Datum
: zaterdag 1 juni 2013
Opleiding
: CCM17&18
Examen
: Module 3 – IB&CM
Tijd
: 3 klokuren
Examen: •
Dit examen bestaat uit 5 opgaven, verdeeld over 13 pagina’s. Controleer dit!
•
De vragen van dit examen zijn gebaseerd op de leerstof uit het boek, de colleges alsmede de verstrekte hand-outs.
Legitimatie: U dient zich te kunnen legitimeren met een geldig ID bewijs indien de surveillant hiernaar vraagt. Toegestane hulpmiddelen: •
Blauwe of zwarte balpen; het gebruik van potlood en/of vulpen is verboden!
•
Calculator (niet grafisch en/of programmeerbaar)
•
Liniaal / tekenliniaal
Uitwerkingen: •
Formuleer uw antwoorden in correct Nederlands, gebruik géén telegramstijl.
•
U dient uw uitwerkingen in te leveren op het uitgereikte NIBE-SVV uitwerkingenpapier. Beschrijf het uitwerkingenpapier enkel aan de voorkant en voorzie elk blad van uw naam, voornaam, studentnummer en paginanummer.
•
Lever géén kladpapier in!
Na afloop van het examen … •
Na afloop van het examen mag u de examenvragen behouden.
•
Correspondentie over de examencijfers vindt enkel plaats via het opleidingensecretariaat.
- Antwoorden CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 1 van 19
Opgave 1: Macro economie en internationale handel
1.1 Onderstaand treft u de Nederlandse jaarcijfers (periode maart-februari) van de in- en uitvoer van goederen aan. Bestudeer deze cijfers en beantwoord onderstaande vragen.
Buitenlandse handel in goederen (International Merchandise Trade) in EUR mln
Mrt '11 - Feb '12
Mrt '12 – Feb '13
Invoer
:
370.385
390.490
Uitvoer
:
413.767
433.131
Wederuitvoer
:
180.260
195.090
Gevraagd:
a. Bereken voor beide jaren het handelssaldo.
[1+1 pt]
Mrt '11 - Feb '12
Mrt '12 – Feb '13
Handelssaldo € mln
:
43.382
42.641
Dekkingspercentage
:
111,7%
110,9%
Overschot / Tekort
:
Overschot
Overschot
b. Bereken voor beide jaren het dekkingspercentage.
[1+1 pt]
Zie voorgaand schema. Toelichting: het ‘dekkingspercentage’ ofwel het ‘dekkingspercentage van de uitvoer’ is de waarde van de uitvoer als percentage van de waarde van de invoer (= uitvoer/invoer).
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 2 van 19
c. Geef gemotiveerd aan of er sprake is van een handelstekort of overschot.
[1+1 pt]
Zie voorgaand schema. Beide jaren is er sprake van een handelsoverschot; de uitvoer is groter dan de invoer ofwel het dekkingspercentage is groter dan 100%.
d. Geef de definities van de begrippen ‘doorvoer’ en ‘wederuitvoer’.
[1+1 pt]
Doorvoer: de goederenstroom die, op weg van het ene naar het andere land, over Nederlands grondgebied wordt vervoerd maar in buitenlands eigendom blijft. Wederuitvoer: de uitvoer van invoer waaraan in Nederland veelal relatief weinig waarde is toegevoegd.
e. Geef gemotiveerd aan of de doorvoer en wederuitvoer van goederen deel uitmaakt van de uitvoer.
[1+1 pt]
De doorvoer wordt niet in bovenstaande cijfers meegenomen. Doorvoer bestaat immers uit de goederenstroom die, op weg van het ene naar het andere land, over Nederlands grondgebied wordt vervoerd maar in buitenlands eigendom blijft. De doorvoer maakt, anders dan de wederuitvoer, géén deel uit van de invoer en de uitvoer. De wederuitvoer wordt wel opgenomen in de hierboven getoonde uitvoercijfers. De wederuitvoer bestaat immers uit ingevoerde goederen die door Nederlandse partijen, veelal voorzien van een kleine bewerking, wederom wordt uitgevoerd.
f. Is het mogelijk voor een land om een structureel handelstekort of overschot op de handelsbalans te hebben? Motiveer uw antwoord voor zowel de situatie met een structureel handelstekort als de situatie met een structureel handelsoverschot.
