Voorlichtingsblad van ForFarmers
JULI 2012
jaargang 36
VOeRTaaL
Klankbordgroepen Per klankbordgroep schrijft een deelnemer over zijn of haar bedrijf, de toekomstvisie en de rol en meerwaarde van de klankbordgroep. In deze Voertaal presenteren we u akkerbouwer Alfons Masselink. We hebben een akkerbouwbedrijf met ongeveer 100 hectare, waarvan merendeel gehuurd land. Hierop verbouwen we consumptie-aardappelen, suikerbieten, wintergerst en mais. De aardappelen gaan in eigen opslag. Sinds dit voorjaar staan de varkensstallen leeg, we zijn nu bezig om deze aan te passen zodat ze te gebruiken zijn voor de akkerbouw. Dat valt echter nog niet mee, eigenlijk zijn ze ongeschikt. Slopen en nieuwbouw is het beste, maar met de huidige aardappelprijzen is dat niet haalbaar. Toch zie ik wel perspectief in de aardappelteelt op ons bedrijf. We zitten kort bij de fabriek (Aviko) en hebben regelmatig contact over welke teelt het beste bij ons past. Op dit moment zijn alle aardappelen nog niet uit de schuur, toch lijken ze nog prima. Voor de lange bewaring wordt de laatste jaren een betere prijs betaald dan voorheen. Hierbij is het zaak om zo weinig mogelijk verliezen te hebben, door niet te veel, en alleen op het juiste moment, te ventileren. Dit met
behoud van de kwaliteit. Om dit nog verder te verbeteren gaan we meedoen aan het praktijknetwerk “Bewaring aardappelen” van het PPO Wageningen. Hiermee wordt de bewaarschuur doorgelicht en de bewaring gedurende twee jaar gevolgd. Ook voor de suikerbietenteelt zie ik voldoende perspectief. De laatste jaren is de prijs goed, en ook in de teelt zelf is behoorlijk vooruitgang geboekt. Zowel de opbrengst per hectare als het suikerpercentage zijn behoorlijk gestegen. Dit hebben we weten te bereiken door onder andere ook mee te doen aan een bietenstudieclub, georganiseerd door Suiker Unie. De voorlichters van ForFarmers kunnen hierin ook een belangrijke rol vervullen. Dat gebeurt ook al, daarvan maken we dankbaar gebruik. Toch is het van belang om steeds weer verder te kijken, en kritisch te blijven. Met CropSolutions heeft ForFarmers een instrument in handen om voldoende up-to-date te blijven.
ForFarmers heeft net een aantal overnames/fusies achter de rug. Ongetwijfeld is men nog steeds bezig op dit vlak van verdere groei. Ondanks alle voordelen vraag ik mij wel af wanneer het optimum is bereikt. Van groot belang is de binding met de klant. Tot op heden vind ik die goed, onder andere via de klankbordgroep wil ForFarmers weten wat er leeft. Zolang men serieus met de uitkomsten van deze klankbordgroepen omgaat, denk ik dat de lijnen kort genoeg blijven. Als laatste spreek ik de wens uit om wat meer aandacht te besteden aan de akkerbouw in deze krant. Want als ForFarmers de intentie heeft om naast een “brokkenmaker”, ook een partner in de akkerbouwsector te blijven, dan mogen ze er wel meer over melden.
INHOUD Klankbordgroep akkerbouw Samen op de NRM ProtiBoost verhoogt het melkeiwitgehalte Reportage: Goede resultaten van eigen land Ondersteuning melkvee in de zomer Reportage: Constante kwaliteit lammeren
2 3 4 6 8 10
Drinkwaterkwaliteit voor varkens Reportage: Wroetstal Geboortegewichten biggen BIG Challenge 2012 Goede start eendagskuikens Bestrijding bloedluis
12 14 16 19 20 22
Reportage: Bovengemiddelde resultaten Freiland-leghennen 24 ‘Melkers van Morgen’ ruwvoerplatform 26 Demovelden aardappelen 28 Productierechten 29 Omgevingsvergunning onderdeel geluid 30
COLOFON 2
Redactieadres: ForFarmers, Postbus 91, 7240 AB Lochem, T: +31(0)573 28 88 00, F: +31 (0)573 28 88 99 Eindredactie: Afdeling communicatie. De eerstvolgende Voertaal verschijnt in oktober 2012.
Voor de “Willie Wortels” onder ons Hebt u een idee, waardoor de werkzaamheden op uw bedrijf gemakkelijker verlopen? Het bedrijf beter gemanaged kan worden? Of waar de dieren profijt van hebben? Ding dan mee naar de innovatieprijs van het Innovatiefonds Farmers for Farmers. De jury wil ook graag uw idee beoordelen. Geef uw innovatie op via de site www.farmersforfarmers.eu. Onder het item “innovaties” kunt u bij “aanmelden” een aanmeldingsformulier invullen en via internet versturen.
Twee keer per jaar worden de beste ideeen beloond met een bedrag van maximaal € 5.000,-. Dit geld is bedoeld ter ondersteuning van het verder uitwerken/realiseren van het idee. Het Innovatiefonds stimuleert boeren om hun kennis te delen. Via de innovaties worden anderen ook weer op ideeën gebracht. Zo wordt de kennis in de sector gedeeld. Door gezamenlijk laagdrempelige verbeteringen in de sector door te voeren, vergroten we de innovatiekracht en de marktpositie van de agrarische sector.
www.farmersforfarmers.eu
ForFarmers en Hendrix UTD samen op de NRm Op vrijdag 29 en zaterdag 30 juni vond de Nationale Rundvee Manifestatie (NRM) plaats, dit jaar voor het eerst in de IJsselhallen te Zwolle. Zeker 12.000 bezoekers wisten de weg te vinden naar hét koeienfeest van Nederland. ForFarmers en Hendrix UTD hadden een gezamenlijke stand met als thema ‘Boeren met ambitie’, want dat is waar de nieuwe organisatie voor staat. We kunnen terugkijken op een succesvolle NRM. Op de stand zijn zes duurzame koeien getoond die allemaal de magische grens van 100.000 kg melk hebben doorbroken. Voor het realiseren van een duurzame veestapel is een hoge levensproductie erg belangrijk. Een hoge levensproductie betekent namelijk gezonde koeien, meer werkplezier en een optimaal rendement. Bekijk de video op www.forfarmers.nl/nrm. Op de NRM zijn door de klanten van ForFarmers en Hendrix UTD ook weer topprestaties geleverd. De familie Hermanussen (Barendonk Holstein) ging met twee prijzen naar huis, de kampioen roodbont jong en reservekampioen roodbont oud. Marco Nieuwenhuis won in de categorie roodbont oud, en Hans Hammink had de reservekampioen roodbont jong. Geweldige prestaties, van harte gefeliciteerd!
3
Verhoog het eiwitpercentage met Speciaal ProtiBoost Een 0,1% hoger melkeiwitgehalte binnen 48 uur. Dit kan met ProtiBoost. Dat blijkt niet alleen uit eigen onderzoek en ervaringen van veehouders, maar ook uit analyses uitgevoerd door CRV. Een uitgebreid onderzoek van de MPR-gegevens van ruim 12.000 koeien bevestigt wat we in de praktijk zien. “Het blijkt dat zowel het eiwit als vetpercentage stijgen.” Melkveehouders die hun rantsoenaanpak richten op de verhoging van het eiwiten vetpercentage van de melk, hebben profijt van het voerproduct ProtiBoost. Inzet van dit unieke product geeft een verhoging van het eiwitpercentage met minimaal 0,1%. ProtiBoost stimuleert het eiwitpercentage door een efficiëntere omzetting van voereiwit naar melkeiwit. Dat resulteert in de verhoging van het melkeiwitpercentage (en vetpercentage) met 0,1% bij gelijkblijvende tot een licht dalende melkproductie. Elk jaar loopt het vet- en eiwitpercentage van de melk terug. Verschillende zaken hebben hier invloed op, denk aan transitiemanagement, lactatiestadium, gezondheid, maar ook zeker voeding.
ForFarmers is continu op zoek naar oplossingen die de gehalten in de melk en daarmee de voerwinst en dus het rendement voor u verhogen. “Met ProtiBoost hebben we nu een oplossing gevonden. ProtiBoost maakt onderdeel uit van een rantsoenaanpak die gericht is op verhoging van het melkeiwitgehalte. Protiboost beïnvloedt de vertering en stofwisseling van de koe, wat ervoor zorgt dat de gehaltes stijgen.” Onderzoek door CRV Om het effect van ProtiBoost te testen is uitgebreid onderzoek gedaan. Hierbij is zowel gekeken naar de effecten op de lange als op de korte termijn. CRV heeft de productieresultaten van honderd praktijkbedrijven die gemiddeld vijf
Tabel. Onderzoek naar de effecten van ProtiBoost Onderzoek Aantal bedrijven
Daarnaast is bij 44 praktijkbedrijven onderzoek verricht. In dit onderzoek is de data van de tankmelkafleveringen geanalyseerd. “De data van drie tanken vóór overschakeling op ProtiBoost en drie tanken na overschakeling op ProtiBoost zijn onderzocht, dit is ongeveer een periode van een week. Resultaten laten zien dat het eiwitpercentage zelfs met 0,11% en het vetpercentage met 0,20% (zie tabel) steeg, terwijl de melkproductie licht onder druk stond.” Financieel voordeel De stijgende gehaltes in de melk hebben natuurlijk invloed op het financiële resultaat. De extra investering ligt tussen de vijf en negen eurocent per koe per dag. Door de stijging die uit de onderzoeken blijkt, neemt de melkopbrengst per koe met 25 eurocent per dag toe. Voor een bedrijf met honderd koeien betekent dat een extra opbrengst van ruim zesduizend euro per jaar!
ForFarmers / Hendrix UTD
100
44
5 maanden
1 week
Melk (kg)
0,02
-0,4
Vet (%)
0,15
0,2
Eiwit (%)
0,07
0,11
Lactose (%)
-0,09
-0,1
Lengte onderzoeksperiode
4
CRV
maanden ProtiBoost voerden, vergeleken met 200 referentiebedrijven. In dit onderzoek werd van ruim 12.000 koeien de verwachte productie vergeleken met de gerealiseerde productie. Omgevingsfactoren zijn hierbij uitgeschakeld. “Uit deze analyses bleek dat het vetpercentage 0,15% en het eiwitpercentage 0,07% hoger lag op de bedrijven met ProtiBoost in het rantsoen. Een duidelijk significant verschil met de referentiebedrijven.”
Hoe voert u ProtiBoost? Speciaal ProtiBoost is verkrijgbaar in zowel brok als meelvorm. U kunt het eenvoudig door het rantsoen mengen. Van de brok (ProtiBiks) voert u gemiddeld 2,5 kg per koe per dag. Wanneer u kiest voor de meelvorm, dan volstaat 1 kg per koe per dag. Bent u benieuwd wat de inzet van ProtiBoost u kan opleveren? Vraag er eens aar bij uw voorlichter.
De voordelen van ProtiBoost •
Gemiddelde stijging van het eiwitgehalte met 0,1%
•
Gemiddelde stijging van het vetgehalte met 0,15%
•
Hogere
melkprijs
tot
wel
25 eurocent per koe per dag •
Eenvoudig te voeren
ProtiBoost kunt u heel eenvoudig door het rantsoen mengen. In meelvorm volstaat 1 kg per koe per dag.
5
Reportage
Voorlichter Martin Keuper (l.) en Paul Barink bekijken een graslandperceel waar volgend jaar wisselteelt plaatsvindt.
Veel eiwit van eigen land Grond in Nederland is te duur om er weinig vanaf te halen. Het is voor een melkveehouder belangrijk om op een efficiënte en verantwoorde manier veel drogestof van de grond te halen. Op het melkveebedrijf van Paul Barink uit Barchem zijn de resultaten uitstekend. Een wisselteelt tussen gras en mais draagt hieraan bij.
6
Voorlichter Martin Keuper weet het treffend te verwoorden: “Barink verbouwt op een akkerbouwmatige manier eiwit. Dit is gunstig voor de drogestofproductie van een hectare. Paul realiseert een drogestofopbrengst uit grasland van ongeveer 13.000 kg drogestof per hectare. Dit is ongeveer drie ton meer dan gemiddeld. En de kwaliteit van het ruwvoer is prima (zie kader voor kuiluitslagen). Verder wordt er
ongeveer 20.000 liter melk per hectare uit ruwvoer geproduceerd, terwijl een gemiddeld melkveebedrijf 15.000 tot 16.000 liter realiseert. De melkveehouder weet dus meer melk uit zijn ruwvoer te halen.” Martin heeft de melkveehouder erop geattendeerd hoe goed dit is, maar Paul vindt dit eigenlijk de normaalste zaak. “Gestructureerd werken en de zaken op tijd plannen, zo pak ik het aan.”
