Beleidsmemorandum 2014-2019
4 fundamenten voor economische groei, nieuwe jobs en meer welvaart in Limburg.
LAGERE LASTEN bedrijven concurrentiëler maken
DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT werken flexibeler maken
MEER CO-MAKERSHIP ondernemen makkelijker maken
BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT Limburg de sporen geven
Bron: OESO
2 - Beleidsmemorandum 2014-2019 INTRO
VKW Limburg
Beleidsmemorandum 2014-2019
4 fundamenten voor economische groei, nieuwe jobs en meer welvaart in Limburg. Het SALK-rapport leverde een diepgaande analyse van de Limburgse economie en legde met veel precisie de pijnpunten bloot. En schoof vervolgens ook de elementen naar voor om de Limburgse economie terug aansluiting te doen vinden, duurzame jobs te creëren en een sterker en duurzamer economisch weefsel uit te bouwen. Beter opleiden, doelgerichter innoveren, ruimer internationaliseren, sterker ondernemen en beter ontsluiten. Het Strategisch Actie Plan Limburg² is een veranderingstraject voor de Limburgse economie. Het reikt bedrijven en ondernemers handvaten aan om mee te stappen in dat transformatieverhaal. Maar de toekomst van onze provincie hangt af van de Limburgse ondernemers en bedrijven zelf. Ook VKW Limburg en Cresco steunen bedrijven hierin volop met gerichte activiteiten rond transformatie, grensverleggend groeien en toekomstgerichte sectoren. Maar er is méér nodig. Ondernemen is sowieso inspelen op verandering en vernieuwing. De échte problemen waar de Limburgse bedrijven dagelijks mee worstelen, gaan vaak verder dan Limburg alleen. Het SALK zet in op betere en sterkere randvoorwaarden voor onze economie: extra bouwstenen waar ondernemers en bedrijven mee aan de slag kunnen. Maar daarvoor zijn er eerst stevigere fundamenten nodig. Fundamenten waarzonder het SALK voor Limburg weinig zal baten.
Lagere lasten. Dynamischere arbeidsmarkt. Meer co-makership tussen bedrijven en overheid. Betere bereikbaarheid en mobiliteit. Vier noodzakelijke fundamenten om bedrijven goed te laten gedijen en te laten floreren. Om ondernemerschap te laten opborrelen en sprankelen. Om ondernemers terug goesting geven. Wat we nodig hebben is een competitiviteitsschok. De OESO berekende dat België van alle landen het meest aan economische groei zou winnen door ruime hervormingen op vlak van arbeidsmarkt en belastingen. Onze beleidsmakers dragen een verpletterende verantwoordelijkheid als men dit negeert. De volgende legislatuur biedt een uniek momentum om daar vijf jaar lang, zonder tussentijdse verkiezingen, een gericht en op elkaar afgestemd beleid te voeren dat die broodnodige verandering zonder omwegen doorvoert. Voor een écht groeiversterkend en ondernemerschap stimulerend beleid.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 3 INTRO
4 - Beleidsmemorandum 2014-2019
Beleidsmemorandum 2014-2019
4 fundamenten voor economische groei, nieuwe jobs en meer welvaart in Limburg.
OVERZICHT 1. LAGERE LASTEN bedrijven concurrentiëler maken A. Loonlasten B. Fiscale lasten [LPF: overdracht van familiebedrijven vereenvoudigen] C. Energiekosten D. Minder en efficiëntere overheid E. Efficiëntere sociale zekerheid
2. DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT werken flexibeler maken
3. MEER CO-MAKERSHIP ondernemen makkelijker maken
4. BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT Limburg de sporen geven
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 5 OVERZICHT
6 - Beleidsmemorandum 2014-2019 OVERZICHT
1. LAGERE LASTEN bedrijven concurrentiëler maken
Wat is er nodig? A. Loonlasten Loonkostenhandicap van 16,5% in komende legislatuur volledig wegwerken Daling impliciete belasting op arbeid met 5 procentpunt Expliciete verlaging nominaal tarief patronale lasten Groter verschil tussen netto-loon en bruto-loon Volgehouden loonmatiging door aanpassing Wet ‘96 Automatische indexering lonen afschaffen Meer competentie- en productiviteitsgerichte verloning Indexering nettolonen i.p.v. brutolonen 40-urige werkweek herinvoeren = 6% minder loonhandicap
B. Fiscale lasten In ieder geval géén nieuwe of extra fiscale lasten voor bedrijven Nieuw lokaal fiscaal pact Grondige hervorming fiscale wetgeving Kwalitatievere fiscale wetgeving Verlaging nominaal tarief vennootschapsbelasting tot 25% Onmiddellijke afschaffing ‘aanvullende crisisbelasting’ Waarborgen notionele intrestaftrek Tweeledig systeem met keuzetarief van 20% Fiscale eenheid invoeren voor vennootschapsbelasting Geen hogere vermogens- of meerwaardenbelasting Privévermogens positief stimuleren om in bedrijven te investeren [LPF] Belgische ‘private stichting’ aanpassen [LPF] Onduidelijkheid rond overdracht familiale aandelen wegwerken
C. Energiekosten Energienorm Lagere transport- en distributietarieven Scheiding van systeem- en beleidskosten Grotere leveringszekerheid garanderen Subsidiëring van hernieuwbare energie herbekijken Ambitieus, maar realistisch klimaatbeleid Beleidsmemorandum 2014-2019 - 7 OVERZICHT
8 - Beleidsmemorandum 2014-2019 OVERZICHT
D. Minder en efficiëntere overheid Terugdringen overheidsbeslag tot 45% Begrotingsevenwicht? Enkel door minder uitgaven! Structurele uitgavennorm Efficiëntie als rode draad beleidsagenda Toename publieke tewerkstelling stoppen Taken overheid permanent in vraag stellen Toezicht op kost uitvoering van publieke taken door niet-overheidsinstanties Homogenere bevoegdheden Lokale schaalvergroting
E. Efficiëntere sociale zekerheid Groeinorm sociale zekerheid < economische groei Bevriezing welvaartsenveloppe Afschaffing alle financiële stimulansen om minder te werken Werkloosheidsbeleid hervormen Grondige pensioenhervorming & pensioen naar werken Toegang tot stelsel van arbeidsongeschiktheid verstrengen Pro-actiever opsporen van fraude m.b.t. sociale uitkeringen
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 9 OVERZICHT
10 - Beleidsmemorandum 2014-2019 OVERZICHT
2. DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT werken flexibeler maken
Wat is er nodig? [zie hoger] Grondige pensioenhervorming & pensioen naar werken Werkloosheidsbeleid hervormen Afschaffing alle financiële stimulansen om minder te werken Groter verschil tussen netto-loon en bruto-loon Meer competentie- en productiviteitsgerichte verloning 40-urige werkweek herinvoeren = 6% minder loonhandicap
Wat is er verder nodig? Meer flexibiliteit inzake arbeidsduur Beperkingen op overuren volledig wegnemen Rechtszeker kader en vereenvoudigen flexibele werktijden Paal en perk aan toenemend aantal verlofsystemen Aanpassing stelsel educatief verlof Versterking IBO-systeem Van jobzekerheid naar werkzekerheid Kortere opzegtermijnen en lagere opzegvergoedingen Sneller proces bij herstructureringen Nog sterkere activering met focus op doorstroming naar reguliere arbeid Promotie STEM-richtingen Hervorming onderwijs doorzetten Combinatie leren & werken versterken Participatie Limburgers aan hoger onderwijs versterken Sterkere afstemming onderwijs-bedrijfsleven Meer aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 11 OVERZICHT
12 - Beleidsmemorandum 2014-2019 OVERZICHT
3. MEER CO-MAKERSHIP tussen bedrijven en overheid ondernemen makkelijker maken
Wat is er nodig? Meetbare doelstellingen voor co-makership Sterker geïntegreerd agentschap dat ondernemingen actief ondersteunt Actief accountmanagement Administratieve vereenvoudiging als speerpunt Dienstbare controles en inspectiediensten Gelijke behandeling inzake controles van de Limburgse bedrijven Specifieke frauderisico’s niet afwentelen op alle bedrijven Omgevingsvergunning snel en eenvoudig implementeren Plannings- en vergunningsprocedures sterk vereenvoudigen Vereenvoudiging procedure planologisch attest Vaste maximale vergunningstermijnen Stop de ‘macht van de klacht’ Efficiëntere werking administratieve beroepscolleges Andere cultuur rond overheidsopdrachten Overheidsopdrachten en innovatiestimulering op elkaar afstemmen Innovatiekracht door productie door concurrentiekracht Rationaliseren innovatiestructuren en -instrumenten Drempels innovatieondersteuning verlagen Versterking van de Innovatiecentra Sterkere inzet op vermarkting van innovatie Investeringssteun: niet louter voor transformatiegedreven projecten Steun ‘ontwrichte zones’ verder versterken Sterkere inzet op ondersteuning internationalisering Goedkopere en sterk vereenvoudigde exportadministratie Definitieve verankering LRM WCO-wetgeving verder aanpassen Statuut bevoorrechte schuldeiser voor overheid afschaffen Algemene vrijstelling voor SABAM-rechten voor radio op het werk Waterheffing baseren op werkelijk geloosde debieten Geen ‘goldplating’ bij omzetting Europese regels
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 13 OVERZICHT
14 - Beleidsmemorandum 2014-2019 OVERZICHT
4. BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT Limburg de sporen geven
Wat is er nodig? Meer investeren in infrastructuur Onderhoudsachterstand wegennet wegwerken Doorlooptijd beslissing belangrijke infrastructuurwerken drastisch inkorten Plan ‘Superbereikbaar Limburg’ uitvoeren Noord-Zuid: prioriteit nr. 1 Verbreding E313 en E314 tot 2 x 3 rijstroken Vlotte verbinding Sint-Truiden met E40 Andere missing links wegwerken Realiseren 10-punten spoorplan voor Limburg: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Snelle rechtstreekse verbinding Antwerpen Snellere en klokvaste verbinding naar Brussel Doortrekking Hasselt-Brussel naar kust < 2 uur Doortrekken Antwerpen-Hamont tot Weert + elektrificatie IJzeren Rijn en Spoorlijn 18 Heractivering Lanaken – Bilzen – Hasselt voor goederenvervoer Elektrificeren en dubbel spoor lijnen 15, 19 en 21 Investeringen in Limburgse werkplaatsen Volwaardig aandeel in budgetten voor Limburg Modern materieel op de Limburgse sporen
Openbaar vervoer naar bedrijventerreinen Versnelde uitvoering opwaardering Limburgse kanalen Wegwerken subregionale tekorten aan bedrijventerreinen Goed ontsloten en kwaliteitsvolle uitrusting bedrijventerreinen Maximale ontwikkeling bedrijventerrein Hasselt-Lummen: 2000 jobs voor het grijpen!
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 15 OVERZICHT
16 - Beleidsmemorandum 2014-2019
1. LAGERE LASTEN bedrijven concurrentiëler maken Onze bedrijven, waarvan velen op een of andere manier in concurrentie staan met het buitenland, kampen met een ernstige concurrentiehandicap. De analyse is duidelijk. Of het nu gaat over loonkosten, de belastingdruk of de kosten van energie: telkens zijn ze voor ónze bedrijven het hoogst. Een doorgedreven en volgehouden aanpak met als doel, minstens t.o.v. onze buurlanden, het zware concurrentienadeel van onze bedrijven weg te nemen, is van levensbelang. Bedrijven concurrentiëler maken. Het moet in de komende legislatuur dan ook de eerste prioriteit zijn voor zowel het Vlaamse als het federale beleid. In geen geval kan voor de financiering sprake zijn van een vestzak-broekzak operatie, waarbij de verlaging van de ene kost gecompenseerd wordt door nieuwe of hogere lasten voor de bedrijven elders. Lagere lasten genereren een sterk terugverdieneffect, via jobgroei en dus minder uitgaven en nieuwe inkomsten voor de overheid. Maar daarnaast zal zeker ook het overheidsbeslag grondig dienen verminderd te worden via een veel grotere overheidsefficiëntie en het inperken van de groei en een rationalisering van de sociale zekerheid.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 17 1. LAGERE LASTEN
A. Loonlasten Onze bedrijven kampen met een zeer zware loonlastenhandicap. Voor de ondernemer telt alleen hoeveel hij meer dan een collega-ondernemer in de ons omringende landen betaalt voor hetzelfde. Een Nederlandse, Franse of Duitse werknemer werkt niet meer of minder hard dan een Belgische werknemer. Maar die laatste kost per uur arbeid wel gemiddeld 16,5% meer. Dat verschil is onhoudbaar willen we nog kans maken om nieuwe bedrijven aan te trekken en de exodus van de bestaande maakindustrie binnen dit en 5 jaar willen stoppen.
Wat is er nodig? Loonkostenhandicap van 16,5% in komende legislatuur volledig wegwerken Dat is een zeer zware opgave, maar levensnoodzakelijk voor onze welvaart. En de enige juiste ambitie willen we onze bedrijven en jobs terug concurrentieel maken. Aan het begin van de legislatuur dient daartoe een duidelijk stappenplan en tijdschema opgemaakt. Bron: Expertenrapport
Daling impliciete belasting op arbeid met 5 procentpunt De impliciete belasting op arbeid in België bedraagt 42,8%. Nergens in de EU-15 wordt arbeid zo zwaar belast. Dat moet op korte termijn minstens dalen naar het gemiddelde van EU-3 (NL, D, F), waar de impliciete belastingsvoet op arbeid vandaag 37,7% bedraagt.
