DATUM
: zaterdag 15 november 2014
OPLEIDING
: CCM19
EXAMEN
: Mod4 IB&CM – International Business & Credit Management
DOCENT
: Drs. J.H. Gieskens AC CCM QT
TIJD
: 10:00 – 13:00 uur
Vóór aanvang van het examen dient u zich te legitimeren aan de hand van een geldig legitimatiebewijs indien de surveillant hier naar vraagt.
U dient uw jas, tas en telefoon te deponeren tegen de muur achter de surveillant. Het is verboden om tijdens het examen een multimedia-apparaat (zoals een telefoon) of laptop bij u te dragen.
Examen:
Dit examen bestaat uit 5 opgaven, verdeeld over 12 pagina’s. Controleer dit!
De vragen van dit examen zijn gebaseerd op de leerstof uit de reader, de colleges alsmede de verstrekte hand-outs.
Toegestane hulpmiddelen:
Balpen(nen); het gebruik van potlood en/of vulpen is verboden!
Calculator (niet grafisch en/of programmeerbaar); multimedia-apparatuur is verboden!
Liniaal / tekenliniaal.
Uitwerkingen:
Formuleer uw antwoorden in correct Nederlands, gebruik géén telegramstijl.
Einduitkomsten van berekeningen dient u af te ronden op twee cijfers achter de komma.
U dient uw uitwerkingen in te leveren op het uitgereikte uitwerkingenpapier. Beschrijf het uitwerkingenpapier enkel aan de voorkant en voorzie elk blad van uw naam en paginanummer. Begin elke opgave op een nieuw uitwerkingenblad!
- Antwoorden CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 1 van 16
Opgave 1: Theorie – meerkeuzevragen
[10 x 1,5 = 15 pt]
1. Wat wordt verstaan onder het begrip internationale handel? a. Het verkopen van goederen aan het buitenland. b. Alle uitwisselingen van goederen en diensten die nationale grenzen overschrijden. c. De export waar geld aan wordt verdiend. d. Hetzelfde als binnenlandse handel maar dan met een buitenlandse koper.
2. Waardoor ontstaan volgens de Heckscher-Ohlin-theorie internationale prijsverschillen? a. Door de relatieve beschikbaarheid van productiefactoren in de verschillende landen. b. Door verschillende belastingen en heffingen die landen kunnen toepassen. c. Door verschil in loonkosten per land. d. Door productiviteitsverschillen.
3. Welke typen van ondernemingen onderscheidt Perlmutter ten aanzien van het internationaliseringsproces? a. Regiocentrisch, etnocentrisch, multicentrisch, polycentrisch. b. Multimarket, globalmarket, singlemarket, supramarket. c. Polycentrisch, geocentrisch, etnocentrisch, regiocentrisch. d. Etnocentrisch, precentrisch, regiocentrisch, geocentrisch.
4. Het Nederlandse exportbeleid bestaat uit de volgende twee soorten maatregelen: a. Sectorspecifieke maatregelen, horizontale maatregelen. b. Horizontale maatregelen, verticale maatregelen. c. Financiële maatregelen, voorwaardenscheppende maatregelen. d. Algemene maatregelen, sectorspecifieke maatregelen.
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 2 van 16
5. Wat streeft de Nederlandse overheid na met haar beleid van handelspolitiek? a. Het vergroten van de Nederlandse export. b. Het opheffen van zoveel mogelijk kunstmatig opgeworpen barrières voor het handelsverkeer. c. Het ondersteunen van Nederlandse exporteurs op buitenlandse markten. d. Het regelen van exportfinanciering.
6. Wat wordt in de Nederlandse handelspolitiek verstaan onder strategische goederen? a. Goederen ontworpen voor militair gebruik. b. Nucleaire splijtstoffen en aanverwante artikelen. c. Chemicaliën en hoogwaardige meetapparatuur. d. Goederen die alleen uitgevoerd mogen worden met een uitvoervergunning van het ministerie van Economische Zaken.
7. Wat valt niet onder bilaterale handelsbetrekkingen? a. Ontwikkelingshulp. b. Compensatiehandel. c. Belastingverdragen. d. Internationale investeringen.
8. Voor welke van onderstaande ondernemingen zijn politieke criteria in een landenselectie relatief belangrijk? a. Een bouwonderneming die grote infrastructurele projecten uitvoert. b. Een onderdelenfabrikant van de auto-industrie. c. Een koekjesfabrikant. d. Een producent van gereedschapskisten.