Voor een goede kwaliteit van het grasland kiest Barink ervoor om een grasperceel na vijf tot zes jaar te scheuren. Na scheuren wordt de pH van de grond beoordeeld en vindt eventueel een bekalking plaats. Op de gescheurde grond wordt eerst mais verbouwd, na de oogst van de mais, in het vroege najaar, volgt de grasinzaai. “Grasinzaai past bij ons beter in het najaar, want in het voorjaar kunnen we niet zo vroeg op het land.” Paul wint advies in bij voorlichter Martin Keuper over de juiste mengselkeuze. Martin vertelt: “Extra Maaien en PowerMaaien zijn de meest geschikte mengsels voor het systeem dat Barink hanteert; het winnen van zoveel mogelijk drogestof van het land. PowerMaaien geeft een hoge opbrengst, maar moet na drie tot vier jaar ook weer vernieuwd worden, dus het moet wel binnen het rotatieplan passen.”
Bedrijfsgegevens Vanwege rotatieteelt (wisselteelt) wordt bij Barink jaarlijks zo’n vijf tot zes hectare opnieuw ingezaaid. Martin: “Dit systeem heeft als voordeel dat er weinig verlies van drogestof optreedt, omdat er in het najaar, na de maisoogst, gras ingezaaid wordt. Verder geeft nieuw grasland de hoogste opbrengst en kun je gebruikmaken van de nieuwste grasgenetica. De kosten per hectare voor vernieuwen van het grasland bedragen: €200,- voor grondbewerkingen zoals ploegen, zaaiklaar maken en zaaien. De kosten voor graszaad zijn €220,-. Dit weegt niet op tegen de opbrengsten: 3.000 kg drogestof meer van een hectare á 0,11 cent per kg drogestof geeft een meeropbrengst van € 330,- per jaar. Dit betekent dus een terugverdientijd van 1,3 jaar, en dan is de hogere voederwaarde nog niet eens meegeteld.” Grondverbetering Paul en Wilma Barink zijn in 2006 met hun vier dochters vanuit Haaksbergen naar Barchem verhuisd, omdat ze destijds hun varkensbedrijf vanwege stadsuitbreiding moesten verkopen. Ze kochten een voormalig melkveebedrijf met zestien hectare grond, waarvan twaalf hectare huiskavel. Ze wisten dat ze grond van buurtbewoners bij konden kopen. Na deze koop heeft het bedrijf nu 36 hectare grond. “We hebben destijds het nodige aan grondverbetering gedaan. Bijvoorbeeld zorgen voor een betere ontwatering/drainage en het vergroten van de perceelsindeling, zodat de loonwerkmachines efficiënter inzetbaar zijn. Het is nu zo ingedeeld, dat we snel en gemakkelijk kunnen werken”, vertelt Paul. Goede planning Paul en Wilma kiezen er bewust voor om de koeien jaarrond op stal te houden. “Dit is efficiënter. We kunnen nu al het gras
tegelijk laten maaien, inkuilen en zodebemesten. We laten alles door de loonwerker doen. Ik probeer hem een week voor een activiteit (oogst of zodebemesten) te bellen, om de afspraak in te plannen. Omdat dit voor de loonwerker efficiënt werkt, kunnen we kosten besparen.” Bijzonder is dat Barink na de verhuizing van Haaksbergen naar Barchem dezelfde loonwerker heeft gehouden. “Ik weet wat ik aan hem heb.” Inkuilen in ‘lasagnekuil’ Zodra de eerste snede is geoogst, wil Barink na vier á vijf weken opnieuw oogsten, omdat anders verhouting van het gras optreedt. De efficiëntie van het product wordt dan minder. Dit jaar heeft Barink de eerste snede op 3 mei gemaaid, op 1 juni de volgende snede. Hier wordt een ‘lasagnekuil’ van gemaakt: beide sneden liggen laagsgewijs over elkaar. “We willen het melkvee zo lang mogelijk, zo stabiel mogelijk voeren, vandaar de lasagnekuil. Na de eerste snede dekken we de kuil met plastic goed luchtdicht af. Bij twijfel, bijvoorbeeld bij een drogestofpercentage onder de veertig procent, wordt een toevoegmiddel ingezet.” De tweede kuil voor het melkvee is van de derde en vierde snede, deze doet qua kwaliteit nauwelijks onder voor de eerste kuil. De vijfde en zesde sneden zijn standaard voor het jongvee en de droogstaande koeien. En qua bemesting kiest de melkveehouder ervoor om dertig kuub voor de eerste snede, twintig kuub voor de tweede snede en vijftien tot twintig kuub voor de vierde snede op het land te brengen. “Een bemesting voor de derde snede slaan we over, anders zou begin juni de grond al voor het laatst bemest zijn. Uiteindelijk is het mijn doel om het maximale van de grond te halen.”
Van de eerste en tweede snede is een “lasagenekuil” gemaakt, waarbij de sneden laagsgewijs over elkaar liggen. Van de derde en vierde snede wordt eenzelfde kuil gemaakt voor het melkvee.
Paul en Wilma Barink wonen sinds 2006 op een melkveebedrijf in het Gelderse Barchem. Ze houden 65 melkkoeien, 70 stuks jongvee en bewerken 36 hectare grond. 26 hectare is grasland, het overige mais. In 2006 is een nieuwe ligboxenstal gebouwd, voorzien van 115 ligboxen. De voormalige ligboxenstal is omgebouwd tot jongvee-stal. Het bedrijf heeft een quotum van 726.000 liter. De koeien produceren gemiddeld 11.200 liter melk met 4,36% vet en 3,48% eiwit (rollend jaargemiddelde). Het basisrantsoen is als volgt: 45% maiskuil, 55% graskuil, 1 kg gedorst hooi, 4,5 kg perspulp en 2,5 kg Correctmeel. Daarnaast krijgt het melkvee krachtvoer via krachtvoerautomaten. De nieuwmelkte koeien, tot 50 dagen in lactatie krijgen maximaal 3 kg Supporterbrok. Verder wordt er Dynamisch gevoerd (naar behoefte van de koe) met de Perfectbrok. Het voersaldo per koe ligt op 3.296 euro. Dit is 380 euro hoger dan de referentiegroep. Er wordt ongeveer 20.000 kg melk per hectare geproduceerd zonder ruwvoer aan te kopen. Alleen structuur wordt aangekocht. Dit in combinatie met 17,50 kg meetmelk uit ruwvoer en een normaal gebruik van krachtvoer. De kuilen van 2011 hebben de volgende gehalten: Drogestof MELK Ras Re Vcos Rc Suiker Adl
Kuil 1 49,8 998 101 176 79,7 236 95 20
Kuil 2 62,8 1000 110 185 78,3 237 107 21
De ambitie van Barink: Het maximale uit de koe en van de grond halen. Daarbij groeien naar tachtig tot negentig melkkoeien.
7
Succesvol melken in de zomer In de zomer kunnen koeien flink last hebben van de hitte. Zo kan tien dagen hittestress voor een bedrijf met 100 melkkoeien een schade van € 4.500 geven. Ongeveer de helft hiervan komt voort uit een melkproductiedaling in combinatie met lagere gehalten. Door tijdig maatregelen te nemen voorkomt u veel ellende.
Bij de vertering van voer in de pens komt veel warmte vrij. Onder invloed van hoge temperaturen en/of hoge luchtvochtigheid hebben koeien moeite om de geproduceerde warmte af te voeren. Koeien reguleren dit door bij deze omstandigheden minder voer op te nemen. Ook de frequentie van ademhalen wordt dan verhoogd. Kenmerkend hiervoor is dat koeien staan te pompen. Door deze verhoogde ademhaling neemt de bufferende capaciteit van het speeksel af. In combinatie met een lagere voeropname geeft dit een verhoogde kans op pensverzuring. Zorg daarom voor voldoende fris en smakelijk voer, waardoor de koeien graag blijven vreten. Factoren die hierin bijdragen zijn bijvoorbeeld vaker voeren of het voermoment verplaatsen naar de avond. Accepteer wat meer restvoer en gebruik eventueel een toevoegmiddel in het basisrantsoen, zodat broei wordt voorkomen. Producten als Selko TMR / Eco TMR hebben dit effect. Inzet van ander krachtvoer Ook in de krachtvoeraanvulling
8
zijn
maatregelen te nemen. Door de hogere temperatuur stijgt de glucogene energiebehoefte van de koe. Geleidelijk verteerbare krachtvoeders met een hoger aandeel bestendig zetmeel geven meer glucogene energie en daardoor is er minder risico op pensverzuring. Supplement Energie Booster bevat een pensbestendige vetbron, die veel energie geeft en waarbij weinig warmte tijdens de vertering vrijkomt. Overleg met uw voorlichter welke soorten het beste in het rantsoen voor uw melkvee passen. Toepassen pensbuffer Univit Buffer Een andere goede, en veel toegepaste strategie, is het voeren van pensbuffers zoals Univit Buffer. Naast mineralen bevat dit mengsel een combinatie van verschillende pensbuffers. De dosering is normaal gesproken 125 gram, maar op dagen bij temperaturen boven de 25˚C dient de gift verdubbeld te worden. Houd deze dosering tot een week na deze warme periode op niveau, omdat het altijd een bepaalde periode duurt voor de buffercapaciteit van de pens weer is hersteld.
Droge koeien Naast de melkgevende koeien verdienen juist de droge koeien een grotere zorg gedurende de zomerperiode. Hittestress bij deze groep geeft naast een lagere voeropname, meer kans op vroeggeboorten en aan de nageboorte blijven staan. Ook is er een vergrote kans op stofwisselingsproblemen door een verminderde werking van de lever gedurende de hittestressperiode. Het verkoelen van deze koeien geeft een tot wel twee kilo hogere drogestofopname. Verkoelen kan via ventilatoren eventueel in combinatie met een sprinklerinstallatie. Voorwaarde is wel dat de luchtvochtigheid in de stal niet te hoog oploopt. Een gekoppelde luchtvochtigheidsmeter kan hiervoor uitkomst bieden. Ook dakisolatie geeft een fors lagere temperatuur in de stal tijdens warme perioden. Gedurende de winterperiode krijgen droge koeien vaak voor meerdere dagen voer voor het voerhek. Bij hogere temperaturen zien we dan dat de frisheid van het voer erg snel achteruit gaat. Het vaker voeren is ook bij deze groep dieren de beste oplossing om ze goed aan het vreten te houden. Het heeft de voorkeur de hoeveelheid snijmaïs met een aantal
kilogrammen te verhogen. Hierdoor wordt het rantsoen wat geconcentreerder qua energie, dit heeft een positief effect op de voeropname. Verstrek deze groep koeien geen natriumbicarbonaat of extra zout. Een hoog natriumgehalte leidt tot zuchtvorming en vergroot de kans op melkziekte. Voor de meeste garantie tot een passende mineralenvoorziening is het aan te bevelen speciale droogstandsvoeders bij te voeren. Dit is cruciaal om het aantal koeien met melkziekte te verminderen en stofwisselingsstoornissen te voorkomen. Water De wateropname van koeien in warme perioden kan wel twee keer zo hoog zijn als in normale omstandigheden. Zo heeft een koe van 40 kg melk tijdens hittestress een vochtbehoefte van 200 liter water per dag. Dit stelt extra eisen aan de drinkwatervoorziening. Bij voorraadbakken geldt een norm van zeven centimeter drinkbaklengte per koe. Controleer daarom vaker of deze bakken schoon en vers zijn, ook bij andere diergroepen geldt deze verhoogde vochtbehoefte.
Preventiemaatregelen Hittestress kan door de volgende maatregelen worden voorkomen: • Het aanbieden van voldoende vers drinkwater en schaduw of beschutting tegen zonlicht. • De koeien binnen houden tijdens de warmste perioden van de dag en beweiden tijdens de koelere perioden. • Extra luchtverplaatsing in de stal door ventilatoren. • Overbezetting in de stal te vermijden • Vaker voeren en restvoer sneller weg halen. Voorkom broei in de kuil. Gebruik eventueel een broeiremmer. • Geconcentreerder voer aanbieden. Denk bijvoorbeeld aan: -- krachtvoer met meer energie en eiwit per kg (de geleidelijk verteerbare krachtvoeders); -- meer snijmaïs, minder graskuil; -- een verhoging van het basisrantsoen met Supplement Energie Booster. • Verstrek Univit Buffer vanaf het begin van de zomer (125 gram per koe). Verdubbel de dosering op warme dagen (250 gram) en ga door met deze maatregelen tot enkele weken ná de warme periode.
9
Reportage
De schapen zijn gewogen en in twee groepen verdeeld. Voorlichter Armanda Boersma en Linda en Hans Wouters bespreken het resultaat.
“Met goed management realiseren we een hoger saldo” Om de voerwinst positief te beïnvloeden wil een schapenhouder zijn lammeren op tijd volgroeid en van goede, constante kwaliteit hebben. Deze eigenschappen zijn te beïnvloeden door met het rantsoen te sturen. Om nu exact te weten waarop gestuurd moet worden, wegen Hans en Linda Wouters hun lammeren wekelijks.