[1+1 pt]
Structureel handelsoverschot: is mogelijk. Een voorbeeld hiervan is Nederland. In de situatie met een structureel handelsoverschot wordt er periodiek per saldo meer uitgevoerd dan er wordt ingevoerd. Dit is mogelijk door: -
de uitvoer van goederen die in Nederland worden geproduceerd (voorbeelden: zuivel, groenten en fruit, gas, dranken),
-
de wederuitvoer van goederen (voorbeeld: textiel, computers),
-
de dienstverlening die wordt geëxporteerd.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 3 van 19
Structureel handelstekort: is mogelijk. Een voorbeeld hiervan zijn de Verenigde Staten. In de situatie met een structureel handelstekort wordt er periodiek per saldo meer ingevoerd dan er wordt uitgevoerd. Dit is ondermeer mogelijk door: -
een grote en sterke binnenlandse economie,
-
een sterke valuta die wereldwijd als monetaire reserve wordt aangehouden.
1.2 Onderstaand treft u de maandcijfers aan die inzicht geven in de prijspijlontwikkeling van de door Nederland geïmporteerde en geëxporteerde goederen in het eerste kwartaal van 2013. Bestudeer deze cijfers en beantwoord onderstaande vragen.
Ruilvoet van de buitenlandse handel in goederen
2013
Prijspijl Invoer
Prijspijl Uitvoer
Januari
:
110,1
115,1
Februari
:
113,5
116,9
Maart
:
109,6
114,0
Gevraagd:
a. Geef de definitie van het begrip ‘ruilvoet’ binnen de kaders van de internationale handel. [1 pt] De verhouding tussen het prijspeil van de uitvoer en de invoer.
Toelichting ruilvoet(ontwikkeling): De ruilvoetontwikkeling geeft weer hoe de verhouding tussen de uit- en invoerprijzen verandert. Als het prijspeil van de uitvoer sneller stijgt dan het prijspeil van de invoer, is er sprake van een ruilvoetverbetering. Als het prijspeil van de invoer sneller stijgt dan het prijspeil van de uitvoer, is er sprake van ruilvoetverslechtering.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 4 van 19
b. Bereken de ontwikkeling van de ruilvoet over de periodes: •
januari – februari 2013,
•
februari – maart 2013.
Ruilvoetontwikkeling
[1+1 pt]
Invoer
Uitvoer
Saldo
Ruilvoetontwikkeling
Jan - Feb 2013
:
3,09%
1,56%
-1,52%
Verslechtering
Feb - Mrt 2013
:
-3,44%
-2,48%
0,96%
Verbetering
c. Geef gemotiveerd aan of er in de gegeven periodes sprake is van een verbetering of verslechtering van de ruilvoet.
[1+1 pt]
Zie ook voorgaand schema. Jan – feb 2013: zowel het prijspijl van de invoer als het prijspijl van de uitvoer stijgen. Het prijspijl van de invoer stijgt echter meer dan het prijspijl van de uitvoer. Per saldo is de prijs van de invoer dus meer gestegen dan de prijs van de uitvoer. Dit is negatief voor de Nederlandse economie; er is sprake van een ruilvoet verslechtering. Feb – mrt 2013: zowel het prijspijl van de invoer als het prijspijl van de uitvoer dalen. Het prijspijl van de invoer daalt echter meer dan het prijspijl van de uitvoer. Per saldo is de prijs van de invoer dus meer gedaald dan de prijs van de uitvoer. Dit is positief voor de Nederlandse economie; er is sprake van een ruilvoet verbetering.
d. In de literatuur wordt vaak gesteld dat Nederland een open economie is en bovendien fungeert als rotonde (draaischijf) van de internationale handel. Beredeneer of de invloed van veranderingen van de ruilvoet een grote of geringe impact op de Nederlandse economie hebben.
[1 pt]
Een verandering in de ruilvoet is van grote invloed op de Nederlandse economie. Doordat de Nederlandse economie een open economie is, leunt deze economie zwaar op de export en import. Prijswijzigingen in de invoer en/of uitvoer zijn dan van grote invloed op de winstmarges en hiermee de bijdrage aan het BBP.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 5 van 19
e. Welke instantie(s) is/zijn verantwoordelijk voor de maandelijkse rapportage van de hierboven genoemde cijfers?