Bron: VBO-radar 18 - Beleidsmemorandum 2014-2019 1. LAGERE LASTEN A. Loonlasten
Expliciete verlaging nominaal tarief patronale lasten Vergeleken met de EU-15 genereert België niet minder dan 1,4% van het BBP méér belastingontvangsten uit werkgeversbijdragen. Allereerst dient dit grote verschil zo spoedig mogelijk te worden weggewerkt. Niet door gerommel in de marge zoals beperkte vrijstellingen allerhande of een kluwen aan doelgroepgerichte verminderingen. Wel een duidelijke lineaire vermindering van de werkgeversbijdragen. Van vandaag nog 33% naar minder dan 25%.
Bron: VBO-radar
Groter verschil tussen netto-loon en bruto-loon België kent ook grootste verschil tussen loonkost en nettoloon (loonwig). Naast veel hogere patronale lasten genereert ons land, zoals ook uit bovenstaande grafiek blijkt, vergeleken met de EU-15 ook 0,4% van het BBP meer belastingontvangsten uit werknemersbijdragen. Het wegwerken van het grote verschil tussen netto- en brutoloon verkleint de werkloosheidval en genereert tegelijkertijd extra koopkracht voor werkenden.
Volgehouden loonmatiging door aanpassing Wet ‘96 De Wet op het Concurrentievermogen moet grondig herzien worden. De vergelijking van de loonkosten met onze buurlanden ‘sinds 1996’ moet vervangen worden door een monitoring van de echte loonkosthandicap in reële termen (uurloonkost). Een veel stringentere aanpak is nodig, waarbij niet alleen gekeken wordt naar de tot hiertoe systematisch overschatte verwachte loonevolutie in de komende twee jaar (ex ante), maar ook alle overschrijdingen uit het verleden (ex post) in rekening worden gebracht.
Automatische indexering lonen afschaffen De automatische loonindexering is de belangrijkste oorzaak van de ontsporing van onze loonkosten. Daarom moet het automatische karakter ervan afgeschaft worden. Collectieve loonaanpassingen Beleidsmemorandum 2014-2019 - 19 1. LAGERE LASTEN A. Loonlasten
worden zoals overal in Europa een zaak van onderhandelingen door de sociale partners. Dit zal er ook toe leiden dat indexeringen opnieuw naar waarde geschat worden en gepercipieerd als effectieve loonsverhogingen in plaats van als ‘evidente’ verworvenheden zonder ‘extra’ waarde. Het laat tevens toe meer differentiatie toe te laten tussen sectoren en loonsverhogingen in overleg alternatief in te vullen. Hoe dan ook moet de indexering van de lonen veel ongevoeliger gemaakt worden voor externe prijsschokken, zoals een sterke stijging van de olieprijs.
Meer competentie- en productiviteitsgerichte verloning Baremieke verhogingen, louter op basis van anciënniteit, dienen te worden ontmoedigd en te verdwijnen. In afwachting mogen ze voortaan in geen geval buiten de loonnorm gehouden worden.
Indexering nettolonen i.p.v. brutolonen Los van de afschaffing van het automatisch karakter van de loonindexeringen kan de geleidelijke verlaging van de werkgeversbijdragen (zie hoger) en eventueel ook werknemersbijdragen o.m. gebeuren door bij een indexering enkel nog de nettolonen aan te passen en niet de brutolonen.
40-urige werkweek herinvoeren = 6% minder loonhandicap Veertig uur per week werken moet minstens opnieuw mogelijk gemaakt worden. Naast meer flexibiliteit, biedt dit bedrijven eenvoudig en onmiddellijk een groot stuk ademruimte in de internationale concurrentiestrijd. Twee uur per week langer werken voor hetzelfde loon, oftewel 20 minuten per dag, is het meest pijnloos voor iedereen (geen impact op de koopkracht), maar betekent een daling van de loonkostenhandicap met gemiddeld 6 procentpunt. Zelfs als van de twee uren extra wel één uur betaald wordt, betekent dit gemiddeld nog altijd 3% minder loonhandicap.
20 - Beleidsmemorandum 2014-2019 1. LAGERE LASTEN A. Loonlasten
B. Fiscale lasten De zeer hoge belastingen geheven op inkomsten uit ondernemen en uit arbeid drukken zwaar op onze economie en de noodzakelijke groei. De belastingdruk ligt in ons land zeer hoog en steeg de afgelopen jaren nog fors van 43,2% naar een recordhoogte van 46%. Bovendien staat onze fiscaliteit al te zeer in het teken van korte termijn denken en de te halen budgettaire doelstellingen. Met een steeds ingewikkeldere fiscale wetgeving die bovendien om de haverklap verandert tot gevolg. Een drastische fiscale hervorming en vereenvoudiging, gekoppeld aan een voelbare verlichting van de belastingdruk, dringt zich op.
Wat is er nodig? In ieder geval géén nieuwe of extra fiscale lasten voor bedrijven Onder welke vorm dan ook. Zowel de federale als de Vlaamse overheid dienen in de eerste plaats een fiscale stop af te kondigen.
Nieuw lokaal fiscaal pact Een gelijkaardig engagement is ook nodig vanuit de lagere overheden. Daartoe dient na de verkiezingen zo snel mogelijk een nieuw lokaal fiscaal pact afgesloten te worden tussen de Vlaamse overheid en de provincies en de gemeenten. Met daarin de afspraak om ten aanzien van bedrijven geen belastingverhogingen of nieuwe belastingen door te voeren gedurende de rest van de legislatuur. Ook de afschaffing van de zeer contra-productieve motorenbelasting (in Limburg nog steeds in 19 gemeenten) en het wieden in de enorme diversiteit aan (kleine) lokale belastingen dient opgenomen te worden dit nieuwe lokale fiscaal pact.
Grondige hervorming fiscale wetgeving Met als uitgangspunten het stimuleren van economische groei, vereenvoudiging en rechtszekerheid.
Kwalitatievere fiscale wetgeving In tegenstelling tot vandaag dienen veranderingen in de fiscale wetgeving voortaan beter doordacht te gebeuren. Met een lange termijn visie, duidelijke en voldoende lange overgangsperiodes en in geen geval een retroactieve toepassing.
Verlaging nominaal tarief vennootschapsbelasting tot 25% Het nominale tarief is vandaag met 33,99% het hoogste in Europa. Ook de gemiddelde effectieve belastingvoet ligt met 26,3% bij de hoogste. Dat ondermijnt het ondernemerschap, de investeringscapaciteit en de competitiviteit van onze bestaande bedrijven, terwijl het weinig aantrekkelijk is voor buitenlandse investeringen. Daarom dient het nominaal tarief van de vennootschapsbelasting minstens tot 25% te worden verlaagd.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 21 1. LAGERE LASTEN B. Fiscale lasten
Onmiddellijke afschaffing ‘aanvullende crisisbelasting’ Het afschaffen van deze exponent van onze complexe fiscaliteit is de logische eerste stap in een verlaging van de vennootschapsbelasting.
Waarborgen notionele intrestaftrek Terwijl het in eigen land om de haverklap onder vuur ligt, wordt België internationaal geroemd om zijn systeem van notionele intrestaftrek. Meer en meer landen zetten gelijkaardige systemen op. De notionele intrestaftrek is van groot belang voor het behoud van internationale hoofdkwartieren en beslissingscentra in ons land. Tegelijkertijd heeft het zijn merites bewezen op het vlak van de versterking van het eigen vermogen van onze KMO’s. Daarom moet er nodige zekerheid geboden worden dat de notionele intrestaftrek op lange termijn gewaarborgd wordt.
Tweeledig systeem met keuzetarief van 20% Wel dient er een tweeledig systeem te komen waarbij bedrijven ervoor kunnen opteren af te zien van de diverse aftrekken in ruil voor een nominaal tarief van minder dan 20%.
Fiscale eenheid invoeren voor vennootschapsbelasting Een aantal jaren geleden is de fiscale eenheid ingevoerd voor wat betreft de BTW. Op vlak van de vennootschapsbelasting werd de invoering al veelvuldig bestudeerd en zelfs aangekondigd, maar werd ze tot hiertoe nooit in de praktijk omgezet. Op Europees vlak is België, samen met Griekenland, het enige land waar de fiscale eenheid niet bestaat. Binnen een groep van bedrijven is het vaak zo dat het ene bedrijf winst maakt, maar het andere verlies. Precies het feit dat dit vandaag niet tegen elkaar afgezet wordt, geeft een voedingsbodem aan ingewikkelde structuren en optimalisaties. Het invoeren van de fiscale eenheid zou hier een enorme, ook administratieve, vereenvoudiging voor de bedrijven betekenen.
Geen hogere vermogens- of meerwaardenbelasting Niet alleen op arbeid, ook op kapitaal (vermogen) kent België reeds bij de hoogste impliciete belastingvoeten in Europa (zie grafiek m.b.t. 2011). Door de gestegen roerende voorheffing is de belastingdruk op inkomsten uit vermogen bovendien de voorbije twee jaren nog verder toegenomen. De nog verdere stijging of de invoering van een nieuwe vermogens(winst)belasting is dan ook onaanvaardbaar. Bovendien is het belasten van gerealiseerde meerwaarden logischerwijze in geen geval los te zien van opgelopen minwaarden. Vermogen wordt opgebouwd uit wat overschiet van reeds zwaar belaste inkomsten uit arbeid of inkomsten uit een vennootschap die zelfs al twee maal eerder belast zijn (vennootschapsbelasting en bij liquidatie of dividend). Deze inkomsten nog een tweede of zelfs derde keer belasten is dan ook onredelijk. En bovendien ook hoogst onproductief, want gericht tegen zij die ijverig werken en/of sparen en zij die de nodige middelen in onze economie kunnen investeren. Finaal zal een nog hogere belasting op vermogen noch werken, noch ondernemen aanmoedigen, maar juist afstraffen.
22 - Beleidsmemorandum 2014-2019 1. LAGERE LASTEN B. Fiscale lasten
Bron: VBO-radar
Privévermogens positief stimuleren om in bedrijven te investeren In plaats van belasten zou het onze economie ten goede komen om vermogens op een positieve manier extra aan te zetten om te investeren in bedrijven in de verschillende groeifases. Daarbij dient ook gekeken naar voor ondernemers meer vlotte en rechtszekere manieren om extern kapitaal van investeerders aan te trekken en toch de controle over hun bedrijf te behouden.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 23 1. LAGERE LASTEN B. Fiscale lasten
24 - Beleidsmemorandum 2014-2019
Limburgs Platform Familiebedrijven (LPF) Overdracht van Familiebedrijven vereenvoudigen Reeds meer dan tien jaar zet VKW Limburg zich via het Limburg Platform Familiebedrijven in om de vele Limburgse familiebedrijven te ondersteunen in hun groeiproces en de drie scharnierbeslissingen waarmee ze typisch worden geconfronteerd: het structureren van het familiebedrijf, de financiering en de familiale opvolging. Voornamelijk op dit laatste vlak dringen zich een aantal specifieke maatregelen zich op.
Wat is er nodig? Belgische ‘private stichting’ aanpassen Sinds 2002 bestaat in België de private stichting. Deze rechtsfiguur zou de ideale vorm moeten zijn om het behoud van het familiaal karakter van het familiebedrijf juridisch te organiseren. In het kader van familiale opvolging worden controlestructuren voornamelijk gebruikt om bij schenking van de onderneming aan de volgende generatie, de schenkers nog de leiding te laten behouden. Of om bij overdracht van de onderneming de eigendom gelijk te verdelen onder de (wettige) erfgenamen, maar de leiding in handen te geven van een of meerdere opvolgers. M.a.w. de juridische eigendom ligt bij de familie, het zeggenschap ligt in de controlestructuur of bij de emittent van de certificaten. De Belgische stichting, die hier in principe het best voor in aanmerking komt, wordt echter bitter weinig gebruikt. Omdat de Belgische regeling (‘private stichting’) onvolkomen is, wijken ondernemers en hun adviseurs zeer vaak uit naar buitenlandse controlestructuren, meestal naar de Nederlandse stichting (‘stichting administratiekantoor’), die dan fungeert als emittent van certificaten. De belangrijkste redenen hiervoor zijn: 1. In de private stichting dienen minimum drie bestuurders benoemd te worden, die op collegiale wijze het bestuur moeten waarnemen. In Nederland echter volstaat de benoeming van één bestuurder. 2. De ontbinding van de private stichting kan slechts door de rechter worden uitgesproken. In Nederland geldt deze juridische hinderpaal niet. 3. Het dossier dat neergelegd moet worden op de griffie van de rechtbank van koophandel is uitgebreider en voor publiek toegankelijk, hetgeen minder discretie biedt. 4. De wetgever heeft voorzien dat enkel aandelen van een BVBA, NV en Comm. VA kunnen worden gecertificeerd aan een emittent van certificaten, maar niet voor andere vennootschapsvormen. Hetgeen in die gevallen tot fiscale onzekerheid leidt. De Belgische wetgeving dient op deze vier punten te worden aangepast om de aantrekkelijkheid van de Belgische private stichting te vergroten en ‘uitwijken’ van Belgische ondernemers in te dijken.
