Voor eens en altijd duidelijkheid!
over deeplinken…
Pagina 2 - VK Deeplinkonderzoek
1
Inleiding
Het onbegrensde uitwisselen van informatie en de makkelijke verticale kopieerbaarheid1 van digitale informatie bedreigen het traditionele auteursrecht. De exploitatie van een werk of een productie is niet meer, zoals in het verleden, aan een bepaald medium of een bepaalde vorm gebonden.2 De komst van het fotokopieerapparaat en de audio- en videorecorder maakt grootschalige reproducties in de privé-sfeer mogelijk. Daarmee wordt voor het eerst de verhouding tussen het betaalde openbare gebruik en het vrije privé gebruik verstoord. Telecommunicatie heeft tot de komst van het Internet ‘slechts’ de functie van een drager van informatie vervuld. Het was een individueel communicatiemiddel tussen mensen. Met de ontwikkeling van de digitale technologie werd telecommunicatie bovendien het instrument voor het uitwisselen van informatie (data) tussen computers! Last but not least is er bij digitale exploitatie geen enkel verschil meer tussen origineel en kopie! Dit alles zijn factoren die voor een nieuwe plaatsbepaling van het auteursrecht pleiten.3 De rechtspositie van zowel de auteur als de (internet-)gebruiker in cyberspace lijken niet duidelijk gedefinieerd. Om hierin enigszins helderheid te verkrijgen, hebben wij een antwoord gezocht op de vraag of een werk, bezwaard met Auteursrecht, gehyperlinkt mag worden. Onze werkwijze wordt in het werkstuk puntsgewijs uiteengezet. Ten eerste hebben wij ons verdiept in de Internationale verdragen omtrent dit onderwerp (hoofstuk 2). Vervolgens zijn wij ingegaan op de Europese regelgeving en haar implementatie in de Nederlandse wetgeving (hoofdstuk 3). Daarop volgend hebben we toepasselijke arresten behandeld (hoofdstuk 4). En tenslotte hebben wij onze bevindingen beargumenteerd samengevat ten einde het antwoord op de onderzoeksvraag gestructureerd te formuleren in een conclusie (hoofdtsuk5). Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag hebben wij ons moeten beperken tot behandeling van arresten en richtlijnen aangezien wij ons hebben gemanoeuvreerd op een nog relatief onbekend terrein.
1
E.J. Dommering, “Nieuw auteursrecht voor de eenentwintigste eeuw?“, Computerrecht 2001, pdf-file, p.5, geplaatst op 10-5-2001: Verticaal kopiëren houdt in van een origineel een kopie en van de kopie een volgende kopie e.z.v. te maken. Normaliter neemt de kwaliteit van de kopie met elke volgende kopie af. Dit beperkt de mogelijkheid tot verticaal kopiëren. Digitale kopieën daarentegen verschillen in niets van het origineel. Horizontaal kopiëren houdt in van een origineel tegelijkertijd heel veel kopieën te maken. 2 Zie vorige noot p.6: in de toekomst zal in plaats van bijv. het enkele recht tot distributie, multimedia licenties door de auteur aan grootgebruikers zoals producenten worden verkocht, daardoor zal de vorm van reproductie (kopiëren, downloaden etc.) niet meer van belang zijn. 3 Zie vorige noot, p.1
Pagina 3 - VK Deeplinkonderzoek
2
Het WIPO Copyright Verdrag
Eind 1996 zijn in Genève het WIPO Copyright Verdrag (WCT) en het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT) aangenomen. Deze verdragen gelden wereldwijd en zijn door de Wereldorganisatie voor intellectueel eigendom, het WIPO, opgesteld.4 De WIPOverdragen staan niet vanzelf boven het nationale recht, maar de deelnemende landen behoren hun recht zodanig aan te passen dat er bepaalde minimum garanties voor de handhaving van het auteursrecht ontstaan, ook op het internet. Het WCT biedt verregaande normen met betrekking tot de bescherming van het auteursrecht in de digitale wereld en wordt om deze reden ook wel het “Internetverdrag” genoemd. In maart 2002 is het WCT in werking getreden.5 Het verdrag heeft een brede toepassing: het is van toepassing op onder andere boeken, muziek, computerprogramma’s, kunst en films6. Het verdrag verschaft onder andere de mogelijkheid aan auteurs hun werk effectief te beschermen op Internet.7 Eigenlijk is het verdrag een vernieuwing van en aanvulling op het Berne-verdrag.8 Onder dit verdrag werd het auteursrecht automatisch toegekend aan alle vormen van creativiteit. Als dergelijk werk voltooid was, rustte er volgens het Berne-verdrag direct het auteursrecht op ter bescherming van de auteur. Het WCT bestaat uit 25 artikelen, aangevuld met gemeenschappelijke uitgangspunten bij de artikelen. Artikel 1 en 3 WCT verwijzen naar het moederverdrag van alle auteursrechtelijke verdragen: het Berne-verdrag. In artikel 2 wordt omschreven hoe ver de auteursrechtelijke bescherming reikt: tot uitingen (“expressions”) en niet tot ideeën, methoden etc.. Een belangrijk artikel uit het WCT is artikel 10. Hierin staat vermeld dat de deelnemende landen in hun nationale wetgeving beperkingen of uitzonderingen op de in het verdrag neergelegde regels mogen maken, mits de ‘driestappentoets’ in acht wordt genomen.9 Dit laatste artikel is naar onze mening de nekslag voor een effectieve werking van het verdrag. Het verdrag op zich biedt een zeer goed kader voor mondiale bescherming van het auteursrecht, maar dit kader wordt weer afgebroken door de beperkingen die lidstaten kunnen toevoegen bij implementatie van het verdrag.10 Op deze wijze wordt de beoogde uniforme werking van het verdrag tenietgedaan en blijft er een van land tot land verschillende regelgeving met betrekking tot het auteursrecht over. Met andere woorden: we zijn weer terug bij af? Op het eerste gezicht wel, maar wat we niet moeten vergeten is dat er met dit verdrag een mooi kader, een doel als het ware, is gecreëerd. Misschien is de wereld nu nog niet toe aan een uniforme regelgeving voor bescherming van het auteursrecht (op digitaal gebied), maar is met het WCT in ieder geval het probleem erkend dat er behoefte is aan een uniforme regelgeving. Deze behoefte is er daar het gebruik van Internet een grensoverschrijdend medium is.
