Vogelkrant 43e jaargang nr.3 April 2014
Uitnodiging vergadering Notulen vorige vergadering Magellaansijs, Stanleyrosella Indische non pareil Ringenbestelformulieren Broedgewoonten. Thuis bij…….
Aangesloten bij de N.B.v.V. te Bergen op Zoom.
Opgericht 24 oktober 1961.
W17
Vogelliefhebbers “Wieringermeer”
W17
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014
Stanley Rosella (Platycerus icterotis) De stanley rosella is de kleinste telg van het geslacht Platycercus. Het is ook de enige rosellasoort waarbij uiterlijk geslachtsonderscheid op een oogwenk mogelijk is. Verder is de stanley de meest rustige en minst agressieve Platycercus soort.
Soortbeschrijving De kop en de onderzijde van het lichaam zijn rood. Hun kop bevat mooie gele wangen die liefst niet onderbroken zijn. Op hun rug en vleugels hebben ze een mooie zwarte bevedering met een donkergroene rand. Hun schouderdekveren zijn zwart. De buitenrand van de grote slagpennen zijn blauw. De middelste staartpennen zijn groen met een blauwe tint, de buitenste staartpennen lichtblauw met een witte tint. De snavel is grijsachtig, de ogen zijn donkerbruin en de poten zijn grijs. Ze hebben een donkergrijze oogring. Het onderscheid tussen het mannetje en vrouwtje is gemakkelijk. Bij het vrouwtje zijn de kop en borst groen vermengd met rood en geel. Vaak is de gele wangvlek minder uitgebreid, maar de soort die het meest begeerd wordt is diegene waarbij man en pop een mooie uitgebreide wangvlek hebben. De poppen hebben een ondervleugelstreep waar deze bij de man ontbreekt. De jongen lijken op het vrouwtje, maar de onderzijde van het lichaam is minder rood en de wangen zijn niet geel. Ook zij bezitten een ondervleugelstreep. Ze krijgen hun volwassen verenkleed na de volledige rui, rond de leeftijd van 15 maanden. Er is een ondersoort, n.l. Platycercus icterotis xanthogenys. Deze verschilt van de nominaatvorm Platycercus icterotis icterotis daar ze groter is en de kleur van de wangen meer bleekgeel is. Hun rug en vleugelveders hebben een rode rand bij de man en een geelachtige groene rand bij het vrouwtje. De stuit is olijfkleurig. Hun roep is niet luid en is min of meer te vergelijken met die van de veelkleurenparkiet. Het is een snelle zacht herhaalde kwink-kwink roep.
Verspreidingsgebied De stanley komt voor in de kustgebieden van het zuidwesten van Australië.
Natuur Het voedsel in de vrije natuur bestaat uit graszaden, fruit, bessen, bladknoppen, bloemen en insecten. De stanley rosella is actief ’s morgens vroeg en bij het vallen van de nacht. Hun kweekseizoen valt tussen augustus en december.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014 Kweek Het samenstellen van de paren is geen probleem. Zelf pas ik het systeem toe waarbij meerdere paren de mogelijkheid hebben om zelf hun partner te kiezen. Ze zijn niet agressief en aanvaarden snel hun partner. Als nestkast geef ik een iets kleinere nest, aangezien de stanley veel kleiner is dan de andere rosella soorten. Een vierkantige nestblok van 30-40 cm hoog met een bodemoppervlakte van 20 x 20 cm. is voldoende. Het invlieggat moet een goede 5-6 cm doorsnee zijn. Een natuurstam is natuurlijk ook geschikt en oogt mooier. Als nestvulling opteer ik voor een mengeling van turf met houtzaagsel. Na een grondige ontsmetting van de nestkast mag deze rond half maart worden opgehangen. Ik zelf laat bij de meeste van mijn vogels de nestkast hangen, omdat ze dit in de natuur ook hebben. Veel kwekers zijn hier niet akkoord mee, maar qua kweekresultaten maakt dit weinig verschil uit en ik geef mijn vogels de vrijheid om zelf te beslissen wanneer ze willen wonen. Het zijn tenslotte de weersomstandigheden die het broedgedrag beïnvloeden en dit heeft men niet in de