Datum
: zaterdag 1 juni 2013
Opleiding
: CCM17&18
Examen
: Module 3 – IB&CM
Tijd
: 3 klokuren
Examen:
Dit examen bestaat uit 5 opgaven, verdeeld over 13 pagina’s. Controleer dit!
De vragen van dit examen zijn gebaseerd op de leerstof uit het boek, de colleges alsmede de verstrekte hand-outs.
Legitimatie: U dient zich te kunnen legitimeren met een geldig ID bewijs indien de surveillant hiernaar vraagt. Toegestane hulpmiddelen:
Blauwe of zwarte balpen; het gebruik van potlood en/of vulpen is verboden!
Calculator (niet grafisch en/of programmeerbaar)
Liniaal / tekenliniaal
Uitwerkingen:
Formuleer uw antwoorden in correct Nederlands, gebruik géén telegramstijl.
U dient uw uitwerkingen in te leveren op het uitgereikte NIBE-SVV uitwerkingenpapier. Beschrijf het uitwerkingenpapier enkel aan de voorkant en voorzie elk blad van uw naam, voornaam, studentnummer en paginanummer.
Lever géén kladpapier in!
Na afloop van het examen …
Na afloop van het examen mag u de examenvragen behouden.
Correspondentie over de examencijfers vindt enkel plaats via het opleidingensecretariaat.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 1 van 13
Opgave 1: Macro economie en internationale handel
1.1 Onderstaand treft u de Nederlandse jaarcijfers (periode maart-februari) van de in- en uitvoer van goederen aan. Bestudeer deze cijfers en beantwoord onderstaande vragen.
Buitenlandse handel in goederen (International Merchandise Trade) in EUR mln
Mrt '11 - Feb '12
Mrt '12 – Feb '13
Invoer
:
370.385
390.490
Uitvoer
:
413.767
433.131
Wederuitvoer
:
180.260
195.090
Gevraagd:
a. Bereken voor beide jaren het handelssaldo.
b. Bereken voor beide jaren het dekkingspercentage.
c. Geef gemotiveerd aan of er sprake is van een handelstekort of overschot.
d. Geef de definities van de begrippen ‘doorvoer’ en ‘wederuitvoer’.
e. Geef gemotiveerd aan of de doorvoer en wederuitvoer van goederen deel uitmaakt van de uitvoer.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 2 van 13
f. Is het mogelijk voor een land om een structureel handelstekort of overschot op de handelsbalans te hebben? Motiveer uw antwoord voor zowel de situatie met een structureel handelstekort als de situatie met een structureel handelsoverschot.
1.2 Onderstaand treft u de maandcijfers aan die inzicht geven in de prijspijlontwikkeling van de door Nederland geïmporteerde en geëxporteerde goederen in het eerste kwartaal van 2013. Bestudeer deze cijfers en beantwoord onderstaande vragen.
Ruilvoet van de buitenlandse handel in goederen
2013
Prijspijl Invoer
Prijspijl Uitvoer
Januari
:
110,1
115,1
Februari
:
113,5
116,9
Maart
:
109,6
114,0
Gevraagd:
a. Geef de definitie van het begrip ‘ruilvoet’ binnen de kaders van de internationale handel.
b. Bereken de ontwikkeling van de ruilvoet over de periodes:
januari – februari 2013,
februari – maart 2013.
c. Geef gemotiveerd aan of er in de gegeven periodes sprake is van een verbetering of verslechtering van de ruilvoet.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 3 van 13
d. In de literatuur wordt vaak gesteld dat Nederland een open economie is en bovendien fungeert als rotonde (draaischijf) van de internationale handel. Beredeneer of de invloed van veranderingen van de ruilvoet een grote of geringe impact op de Nederlandse economie hebben.
e. Welke instantie(s) is/zijn verantwoordelijk voor de maandelijkse rapportage van de hierboven genoemde cijfers?
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 4 van 13
Opgave 2: Vrijhandelspolitiek, protectie en internationale samenwerking 1. Wat verstaan we onder de vrijhandelspolitiek? a. dat internationale handel volledig plaatsvindt zonder belastingen en heffingen b. dat internationale handel plaatsvindt zonder belemmerende voorwaarden c. dat internationale handel volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en aanbod d. dat de politiek zich druk maakt om de internationale handel
2. Welke beschrijving van de WTO hoort in dit rijtje niet thuis? a. De WTO stimuleert de onderhandelingen over nieuwe handelsgerelateerde onderwerpen. b. De WTO besteedt veel aandacht aan het beslechten van internationale handelsgeschillen. c. De WTO schaft de internationale handelsbelemmeringen af. d. De WTO controleert het naleven van de GATT-akkoorden.