4
De afkorting WIPO staat voor World Intellectual Property Organization. Zie: B. Kebs, Global E-Copyrights Treaty To Take Effect in March 2002, Newsbytes Washington, D.C., U.S.A., 7 december 2001. 6 Zie de Agreed Statements van het WCT met betrekking tot artikel 2 eerste lid WCT. 7 Denk hier aan bijvoorbeeld gebruik van een wachtwoord en registraties, kopieerbeveiligingen enz.. 8 Het Berne-verdrag heet oorspronkelijk ‘the Berne Convention for the Protection of Literary and Artistic Works. Dit verdrag is voor het eerst gesloten in 1886 en herzien in 1971. Het geldt als het belangrijkste auteursrecht-verdrag van de wereld. 9 P.B. Hugenholtz, “De wettelijke beperkingen beperkt. De WTO geeft de driestappentoets tanden”, Informatierecht/AMI 2000, p.197: conform het artikel 13 van het TRIP’s verdrag, het artikel 10 lid 2 WIPO Auteursrechtverdrag en artikel 5 lid 5 EG-Auteursrechtlijn moeten alle bestaande en toekomstige wettelijke beperkingen op het auteursrecht aan de ‘drie stappen toets’ voldoen: het moet gaan om 1. bepaalde bijzondere gevallen, 2. mag geen strijd met de normale exploitaite van het werk bewerkstelligen en 3. mag geen onredelijke schade aan de legitieme belangen van de rechthebbende opleveren (zie p.200 van hetzelfde artikel) 10 E.J. Arkenbout, “Nieuw auteursrecht op komst”, Informatierecht/AMI 2001, p.126: Zo laat de WIPO de lidstaten vrij in de regeling omtrent de “uitputtingsregeling”, het digitale reproductierecht, ‘fair compensation’, wettelijke beperkingen, regels omtrent privé kopiëren. Van de vrijheid op deze terreinen heeft de EG commissie in haar richtlijn Auteursrecht dankbaar gebruik gemaakt. 5
Pagina 4 - VK Deeplinkonderzoek
De Europese Unie (EU) komt aan de bovengenoemde WIPO-verdragen tegemoet door middel van een richtlijn over auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij.11 Volgens deze richtlijn zijn de lidstaten van de EU onder andere verplicht te zorgen voor rechtsbescherming van het auteursrecht op Internet tegen inbreuken op dit auteursrecht. De lidstaten zijn verplicht een sanctie op te leggen als een dergelijke inbreuk geconstateerd wordt. Wat in deze Europese regelgeving echter weer afbreuk doet aan datgene dat in het WCT is neergelegd, is artikel 5 van de richtlijn. In dit artikel zijn de voor de lidstaten toegestane beperkingen en uitzonderingen opgesomd. Zoals gezegd zijn deze uitzonderingen op het verdrag niet bevorderlijk voor een uniforme, globale toepassing van regelgeving met betrekking tot het auteursrecht (op digitaal gebied).
11
Richtlijn 2001/29 EG is op 5 mei 2001 in werking getreden.
Pagina 5 - VK Deeplinkonderzoek
3
Richtlijn nr. 2001/29/EG
Op 22 mei 2001 is na instemming van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie de richtlijn betreffende de “harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij” in werking getreden.12 Na haar publicatie13 hebben de lidstaten van de Europese Unie 18 maanden de tijd, om hun nationale wetgeving conform deze richtlijn aan te passen, dat houdt in dat op uiterlijk 22 december 2002 de richtlijn zal moeten zijn uitgevoerd.14 Voor ons is natuurlijk interessant hoe Nederland met de implementatie van deze richtlijn omgaat. Desgevraagd brengt op 18 augustus 1998 de Commissie Auteursrecht haar “Advies over auteursrecht, naburige rechten en de nieuwe media” aan de minister van Justitie uit.15 Dit advies wordt grotendeels overgenomen en vervolgens door de minister van Justitie en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen opgenomen in een notitie gericht aan de Tweede Kamer (mei 1999). De resultaten hiervan zijn voor zover mogelijk in het overleg over de richtlijn op Europees niveau ingebracht (het overleg tussen lidstaten en de Europese Commissie). In september 1999 vraagt de minister van Justitie opnieuw advies, deze keer over de aspecten van uitvoering van de toen nog voorlopige richtlijn. Op 17 Juli 2000 geeft de Commissie haar advies (nog geen twee maanden, nadat de richtlijn definitief is vastgesteld). Vanaf dat moment ondergaat het ministerie van Justitie een intensief proces van consultatie. Het voorontwerp van de wet (tot aanpassing van o.a. de Auteurswet) wordt verzonden en op de website van het departement geplaatst, om op deze wijze zoveel mogelijk reacties uit te lokken, een zorgvuldig totstandkomen van nieuwe regels te waarborgen16 en een platvorm voor alle belanghebbenden te bieden. Opmerkelijk is hier, evenals bij de totstandkoming van de richtlijn, de enorme strijd tussen de belangen van de rechthebbenden (zoals de auteurs) en de belangen van de gebruikers (bijv. vanuit wetenschap, advocatuur, rechterlijke macht, onderwijs). Op grond van de reacties op het voorontwerp is een definitief wetsvoorstel opgemaakt, dat in december 2001 in de Ministerraad is behandeld17, waarna het met advies van de Raad van State op 22 juli 2002 ter goedkeuring aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is verzonden.18 In kader van onze onderzoeksvraag zullen wij ons beperken op bepalingen uit de richtlijn, die voor de beantwoording ervan nuttig kunnen zijn. 3.1
Exploitatie en auteursrecht
Bijzonder aan de tot stand gekomen richtlijn is haar horizontale karakter. Er komt, voor wat het Auteursrecht betreft, een algemene regeling tot stand, die leemtes in de bestaande Auteurswet moet opvullen (het zogenaamde “gap-filling”).19 Vorige richtlijnen betroffen slechts specifieke onderdelen van het auteursrecht. Deze richtlijn vult aan maar vervangt niet, zodat de specifieke regels van de reeds bestaande richtlijnen gehandhaafd blijven.20 Ondanks het feit dat er van een zekere algemene regeling kan worden gesproken, harmoniseert deze richtlijn nog steeds maar gedeeltelijk het auteursrecht en de naburige rechten. Zo bevat de richtlijn bijvoorbeeld geen regels over het recht op openbare uitvoering, het recht op tentoonstelling, de morele rechten, het collectieve beheer, het contractenrecht of de 12
Wetsvoorstel: Kamerstukken II 2001-2002, 28 482, nr. 1-2, p. 1-15, (Aanpassingen aan de Auteurswet 1912, de Wet op de Naburige Rechten en de Databankwet ter uitvoering van de richtlijn nr. 2001/29/EG […]).p.1-15 13 Mededeling 5124988/01/6, 12 oktober 2001, van de minister van Justitie aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, p.1 14 Zie vorige noot, p.3 15 P.B. Hugenholtz, „De Commissie Auteursrecht en de nieuwe media“, Informatierecht/AMI 1999-1, p.1 16 Zie noot 13, p.3: de minister spreekt hier van zijn wens naar meer transparantie van de wetgeving en van het verschaffen van inzicht in zijn opvattingen aan belanghebbenden. 17 Zie noot 13, p.3 18 Zie noot 12, p.1 19 E.J. Arkenbout, “Richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij: naar een Europees auteursrecht“ Computerrecht 2001, p.127 20 Zie E.J. Arkenbout, “De Wetgever”, IER 1999-6, p.248; De Databankenwet van 21 juli 1999, een omzetting van de EG-richtlijn 96/6, geeft Europese producenten van databanken (meestal uitgevers) een exclusief toestemmingsrecht. Zonder hun toestemming mag niets uit hun databank worden openbaar gemaakt, opgevraagd of verveelvoudigd.