Onduidelijkheid rond overdracht familiale aandelen wegwerken Het nieuwe decreet met betrekking tot de overdracht van familiale aandelen, in voege sinds begin 2012, dient te zorgen voor een aantrekkelijkere fiscale behandeling van de overdracht van bedrijven door een voorwaardelijke vrijstelling van schenkingsrechten. Door de al te letterlijke toepassing van het decreet en door de wisselende interpretatie door de Vlaamse Belastingsdienst, wordt vaak aan het doel en de geest van de wetgever voorbij gegaan. Indien de eerste toetsingen (drie jaar na de overdracht) met behoud van de voorwaarden zullen gebeuren, zullen waarschijnlijk pijnlijke verrassingen naar boven komen, te wijten aan onduidelijkheid. Deze onduidelijkheden dienen zo snel mogelijk te worden weggewerkt.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 25 1. LAGERE LASTEN B. Fiscale lasten - Overdracht familiebedrijven
26 - Beleidsmemorandum 2014-2019
C. Energiekosten Energie is een essentieel element voor de meeste productiebedrijven, zeker ook in Limburg. Onze bedrijven zijn zeer energie-intensief. Maar hoewel ze binnen Europa voorop lopen op vlak van energie-efficiëntie, blijft energie een aanzienlijk aandeel in hun kostenstructuur vormen. Bij de overgang naar een toekomstig energiesysteem zijn zowel energiezekerheid als betaalbaarheid cruciaal en essentiële componenten voor de competitiviteit van onze bedrijven. Maar ook op dit vlak blijken de kosten voor onze bedrijven en KMO’s vaak tot een kwart hoger te liggen dan in de ons omringende landen. De mondiale ontwikkelingen (cfr. schaliegas) nopen bovendien tot realisme willen we onze energie-intensieve sectoren, zoals de chemie, hier houden.
Wat is er nodig? Energienorm Naar analogie met de loonnorm dient er een energienorm te komen waarbij de energiekost van onze bedrijven continu wordt gemonitord ten aanzien van onze buurlanden. En waarbij effectief wordt ingegrepen wanneer belangrijke verschillen opduiken die onze bedrijven concurrentieel benadelen.
Lagere transport- en distributietarieven De hogere energieprijzen voor onze bedrijven in vergelijking met onze handelspartners vinden voornamelijk hun oorsprong in veel hogere netvergoedingen. Die zijn het gevolg van een resem heffingen die volledig los staan van de kosten die bedrijven op het net veroorzaken voor de distributie van hun stroom. Een bijsturing is nodig opdat de nettarieven niet langer hoger zijn dan in onze buurlanden.
Scheiding van systeem- en beleidskosten Het overheidsbeslag op de energiefactuur dient drastisch te worden beperkt. Bedrijven dienen niet langer op te draaien voor beleidskeuzes op sociaal of ecologisch vlak (bv. 100 Kwh gratis stroom, bindende doelstellingen op vlak van hernieuwbare energie,…). Dergelijk beleid dient niet via de stroomfactuur van bedrijven maar via algemene middelen te worden gevoerd.
Grotere leveringszekerheid garanderen Er dient ingezet te worden op een aantrekkelijker investeringsklimaat dat leidt tot een gediversifieerde mix van elektriciteitsproductie die flexibel kan worden ingezet om de fluctuaties in vraag en aanbod op te vangen. Ook langs vraagzijde zal in nauw overleg moeten gekeken worden naar meer flexibiliteit die op een veilige en planmatige manier kan bijdragen aan het beheersen van de vraag op piekmomenten.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 27 1. LAGERE LASTEN C. Energiekosten
Subsidiëring van hernieuwbare energie herbekijken De exponentiële groei van de subsidiëring van hernieuwbare energie is onhoudbaar en verhindert competitieve energieprijzen. De toename van allerlei daaruit voortvloeiende heffingen dient te stoppen. Door de ontwrichting van de elektriciteitsmarkt komt intussen ook de rendabiliteit van conventionele centrales, die nodig blijven voor een zekere bevoorrading, in het gedrang. Met weer nieuwe subsidies tot gevolg. Deze subsidiespiraal dient doorbroken te worden. Er dient vooral gefocust te worden op onderzoek en ontwikkeling rond en het matuur maken van voor de toekomst beloftevolle nieuwe technologieën. Ten allen tijde dient de concurrentiepositie van de energieintensieve industrie gevrijwaard te blijven.
Ambitieus, maar realistisch klimaatbeleid Het klimaatbeleid vergt een wereldwijde aanpak. Door echter eenzijdig strikte doelstellingen toe te passen wordt voorbij gegaan aan de belangrijke competitiveitsproblematiek die zich op wereldwijd vlak stelt. De mondiale ontwikkelingen op vlak van energietechnologie nopen tot realisme willen we onze energie-intensieve sectoren, zoals o.a. de chemie, op termijn in Europa houden. Er dient voluit ingezet op innovatie en de ontwikkeling van nieuwe technologieën die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de klimaatdoelstellingen en tegelijkertijd potentiële nieuwe business export genereren. Tegelijkertijd moet echter met een open geest gekeken worden naar technologieën als schaliegasontgining (op een ecologisch verantwoorde manier), de grootste ‘gamechanger’ sinds zeer lang voor de wereldeconomie. Ook de optie kernenergie kan realistisch gezien niet zomaar aan de kant gelaten worden. De verschillende energiebronnen dienen naast elkaar te kunnen bestaan en op een optimale wijze op elkaar te worden afgestemd.
28 - Beleidsmemorandum 2014-2019 1. LAGERE LASTEN C. Energiekosten
Gezien de reeds zeer hoog oplopende belastingdruk in België, op zowel arbeid, consumptie als kapitaal, kan de financiering van de noodzakelijke lagere lasten voor bedrijven op vlak van arbeid, fiscaliteit en energie weinig of niet komen van lastenverschuivingen. De verlaging van de ene last compenseren wordt door nieuwe of hogere lasten voor de bedrijven elders is geen optie. Lagere lasten genereren ontegensprekelijke terugverdieneffecten doordat ze zorgen voor meer jobgroei. En dus enerzijds lagere overheidsuitgaven door minder uitkeringen en anderzijds meer inkomsten uit sociale bijdragen. Het is echter aannemelijk dat deze terugverdieneffecten niet zullen volstaan. De voor de hand liggende oplossing is een drastische vermindering van het overheidsbeslag, want ook op dit vlak scheert ons land de hoogste toppen (meer dan 51%). De financiering van een significante lastenverlaging dient dan ook in de eerste plaats te komen van besparingen in de overheidsuitgaven. Enkel een veel sterkere overheidsefficiëntie en een rationalisering van de sociale zekerheidsuitgaven kunnen soelaas brengen.
D. Minder en efficiëntere overheid Wat is er nodig? Terugdringen overheidsbeslag tot 45% Het hoge overheidsbeslag remt de economie en de groei in belangrijke mate. Dit moet aangepakt worden door een duidelijk engagement om de primaire overheidsuitgaven in de komende legislatuur stelselmatig terug te dringen van 51,1% (2013) tot onder de 45%. Hiervoor dienen alle overheidsniveaus geëngageerd te worden door een gezamenlijke pact.
Begrotingsevenwicht? Enkel door minder uitgaven! Terwijl de belastingdruk in België op recordniveau noteert en we nagenoeg het hoogste overheidsbeslag kennen, wordt er bij de opmaak van de federale begroting toch steeds uitgegaan van een ‘evenwicht tussen minder uitgaven en meer inkomsten’. Al slaat de balans dan finaal toch vaak door in de richting van meer inkomsten. Dit ‘evenwicht’ kunnen we ons niet meer veroorloven.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 29 1. LAGERE LASTEN D. Minder en efficiëntere overheid
Zolang belastingdruk en overheidsbeslag niet beneden het Europese gemiddelde (EU-15) is gebracht, mag de begroting enkel door minder uitgaven in evenwicht worden gebracht.
Structurele uitgavennorm Om de systematische groei van de overheidsuitgaven af te remmen dient er een uitgavennorm te worden vastgesteld. In géén geval mogen de overheidsuitgaven (primaire uitgaven) nog sneller stijgen dan de economische groei (BBP-groei).
Efficiëntie als rode draad beleidsagenda Internationale benchmarking inzake overheidsperformantie toont aan dat het resultaat en de geleverde diensten van onze overheden in relatie tot de kostprijs nog (heel) veel ruimte tot verbetering biedt. Een minder omvangrijke, maar efficiëntere overheid moet zowel lokaal, regionaal als federaal het adagium zijn. Meer efficiëntie en doorgedreven vereenvoudiging moet prominent op de politieke agenda staan en de rode draad vormen van een totaal veranderingsproces. Een ambitieuze modernisering van alle overheidsadministraties met als ultiem doel het verbeteren van de dienstverlening. O.m. de vaste benoeming van ambtenaren moet daarbij ter discussie worden gesteld.
Toename publieke tewerkstelling stoppen De berichten dat België door de crisis minder getroffen werd dan de meeste andere landen in de eurozone hadden een bittere nasmaak. Immers bleek dat de publieke tewerkstelling in de voorbije vijf jaar steeg, terwijl de private tewerkstelling achteruit ging. De toename van de werkgelegenheid was dus enkel te wijten aan gesubsidieerde jobs. Bijna 1,3 mio Belgen werken in publieke sector: Naast meer dan 800.000 Belgische werknemers in overheidsdienst of in het onderwijs, werken nog eens bijna 500.000 Belgen in de zorgsector. In totaal 34,2% van de totale werkgelegenheid of 2,2% méér dan in 2008 en 3,7% meer dan in 1995. Die continue toename dient dringend gestopt te worden. Daartoe dient de focus voluit op het stimuleren van private tewerkstelling gezet te worden.
Taken overheid permanent in vraag stellen Het nut en noodzaak van overheidsinterventie moet beter afgewogen worden. De verleiding is vaak al te groot om ‘alles wat beweegt’ in regeltjes te willen gieten. Het is opvallend hoe, telkens als er bepaalde voorvallen grote media-aandacht krijgen, beleidsmakers om ter eerst repliceren met nieuwe en vaak algemene regels om dergelijke specifieke voorvallen in de toekomst te voorkomen of onder controle te houden. Een grotere reflectie is nodig over wat de overheid echt wel moet doen en wat niet. Niet-kerntaken dienen zoveel mogelijk, maar op transparante wijze, te worden uitbesteed aan de privésector. Op die manier wordt bovendien de privétewerkstelling en de economische groei gestimuleerd.
Toezicht op kost uitvoering van publieke taken door niet-overheidsinstanties Organisaties zoals de Kamers van Koophandel (afleveren exportdocumenten), ziekenfondsen, vakbonden (werkloosheidsuitkeringen) en kinderbijslagfondsen voeren vandaag tegen vergoeding diverse taken uit die principieel toebehoren aan de overheid. Specifiek met betrekking tot de uitbetaling van werkloosheidsvergoedingen stelt zich de vraag inzake belangenvermenging. Zelfs met de beweerde ‘chinese walls’ zijn vakbonden hoe dan ook financieel gebaat bij meer 30 - Beleidsmemorandum 2014-2019 1. LAGERE LASTEN D. Minder en efficiëntere overheid
werkloosheid, terwijl zij geacht worden op te komen voor de werkenden… Ook over de kostenefficiëntie en de voor deze taken gehanteerde vergoedingen is er soms weinig transparantie. Uit een vergelijking van Unizo blijkt bv. dat de aflevering van exportdocumenten tot 5 keer duurder is voor onze bedrijven in vergelijking met ons omringende landen. Meer duidelijkheid en toezicht rond de uitvoering van deze taken is aangewezen, evenals regelmatige internationale benchmarking en marktverkenning.
Homogenere bevoegdheden De uitvoering van de zesde staatshervorming zorgt voor het verschuiven van een aantal bevoegdheden van het federale naar het gewestelijke niveau. Dit geeft kansen om te komen tot veel homogenere en duidelijk afgebakende bevoegdheden. Overlappingen tussen of binnen beleidsniveaus moet effectief verdwijnen. Ook op Vlaams niveau is een efficiëntere werking nodig. Zo dient er gesnoeid in het overwoekerd bos van agentschappen, ‘lichte’ structuren en andere Vlaamse entiteiten met een eigen werking. Om de ‘verkokering’ tegen te gaan, dient gekeken te worden naar efficiëntiewinsten door het samenvoegen van instanties met aangrenzende bevoegdheden of die zich tot een eenzelfde doelgroep, zoals bv. ondernemers, richten.
Lokale schaalvergroting Vele kleinere gemeenten krijgen het moeilijk om de in de afgelopen jaren toegenomen en complexer geworden taken die aan hen worden gesteld, goed uit te voeren. Ze missen voor sommige meer gespecialiseerde opdrachten (ontvoogding ruimtelijke ordening, nieuwe omgevingsvergunning, …) voldoende schaal om dit naar behoren te blijven uitvoeren. Meer gestroomlijnde samenwerking tussen gemeenten is onontbeerlijk. Beter nog is het taboe doorbreken rond gemeentelijke fusies en hieraan een meer dwingend karakter geven. Gemeenten met minimaal 15.000 inwoners lijkt hier een minimale benedengrens. De provincies blijven in dit kader ook een belangrijke rol vervullen, zeker in Limburg, maar hun bevoegdheden dienen strikter beperkt te worden tot de zogenaamde grondgebonden materies.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 31 1. LAGERE LASTEN D. Minder en efficiëntere overheid
32 - Beleidsmemorandum 2014-2019
E. Efficiëntere sociale zekerheid De essentie van de sociale zekerheid is dat het een vangnet vormt voor wie het echt nodig heeft. Een verzekering die betaald wordt door zij die werken en die zij die pech hebben solidair beschermt. Vandaag krijgen echter bijna 1,3 mio Belgen een of andere uitkering en dat alleen nog maar van de RVA. De sociale bijdragen zijn al voor bijna 1/3 van het budget van de sociale zekerheid ontoereikend, de rest dient uit algemene middelen aangevuld. De sociale zekerheid verliest zo haar karakter van sociale verzekering, doordat de link tussen de arbeidssituatie en het recht op sociale tegemoetkomingen deels tenietgaat. De groei van de gezondheidszorg is bovendien veruit groter dan de economische groei. De evolutie van sociale zekerheid zet de houdbaarheid ervan steeds sterker onder druk. Om het evenwicht te herstellen, dient er opnieuw een evenwicht te komen tussen de plicht om bijdragen te leveren en het recht op uitkeringen als het misgaat. Dat impliceert dat we een aantal duidelijke maatschappelijke keuzes dienen te maken.