hand. Zelfs in april en mei kunnen de weersomstandigheden aardige wendingen maken. Maar indien men de nestkasten niet laat hangen, dan is de periode half maart een mooie periode om de nestkasten op te hangen. De pop legt vier tot zeven eieren die ze alleen in ± 19 dagen bebroed. De jongen worden met een witte dons geboren en worden na 8-10 dagen geringd met een 5 mm gesloten ring. De jongen zijn zelfstandig na een 3-4 weken. Maar het is steeds aan te raden om de jongen niet te snel van de ouders te scheiden. Hoewel U een jonge vogel ziet eten opnemen, wil nog niet zeggen dat deze vogel sterk genoeg is om verkocht te worden. Veel kwekers hebben al een massa problemen kunnen vermijden door hun jongen minder snel te verkopen. Elke jonge vogel moet de kans gekregen hebben om zich zo sterk mogelijk te ontwikkelen. Waarom verkopen vele kwekers dan toch zo snel hun jongen? Het antwoord hierop is spijtig genoeg heel simpel. Ze willen zo weinig mogelijk risico op sterftes en proberen ze zo snel mogelijk door te verkopen aan opkopers of andere kwekers. Vaak zullen ze zeggen, ik heb ze al zien eten (wat ook wel waar zal zijn) of ik heb ze al een tijdje gescheiden van de ouders. Zulke vogels kopen is om problemen vragen. Want bij verplaatsing van jonge vogels en ook oudere is het meest belangrijke aspect dat men niet uit het oog mag verliezen het waarnemen dat de nieuwe vogels hun voedsel vinden. Bij elke aanschaf van vogels plaats ik in elke hoek van hun zitstok + op de grond, trosgierst. Verder strooi ik wat zonnepitten op de grond. Ik laat de nieuwe vogels daarna steeds ’s morgens vrij in hun nieuw vertrek en ga ’s middags en ’s avonds controleren of ze al iets gegeten hebben. Is dit zo, dan mag je al gerust zijn. Want het weigeren van eten lijdt bij veel vogelsoorten tot de dood. Als je een jonge vogel koopt, moet die echt vinnig en vol in de hand voelen, te vergelijken met iemand die een stevige handdruk geeft. Als de vogel slapjes aanvoelt, wat te vergelijken is met het geven een slappe handdruk, dan zou ik deze vogel zeker nooit aankopen. Verder kunnen vogels die iets te jong zijn voor verkoop herkend worden aan de staartveren die nog niet op hun volle lengte zijn. Deze zijn meestal kort en even lang bij de te jonge vogels.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014 Gedrag Het is al even aangestipt, de stanley is de meest vredelievende rosellasoort. Een kolonie kweek is enkel mogelijk in zeer grote volières, omdat de mannen agressief tegenover elkaar kunnen zijn. Een gezelschapsvolière die voldoende groot is (bv. 2.5 meter breed X 6 meter lang en 2 meter hoog) is geschikt voor hen. In zulke volière kan men ze gerust samen kweken met parkietensoorten zoals Bergparkiet, Baraband, Princess of Wales, Valkparkiet, Kakariki, Neophema’s en Swiftparkieten. Maar nooit met andere rosellasoorten of agressieve soorten. Natuurlijk is een aparte huisvesting steeds het beste. Want in gezelschapsvolières moet U ervoor zorgen dat er meer nestkasten voorradig zijn dan kweekparen en dat deze elk naast elkaar op dezelfde hoogte hangen met liefst nog elk voorzien van een schutsel dat de nestkasten van elkaar afscheid. Door dit schutsel hebben ze elk hun privacy en kan de man rustig op de zitstok van de nestkast zitten. Anders zal hij steeds proberen elke vogel die in de buurt van de nestkast komt weg te jagen.
Huisvesting De volière moet niet zo groot zijn als bij de andere rosellasoorten De vlucht mag 2 x 1 meter x 2 meter hoog zijn met aangrenzend een nachthok dat tochtvrij is van +/- 1 meter lang. Ze zijn ons klimaat zeer goed gewend en zijn eigenlijk volledig gedomesticeerd. Ze kunnen in kweekbakken gekweekt worden, maar geef elke vogel de kans om vogel te zijn.