Pagina 6 - VK Deeplinkonderzoek
verhouding tussen auteur en producent,21 op deze terreinen blijven de lidstaten vooralsnog autonoom en dus geheel vrij in hun regelgeving. Gezien de voortdurende ontwikkelingen op internetgebied is de richtlijn met haar aanpassingen van de Auteurswet 1912, de Databankenwet en de Wet naburige rechten slechts een stap op de weg naar een Europees auteursrecht.22 Zij markeert een overgangsfase,23 die onmiskenbaar ook op het gebied van het auteursrecht de trend naar exclusieve competentie van de Europese wetgever weergeeft.24 3.1.1
Recht op Reproductie
Volgens artikel 2 van deze richtlijn heeft de rechthebbende (bijvoorbeeld de auteur) het exclusieve recht op reproductie, beschikbaarstelling en verspreiding. Artikel 2 hanteert daarbij een zeer ruime definitie: alle verveelvoudigingen, tijdelijk of duurzaam, vallen onder het begrip reproductie.25 Daarbij is dus niet van belang of de reproductie puur technisch of functioneel van aard is. Zodoende valt het enkele functioneren van een computer reeds onder het auteursrecht en ook het tot het normale Internet gebruik behorende ‘caching’26 (tijdelijke opslag op de harde schijf) blijkt dan in beginsel auteursrechtelijk beschermd.27 Dit is een onwerkbare situatie, vandaar dat de richtlijn uitzonderingen kent (zie 3.1.4, het onderdeel over beperkingen). Voor onze onderzoeksvraag geldt dat in beginsel een hyperlink op zichzelf niet als reproductie wordt aangemerkt, omdat een link immers niet kopieert, maar slechts naar een andere site doorverwijst.28 Sterker nog: er mag redelijkerwijze van een ‘impliciete toestemming’ worden uitgegaan naar een site rechtstreeks te mogen linken, zodra de auteur zijn werk op het World Wide Web heeft geplaatst. “De hyperlink is immers de essentie van het Web – de Hyper Text Markup Language (HTML) die aan het Web ten grondslag ligt en waarmee internetpagina’s worden opgemaakt, is een programmeertaal die speciaal is ontworpen om links naar (andere) pagina’s mogelijk te maken.”29 3.1.2
Recht op Openbaarmaking
Van belang is het in artikel 3 geformuleerde uitdrukkelijke verbod om uit nog niet openbaar gemaakte werken te citeren.30 Hierop kan geen uitzondering in de vorm van een beperking 21
E.J. Arkenbout, “Nieuw auteursrecht op komst”, Informatierecht/AMI 2000, p.127. E.J. Arkenbout, “Richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij: naar een Europees auteursrecht“ Computerrecht 2001, p.130 23 Zie noot 13, p.3 24 E.J. Arkenbout, “Richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij: naar een Europees auteursrecht“ Computerrecht 2001, p.130: Arkenbout spreekt desbetreffend van een onomkeerbare ontwikkeling. 25 P.B. Hugenholtz, “De Commissie Auteursrecht en de nieuwe media“, Computerrecht/AMI 1999-1, p.1; vergelijk ook J. M. B. Seignette, “Openbaarmaking en verveelvoudiging op het Internet: back to basics”, Computerrecht/AMI 1999-5, p.69; E. J. Arkenbout, “Richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij: naar een Europees auteursrecht“ Computerrecht 2001, p.127 26 Zie de kritische opmerking J.M.B. Seignette, “Openbaarmaking en verveelvoudiging op het Internet: back to basics”, Computerrecht/AMI 1999-5, p.70.; Het tijdelijke karakter van een transportkopie wordt niet zozeer bepaald door technische noodzakelijkheid als wel door de wil van de provider om te bewaren (in het geval van caching). Volgens de normatieve benadering die Hugenholtz en de adviescommissie vertolken is het doel van de kopieerder en het gevolg van zijn handeling doorslaggevend voor de definitie van reproductie. Hierin kan Seignette zich niet vinden. Zij staat meer de in de richtlijn door de Europese Commissie gekozen benadering voor. 27 Vergelijk P.B. Hugenholtz, “Cache as Cache Can”, Computerrecht 1999, p.50; De nieuwe richtlijn voorziet in een bijzonder ruim reproductierecht ten gunste van de auteur. Derhalve zijn “Internet-providers bang dat deze verdere verruiming van het exclusieve recht tot gevolg heeft dat voor ‘caching’ voortaan de toestemming van de rechthebbende zal zijn vereist.” 28 Noot van A.J Koelman bij Rb Rotterdam, 22 augustus 2000, rolnr. 139609/KG ZA 00-846 in Informatierecht-AMI 2000, p.208 29 Zie noot 28, p. 209 30 Rb Amsterdam, 12 november 1998, rolnr. KG 98/2949 0dC, m.nt. D.J.G. Visser ; Visser spreekt van een uitdrukkelijk door de wetgever beoogde beperking op de informatievrijheid, die in de Berner Conferentie en in de MvT van de Auteurswet 1912 nadrukkelijk wordt gesteld., “het citeren uit een nog niet openbaar gemaakt werk heeft de wetgever wel degelijk onderkent en heeft er bewust voor gekozen dit niet toe te staan”. Hij geeft verder te 22
Pagina 7 - VK Deeplinkonderzoek
ten gunste van de gebruiker worden gemaakt. Dit impliceert a contrario, dat de auteur dit absolute recht verliest vanaf het moment van de eerste rechtmatige openbaarmaking via plaatsing op het WWW. In zoverre valt in het geval van een link te bepleiten, dat er sprake is van een verwijzing naar rechtmatig openbaar gemaakt werk en dat dit zo geen inbreuk op het openbaarmakingsrecht van de auteur oplevert. Dit onderstreept de heersende leer betreffende linken: “het linken als zodanig is geen geval van openbaarmaking”.31 Hiertegen kan de link zelf wel als een vorm van openbaarmaking worden verstaan, omdat deze ‘meewerkt’ aan het ter beschikkingstellen van het werk aan het publiek. Maar zoals reeds onder subparagraaf 1.1.1 is bepleit, kan een dergelijke vorm van openbaarmaking rechtmatig zijn vanwege de aanname van een ‘impliciete toestemming’, zodra de auteur zijn werk op het WWW heeft geplaatst.32 Een andere vraag is, of de houder van een site (hier: de auteur) waarnaar ge(deep)linkt33 wordt zijn ‘impliciete toestemming’ ook kan intrekken! Kan een sitehouder door verwijzing naar een disclaimer34 zich tegen een ongewilde link beschermen?35 Voor dat geval onderscheidt Koelman twee situaties: de ene waarin de hyperlink auteursrecht schendt en de andere waarin het intellectuele eigendomsrecht niet van toepassing is. In het eerste geval is toestemming nodig van de sitehouder naar wiens site wordt gelinkt. Daarmee kan een voorbehoud (bijv. slechts op homepagina te mogen doorlinken) in de algemene voorwaarden voldoende zijn om een deeplink onrechtmatig te laten zijn (want intellectueel eigendomsrecht wordt geschonden). In het tweede geval is in beginsel geen toestemming nodig. Zoals in het arrest Leesportefeuille I, waarin de HR bepaalt “dat het niet aangaat zich een recht voor te behouden dat men niet heeft”. Koelman ziet de mogelijkheid “dat een voorbehoud waarmee de (diepe) link wordt uitgesloten niet kan worden geëffectueerd – indien tenminste door (deep)linking geen intellectueel eigendomsrecht wordt geschonden”.36 Voor de tweede situatie betekent dit dat de sitehouder (de auteur) zich niet middels algemene voorwaarden tegen linking kan beschermen mits geen intellectueel eigendomsrecht wordt geschonden (geheel conform de heersende leer). 