betreft vergelijkbaar is met theoretische kennis.
Pragmatisme en de druk om te concurreren en nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden garanderen het bestaan van een gezonde markt voor objectieve kennis. Er is een informeel compromis gesloten dat kennis kan worden ontwikkeld voor zover dit praktisch noodzakelijk is. Debatten verwijzen in toenemende mate naar zichzelf, en zijn niet bedoeld voor mensen die buiten een bepaald specialistisch terrein staan.
Denkers zijn door experts verdrongen. Beleid is niet langer goed, het ‘moet zich bewijzen’. Beleid komt zelden nog uit een visie op de wereld voort, maar moet ‘resultaatgericht’ zijn. Waarom zou je gaan bekvechten als er zo weinig op het spel staat? Als ideeën zo weinig te betekenen hebben, maakt hameren op je standpunt een stijfkoppige en ongemanierde indruk. Het bekritiseren van andermans ideeËn wordt algauw uitgelegd als egotripperij of een vorm van ongevoeligheid, terwijl het plaatsen van vraagtekens bij iemands visie als een persoonlijke belediging kan overkomen. Een gebrek aan participatie vormt een duidelijke aanwijzing van ontgoocheling en wantrouwen ten opzichte van het bestaande politieke bestel. De grote kwesties van deze tijd – de ophanden zijnde milieucatastrofe, bedreigingen voor onze gezondheid, dodelijke micro-organismen, massavernietigingswapens – worden voorgesteld als gevaren die boven de politiek uitgaan. Algemeen heerst het geloof dat de wereld niet meer beheersbaar is en dat de mensheid weinig kan doen om deze ontwikkelingen te controleren of invloed op haar lot uit te oefenen. TINA Als er inderdaad geen alternatief is, kan de politiek weinig meer betekenen. Helaas hebben deze groeperingen de conclusie getrokken dat apathie en cynisme reacties zijn op een politieke cultuur die voor gewone mensen te complex is geworden en teveel van hun begripsvermogen vraagt. Het beleid is gericht op individuen, en niet op bredere segmenten uit de samenleving.
Is het verbazend dat het stemmen snel zijn betekenis verliest? In een tijd waarin de desinteresse van het publiek het allesbepalende kenmerk van de eenentwintigste-eeuwse westerse politieke cultuur is geworden, worden de mensen steeds meer mogelijkheden geboden om ‘hun zegje te doen’. Radio- en televisieprogramma’s komen voortdurend met nieuwe opiniepeilingen. Je kunt je stem uitbrengen op je favoriete klassieke plaat of je favoriete popster. Via interactieve televisie en internet wordt geregeld je mening over allerlei kwesties gevraagd. Hoe meer de handeling van het stemmen aan doel en betekenis inboet, des te meer wanhopige pogingen worden er ondernomen om de mensen een andere gelegenheid te bieden ‘hun zegje te doen’. Contact leggen, al dan niet interactief, is een substituut geworden voor iets te zeggen te hebben.
Ik denk werkelijk dat het probleem is dat wij als progressieven over het algemeen veel intelligenter, redelijker en beter opgeleid zijn en enorm ons best doen om de mensen van de integriteit en juistheid van onze zuivere en weldoordachte argumenten te overtuigen. Het publiek, voor zover daarin al iemand heeft opgelet, snapt het niet altijd! Ik vermoed dat het probleem niet bij de spreker ligt, maar bij het grootste gedeelte van het publiek.
Ö Diepgaande minachting voor mensen. Zo wordt de verantwoordelijkheid voor de huidige malaise in de politiek kritiekloos op het slecht opgeleide electoraat afgeschoven. … zullen intellectuelen en kunstenaars ideeën en objecten moeten creëren die voor een groot deel van de samenleving van waarde zijn. Ze creëren die echter niet op aanvraag of in reactie op externe druk, maar via de innerlijke dynamiek en de externe interactie van bepaalde culturele terreinen. Een symptoom van deze betreurenswaardige ontwikkeling is de toenemende neiging cultuur en onderwijs te kwantificeren en te meten, in plaats van ze te waarderen. Kunstenaars die grote kunst voorbrengen hoeven zich niet af te vragen wat het publiek wil. Ze willen via hun kunst iets uitdrukken, en niet zomaar een object voor de verkoop produceren. Over de noodzaak mensen te willen bevestigen in hun universitaire opleiding Juist omdat bij een intellectuele ontdekkingsreis onverwachte beproevingen en uitdagingen horen, leent zo’n ervaring zich er niet toe iemand onvoorwaardelijke bevestiging te bieden. De huidige pedagogie heeft als uitgangspunt dat kinderen, en achtergestelde kinderen in het bijzonder, voortdurend bevestiging nodig hebben om wat te kunnen bereiken. ‘Ergens in de afgelopen decennia is men het er in de onderwijswereld over eens geworden dat men kinderen in de allereerste plaats een goed zelfgevoel moet bezorgen; geen kind mag zich mislukt of minder dan een ander voelen.’ Uit ‘on creativity’: ‘Terwijl men de waarde en de inspanningen van ieder mens trachtte te appreciëren, werd de definitie van creativiteit zo ver opgerekt dat het bijna volledig ten koste ging van het geloof in de werkelijke betekenis: een uitzonderlijke daad van verbeeldende ontdekking en expressie in een kunstvorm.’ Het sinds halverwege de jaren negentig ontwikkelde beleid wil niet zozeer problemen ‘oplossen’ als wel achtergestelde cliënten en doelgroepen ondersteunen. Het gebruik van de term ‘participatie’ geeft aan dat alles alleen om de handeling van het deelnemen draait; en aangezien deelnemen een doel op zichzelf is, is het van weinig belang waarin men participeert. Citaat! Pleitbezorgers van de institutionalisering van erkenning menen dat de eis dat mensen moeten bewijzen dat ze een bepaalde intellectuele of artistieke ervaring waard zijn niet redelijk is. Vanuit hun visie doen ze het streven om academische normen te handhaven af als de onbuigzame opstelling van een elite die krampachtig aan haar privileges vasthoudt. … het geloof dat het publiek niet tegen veeleisende intellectuele en culturele confrontaties opgewassen is. Daaruit komt de paradoxale situatie voort waarin het alledaagse wordt opgehemeld en men tegelijk niet gelooft dat het publiek in staat is met verfijnde en complexe ideeën om te gaan. … het ontstaan van een kilmaat van conformisme en passiviteit.
Intellectuelen moeten weer van zich laten horen door de autonomie op te eisen die door hun voorgangers in het verleden is bevochten. Voor zover het iets betekent, verwijst het begrip ‘verdomming’ niet naar de intelligentie van mensen. Het zegt veeleer iets over cultuur – meer in het bijzonder over de elites die de stroom van cultureel gedachtegoed beïnvloeden en reguleren. We kunnen erg weinig doen om de elites te dwingen hun instrumentalistische en bekrompen wereldbeeld op te geven. Wel kunnen we een ideeënstrijd aangaan om de sympathie en de instemming van het publiek in de wacht te slepen. Hoe we dat moeten doen, is een van de cruciale vragen van onze tijd.