[1 pt]
CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek. en/of: EUROSTAT: Europees Statistisch bureau (geen extra punten).
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 6 van 19
Opgave 2:
[10 x 2 pt = 20 pt]
Vrijhandelspolitiek, protectie en internationale samenwerking 1. Wat verstaan we onder de vrijhandelspolitiek? a. dat internationale handel volledig plaatsvindt zonder belastingen en heffingen b. dat internationale handel plaatsvindt zonder belemmerende voorwaarden c. dat internationale handel volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en aanbod d. dat de politiek zich druk maakt om de internationale handel
2. Welke beschrijving van de WTO hoort in dit rijtje niet thuis? a. De WTO stimuleert de onderhandelingen over nieuwe handelsgerelateerde onderwerpen. b. De WTO besteedt veel aandacht aan het beslechten van internationale handelsgeschillen. c. De WTO schaft de internationale handelsbelemmeringen af. d. De WTO controleert het naleven van de GATT-akkoorden.
3. Traditionele vormen van protectionisme zijn: a. handelsverdragen, vrijwillige exportbeperkingen, tariefcontingenteringen, invoerheffingen b. exportsubsidies, staatshandel, invoerrechten, vrijwillige exportbeperkingen c. invoerrechten, non-tarifaire belemmeringen, overheidssteun voor noodleidende industrie, managed trade d. managed trade, invoerrechten, non-tarifaire belemmeringen, exportsubsidies
4. Welke typen van ondernemingen onderscheidt Perlmutter ten aanzien van het internationaliseringsproces? a. Regiocentrisch, etnocentrisch, multicentrisch, polycentrisch. b. Multimarket, globalmarket, singlemarket, supramarket. c. Polycentrisch, geocentrisch, etnocentrisch, regiocentrisch. d. Etnocentrisch, precentrisch, regiocentrisch, geocentrisch.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 7 van 19
5. Landen werken steeds intensiever met elkaar samen. Wat is de juiste volgorde van oplopend niveau van samenwerking? a. preferentiële zone, vrijhandelszone, douane-unie, tariefunie, economische unie b. preferentiële zone, vrijhandelszone, tariefunie, douane-unie, economische unie c. vrijhandelszone, preferentiële zone, tariefunie, douane-unie, economische unie d. preferentiële zone, tariefunie, vrijhandelszone, douane-unie, economische unie
6. Waarom is het PHARE-programma door de EU in het leven geroepen? a. om de vrijhandel met Oost-Europa te bevorderen b. ter ondersteuning van hervormingen in Oost-Europa c. als overgangsregeling voor toetreding tot de EU van Oost-Europese landen d. om de democratisering in Oost-Europa te bevorderen
7. Wil er sprake zijn van exportmarketing dan moet er in elk geval voldaan zijn aan welke van de volgende groepen voorwaarden? a. een productenpakket dat afgestemd is op de behoeften in het betreffende land, landenselectie op basis van het voorzien in een behoefte met het productenpakket, opstellen en implementeren van een doelgroepgericht beleid, centraal stellen van de exportmarkt b. een productenpakket dat afgestemd is op de behoeften in het betreffende land, landenselectie op basis van het voorzien in een behoefte met het productenpakket, opstellen en implementeren van een doelgroepgericht beleid, creëren van een organisatorisch kader voor het exportmarketingbeleid c. centraal stellen van de markt, een productenpakket dat is afgestemd op de behoeften in het betreffende land, het creëren van een exportafdeling binnen de onderneming, opstellen en implementeren van een doelgroepgericht beleid d. landenselectie op basis van het voorzien in een behoefte met het productenpakket, het invullen van een marketingmix per exportland, creëren van een organisatorisch kader voor het exportmarketingbeleid
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 8 van 19
8. Wat zijn de belangrijkste motieven voor een onderneming om te besluiten tot internationalisering? a. risicospreiding, concurrentieoverwegingen, ondernemingsdoelstellingen b. concurrentieoverwegingen, hobbyisme van de directie c. omzetgroei, volg-klant-overwegingen, verlengen productlevenscyclus
9. Wat is geen kenmerk van een strategische business unit volgens Kotler in een internationaliserende onderneming? a. Zij heeft een eigen manager met verantwoordelijkheid voor strategische planning en winst. b. Zij voert een eigen exportbeleid met onafhankelijke winstdoelstelling. c. Zij concurreert met een duidelijk afgebakende groep concurrenten. d. Zij is actief op een aantal sterk gerelateerde internationale markten of is actief op een duidelijk omschreven buitenlandse markt.