Wat is er nodig? Groeinorm sociale zekerheid < economische groei De sociale zekerheid neemt een steeds grotere hap uit het overheidsbudget. Naast een structurele groeinorm voor de overheidsuitgaven in het algemeen, dient er daarom ook bepaald te worden dat sociale zekerheidsuitgaven niet sneller mogen stijgen dan de economische groei. De vaststelling van een dergelijke groeinorm dient zowel rekening te houden met een realistische prognose van toekomstige als met effectieve gerealiseerde economische groei (BBP-groei) in de voorbije periode.
Bevriezing welvaartsenveloppe De tweejaarlijkse ‘welvaartsenveloppe’ wordt aangewend voor de verhoging bovenop de index van een aantal sociale uitkeringen die door de regering gekozen worden. De redenering is dat lonen, naast door de indexering, ook stijgen door productiviteitsverhogingen. In de praktijk is er echter geen koppeling aan de reële loonontwikkeling of welvaartstijging, maar enkel aan de evolutie van de uitgaven. Gezien de noodzakelijke sterke verdere loonmatiging in de komende jaren, kan er in de komende 5 jaar ook geen sprake zijn van hogere uitkeringen en dus ook niet van de besteding van een welvaartsenveloppe.
Afschaffing alle financiële stimulansen om minder te werken Alle internationale aanbevelingen voor ons land duiden telkens opnieuw op de geringe werkzaamheidsgraad. Meer mensen aan het werk krijgen en langer aan de slag houden is zeer noodzakelijk om de betaalbaarheid van de sociale zekerheid en op snelheid komende vergrijzing enigszins te kunnen vrijwaren. De vele maatregelen die inactiviteit of het vervroegd beëindigen van de loopbaan stimuleren, gaan hier lijnrecht tegenin. Uitkeringen en financiële stimulansen die aanzetten om minder te werken, moeten dan ook verdwijnen. Het brugpensioen dient afgeschaft te worden (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)), net zoals de premies voor het nemen van tijdskrediet. Verlofstelsels dienen meer gekoppeld te worden aan de opbouw van rechten vanuit effectief gewerkte periodes (tijdsparen). Gelijkstelde periodes moeten teruggedrongen worden. Landingsbanen, dienen minstens sterk beperkt te worden. Zij die een Beleidsmemorandum 2014-2019 - 33 1. LAGERE LASTEN E. Efficiëntere sociale zekerheid
werkloosheidsuitkering verkrijgen dienen voor de arbeidsmarkt beschikbaar te blijven tot aan hun pensioen.
Werkloosheidsbeleid hervormen België kent in verhouding de hoogste uitgaven inzake werkloosheid in vergelijking met 34 OESOlanden. Als nagenoeg enige land is de werkloosheidsuitkering niet beperkt in de tijd. Dat moet veranderen. Ook dient er meer aandacht te gaan naar het wegwerken van werkloosheidsvallen. Niet in het minst de vele bestaande sociale voordelen (sociale abonnementen, goedkopere nutsvoorzieningen, kinderopvang, huisvesting en gezondheidszorg, verhoogde kinderbijslag, enz.) die werklozen weerhouden om aan de slag te gaan, omdat ze ervoor zorgen dat bij aanvang werken nog altijd financieel veel nadeliger uitvalt dan werkloos zijn. Sociale voordelen moeten worden losgekoppeld van het feit of iemand werkloos is en kunnen bv. op doordachte wijze inkomensafhankelijk worden gemaakt. Ook de maatschappelijke activering van de werkloosheidsvergoedingen waarbij werklozen kunnen worden ingezet voor maatschappelijk relevante taken en het schrappen van inschakelingsuitkeringen voor zij die nog helemaal niet hebben gewerkt, passen in dit plaatje.
Grondige pensioenhervorming & pensioen naar werken De betaalbaarheid van de pensioenen komt steeds zwaarder onder druk. Het aantal jaren dat mensen werken moet omhoog. Dat kan door opnieuw een striktere koppeling te maken tussen de opbouw van pensioenrechten vanuit effectief gewerkte periodes en geleverde bijdragen. Gelijkstelde periodes worden beperkt. In navolging van heel wat andere Europese landen die reeds een geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd hebben doorgevoerd, moet er een grondige hervorming van het pensioenstelsel komen. VKW Limburg bepleit hier de feitelijke afschaffing van de pensioenleeftijd: niet het bouwjaar, maar het aantal kilometers is van tel. De lengte van de loopbaan dient bepalend te worden voor het pensioen: het aantal jaren dat mensen gewerkt hebben (of minstens beschikbaar waren voor de arbeidsmarkt) en dus een bijdrage hebben geleverd aan het sociaal stelsel. We gaan hierbij uit van een loopbaan van 45 jaar. De vereiste duurtijd van de loopbaan kan dan vervolgens aan de stijgende levensverwachting gekoppeld worden, via een geleidelijk stappenplan. Op de vereiste loopbaan kunnen best zo weinig mogelijk uitzonderingen worden gemaakt. Wie minder heeft gewerkt, krijgt minder recht op pensioen. Wie langer werkt, krijgt een bonus. Overheidspensioenen dienen gelijkgesteld te worden met de private sector: berekening op het gemiddeld loon over de hele loopbaan in plaats van over de laatste 10 jaar. Brugpensioen dient volledig te worden afgeschaft.
Toegang tot stelsel van arbeidsongeschiktheid verstrengen Vandaag dreigt het stelsel van arbeidsongeschiktheid steeds meer een alternatief te worden voor werkloosheid en vervroegd pensioen. De toegang tot het stelsel moet strikter gecontroleerd worden. In geval van gedeeltelijke invaliditeit dient sterker ingezet op aangepaste herintrede in de arbeidsmarkt.
Pro-actiever opsporen van fraude m.b.t. sociale uitkeringen Fraude m.b.t. de sociale zekerheid verstoort een goede werking van onze economie en benadeelt bedrijven. Het sneller en pro-actief opsporen van sociale fraude is dan ook belangrijk om de concurrentiekracht van onze bedrijven te vrijwaren. Het feit dat sommige burgers of bedrijven het niet zo nauw nemen met de sociale wetgeving mag echter geen vrijgeleide zijn om zware, 34 - Beleidsmemorandum 2014-2019 1. LAGERE LASTEN E. Efficiëntere sociale zekerheid
bijkomende en niet in verhouding staande administratieve verplichtingen op te leggen aan de overgrote meerderheid van bedrijven die dat wel doen.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 35 1. LAGERE LASTEN E. Efficiëntere sociale zekerheid
36 - Beleidsmemorandum 2014-2019
2. DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT werken flexibeler maken Onze bedrijven kampen met de verregaande rigiditeit van de arbeidsmarkt en de manier waarop werken vandaag dient te worden geregeld. Arbeidsregelgeving is uiteraard nodig, maar dient de nodige ruimte en flexibiliteit te geven aan bedrijven om in direct overleg met werknemers in te spelen op de concurrentiële uitdagingen. Werken flexibel maken. Alleen op die manier kan economisch initiatief gestimuleerd worden en zorgen we ervoor dat nieuwe groei en potentiële nieuwe jobs niet bij voorbaat beknot worden in hun ontwikkeling. Eenvoudige maar diepgaande en doelgerichte maatregelen dringen zich ook hier op. Zo dient dringend een antwoord te worden geboden op de op snelheid komende vergrijzing. Niet alleen op budgettair vlak: België kent nog steeds een van de hoogste inactiviteitsgraden. Ondanks een hoge werkloosheid kent België bovendien een van de hoogste percentages aan openstaande vacatures t.o.v. het totaal aantal banen. Naast een sterkere activering en inzet op opleiding, moet ook de afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt daarom veel beter. Nog te veel jongeren verlaten de schoolbanken zonder kwalificatie of met niet door de bedrijven gevraagde competenties.
Bron: VBO-radar
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 37 2. DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT
38 - Beleidsmemorandum 2014-2019 2. DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT
Wat is er nodig? Heel wat belangrijke maatregelen die nodig zijn om werken flexibeler te maken, zorgen tegelijkertijd voor meer efficiëntie en lagere lasten. Kwamen in de voorgaande delen reeds aan bod: Grondige pensioenhervorming & pensioen naar werken Werkloosheidsbeleid hervormen Afschaffing alle financiële stimulansen om minder te werken Groter verschil tussen netto-loon en bruto-loon Meer competentie- en productiviteitsgerichte verloning 40-urige werkweek herinvoeren = 6% minder loonhandicap
Wat is er verder nodig? Meer flexibiliteit inzake arbeidsduur Er dienen meer mogelijkheden te komen om op een andere manier om te gaan met arbeidstijden en de arbeidsduur aan te passen op maat van de arbeidsorganisatie. Niet langer een vast maximaal aantal werkuren per week aan iedereen opleggen, maar dit flexibel bekijken. Bedrijven en werknemers moeten de mogelijkheid krijgen om af te spreken op om een eenvoudige manier de arbeidsduur op jaarbasis te spreiden. Zo kunnen pieken en dalen in het werk opgevangen worden en kan sneller ingespeeld worden op veranderende vraag, seizoensinvloeden of nieuwe opportuniteiten. De vork waarbinnen de wekelijkse arbeidsduur kan variëren, dient opgetrokken te worden tot het maximum van 48 uur (Europese richtlijn). Ook doorheen de loopbaan moeten meer flexibiliteit en vrijheid worden ingebouwd. Waarbij werknemers op bepaalde ogenblikken op reguliere basis meer dan 40 uur per week kunnen werken om dit eventueel later in hun loopbaan te compenseren (tijdsparen).
Beperkingen op overuren volledig wegnemen Overuren zijn een belangrijk flexibiliseringsinstrument voor bedrijven. VKW Limburg vraagt vlottere en ruimere mogelijkheden en de afschaffing van het principiële verbod om de normale grenzen van de arbeidsduur te overschrijden. Een ruime en algemene toelating tot minimaal 200 uren overuren is nodig, zodat de huidige starre procedures (goedkeuring door de vakbond) kunnen afgeschaft worden. De keuze tussen compensatie in geld of in tijd dient op dezelfde wijze uitgebreid te worden. Daarbij is de invoering noodzakelijk van een krediet van meer- of minderprestaties (‘overurenslang’), dat vlot kan worden aangewend over een langere periode. De sociale lasten op overuren mogen in geen geval niet hoger zijn dan een gewoon uur.
Rechtszeker kader en vereenvoudigen flexibele werktijden Ondanks dat dit in de praktijk voor heel wat werknemers al lang gemeengoed is geworden, bestaat er geen rechtszeker kader voor het hanteren van glijdende werktijden in bedrijven. Dit juridisch Beleidsmemorandum 2014-2019 - 39 2. DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT
vacuüm dient zo snel mogelijk verholpen te worden. Ook zijn er dringend verregaande vereenvoudigingen nodig rond het kenbaar maken van variabele werkroosters. We denken hier aan de administratieve verplichting om alle mogelijke werkroosters in het arbeidsreglement op te nemen, de arbeidsovereenkomst te wijzigingen bij aanpassingen, variabele werkroosters 5 dagen vooraf aan te plakken,... . Vandaag zijn er veel vlottere manieren om met werknemers te communiceren en te overleggen.
Paal en perk aan toenemend aantal verlofsystemen Er bestaan vandaag reeds 24 verschillende verlofsystemen. En toch blijft de verleiding bij beleidsmakers blijkbaar groot om dit aantal of de omvang van deze systemen nog verder uit te breiden. Bovendien blijkt de toepassing van deze verlofsystemen nog steeds verder in de lift zitten. Dit zorgt voor een zware druk op de bedrijven en hun werknemers en hieraan dient dan ook een halt te worden toegeroepen. Nu al zitten vele bedrijven op ieder moment met meer dan 20% werknemers die afwezig zijn (door de diverse soorten verlof, tijdskrediet, arbeidsverzuim, …). Dat kost niet alleen zeer veel aan de bedrijven, het verhoogt ook sterk de druk voor de overblijvende medewerkers.
Bron: VBO-radar
Aanpassing stelsel educatief verlof Bedrijven zijn bereid belangrijke inspanningen te doen inzake opleiding en doen dit vandaag ook al (globaal 2,4% van de loonmassa). Om dit echter vanuit een positieve stimulering te doen is het aangewezen de focus op vormingskosten (1,9% ) en de bijhorende sanctiemechanismen te laten varen. De bestaande opleidingscheques en het systeem van educatief verlof dienen te worden geïntegreerd in een tot levenslang leren motiverend systeem en dit vanuit een strikte benadering vanuit wendbaarheid en inzetbaarheid in de job en de arbeidsmarkt. Dat betekent ook dat minstens
40 - Beleidsmemorandum 2014-2019 2. DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT
de helft van de opleiding buiten de werkuren dient te gebeuren. Opleiding is immers een gedeelde verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer. Syndicale opleidingen moeten volledig buiten het stelsel worden gesteld.
Versterking IBO-systeem Het IBO-systeem (Individuele Beroepsopleiding), waarbij werkzoekenden op maat van het bedrijf belangrijke meerwaarde bewezen als kunnen worden opgeleid, heeft zijn tewerkstellingsinstrument. Sinds kort kan ook met een contract van bepaalde duur gewerkt worden. Om een nog gerichtere toepassing mogelijk te maken, is een verdere versterking aangewezen door het optrekken van de duurtijd tot minimaal drie maanden. In sommige gevallen is ook een langere periode dan zes maanden aangewezen.
Van jobzekerheid naar werkzekerheid Absoluut noodzakelijk is dat we de focus in ons ontslagrecht verleggen van de hoogte van de ontslagvergoeding naar het begeleiden naar een volgende job. Een ontslagvergoeding moet opnieuw bedoeld zijn om de moeilijke periode tussen twee jobs te overbruggen of om te heroriënteren. Van bescherming van jobs (jobzekerheid) naar bescherming van mobiliteit op de arbeidsmarkt (werkzekerheid). Zware vergoedingen voor wie snel elders aan de slag is, zijn een maatschappelijke verkwisting.