10
“Sinds we zijn overgestapt op een andere slager, zijn we bewuster bezig met ons eindproduct. De slager wil maandelijks ongeveer veertig identieke lammeren. Daarom sturen wij nu veel meer op uniformiteit”, vertelt Hans Wouters. Met als resultaat dat de schapenhouders nu een
hoger kwaliteitsproduct leveren. “We zijn naar een nichemarkt gegaan.” Hans en Linda hebben twee jaar geleden een weegschaal aangeschaft, waarmee ze de lammeren wekelijks wegen. “We meten veel. Het begint al op de dag van geboorte, dan noteren we het geboortegewicht. En-
kele weken later noteren we het speengewicht en vervolgens worden de diergewichten wekelijks bijgehouden. We krijgen zo een goed beeld van de groei van de lammeren en weten nu zeker, dat we een constante/uniforme kwaliteit leveren.” Slachtgegevens analyseren Van de slager krijgt Wouters de slachtgegevens terug. Op het overzicht staan onder andere het geslacht gewicht en de vetbedekking. “Het geslacht gewicht ligt tussen de veertien en zestien kilo en een goede vetbedekking bedraagt op de rug ongeveer twee millimeter. Wijken de schapen hier erg van af, dan gaan we direct via het rantsoen bijsturen. Via ForFarmers zijn krachtvoeders met verschillende eigenschappen (bijvoorbeeld extra energie) in te zetten.
Bedrijfsgegevens Voorlichter Armanda Boersma vertelt: “Naar aanleiding van eerder uitgebreid onderzoek heeft ForFarmers een aantal vleeslamvoeders op de markt gebracht. Deze voeders zijn afgestemd op verschillende rantsoenen. Het doel bij Hans en Linda is een zo constant mogelijk rantsoen. Uiteraard verschilt de ene graskuil van de andere, hierbij wordt het passende krachtvoer gekozen. De terugkoppeling van de slager kan resulteren in een aanpassing van het rantsoen. De groei van het karkas, kleur van het vlees en vetbedekking zijn zaken waar we met het rantsoen invloed op kunnen uitoefenen. Daarnaast is een juiste aanvulling van mineralen erg belangrijk voor een gezond slachtlam. Hierbij begeleid ik de ondernemers.“ Goed bedrijfsmanagement De schapen worden gehuisvest in een stal met goed doordacht leefklimaat. De strohokken zijn ruim en via een open frontstal met windbreekgaas is er een stabiel klimaat met voldoende frisse lucht. De zuivere ooien (ras Flevolander), die zorgen voor nakomelingen, gaan in de zomermaanden naar de weide. Het blijft voor Wouters de uitdaging om deze ooien op tijd in conditie te krijgen voor de volgende dekperiode. Wanneer de dieren gezond zijn en het management goed loopt, kunnen de ooien om de acht maanden lammeren. Armanda: “In een jaarrond productie kan de gewenste conditiescore van 3 tot 3,5 een uitdaging zijn, omdat de ooien vlak na de zoogperiode weer gedekt worden. Bij conditieverlies is het nodig om extra krachtvoer bij te voeren, wanneer de ooi een conditiescore lager dan 2 heeft. Meestal voldoet een beperkte hoeveelheid Standaard Schapenbrok al om de conditie te verhogen.” Lammeren groeien hard Hans en Linda controleren of hun lammeren
drie kilogram per week groeien. “Zo niet, dan gaan we bijsturen. We kunnen bijvoorbeeld de top van de groep, meestal de oudste lammeren, die het vroegst in het lammerseizoen geboren worden, apart van de andere dieren huisvesten. Daardoor krijgen de anderen meer gelegenheid om te vreten, dus te groeien.” Wouters vertelt dat sommige dieren enorm kunnen groeien. “We hebben dieren gehad, die groeiden een kilo per dag. Toen liep het top! Maar we ervaren nu weer een minder goede periode. Dat komt, omdat we dankzij de wegingen die we nu twee jaar bijhouden weten, dat de april/mei-worp het slechtst van allemaal groeit. Jaarrond lammeren leveren Slager Wichard van Huisstede laat weten dat het vlees van de lammeren van Ovinahoeve, de boerderijnaam van Hans en Linda Wouters, smaakvol en fijn van structuur is. Voor hem is het bovendien interessant dat Wouters jaarrond lammeren kan leveren. “Voorheen verkocht ik vooral Texelaar vlees aan horeca uit het midden- en hogere segment, maar daardoor kon ik niet het hele jaar vlees leveren. Sinds ik contact heb met familie Wouters en zij mij jaarrond lammeren leveren, heb ik een andere ingang bij de horeca. En bovendien krijgen restaurants nu een kwalitatief goed streekproduct. Het is mooi lamsvlees en de dieren zijn diervriendelijk gehouden.” De slager communiceert de slachtgegevens (eindgewicht en vetbedekking) terug aan Wouters. Van Huisstede is nauwkeurig. Hij heeft een hekel aan te magere dieren. “Van dit vlees blijft niets over. Maar te vet is ook niet goed, dat wil de horeca niet. Een randje vet op het vlees is prima. Dit komt de smaak ten goede. Het is dus aan Wouters om dit na te streven.”
Hans en Linda Wouters hebben een schapenhouderij met 350 ooien in Opende (Groningen). Een deel van de ooilammeren is voor eigen aanfok, de overige dieren worden verkocht. Jaarlijks levert Wouters zo’n 900 lammeren af. Ongeveer 400 lammeren gaan via horecaslager Van Huisstede naar restaurants in Noord-Nederland. Daar wordt het vlees verkocht onder de naam Ovina Woudlam. De ooien op het bedrijf zijn van het ras Flevolander. Dit ras is in staat om binnen vijf weken lammeren op te fokken, zodat ze drie keer in de twee jaar kunnen lammeren (elke acht maand). De lammertijden vinden plaats in de periode april/mei, december/januari en augustus/september. Gemiddeld worden er drie lammeren per ooi per jaar geboren. Hans en Linda willen lammeren die genetisch zo veel mogelijk body hebben, daarom zetten ze de Engelse Texelaar als ram in. Jaarlijks worden er één tot twee nieuwe rammen aangekocht. Na geboorte blijven de lammeren de eerste vijf tot tien weken bij de ooi. De lammeren kunnen direct na geboorte ook krachtvoer opnemen. Lammeren tot een gewicht van twintig kilogram krijgen opfokkorrel, de dieren daarboven krijgen Super Vleeslam Intens. Aan de lammeren wordt niet meer dan 800 gram per dag verstrekt. Het doel van Hans en Linda is om door goed management, onder meer op het gebied van diergezondheid, optimale groei en rechtstreekse verkoop van lammeren, een commercieel succesvol bedrijf te realiseren, dat op termijn goed verkoopbaar is.
11 De ambitie van Wouters: Op korte termijn groeien naar 400 ooien en 1.000 lammeren per jaar afleveren.
Optimale drinkwaterkwaliteit Wanneer de drinkwaterkwaliteit in stallen niet optimaal is, krijgen dieren maagdarmproblemen, produceren ze dunnere mest en laten ze een slechtere groei en voederconversie zien. Een slechte waterkwaliteit kan tevens verstoppingen van drinknippels en slijtage aan de waterinstallatie veroorzaken. Het belang van schoon drinkwater is dus groot. “Onderzoek toont aan dat de drinkwaterkwaliteit op veehouderijbedrijven veelal onder de maat is. De aanwezigheid van drinkwater wordt vaak als vanzelfsprekend gezien. De veehouder is zich lang niet altijd bewust van de gevaren, die de drinkwaterkwaliteit beïnvloeden”, vertelt Joost Straathof van JSWater. Hij heeft afgelopen mei, tijdens een bijeenkomst voor de varkensvoorlichters van ForFarmers, informatie verstrekt over de optimale drinkwaterkwaliteit en mogelijke verbeteringsmaatregelen. Joost: “Een voorlichter kan het item drinkwaterkwaliteit meenemen, wanneer hij tijdens het bedrijfsbezoek een ronde door de stal maakt. Ik heb ze hiertoe adviezen gegeven.” Vier belangrijke punten Voor een optimale drinkwaterkwaliteit moeten vier zaken op orde zijn. Allereerst
12
dient de kwaliteit van het aangevoerde water (bron of leidingwater) op orde te zijn. In bronwater kan bijvoorbeeld teveel ijzer of kalk zitten. “Veehouders zouden zelf meer controle moeten uitvoeren op het water. Dit kan door het gebruik van waterfilters, maandelijkse beoordeling van geur, kleur en smaak en het gebruik van test-sets, om de waterkwaliteit te controleren.” Ten tweede dient het drinkwatersysteem goed aangelegd te zijn. Een aantal belangrijke aanbevelingen hierbij zijn: • Vervang vlotterbakken door (lage-druk) reduceerventielen; regel de nippelopbrengst vervolgens in naar de normwaarden. • Voorkom opwarming van het water; monteer transportleidingen buiten de afdelingen en gebruik geen te grote leidingdiameters.
• Voorkom bezinksel; zorg voor voldoende bevestiging van de leidingen en monteer binnencircuits niet over de hokafscheiding. • Zorg voor mogelijkheden om het drinksysteem onder hoge druk te kunnen spoelen. • Zorg voor voldoende doseermogelijkheden en wel zo, dat er in verschillende afdelingen, verschillende producten gedoseerd kunnen worden. • Maak bij alle diergroepen gebruik van waterregistratie. Met name bij zeugen in groepshuisvesting is de wateropname vaak laag. Dit is een groot risico voor het aantal levend geboren biggen en hun geboortegewicht. “Vaak wordt bij uitbreiding of renovatie het bestaande systeem doorgetrokken. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de capaciteit (bron) en de nippelopbrengst op alle plekken in de stal. Probeer dit met behulp van een goed waterplan te voorkomen.” Ten derde is het belangrijk dat de drinkwatertoevoegingen op een goede manier, volgens de voorschriften voor onder andere temperatuur en pH, uitgevoerd worden. “Zorg voor goede randapparatuur zoals een doseervat met schaalverdeling, weegschaal, maatbeker en pH-meter. Geef aandacht aan de correcte berekening van
de vooroplossingen en controleer regelmatig of de doseerpomp goed werkt. Bij een verkeerd gebruik van toevoegingen treedt sneller vervuiling van het systeem en een tegenvallend effect van de toevoeging op.” Als laatste punt dient de reiniging van het drinkwatersysteem op orde te zijn, want schone waterleidingen zijn noodzakelijk voor het veilig toepassen van drinkwatertoevoegingen, zoals zuren of medicatie. “Op het gebied van reiniging worden in de praktijk veruit de meeste fouten gemaakt. Een goede reiniging is een terugkerend item, het beste kan men hiervoor een vast schema hanteren.” Voorkeur voor onderhoudsreiniging “Ik adviseer iedere veehouder om het drinkwatersysteem bijvoorbeeld wekelijks of om de week gedurende twee dagen te reinigen. Het is belangrijk om hierin een vast schema te hanteren. Door deze vaste routine heb je de zekerheid dat het systeem schoon is, zodra je aan toevoegingen begint. Verder worden verstoppingen, smaakafwijkingen en maag-darmproblemen bij de dieren, als gevolg van een onvoldoende microbiologische waterkwaliteit, voorkomen”, aldus de waterdeskundige. “Bedrijven met sterk vervuilde waterleidingen (bijvoorbeeld bezinksel in het leidingsysteem), adviseer ik om zodra de stal (afdeling) leeg is, het systeem uitvoerig te spoelen en vervolgens een hoge dosering van een reinigingsproduct in te zetten. Hierdoor wordt het systeem volledig schoongemaakt en is een nul-situatie te creëren. Daarna kan men overstappen op de onderhoudsdoseringen. Om geen risico te lopen dat een reiniging vergeten wordt, kan men een centrale doseerpomp op het leidingensysteem plaatsen.” Juiste reinigingsproduct kiezen Straathof noemt meerdere reinigingsproducten, die ingezet kunnen worden: “De meeste producten bevatten als werkzame component waterstofperoxide, chloor, chloordioxide of een mengsel van organische zuren, maar middelen op basis van waterstofperoxide hebben mijn voorkeur. Dit product geeft een licht bruisend effect in de leidingen, waardoor het vuil los komt van de leidingwand. Het mengsel van zuren kan men bijvoorbeeld toepassen, wanneer de maag- en darmgezondheid van de dieren verbeterd moet worden.”
Het spoelen onder hoge druk is gemakkelijk te realiseren door aan het einde van de leiding een kraan te plaatsen, zodat het vieze water daar uit de leidingen kan.
Ervaring ForFarmers-voorlichter ForFarmers-voorlichter Joris Köning ervaart de informatie van Straathof als waardevol. “Ik heb praktische tips gekregen hoe het systeem aangelegd moet worden en methodes gehoord om het leidingsysteem schoon te houden. Persoonlijk merk ik dat maar weinig varkenshouders de waterleiding regelmatig schoonmaken. Ik adviseer ze dit wel te doen, want de schade van slecht drinkwater is vele malen groter dan het werk dat je ermee hebt om de leidingen regelmatig door te spoelen. Het spoelen onder hoge druk is gemakkelijk te realiseren door aan het einde van de leiding een kraan te plaatsen. Deze kraan draai je open, zodat al het vieze water uit de leidingen kan.”