3.1.3 Recht op Distributie Artikel 4 van de richtlijn regelt het recht om fysieke exemplaren te verplaatsen. De zogenaamde ‘gemeenschapsuitputting’ geeft daarbij de grenzen aan. Zodra een exemplaar voor het eerst binnen de Europese Gemeenschap (EG) door of met toestemming van de rechthebbende in het verkeer is gebracht, staat niets verdere verspreiding in de weg. Dat brengt met zich mee dat voor de rechthebbende de mogelijkheid bestaat door middel van een beroep op het auteursrecht import van buiten de EG te blokkeren. Deze mogelijkheid is voor Nederland geheel nieuw, maar is voor ons onderzoek niet van betekenis. Een hoofdkenmerk van het Internet is juist het onbelemmerd ageren over alle territoriale grenzen. Het is onwaarschijnlijk dat een auteur zich tegen ongewild linking op zijn
bedenken dat dit recht vooral strekt tot bescherming van de auteur persoonlijk en eventueel minder sterk voor diens erfgenamen zou kunnen gelden. P.B. Hugenholtz, “Napster: een bliksemonderzoek”, Computerrecht 2000, p.228 32 Zie noot 28, p.208 33 Zie noot 28, p.208; Het maakt voor de kwestie van inbreuk op het auteursrecht niet uit, of er nu sprake is van een link naar een homepagina of een ‘deep-link’ naar sites achter de homepagina. Er is met linking (deeplinking) geen sprake van schending van het auteursrecht. 34 Stichting Kennisnet, ‘Internetwoordenboek [...]’, www < http://internetwoordenboek.kennisnet.nl/>, 3 december 2002. De omschrijving van een disclaimer luidt: “ Letterlijk: afwijzen van verantwoordelijkheid. Disclaimers verschijnen vaak onder aan een e-mail of webpagina. Hierin attendeert men de lezer erop dat aan uitspraken geen rechten kunnen worden ontleend. Het is een fenomeen dat over is komen waaien uit Amerika, waar iedereen de ander vaak voor het minste of geringste voor het gerecht sleept.“ 35 Zie noot 28, p.210; Ook voor de sitehouder geldt, dat hij een commercieel belang kan hebben “over de wijze waarop bezoekers door zijn site surfen”. Denk aan de geplaatste advertenties (dit pleit tegen een gerechtvaardigd/ongecontroleerd linken) of het aantal bezoekers op een site (dit pleit voor het gerechtvaardigd linken, omdat ook de sitehouder commercieel belang heeft aan de link). 36 Zie noot 28, p. 210 31
Pagina 8 - VK Deeplinkonderzoek
materiaal met een beroep op het distributierecht kan verweren.37 Een link veronderstelt immers, dat de auteur zijn werk op Internet heeft gezet en dit impliceert dat hij mondiale toegang beoogt. Aan de andere kant spreekt artikel 4 van de richtlijn auteursrecht en naburige rechten van fysieke exemplaren (boeken, cassetten, cd’s), waartoe het verzenden van bytes (digitale informatie) zonder twijfel niet behoort. 3.1.4 Beperkingen op de rechten Met het oog op de belangen van de gebruiker en zijn recht op informatie zijn op de exclusieve rechten van de rechthebbende beperkingen in de richtlijn opgenomen. Op grond van artikel 5 lid 1 zijn functionele of louter technische reproducties binnen computerwerken of binnen andere apparatuur van het auteursrecht uitgezonderd, mits wordt voldaan aan de ‘driestappentoets’.38 Dit kan ook niet anders gezien de ruime definitie die artikel 2 aan reproductie toekent, waardoor een onhoudbare/onwerkbare situatie met name op gebied van Internet zou ontstaan.39 Voor de internet-provider betekent lid 1 dat doorgifte van inbreukmakend materiaal via linking niet strafbaar is in de zin van schending van het reproductierecht van de auteur, omdat de link geen verveelvoudiging in de zin van deze richtlijn is. Er wordt in dit kader zelfs van een wettelijke licentie voor tussenpersonen gesproken, mits de werken legaal ter beschikking zijn gesteld40 (dat wil zeggen hetzij door de rechthebbende hetzij door de wet toegestaan). Belangrijk hierbij is, bij vermeende inbreuk, de omgekeerde bewijslast! De aangeklaagde zal dus zijn onschuld moeten kunnen bewijzen om vrijuit te gaan.41 De provider moet bij een klacht bewijzen slechts zuiver te hebben getransporteerd zonder wat voor toegevoegde diensten dan ook.42 Voor technische handelingen zoals caching, browsing, mirroring of linking zal uiteindelijk de rechter moeten bepalen of en in hoeverre deze onder het exclusieve recht van de auteur vallen conform de ratio van het vernieuwde auteursrecht.43 3.1.5 Artikel 6, een innovatie? Met artikel 6 van de richtlijn vergroot de Europese Commissie de strafbare feiten in cyberspace. Het biedt bescherming voor de rechthebbende tegen “omzeilen” van technische beschermingsmaatregelen. Zodra een maatregel kan worden aangemerkt als een beschermingsmaatregel in de zin van deze richtlijn (de maatregel mag niet eenvoudig te kraken zijn en ze moet beogen de rechten uit deze richtlijn te beschermen) dan is elke poging van ‘omzeilen’, zelfs de voorbereiding of facilitering, daarvan onrechtmatig. Lidstaten zijn geheel vrij in de wijze waarop ze deze norm in hun wetgeving verwezenlijken. Een groot probleem hierbij is het juiste evenwicht te vinden tussen het belang van de rechthebbende in de zin van rechtsbescherming en het belang van de gebruiker in de zin van
37
J.M.B. Seignette, “Napster en de controle van der rechthebbende over de distributie van zijn werk”, AMI 2001, p.34; Wél onderstreept de Napsterzaak het recht van de auteur om zelf te bepalen op welke wijze zijn werk wordt verspreid. 38 J.M.B. Seignette, “Implementatie en dan nog meer: Reactie op het conceptwetsvoorstel voor de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn”, AMI 2002, p.8 39 J.M.B. Seignette, “Openbaarmaking een verveelvoudiging op het Internet: back to basics”, Informatierecht/AMI 1999-5, p. 69; Deze beperking moet volgens de Europese Commissie voorkomen, dat het vrije verkeer van diensten op het Internet teveel door het verveelvoudigingsrecht wordt belemmert. “Werken worden tijdens het transport van server naar eindgebruiker talloze malen tijdelijk gekopieerd zonder dat deze kopieën een zelfstandige betekenis hebben. Het belang om niet iedere afzonderlijke transportkopie aan toestemming te willen onderwerpen, is evident.” 40 Zie vorige noot, p. 69-70 41 J.M.B. Seignette, “Implementatie en dan nog meer: Reactie op het conceptwetsvoorstel voor de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn”, AMI 2002, p.8 42 P.B. Hugenholtz, “De Commissie Auteursrecht en de nieuwe media“, Computerrecht/AMI 1999-1, p.2; ook J.M.B. Seignette, “Openbaarmaking een verveelvoudiging op het Internet: back to basics”, Informatierecht/AMI 1999-5, p.71 43 P.B. Hugenholtz, “De Commissie Auteursrecht en de nieuwe media“, Computerrecht/AMI 1999-1, p.2