Kortere opzegtermijnen en lagere opzegvergoedingen De hoge kosten voor bedrijven bij ontslag van werknemers zijn niet alleen een belangrijk deel van de personeelskost, het zijn ook aanzienlijke drempels om mensen aan te werven. De hervormingen in het kader van het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden hebben hier helaas geen komaf mee kunnen maken. Ondanks een inperking van de langste termijnen, kent ons land gemiddeld nog steeds bij de hoogste ontslagkosten, zij het nu voor een bredere groep. Vlotter kunnen ontslaan betekent ook vlotter kunnen aanwerven. Daarom dienen alle opzegtermijnen dringend naar een realistischer niveau gebracht te worden en te worden gekoppeld aan een absoluut maximum van een jaar.
Sneller proces bij herstructureringen Herstructureringen zijn inherent aan de snel evoluerende marktomstandigheden waarbinnen bedrijven internationaal dienen te opereren en de snelle wendbaarheid die hiervoor nodig is. Reorganisaties hebben als doelstelling activiteiten levensvatbaar te houden en dus jobs te redden. De procedures inzake collectief ontslag zijn in België echter zeer zwaar en volgens de OESO zelfs de meest rigide ter wereld. In de praktijk lijdt dit tot bovenmatige lange periodes van onderhandelingen, zinloze vertragingsmanoeuvres van vakbondszijde en langdurige onzekerheid voor alle partijen. Het gevolg is bovendien belangrijke internationale reputatieschade met alle gevolgen van dien op het vlak van het aantrekken van investeringen. Een herziening van de Wet Renault is dan ook dringend nodig om dit proces sneller en voor iedereen vlotter te laten verlopen.
Nog sterkere activering met focus op doorstroming naar reguliere arbeid Ook vandaag staan in Vlaanderen nog altijd bijna 40.000 vacatures open, waarvan een groot deel voor niet- of laaggeschoolden. Aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt dient daarom nog sterker te worden ingezet op activering, trajectbegeleiding en opvolging op de werkvloer. De overheveling van de bevoegdheid inzake controle op de arbeidsbeschikbaarheid moet daarbij leiden tot een betere Beleidsmemorandum 2014-2019 - 41 2. DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT
afstemming en een strengere aanpak. Gezien het brugpensioen dient te verdwijnen, moeten oudere werklozen geactiveerd blijven worden en dienen vrijstellingen van de verplichting om zich voor de arbeidsmarkt beschikbaar te houden eveneens te verdwijnen. De creatie van jobs via een steeds verdere uitbreiding van de sociale economie of andere gesubsidieerde tewerkstellingscircuits dient gestopt te worden. Voor de tewerkstelling van laaggeschoolden en risicogroepen (doelgroepenbeleid) dient maximaal op doorstroming naar het reguliere arbeidscircuit te worden gefocust.
Bron: VBO-radar
Promotie STEM-richtingen In vergelijking met andere Europese landen volgen bij ons veel minder jongeren een zogenaamde STEM-richting (Science, Technology, Engineering & Mathematics), ondanks de zeer goede arbeidsmarktvooruitzichten die deze opleidingen bieden. Slechts 17% van de studenten in het hoger onderwijs studeren in België af in een STEM-richting. De grote(re) arbeidsmarktkansen voor leerlingen die technologisch of wetenschapsonderwijs volgen, dient blijvend onder de aandacht te worden gebracht, middels de uitwerking van een gericht actieplan op Vlaams niveau.
Hervorming onderwijs doorzetten De Limburgse bedrijven maken zich grote zorgen over de aanhoudende leegloop van het technisch onderwijs. Promotiecampagnes zullen echter pas zoden aan de dijk kunnen zetten, wanneer er structureel iets verandert aan de manier waarop het hele secundair onderwijs is georganiseerd en gestructureerd. De hervorming van het onderwijs dient zo snel mogelijk uitgevoerd te worden. Na een kennismaking met een breed gamma aan interessedomeinen, waarbij technologie een prominente plaats krijgt, kiezen leerlingen uit een aantal belangstellingsgebieden, waarin telkens zowel doorstromings- als arbeidsgerichte richtingen (verder studeren dan wel werken of ondernemen na het secundair) worden aangeboden binnen eenzelfde school. Op die manier wordt de huidige kunstmatige, maar hardnekkige hiërarchie tussen ASO, TSO en BSO doorbroken. Bij de hervorming van het onderwijs hoort ook het op de schop zetten van de vaste benoeming in het onderwijs. 42 - Beleidsmemorandum 2014-2019 2. DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT
Combinatie leren & werken versterken Het deeltijds secundair onderwijs van vandaag dient omgebouwd tot een volwaardig onderwijssysteem van alternerend leren en werken. In dit verband wordt er vaak verwezen naar het systeem in Duitsland dat zeer goed lijkt te functioneren. Daarnaast dienen verdere inspanningen te gebeuren om een nauwe samenwerking tussen bedrijven en scholen te bewerkstelligen en te stimuleren. Alle leerlingen en studenten dienen doorheen de schoolloopbaan meer voeling te krijgen met de praktijk in bedrijven, d.m.v. stages van voldoende lange duurtijd, werkplekleren en eindwerken in samenwerking met bedrijven. Ook voor studenten in het hoger en het universitair onderwijs wordt, daar waar dit nu nog ongebruikelijk of beperkt is, meer ruimte voor praktijkstages voorzien. Studenten worden, in tegenstelling tot vandaag, gestimuleerd om hun thesis-eindwerk te maken in samenwerking met bedrijven, zoals vandaag al gebruikelijk is bij industrieel ingenieurs.
Participatie Limburgers aan hoger onderwijs versterken De participatie van de Limburgse studenten aan het hoger onderwijs moet verder kracht bijgezet worden, o.m. door de verdere uitbouw van het opleidingsaanbod van de Universiteit Hasselt en de Limburgse hogescholen, aangepast aan de noden van de Limburgse bedrijfswereld.
Sterkere afstemming onderwijs-bedrijfsleven Er dient een sterkere en structurele basis gecreëerd te worden waar onderwijs en sectoren zich vinden om lesinhouden en leerplannen op elkaar af te stemmen en zo kort mogelijk te laten aansluiten op de snel veranderende bedrijfsrealiteit. De aanpassing van de leerplannen moet veel flexibeler kunnen gebeuren dan vandaag en systematisch geëvalueerd. Daarbij dient ook de nodige flexibiliteit te worden ingebouwd waarbinnen de school in overleg met de bedrijven in de regio accenten kan leggen om in te spelen op lokale arbeidsmarktnoden.
Meer aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs Leerlingen dienen doorheen de schoolcarrière (kleuter, leerling, student) regelmatig en in de lessen geïntegreerd in aanraking te komen met ondernemerschap in zijn diverse vormen. Daartoe wordt ondernemerschap en ondernemingszin ook opgenomen in de eindtermen van het secundair onderwijs en wordt ruimer plaats gegeven aan attitudevorming.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 43 2. DYNAMISCHERE ARBEIDSMARKT
44 - Beleidsmemorandum 2014-2019
3. MEER CO-MAKERSHIP ondernemen makkelijker maken Meer co-makership tussen bedrijven en overheid. Een groeivriendelijk ondernemingsklimaat, een omgeving die ondernemerschap en initiatief stimuleert, vlotte en eenvoudige regelgeving, een rechtszeker kader en motiverende ondersteuning zijn voor bedrijven van wezenlijk belang. En daarin speelt de overheid een cruciale rol. Bedrijven beseffen dat ze de overheid nodig hebben om te kunnen ondernemen. Maar de overheid heeft ook de bedrijven nodig. Om haar burgers welvaart en welzijn te kunnen bieden, zijn onze bedrijven even cruciaal. Zij genereren immers ieders welvaart, ook van de velen die niet in die bedrijven werken. Helaas lijkt dat besef niet altijd doorgedrongen binnen de overheidsadministraties of het beleid. Wantrouwen, een overvloed aan regelgeving, langdurige procedures, ondoorzichtige structuren, het toeschuiven van steeds meer aansprakelijkheden, nieuwe taksen die de bedrijfswereld viseren, sanctioneerzucht,… . In plaats van gestimuleerd en gesteund, voelen bedrijven en ondernemers zich door de overheid al te vaak tegengewerkt. Beknot in hun ambities en enthousiasme, gaat de goesting om te ondernemen te vaak verloren. We moeten onze ondernemers die goesting teruggeven. Administraties en bedrijven moeten met open vizier samenwerken om plannen en investeringen mogelijk te maken en te versnellen. Van controleren OF het wel kan binnen het bos van regels, naar zoeken HOE het WÉL kan: hoe kunnen we het samen aanpakken en meer welvaart (helpen) realiseren. Co-makership. Ondernemen makkelijker maken. Die co-makersmentaliteit dient door te dringen tot in de diepste vezels van de overheid. Dat vergt bij overheid, administraties en beleid een verregaande mentaliteitsomslag: van een probleemstellende en controlerende houding naar een oplossingsgerichte en dienstverlenende aanpak.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 45 3. MEER CO-MAKERSHIP bedrijven & overheid
46 - Beleidsmemorandum 2014-2019 3. MEER CO-MAKERSHIP bedrijven & overheid
Wat is er nodig? Meetbare doelstellingen voor co-makership Een klantvriendelijkere overheid betekent een efficiëntere overheid (zie hoger 1.A.). Maar ook het duidelijk opstellen van meetbare doelstellingen die ervoor zorgen dat niet zozeer gefocust wordt op loutere procedures of het zonder meer volgen van de regeltjes, maar wel op de mate waarin ambtenaren erin slagen toegevoegde waarde te bieden aan welvaartscreatie. Die het begeleiden en ondersteunen van ondernemers en het faciliteren van hun initiatieven die een maatschappelijke meerwaarde genereren, waarderen. Beoordeel ambtenaren niet op de problemen die ze weten te vinden, maar op deze die ze weten op te lossen.
Sterker geïntegreerd agentschap dat ondernemingen actief ondersteunt Een waaier agentschappen en gerelateerde instanties en platformen staan in voor de ondersteuning van ondernemers en bedrijven die het beleid voorziet. Zo onder meer het Agentschap Ondernemen, de Innovatiecentra, het IWT, Flanders Investment & Trade, Participatiemaatschappij Vlaanderen, maar ook organisaties als i-Cleantech Vlaanderen of MIP Vlaanderen (Milieu- en energietechnologie Innovatie Platform), … . Een vereenvoudiging, integratie en rationalisatie van dit landschap dringt zich op. Bedrijven worden als doelgroep meer geïntegreerd benaderd, waardoor de ondernemer zich makkelijker tot één aanspreekpunt kan richten. Daarbij dient het Agentschap Ondernemen, naar analogie van de invulling hiervan door andere Agentschappen als Natuur en Bos, Ruimtelijke Ordening e.d. , een veel prominentere en actievere rol op te nemen in het opkomen voor het ondernemerschap en de economische belangen, o.m. in haar adviesrol in dossiers, vergunningen en ruimtelijke processen.
Actief accountmanagement Complexe investeringsprojecten of grotere vergunningsdossiers kunnen sinds kort beroep doen op een toegewezen procesmanager. Via een actief accountmanagement dient die aanpak verder doorgetrokken te worden naar alle bedrijfsinvesteringen en vergunningsaanvragen van enige omvang. Zo wordt gezorgd voor de begeleiding van start tot finish doorheen de administratieve mallemolen. Het is hier dat de co-makersmentaliteit bij overheid en ambtenaren ten volle kan spelen: bedrijven helpen om bepaalde initiatieven te kunnen realiseren, in plaats van het zoeken naar een reden waarom iets niét kan worden uitgevoerd.
Administratieve vereenvoudiging als speerpunt In het verleden bestonden er wervende beleidsprogramma’s om de administratieve overlast voor bedrijven en burgers aan te pakken (cfr. o.a. ‘Kafka’). Er werd ook vooruitgang geboekt, maar de laatste jaren lijkt de aandacht op dit vlak verslapt. Ondanks de steeds grotere mogelijkheden op vlak van digitalisering, stijgt de administratieve overlast zelfs opnieuw en krijgen bedrijven er weer nieuwe verplichtingen bij. Administratieve vereenvoudiging moet opnieuw een speerpunt worden in zowel het federale als het Vlaamse beleid. Uitdagende reductiedoelstellingen naar voor schuiven is niet voldoende, ze moeten zeer concreet gemaakt worden d.m.v. een intensieve en wervende jacht op efficiëntieverbeteringen. Maar ook een grootscheepse oefening om bestaande wetgeving te screenen en fundamenteel te vereenvoudigen en actief op zoek te gaan naar verouderde werkwijzen, regels of procedures die eenvoudiger kunnen. En niet in het minst moet niet op alles wat er gebeurt gereageerd worden met weer nieuwe regels. Zijn die toch noodzakelijk, dan worden ze in geen geval retroactief toegepast en niet in onoverzichtelijke ‘containerwetten’ gestouwd. Beleidsmemorandum 2014-2019 - 47 3. MEER CO-MAKERSHIP bedrijven & overheid
Doorgedreven digitalisering moet de norm zijn en informatie dient nooit meer dan één keer aangeleverd te worden.