Ook de controle van het drinkwater aan de nippel wordt vaak vergeten. “Houd eens een witte maatbeker onder de nippel, laat er water uitstromen en bekijk of het opgevangen water nog transparant is of troebel ziet. In het laatste geval weet je als ondernemer wat je te doen staat. Een slechte drinkwaterkwaliteit heeft invloed op de bedrijfsresultaten.” Een andere tip, die Joris in de praktijk heeft gezien, is het plaatsen van plexiglasbuisjes in de waterleiding. “Deze buisjes kunnen als verbinding tussen twee dichte leidingen geplaatst worden. Dit maakt het mogelijk om in de leiding te kijken en zelf te zien, of het water nog schoon is of dat er bezinksel in zit.”
De waterscan voor een maatwerk-waterplan Joost Straathof van JSWater verzorgt waterscans op veehouderijbedrijven. Via een scan licht hij de complete watervoorziening op een veehouderijbedrijf door. Met aandacht voor bronwaterkwaliteit, opsporing van installatiefouten, controle van nippelopbrengsten en de omgang met doseerapparatuur. Verder worden er verspreid over het bedrijf diverse watermonsters genomen en wordt de procedure rondom reiniging met de veehouder besproken. Binnen twee weken na het bedrijfsbezoek volgt er een maatwerk-waterplan voor het bedrijf. Hierin worden oplossingen aangedragen voor alle geconstateerde water-knelpunten en worden de uitslagen van de wateranalyses besproken. Meer informatie is te vinden op www.dewaterscanner.nl of bel JSWater, tel: 073 64 40 892. 13
Reportage
Voorin het hok hebben de varkens ruimte om te liggen en te wroeten in het zaagsel dat twee keer per week gestrooid wordt. Daarnaast staan voorin ook de voerbakken. Achterin het hok zit een roostervloer met een mestketting, die vier keer per dag de mest naar buiten transporteert.
Varkens wroeten volop Familie van Schijndel houdt een deel van haar varkens in de Wroetstal. Een stal zonder afdelingen, met aandacht voor de behoeften van het varken. Er is volop natuurlijk licht, een vreetplek per vijf dieren, een vierkante meter ligruimte per varken en een fris klimaat, omdat de mest via mestkettingen vier keer daags uit de stal wordt verwijderd. Van Schijndel draait nu een jaar in deze stal. Hoe zijn de ervaringen?
14
De Wroetstal is een uitvloeisel uit waarnemingen in de ComfortClass-stal, een project van LTO, waaraan Jan van Schijndel deelnam. Samen met stallenbouwers, specialisten van BOMAP en deelnemende varkenshouders is een stal ontwikkeld, die voldoet aan de primaire behoeften van het varken. Een varken wil drinken, mesten,
terugtrekken, verzorgen, rondrennen, afleiding (materiaal/stro), verfrissing (douche) en ruimte. In de ComfortClass-proefstal in Raalte is dit voorhanden. “Uit onderzoek in deze proefstal bleek een ligruimte van 2 m2 voor het varken te ruim te zijn. Met al deze ruimte doet een varken niets. Een ligruimte van 0,8 m2 bleek weer iets te krap te zijn.
Dus is bepaald dat een ligruimte van 1 m2 genoeg is. Binnen hetzelfde onderzoek is ook bekeken hoeveel varkens in een hok kunnen, zodat ze het nog naar de zin hebben. Hieruit bleek dat vijftien tot twintig dieren in een hok goed functioneert. De nieuwbouw op ons bedrijf werd hier een afgeleide van: de Wroetstal. Dit is een stal met zaagsel en hokken met twintig dieren per hok en een ligruimte van 1m2 (dus speelruimte van 19 m2).” Een vreetplaatsen voor vijf varkens Daarnaast heeft Van Schijndel gekozen voor vier vreetplaatsen en los daarvan twee drinkplekken in een hok. “In de traditionele stallen op ons bedrijf hebben we brijbakken, maar ik merk dat de varkens daar meer voer vermorsen. Ik kan het niet honderd procent hard maken, maar denk dat het systeem in de Wroetstal gunstiger is voor het voerverbruik.”
Bedrijfsgegevens Een grote ruimte met bijna duizend dieren Het bijzondere aan de Wroetstal bij Van Schijndel is dat de stal één ruimte is, er is geen indeling in afdelingen. Van Schijndel weet dat de vermeerderaar ook grotere groepen biggen kan leveren. “All/in-all/ out is wel een voorwaarde voor het hebben van één ruimte. De stal moet namelijk goed schoongemaakt kunnen worden na afleveren.” Verder vindt de ondernemer dat hij op deze manier de consument ook een goed beeld meegeeft. “We hebben boven de stal een zichtruimte gemaakt. Mensen die vanuit die ruimte de stal inkijken, hebben een overzicht over de totale stal.” Zaagsel en mest geeft mooie compost De hokken zijn zo ontworpen dat de varkens voorin de ruimte hebben om te eten, liggen en spelen. Voorin, op de dichte vloer, wordt twee keer in de week zaagsel gestrooid. De varkens werken dit zaagsel zelf naar achteren. Achterin het hok zit een rooster, waar ze hun behoeften doen. De mest (en zaagsel) komt op een mestketting, die vier keer daags draait. De ketting brengt de mest naar buiten, valt in een kiepwagen en wanneer deze bijna vol zit, leegt Van Schijndel de mest in een sleufsilo. “Het gaat hier om mooie compostmest, het is humusrijk. Ideaal voor toepassing in de akkerbouw.” De varkenshouder is bewust bezig met de kringloop van mest en voer. Jan wil dat de varkens een zo hoog mogelijk groei bij zo min mogelijk voerverbruik realiseren. Tevens wil hij dat de grond een zo hoog mo-
gelijk opbrengst kan realiseren bij zo min mogelijk inzet van mineralen. “Om dit te realiseren hebben we humus nodig. De Wroetstal levert dit product.” Er zijn drie ronden in de stal geweest en Jan ervaart het werken in de stal als plezierig. “Het is fijn werken in de Wroetstal. De dieren voelen zich goed, dit is mooi om te zien. Dit past bij hoe wij als gezin over varkens houden denken. We hebben nooit grote, volle stallen gewild.” Meer vaste kosten, minder arbeid Iemand die ook zo’n stal op het bedrijf zou willen, moet er rekening mee houden dat de vaste kosten zullen stijgen. Met name de aanschaf van zaagsel drijft de vaste kosten op. “We gebruiken ongeveer 0,8 kuub zaagsel per varkensplaats.” Andere kosten dalen juist, de arbeidskosten zijn bijvoorbeeld lager. “Het controleren van varkens vraagt minder tijd. Ik hoef maar één deur te openen om langs alle hokken te lopen. Ook het afleveren van dieren verloopt vlot. De varkens hebben er geen probleem mee om de centrale gang (voergang) op te gaan, omdat ze vanwege de spijlenopening aan de voorkant vanuit het hok al zicht hebben op de centrale gang. Uit ervaring weten we dat een varken niet graag uit een dicht hok wil, want ze weten niet wat er achter zit.” De ondernemers hebben goed nagedacht over de invulling van de Wroetstal en met de komst van deze stal gezorgd voor iets meer luxe en dierenwelzijn voor het varken. Technisch draait de stal ook goed, ze zijn met recht tevreden over deze stap.
De varkens “kennen” de centrale gang (voergang) al, ze hebben via het spijlen hekwerk aan de voorzijde van hun hok zicht op de gang. Daardoor gaat het afleveren sneller.
Jan van Schijndel (links) en ForFarmers-voorlichter Gart-Jan Kolenbrander.
Jan van Schijndel heeft samen met zijn vrouw Thea en de zoons René en Martin een vleesvarkenshouderij en akkerbouwbedrijf in het Gelderse Aalten. Ze houden 3.600 vleesvarkens (3.100 op de thuislocatie) en bewerken ongeveer honderd hectare akkerbouw. 25 procent van deze grond is eigendom. Het bedrijf teelt consumptie- en zetmeelaardappelen, mais, koolzaad, graan en suikerbieten. In 1977 is Van Schijndel gestart met het houden van varkens en is de eerste stal gebouwd. In 1984 volgde de tweede en in 1999 de derde. In 2011 was de laatste stal gereed, de Wroetstal. In de Wroetstal liggen nu 960 varkens van de kruisingen Topigs 20 x Tempo of Talent. De beren en gelten zijn gescheiden opgelegd en worden apart gevoerd. Starconcept Van Schijndel levert de dieren uit de Wroetstal af volgens het Starconcept van VION. Deelname aan dit concept betekent dat de dieren meer ligruimte moeten hebben dan normaal in de varkenshouderij. Ook moeten ze licht, afleidingsmateriaal en stro krijgen. Vanwege de strengere oppervlakte-eis per dier kan Van Schijndel op jaarbasis twintig procent minder varkens opleggen. De technische resultaten van de Wroetstal: Gecorrigeerde groei: 840 gram Gecorrigeerde EW-conversie: 2,6 Uitvalspercentage: 1,5%
15
De ambitie van Van Schijndel: Een kwalitatief hoogstaand product op economisch verantwoorde manier leveren: 1000 gram groei en EW-conversie van 2,3.
Meten = Weten = Sturen ForFarmers heeft de verzameling gegevens van alle bedrijven die tot nu toe een bigvitaliteitscheck hebben gedaan geanalyseerd. Het gaat in totaal om 112.464 geboortegewichten. Door het geboortegewicht te meten, weet je hoe de zeug en haar biggen presteren. Hierop kun je sturen richting een betere bigvitaliteit. Het sturen op bigvitaliteit kan plaatsvinden via meerdere parameters, waaronder uniformiteit bij geboorte. Voor een goede start van een toom is het belangrijk dat de biggen een goed geboortegewicht halen, maar ook dat ze uniform zijn. Het liefst zien we biggen die onderling weinig in grootte verschillen. Het gemiddelde streefgewicht is 1.330 gram. Grafiek 1 geeft een gemiddeld beeld van het totale bestand. Hieruit ontstaat dan een normaalverdeling van de uniformiteit. Met het sturen op uniformiteit willen we bereiken dat meer biggen in de gemiddel-
de categorieën en minder in de extremen (<1.000 gram en >1.900 gram) vallen. Verderop in dit artikel leest u, hoe u kunt sturen op uniformiteit. Na analyse van de meetgegevens zien we dat het gemiddeld levend geboortegewicht op 1.380 gram ligt. Tot nu toe realiseert 15% van de biggen een geboortegewicht onder de 1.000 gram, 59% van de biggen valt in de categorie 1.100 tot 1.700 gram en ruim 6% haalt een geboortegewicht hoger dan 1.900 gram.
De zeug als basis Genoemde parameters “geboortegewicht” en “uniformiteit bij geboorte” zijn afhankelijk van de zeug en haar omgeving. Zo spelen genetica, voeding, gezondheid en bedrijfsmanagement rondom de zeug een rol. Maar ook de leeftijd van de zeug speelt een grote rol. Uit grafiek 2 blijkt duidelijk dat de biggen van gelten gemiddeld een 150 gram lager geboortegewicht hebben dan biggen van oudereworps-zeugen. De geboortegewichten bij tweede tot en met vijfde worp liggen op een redelijk stabiel niveau. Bij zeugen in oudere worpen zien we 100 gram lichtere biggen. De duidelijke daling in gemiddelde geboortegewichten bij de oudereworps-zeugen kan deels te maken hebben met de behoefte van de zeug aan onderhoud. De voedingselementen in het voer worden door deze zeugen gebruikt voor onderhoud, zijn daarom niet meer beschikbaar voor de groei van de biggen.
Geboortegewichten van de biggen zijn ook afhankelijk van de leeftijd van de zeug. Biggen van gelten hebben gemiddeld een 150 gram lager geboortegewicht.
16
Grafiek 1. Verdeling biggewichten in procenten over gewichtscategorieën 25% 20% 15%
%
Voldoende begeleiding voor gelten De reden waarom jonge zeugen (gelten) lichtere biggen produceren zit hem in de fase, waarin het dier zit. Gelten zitten in de ontwikkelingsfase naar het volwassen worden. Hun reproductieorgaan is nog niet volledig ontwikkeld. Daarom produceren zij vaker lichtere biggen. Door het goed sturen (begeleiden) van gelten is verbetering in de geboortegewichten van de biggen te realiseren. Het gaat dan vooral om extra aandacht bij de opfok van gelten, waaronder het juiste dekmoment (leeftijd en gewicht) en de voeding in de dracht (begin dracht en einde dracht).