Pagina 9 - VK Deeplinkonderzoek
recht op informatie.44 Wanneer is bij exploitatie van beschermd materiaal sprake van ‘omzeilen’ in de zin van deze richtlijn en wanneer van het rechtmatig aanbieden van faciliteiten om beschermd materiaal te kunnen opvragen? Deze kwestie is vooral van belang voor onze onderzoeksvraag met betrekking tot bijvoorbeeld de aansprakelijkheid van de aanbieder die op zijn sites naar eventueel op auteursrecht inbreukmakend materiaal ‘doorlinkt’.45 Om dit probleem te ondervangen, geeft artikel 6 tevens de verplichting aan de lidstaten ervoor zorg te dragen, dat technische beschermingsmaatregelen geen onwenselijke gevolgen hebben, zodat de rechten van de gebruikers in termen van toegang tot informatie, onderwijsen onderzoeksvrijheid en consumentenbelangen niet worden belemmerd. Deze gebruikersbelangen dienen door de lidstaten te worden beschermd. Dat betekent in dit geval dat als gebruikersbelangen onvoldoende worden behartigd (door bijvoorbeeld te veel aan zelfregulering over te laten) de lidstaat gehouden is met passende maatregelen in te grijpen. In een uitzondering op deze plicht tot ingrijpen voorziet de richtlijn in ‘on demand delivery’, dat is de rechtstreekse contractering via Internet (het zogenaamde Napster-model, de “peerto-peer technologie”46). Het primaire doel van artikel 6, namelijk bescherming aan de rechthebbende te bieden, wordt dus maar gedeeltelijk gerealiseerd. In bepaalde gevallen zal de rechthebbende geen aanspraak op hulp van overheidszijde kunnen maken. Als een link eenvoudige toegang tot auteursrechtelijk beschermd materiaal verschaft (omdat bijvoorbeeld de bescherming niet aanwezig is of makkelijk te omzeilen) , ontbreekt elke bescherming voor de rechthebbende (zie de eisen, die artikel 6 aan beschermingsmaatregelen stelt) en is de lidstaat bovendien ontslagen van de plicht met passende maatregelen alsnog beschermend op te treden. Een soort ‘eigen schuld, dikke bult’- doctrine. Blijkbaar verdient de rechthebbende pas bescherming tegen ongeoorloofde inbreuk op zijn auteursrecht als hij zelf afdoende beschermende maatregelen heeft genomen. De Europese Commissie wil op dit punt vooralsnog de ontwikkelingen de vrije loop laten. In het geval van ongewenste ontwikkelingen zal dan door de Europese in plaats van de nationale overheid corrigerend moeten worden opgetreden.47 3.2 Exploitatie via Portals & Communities Een aanbieder van een webpagina (organisator van een ‘portal’), die door middel van linking gespecialiseerde diensten/producten laat afnemen, wordt ‘packager’ (drager) van de gelinkte informatie. In zoverre valt deze aanbieder met een omroeporganisatie te vergelijken. Een groot verschil met het omroepmodel en tegelijkertijd een groot voordeel voor de digitale exploitant is het gemak waarmee persoonsgegevens in de telecommunicatie kunnen worden vergaard (van belang voor inkomsten of voor marketingaspecten). Een groot probleem voor de auteursrechthebbende is het vrije gebruik van informatie via ‘peer-to-peer’ technologie (waardoor gebruikers in staat zijn om in elkaars audio- en videofiles
44
Vergelijk E.J. Arkenbout, F. van Dijk & P.W. van Wijk, “Hoe informatie te beschermen?”, ESB 2002, p.407. Volgens hun is het bereiken van evenwicht in productie en verspreiding van informatie functie van het auteursrecht. 45 P.B. Hugenholtz, “De Commissie Auteursrecht en de nieuwe media“, Computerrecht/AMI 1999-1, p.2; voor wat de aansprakelijkheid van tussenpersonen (dus ook Internet providers) betreft, sluit de commissie zich aan bij het in artikel 8 WAV en artikel 3 ontwerp richtlijn geformuleerde standpunt (het beschikbaarstellingsrecht). Het enkele beschikbaar stellen van faciliteiten levert geen openbaarmaking op, waardoor de provider als tussenpersoon niet aansprakelijk is voor eventuele inbreuken op het auteursrecht. Vergelijk ook J.M.B. Seignette, “Openbaarmaking een verveelvoudiging op het Internet: back to basics”, Informatierecht/AMI 1999-5, p.69 46 E.J. Dommering, “Nieuw auteursrecht voor de eenentwintigste eeuw?“, Computerrecht 2001-3, pdf-file: p.7; hier is sprake van gebruikers die rechtstreeks in elkaars bestanden mogen kijken, en die vervolgens downloaden en kopiëren. In het geval van Napster kon voor aansprakelijkheid nog een intermediair worden getraceerd, namelijk Napster zelf. Het opduikende probleem van de rechthebbende zijn auteursrecht niet tegen deze peer-to-peer technologie te kunnen beschermen (zo Dommering), omdat de beschermingsmaatregelen (de filters) makkelijk te omzeilen zijn, is met deze richtlijn naar onze (Yvonne, Petra, Marco, Armin) mening niet uit de wereld geholpen (zie de uitzondering die artikel 6 van de richtlijn op het “omzeilingsverbod” geeft). 47 E.J. Arkenbout, “Richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij: naar een europees auteursrecht“ Computerrecht 2001, p.128
Pagina 10 - VK Deeplinkonderzoek
te kijken, deze te downloaden of te kopiëren48). In één geval kon het gebruik van deze technologie verboden worden, omdat er naast de anonieme privé gebruikers een professionele intermediair (Napster) aan te wijzen was. In hoeverre dit verbod effectief kan zijn is nog maar de vraag, omdat het verbod blijkbaar makkelijk te omzeilen was. De filters die ingezet zijn om het werk auteursrechtelijk te beschermen, waren/zijn eenvoudig te kraken. Het achterliggende probleem zal, ondanks het strafbaar stellen van ‘het omzeilen van beschermingsmaatregelen’ (zie 3.1.5), ook in de nabije toekomst nog niet zijn opgelost, doordat de richtlijn de uitzondering van de on-demand-delivery (peer-to-peer technologie) erkent.49 Het geval Napster laat zien dat de intermediair zich niet van zijn verantwoordelijkheid tegenover de auteursrechthebbende kan onttrekken.50 Opvallend is de nieuwe ontwikkeling, waarbij de relatie tussen producent en gebruikers minder door het auteursrecht en meer door contractuele gebruikslicenties wordt beheerst. Doordat de digitale markt geen verschil meer tussen de primaire exploitatie (exploitatie van het origineel) en de secundaire exploitatie (exploitatie van de kopieën of hergebruik van het origineel) kent, lijkt samenwerking (in vorm van contracten) meer voordelen dan nadelen op te leveren.