Bron: DAV
Dienstbare controles en inspectiediensten Co-makership betekent ook een volledige omslag inzake fiscale en sociale controles en andere inspecties bij bedrijven. Daarbij moet het conflictmodel en het onmiddellijk sanctioneren worden vervangen door een ondernemersvriendelijk overlegmodel, op basis van begeleiding en ondersteuning. Controles gebeuren preventief en dienstverlenend ten behoeve van zij die de ingewikkelde regels moeten toepassen. Met een constructief controle- en waarschuwingsbeleid voor niet-frauduleuze overtredingen, waarbij boetes geen doel op zich meer zijn, maar slechts de stok achter de deur bij moedwilligheid of hardleersheid. Discussies dienen door een onafhankelijke partij of (ombuds)dienst te worden behandeld.
Gelijke behandeling inzake controles van de Limburgse bedrijven VKW Limburg eist een gelijke behandeling van de Limburgse bedrijven in vergelijking met andere regio’s in ons land inzake controles inzake de naleving van sociale, fiscale en andere wetten. Het is genoegzaam bekend dat een bedrijf in Brussel of Antwerpen véél minder kans loopt om een controle over de vloer te krijgen. De regionale verschillen op vlak van frequentie moeten de wereld uit. Het zelfde geldt voor de vaak verschillende aanpak van gelijkaardige feiten door de verschillende regionale controle-instanties. Een eenduidige en eenvormige aanpak is hier dringend nodig.
Specifieke frauderisico’s niet afwentelen op alle bedrijven We zijn de allereerste om te pleiten voor een strenge aanpak van fraude. Maar specifieke frauderisico’s mogen niet langer worden aangegrepen om àlle bedrijven, inclusief de zeer grote meerderheid bonafide ondernemers, zware en soms zelfs onhaalbare nieuwe verplichtingen op te leggen. We denken daarbij bv. aan de steeds verdere uitbreiding van de hoofdelijke aansprakelijkheid.
48 - Beleidsmemorandum 2014-2019 3. MEER CO-MAKERSHIP bedrijven & overheid
Omgevingsvergunning snel en eenvoudig implementeren De eengemaakte omgevingsvergunning is decretaal beslist, maar moet nu zo snel mogelijk concreet op het veld geïmplementeerd worden. Bij de omzetting in de praktijk moet de eenvoud uitdrukkelijk bewaakt worden, zodat de aanvraag veel eenvoudiger en het vergunningsproces veel sneller kan gebeuren dan bij de huidige bouw- en milieuvergunning tot hiertoe. De omgevingsvergunning dient volledig digitaal te kunnen gebeuren. Nu ook de socio-economische vergunning regionale materie wordt, dient deze mee in de omgevingsvergunning geïntegreerd te worden.
Plannings- en vergunningsprocedures sterk vereenvoudigen De verregaande complexiteit en de erg lange planningsprocedures die het Vlaamse ruimtebeleid kenmerken, blijven een belangrijke belemmering om als regio adequaat in te spelen op de toekomst. Het (her)aanleggen van wegen, het ontwikkelen van een bedrijventerrein of concrete investeringsprojecten van bedrijven: telkens is het een lange lijdensweg. Hier dient zo snel mogelijk komaf mee gemaakt te worden door in te zetten op een radicale inkorting van de planningsprocedures. Daarbij dient maximaal ingezet te worden op het integreren van de diverse te doorlopen procedurele stappen zoals milieueffectenrapportage (MER) en ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP), met één enkel openbaar onderzoek. En op een geïntegreerde benadering voor alle bedrijfsinvesteringen en vergunningsaanvragen, waarbij alle partijen en adviesinstanties zo nodig van in het begin worden betrokken, zoals dat vandaag reeds voor complexe projecten van algemeen belang in het vooruitzicht wordt gesteld.
Vereenvoudiging procedure planologisch attest De bestaande instrumenten voor planologische rechtzetting voor bedrijven dienen verder te worden vereenvoudigd. Via het planologisch attest kunnen zonevreemde bedrijven zicht krijgen op de ontwikkelingsmogelijkheden voor hun bedrijfssite. Dit dient te worden geïntegreerd met de nodige planwijzigingsprocedures, zodat maar één openbaar onderzoek nodig is en een vaste en kortere termijn voor het eindoordeel in het vooruitzicht kan worden gesteld.
Vaste maximale vergunningstermijnen De reactiesnelheid en de servicegerichtheid van de overheid op vlak van vergunningen is een cruciale factor voor investeringen. De druk op de gemeenten om hun vergunningsautonomie zo snel mogelijk te regelen dient verhoogd, aangezien dit kortere termijnen in petto heeft. Nog zo’n 12-tal Limburgse gemeenten zijn nog niet 'ontvoogd' op dit vlak. Maximale termijnen dienen uiteraard niet te worden uitgeput en liefst verder verlaagd. De ‘stilzwijgende weigering’ wanneer een gemeente niet binnen de gestelde termijn reageert op een vergunningsaanvraag, zoals ingevoerd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, is onredelijk en zorgt voor rechtsonzekerheid in hoofde van de aanvrager. Daarom dient de ‘stilzwijgende goedkeuring’ juridisch mogelijk gemaakt en algemeen toegepast te worden.
Stop de ‘macht van de klacht’ Bij grote investerings- en infrastructuurprojecten moet het algemeen belang opnieuw primeren op het individueel belang. Vandaag is dat steeds vaker niet meer het geval en regeert ‘de macht van de klacht’. Het kan niet langer dat enkelingen of zelfs één individu dergelijke projecten met hoog maatschappelijk belang jarenlang vertraagt of zelfs kan blokkeren. Goede inspraakprocedures zijn zeer belangrijk, maar tegelijkertijd moet het initiatief beschermd worden tegen moedwillige
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 49 3. MEER CO-MAKERSHIP bedrijven & overheid
vertragingsmanoeuvres en procedureslagen. Een modernisering van de rechtsbescherming en een versnelling van procedures is hiertoe aangewezen en kunnen hand in hand gaan.
Efficiëntere werking administratieve beroepscolleges Er is nood aan een veel snellere en efficiëntere werking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen en de Raad van State. De invoering van de zogenaamde bestuurlijke lus, waarbij de Raad van State reparaties kan voorstellen in plaats van tot volledige vernietiging over te gaan, lijkt een belangrijke stap, die zich echter nog in de praktijk dient te bewijzen. Er dient blijvend ingezet te worden op een veel snellere afhandeling van beroepsprocedures en veel kortere maximum behandelingstermijnen. Beperkte formele onvolkomenheden in procedures mogen ook hier geen alibi meer vormen om het algemeen belang aan de kant te schuiven ten voordele van individuele belangen. De werking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen dient hierop aangepast en versterkt te worden, zodat het niet langer mogelijk is dat vergunningen maanden tot zelfs jarenlang worden vertraagd door aanslepende beroepsprocedures.
Andere cultuur rond overheidsopdrachten Bij openbare aanbestedingen is vandaag nog altijd bijna uitsluitend de laagste prijs van belang. Dat moet veranderen. Een zo snel mogelijke omzetting van de nieuwe richtlijn die de Europese Unie einde maart hieromtrent publiceerde, is hiervoor aangewezen. Daarbij moeten openbare aanbestedingen drastisch anders worden aangepakt. Enerzijds door de totale gebruikskost in ogenschouw te nemen, in plaats van de initiële laagste prijs, waardoor ook kwaliteit, milieukost en sociale standaarden mee de keuze bepalen. Om lokale bedrijven en KMO’s voldoende kansen te bieden, dient ook de in België tot hiertoe een stuk striktere interpretatie van de Europese drempels verlaten worden (mogelijkheden m.b.t. onderhandelingsprocedure). Tegelijkertijd dient er nog meer aandacht te gaan naar een goede informatiedoorstroming over lopende aanbestedingen en (ook kleinere) offertevragen naar KMO’s en de sensibilisering van voornamelijk de lagere overheden hiertoe. De ingevoerde E-tendering voor overheidsopdrachten werkt prima en bespaart bedrijven veel tijd en geld. De nog vele overheidsdiensten (lokale besturen, Infrax,...) die hier echter nog geen gebruik van maken, moeten daartoe aangezet worden. Wel moeten bedrijven vandaag nog veel gegevens telkens opnieuw ingeven bij elke aanbesteding die ze indienen. Dat kan veel eenvoudiger door één globaal dossier per bedrijf met alle generieke gegevens te voorzien, waar ook RSZgegevens, btw-attest e.d. in meegenomen kunnen worden.
Overheidsopdrachten en innovatiestimulering op elkaar afstemmen Een andere aanpak inzake overheidsopdrachten kan ook een ondersteuning op vlak van innovatie voor bedrijven en innovatieve KMO’s betekenen. Verwijzend naar het loonkostendebat, wordt vaak gesteld dat bedrijven “innovatiever moeten zijn” en “niet enkel op laagste prijs moeten willen concurreren”. Terwijl het precies de overheid is die bij de gunning van opdrachten vaak uitsluitend naar de laagste prijs en niet naar het innovatief karakter kijkt. Dit zorgt bovendien voor een contradictie waarbij de overheid heel wat bedrijven ondersteunt op vlak van innovatie (o.a. IWTsubsidies e.d.), maar waarbij die bedrijven met hun innovatieve producten zeer moeilijk aan de bak geraken bij diezelfde overheid. Eerder werden op Vlaams niveau wel reeds mogelijkheden geopend met het initiatief ’Innovatief aanbesteden’, maar te vrijblijvend en erg afhankelijk van in hoeverre de betrokken overheidsorganisatie hiervoor openstaat.
50 - Beleidsmemorandum 2014-2019 3. MEER CO-MAKERSHIP bedrijven & overheid
Innovatiekracht door productie door concurrentiekracht Om mee te spelen in de mondiale markt moeten onze bedrijven continu bezig zijn met productvernieuwing en procesoptimalisering. Dit betekent in de eerste plaats de erkenning dat innovatie en internationalisering onlosmakelijk verbonden zijn met concurrentievermogen. Het is weinig evident om een loonkostenhandicap van 16% te torsen en tegelijkertijd volop te investeren in innovatie. Je kan niet innoveren als je geen productie hebt. Maar je kunt ook niet produceren als je niet competitief ben. Concurrentiekracht genereert innovatiekracht. En niet andersom. Dat is een cruciaal uitgangspunt.
Rationaliseren innovatiestructuren en -instrumenten Het landschap van overheidsgerelateerde instanties en instrumenten die in Vlaanderen innovatie bevorderen, is sterk versnipperd geraakt. Door de vele structuren en platformen zien bedrijven door de bomen het bos niet meer. Dit behoeft dan ook een sterke stroomlijning en vereenvoudiging. De publieke investeringen in onderzoek en ontwikkeling zijn daarentegen nog steeds onvoldoende om de beoogde doelstelling van 3% van het BBP (publiek + privaat) te halen. De federale fiscale vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers heeft zijn waarde de afgelopen jaren bewezen en verdient rechtszekerheid door een sterke garantie. Vandaag dreigt deze maatregel echter door toenemende administratieve rompslomp onderuit te worden gehaald door de steeds verdergaande bijkomende voorwaarden die door de administratie worden gesteld.
Drempels innovatieondersteuning verlagen Samen met een bijsturing van het gefragmenteerde innovatielandschap dient sterker ingezet te worden om de innovatie van bedrijven te ondersteunen waar dit het meest nodig is. Limburgse bedrijven verwerven een relatief laag aandeel van de IWT-middelen. Hoewel dit niet alleszeggend is en ook de aanwezigheid van bepaalde sectoren of grote spelers een rol speelt, duidt dit toch op de noodzaak om de drempels tot innovatieondersteuning te verlagen. Ondernemers hebben eenvoudige en rechtlijnige innovatieondersteuning nodig. Zeker op administratief vlak zijn verdere vereenvoudigingen nodig voor KMO’s. Bijvoorbeeld inzake de zeer doorgedreven bewijsvoering rond haalbaarheid en innovatief karakter. Een grotere aandacht voor zogenaamde innovatievolgers is aangewezen, aangezien dit vaak een opstap kan betekenen om verder de innovatieweg in te slaan. Ook op het vlak van het toegankelijker maken van Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s voor KMO’s is nog een hele weg af te leggen. De overheid doet heel wat inspanningen om innovatie te ondersteunen, maar het is van belang dat dit verder gaat dan de bevoegde administraties en ministers. Het open en stimulerend staan tegenover innovatie dient door te dringen in alle geledingen van de overheidsadministratie.
Versterking van de Innovatiecentra Bewezen drempelverlagend zijn zeker de diensten van de Innovatiecentra. Het Innovatiecentrum Limburg staat dicht bij de Limburgse bedrijven, en vele deden er de afgelopen jaren tot hun tevredenheid reeds beroep op. Een track-record dat dan ook een verdere versterking verantwoordt. Precies omdat vele innovatieve Limburgse bedrijven reeds de weg vonden, werkt het Innovatiecentrum tot hiertoe hoofdzakelijk reactief. Meer mogelijkheden om ook proactief te werken en bedrijven die hun bestaande innovatiepotentieel onderbenutten op te zoeken en over de brug te halen, zou een quick-win betekenen.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 51 3. MEER CO-MAKERSHIP bedrijven & overheid
Sterkere inzet op vermarkting van innovatie Uiteraard start dit in de eerste plaats met de ontwikkeling van internationale marktgerichte producten en diensten vanuit een sterke samenwerking van bedrijven en kennisinstellingen. Maar ook is er meer aandacht voor de ondersteuning op vlak van de eigenlijke vermarkting en valorisatie van innovaties aangewezen. Slechts een beperkt deel van het succes van een innovatie hangt af van het (technologische) concept. Het overbruggen van de beruchte ‘death valley of innovation’ - tussen de initiële ontwikkeling en de commercialisering - is veelal veel bepalender voor het succes. Zeker voor KMO’s is dit moeilijkste fase, met veel financiële risico’s en weinig mogelijkheden op vlak van kredietverwerving.