3. Traditionele vormen van protectionisme zijn: a. handelsverdragen, vrijwillige exportbeperkingen, tariefcontingenteringen, invoerheffingen b. exportsubsidies, staatshandel, invoerrechten, vrijwillige exportbeperkingen c. invoerrechten, non-tarifaire belemmeringen, overheidssteun voor noodleidende industrie, managed trade d. managed trade, invoerrechten, non-tarifaire belemmeringen, exportsubsidies
4. Welke typen van ondernemingen onderscheidt Perlmutter ten aanzien van het internationaliseringsproces? a. Regiocentrisch, etnocentrisch, multicentrisch, polycentrisch. b. Multimarket, globalmarket, singlemarket, supramarket. c. Polycentrisch, geocentrisch, etnocentrisch, regiocentrisch. d. Etnocentrisch, precentrisch, regiocentrisch, geocentrisch.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 5 van 13
5. Landen werken steeds intensiever met elkaar samen. Wat is de juiste volgorde van oplopend niveau van samenwerking? a. preferentiële zone, vrijhandelszone, douane-unie, tariefunie, economische unie b. preferentiële zone, vrijhandelszone, tariefunie, douane-unie, economische unie c. vrijhandelszone, preferentiële zone, tariefunie, douane-unie, economische unie d. preferentiële zone, tariefunie, vrijhandelszone, douane-unie, economische unie
6. Waarom is het PHARE-programma door de EU in het leven geroepen? a. om de vrijhandel met Oost-Europa te bevorderen b. ter ondersteuning van hervormingen in Oost-Europa c. als overgangsregeling voor toetreding tot de EU van Oost-Europese landen d. om de democratisering in Oost-Europa te bevorderen
7. Wil er sprake zijn van exportmarketing dan moet er in elk geval voldaan zijn aan welke van de volgende groepen voorwaarden? a. een productenpakket dat afgestemd is op de behoeften in het betreffende land, landenselectie op basis van het voorzien in een behoefte met het productenpakket, opstellen en implementeren van een doelgroepgericht beleid, centraal stellen van de exportmarkt b. een productenpakket dat afgestemd is op de behoeften in het betreffende land, landenselectie op basis van het voorzien in een behoefte met het productenpakket, opstellen en implementeren van een doelgroepgericht beleid, creëren van een organisatorisch kader voor het exportmarketingbeleid c. centraal stellen van de markt, een productenpakket dat is afgestemd op de behoeften in het betreffende land, het creëren van een exportafdeling binnen de onderneming, opstellen en implementeren van een doelgroepgericht beleid d. landenselectie op basis van het voorzien in een behoefte met het productenpakket, het invullen van een marketingmix per exportland, creëren van een organisatorisch kader voor het exportmarketingbeleid
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 6 van 13
8. Wat zijn de belangrijkste motieven voor een onderneming om te besluiten tot internationalisering? a. risicospreiding, concurrentieoverwegingen, ondernemingsdoelstellingen b. concurrentieoverwegingen, hobbyisme van de directie c. omzetgroei, volg-klant-overwegingen, verlengen productlevenscyclus
9. Wat is geen kenmerk van een strategische business unit volgens Kotler in een internationaliserende onderneming? a. Zij heeft een eigen manager met verantwoordelijkheid voor strategische planning en winst. b. Zij voert een eigen exportbeleid met onafhankelijke winstdoelstelling. c. Zij concurreert met een duidelijk afgebakende groep concurrenten. d. Zij is actief op een aantal sterk gerelateerde internationale markten of is actief op een duidelijk omschreven buitenlandse markt.
10. Wat wordt bedoeld met het begrip thuismarkt? a. het land waar het productiebedrijf van de onderneming gevestigd is b. het land waar de onderneming juridisch gevestigd is c. het eerste verzorgingsgebied van de onderneming d. de markt waar het hoofdkantoor van de onderneming staat
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 7 van 13
Opgave 3: Export management
3.1
Export managementmodellen
a. Hoe luidt de Perlmutter theorie?
b. Het Perlmutter model is ook bekend onder een andere naam / acroniem. Geef aan hoe deze naam luidt en verklaar de letters van het acroniem.
c. Teken het Perlmutter model en geef invulling aan de vlakken in het model. Gebruik hiervoor één compleet A4 examenpapier.
d. Typeer aan de hand van het Perlmutter model het stadium in het internationaliseringsproces van onderstaande producten. Of met andere woorden: plaats de producten in het door u geschetste model.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 8 van 13
3.2
Agent / distributeur
In het internationale handelsverkeer wordt vaak gewerkt met handelsagenten (agenturen) en distributeurs.
a. Wat is een handelsagent?
b. Wat is een distributeur?