48
J.M.B. Seignette, “Napster en de controle van der rechthebbende over de distributie van zijn werk”, AMI 2001, P.29; “Het uitwisselen van digitale bestanden wordt aangeduid als ‘file-sharig’ of ‘fileswapping’. Het netwerk van individuele computers dat door de ‘file-sharing’ wordt gecreëerd noemt men ‘peer-to-peer’ (P2P) netwerk.” 49 Vergelijk kritische aantekening in noot 34, p.32; Seignette is, anders dan Hugenholtz, niet zonder meer ervan overtuigd dat in het geval van Napster er sprake is van een gerechtvaardigd beroep op de beperking van het reproductierecht, de privé exceptie van artikel 16b Auteurswet en artikel 10 sub a Wet Naburige Rechten. Vooral omdat Napster-gebruikers commercieel gebruik maken van de file-sharing, wat volgens de nieuwe Auteursrichtlijn een succesvol beroep op de privé-exceptie in de weg staat. 50 Het voorstel voor de richtlijn “juridische aspecten van de elektronische handel in de interne markt”, 18 november 1998, COM (1998) 586 sluit elke aansprakelijkheid voor aanbieders van transportdiensten uit. Hetzelfde geldt voor de Service provider mits deze de onrechtmatigheid van de aangeboden informatie niet kent of nadat hij kennis heeft verkregen geen voorkeringen treft om de toegang tot de informatie af te sluiten. Ook voor de handeling ‘caching’ zal een bijzonder aansprakelijkheidsregime worden getroffen. Zie P. B. Hugenholtz, “De Commissie Auteursrecht en de nieuwe media“, Computerrecht/AMI 1999-1, p.2; Vergelijk J.M.B. Seignette, “Openbaarmaking een verveelvoudiging op het Internet: back to basics”, Informatierecht/AMI 1999-5, p.69-70
Pagina 11 - VK Deeplinkonderzoek
4 Arresten 4.1 Inleiding Is er ook een andere oplossing te geven naast de Europese Auteursrichtlijn? Om deze vraag te beantwoorden gaan we ons verdiepen in de rechtspraak; onderbouwt deze het standpunt van de Europese Richtlijn of spreekt hij hem juist tegen?. Heel kort eerst een gerichtere uitwerking van onze probleemstelling: “Mag een werk wat bezwaard is met auteursrecht gehyperlinkt worden?” Wij beperken ons bij deze probleemstelling tot het zogenaamde willens en wetens hyperlinken51 op een site, forum of zoekmachine zoals http://www.google.nl (hierna: SFZ) van beeldmateriaal dat bezwaard is met auteursrecht. Wanneer de SFZ dit doen, dit hyperlinken, dan kunnen zij waarschijnlijk een bericht als deze van de eigenaar van het met auteursrecht bezwaarde gehyperlinkte materiaal tegemoet zien: "Zonder uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever is het niet toegestaan om foto's of ander materiaal te kopiëren, verspreiden of op enigerlei andere wijze te publiceren of openbaar te maken. Onder openbaar maken wordt mede verstaan het openbaar maken door middel van hyperlinks, welke direct naar inbreukmakend materiaal verwijzen." Nu vragen wij ons af wat je hiertegen kunt aanvoeren en hoe je dat vervolgens dan weer kunt weerleggen? 4.2 De oplossing verder uitgewerkt In het recht wordt er vaak gekeken naar de causaliteit. In hoeverre is het doel van het vertoonde erop gericht daadwerkelijk het auteursrechtelijk bezwarende materiaal in het openbaar te krijgen? Over de zogenaamde hyperlink is namelijk nog geen wettelijke uitspraak verschenen. Waarschijnlijk hebben we het hier over het bepaalde in artikel 2 sub a van de Richtlijn 2001/29EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001.52 Hierin staat dat auteurs voorzien worden in het uitsluitend recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm dan ook toe te staan of te verbieden (zie subparagraaf 3.1.1). Hieruit kan afgeleid worden dat de eigenaar van het met auteursrecht bezwaarde gehyperlinkte materiaal daadwerkelijk het recht heeft om dergelijke zaken te verbieden. Dat wil zeggen, een rechter zal dus altijd kijken naar het willens en wetens handelen. Eén blik op een SFZ zal bevestigen dat de link weinig ander doel heeft dan openbaarmaking van beeldmateriaal. Maar naast dit alles is er een artikel dat de andere kant, de kant van de SFZ-eigenaar, van het verhaal verdedigt. Artikel 5 lid 153 van de eerder genoemde richtlijn bepaald namelijk dat “tijdelijke reproductiehandelingen, als bedoelt in art. 2, die van voorbijgaande of incidentele aard zijn, en die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé en die worden toegepast met als enig doel a) de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon of b) een rechtmatig gebruik
51
Stichting Kennisnet, ‘Internetwoordenboek…’, WWW
, 3 december 2002. De omschrijving van een hyperlink luidt: “Verwijzing naar een ander deel op dezelfde pagina of naar een ander document op het World Wide Web. Afgekort: een link. Apple introduceerde hypercard en hyperlink in 1987.” Hyperlinken is dan dus het gebruik maken van hyperlinks. 52 Richtlijn nr. 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, PbEG 22 mei 2001 L 167/16. 53 Richtlijn nr. 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, PbEG 22 mei 2001 L 167/16.
Pagina 12 - VK Deeplinkonderzoek
van een werk of ander materiaal mogelijk te maken en die geen zelfstandige economische waarde bezitten, van het in artikel 2 bedoelde reproductierecht uitgezonderd zijn.” (zie subparagraaf 3.1.4) Wanneer we dit bekijken is het zeer goed te bepleiten dat de SFZ enkel fungeren als doorgeefluik tussen derden (zie onder 1a). Een hyperlink is namelijk niet meer dan de verwijzing naar een adres. Een voorbeeld: als ik aan U vertel waar U illegale cd's kan kopen maar deze zelf niet verkoop, ben ik ook niet aansprakelijk. Maar nogmaals, hier is nog nooit een officiële uitspraak over geweest. Het grote verschil met het Duitse spoorwegen-arrest54 en onze onderzoeksvraag is dat de verantwoordelijken van de SFZ het werk niet zelf plaatsen, maar er enkel naar werk verwijzen. Dit is voor hen de grondslag van hun verdediging. Dit arrest is echter wel baanbrekend omdat daarin een provider voor het eerst collectief aansprakelijk wordt gehouden voor pagina's die hij ondersteunt. Nu moeten we bepalen welke argumenten het meest doorslaggevend zijn. Er staat, onzes inziens, geen inbreukmakend materiaal op de SFZ, want een link is slechts een verwijzing (zie subparagraaf 3.1.1). NB. De ‘standaard’ onrechtmatige daad55 is hier niet van toepassing, terwijl art. 6:162 BW op zich natuurlijk op vrijwel elk onrechtmatig handelen van toepassing is. Nu is het echter zo dat we hier te maken hebben met een afwijkende situatie. We hebben het hier namelijk over een virtuele en niet een fysieke zaak. Daarnaast is in dit geval de auteurswet van toepassing aangezien het om een copyright-zaak gaat. Probleem hierbij is dat ook hier niets over het Internet vermeld staat en eigenlijk eveneens fysieke zaken geregeld zijn. Om deze reden is er een Europese richtlijn opgesteld die hierin voorziet. Goed we gaan verder. De eigenaar van het met auteursrecht bezwaarde gehyperlinkte materiaal kan op zijn beurt weer verwijzen naar de jurisprudentie van de zaak Scientology Church, Karin Spaink, XS4ALL56. Hier wordt echter slechts gekomen tot het bevel van verwijderen van de desbetreffende links en een dwangsom die geïnd kan worden wanneer na één dag na waarschuwing de link niet wordt weggehaald. Deze zaak dateert overigens van 9 juni 1999. Het zogenaamde Scientology-arrest is in veler opzichten een baanbrekend arrest aangezien het inzicht verschaft in zaken waar voorheen geen enkele duidelijkheid over bestond. Om ons verhaal verder enigszins leesbaar te maken eerst een korte introductie in hoe sommige begrippen vanuit rechtswetenschappelijk oogpunt benaderd worden. Op het Internet worden verschillende actores onderscheiden: information-provider (bijvoorbeeld degene die een bepaalde site beheert en vult); service-provider (provider die toegang biedt tot zowel het Internet als de webspace, vaak ook samen met andere diensten. Bv XS4-all, wanadoo, planet etc.); access-provider (provider die enkel en alleen toegang tot het Internet verschaft, zijn er niet zo veel meer van). In beginsel is de information-provider aansprakelijk voor de strafbare informatie, echter: het is dikwijls lastig om de information-provider te traceren;
54
55
56
ANP, NRC Handelsblad, ‘Rechter dwingt provider tot ingreep’, WWW
, publicatie 27 april 2002. Hier is het arrest in leesbare taal te bezichtigen. XS4ALL is in hoger beroep gedaan waarbij de kernvraag was: “Moet een provider een site meteen verwijderen als een advocaat daar om vraagt? 7 November 2002 heeft het Hof van Amsterdam hierover een uitspraak gedaan, maar we hebben deze tot dusverre nog niet kunnen vinden. Artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Dit in tegenstelling tot hetgeen de Rechtbank van Koophandel te Brussel op 2 november 1999 heeft overwogen in de zaak IFPI/Skynet, alwaar de rechtbank besluit dat het welbewust linken naar inbreukmakend materiaal wel als onrechtmatige daad c.q. ongeoorloofde handelspraktijk kan worden aangemerkt, Computerrecht 2000/1, p.36 (IFPI/Skynet). Pres. Rb. ‘s-Gravenhage 9 juni 1999, rolnr. 96/1048. Het arrest in zijn geheel is te vinden op: WWW, .