Investeringssteun: niet louter voor transformatiegedreven projecten De steeds sneller wijzigende internationale concurrentiële omgeving dwingt bedrijven zichzelf steeds weer heruit te vinden en aan te passen. Het Vlaamse beleid speelt hier op in door de nadruk te leggen op transformatie van onze economie. De bestaande strategische investeringssteun werd zo recent omgevormd tot Strategische Transformatiesteun. In de nieuwe vorm kunnen investeringen alleen nog op steun rekenen wanneer ze een belangrijke transformatie kunnen inhouden. Door die enge definitie dreigt dit voorbij te gaan aan de eigenheid van heel wat bedrijven en investeringen. Bestaande bedrijven die willen investeren in capaciteitsuitbreiding, zonder dat daar echter een grote transformatie in bedrijfsprocessen of -technologie mee gemoeid is, vallen sensu stricto uit de boot. Een investeringsproject zonder grote transformatie is echter niet a priori weinig toekomstgericht. Men krijgt hier zelfs te maken met een ongewenst investeringen ontmoedigend effect doordat bepaalde bedrijven er verder toe gedreven worden om enkel nog productie die zeer zwaar te automatiseren valt, hier te houden. Bijvoorbeeld bedrijven waar gespecialiseerde nicheproducten behoorlijk wat handenarbeid vergen. Vlaanderen dreigt hiermee in eigen voet te schieten en zijn productie-industrie onnodig zelf (verder) te ondermijnen. In projecten waar de balans niet zéér duidelijk overhelt naar lage loonlanden kan investeringssteun de doorslag geven om een deel van de productie hier te houden en betekent dit bovendien een win-win voor zowel bedrijf als overheid (bijkomende inkomsten uit tewerkstelling).
Steun ‘ontwrichte zones’ verder versterken Recent keurde de regering in het kader van de Competitiviteitswet een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing goed voor bedrijven die investeren en daarmee nieuwe tewerkstelling creëren in zones in moeilijkheden, de zogenaamde ‘ontwrichte zones’. De details moeten nog definitief worden vastgelegd, maar voor Limburg is dit een belangrijke maatregel in het kader van de naderende effectieve sluiting van Ford Genk eind 2014. Afhankelijk van de hoogte van de brutolonen zou deze ondersteuning voor nieuwe gecreëerde banen overeenkomen met een loonkostdaling van 4 à 5% gedurende twee jaar, waar mits een aantal voorwaarden alle Limburgse KMO’s en een deel van de grote bedrijven voor in aanmerking komen. Ondanks deze belangrijke steun is VKW Limburg van mening dat dit onvoldoende ver gaat om belangrijke nieuwe vestigingen van bedrijven (cfr. de gekende misgelopen dossiers van Canon, Action, …), alsnog over de brug te halen om zich in Limburg te vestigen. Om Limburg een toekomstkans te bieden moet deze maatregel daarom versterkt worden en dient er zowel federaal als op Vlaams niveau hiervoor een extra inspanning gedaan te worden.
Sterkere inzet op ondersteuning internationalisering Onze bedrijven zetten nog te weinig de stap naar het buitenland. Ondanks verbeterende exportvooruitzichten is ons, in tegenstelling tot Nederland en Duitsland, reeds jarenlang dalende aandeel in de wereldmarkt alarmerend. Een versterkte inzet op exportstimulering, vooral voor 52 - Beleidsmemorandum 2014-2019 3. MEER CO-MAKERSHIP bedrijven & overheid
markten buiten de EU, en de ondersteuning van de internationalisering van onze KMO’s is dan ook een essentieel beleidsspeerpunt. In vergelijking met onze buurlanden kunnen bedrijven in Vlaanderen relatief weinig aanspraak maken op subsidiëring wanneer zij hun internationale horizon verruimen of verder weg wensen te exporteren. Dit dient gecombineerd te worden met een specifieke focus op de competitiviteit van de exportgerichte industrie.
Goedkopere en sterk vereenvoudigde exportadministratie Daarnaast kan op vlak van exportstimulering nog sterke winst gehaald worden in het reduceren en vereenvoudigen van de vele administratieve verplichtingen die bedrijven afschrikken of belemmeren in hun internationale focus. We denken hierbij o.m. aan verregaande Nederlandstalige taalvereisten op vlak van exportattesten, de vaak lange duurtijd voor de aflevering van exportvergunningen en de in vergelijking met onze buurlanden tot 5 keer duurdere certificering van exportdocumenten door de Kamers van Koophandel (zie ook onder 1.D.).
Definitieve verankering LRM De LRM speelt een erg belangrijke rol voor de ondersteuning en financiering van het ondernemerschap in Limburg en om extra groeikracht te genereren voor de Limburgse bedrijven. Daarom dringt VKW Limburg aan op een definitieve verankering van de LRM-middelen in Limburg. Inclusief het rendement, dat verder ingezet moet worden voor projecten die een fundamentele bijdrage leveren aan de economische ontwikkeling van onze provincie. Bij een verdere positieve evaluatie van de recente formule van de Klim-op-leningen dient deze gecontinueerd en versterkt te worden.
WCO-wetgeving verder aanpassen Vandaag is het beroep doen op de Wet Continuïteit Ondernemingen (WCO) nog in te veel gevallen weinig meer dan een voorbode van een faillissement. Vooralsnog slaagt deze wet er slechts in 30% van de gevallen in dit te vermijden. Dat slaagpercentage moet hoger. VKW Limburg twijfelt niet aan het belang en de noodzaak van deze wet, maar stelt dat er ook na de recente wijzigingen nog te weinig oog is voor het belangenevenwicht van de schuldenaar enerzijds en van de schuldeisers anderzijds, die impliciet vaak gedwongen worden om tot 90% van hun schuldvordering te laten vallen en daardoor zelf in problemen kunnen komen. De informatieverstrekking aan de schuldeisers dient verder geoptimaliseerd worden. Om misbruiken te vermijden, dienen duidelijke concurrentieverstorende marktpraktijken na de WCO-toekenning en de effectieve overlevingskansen van de betrokken onderneming strikter nagegaan te worden. De uitvoering van een goedgekeurd reorganisatieplan dient tevens beter afgedwongen te kunnen worden door de schuldeisers.
Statuut bevoorrechte schuldeiser voor overheid afschaffen Bedrijven staan bij een faillissement vaak in de kou, omdat zij als ‘gewoon schuldeiser’ pas als laatste in de rij staan. Vanuit haar bevoorrechte positie eist de overheid dan de meeste schulden die nog kunnen worden gerecupereerd op. Hierdoor gebeurt het regelmatig dat andere bedrijven in een faillissement worden meegesleurd. Daarom dient de overheid (fiscus, RSZ,…), niet alleen in de WCO, maar in de volledige faillissementswetgeving, minimaal tot een gewone schuldeiser te worden teruggebracht.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 53 3. MEER CO-MAKERSHIP bedrijven & overheid
Algemene vrijstelling voor SABAM-rechten voor radio op het werk De inning van auteursrechten (‘SABAM’) voor het ‘luisteren door werknemers naar de radio op de werkvloer’ is een typisch voorbeeld van een ‘pestbelasting’ voor bedrijven, die voor ondernemers terecht als totaal onlogisch wordt ervaren. Waarom moet betaald worden voor een werknemer die de radio heeft opstaan op zijn werkplek, in de vrachtwagen of op de werf, terwijl dit particulier niet moet? Zeker gezien SABAM bij de diverse radiostations al auteursrechten int voor deze “publieke” uitzendingen. VKW Limburg is en blijft, voor zover het gaat om niet voor het publiek toegankelijke ruimten, principieel gekant tegen deze vorm van heffing. Het ‘compromisakkoord’ van enkele jaren geleden, waarbij onder meer een vrijstelling werd bekomen voor bedrijven tot 9 werknemers, is ingewikkeld en houdt bovendien te weinig rekening met de concrete situatie in de bedrijven. De wet bepaalt dat auteursrechten verschuldigd zijn wanneer muziek “aan het publiek wordt meegedeeld”, behalve wanneer dit privé of ‘in familiekring’ gebeurt. Wat de werkplek betreft heeft de rechtspraak het begrip 'familiekring' beperkt tot ’een klein aantal personen‘. In plaats van te kijken naar de werkelijke situatie wordt bij de berekening van het SABAM-tarief echter gekeken naar het totaal aantal werknemers van het bedrijf. Dit is principieel niet correct. Pas wanneer collectief en in grote getale naar één en de zelfde radio-installatie wordt geluisterd, zou men eventueel kunnen gewag maken van over “aan het publiek meedelen”. Maar dan nog gaat het geenszins om muziekbeleving, maar hooguit achtergrondmuziek bij de werktaak. VKW Limburg blijft dan ook pleiten om duidelijkheid te scheppen door in de wetgeving het begrip 'familiekring', tenminste voor wat radio betreft, te vervangen of wettelijk uit te breiden tot de niet voor publiek toegankelijke werkplaats in bedrijven. Zo zou voor de grote meerderheid van de bedrijven de problematiek, inclusief de administratieve overlast, op een logische manier opgelost zijn.
Waterheffing baseren op werkelijk geloosde debieten De waterfactuur van bedrijven is in Vlaanderen een ingewikkeld kluwen van meerdere heffingen en saneringsbijdragen, die bovendien gefragmenteerd worden geïnd. Dit moet sterk vereenvoudigd worden door de aanrekening via één duidelijke factuur. Bedrijven kregen de voorbije jaren te maken met onverwachte herberekeningen en afrekeningen die jaren teruggingen of voor meerdere jaren tegelijk in de bus vielen. Daardoor werd de afrekening controleren hen nagenoeg onmogelijk gemaakt en kon er in de prijszetting en budgettering geen rekening mee gehouden worden, met alle mogelijke financiële repercussies van dien. Ook blijkt er vaak geen onderscheid gemaakt te worden tussen verontreinigd proceswater en afspoelend nagenoeg zuiver regenwater. Eigen waterwinners worden dan soms weer belast op het opgepompte water, terwijl hun lozingen dikwijls veel lager liggen (verwerking in het productieproces). Daarom moet de aanrekening dringend veel transparanter worden en veel meer toegespitst op het werkelijke geloosde water of vuilvracht. Door de veelheid aan betrokken instanties (gemeenten, Infrax-RioLim, VMM, VMW) is de transparantie in de watersector bovendien helemaal zoek. Bedrijven missen bij het uiten van hun klachten één duidelijk aanspreekpunt, temeer er door de diverse instanties naar elkaar verwezen wordt. Wij pleiten er sterk voor dat de watersector dringend meer transparant wordt gemaakt.
Geen ‘goldplating’ bij omzetting Europese regels Bij de omzetting van Europese richtlijnen dient erover gewaakt te worden dat ons land de termijnen naleeft, maar vooral ook de in vergelijking met de rest van de wereld meestal reeds ambitieuze Europese normen niet gaat overschrijden of wil overtreffen. Het lokaal opleggen van een strenger milieunormenkader dan in de rest van Vlaanderen (cfr. Genk-Zuid) is evenzeer ontoelaatbaar.
54 - Beleidsmemorandum 2014-2019 3. MEER CO-MAKERSHIP bedrijven & overheid
4. BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT Limburg de sporen geven Investeren in infrastructuur en bereikbaarheid is en blijft fundamenteel voor de groei en concurrentiekracht van onze economie. In de jaarlijkse ranglijsten van economisch meest aantrekkelijke economieën is het verontrustend om vast te stellen dat we precies op dit vlak onze troeven aan het prijsgeven zijn. Brussel en Antwerpen zijn letterlijk wereldkampioen filerijden. Helaas moet Limburg daar bijna altijd doorheen, wil het ergens geraken. Volgens een schatting van de OESO kan onze economie jaarlijks tot 2% winnen in termen van BBP door het oplossen van de mobiliteitsproblematiek en het wegwerken van de missing links. Als regio die het meeste te winnen heeft bij het uitspelen van haar centrale ligging, is het frappant hoe weinig er bij ons wordt geïnvesteerd in infrastructuur. Hoog tijd om op dit vlak een klik te maken en meer doortastendheid te tonen om de zaken grondig aan te pakken. En dat niet in het minst in Limburg. De bereikbaarheid van en naar de ons omliggende grote steden (Brussel, Antwerpen, Eindhoven,…) blijft abominabel, zowel over het spoor als over de weg. VKW Limburg blijft dan ook hameren op het realiseren van een ‘Superbereikbaar Limburg’. Ook de SALK-strategie wees op het enorme belang van een betere ontsluiting voor Limburg als eerste essentiële voorwaarde. Limburg heeft de ruimte, maar moet die met optimaal ontsloten bedrijventerreinen kunnen benutten. Het competitiviteitsprobleem is in het algemeen zeer problematisch, de lamentabele bereikbaarheid is en blijft dé Limburgse handicap. Het kan niet genoeg benadrukt worden hoe fnuikend dit is voor het ondernemerschap in onze regio. Een snelle en doortastende aanpak is hier dan ook meer dan ooit nodig om de economische teugels van onze regio eindelijk te kunnen vieren en Limburg de sporen te geven.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 55 4. BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT
56 - Beleidsmemorandum 2014-2019 4. BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT
Wat is er nodig? Meer investeren in infrastructuur Als regio die het meeste te winnen heeft bij het uitspelen van haar centrale ligging, is het frappant hoe weinig er in ons land wordt geïnvesteerd in infrastructuur. Sinds de jaren ’90 blijven de overheidsinvesteringen hierin beperkt tot 1,7% van het BBP, wat schril afsteekt tegen de 2,3 % in onze buurlanden. Wil Vlaanderen zijn ambities als vooraanstaande economische en logistieke regio waarmaken, moet het keuzes maken en de investeringen in mobiliteitsinfrastructuur met de helft opvoeren. Echte doorbraken realiseren en de mobiliteits-, file- en ontsluitingsproblemen fundamenteel oplossen, kan enkel door de platgetreden paden te verlaten. Investeren in asfalt werkt. Nederland, vroeger het fileland bij uitstek, investeerde de jongste jaren zeer zwaar in het verhogen van de capaciteit van de snelwegen en kent intussen het laagste niveau aan files sinds de jaren ’90. Het stereotiep dat extra wegcapaciteit dusdanig nieuw verkeer aantrekt dat alles binnen de kortste keren opnieuw vastloopt blijkt, een fabeltje. Dat taboe moet bij ook ons dringend op de schop. Door de capaciteit en veiligheid van de hoofdwegen te verhogen en ze in de wegencategorisering opnieuw in eer te herstellen, wordt enkel het huidige sluipverkeer weer gedraineerd naar waar het thuishoort. De eventuele invoering van rekeningrijden of een kilometerheffing mag geen verzwaring betekenen van de verkeersfiscaliteit voor de ondernemingen en hun werknemers.
