Update@Work Juli 2012 – Nummer 3 – Jaargang 8
Regeerakkoord Di Rupo (l): enkele fiscale maatregelen inzake de 2de pijler krijgen concrete vorm Via update@work van december 2011 informeerden wij u over de maatregelen in het regeerakkoord Di Rupo (I) in verband met onder meer de 2de pijler. Een ontwerp van programmawet1 dat recent bij de Kamer werd ingediend, geeft uitvoering aan enkele van de in dit akkoord voorziene fiscale maatregelen inzake de 2de pijler.
Een overzicht: 1. Invoering van een door de onderneming verschuldigde bijzondere RSZbijdrage van 1,5% op de bijdragen voor aanvullend pensioen voor werknemers en zelfstandigen De bijkomende2 fiscale limiet voor de aftrekbaarheid van de werkgeversbijdragen voorzien in het regeerakkoord Di Rupo (I) (de som van het wettelijk pensioen en het aanvullend pensioen mag het hoogste overheidspensioen niet overschrijden) wordt omgevormd in een bijzondere RSZ-bijdrage ten laste van de onderneming. Deze bijzondere RSZ-bijdrage die in principe fiscaal aftrekbaar zal zijn, betreft de aanvullende pensioenen voor zowel werknemers, als zelfstandigen. Zij bedraagt 1,5% van de bijdragen, maar is enkel verschuldigd indien een bepaald plafondbedrag wordt overschreden dat verschillend is naar gelang men zich bevindt in de overgangsregeling, dan wel in het definitieve systeem. De beoordeling van de overschrijding gebeurt per werkgever en per werknemer of zelfstandige. Voor de werknemers komt deze bijdrage bovenop de reeds bestaande patronale RSZ-bijdrage van 8,86% op de werkgeversbijdragen. 1 2
Ontwerp van programmawet, Kamer, 2011-12, doc. 53 nr. 2198. Naast de limiet van de 80%-regel.
Aon Hewitt | Human Capital Consulting
Volgens de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp moet voor de bijzondere RSZ-bijdrage van 1,5% rekening worden gehouden met: • de persoonlijke bijdragen en de bijdragen van de onderneming/werkgever • de bijdragen voor leven en overlijden • de direct of indirect gestorte bijdragen (en bijvoorbeeld dus ook de bijdragen in het kader van een sectorpensioen) • de bijdragen voor het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen, doch enkel in de definitieve regeling • de individualiseerbare, alsook de niet-individualiseerbare bijdragen: in dit laatste geval zou rekening moeten worden gehouden met een theoretische premie. Naar verluidt zou het gaan om de aangroei van de verworven reserve van de aangeslotene op jaarbasis, voor zover die aangroei een andere oorzaak heeft dan de oprenting van de reserve. Volgens de Memorie worden van de inningsgrondslag uitgesloten: • de verzekeringstaks van 4,4% • de RSZ-bijdrage van 8,86% • de bijdragen voor het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen, maar enkel tijdens de overgangsregeling. De invoering van de bijzondere RSZ-bijdrage gebeurt in 2 fasen: 1° een overgangsregeling die ingaat vanaf 1.1.2012 en die loopt tot uiterlijk 31.12.2015 Indien het totaal van de tijdens een bijdragejaar gestorte bijdragen voor aanvullend pensioen meer bedraagt dan 30.000 EUR (te indexeren bedrag), dan is de onderneming op het einde van dat jaar een bijzondere RSZ-bijdrage verschuldigd van 1,5% op het deel van de bijdragen dat dit drempelbedrag overschrijdt. De onderneming moet per werknemer of per zelfstandige nagaan of er een overschrijding is. In voorkomend geval is de bijzondere RSZ-bijdrage verschuldigd in het 4de kwartaal van het bijdragejaar. 2° de definitieve regeling die ten laatste op 1.1.2016 ingaat Wanneer op 1 januari van het jaar waarin bijdragen worden gestort voor aanvullend pensioen, de som van het wettelijk pensioen en het aanvullend pensioen de pensioendoelstelling overschrijdt, dan is de onderneming een bijzondere RSZ-bijdrage verschuldigd van 1,5% op de bijdragen. In tegenstelling tot de overgangsregeling is de bijdrage van 1,5% verschuldigd op het totale bedrag van de bijdragen. De parameters worden als volgt gedefinieerd: Wettelijk pensioen: In geval van een werknemer: 50% van het brutoloonplafond van een bepaald jaar x de loopbaanbreuk werknemer. In geval van een gemengde loopbaan wordt dit aangevuld met 25% van het brutoloonplafond in een bepaald jaar x de loopbaanbreuk zelfstandige. In geval van een zelfstandige: 25% van het brutoloonplafond van een bepaald jaar x de loopbaanbreuk zelfstandige. In geval van een gemengde loopbaan wordt dit aangevuld met 50% van het brutoloonplafond van een bepaald jaar x de loopbaanbreuk werknemer. e loopbaanbreuk werknemer/zelfstandige: het aantal reeds als werknemer/zelfstandige D gepresteerde loopbaanjaren gedeeld door 45. Het begrip loopbaanjaar kan bij KB worden bepaald.