Verzorging Hoe ik mijn vogels voed heeft u reeds kunnen lezen in mijn vorige artikels. Kort komt het er op neer dat ik een zelf gemaakte zadenmengeling geef met evenveel witzaad als de milletsoorten, aangevoeld met wat hennep, nigerzaad, gepelde haver, rijst, boekweit, cardi en een beetje zonnepitten. Tijdens de kweek en in de koudere maanden verstrek ik meer zonnebloempitten om extra vetstoffen mee te geven. Driemaal in de week krijgen mijn vogels kiemzaad. Elke dag wordt het water ververst. Tijdens de kweekperiode krijgen mijn vogels elke dag een eivoedermengeling van drie verschillende eivoeders, gemalen wit brood, couscous, biergist, de nodige vitaminen en mineralen en natgemaakt met een geraspte wortel of appel. Sommige paren nemen levend voer aan zoals meelwormen. Dit is positief aangezien ze zo hun dierlijke eiwitten binnen krijgen. Verder zijn de stanleys geen knagers maar houden er toch van om af en toe een wilgentak of een fruitboomtak te krijgen. Verder geef ik elke week trosgierst, wat ze enorm appreciëren. Als fruit –en groentesoorten lusten ze graag: appelsoorten, paprika, druiven, rozenbottel, paardebloem, vogelmoer, bessen, graszaden,… Stanleys houden enorm van baden. Zorg steeds dat ze hier de beschikking toe hebben. Er is echter een probleem daar stanleys gevoelig voor zijn en dat is: Wormen. Het beste en meest doeltreffende ontwormingsmiddel is Ripercol. Bij vaccinatie moet men wel de dosering strikt volgen. Overdosering kan tot de dood leiden en onderdosering leidt tot het niet vernietigen van de wormen. Vroeger ontwormde ik met Panacur dat veel makkelijker is. Hier kan overdosering geen kwaad. Maar uit persoonlijke ervaringen en ervaringen die andere kwekers hebben gehad ondervond ik dat de vogels een soort van immuniteit opgebouwd hebben voor dit medicament. Voor de dosering met Ripercol moet men het juiste gewicht van de vogel kennen.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014
Mutaties Momenteel is er een explosie van mutaties aan de gang bij elke rosellasoort. Meerdere zijn tegelijk op een korte tijdspanne tot leven gekomen met grote vraagtekens. Er is bij veel kwekers een rage opgekomen om zoveel mogelijk mutaties in te brengen bij andere rosellasoorten. Veel kwekers kruisen blauwe penanten met lutino rozella’s en proberen zo na een 6-7 jaren tijd een kunstmatige mutatie tot leven te brengen. Vaak beseffen ze niet de gevolgen hiervan. Enerzijds is de waarde van mutant bij de meeste kwekers miniem geworden, aangezien ze de vraag stellen waar is de echte mutant gebleven? En anderzijds is er het probleem dat veel kopers van zo’n kunstmatige mutanten nu heden ondervonden hebben. Namelijk bij de nakweek ervan duiken er plots kenmerken op van een andere rosellasoort.