Het aantal biggen Een ander aspect bij bigvitaliteit is dat deze ook beïnvloed wordt door de gevraagde hoge productiviteit van de zeugen. Hoe meer biggen er in de baarmoeder van de zeug zitten, hoe minder ruimte er voor de biggen is om te groeien. Op een gegeven moment is ruimte dus de beperkende factor. In grafiek 3 is duidelijk te zien dat bij een toenemend aantal totaal geboren biggen (levend en dood) het geboortegewicht lineair afneemt. Concreet betekent dit, dat het gemiddelde biggewicht per extra geboren big met 35 gram afneemt. In dit geval is meer niet altijd beter.
5% 0% < 700
700 - 900
900 - 1100 1100 - 1300 1300 - 1500 1500 - 1700 1700 - 1900
> 1900
Gewichtscategorieën Gewichtscategorien
Grafiek 2. Individuele gecorrigeerde biggewichten per pariteit De geboortegewichten van tweede- tot vijfdeworps-zeugen zijn redelijk stabiel. Biggen van gelten hebben gemiddeld een aanzienlijk lager geboortegewicht.
1450 Gecorrigeerd biggewicht Biggewicht in gram (gram)
Uit een verdere verdieping van de data blijken er al bedrijven te zijn met hogere geboortegewichten bij gelten (gewicht van +/- 1.300 gram). Een vervolgstap in het onderzoek is beantwoording van de vraag, waarom deze gelten wel biggen met een hoger geboortegewicht produceren.
10%
1413
1409
1400
1378 1350
1398
1350
1344
1300
1314
1250 1232
1200 1150 1100 1
2
3
4 5 Worpnummer zeug Pariteit
6
7
8+
Grafiek 3. Gemiddeld geboortegewicht per extra totaal geboren big
Vervolg op de volgende bladzijde.
De geboortegewichten per big nemen lineair af wanneer er meer biggen per toom geboren worden.
1800 Gemiddeld geboortegewicht gram Gemiddeld Geboortgewichtin(gram)
Grafiek 4 laat echter zien dat bij een toenemend aantal levend geboren biggen het totale toomgewicht ook toeneemt, dus er is waarschijnlijk nog ruimte in de zeug aanwezig. Lineair betekent dit een kleine 900 gram toename van het totale toomgewicht bij elke extra levend geboren big. Echter laat de grafiek ook een afvlakking zien in deze groei. Als er meer data over nog grotere tomen bekend is zal het gewicht waarschijnlijk op toomniveau afvlakken.
1700 y = -35,166x + 1759,9 R² = 0,97
1600 1500 1400 1300 1200 1100 1000 5
7
9
11
13
15
Totaal geboren Totaal geborenper pertoom toom
17
19
21
23 17
Vervolg van vorige bladzijde.
Grafiek 4. Gemiddeld toomgewicht per extra levend geboren big
Verschillen op bedrijfsniveau Uit de data van alle bigvitaliteitschecks blijkt dat er veel bedrijfsverschillen zijn. Er wordt verschillend gevoerd (voor wat betreft schema, fase en/of voersoort) en de genetica (beerkeuze) en het management zijn niet gelijk. Deze variatie wordt goed in beeld gebracht door grafiek 5. Deze variatie geeft duidelijk aan dat invloeden op bigvitaliteit bedrijfsspecifiek aangepakt dienen te worden. ForFarmers blijft zich inzetten om meer data boven water te krijgen. Deze zijn bruikbaar voor de verdere ontwikkeling van de zeugenvoeders en managementadviezen die op bigvitaliteit inspelen. Daarnaast gaan we de screening uitbreiden door bedrijven gedurende een jaar te volgen en hierop in te spelen met nog specifiekere zeugenvoeding.
30 25 20 15 y = 0,8919x + 10,495 R² = 0,9709
10 5 0 5
7
9
11 13 15 17 Totaal levend geboren per toom Totaal levend geboren per toom
19
21
1700 1600 1500 1400 1300 1200 1100 1000 11
12
13 14 15 16 17 Gemiddeld Gemiddeldlevend levendgeboren geboren per per toom
18
Tips om de bigvitaliteit te verbeteren: •
Zorg voor een betere sturing bij gelten: -- Goede opfok met als doel 140 kg gewicht op 32-33 weken leeftijd -- Gelten ook flushen, 10 dagen voor tweede opgemerkte berigheid beginnen -- Begin dracht (0-35 dagen) apart wachtstalvoer voeren -- Vanaf 70 dagen dracht (einde dracht) een ander drachtvoer voeren. Dit geeft meer groei van de biggen. • Wees selectief bij de oudereworps-zeugen. • Zorg bij oudereworps-zeugen voor een goede ondersteuning aan het begin van de dracht. Dit geeft uniformere biggen door het voeren van een apart wachtstalvoer met focus op conditieherstel en ontwikkeling reproductie. • Zorg bij oudereworps-zeugen voor een betere biggengroei aan het einde van de dracht door vanaf 70 dagen dracht een apart drachtvoer te voeren.
18
23
Grafiek 5. Variatie tussen bedrijven in gemiddeld levend geboren en gemiddeld geboortegewicht Gemiddeld geboortegewicht in gram Gemiddeld geboortgewicht
Bij verbetering van de bigvitaliteit is het doel om hogere geboortegewichten te krijgen, met gelijkblijvend aantal biggen.
Gemiddeld toomgewicht in kilogram Gemiddeld Toomgewicht (Kilogram)
De geboortegewichten per big nemen toe wanneer het aantal levend geboren biggen per toom ook toeneemt.
19
BIG Challenge 2012 Grensverleggend bezig zijn en tot het uiterste gaan. Zo typeren ForFarmers-klant Berto Keurntjes en ForFarmers-zeugenhouderijspecialist Peter Rutten de strijd, die zij hebben gevoerd met de berg Alpe d’Huez. Op donderdag 7 juni namen zij deel aan de door stichting Alpe d’Huzes/KWF Kankerbestrijding georganiseerde fietstocht, met als doel zoveel mogelijk geld op te halen voor onderzoek tegen kanker. Met goed resultaat: beiden beklommen de berg zes keer. “De eerste drie keer de berg op ging me nog goed af, maar daarna begonnen de lichamelijke ongemakken parten te spelen. Ik voelde mijn rug, mijn knieën gingen pijn doen en ik had last van een ontstoken teen. Gelukkig was er bovenop de berg gelegenheid om bij te komen. Niet alleen was daar een goed verzorgd ‘oppeppunt’, ook ons hotel stond bovenaan de berg. Hier kon ik even rusten, met de teen in een bak soda, aspirine slikken, sprintjes trekken en steun zoeken bij mijn gezin. En zo wist ik het toch te redden. En natuurlijk dankzij de steun van de vele mensen langs de kant. Hun enthousiasme en alle aanmoedigingen hebben me er echt doorheen geholpen”, vertelt varkenshouder Berto Keurntjes. Zes keer klimmen Iedere deelnemer kreeg vanaf half vijf ’s ochtends tot acht uur ’s avonds de tijd om zes keer de Alpe d’Huez te beklimmen. Zo’n duizend van de 7.500 deelnemers is dit ook gelukt. De Alpe d’Huez route is een tocht van ongeveer zestien kilometeren het hoogteverschil tussen dal en top bedraagt 1.103 meter. Op delen van de tocht ligt het hellingspercentage op twaalf procent. Een pittige klus. Kon Berto van te voren via trainingen inschatten wat dit zou betekenen? “Ik had geen ervaring in het fietsen in bergen, wel in het hobbymatig fietsen. Ik heb getraind met een buurjongen, die sportfanaat is. Hij heeft me de juiste tips gegeven. Gelukkig heb ik in mijn beroep als varkenshouder dagelijks veel beweging, dus mijn basisconditie is al op peil. Ik heb vertegenwoordigers gesproken die er meer voor moesten trainen.” Veel fietsen Peter Rutten, die als specialist zeugenhouderij bij ForFarmers werkzaam is, kan dit beamen. Hij is geen ervaren fietser, dus in oktober 2011 begon hij fanatiek met trainen. “Ik fietste minimaal één keer per week een tocht en thuis zat
ik op de spinner. In de wintermaanden fietste ik op de mountainbike, vanaf maart op de wielrenfiets. En één keer per maand hadden we vanuit de BIG Challenge een bijeenkomst, waarbij we telkens een tocht fietsten.” Strijd tegen kanker Voor beiden is de wens om een bijdrage te leveren aan onderzoek tegen kanker zo groot, dat ze zich hebben aangemeld bij het BIG Challenge-team. Berto: “We kennen beide mensen die strijden tegen kanker en hebben mensen verloren aan de gevolgen van kanker. Via deze actie kunnen we een rol van betekenis vervullen in de strijd tegen kanker.” Het BIG Challenge-team bestaat uit varkenshouders en medewerkers van bedrijven uit de agrarische sector. Via een bijdrage in teamverband willen ze de varkenshouderij in een positief daglicht zetten. Met succes. Peter: “In totaal fietsten er dit jaar 185 personen mee. Om
kwart voor acht ’s avonds zijn we als één groep over de finish gefietst. Dit was een zeer bijzondere ervaring. En het resultaat overtrof voorgaande jaren. We hebben bijna 1,2 miljoen euro bij elkaar gefietst.” Doneren kan nog Dit geld wordt gedoneerd aan Stichting Alpe d’HuZes/KWF Kankerbestrijding. Naast Big Challenge fietsten er nog veel meer mensen (in totaal 7.500), al dan niet in teamverband. Met zijn allen hebben ze –tot nu toe– 28,5 miljoen euro sponsorgeld gedoneerd. Maar de telling is nog niet definitief. U kunt nog steeds doneren. Zie www.bigchallenge2012.nl of www.opgevenisgeenoptie.nl. Daar kunt u ook de persoonlijke pagina (met weblog) van Berto Keurntjes, Peter Rutten en andere fietsers vinden. Bekijk het eens.
Het is ze gelukt. Varkenshouder Berto Keurntjes (links) en ForFarmers-zeugenspecialist Peter Rutten hebben zes keer de Alpe d’Huez beklommen.
19
Temperatuurmanagement bij eendagskuikens Een goede start is voor eendagskuikens onontbeerlijk. De juiste staltemperatuur en een lichaamstemperatuur tussen de 39,5°C en 40,5°C dragen bij aan deze goede start. Wanneer de dieren, voornamelijk de eerste paar dagen, bij de juiste temperatuur worden gehuisvest, zal het koppel uniformer opstarten en beter presteren. Een eendagskuiken wordt geboren als koudbloedig dier en is daardoor niet goed in staat zijn eigen lichaamstemperatuur te regelen. Het is dus afhankelijk van zijn omgeving. Staltemperatuur bij ontvangst Bij ontvangst van een nieuw koppel kuikens dienen de temperatuur op kuikenhoogte en de vloertemperatuur correct te zijn ingesteld. Op dat moment is namelijk de lichaamstemperatuur van elk dier de meest kritische factor voor een goede start van de kuikens. Pas als eendagskuikens een goede lichaamstemperatuur hebben, nemen ze het voer goed op. Dan groeien ze optimaal en zijn minder vatbaar voor ziekten.
Van koud- naar warmbloedig Langzaam verandert een kuiken in een warmbloedig dier. Door de warmteproductie te laten stijgen of dalen kan het dan, binnen bepaalde grenzen, zijn lichaamstemperatuur regelen. De overgang van koud- naar warmbloedig duurt normaal gesproken drie tot vier dagen na opzet. Dit hangt af van de grootte van de kuikens en de leeftijd van de ouderdieren: • Kleine kuikens hebben meer moeite met het beheersen van hun lichaamstemperatuur, omdat hun lichaamsoppervlak in verhouding tot hun gewicht groter is dan van grotere kuikens.
Zorg ervoor dat de temperatuur op kuikenhoogte en de vloertemperatuur correct zijn ingesteld bij ontvangst van een nieuw koppel kuikens.
•
Bij kuikens van jonge moederdieren (< 35 weken) duurt de omschakeling naar een volledig ontwikkeld warmteregulatiesysteem ongeveer 24 tot 48 uur langer.
Subtiele verschijnselen Wanneer eendagskuikens net iets te koud of te warm worden opgevangen, is dit aan het gedrag van de kuikens te zien. Bij een veel te hoge staltemperatuur gaan de kuikens pompen (hijgen). Zo verdampen ze water en koelen af. Vaak trekken ze ook naar de koudere delen van de stal (muren, deuren) om af te koelen. Bij veel te lage temperaturen liggen de kuikens op bulten en kruipen op elkaar. Ze verkleinen hun oppervlakte en voorkomen zo grote warmteverliezen. Wanneer de lichaamstemperatuur veel afwijkt, gaan eendagskuikens hun ongenoegen uiten door hard te piepen en onrustig rond te lopen. In de praktijk blijkt dat kuikens van jonge moederdieren minder snel geneigd zijn om te gaan piepen dan kuikens van oudere moederdieren. Dit is iets waar de pluimveehouder rekening mee kan houden. Indien de kuikens het een klein beetje te koud hebben, zijn de symptomen niet zo eenvoudig te zien. Je moet dan letten op subtiele verschijnselen: • Twee tot vier uur na de opzet zitten de kuikens bijna allemaal op het kuikenpapier of in de pannen. • Er zijn plaatsen in de stal waar groepjes van twintig tot vijftig kuikens tegen elkaar liggen. • De kuikens ‘klagen’ (piepen) iets. • De kuikens blijken bij het oppakken te koude pootjes te hebben, de pootjes voelen koud aan.