Pagina 13 - VK Deeplinkonderzoek
het is vaak erg moeilijk te bepalen welk land rechtsmacht heeft over een bepaalde information-provider. Om deze reden is er sinds kort sprake van de zogenaamde strafrechtelijke aansprakelijkheid van de serviceprovider57. Op die manier kan men op efficiënte en snelle wijze handelen tegen illegaliteit op het Web. Wat heeft dit nu met deze zaak te maken? Het is een belangrijke constatering dat het door de eigenaar van het met auteursrecht bezwaarde gehyperlinkte materiaal aangevoerde Scientology- arrest primair jurisprudentie is voor de aansprakelijkheid van de internetprovider. De overwegingen waren hierbij als volgt: XS4All doet niet meer dan de gelegenheid geven tot openbaarmaking en kan in beginsel geen invloed uitoefenen op of zelfs maar kennis dragen van datgene wat via hen wordt uitdragen. In beginsel is er daarom geen aanleiding hen aansprakelijk te houden voor onrechtmatige - bijvoorbeeld op auteursrechten van derden inbreuk makende handelingen van gebruikers; een aansprakelijkheid zou aangenomen kunnen worden in een situatie waarin onmiskenbaar duidelijk is dat een publicatie van een gebruiker onrechtmatig is en redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zulks ook de service-provider bekend is. In een dergelijke situatie zou wellicht van de access-provider verlangd kunnen worden dat hij tegen de betrokken gebruiker optreedt, echter in de praktijk komt de aansprakelijkheid bij de service-provider terecht (omdat er nog maar weinig access-providers zijn); indien de activiteiten van de service-providers zich beperken tot het doorgeven en de opslag van die informatie en zij de informatie niet zelf selecteren of bewerken, verschaffen zij slechts de technische faciliteiten waarmee openbaarmaking door anderen mogelijk gemaakt wordt. Onder die omstandigheden maken zij niet zelf openbaar, maar geven zij slechts gelegenheid tot openbaarmaking (vergelijk subparagraaf 3.1.2)58. De service-provider is niettemin op grond van de zorgvuldigheid die het maatschappelijke verkeer betaamt gehouden zijn medewerking te verlenen en adequate maatregelen te treffen als hij ervan in kennis wordt gesteld dat een van de gebruikers van zijn computersysteem auteursrechtelijke inbreuken pleegt of anderszins onrechtmatig handelt. Hij handelt zelf onrechtmatig als hij, in kennis gesteld van de onrechtmatige handeling van de gebruiker niet ingrijpt. Terwijl aan de juistheid van die kennisgeving in redelijkheid niet valt te twijfelen59. Uitkomst is dat de service-provider op straffe van een behoorlijke boete de link of andere illegale informatie dient te verwijderen of ontoegankelijk dient te maken. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat deze maatregel pas mogelijk is na een officiële berisping door de Officier van Justitie. Dus niet wanneer een ander dit doet (in casu de eigenaar van het met auteursrecht bezwaarde gehyperlinkte materiaal)! Maar goed, dit neemt eveneens niet weg dat het geen identieke zaak is. De SFZ zijn immers geen service-providers en kunnen dus niet als vanzelfsprekend zo behandeld worden. Er is wel iets voor te zeggen maar dit blijft koffiedik kijken. Misschien 'n proefproces dat uitkomst zal bieden? (zie subparagraaf 3.1.4) De eigenaar van het met auteursrecht bezwaarde gehyperlinkte materiaal kan dus vooral schermen met de weinige arresten die er op dit gebied zijn, met de wetenschap dat er nog geen waterdichte zaak voor hem bestaat.
57
A.E. Harteveld & J.L. van der Neut, ‘Internet-providers in de strafrechtelijke gevarenzone’, Delikt en Delikwent nr. 3 1996, p. 426-439. 58 Zie in dit verband ook de toepassing van deze regel afgeleid uit het Scientology-arrest en strenger neergelegd in artikelen 12 en 14 van de Richtlijn elektronidche handel in: Hugenholtz, P.B., “Napster: een bliksemonderzoek”, Computerrecht 2000, p.228. 59 Zie ook: Seignette, J.M.B., “Napster en de controle van de rechthebbende over de distributie van zijn werk”, AMI 2001, p.29-34. De Internet-provider, gezien zijn bedrijfsmatig handelen en de schade die verdere inbreuk kan veroorzaken, handelt onrechtmatig als hij in kennis wordt gesteld van het feit dat de informatie inbreukmakend is, aan de juistheid van die kennisgeving in redelijkheid niet valt te twijfelen, in staat is om toegang tot de betreffende site valt af te sluiten en desalniettemin niet ingrijpt. In dit artikel staat als toepassing op deze regel verder te lezen dat Napster-gebruikers inbreuk maken op het auteursrecht van de muziek en dat Napstar, een communicatie middel dat gebruikers in staat stelt op grote schaal onderling MP3-bestanden uit te wisselen, hieraan medeplichtig is indien zij dit via haar systeem mogelijk maakt en er ondanks expliciete sommatie geen einde aan maakt.