Nochtans hadden ze deze mutant als echte mutant gekocht. Wat deze kunstmatige mutantenkwekers uit het oog verliezen is dat de nakweek vroeg of laat steeds een jong of meerdere gaat vertonen zoals zijn voorouders. Ik begrijp dat het soms leuk is om een bepaalde kleur in een bepaalde vogel in te kweken, maar ik denk dat het eerder uit geldbelang is dan uit echte interesse. Het probleem echter is al volop aan de gang met de penantmutaties. Hier is een ware kleurenexplosie gebeurt, waardoor de mutantenkwekers zelf op den duur niet meer wisten wat ze kweekten. Nu echter zijn er al landen waar men veel minder aandacht heeft voor zulke mutanten, omwille van de zaken hier eerder vermeld en de sterke prijsdalingen. Wat is het resultaat? Dat men na verloop van tijd geen mutanten meer moet hebben. Als dan plots ergens een kweker een echte mutant kweekt, wordt dit niet meer gewaardeerd, aangezien de andere kwekers het niet meer aannemen dat een mutant zonder kruisingen tot leven kan komen. Daarom is het aan te raden om toch zeer voorzichtig om te springen met het kruisen van soorten en een beetje toekomstgericht te denken. Als mutaties heeft de stanley parkiet om er enkele op te noemen: De Blauwe mutant die al bij meerdere kwekers gehuisvest is. Dit is ongeveer dezelfde kleur als bij de penant rosella. Hierbij is het rood vervangen door een grijs witte borst/buik. Verder hebben ze de zwartgeschubde rug op een blauwgrijze achtergrond en witte wangen. Dit is een recessieve mutant. Er is ook een turquose mutant, dit is ook een recessieve mutant. De borst en buik zijn cremig en de wangen wit. Verder hebben ze en zeeblauwgroene rug, staart en vleugels. De lutino Dit is bij mij de prachtigste mutant. Het is een gele vogel met rode ogen, rode borst, buik, kop en onderstaartveren. De buitenste grote slagpennen zijn creme-witte de vleugels en rug diepgeel. Ze hebben roze poten. Dit is een geslachtsgebonden mutant. Uit olijf en blauw zijn de kleuren mauve en kobalt ontstaan. De kobalt mutant is een zeer donkergrijs blauwe stanley met creme-witte wangen. De mauve is een vuilgrijsbruinig met een roodachtige schijn erin.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014
De cinnamon een lichter vogel met vleeskleurige poten. De rug is bruingroenig opgebleekt, met bruingrijze schubben. Verder is de rode kleur flauwer. Dit is een geslachtsgebonden mutant en wordt vaak gecombineerd met blauw, dat mooie vogels geeft. De fallow dit is een opgebleekte vogel met rode ogen. Ze heeft een groenbruinige rug, een rood voorhoofd en een rode borst en buik. Gele wangen, een groenig blauwe staart en blauwgroene schouderveren. Is een recessieve mutant en is heel mooi in combinatie met blauw. Donkergroen dit is een minder interessante mutant op zich het is een vuilrode vogel waarbij de zwarte schubben zich op een vuilrode achtergrond bevinden. Opaline is natuurlijk zeer mooie mutatie en die zeer mooie vogels biedt gecombineerd met voorgaande mutanten. De opaline is een helrode vogel met lichtbruingrijzige slagpennen. De schouderveren zijn hemelsblauw. De gele wangen hebben een rode aanslag. Verder hebben de vogels een geelbruinig blauwe staart. Er zullen nog tal van kleurmutaties opduiken, die zeer aantrekkelijk zullen zijn. Ik heb van de huidige er maar enkele toegelicht. De mutatie combinaties heb ik niet vernoemd, aangezien er tal van mogelijkheden zijn.
Slot Tot slot wil ik iedere kweker er op wijzen om zoveel mogelijk naar kwaliteit en niet naar kwantiteit te kweken. Het is de huidige tijd zeer moeilijk geworden om een zeer goede stanley te bemachtigen. Als men deze vogels aanschaft, moet men er opletten dat ze een mooie diepgele wangvlek hebben en een egale rode kleur. De wangvlek mag niet onderbroken zijn. Verder blijft de stanley de kleinste vertegenwoordiger en dient zijn +/-25 centimeter gerespecteerd te blijven. Te grote vogels en te kleine zijn niet geschikt voor de kweek. Kwaliteit loont meer eer dan kwantiteit. Een mooie vogel wil iedereen en zijn prijs blijft stabiel. Tot slot kan ik iedere kweker deze soort aanbevelen. Vooral beginners, daar de stanley snel voor nakweek zorgt en toch niet snel problemen veroorzaakt.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014
Broedgewoonten In ons land beginnen de meeste soorten vogels reeds eind maart of begin april met het leggen van eieren. De kleine zangvogels leggen hun eieren met een tussentijd van slechts één dag en meestal in de morgenuren. Bij de grotere vogels is de tussenruimte vaak langer, meestal 2 dagen. Verschillende soorten zoals Zwaluwen, Merels, Mussen of Mezen broeden meer dan eens per jaar. Maar hun eerste broedsel is meestal het grootste. De ligging van de eieren is meestal zo, dat ze met de punt naar elkaar toe liggen. Bij grotere legsels als Fazanten, Patrijzen of Mezen kan dit uiteraard niet. De eieren zijn bij deze soorten dan ook tamelijk rond.