Update@Work | Aon Hewitt | Human Capital Consulting
2
Aanvullend pensioen: De reëel opgebouwde reserves in een bepaald jaar. Wanneer het aanvullend pensioen als kapitaal is uitgedrukt, dan dient dit kapitaal in een rente te worden omgezet door het kapitaal te delen door een omzettingscoëfficiënt (19,4052 volgens de Memorie). Pensioendoelstelling: Het absolute plafond van het overheidspensioen bepaald in de wet Wyninckx (hetzij 6.160,78 EUR per maand vanaf 1.3.2012) x loopbaanbreuk. De referentiebedragen voor het bepalen van het absoluut plafond wet Wyninckx en het maximaal wettelijk pensioen worden op 1 januari van elk jaar door de bevoegde pensioendiensten vastgesteld. De gegevens betreffende het aantal reeds gepresteerde dienstjaren, de bijdragen en de reeds opgebouwde reserves worden op 1 januari van elk jaar door Sigedis - beheerder van de Databank Aanvullende Pensioenen - vastgesteld. De waarde van de voormelde parameters op 1 januari blijven het ganse jaar gelden, zodat wie in het begin van het jaar niet in overschrijding is, het ganse jaar alsdusdanig wordt behandeld, ongeacht de evolutie van zijn situatie in de loop van dat jaar. Onder meer de modaliteiten voor de inning van de bijzondere RSZ-bijdrage dienen nog nader bij K.B. te worden bepaald.
2. Nieuwe afzonderlijke aanslagvoeten in de personenbelasting op de 2de pijler pensioenkapitalen gevormd door de bijdragen van de onderneming bij vereffening op 60 jaar (20%) of op 61 jaar (18%) Wanneer het pensioenkapitaal gevormd door bijdragen van de onderneming/werkgever, wordt uitgekeerd “bij leven”, dan zijn de volgende afzonderlijke aanslagvoeten (te vermeerderen met de gemeentebelastingen) op dit kapitaal van toepassing: • 20% bij vereffening op 60 jaar zonder pensionering • 18% bij vereffening op 61 jaar zonder pensionering • 16,5% bij vereffening op 60 of 61 jaar voor zover de aangeslotene ook met pensioen gaat3 • 16,5% bij vereffening vanaf 62 tot 64 jaar • 16,5% bij vereffening vanaf 65 jaar, tenzij de aangeslotene tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven. In dat geval wordt het pensioenkapitaal belast tegen een aanslagvoet van 10%. Deze afzonderlijke aanslagvoeten zijn van toepassing op de pensioenkapitalen betaald of toegekend vanaf 1.7.2013. De bedrijfsvoorheffingspercentages die de pensioeninstelling moet inhouden, zullen nog bij KB worden bepaald.
In 2012 is het ver vroegd pensioen nog mogelijk op 60 jaar voor zover 35 loopbaanjaren kunnen worden aangetoond. Door de wet houdende diverse bepalingen (I) van 28.11.2011 worden deze leef tijds- en loopbaanvoor waarden voor het ver vroegd pensioen vanaf 2013 geleidelijk opgetrokken. Vanaf 2016 zal het ver vroegd pensioen enkel nog mogelijk zijn vanaf 62 jaar na 40 loopbaanjaren, behalve in geval van lange loopbanen. Onder “lange loopbanen” worden vanaf 2016 verstaan, een loopbaan van 42 jaar of van 41 jaar in welk geval het ver vroegd pensioen mogelijk is vanaf 60 jaar respectievelijk vanaf 61 jaar. 3
3
Update@Work | Aon Hewitt | Human Capital Consulting
3. Afzonderlijke aanslag van 1,75% op de bestaande interne provisies aangelegd ter financiering van een onderhandse pensioenbelofte aan een werknemer of een bedrijfsleider Ingevolge de wet betreffende de aanvullende pensioenen van 28.4.2003 is de financiering van een onderhandse pensioenovereenkomst door middel van interne provisies (of een bedrijfsleidersverzekering) enkel nog mogelijk voor de zelfstandige bedrijfsleiders mandatarissen. Voor werknemers, alsook voor zelfstandige bedrijfsleiders nietmandatarissen, is dit niet meer toegelaten vanaf 1.1.2004. Met betrekking tot de bestaande interne provisies voorzag de wetgever in een facultatieve (en dus niet verplichte) externalisatie die onder bepaalde voorwaarden belastingneutraal is voor de aangeslotene. Het wetsontwerp bepaalt dat de interne provisies aangelegd ter financiering van een individuele pensioentoezegging aan een werknemer of een bedrijfsleider, onderworpen worden aan een afzonderlijke aanslag van 1,75% op het totale bedrag van de provisies bestaande op het einde van het laatste boekjaar met afsluitdatum vóór 1.1.2012. Die afzonderlijke aanslag zal samen met de vennootschapsbelasting (de rechtspersonenbelasting of de belasting der niet-inwoners) voor aanslagjaar 2013 worden ingekohierd. De mogelijkheid bestaat om deze belasting te spreiden over aanslagjaren 2013, 2014 en 2015, maar in dat geval bedraagt de aanslag 0,60% per jaar, hetzij 1,80% in totaal. Deze afzonderlijke aanslag is fiscaal niet aftrekbaar.