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 3 van 16
9. Een voorbeeld van een strategische toetredingsbelemmering tot een bedrijfstak in het buitenland is de: a. hoogte van de importbelemmeringen; b. hoogte van de belastingen; c. aanwezigheid van een sterk lokaal merk; d. omvang van de schaalvoordelen.
10. Indien een onderneming wil weten of op het geselecteerde land exportkredietverzekeringen afgesloten kunnen worden, zal het te rade gaan bij: a. De Nederlandsche Bank (DNB); b. Atradius; c. De huisbank van de onderneming; d. Economische Voorlichtingsdienst (EVD).
1. b. 2. a. 3. c. 4. a. 5. b. 6. d. 7. a. 8. a. 9. a. 10. b.
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 4 van 16
Opgave 2: Macro economie
[21 punten]
Lees onderstaand CBS conjunctuurbericht van 15 juni 2010 en beantwoord de bijbehorende vragen.
Forse toename uitvoer CBS Conjunctuurbericht | dinsdag 15 juni 2010
Het volume van de uitvoer van goederen was in april ruim 17 procent groter dan een jaar eerder. Daarmee neemt de groei van het uitvoervolume in de eerste maanden van 2010 steeds verder toe. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de forse terugval van de uitvoer, die in november 2008 begon. Daarna was het uitvoervolume in de eerste helft van 2009 zo’n 11 tot 15 procent lager dan een jaar eerder. Sindsdien is de afname steeds kleiner geworden. In december was er voor het eerst weer een hoger uitvoervolume. Het uitvoervolume is in april nagenoeg gelijk aan dat van april 2008. Het volume van de invoer nam in april met bijna 13 procent toe. Het invoervolume ligt nog wel duidelijk onder het niveau van april 2008. De volumecijfers zijn gecorrigeerd voor werkdageffecten. Volgens de Exportradar van juni zijn de omstandigheden voor de Nederlandse export iets gunstiger dan een maand eerder. Na een lange periode waarin de omstandigheden verslechterden, is de situatie vanaf mei 2009 geleidelijk verbeterd.
De waarde van de in- en uitvoer van machines, transportmiddelen, grondstoffen, en minerale brandstoffen nam, ten opzichte van een jaar eerder, fors toe. Ook de uitvoer van chemische producten kende een sterke toename. De invoer van voeding en dranken bleef gelijk. Voor het eerst sinds maart 2009 groeit uitvoer naar EU-landen harder dan uitvoer naar andere landen. De invoer niet-EU-landen nam juist sterker toe dan invoer uit EU-landen.
de de uit de
Mede als gevolg van hogere prijzen van aardolie- en basismetaalproducten en chemische producten waren de uitvoerprijzen 7 procent hoger dan een jaar eerder. Vooral door hogere prijzen van aardolie en aardolie- en basismetaalproducten waren de invoerprijzen 9 procent hoger dan een jaar eerder. De ruilvoet van de buitenlandse goederenhandel is daarmee ten opzichte van april 2009 verslechterd.
De waarde van de goederenuitvoer kwam uit op 30,2 miljard euro. Dat is ruim een kwart meer dan een jaar eerder. De invoerwaarde steeg met bijna een kwart tot 26,7 miljard euro. Figuur: uitvoer goederen (volume)
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 5 van 16
Gevraagd: 1. 1a.
Het CBS publiceert periodiek conjunctuurberichten (zoals bovenstaand bericht) in haar Webmagazine. Wat wordt hier bedoeld met het begrip ‘conjunctuur’?
[2pt ]
De stand alsmede de op- en neergaande golfbewegingen van een economie van een land. 1b.
Wat is de taak van het CBS en waar staat de afkorting voor?
[1+2pt ]
CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft tot taak het verzamelen en bewerken van gegevens met als doel het publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. 2. 2a.
In het conjunctuurbericht wordt gesproken over invoer en uitvoer van goederen. Welke definities hanteert het CBS voor deze begrippen?
[2pt ]
Invoer = import: het leveren van goederen en het verlenen van diensten door het buitenland (niet-ingezetenen) aan personen of bedrijven behorend tot de Nederlandse economie (ingezetenen).
Uitvoer = export: het leveren van goederen en het verlenen van diensten door personen of bedrijven behorend tot de Nederlandse economie (ingezetenen) aan het buitenland (niet-ingezetenen).
2b.
Bereken over de maand april het handelssaldo van Nederland en geef aan of het saldo een handelsoverschot of handelstekort is.