10. Wat wordt bedoeld met het begrip thuismarkt? a. het land waar het productiebedrijf van de onderneming gevestigd is b. het land waar de onderneming juridisch gevestigd is c. het eerste verzorgingsgebied van de onderneming d. de markt waar het hoofdkantoor van de onderneming staat
1.c 2.c 3.d 4.c 5.b 6.b 7.b 8.b 9.b 10.c
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 9 van 19
Opgave 3: Export management
3.1
Export managementmodellen
a. Hoe luidt de Perlmutter theorie?
[2 pt]
De Perlmutter theorie heeft betrekking op het internationaliseringsproces. Perlmutter stelde dat de motieven die in het internationaliseringsproces van ondernemingen de overhand hebben nauw samenhangen met het type onderneming. Hij kwam tot de conclusie dat er 4 typen ondernemingen bestaan met ieder een eigen internationaliseringcultuur.
b. Het Perlmutter model is ook bekend onder een andere naam / acroniem. Geef aan hoe deze naam luidt en verklaar de letters van het acroniem.
[4x1/2 pt]
Het EPRG-model: - Etnocentrisme, - Polycentrisme, - Regiocentrisme, - Geometrisme.
c. Teken het Perlmutter model en geef invulling aan de vlakken in het model. Gebruik hiervoor één compleet A4 examenpapier.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
[4pt voor model en assen + 4 pt voor invulling]
Pagina 10 van 19
d. Typeer aan de hand van het Perlmutter model het stadium in het internationaliseringproces van onderstaande producten. Of met andere woorden: plaats de producten in het door u geschetste model.
[3x1 pt]
Product
Stadium
Mgt. cultuur
Marketing
Markten
Strat & Struc
Calvé pindakaas
Nationaal tot lichte
Etnocentrisme
Thuismarketing
Thuismarkt
Centraal
Export (België)
(met één vaste buitenl. markt)
Albert Heijn
Nationaal tot lichte
(supermarkten)
Export (België)
Etnocentrisme
Thuismarketing
Thuismarkt
Centraal
(met één vaste buitenl. markt)
NIKE
Global
Geocentrisch
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Global marketing
Wereld als één
Wereldwijde
markt
diversificatie
Pagina 11 van 19
3.2
Agent / distributeur
In het internationale handelsverkeer wordt vaak gewerkt met handelsagenten (agenturen) en distributeurs.
a. Wat is een handelsagent?
[1 pt]
De handelsagent (of kortweg agent) is een onafhankelijk persoon of onafhankelijk bedrijf (agentuur), noch in dienst van de koper, noch in dienst van de verkoper, die uitsluitend bemiddelt tussen de (ver)kopende partijen en daarvoor een overeengekomen commissie ontvangt.
b. Wat is een distributeur?
[1 pt]
De distributeur, soms ook wel aangeduid als distributeur/importeur, is een ondernemer die goederen voor eigen rekening en risico koopt van een exporteur of fabrikant in het buitenland, en deze in eigen naam en voor eigen rekening doorverkoopt in zijn eigen land.
c. Omschrijf twee overeenkomsten en twee kenmerkende verschillen tussen een handelsagent en een distributeur.
[4x1 pt]
Overeenkomsten: - zowel de agent als de distributeur/importeur zijn tussenpersonen, - zowel de agent als de distributeur/importeur zijn zelfstandig ondernemer.
Verschillen: Wel of niet handelen voor eigen rekening De agent bemiddelt in de verkoop voor de principaal (buitenlandse fabrikant). De agent ontvangt als beloning een provisiepercentage (= commissie) over de verkoopprijs. De distributeur koopt zelf in en verkoopt op eigen naam. De distributeur sluit de koopovereenkomst met de afnemer. Zijn verdiensten komen uit het verschil tussen in- en verkoopprijs. Wel of niet handelen voor eigen risico De agent loopt geen risico over de waarde van de voorraden, de distributeur wel.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 12 van 19
Opgave 4: Incoterms
a. Waar staat de afkorting ‘Incoterms’ voor en hoe luidt de gangbare Nederlandse vertaling van het begrip?