20
De gevolgen van een te lage staltemperatuur zijn onder andere: te weinig beweeglijke kuikens, te lage voeropname en een minder uniform koppel. Hoe kun je meten? Vleeskuikenhouders en opfokkers kunnen de staltemperatuur aanpassen aan de behoefte van het koppel door individuele lichaamstemperaturen te meten. Het meten van de lichaamstemperatuur van kuikens is een goede parameter voor het management. U meet de temperatuur bij jonge kuikens gemakkelijk met een infrarode oorthermometer bij de navel (dons wegblazen) of met een koortsthermometer. in de cloaca. Een meting van de cloacatemperatuur is over het algemeen het meest betrouwbaar. In de ideale situatie hebben alle kuikens een lichaamstemperatuur van tussen de 39,5°C en 40,5°C, ongeacht huisvestingssysteem, leeftijd ouderdieren, transportcondities, enzovoort. Bij een cloacatemperatuur van minder dan 39,5°C zijn de kuikens te koud. Vanuit de praktijk weten we daarom dat een vloertemperatuur van boven de 28°C voor eendagskuikens gewenst is. Gevolgen slechte voeropname Wanneer de voeropname niet goed op gang komt, gaat het kuiken in de zogenaamde “overlevingsstand”: om te overleven gaat ze energie halen uit de dooier en spieren. Daardoor teert het kuiken in en worden de maternale antistoffen uit de dooier gebruikt als brandstof en niet voor weerstandsopbouw. Er ontstaan dan ook snel tekorten aan vitaminen en mineralen. Een kuiken dat geen voer opneemt krijgt ook problemen met de ontwikkeling van de darmflora. Waardoor mogelijk later in het koppel problemen met de vertering kunnen ontstaan. Leeftijd ouderdieren Bij aankomst op het bedrijf zijn sommige kuikens als gevolg van natuurlijke variatie, broederij- en transportcondities verder ontwikkeld dan anderen. Kuikens van jonge moederdieren hebben een hogere optimale staltemperatuur nodig. Bovendien moet de temperatuur langer op een hoger niveau blijven. Daardoor zullen de kuikens sneller in staat zijn hun eigen lichaamstemperatuur te regelen.
Op het Spelderholt heeft men een proef met 8.000 kuikens uitgevoerd, waarvan de meesten bij aankomst onderkoeld waren. De lichaamstemperatuur van 400 kuikens, afkomstig van jonge (30 weken) en oudere (55 weken) moederdieren werd gemeten bij opzet, na 5 uur en na 24 uur. De stal, inclusief de vloer, was bij aankomst goed op temperatuur. In de tabel zijn de resultaten van de metingen weergegeven. De uitval na een week was in de groep kuikens van jonge moederdieren 3,2%, tegenover 1,0% bij kuikens van oudere moederdieren. De oorzaak van deze uitval was in de meeste gevallen E. coli. Omdat deze uitval het resultaat is van de combinatie van de aanwezigheid van E. coli, de gezondheidsstatus en weerstand van het koppel, blijkt dat een lage lichaamstemperatuur bij opzet zeker niet bevorderlijk is. Bovendien blijkt uit de tabel dat kuikens van jonge moederdieren meer tijd nodig hebben om hun lichaamstemperatuur op peil te brengen na koudestress. In de praktijk We zien de laatste tijd dat de warmtebehoefte van vleeskuikens bij opzet toeneemt. Waar er voor een paar jaar terug nog met een vloertemperatuur van 28°C en een ruimtetemperatuur van 33°C opgestart werd, zien we nu meer koppels met een hogere warmtebehoefte. Dit is vooral de eerste zes uur na de opzet te zien. Ook bij koppels Gildehoen is de warmtebehoefte groter. Veelal is het verder opwarmen van de stal tot 35-36°C voldoende om de verdeling van de kuikens goed te krijgen. Te koud drinkwater kan de lichaamstemperatuur ook sterk verlagen. Spoel het watersysteem circa 4 uur voor opzet door, dan is het water schoon en ook op temperatuur.
Het opwarmen van de stal tot 35-36°C is vaak voldoende voor een goede verdeling van de kuikens.
Conclusie Kuikens met verschillende achtergronden blijken een verschillende warmtebehoefte te hebben. Het is erg nuttig om de lichaamstemperatuur bij iedere opzet te meten en de staltemperatuur zo in te stellen dat alle kuikens een lichaamstemperatuur tussen de 39,5°C en 40,5°C hebben. Dit geldt niet alleen voor de eerste dag, maar ook als de kuikens ouder worden. Dit vermindert het risico op fouten en helpt de kuikenhouder bij het verbeteren van de technische resultaten. De pluimveevoorlichters van ForFarmers kunnen u helpen in het bepalen van de juiste temperaturen. Zij kunnen desgewenst een check doen bij de opzet van de kuikens.
Tabel. Percentage kuikens van moederdieren met verschillende leeftijd, die een naveltemperatuur onder de 39°C hadden bij plaatsing, 5 uur na plaatsing en 24 uur na plaatsing (Bron ASG)
Leeftijd moederdieren
Bij plaatsing
Na 5 uur
Na 24 uur
30 weken
92,9%
19,2%
1,5%
55 weken
90,8%
9,1%
2,0% 21
Bloedvlekken en bloedluizen op een ei.
Bloedluizen: een lastige en onderschatte parasiet Vogelmijt, bloedmijt of bloedluis … hoe de parasiet ook heet, iedereen in de pluimveesector weet waar we het over hebben. Deze kleine maar ingenieuze diertjes kunnen een financiële schade van gemiddeld anderhalve euro per hen veroorzaken. Hoe zijn ze te bestrijden? 22
De laatste tiental jaren is de vogelmijt (andere naam voor bloedluis) een plaag geworden in de pluimveehouderij. Deze kleine diertjes leven niet op de kip, maar komen alleen op de kip voor een bloedmaaltijd. De volwassen vogelmijt is een relatief grote mijt die met het blote oog goed te zien is. De kleur varieert normaal van grijs/wit tot zwart. Volgezogen met bloed zijn ze licht tot donker rood. Nachtelijk bezoek Ze verschuilen zich zo dicht mogelijk bij de kippen, in kieren en spleten, maar zijn tevens zeer mobiel. Ze kunnen tot 0.7 meter per minuut afleggen. Zodra het donker is in de stal zullen ze op de kip kruipen en bloed zuigen op de rug en in de nek. Op deze plaatsen worden ze niet gemakkelijk door de kip weggepikt. Een bloedmaaltijd duurt anderhalf uur.
Volwassen vogelmijten zijn bijzonder taaie diertjes die bij temperaturen rond 5oC negen maanden kunnen overleven in lege stallen. Ze kruipen diep weg in kieren en spleten en leggen hun metabolisme stil, tot ze weer kippen “ruiken”. Snelle voortplanting Door de enorme voortplantingsmogelijkheden van de vogelmijt kan een populatie zich iedere zes dagen verdubbelen. Een populatie vogelmijten bestaat uit diverse stadia. Zo kennen we naast het volwassen stadia twee soorten nimfen, larven en eieren. Na een bloedmaaltijd leggen vrouwelijke vogelmijten trossen van vijf tot tien eitjes. Bij een temperatuur van ongeveer 25°C komen de larven na twee dagen uit het ei. Binnen 24 uur groeien de larven naar een protonimf stadium. De protonimf zal na een bloedmaaltijd binnen 24 uur uitgroeien tot
deutonimf stadium. Op zijn beurt zal de deutonimf na een bloedmaaltijd binnen vier dagen uitgroeien tot een volwassen, mannelijke of vrouwelijke, vogelmijt. Dus nog voor een vogelmijt volwassen is geworden heeft ze al twee bloedmaaltijden genomen. Eens volwassen zullen ze ook om de twee tot drie dagen gaan bloedzuigen om regelmatig nieuwe eitjes te kunnen leggen. Verschijnselen bij de hen De aanwezigheid van vogelmijten is te herkennen aan vermagerde dieren, een lage legproductie en een lagere weerstand tegen infecties. Ook worden de hennen onrustig en kunnen ze ruw in de veren raken. Dit kan ontaarden in verenpikkerij en kannibalisme. Verder resulteert het dagelijkse bloedverlies in een verminderde eiproductie en verhoogde voederconversie. Soms treedt er zelfs bloedarmoede op. De vogelmijt wordt vaak gezien als een belangrijke overbrenger van allerlei ziekten (bijv. Salmonella, E.coli, etcetera). De gemiddelde financiële schade wordt geschat op anderhalve euro per hen. Bestrijding vogelmijt Het bestrijden van vogelmijt kan op de volgende momenten. Tijdens de leegstand: reinig en ontsmet de stal grondig. Pas vlak voordat de nieuwe kippen komen een specifieke vogelmijtenbehandeling toe. Dit kan via hittebehandeling van de stal of met een nog goedwerkend insecticidemiddel. Het is enorm belangrijk dat het aantal vogelmijten in de stal bij de start van een nieuw koppel leghennen zo laag mogelijk is. Het afdoden van de vogelmijten tijdens de leegstand zal ook mogelijke resistentie voorkomen tegen middelen die tijdens de legperiode moeten worden gebruikt. Tijdens de legperiode: De eerste weken zijn zeer belangrijk. Vogelmijten die nog in de stal overleven of die eventueel meekomen met besmette opfokhennen moeten zo snel mogelijk worden aangepakt. Na leegstand zijn er geen eitjes of larvaire stadia in de stal aanwezig, maar alleen uitgehongerde volwassen mijten met een extreem hoge voortplantingsdrang. Voorkom dat deze frequent bloed gaan drinken en in kieren en spleten eitjes gaan leggen. Behandel in de eerste week na opzet met een effectief en veilig insecticidemiddel en/of breng een preventieve laag vloeibare silica aan op de kooi of volière. Het gebruik van roofmijten kan bij sommige staltypes ook prima resultaten geven.
Uitvergroting van een bloedluis.
Monitor de vogelmijtenpopulatie Meten is weten. Er zijn eenvoudige vogelmijtvallen of monitors beschikbaar die op de kooi of installaties kunnen worden aangebracht. Via wekelijkse tellingen kan de evolutie van het aantal vogelmijten in de stal goed worden gevolgd. Op basis van deze tellingen kan men snel ingrijpen. “Gevoelsmatig” wacht men meestal te lang met actie ondernemen. Wanneer alle kieren en spleten vol zitten met vogelmijten is de economische schade aanzienlijk en wordt het onmogelijk om de besmetting nog voldoende onder controle te krijgen.
In het verleden heeft de pluimveesector getoond dat met de juiste maatregelen en correcte afspraken moeilijke ziekteverwekkers zoals bijvoorbeeld Mycoplasma en Salmonella goed kunnen worden bestreden. De vogelmijt is beslist een lastige plaag, maar er zijn voldoende producten en maatregelen beschikbaar om ook deze parasiet te controleren. Goede afspraken en een consequente aanpak komen de sector meer ten goede dan te lang afwachten en grijpen naar niet-toegelaten middelen.
Een kip met bloedarmoede, te zien aan de bleke kam en ogen.
23
Reportage
“De ronde liep als een trein” Pluimveehouders Anton en Gerda Grotentraast uit Wesepe realiseren super resultaten in hun Freiland stal. Met een legpercentage van 91,7% per gemiddeld aanwezige hen en 348 eieren per opgezette hen liep de vorige ronde als een trein.
24
“Het geeft veel voldoening wanneer alles goed loopt. De dieren van afgelopen ronde zijn goed gestart. Ze bereikten hun topproductie geleidelijk en hebben deze productie lang volgehouden. De resultaten verwerk ik in Legmanager en op basis van deze data kan ik mijn resultaten spiegelen aan collega-pluimveehouders.” Zo merkten de ondernemers dat ze een bovengemiddeld resultaat bij de leghennen realiseren. Een gemiddeld resultaat is bijvoorbeeld 310
tot 320 eieren per hen. Het vorige koppel legde 348 eieren per opgezette hen. Referentiekoppels vergelijken Wat Grotentraast wel jammer vind is dat er nauwelijks referentiemateriaal is, omdat er waarschijnlijk maar weinig Freilandcollega’s met Legmanager werken. “Daardoor zijn er minder referentiekoppels waarmee we ons bedrijf kunnen vergelijken. Wij zijn er wekelijks maar tien minuten mee
kwijt, dus zoveel tijd kost het niet. En het geeft wel een goed hulpmiddel om het management waar nodig bij te sturen.” Plus op de eierprijs Vanaf 2007 houden Anton en Gerda hun hennen in een volièrestal met uitloop. “We hielden 6.500 hennen in een scharrelstal, maar kwamen in 2007 voor de keus te staan: of groeien, of stoppen. De dieraantallen waren te klein. Ik heb een tweedehands volièresysteem gekocht en een vijf hectare grote uitloop ingericht. Vanaf dat moment kunnen we maximaal 15.000 dieren op het bedrijf houden. Door de keuze voor Freiland, creëren we een plus op de eierprijs. We krijgen nu gemiddeld een cent meer per ei. Bovendien hebben we ons bedrijf bijna kunnen verdubbelen, zonder dat we in stalcapaciteit hoefden uit te breiden.