[2pt ]
€ mrd
April 2010 Waarde uitvoer goederen
:
30,2
Waarde invoer goederen
:
26,7
Handelsoverschot
:
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
3,5
Pagina 6 van 16
2c.
Geef de formule van de handelsquote en bereken deze voor april 2010 indien voorts nog gegeven is dat het BBP over april € 48.212 mln bedraagt.
[2+2pt ]
Handelsquote = Importquote + Exportquote (quote = quotiënt) HQ = IQ + EQ = Import/BBP + Export/BBP = (Import+Export)/BBP
April 2010
2d.
BBP
Import
Export
I/BBP
E/BBP
(I+E)/BBP
48.212
26.700
30.200
55,4%
62,6%
118,0%
In het artikel wordt gesproken van een ‘forse terugval van de uitvoer, die in november 2008 begon’. Welke reden(en) lagen ten grondslag aan deze forse terugval van de uitvoer?
[2pt ]
De kredietcrisis / bankencrisis die in 2009 uitmondde in een wereldwijde economische crisis. 3. 3a.
Kunt u naar aanleiding van de tekst, de grafiek alsmede de berekening onder vraag 2 concluderen of Nederland een relatief open of gesloten economie is? Verklaar uw antwoord!
[2pt ]
Relatief open economie; de HQ > 1. Er vindt in Nederland extreem veel invoer en uitvoer plaats in verhouding tot het BBP en t.o.v. andere economieën. Daarenboven staat Nederland hoog genoteerd op de lijst van landen met geringe handelsbelemmeringen. 3b.
Neem onderstaand schema over op uw uitwerkingenblad en geef aan welke economische orde en handelspolitiek het best aansluiten op een open economie en welke op een gesloten economie?
Economie
3c.
[4x0,5=2pt ]
Economische orde
Handelspolitiek
Relatief open
:
Vrije markt economie
:
Vrijhandel
Relatief gesloten
:
Centraal geleide economie
:
Protectionisme
Welke economische orde kent Nederland?
[2pt ]
Mengvorm van vrije markt en geleide economie, maar overwegend neigend naar vrije markt.
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 7 van 16
Opgave 3: Managementmodellen
[4 x 5 = 20 punten]
Combi BV is een internationale groothandel in elektronische apparatuur. Het assortiment bestaat voornamelijk uit bruingoed en witgoed.
De producten zijn in de markt bekend onder de merknamen Superpech, Yokodrama en Blitz Wit. Combi BV richt zich op het lage segment van de markt. Recentelijk zijn nieuwe producten, zoals ‘flat screens’ en enkele assortimentvreemde producten als telescopen, carsystems en metaaldetectoren gelanceerd.
De afzet oriënteert zich op Nederland en enkele West-Europese landen. De belangrijkste klanten in Nederland zijn Megazool, Wijkshop, Lokker, Kraxis en Fart Smith. In Nederland wordt 60% afgezet en de overige 40% gaat naar diverse afnemers in België, Frankrijk, Spanje en Portugal.
De verwachtingen omtrent de marktontwikkeling voor de markt voor elektronische gebruiksartikelen voor 2010 zijn onzeker. De consumentenbestedingen in de elektronica sector zijn als gevolg van de kredietcrisis enigszins gestagneerd, maar anderzijds zijn er enkele positieve marktimpulsen te noemen zoals de wereldkampioenschappen voetbal die traditioneel garant staan voor een omzetboost in het bruingoed. Daarnaast kunnen productinnovaties eveneens een impuls geven aan de omzet. Innovatieve producten, zoals de nieuwe generatie DVD-, multimedia- en AV homesystemen die na de zomervakantie worden verwacht zullen de consumenten bestedingen vanaf het najaar van 2010 en de jaren daarna laten toenemen. Uit marktonderzoek is bovendien gebleken dat een uitgekiend assortiment in combinatie met een adequate dienstverlening tegen lage kosten, kansen biedt voor de elektronica groothandel.
Naast deze positieve vooruitzichten ziet de credit manager van Combi ook enkele donkere wolken aan de horizon. De kredietcrisis heeft de landen uit de garlic belt immers hard geraakt; de kredietstatus van deze zogenoemde PIGS-landen werd door de credit rating agencies enkele keren afgewaardeerd. De overheden van Spanje, Griekenland en Frankrijk kondigden reeds drastische bezuinigingsronden aan en ook de pensioenleeftijd zal in deze landen niet ongemoeid worden gelaten. De vakbonden voorspellen een hete zomer …
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 8 van 16
Gevraagd: 3a. Stel de Ansoff-matrix met groeistrategieën op (theoretisch model).