[2x1 pt]
Incoterms: International Commercial Terms. Incoterms: Internationale leveringsvoorwaarden ofwel Internationale leveringscondities.
b. Geef in een omschrijving aan wat de betekenis is van de ‘Incoterms’ voor de internationale handel.
[2 pt]
De Incoterms vormen een verzameling van internationale standaardregels omtrent de leveringsvoorwaarden bij internationale en eventueel ook nationale goederentransacties. De Incoterms regelen de rechten en plichten van de koper en verkoper in een (inter)nationale koopovereenkomst.
c. Kunnen de Incoterms gelijk zijn aan de algemene voorwaarden van een exporteur? Motiveer uw antwoord.
[2 pt]
Nee; de Incoterms zijn internationale standaardregels omtrent leveringsvoorwaarden en kunnen dus wel deel uitmaken van de algemene voorwaarden, maar deze niet vervangen!
d. Welke drie aspecten van de internationale handelskoop worden door de Incoterms geregeld? Benoem de aspecten en geef een korte toelichting.
[3x1 pt]
1. Taakverdeling: Wie doet wat? Wat doet de verkopende partij (exporteur) en wat doet de inkopende partij (importeur). Denk aan zaken als: Wie verpakt? Wie regelt het transport? Wie regelt de export en wie de import? Wie draagt zorg voor welke documenten? Wie zorgt voor de transportverzekering? 2. Kostenverdeling: Tot welk moment draagt de verkoper bepaalde kosten en vanaf welk moment gaat de koper de kosten dragen? 3. Risicoverdeling:
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 13 van 19
Tot waar is het risico van de schade aan of verlies van de goederen voor rekening van de verkoper en vanaf waar gaat de koper dit risico dragen?
e. Geef gemotiveerd aan welke Incoterm(s) het meest in de luchtvaart ten behoeve van luchtvracht zullen worden gebruikt.
[1+3x1 pt]
Het antwoord op deze vraag verloopt in twee stappen: Ten eerste kunnen enkel de ‘grijze voorwaarden’ (= not-exclusively-marine) en dus niet de ‘blauwe voorwaarden’ (= marine) worden toegepast. Ten tweede zijn binnen de ‘grijze voorwaarden’ met name de voorwaarden met het woord ‘carriage’ of ‘carrier’ in de benaming in trek. Het Engelse woord ‘carrier’ betekent in de context van de internationale handel immers: luchtvrachtmaatschappij. De meest gebruikte Incoterms voor luchtvrachtzendingen zijn voorts: -
FCA (Free Carrier),
-
CPT (Carriage Paid To),
-
CIP (Carriage & Insurance Paid).
NB: De D-varianten van de Incoterms kunnen weliswaar ook worden toegepast in de luchtvaart, maar de vraag onder punt e. luidt welke Incoterms het meest worden toegepast in de luchtvaart.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 14 van 19
Opgave 5: Case Incoterms en financieel beleid bij export
Export Far East Projects (EFEP BV) levert complete fabricagelijnen, know-how, engineering, installatie en onderhoudswerkzaamheden ten behoeve van de voedselverwerkende industrie. De onderneming is gevestigd te Utrecht en heeft een gemiddelde omzet van € 40.000.000 op jaarbasis. De netto marge over deze omzet bedroeg 4,9%. Deze marge dient vanwege een voorziene overname van een Duitse onderneming te worden verhoogd tot 8 % en alle handelsrisico’s (en daarmee ook de financiële risico’s) die de continuïteit van de onderneming bedreigen dienen te worden afgedekt.
De onderneming heeft een order ontvangen voor de levering van enkele fabricagelijnen, know-how, engineering, installatie en onderhoud aan het voedselverwerkend bedrijf ‘Food and Argi Company’ te Beijing (China). EFEP voert de totale regie over het project (in Beijing); geldend recht is Chinees recht.
De waarde van het project beloopt: USD 6.500.000. De leveringsconditie luidt: ex works Utrecht Incoterms 2010.
Betaling vindt plaats na voltooiing van 4 deel prestaties: •
10% te betalen na tekenen van het contract en tegen aanbieding van een door de eigen bank af te geven vooruitbetalinggarantie (advance payment bond) en (deel)factuur.