c. Omschrijf twee overeenkomsten en twee kenmerkende verschillen tussen een handelsagent en een distributeur.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 9 van 13
Opgave 4: Incoterms
a. Waar staat de afkorting ‘Incoterms’ voor en hoe luidt de gangbare Nederlandse vertaling van het begrip?
b. Geef in een omschrijving aan wat de betekenis is van de ‘Incoterms’ voor de internationale handel.
c. Kunnen de Incoterms gelijk zijn aan de algemene voorwaarden van een exporteur? Motiveer uw antwoord.
d. Welke drie aspecten van de internationale handelskoop worden door de Incoterms geregeld? Benoem de aspecten en geef een korte toelichting.
e. Geef gemotiveerd aan welke Incoterm(s) het meest in de luchtvaart ten behoeve van luchtvracht zullen worden gebruikt.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 10 van 13
Opgave 5: Case Incoterms en financieel beleid bij export
Export Far East Projects (EFEP BV) levert complete fabricagelijnen, know-how, engineering, installatie en onderhoudswerkzaamheden ten behoeve van de voedselverwerkende industrie. De onderneming is gevestigd te Utrecht en heeft een gemiddelde omzet van € 40.000.000 op jaarbasis. De netto marge over deze omzet bedroeg 4,9%. Deze marge dient vanwege een voorziene overname van een Duitse onderneming te worden verhoogd tot 8 % en alle handelsrisico’s (en daarmee ook de financiële risico’s) die de continuïteit van de onderneming bedreigen dienen te worden afgedekt.
De onderneming heeft een order ontvangen voor de levering van enkele fabricagelijnen, know-how, engineering, installatie en onderhoud aan het voedselverwerkend bedrijf ‘Food and Argi Company’ te Beijing (China). EFEP voert de totale regie over het project (in Beijing); geldend recht is Chinees recht.
De waarde van het project beloopt: USD 6.500.000. De leveringsconditie luidt: ex works Utrecht Incoterms 2010.
Betaling vindt plaats na voltooiing van 4 deel prestaties:
10% te betalen na tekenen van het contract en tegen aanbieding van een door de eigen bank af te geven vooruitbetalinggarantie (advance payment bond) en (deel)factuur.
55% na verscheping in Rotterdam tegen aanbieding van een (deel)factuur en Bill of Lading (cognossement) inclusief een uitvoeringsgarantie/performance bond voor 20 % van de contract waarde die wordt gesteld door de eigen bank in Nederland.
25% tegen de (deel)factuur en acceptatie protocol (getekende door de leverancier en de afnemer) na installatie in China. Een warranty bond dient door de eigen Nederlandse bank te worden afgeven.
10% te betalen 6 maanden na installatie en tegen aanbieding van een eind Protocol van acceptatie (getekend door zowel de exporteur als de afnemer) aangevende de acceptatie en goedkeuring inclusief de tekst dat de installatie 100% voldoet aan de eisen die gesteld zijn door de afnemer een onderhoudsgarantie (maintenance bond) dient hier te worden afgegeven om betaling te kunnen ontvangen.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 11 van 13
De totale looptijd van het project bedraagt 24 maanden. De warrenty garantie loopt tot twee jaar na de definitieve installatie (onder punt drie) en de maintenance bond loopt maximaal tot een jaar na datum eind protocol (zoals aangegeven onder punt 4). Uitgangspunt is dat alle in het contract aangegeven ‘mile-stones’ (deel prestaties) stipt op tijd worden betaald om de financiering van het benodigde werkkapitaal te bij de bank te kunnen verkrijgen.
Gevraagd:
a. Teken de waardeketen (cash conversion cycle) op een logische en chronologische wijze. In de waardeketen dienen minimaal de volgende processen te worden opgenomen:
het proces van de inkoop van de goederen, diensten en onderdelen,
het proces vanaf de sales order tot de uiteindelijke betaling van deze order (de toekomstige binnenkomende kasstroom).
b. Wat zijn de beste twee Incoterms 2010 voor de exporteur? Motiveer uw antwoord.
c. Wat is het nadeel van DDP China Incoterms 2010?
d. Wat is het nadeel van EXW Utrecht Incoterms 2010?
e. Wanneer gaat het eigendom van de machines over bij:
CIP Incoterms 2010?
EXW Incoterms 2010?
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 12 van 13
f. Geef aan waarom Cash against documents (CAD) of Documents against payment (D/P) niet voldoende is om de betaling te laten verrichten?
g. Benoem acht handelsrisico’s in van de transactie in bovenstaande casus. Geef hierbij de volgorde van risico aan en onderbouw de door u gekozen volgorde (ervan uitgaand dat het grootste risico als eerste wordt benoemd).
h. Op welke wijze zijn de door u geschetste risico’s af te dekken? Benoem hiertoe zowel de bancaire- als eventuele verzekeringsproducten.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen
Pagina 13 van 13