Pagina 14 - VK Deeplinkonderzoek
5 Conclusie Na de nodige informatie op een rijtje te hebben gezet, kunnen we overgaan tot de beantwoording van onze onderzoeksvraag. We vroegen ons af of een werk dat bezwaard is met een auteursrecht gehyperlinkt mag worden. Hiermee wordt bedoeld het willens en wetens linken door een site, forum of zoekmachine (SFZ). In hoofdstuk 3 (subparagraaf 3.1.1) is reeds gesteld dat een hyperlink in ieder geval niet als een vorm van reproductie kan worden aangemerkt zoals bedoeld in de Europese Auteursrichtlijn. Een hyperlink is immers geen kopie, maar een verwijzing naar een website. Dit wordt vooral duidelijk wanneer je naar artikel 5 van de richtlijn (subparagraaf 3.1.3) onder ogen neemt, waarin uitzonderingen op het auteursrecht worden genoemd. Er mag zelfs van (impliciete) toestemming van de auteur van een werk worden uitgegaan, zodra hij dit werk op het Internet (WWW) zet. Zonder links zou het WWW namelijk niet kunnen functioneren en linking is daarom van essentieel belang. Een SFZ fungeert louter als doorgeefluik, want de SFZ plaatst het met auteursrecht bezwaarde werk niet, maar verwijst ernaar. Hoewel er dus willens en wetens ge(hyper)linkt wordt, toch kan er niet gesproken worden van handelingen in strijd met de richtlijn, auteurswet of jurisprudentie (zie paragraaf 4.2). Daarnaast biedt ook artikel 3 van de richtlijn geen oplossing voor de auteur die zijn auteursrecht tegen linking beschermd wil zien. Bovendien hebben we gezien (subparagraaf 3.1.2) dat een auteur zich niet tegen linking kan beschermen via algemene voorwaarden (een disclaimer) als er geen inbreuk op het intellectueel eigendom plaatsvindt. Dit betekent dat artikel 4 van de richtlijn ook geen bescherming biedt aan de auteur die zijn werk op Internet heeft geplaatst. Uit de rechtspraak is echter wel gebleken dat een auteur achteraf kan eisen dat er niet naar zijn werk gelinkt kan worden. Er kan een dwangsom worden geëist als de link niet wordt verwijderd na een waarschuwing van de Officier van Justitie. Zie hiervoor paragraaf 4.2 (het Scientology-arrest). Dit arrest ziet echter alleen op de aansprakelijkheid van de serviceprovider en dus niet op die van de SFZ, aangezien dat geen service-providers zijn. Uit de bestudering van de richtlijn blijkt dat men bij het opstellen van deze richtlijn het belang van recht op informatie zwaarder vond wegen dan het auteursrecht. Vooralsnog is het voor de auteur die zijn werk niet deugdelijk heeft beveiligd tegen misbruik nauwelijks mogelijk op een beroep te doen op de beschermende werking van de richtlijn. Ook de rechtspraak biedt nog geen duidelijk antwoord op onze onderzoeksvraag, maar waarschijnlijk laat dit antwoord niet lang op zich wachten. Wij zullen in ieder geval met veel interesse de rechtspraak omtrent auteursrecht en Internet tegemoet zien.
Pagina 15 - VK Deeplinkonderzoek
6. Literatuurlijst 6.1
Artikelen Arkenbout, E.J., “De Wetgever”, IER 1999, p.247-249. Arkenbout, E.J., “Richtlijn Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij: naar een Europees Auteursrecht”, Computerrecht 2001, p.126-130. Arkenbout, E.J., “Nieuw auteursrecht op komst”, Informatierecht/AMI 2000, p.125131. Arkenbout, E.J., F. van Dijk & P. W. van Wijk, “Hoe informatie te beschermen?”, ESB 2002, p.407-409. Arkenbout, E.J., F. van Dijk & P. W. van Wijk, “Auteursrecht in de informatiemaatschappij: Bouwstenen voor een justitiestrategie”, AMI 2002, p.6576. Dommering, E.J., “Nieuw auteursrecht voor de eenentwintigste eeuw?”, Computerrecht 2001-3, pdf-file p.1-10, geplaatst 10 mei 2001. Gibson, C., “WIPO internet copyright treaties coming into force”, Computer und Recht International, 2002-1, p. 25. Harteveld, A.E. & J.L. van der Neut, “Internet-providers in de strafrechtelijke gevarenzone”, Delikt & Delikwent nr.5 1996, p. 426-439. Hugenholtz, P.B., “Het internet het auteursrecht voorbij”, Recht & Internet, NJV 1998-1, p. 230. Hugenholtz, P.B., “De Commissie Auteursrecht en de nieuwe media”, Informatierecht/AMI 1999, p.1-5. Hugenholtz, P.B., “Cache as Cache Can”, Computerrecht 1999, p.50. Hugenholtz, P.B., “Napster: een bliksemonderzoek”, Computerrecht 2000, p.228. Hugenholtz, P.B., “De wettelijke beperkingen beperkt. De WTO geeft de driestappentoets tanden”, Informatierecht/AMI 2000, p. 197-203. Seignette, J.M.B., “openbaarmaking en verveelvoudiging op het internet: back to basics”, Informatierecht/AMI 1999, p.69-73. Seignette, J.M.B., “Napster en de controle van de rechthebbende over de distributie van zijn werk”, AMI 2001, p.29-34. Seignette, J.M.B., “Implementatie en dan nog meer: Reactie op het conceptwetsvoorstel voor de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn”, AMI 2002, p.6-10. Quaedvlieg, A.A., “Auteursrecht tussen patronen van positief recht, beginselen en waarden”, RM Themsis 2001, p. 131-146. Quaedvlieg, A.A., “Implementatie en dan nog meer: Reactie op het conceptvoorstel voor de implementatie van de Autersrichtlijn”, AMI 2002, p. 6-10. Vermeer, M., “Blokkeren of verwijderen? Hoe een Internet Service Provider dient te handelen bij inbreukmakende informatie”, IER 1999, p. 206-207. Visser, D.J.G., “De Napster-beslissing van 12 februari 2001 van het Court of appeals for the ninth circuit”, AMI 2001, p.35-38.
6.2
Parlementaire Stukken Kamerstukken II 2001-2002, 28 482, nr. 1-2, p. 1-15, Wetsvoorstel Aanpassingen aan de Auteurswet 1912, de Wet op de Naburige Rechten en de Databankwet ter uitvoering van de richtlijn nr. 2001/29/EG […]. Kamerstukken II 2001-2002, 28 482, nr. 3, p1-68, MvT op Wetsvoorstel Aanpassingen aan de Auteurswet 1912, de Wet op de Naburige Rechten en de Databankwet ter uitvoering van de richtlijn nr. 2001/29/EG […]. Mededeling 5124988/01/6, 12 oktober 2001, van minister van justitie aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, “Richtlijn harmonisatie auteursrecht in de informatiemaatschappij”.
6.3
Europese Richtlijn Richtlijn nr. 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht
Pagina 16 - VK Deeplinkonderzoek
en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, PbEG 22 mei 2001 L 167/16. 6.4
Jurisprudentie President van de Rb Amsterdam, 12 november 1998, rolnr. KG 98/2949 OdC, m. nt. D.J.G. Visser in Informatierecht/AMI 1999, p.5-7. President van Rb ’s-Gravenhage, 9 juni 1999, rolnr. 96/1048. Rb ‘s- Gravenhage, 9 juni 1999, rolnr. 96/1048, m. nt. P.B. Hugenholtz, in Computerrecht 1999, p.200-205. President van Rb Rotterdam, 22 augustus 2000, rolnr. 139609/KG ZA m. nt. A.J. Koelman in Informatierecht/AMI 2000, p. 205-210.
6.5
Nieuwe Media ANP, NRC Handelsblad, ‘Rechter dwingt provider tot ingreep’, http://www.nrc.nl/nieuws/ binnenland/1019887753293.html, publicatie 27 april 2002. President van Rb ‘s-Gravenhage 9 juni 1999, rolnr. 96/1048, http://www.xs4all.nl/~kspaink/cos/ verd2ned.html, (geraadpleegd 4 december 2002). Stichting Kennisnet, ‘Internetwoordenboek…’, http://internetwoordenboek.kennisnet.nl/ (geraadpleegd 3 december 2002).