•
55% na verscheping in Rotterdam tegen aanbieding van een (deel)factuur en Bill of Lading (cognossement) inclusief een uitvoeringsgarantie/performance bond voor 20 % van de contract waarde die wordt gesteld door de eigen bank in Nederland.
•
25% tegen de (deel)factuur en acceptatie protocol (getekende door de leverancier en de afnemer) na installatie in China. Een warranty bond dient door de eigen Nederlandse bank te worden afgeven.
•
10% te betalen 6 maanden na installatie en tegen aanbieding van een eind Protocol van acceptatie (getekend door zowel de exporteur als de afnemer) aangevende de acceptatie en goedkeuring inclusief de tekst dat de installatie 100% voldoet aan de eisen die gesteld zijn door de afnemer een onderhoudsgarantie (maintenance bond) dient hier te worden afgegeven om betaling te kunnen ontvangen.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 15 van 19
De totale looptijd van het project bedraagt 24 maanden. De warrenty garantie loopt tot twee jaar na de definitieve installatie (onder punt drie) en de maintenance bond loopt maximaal tot een jaar na datum eind protocol (zoals aangegeven onder punt 4).
Uitgangspunt is dat alle in het contract aangegeven ‘mile-stones’ (deel prestaties) stipt op tijd worden betaald om de financiering van het benodigde werkkapitaal te bij de bank te kunnen verkrijgen.
Gevraagd:
a. Teken de waardeketen (cash conversion cycle) op een logische en chronologische wijze. In de waardeketen dienen minimaal de volgende processen te worden opgenomen: •
het proces van de inkoop van de goederen, diensten en onderdelen,
•
het proces vanaf de sales order tot de uiteindelijke betaling van deze order (de
[4 pt]
toekomstige binnenkomende kasstroom).
VOORRAAD + PRODUCTIE (TOEGEVOEGDE WAARDE)
INKOOP
VERKOOP EFEP BV
Leveranciers
Facturen (AP) - Inkoopvoorwaarden - Betaling en Termijnen - Evt: Documenten (inklaring) - Valuta - Transportrisico
payments €
AC Beijing
Facturen (AR) - Verkoopvoorwaarden - Facturatie - Debiteuren (AR) - Betaling en Termijn(en) - Transportrisico - Valuta - Documenten
CASH CONVERSION CYCLE
$ receivables
b. Wat zijn de beste twee Incoterms 2010 voor de exporteur? Motiveer uw antwoord.
[2x1 pt]
Het gaat hier om de levering en installatie van complexe fabricagelijnen met een hoge prijs waarover de leverende partij (exporteur) de regie voert. De Incoterms dienen hier op aan te sluiten: -
CIP eindbestemming China,
-
DAP eindbestemming China en zelf regelen van de transportverzekering (sellers intrest verzekering).
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 16 van 19
c. Wat is het nadeel van DDP China Incoterms 2010?
[2 pt]
Het inklaren voor rekening van de exporteur kan lastig zijn (veel kennis nodig over de logistieke afhandeling in China). Bovendien is de importheffing onvoorspelbaar en zal veel van de marge kosten.
d. Wat is het nadeel van EXW Utrecht Incoterms 2010?
[2 pt]
Als de goederen niet worden afgehaald door de afnemer dan zal er ook niet worden betaald. Tevens kan de vooruitbetalings- of eventueel performance garantie door de opdrachtgever worden geclaimd als de machines niet worden afgehaald. Het bewijs dat er überhaupt is geëxporteerd kan niet worden geleverd.
e. Wanneer gaat het eigendom van de machines over bij: •
CIP Incoterms 2010?
•
EXW Incoterms 2010?
[1 pt]
Het eigendom heeft niets te maken met de gebruikte Incoterm. In principe is de rechtmatige houder van de Bill of lading (Cognossement) eigenaar van het titel document.
f. Geef aan waarom Cash against documents (CAD) of Documents against payment (D/P) niet voldoende is om de betaling te laten verrichten?
[1 pt]
In geval van CAD of D/P zijn geen van de handelsrisico’s afgedekt en kan betaling volledig uitblijven.
g. Benoem acht handelsrisico’s van de transactie in bovenstaande casus. Geef hierbij de volgorde van risico aan en onderbouw de door u gekozen volgorde (ervan uitgaand dat het grootste risico als eerste wordt benoemd). -
[8x1 pt]
Niet afname risico; geen erkende vordering, geen volledige afgeronde prestatie en daarmee dus geen betaling.