Ook leggen de vogels meestal niet meer eieren dan zij met hun veren kunnen bedekken, hoewel men wel eens een uitzondering op deze regel tegenkomt. Hoewel er ook van deze regel wel eens wordt afgeweken beginnen de meeste vogels te broeden na het leggen van het laatste ei en zoals ik al zei, zijn er vogels die dit niet doen, zoals de Uilen en Kiekedieven die reeds op hun eerste ei beginnen te broeden en er met tussenpozen van een of twee dagen een ei bijleggen. Bij de meeste nestvliegers komen de eieren echter nagenoeg tegelijk uit. Dit is ook wel noodzakelijk daar zij enkele uren nadat zij uitgekomen zijn het nest verlaten en de moeder niet tegelijkertijd eieren kan bebroeden en voor de reeds uitgekomen jongen zorgen kan. Meestal broedt alleen het vrouwtje maar bij sommige soorten zoals Blauwe reigers, Meeuwen of Duiven wisselen pop en man elkaar af. Bij enkele vogels broedt alleen het mannetje zoals bij de Grauwe Franjepoot of bij de Nandoe. Ook als het vrouwtje dood gaat neemt het mannetje soms het broeden over, ook al broedt hij anders nooit. Door de warmte-ontwikkeling bij het broeden komt het embryo in het ei tot ontwikkeling. De broedende vogel zet de borst en buikveren op, zodat de eieren zo nauw mogelijk met de warme huid in aanraking komen. Soms ook vallen deze veren uit of worden door de vogel zelf uitgeplukt, zodat er een zogenaamde broedvlek ontstaat, waarnaar een sterke bloedtoevoer Door het grote warmteverlies vermagert een broedende vogel vaak sterk, maar in het algemeen blijft de broedende vogel zijn nest trouw, vooral als er jongen zijn. Wanneer dit bij ons in de volière eens niet het geval is dan moeten wij dit in het algemeen aan een fout in de huisvesting, de voeding of onszelf zoeken, daar de vogel onder normale omstandigheden zijn nest jongen niet zal verlaten. Erg moeilijk is het om, wanneer een stoornis wordt geconstateerd een vogel die het nest reeds heeft verlaten weer aan het broeden te krijgen. Een grote vogel broedt gewoonlijk langer dan een kleine uit dezelfde familie en bij de nestblijvers is de broedduur gemiddeld korter dan bij nestvlieders. De lengte van de broedperiode is elke soort aangeboren. Tegen het einde van de broedtijd zien we de vogels dan ook onrustig worden en soms verlaten zij dan ook het nest als de broedtijd om is voordat de eieren zijn uitgekomen, als wij deze bijvoorbeeld verruild hebben zodat ze enkele dagen langer moeten zitten.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014 Dat de broedtijden voor de verschillende soorten sterk uiteen wijkt blijkt uit de tijden die ik u hier laat zien. Een Kolibrie broedt meestal niet langer dan ongeveer 8 à 9 dagen. Kleine zangvogels 10 dagen. Een Bosduif 16 dagen. Een Kip zoals de meesten wel weten ongeveer 21 dagen. Eenden en Valken 4 weken. Ganzen 4 à 5 weken. Een Struisvogel 17 weken. En een Gier maar liefst 7 à 8 weken. Hoewel we bij onze volièrevogels vaak eigenaardige broedgewoonten kunnen waarnemen zijn er toch een aantal vreemde broedgewoonten die we niet altijd zien maar die zeker het vermelden waard zijn. Wanneer we bijvoorbeeld de grootpootvoeders van Australië en de Indische Archipel bekijken dan zien we dat deze vogels op een zonnige plaats van minstens 36 à 37 graden Celsius een broedheuvel bouwen, voornamelijk uit aarde en plantaardige materialen. In deze vaak enige meters brede heuvels worden de eieren uitgebroed. Tijdens de broedduur regelt het mannetje de temperatuur en de luchttoevoer en het Hamerhoen (Maleo) laat zijn eieren uitbroeden door zonnewarmte op het strand of bij warme waterbronnen in