4. Uitbreiding van de externalisatieplicht van individuele pensioentoezeggingen Hiervoor werd reeds vermeld dat de financiering van een onderhandse pensioenovereenkomst door middel van interne provisies of een bedrijfsleidersverzekering enkel nog mogelijk is voor de zelfstandige bedrijfsleiders mandatarissen. Maar in uitvoering van het regeerakkoord Di Rupo (I) wordt dit voortaan ook verboden voor zelfstandige bedrijfsleiders mandatarissen. De bedoeling van de overheid is hier van tweeërlei aard: a) een gelijke fiscale behandeling van de individuele pensioentoezeggingen inzake de verzekeringstaks van 4,4% Vandaag is deze taks niet verschuldigd op de interne provisies, maar wel op de bijdragen voor een bedrijfsleidersverzekering, alsook op de bijdragen voor een individuele pensioentoezegging waarvan de uitvoering aan een pensioeninstelling is toevertrouwd. b) een betere bescherming van de begunstigde in geval van faillissement van de onderneming die de individuele pensioentoezegging heeft toegekend. De verplichting tot externalisatie geldt enkel voor de nieuwe individuele pensioentoezeggingen. Bedrijfsleidersverzekeringen voor de financiering van bestaande individuele pensioentoezeggingen mogen blijven bestaan voor zover zij niet worden gewijzigd voor de toekenning van bijkomende voordelen. Interne provisies met betrekking tot bestaande individuele pensioentoezeggingen mogen eveneens behouden worden, maar mogen niet toenemen.
Update@Work | Aon Hewitt | Human Capital Consulting
4
De “eigenlijke” bedrijfsleidersverzekering of keyman-verzekeringen waarbij de onderneming zich financieel indekt tegen het wegvallen van haar bedrijfsleider en die niet dienen ter financiering van een individuele pensioentoezegging, zijn wel nog mogelijk. Om de externalisatie van de bestaande onderhandse pensioenbeloften met betrekking tot zowel bedrijfsleiders als werknemers aan te moedigen, voorziet het ontwerp volgende fiscale stimuli: 1° de vrijstelling van de verzekeringstaks van 4,4% 2° belastingneutrale overdracht van de interne provisies of van de kapitalen van de bedrijfsleidersverzekering in de personenbelasting onder bepaalde voorwaarden. Opgelet : ook in geval van externalisatie blijft de afzonderlijke aanslag op de interne provisies (zie 3) verschuldigd! De fiscale stimuli zijn van toepassing op de interne provisies die worden overgedragen vanaf 1.1.2012 en op de kapitalen van bedrijfsleidersverzekeringen die worden overgedragen vanaf 1.7.2012.
5. Fiscale sanctie in geval van het niet verschaffen van de inlichtingen aan de DB2P (Databank Aanvullende Pensioenen) met daaraan gekoppeld een verhaalsrecht van de belastingplichtige tegen de verantwoordelijke voor de aangifte Aan het niet verstrekken van de inlichtingen aan de DB2P wordt vanaf 1.1.2013 een fiscale sanctie verbonden, met name de niet-aftrekbaarheid als beroepskost van de bijdragen of, wanneer de onderneming aan de rechtspersonenbelasting is onderworpen, de belasting van de bijdrage aan 33%. In geval van een onderhandse pensioenbelofte waarbij de onderneming de prestatie rechtstreeks uitkeert aan de begunstigde(n), bestaat de fiscale sanctie uit de niet-aftrekbaarheid van de uitgekeerde prestatie. Deze maatregel kadert in de strijd tegen de bijdragenfraude. Om de controletaak van de DB2P (o.a. controle op de inning van patronale RSZ-bijdrage van 8,86%, alsook van de nieuwe bijzondere RSZ-bijdrage van 1,5%, de 80%-regel) meer slagkracht te geven, wordt een sanctie gekoppeld aan de niet aangifte aan de databank. De belastingplichtige kan het gederfde fiscale voordeel eventueel verhalen op de verantwoordelijke voor de aangifte bij de DB2P. Indien deze schade het gevolg is van enige fout van de belastingplichtige, dan zal de aansprakelijkheid eventueel verhoudingsgewijs tussen beide worden verdeeld.
5
Update@Work | Aon Hewitt | Human Capital Consulting
AANDACHT! Deze update@work is gebaseerd op een “ontwerp” van programmawet dat nog kan wijzigen. Bovendien bestaan er heel wat onduidelijkheden, inzonder voor wat betreft de nieuwe bijzondere RSZ-bijdrage. Uiteraard volgen wij dit verder voor u op en zullen wij u te gepasten tijde informeren.
Contact
7499 @Work_V1NL
Aon Belgium bvba/sprl trading as Aon Hewitt Jules Cockxstraat 8-10 1160 Brussel t +32.2.730.95.05 e
[email protected]