-
Debiteuren- of insolventie risico; het risico dat de debiteur niet in staat is om (tijdig) de betalingsverplichting na te komen.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 17 van 19
-
Politiek risico inclusief bankenrisico; vanwege politieke kwesties of monetaire maatregelen kan en/of mag de betaling niet worden verricht.
-
Performance risico; discussie over de geleverde prestatie waardoor betaling vertraagt of uitblijft.
-
Valuta risico; het risico dat de waarde van de ontvangen dollars lager is dan vooraf in EUR is gecalculeerd.
-
Transport risico; dat het transport risico niet adequaat is afgedekt.
-
Geldend recht; met als gevolg dat disputen in een derde land voor de rechter worden geregeld.
-
Incoterms; EX Works is geen optimale Incoterm omdat er bijvoorbeeld geen vervoersovereenkomst tussen exporteur en vervoerder is. Als de spullen niet bij de fabriek worden afgehaald zal er zeker niet worden betaald. De export buiten de EU kan ook niet worden bewezen.
-
Claim risico; de garanties kunnen worden geclaimd waardoor er veel geld verloren kan gaan.
-
De stapeling van bankgaranties kost veel liquiditeitsruimte. Einddata in de bankgaranties kunnen stapeling voorkomen.
-
Proportionaliteit van de transactie ten opzichte van de omzet. Non betaling is bedreigend voor de continuïteit van de onderneming.
-
Moraliteit van de afnemer.
-
Juridische disputen.
h. Op welke wijze zijn de door u geschetste risico’s af te dekken? Benoem hiertoe zowel de bancaire- als eventuele verzekeringsproducten. -
[7x1 pt]
Niet afname risico: Letter of Credit vragen voor 100% van de contractwaarde in combinatie met een passende leveringsconditie zoals CIP of DAP bouwplaats (final destination). Via het LC is het project blijkbaar door de bank van de afnemer voor 100% gefinancierd. Tegen tijdige aanbieding van LC conforme documenten door exporteur wordt er betaald (actie bij eigen klant).
-
Debiteuren risico: wordt eveneens via een Letter of Credit afgedekt. Vooruitbetaling is commercieel lastig realiseerbaar. Deelbetalingen zonder 100% LC dekken het risico niet voldoende af omdat het niet zeker is dat alle toekomstige deelbetalingen inderdaad zullen gaan plaatsvinden.
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 18 van 19
-
Politieke risico: kan worden afgedekt door confirmatie van het export LC door de eigen Nederlandse bank. Ook onder een Letter of Credit is vooruitbetaling eventueel en afhankelijk van de tekst wellicht mogelijk. Export Finance biedt een goed alternatief. Ook kan worden gedacht aan een betalingsgarantie of Stand-by Letter of Credit (in de praktijk is dit moeilijk te realiseren). Overname van de Chinese bankgarantie of Stand-by Letter of Credit door de eigen Nederlandse bank geniet de voorkeur om het politieke en deels het juridisch risico af te dekken.
-
Juiste performance; is voor (tijdige) betaling van belang. Een sluitend contract waarin een objectief document van een onafhankelijke deskundige instantie wordt benoemd in de Letter of Credit is voor het eventueel oplossen van disputen aan te bevelen. Bovendien zal de specifieke prestatie juist moeten zijn verwoord in het contract. Een contract dient het belang van beide partijen en dient in evenwicht te zijn.
-
Valuta risico; is met verschillende bancaire instrumenten goed af te dekken (opties en valuta termijn contracten). Een swap is een foutief antwoord!
-
Transport risico; is via een goede transportverzekering adequaat af te dekken. Laat de verzekering niet door de afnemer regelen vanwege gebrek aan inzicht in de kwaliteit van de dekking of monetaire problemen bij uitbetaling.
-
Geldend recht; een goed contract onder Nederlands recht is aan te bevelen. Alternatief zou Engels of Duits recht kunnen zijn. Is de inhoud van het onderliggende contract inclusief de garanties in balans; zijn de voorwaarden allemaal eenzijdig?
CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130601 examen (incl antwoorden)
Pagina 19 van 19