3b.
Nieuwe exportmarkten Huidige exportmarkten
Stel voor Combi BV de Ansoff-matrix met groeistrategieën op.
Huidige exportproducten
Nieuwe exportproducten
Penetratiestrategie:
Productontwikkelingstrat:
Verbeteren klantentrouw
Productlijnextensies
Vergroten marktaandeel
Nieuwe producten
Marktontwikkelingstrategie:
Diversificatiestrategie:
Nieuwe exportmarkten
Verticale integratie achterwaarts
Nieuwe segmenten binnen
Concentrische diversificatie
bestaande exportmarkt
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 9 van 16
3c. Stel de Negencellenmatrix ten behoeve van de MABA analyse op (theoretisch model).
3d. Stel voor Combi BV de Negencellenmatrix op.
Concurrentiekracht: Gemiddeld
Zwak
Positie vasthouden
Investeren om te groeien
Sterke inspanning of ophouden
Super HD & DVD
Assortimentvreemde producten
Hoog
Sterk
Gemiddeld
Selectief investeren
Uitmelken of geen middelen toekennen
Witgoed
Witgoed
Uitmelken
Gefaseerde terugtrekking
Gefaseerde terugtrekking
Desinvesteren
Laag
Marktaantrekkelijkheid:
AV Homesystemen
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 10 van 16
Opgave 4: Logistiek en douane
[22 punten]
Onderstaand treft u een fragment aan uit het artikel ‘Incoterms 2010’ dat afkomstig is uit het tijdschrift ‘Douane Nieuws’ van april 2011. Lees het stuk en beantwoord onderstaande vragen.
Incoterms
®
2010
Afgelopen jaar zijn de Incoterms 2010 gepubliceerd. De Incoterms zijn regels voor zowel de binnenlandse als internationale handel. De Incoterms zijn voor het eerst in 1936 gepubliceerd en zijn daarna regelmatig geactualiseerd. Dit komt onder meer door de ontwikkeling en uitbreiding van de wereldwijde handel. Ook de steeds verdere digitalisering (bijvoorbeeld de elektronische documenten) en de informatie die verstrekt dient te worden omtrent (keten)veiligheid heeft ertoe geleid dat de regels duidelijker gedefinieerd dienen te worden. In dit artikel zal worden uiteengezet wat de Incoterms 2010 beogen te regelen, maar ook wat ze niet regelen. In het handelsverkeer bestaat hier nog al eens onduidelijkheid over. Wat regelen de Incoterms Door het gebruik van de Incoterms worden in principe de taken, de kosten en de risico's verbonden aan de levering van goederen, geregeld tussen de koper en de verkoper. Afhankelijk van de gekozen regel wordt onder meer de plaats van levering geregeld, vanaf welk moment het risico overgaat van de verkoper naar de koper, wie welke kosten draagt en wie moet zorgen voor de documentatie. Denk hierbij aan het indienen van de in- en/of uitvoeraangifte. De rechten en plichten van de koper en verkoper verschillen per regel. Als contractspartij is het belangrijk de verschillen tussen de Incoterms te kennen. Dit om vervelende verrassingen achteraf te voorkomen.
Wat regelen de Incoterms niet De Incoterms regelen ook een groot aantal zaken niet. Een van de belangrijkste zaken die de Incoterms niet regelen is de eigendomsoverdracht Dit terwijl hier veel contractspartijen wel vanuit gaan. Daarnaast wordt bijvoorbeeld de prijs en de wijze van betaling, de gevolgen van contractbreuk en de garantie niet geregeld via de gekozen Incoterms. Deze bepalingen worden normaliter opgenomen in de koopovereenkomst of geregeld door het recht dat van toepassing is. De Incoterms zijn slechts een onderdeel van de koopovereenkomst, ze vervangen de koopovereenkomst niet (…).
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 11 van 16
4.1 Incoterms a. Waar staat de afkorting ‘Incoterms’ voor en hoe luidt de gangbare Nederlandse vertaling van het begrip?
[2x1 pt]
Incoterms: International Commercial Terms. Incoterms: Internationale leveringsvoorwaarden ofwel Internationale leveringscondities.
b. Door welke instantie worden de Incoterms opgesteld en gepubliceerd? Geef de volledige naam en het acroniem.