Bedrijfsgegevens In een volière kunnen we meer hennen houden. Nadeel van het houden van hennen in een uitloop is dat we er meer werk mee hebben. En het risico dat er een ziekte in de koppel uitbreekt of dat er hennen gedood worden door roofdieren is groter.” Gram voer per ei De ondernemers zijn goed te spreken over het resultaat dat ze met de Freiland-hennen realiseren. “Vooral afgelopen ronde was uitzonderlijk goed. De dieren bleven 51 weken op een legpercentage boven de negentig procent.“ Ook voorlichter Rikkert Evers ziet dat de hennen bij Grotentraast goed presteren. “Kijken we bijvoorbeeld naar het kengetal gram voer per ei, dan geeft dit een indicatie hoe efficiënt de dieren gepresteerd hebben. Gemiddeld ligt dit kengetal op 143,80 (landelijk) en bij ForFarmers op 142,50. De hennen van Grotentraast hebben 135 gram voer per ei nodig gehad.” Vitakrek non-gmo De hennen krijgen Super Vitakrek nonGMO voer. Tot een leeftijd van veertig tot vijfenveertig weken wordt Super Vitrakrek Leg 1 verstrekt. Wanneer de hennen het naar behoren doen, wanneer ze de piekproductie goed vast kunnen houden, vindt overschakeling op Vitakrek Leg 1 plaats. Anton: “Dit voer is schaarser aan nutriënten. We moeten de hennen niet teveel verwennen, anders produceren ze te grote eieren, met als gevolg dat de eischaalkwaliteit achteruit gaat.”, Later in de ronde gaan de hennen over op Vitakrek Leg 2. Met Vitakrek hebben de ondernemers goede ervaringen. “Dit voer ontmengt bijna niet. Dit is goed, want nu krijgen
alle hennen uniform voer. In het verleden pikten de brutaalste hennen, die vooraan bij de voerlijn gingen staan, het lekkerste voer (de grovere delen) eruit.” Het voer is non-GMO (geen genetisch gemodificeerde grondstoffen in het product), omdat de eieren van Grotentraast naar Duitsland gaan. De Duitse markt vraagt om eieren van dieren, die non-GMO voer krijgen. Schoonmaken van de stal Anton en Gerda zijn helemaal gewend aan het managen van Freiland-hennen. Ze hebben het in de vingers om de hennen tot goede prestaties te brengen. Dit begint bij een goede start van een nieuw koppel. Voordat een nieuwe ronde hennen in de stal komt, maakt Anton de stal grondig schoon. “De meeste collega-leghennenhouders maken de stal tussen twee ronden alleen maar bezemschoon. Maar ik vind het belangrijk om een frisse start te maken, dus wij spuiten de stal schoon met schoonmaakmiddel. Gevaar hierin is wel dat door deze grondige schoonmaak ook de goede weerstandsbacteriën worden gedood, maar tot op heden heeft deze aanpak bij ons goede resultaten opgeleverd.” Verder zorgen de pluimveehouders ervoor dat ze tijdens een ronde voldoende aandacht voor de hennen hebben. Tijdens de dagelijkse ronde door de stal bekijkt Anton of de hennen actief genoeg zijn en indien nodig onderneemt hij snel actie. Hij strooit graan voor de hennen en controleert de water- en voerverstrekking. En in samenspraak met ForFarmers-voorlichter Rikkert Evers wordt er op het juiste moment in voeding geschakeld. Het totale plaatje levert een ronde op, die loopt als een trein.
Voorlichter Rikkert Evers (l.) en Anton Grotentraast zijn tevreden over de resultaten.
Anton en Gerda Grotentraast wonen op een pluimvee- en akkerbouwbedrijf in Wesepe, bij Raalte. Ze houden Freilandhennen en bewerken 25 tot 30 hectare akkerbouw. Ze verbouwen fabrieksaardappelen, graan en snijmaïs. Deze ronde zitten 11.000 hennen van het ras Lohmann Brown Lite in de stal. De hennen zijn geleverd door Verbeek. Gedurende de ronde produceren zij eieren, die onder het kenmerk “Beter leven, twee sterren” (Dierenbescherming) verkocht worden. Van Beek regelt de vermarkting van de eieren. Wekelijks worden er 65.000 tot 70.000 eieren verkocht. Grotentraast heeft met Van Beek een prijsafspraak gemaakt dat 75% vast ligt en 25% vrij (tegen NOP-prijs). Grotentraast beschikt ook over huisverkoop, hier worden wekelijks ongeveer 5.000 eieren verkocht. Om te voldoen aan het ‘Beter leven’-kenmerk moet Grotentraast onder andere graan/maagkiezel strooien, zorgen voor een beschuttingsplek in de uitloop en afleidingsmateriaal aanbieden. Het technisch koppelresultaat is als volgt: Legperiode in dagen: 387 Legpercentage p.g.a.h.: 91,7% Ei per hen p.o.h.: 348 Uitvalspercentage legperiode: 4,5% Gram voer per ei: 135 Voederconversie: 2,25
De ambitie van Grotentraast: Nog tien jaar door gaan en bovengemiddelde resultaten realiseren.
25
Melkers van Morgen Op het ruwvoerplatform ‘Melkers van Morgen’ wordt thematisch aandacht besteed aan de ruwvoerteelt en nutriëntenbenutting. In Voertaal besteden we dit keer aandacht aan de thema’s ‘Meer eiwit van eigen land’ en ‘Gezond mais telen’. Voor de ruwvoer- en eiwitproductie in de melkveehouderij blijft gras de belangrijkste bron. ,,Het is alleen wel zaak die bron zo goed mogelijk te benutten. Vooral omdat melkveebedrijven meer gras en ook meer eiwit nodig hebben. En dat terwijl het met minder nutriënten moet. Meer met minder, een uitspraak, die we vaker horen, maar ook realiseren moeten. En daar zijn zeker mogelijkheden voor. De gemiddelde grasproductie in Nederland ligt op negen ton drogestof per hectare. Wij zijn ervan overtuigd dat dit te verhogen is naar elf ton.” Bouwplan Een hogere grasproductie begint bij het maken van een bouwplan met bijbehorend bemestingsplan. Daarin staat, welke percelen geschikt zijn om mais en gras te rouleren. Mest en kunstmest worden hierbij optimaal ingezet. “Door daarnaast passende, nieuwere grasrassen te gebruiken is een opbrengstverbetering van twintig tot 25 procent haalbaar. Omdat ook de omstandigheden voor de maisteelt verbeteren (inzet bouwplan inclusief be-
mestingsplan), is daar een opbrengstverhoging van tien procent te verwachten.” Klaver en jaarlijks onderhoud Door de bouwplanmatige aanpak is ook het gebruik (maaien, weiden of gecombineerd gebruik) veel beter in te schatten. Pas de grasmengsels daarop aan. Ook komen er nieuwe kansen voor gebruik van klaver. Rode klaver in maaipercelen en witte klaver in (een deel van) de weidepercelen. Omdat de stikstofruimte op veebedrijven steeds verder beperkt wordt, geeft de door klaver gerealiseerde stikstofbinding wat extra ruimte om kunstmest te besparen op de percelen met klaver. Deze kunstmest is dan in te zetten op andere percelen. Verder levert jaarlijks onderhoud via wiedeggen en doorzaaien ook de nodige opbrengst omdat de grasmat in een veel betere conditie blijft. Nieuw kengetal op komst Ook zal er gekeken moeten worden naar de efficiëntie van de ingezette stikstof. Met de Kringloopwijzer (uitgebreide Be-
drijfsspecifieke excretie) is het vrij simpel om de drogestofproductie per kilo stikstof uit te rekenen. “Produceer je 12.000 kilo drogestof gras per hectare bij een stikstofgift van 300 kilo per hectare, dan geeft dat een waarde van 40. Dit getal kun je vergelijken met andere bedrijven.” Gras de beste eiwitbron Gras levert bij elf ton drogestof en vijtien procent ruw eiwit, 1.650 kilo ruw eiwit op. Andere gewassen kunnen deze hoeveelheid nog niet leveren. Hoewel er een demoveld soja op het permanente demoveld (van juni tot en met september 2012) op De Marke ligt, is dit gewas volgens Melkers van Morgen nog niet klaar voor grootschaliger gebruik in Nederland. “Stel je zou 4.000 kilo sojabonen oogsten, wat al een behoorlijke opbrengst voor Nederlandse omstandigheden is, dan nog levert dit 1.400 kilo ruw eiwit op, wanneer het eiwitgehalte 35 procent bedraagt. Dat is nog steeds een stuk lager dan de eiwitopbrengst van gras. Gezond mais telen Mais is een energierijk gewas dat veel zetmeel bevat. Gezonde mais is productiever en levert meer energie en opbrengst. Om gezonde mais te telen kun je denken aan wisselteelt of het inzetten van rassen die hoog scoren op onder andere stengelrotresistentie en bladvlekkenziekte. Wisselteelt Bij wisselteelt wordt een hoger organisch stikstofgehalte in de bodem bereikt ten opzichte van continuteelt van mais. Gras en mais afwisselend telen op het zelfde perceel heeft ook als voordeel dat de mais (als volggewas) profiteert van de gemineraliseerde stikstof uit de voorvrucht gras. Gras draagt ook bij aan een hoger organisch stofgehalte in de bodem en dat bevordert de bodemvruchtbaarheid. Een goede bodemvruchtbaarheid zorgt dat het gewas vitaler blijft groeien
26
onder extreme groeiomstandigheden zoals droogte of lagere bemestingsgiften. Het gras is tevens minder vatbaar voor ziektes en geeft een hogere opbrengst. Gezonde maisrassen De maisrassen van tegenwoordig scoren allemaal hoog op de resistentie tegen builenbrand en de meeste rassen scoren voldoende tot goed op stengelrotresistentie. Op dit moment is de helminthosporiumtolerantie (bladvlekkenziekte) een eigenschap waarin de rassen behoorlijk kunnen verschillen. Bladvlekkenziekte ontstaat vanwege minder goede groeiomstandigheden zoals een laag organisch stofgehalte en lagere bemestingsgiften. Rassen zijn dan eerder vatbaar voor aantasting. De gevoeligheid verschilt per ras. Raadzaam is om de bodemcondities goed op orde te hebben en te zorgen dat de gewassen zo vitaal mogelijk kunnen blijven groeien waardoor aantasting uitblijft.
Tabel. Kenmerken van de toegestane vanggewassen Geschiktheid als vanggewas Italiaans raaigras*
Hoeveelheid zaaizaad (kg/ha)
Onderzaai mogelijk
Geschiktheid voor late inzaai
Vorstgevoelig
+++
25-45
Ja
++
Nee
++(+)
60-100
Nee
+++
Nee
Triticale
++
60-100
Nee
+++
Nee
Wintertarwe
++
60-100
Nee
+++
Nee
Wintergerst
++
60-100
Nee
+++
Nee
Bladramanas
++(+)
25-30
Nee
-
Ja
+++
Oct-15
Nee
-
Ja
Winterrogge
Bladkool
* Alle grassen zijn in principe als vanggewas toegestaan.
Een impressie van het ruwvoerplatform bij De Marke in Hengelo (Gld.).
Vanggewas Vanggewassen worden gebruikt om organische stof aan te voeren. Een vanggewas levert een belangrijke bijdrage aan het organische stofgehalte in de bodem en voorkomt stikstofuitspoeling. De stikstof wordt ‘gevangen’ en vastgehouden door het vanggewas. Tevens onderdrukt een geslaagd vanggewas de opkomst van onkruiden. Een vanggewas kan slagen door tijdig en met voldoende zaaizaad per hectare te zaaien. Zaai in de tweede helft van juni om gras als onderzaai te laten slagen. Bij groenbemesters is, naast de aanvoer van organische stof, ook de aaltjesdodende werking van belang. Het zaaitijdstip is van doorslaggevend belang voor een effectieve aaltjesdodende werking. Kijk en discussieer mee Om de ruwvoerproductie tastbaar te maken ligt er op De Marke aan de Roessinkweg 2 in Hengelo (Gld) een permanent demonstratieveld (van juni tot en met september 2012). De eerste open dag was 20 juni jl. Op 30 augustus is de volgende open dag. Iedereen is welkom en tijdens deze dag worden wederom rondleidingen verzorgd. Meer informatie en het weekjournaal kunt u vinden op: www.melkersvanmorgen.nl. 27
Demovelden zetmeelaardappelen ForFarmers en Semagri hebben demovelden met zetmeelaardappelen aangelegd. Telers en andere geïnteresseerden kunnen de groei en ontwikkeling van diverse rassen bekijken. De demovelden liggen in Valthermond, Noord-Sleen, Veenoord, Kloosterhaar, Winterswijk-Meddo en Laren (Gld). Hier worden de komende maanden, vanaf de eerste week in juli, verschillende veldbijeenkomsten georganiseerd. Hebt u interesse om een veldbijeenkomst bij te wonen, neem dan contact op met uw voorlichter plantaardig.