Investeringen overheid in % BBP Bron: Eurostat
Onderhoudsachterstand wegennet wegwerken Ook de toestand van de bestaande infrastructuur moet dringend verder verbeteren. Doordat er in ons land veel te weinig infrastructureel onderhoud wordt gedaan, zijn er op het moment dat het achterstallig onderhoud leidt tot schade, veel hogere kosten en grotere overlast. De structurele onderfinanciering van het onderhoud van de bestaande infrastructuur (wegen, riolering, …) dient daarom te worden aangepakt met een duidelijk inhaalplan. Waar Limburg volgens recente cijfers, althans t.o.v. de rest van Vlaanderen, op het onderhoud van primaire gewestwegen nog relatief goed scoort, is dat allesbehalve het geval voor de secundaire wegen.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 57 4. BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT
Doorlooptijd beslissing belangrijke infrastructuurwerken drastisch inkorten Inspraak en betrokkenheid is zeer goed en nodig, maar de slinger is hier al te ver doorgeslagen. Telkens weer lopen belangrijke infrastructuurplannen, zelfs met de sterke inzet van beleidsmakers, vast op de vele mogelijkheden voor ieder individu om bezwaren in te dienen. Voor belangrijke infrastructuurwerken zijn dan ook specifiek verkorte procedures nodig om hieraan paal en perk te stellen en het algemeen belang weer voorrang te geven.
Plan ‘Superbereikbaar Limburg’ uitvoeren VKW Limburg blijft hameren op het realiseren van een ‘Superbereikbaar Limburg’ en wil dat in de komende legislatuur alle ontsluitingsknelpunten van onze provincie systematisch en planmatig worden aangepakt, zowel op vlak van weg, spoor als water.
Noord-Zuid: prioriteit nr. 1 De ontsluiting van Noord-Limburg via de Noord-Zuidverbinding blijft op vlak van infrastructuur prioriteit nummer 1. Iedereen weet hoe essentieel de Noord-Zuidverbinding voor Limburg is. Zeker nu er ook in Nederland een akkoord is bereikt over de spoedige aanleg van een doorsteek naar Eindhoven. De spade moet nu echt in de grond. Met de voorlopige vaststelling van het nieuwe GRUP werd de vergunningsprocedure zopas eindelijk opnieuw vlot getrokken. Deze dient nu zonder vertraging en zo snel mogelijk afgerond te worden, zodat zo vlug mogelijk met de effectieve aanleg van start kan worden gegaan. Alles dient in het werk gesteld te worden om nieuwe procedureslagen te vermijden, zodat niemand nog opnieuw de kans krijgt om met de toekomst van Limburg te spelen.
Verbreding E313 en E314 tot 2 x 3 rijstroken Door de steeds erger wordende congestie richting Antwerpen en Brussel wordt Limburg steeds meer afgesneden van de rest van Vlaanderen. Midden-Limburg zou nochtans met de twee autosnelwegen E313 naar Antwerpen en de E314 naar Brussel in principe via de weg goed ontsloten moeten zijn. Sinds de realisatie van het nieuwe Klaverblad in Lummen klopt het Limburgse verkeershart dat beiden verbindt ook eindelijk weer. Alleen dienen nu dringend ook de slagaders te worden ontstopt. De E313 staat aan de top van de meest gevaarlijke wegen en is samen met de E314 de meest verouderde autosnelweg. Aangelegd in de jaren ‘60, zijn dit nog de enige autosnelwegen in Vlaanderen met slechts 2 rijstroken. Ze zitten al lang niet meer enkel in de spits, maar van ‘s morgens tot ’s avonds eivol. Het is goed dat er wordt geïnvesteerd in spitsstroken, maar die nemen de Limburgse omknelling geenszins weg. Meer dan ooit vraagt VKW Limburg dan ook de onmiddellijke en volledige verbreding van de E313 en de E314 tot 2 x 3 rijstroken. Enkel dat vormt een fundamentele oplossing voor de dagelijkse en voor de Limburgse economie zeer kostelijke files van en naar Antwerpen en Brussel. Er is geen enkele reden om hiermee te wachten.
Vlotte verbinding Sint-Truiden met E40 De Noord-Zuidverbiding stopt niet in Hasselt, maar moet bij uitbreiding gezien worden als een performante en vlotte verbinding van het grensgebied Eindhoven in het noorden tot aan de E40, net over de grens in het zuiden van Limburg. De ondernemers en bedrijven uit Haspengouw hebben een grote nood aan een betere ontsluiting met de E40. In 2012 is uit de MKBA-studie gebleken dat een nieuwe verbinding hier de beste oplossing is en een duidelijke maatschappelijke baat oplevert, met niet alleen een belangrijke boost voor de regio Sint-Truiden en Haspengouw, maar met ook
58 - Beleidsmemorandum 2014-2019 4. BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT
positieve effecten voor het geheel van de Belgische economie. De lopende MER-studie dient nu zo snel mogelijk een optimale technische, financiële en ruimtelijke oplossing uit te werken.
Andere missing links wegwerken Ook de andere belangrijke missing links en infrastructurele knelpunten in Limburg moeten nu zo snel mogelijk worden weggewerkt. Wij denken hierbij onder meer aan de problematische ontsluiting van de bedrijventerreinen in Tongeren, de doortrekking van de N73 in Tessenderlo om een vlottere verbinding met Ravenshout te realiseren, de verbinding Genk-Lanaken langsheen het Albertkanaal, de aanslepende omleiding van de N71 in Neerpelt, de grensoverschrijdende verbinding tussen Bree en Weert en de optimalisering van de verbinding van Bree via de N76 met de E314.
Realiseren 10-punten spoorplan voor Limburg Het desastreuze Investeringsplan voor de periode 2013-2025 en het nieuwe Vervoersplan van de NMBS zijn een ramp voor onze provincie en laten Limburg nagenoeg volledig links liggen. Ze dienen door de volgende regeringen dan ook drastisch bijgestuurd te worden. In plaats van de beoogde extra stimulansen en ontsluiting voor het goederen- en personenvervoer die het SALK naar voren schuift, doet de NMBS precies het tegenovergestelde. Op die manier wordt onze regio, die het om de gekende redenen economisch moeilijk heeft, haar bedrijven en de Limburgse werknemerstreingebruikers, nog eens extra kopje onder geduwd. Limburg neemt geen genoegen met wat kruimels en heeft recht op een duidelijke en meer prominente plaats in de toekomstplannen voor het spoorvervoer. We verwijzen hier graag naar het 10-punten programma dat de Limburgse Sociale Partners eind vorig jaar opstelden:
1. Een snelle rechtstreekse verbinding naar Antwerpen om het uur 2. Snelle en klokvaste verbinding naar Brussel iedere 30 minuten 3. Doortrekking snelle verbinding Hasselt-Brussel naar Gent, Brugge en de kust (minder dan 2 uur) 4. Grensoverschrijdend doortrekken verbinding Antwerpen-Hamont tot Weert, inclusief volledige elektrificatie 5. Realisatie IJzeren Rijn en aan/aftakking Midden-Limburg (heropening Spoorlijn 18) 6. De heractivering van de verbinding Lanaken (Railport) – Bilzen – Hasselt voor goederenvervoer (Spoorlijn 20) 7. Garanties m.b.t. het elektrificeren en op dubbel spoor brengen van de lijnen 15, 19 en 21 8. Investeringen in werkplaatsen in Genk (cfr. SALK) en Hasselt 9. Volwaardig aandeel voor Limburg in de budgetten, o.a. voor de renovatie en modernisering van stations 10. De inzet van modern materieel op de Limburgse spoorwegen
Openbaar vervoer naar bedrijventerreinen Tot hiertoe is openbaar vervoer altijd voornamelijk bekeken in functie van woonplaats en stedelijke functies als shopping, ontspanning of onderwijs. Naar het werk gaan daarentegen is op dit vlak altijd zeer stiefmoederlijk behandeld. Nochtans zijn vele bedrijven en hun werknemers vragende partij voor een goede ontsluiting van bedrijventerreinen op vlak van openbaar vervoer. Dit belangrijke potentieel kan worden benut door een vraaggericht aanbod dat zich zo goed mogelijk aanpast aan Beleidsmemorandum 2014-2019 - 59 4. BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT
de bedrijven en hun werktijden (cfr. o.a. shiften). Daarnaast is er voor een optimaal functionerend openbaar vervoersnet een veel sterkere samenwerking tussen de NMBS en de Lijn nodig om de verschillende verkeersmodi efficiënter op elkaar af te stemmen.
Versnelde uitvoering opwaardering Limburgse kanalen Het Limburgse kanalennetwerk dient te worden opgewaardeerd door onder andere de spoedige uitvoering van het voorziene nieuwe sluizencomplex Blauwe Kei in Lommel. Daardoor dienen schepen tot 1.500 ton (nu max. 600 ton) niet langer om te varen om in Noord-Limburg te laden of te lossen. Daarnaast is een versnelde uitvoering nodig van het programma voor het verhogen van de bruggen over het Albertkanaal, zodat over enkele jaren al schepen tot vier containers hoog tot in Limburg kunnen doorvaren.
Wegwerken subregionale tekorten aan bedrijventerreinen Limburg heeft in globo nog heel wat ruimte voor bedrijvigheid. Toch zijn ook Limburgse bedrijven vaak tevergeefs op zoek naar een nieuwe stek of plaats voor uitbreiding. Dit komt doordat er zich subregionaal wel belangrijke tekorten voordoen. Enkele gemeenten, zoals Lommel en Genk, hebben nog een ruime voorraad bedrijfsgrond, maar elders is vaak nog nauwelijks ruimte voor bedrijventerrein te vinden. Daarom vraagt VKW Limburg de snelle uitvoering van de reeds goedgekeurde en geplande ontwikkelingen en een spoedige uitwerking van de Rubelim-studie, waarin door de Provincie Limburg de meest geschikte plaatsen werden gezocht om als bedrijventerrein ingericht te worden. Limburg mag in de komende jaren 280ha bedrijventerrein ontwikkelen en hiermee dient in de eerste plaats ingespeeld te worden op de subregionale tekorten. Hoe dan ook dient steeds een ruime en voldoende gespreide ‘ijzeren voorraad’ aan bouwrijpe bedrijventerreinen van vijf minimaal jaar voorhanden te zijn.
Goed ontsloten en kwaliteitsvolle uitrusting bedrijventerreinen Naast nieuwe bedrijventerreinen is het ook van belang te zorgen voor de systematische revitalisering van de bestaande bedrijventerreinen. Ook zij verdienen een regelmatige opfrisbeurt, net zoals dit voor woon- en winkelstraten gebeurt, met een kwaliteitsvolle inrichting, duurzaamheid en een up-to-date uitrusting, zoals o.a. glasvezelverbinding. Bij de herbenutting van de Fordterreinen dient de focus gelegd te worden op een invulling door maakbedrijven.
Maximale ontwikkeling bedrijventerrein Hasselt-Lummen: 2000 jobs voor het grijpen! De verschillende ontwikkelingszones van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA) dienen maximaal gevrijwaard te worden voor (watergebonden) economische activiteiten en dienen versneld doorgevoerd te worden. Gezien zijn uitzonderlijk waardevolle ligging en ontsluiting geldt dit in het bijzonder voor het bedrijventerrein Hasselt-Lummen (‘Zolder-Lummen-Zuid’). Dit ENAterrein van 100 ha sluit aan bij het goed uitgeruste bestaande bedrijventerrein Zolder-Lummen, is zeer uitzonderlijk gelegen, pal aan de kruising van twee autosnelwegen en is rechtstreeks ontsloten via het nieuwe op- en afrittencomplex 26 bis. De ligging langs het Albertkanaal geeft bovendien uitstekende mogelijkheden inzake watergebonden bedrijfsactiviteiten, in een regio waar voor bedrijven weinig tot geen ruimte meer voorradig is (Hasselt, Lummen). Dit terrein vormt dan ook een uitzonderlijke troef om een sterke extra groeiboost te genereren voor onze provincie. Gezien de unieke ligging lijdt het geen twijfel dat op deze locatie belangrijke investeringsprojecten en nieuwe bedrijven kunnen worden aangetrokken, die naar schatting op relatief korte termijn 2000 nieuwe 60 - Beleidsmemorandum 2014-2019 4. BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT
banen kunnen creëren. Gezien de hoge nood aan nieuwe jobs in onze provincie door het wegvallen van Ford, pleit VKW Limburg ervoor dat de Vlaamse regering na haar aantreden zo snel mogelijk beslist om deze ontwikkeling door te voeren en bouwrijp te maken. Limburg kan zich niet permitteren deze unieke kans verloren te laten gaan door deze ontwikkeling los te laten of slechts in een minimaal scenario (sterke beperking van het aantal hectares) door te voeren.
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 61 4. BEREIKBAARHEID en MOBILITEIT
62 - Beleidsmemorandum 2014-2019
Beleidsmemorandum 2014-2019 - 63