[2x1 pt]
ICC: International Chamber of Commerce (internationale kamer van koophandel). c. Geef in een omschrijving aan wat de betekenis is van de ‘Incoterms’ voor de internationale handel.
[2 pt]
De Incoterms vormen een verzameling van internationale standaardregels omtrent de leveringsvoorwaarden bij internationale en eventueel ook nationale goederentransacties. De Incoterms regelen de rechten en plichten van de koper en verkoper in een (inter)nationale koopovereenkomst.
d. Kunnen de Incoterms gelijk zijn aan de algemene voorwaarden van een exporteur? Motiveer uw antwoord.
[2 pt]
Nee; de Incoterms zijn internationale standaardregels omtrent leveringsvoorwaarden en kunnen dus wel deel uitmaken van de algemene voorwaarden, maar deze niet vervangen!
e. Welke drie aspecten van de internationale handelskoop worden door de Incoterms geregeld? Benoem de aspecten en geef een korte toelichting.
[ 3x(1+1) pt]
1. Taakverdeling: Wie doet wat? Wat doet de verkopende partij (exporteur) en wat doet de inkopende partij (importeur). Denk aan zaken als: Wie verpakt? Wie regelt het transport? Wie regelt de export en wie de import? Wie draagt zorg voor welke documenten? Wie zorgt voor de transportverzekering? 2. Kostenverdeling: Tot welk moment draagt de verkoper bepaalde kosten en vanaf welk moment gaat de koper de kosten dragen?
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 12 van 16
3. Risicoverdeling: Tot waar is het risico van de schade aan of verlies van de goederen voor rekening van de verkoper en vanaf waar gaat de koper dit risico dragen?
f.
In het artikel wordt melding gemaakt van de nieuwe ‘Incoterms 2010’. Komen hiermee de oude Incoterms te vervallen? Motiveer uw antwoord.
[2 pt]
De Incoterms 2010 vervangen de Incoterms 2000. Dit wil echter niet zeggen dat handelspartijen in 2011 direct over dienen te stappen op de nieuwe set standaardregels. Uiteraard dienen internationale handelscontracten die in het verleden zijn opgesteld op basis van de Incoterms 2000 te worden nageleefd conform deze regels. Daarnaast staat het handelspartijen vrij om in nieuwe contracten te verwijzen naar de Incoterms 2000 indien zij dit prefereren. In alle gevallen dient bij verwijzing naar de Incoterms het jaartal te worden genoemd!
g. De Incoterms kunnen worden onderverdeeld naar diverse groepen van Incoterms. Geef één soort onderverdeling van de Incoterms weer en licht deze toe.
[1+1 pt]
- wijze van vervoer: Maritiem (M) versus Non Maritiem (NM), - soort goederen: bulk versus overige goederen, - kosten en risico drager: verkoper versus inkoper: Group E (departure), Group F (Main Carriage Unpaid), Group C (Main Carriage Paid) Group D (Arrival).
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 13 van 16
4.2
Logistiek en Douane
a. Omschrijf de betekenis van een douane-entrepot en een veem.
[1+1 pt]
Douane-entrepot: Een door de douane erkende en aan hun toezicht onderworpen plaats waar goederen onder vergunningsvoorwaarden kunnen worden opgeslagen. Zolang de goederen in het entrepot zijn opgeslagen (en de uiteindelijke bestemming niet vaststaat), zijn er over deze goederen (voorlopig) geen invoerrechten verschuldigd. Bij het verlaten van het entrepot moeten alleen dan invoerrechten betaald worden, indien de goederen in het vrije verkeer van de EU worden gebracht. In dagelijks spraakgebruik wordt vaak het woord ‘verzegelde opslagplaats’ gebruikt.
Toelichting Douane-entrepot: een entrepot is een economische douaneregeling. Het woord entrepot is afkomstig uit het Frans en betekent een verzegelde opslagplaats, meestal een grote loods, een pakhuis of ook een koel- en vrieshuis, waar aangevoerde goederen uit het buitenland onder douanetoezicht opgeslagen worden waarvan de bestemming, met name verbruik in binnen- of buitenland, mogelijk nog niet vaststaat. De lading is entre of "tussen" herkomst en bestemming. Aan de opslag in een douaneentrepot zijn geen termijnen verbonden. Ook mogen er bepaalde behandelingen in een douane-entrepot plaatsvinden.