Samen met Semagri beschikt ForFarmers over rassen, die zich hebben bewezen door hun goede zetmeelopbrengsten, met de juiste resistenties op het gebied van aardappelmoeheid, wratziekte, Phytophthora, virus, droogte en Alternaria. Ook de bewaarbaarheid van de rassen is een belangrijk aspect.
Locaties demovelden zetmeelaardappelen Valthermond: Zuiderdiep Noord-Sleen: De Hullen, nabij afslag Noord-Sleen (N381) Veenoord: Naast Verlengde Willemsweg 149 Kloosterhaar: Van Rooyensweg 83 Winterswijk-Meddo: Geldereschweg (Wesselinkweg) Laren (Gld.): Marsmansteeg 2 28
Verder zijn er ook bezoekmogelijkheden op de demovelden consumptieaardappelen in Steenderen en Laren (Gld). Op deze velden vindt u een breed assortiment van vroege tot late rassen (rood- en geel-schillig). Allen met hun eigen specifieke raseigenschappen en markten. Speciaal voor de huisverkopende teler een aanrader om te bezoeken.
Locaties demovelden consumptieaardappelen Steenderen: Coviksweg 13 Laren (Gld): Marsmansteeg 2
Productierechten Momenteel ligt deze prijs rond de € 12,50. In de gebieden Zuid en Overig liggen de prijzen iets lager. Pluimveerechten koop/lease Er is weinig aanbod van kooprechten in Oost, ze werden bemiddeld rond de € 6,50 per pluimvee-eenheid bij matig aanbod en matige vraag. De prijs staat onder druk. Er is wel vraag naar pluimveerechten lease, maar niet tegen elke prijs. Op dit moment is die prijs ongeveer € 1,25 per pluimveeeenheid, maar hiervoor is onvoldoende aanbod.
Specialisten productierechten v.l.n.r.: Clemens Goselink, Roel Visscher en Ria Zieverink.
(in dit artikel staan de bedragen, exclusief BTW, van 29 juni 2012 vermeld)
Koopmelk De prijs van koopmelk is sinds mei 2012 zeer stabiel. Er is bemiddeld tussen de € 11,80 en € 12,15 per kg vet voor btwmelk. De prijs van landbouw-melk lag een fractie hoger. Begin juni kwam er meer vraag naar koopmelk en liep de prijs iets op. Waarschijnlijk kwam dit door de betere voervoorraad ten opzichte van vorig jaar en de hogere melkaanvoer. Er is de afgelopen tijd veel melk bemiddeld. Momenteel is het wat rustiger en ligt de prijs rond de € 12,10 per kg vet.
tussen de € 4,15 en € 4,35 per kg vet. De prijs fluctueerde wel wat. Begin juni kwam er ook meer vraag naar leasemelk. Het aanbod voor marktconforme prijzen is niet royaal. De vraag naar leasemelk is op dit moment ook wat rustiger. Wel is er voorkeur voor de betaling in termijnen.
Toeslagrechten De bemiddeling van toeslagrechten loopt constant door, er is continu vraag. Er is vooral vraag naar de rechten met een waarde van € 500,- tot € 2.500,- per recht. Deze overdrachten hebben betrekking op het jaar 2013 en moeten voor 31 maart 2013 bij Dienst Regelingen gemeld zijn. Denk erom dat rechten kunnen vervallen als u onder een totaal uitbetalingsbedrag van € 500,- op jaarbasis komt!
Varkensrechten koop/lease De bemiddeling van kooprechten moet nog op gang komen, af en toe wordt er bemiddeld voor prijzen rond de € 67,50 per Heeft u vraag naar of aanbod van varkenseenheid in de regio Oost voor be- melkquota, varkens-, pluimvee- of nutbare rechten (afhankelijk van de par- toeslagrechten, bel met BOMAP tijgrootte). In de regio2010-2011-2012 Oost zijn enkele tel.: +31 (0)573 28 89 89 of stuur Leasemelk Prijsverloop koopmelk leasepartijen bemiddeld voor btw prijzen die een mail via de link op de ForFarVoor leasemelk geldt hetzelfde verhaal als prijs per % vet, excl voor koopmelk. Vanaf mei is er bemiddeld lagen rond de € 14,00 per varkenseenheid. mers-site: www.forfarmers.eu.
25
Prijs in centen per %prijs vet (excl. BTW)
Prijsverloop koopmelk Bron: Gerealiseerde omzet ForFarmers BOMAP
22 19
2010 2011 2012
16 13 10
1
3
6
9
12
15
18
21
24
27
Week Week
30
33
36
39
bron: gerealiseerde omzet ForFarmers BOMAP
42
45
48
51 29
De rol van geluid bij het aanvragen van een omgevingsvergunning Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning of een Melding Besluit Landbouw dient er veel gedetailleerde informatie verschaft te worden over de milieubelasting die het agrarisch bedrijf op de directe omgeving veroorzaakt. Denk aan bijvoorbeeld de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof, licht en geluid. In dit artikel bespreken we welke aspecten er aan de orde komen bij het onderdeel geluid. Het komt steeds vaker voor dat het bevoegd gezag (bijvoorbeeld de gemeente) een akoestisch onderzoek vereist, zeker wanneer er bij een agrarisch bedrijf sprake is van omliggende woningen van derden. Dit houdt verband met de mogelijk te verwachten overschrijding van de geldende norm voor geluid. Deze norm wordt door
de gemeente per gebied vastgesteld. Het akoestisch onderzoek dient als bijlage bij de vergunningsaanvraag gevoegd te worden. Voor dergelijke onderzoek schakelt BOMAP externe deskundigen in. Dit artikel is in samenwerking met adviesbureau De Haan uit Arnhem tot stand gekomen.
De noodzaak van een akoestisch onderzoek Bij een akoestisch onderzoek wordt vrij gedetailleerd op de bedrijfsvoering ingegaan (op de activiteiten, de tijdsduur van een activiteit en het aantal vervoersbewegingen). Op deze wijze wordt de bedrijfsvoering voor het bevoegd gezag (lees: de betreffende gemeente) handhaafbaar en in geval van klachten van omwonenden controleerbaar. Door een grondig akoestisch onderzoek uit te laten voeren bent u als ondernemer gewapend tegen ‘toekomstige’ klachten, die een gevaar kunnen zijn voor de bedrijfsvoering en de continuïteit van de onderneming. Hoe ziet een akoestisch onderzoek eruit? Het akoestisch onderzoek moet de geluidsbelasting op de omgeving inzichtelijk maken en aangeven of deze voldoet aan de geldende norm. In veel gevallen kan het rapport samengesteld worden vanuit een scan van vergunningen, bouwtekeningen en de planologische kaart. Deze gegevens worden verwerkt in een rekenmodel. In enkele gevallen (bijvoorbeeld wanneer er meerdere woningen binnen vijftig meter van het bedrijf bevinden) is geluidsonderzoek ter plekke noodzakelijk. De basis voor een akoestisch onderzoek is de representatieve bedrijfssituatie. Dit is de maximale geluidsbelasting van een activiteit, die vaker dan twaalf keer per jaar voorkomt. Bij agrarische bedrijven is er vaak geen sprake van een eenduidige representatieve bedrijfssituatie. In de praktijk is geen dag hetzelfde. Op een melkveebedrijf is het bijvoorbeeld tijdens het inkuilen van gras en het uitrijden van mest drukker dan normaliter. In de pluimveesector zijn er cycli van aan- en afvoer van mest, eieren en kippen waarbij de bedrijfsvoering intenser is. Vele dagen per jaar gebeurt er echter beduidend minder binnen het agrarisch bedrijf.
30
In de wet staat dat er ontheffing kan worden verleend om maximaal twaalf keer per jaar activiteiten uit te voeren die meer geluid veroorzaken dan de representatieve
bedrijfssituatie. Het gaat dan om bijzondere activiteiten (incidentele bedrijfssituaties zoals de afvoer van mest of het inkuilen van maïs), welke niet worden gerekend tot de representatieve bedrijfssituatie. Toetsing geluidsbelasting aan norm In een agrarische/landelijke omgeving is het omgevingsgeluid aanzienlijk minder dan in een stedelijke omgevingen. De geluidsemissie van agrarische bedrijven is hierdoor sneller te herkennen en valt eerder op bij omwonenden. Om deze reden heeft de wetgever voor de landelijke omgeving een strengere geluidsnorm opgelegd. Veel gemeenten hanteren een eigen gebiedsgericht geluidbeleid. Dit beleid gaat in hiërarchische zin voor de landelijk vastgestelde norm. In een landelijke omgeving zijn de avonden nachtperioden stiller, waardoor de norm hier strenger is. De piekgeluiden (denk aan het laden en lossen van levende have) worden tevens getoetst aan geluidsgrenswaarden, om schrikreacties en slaapverstoring te voorkomen. Wanneer nu blijkt dat bij toetsing niet aan de geldende norm kan worden voldaan zal onderzoek naar mogelijke maatregelen moeten vaststellen of er toch aan de norm kan worden voldaan. Mogelijke maatregelen om te kunnen voldoen aan de geldende norm In de dagperiode is de geldende norm 5 dB(A) hoger dan in de avondperiode en voor de nachtperiode geldt weer een 5 dB(A) strengere norm ten opzichte van de avondperiode. Het kan een oplossing zijn om activiteiten die in de avond- of nachtperiode plaatsvinden te verplaatsen naar de dagperiode.
Verminderen van het brongeluid (bijvoorbeeld: geluiddemping van ventilatie) behoort tevens tot de mogelijkheden om te voldoen aan de geldende norm. Verkorting van de draaiuren van machines geeft ook een lagere geluidsbelasting naar de omgeving. Wanneer deze maatregelen niet voldoende effect hebben, dan behoort afscherming tussen de geluidsbron en de ontvanger tot de mogelijkheden. Een aarden wal of andersoortig scherm met voldoende massa kan de lijn die het geluid heeft naar omliggende woningen doorbreken. Vooral de beoordeling van het geluid in de dagperiode is hierbij gebaat. Voor de avond- en nachtperiode wordt het invallend geluid ten gevolge van het bedrijf op een hoogte van vijf meter beoordeeld (slaapkamerhoogte). Een geluidsscherm zal dan minder effect hebben. Preventief handelen om mogelijke maatregelen te voorkomen De specialisten van BOMAP hebben veel ervaring en zullen tijdens de ontwerpfase al nadenken over de positie van stallen, laad- en loslocaties en ventilatiekanalen op de stallen. Wanneer voersilo’s bijvoorbeeld in de afscherming van een eigen bedrijfsgebouw worden geplaatst zal dit tijdens het lossen van veevoeders minder geluidsbelasting naar de omliggende woningen opleveren. Op deze wijze kunnen klachten uit de omgeving en te treffen maatregelen in een later stadium voorkomen worden. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de specialisten van BOMAP, telefoon: +31 (0)573 28 89 89.
31
ForFarmers Klantenservice
T: +31 (0)573 28 88 11
BOMAP
T: +31 (0)573 28 89 89
Subli paardenvoeders
T: +31 (0)900 20 25 321
FarmFeed Rundveehouderij
T: +31 (0)573 40 84 50
Varkenshouderij
T: +31 (0)573 40 84 61
ForFarmers verkoopleiders Rundveehouderij Noord
Wilfred Jonkman
T: +31 (0)6 22 24 67 99
Rundveehouderij Midden en Vleesvee
Henk van der Vegt
T: +31 (0)6 51 34 43 25
Rundveehouderij Zuid en Geiten en Schapen
Gertie Klein Hegeman
T: +31 (0)6 53 31 35 88
Varkenshouderij Noord
Richard Orriëns
T: +31 (0)6 53 40 08 55
Varkenshouderij Midden
Rinze Exterkate
T: +31 (0)6 22 37 33 09
Varkenshouderij Brabant, Limburg, België
Marleen van Sleuwen
T: +31 (0)6 10 41 27 63
Pluimveehouderij
Jan Tjassens
T: +31 (0)6 53 40 40 46
Plantaardig
Erik Schieven
T: +31 (0)6 51 64 04 73
ForFarmers, Postbus 91, 7240 AB Lochem,T: +31 (0)573 28 88 00, F: +31 (0)573 28 88 99,
[email protected], www.forfarmers.eu