Veem: Een veem (of natiegebouw) is een gebouw waarin een daarin gespecialiseerde onderneming goederen tijdelijk opslaat voor een andere onderneming. Het doel daarvan is de goederen op een later tijdstip door te sturen naar de eindbestemming. De term veem wordt gebruikt in logistieke terminologie als een plaats waar (tussen)voorraden worden opgeslagen (en waar er kosten voor worden gemaakt).
b. Wat is het kenmerkende verschil tussen een douane-entrepot en een veem?
[2 pt]
Een veem kan een douane-entrepot zijn maar dit hoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. Indien een veem een douane-entrepot is wordt het gebruikt om de inklaring van goederen uit te stellen en daarmee ook de betaling van invoerrechten uit te stellen.
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 14 van 16
Opgave 5: Exportfinanciering
[22 punten]
Greenworld B.V. Roosendaal gaat een unieke machine leveren (inclusief installatie ter plaatse) aan een Russische afnemer. Het bedrag dat met deze levering gemoeid is bedraagt USD 3.150.000. De leveringsconditie luidt DAF (Delivered at Frontier) Wit Russische / Russische grens.
De betalingsvoorwaarden luiden:
15% betaling vooruit,
60% betaling tegen documenten,
25% betaling na installatie en acceptatie koper.
De doorlooptijd, van start productie tot eindoplevering, bedraagt 6 maanden. De productie start 3 maanden na ondertekening van de overeenkomst.
Gevraagd: 5a.
[2 x 2pt]
Wat is een adequaat alternatief voor de leveringsconditie DAF (Delivered at Frontier) Wit Russische / Russische grens? Voorzie uw antwoord van een toelichting!
Omdat het een project in Rusland betreft is het van groot belang dat Greenworld BV de logistieke regie in handen houdt. Alle onderdelen voor het project dienen tijdig op de plaats van bestemming aan te komen om het project te kunnen voltooien. Alleen bij de leveringsconditie DAP eindbestemming (Incoterm 2010) wordt de gewenste regie verkregen.
De transportverzekering die niet dwingend in deze Incoterm wordt geregeld dient in Nederland te worden geregeld vanwege het politieke risico.
Foute antwoorden zijn bijvoorbeeld: DDP eindbestemming (vanwege ongewisse douanewet- en regelgeving en de hoge inklaringskosten) en DAF (bestaat niet meer in Incoterms 2010).
5b.
[2pt]
Vormt een documentair incasso Cash Against Documents een effectieve aanvulling op de betalingsvoorwaarden? Licht uw antwoord toe! Een documentair incasso biedt geen enkele betalingszekerheid voor de exporteur. Omdat het een project betreft is het niet-afname-risico erg bedreigend en kan Rusland zonder te betalen beschikken over de goederen vanwege vervoer over de weg (geen titel document). Kortom: noch het debiteuren-, noch het politieke (inclusief banken), noch het fabricagerisico wordt afgedekt
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 15 van 16
5c.
[3 x 2pt]
De Russische koper biedt 20% extra bij betaling achteraf in Roebels. Welke risico’s loopt de exporteur?
Valutarisico (koersrisico)
Transferrisico
Politiekrisico (denk hier met name aan het monetaire risico)
Overbodig antwoord: debiteurenrisico (dit risico wordt immers bij elke valuta gelopen).
5d.
[2pt]
Hoe luidt uw advies met betrekking tot de factuurvaluta? EUR (dan loopt enkel de Russische afnemer het valutarisico). 5e.
[2 x 1pt]
Hoe luidt uw advies met betrekking tot de importvergunning? Als er geen import licentie is gaat de deal niet door. Dit potentiële probleem kan worden voorkomen door vooraf een Kopie licentie op te vragen en/of een Letter of Credit te eisen.
5f.
[2 x 1pt]
Geef twee wijzen waarop het valutarisico kan worden afgedekt?
Valutatermijn transactie
Valutaoptie kopen
Factureren in EUR
5g.
[2 x 2pt]
Geef twee wijzen waarop het debiteurenrisico in combinatie met het landenrisico (Rusland) kunnen worden afgedekt?
Onherroepelijke Letter of Credit geconfirmeerd door een eerste klas Nederlandse bank.
Betalingsgarantie van een eerste klas Russische bank (zeker gesteld door een eerste klas Nederlandse bank).
Vooruitbetaling, eventueel tegen een vooruitbetalinggarantie.
Kredietverzekering.
Foute antwoorden zijn: factoring, open account (chequebetaling) of documentair- dan wel wisselincasso.
CCM19 Mod4 IB&CM – 141115 examen (incl antwoorden)
Pagina 16 van 16