het binnenland. Dit kan gemakkelijk, want deze eieren ontwikkelen zelfs al bij kamertemperatuur. Ook sommige struisvogeleieren doen dit. De Konings- en Keizerpinguin die op het eeuwige zuidpoolijs leven maken zelfs geen nest maar zij broeden hun ei uit in een huidplooi van de buikwand. Afwisselend gaat een der ouders voedsel zoeken terwijl de ander op het ijs staande het ei bebroed. Met de snavel wordt het uit de ene in de andere broedzak gebracht en ook het jong blijft aanvankelijk nog enige tijd in deze buidel vertoeven. Wij verdelen de uitgekomen jongen in twee groepen namelijk in nestvlieders en nestblijvers. Bij de nestvlieders zoals Hoender, Meeuwen, Sterns en Steltlopers zijn de jongen bij de geboorte reeds met dons bedekt en na enige uren in staat zich voort te bewegen en zelfstandig voedsel te zoeken, soms begeleidt door de moeder, b.v. de Kip of Eend. Zij behoeven dit echter niet te leren. Bij de nestblijvers zoals Zangvogels, Roofvogels, Uilen, Specten enz. komen de jongen nagenoeg naakt ter wereld en voor hun verdere ontwikkeling zijn zij gedurende kortere of langere tijd geheel afhankelijk van de ouders. Enkele soorten vogels vertonen i de tijd dat zij eieren of jongen hebben, bijzondere gewoonten. Bekend zijn vooral de zogenaamde verlammingsverschijnselen van de Rietgors en de Kemphaan, als men te dicht bij het nest komt. Deze handelingen nu berusten allerminst op een verstandige opzettelijke handeling maar zij is aangeboren en zij wordt als instinctieve drifthandeling gezien. Waarschijnlijk is de angst de drijfveer. Daar de meeste vogels op de rug grauw zijn gekleurd valt de op het nest zittende vogel niet gemakkelijk op. Bij sommige holenbroeders treffen wij deze beschermende kleuren niet aan, bijv. Spechten, Parkieten of Lorries, maar bij Meeuwen, Scholeksters, Lepelaars, Sterns, Kluten en enkele soorten meer dan zult u zeggen, welnu, we zien inderdaad niets van deze beschermende kleuren. Maar dit zijn evenwel meestal de soorten die in grote kolonies broeden, dus door de grote groep beschermd worden en gewoonlijk grotere waakzaamheid tentoon spreiden en vaak felle aanvallen doen op alles wat hun broedsel zou kunnen belagen.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014 Bij vogels die op de grond of in open nesten broeden is er meestal een grote overeenkomst tussen de kleur van de eieren en die van de omgeving. Daarbij zijn er vogels die hun nest bedekken zodra zij dit verlaten. Futen bijv. bedekken de eieren bij het verlaten van het nest vaak met modder en Eenden met dons. Bij in open nesten broedende Eenden is dit dons grauw en bij holenbroeders wit. Dan nog iets over het broedparasitisme. Er zijn ook enkele soorten die het uitbroeden van de eieren en het verzorgen van de jongen maar liever aan andere vogels overlaten. Bij ons doet dit alleen de Koekoek. In Amerika doen dit de Koevogels. Een Spreeuwensoort die echter zelf ook wel kunnen nestelen en broeden in tegenstelling tot onze Koekoek. Een bevredigende verklaring is er voor zover mij nog niet gevonden voor deze merkwaardige handelwijze. De Koekoek legt zijn eieren in nesten van een groot aantal kleine zangvogels zoals de Leeuwerik, Roodstaartjes, Rietzangers, Heggemus, Piepers enz., welke allen nestblijvers zijn. Alleen uit ons land zijn ongeveer 35 soorten pleegouders bekend, zodat u ziet dat niet alleen de Popmeeuwtjes, Roodruggen of Kakariki's deze goede eigenschappen hebben. Naar het schijnt legt iedere Koekoekspop eieren van bepaalde kleur en schijnt ook aan bepaalde pleegouders de voorkeur te geven. Waarschijnlijk is dat de Koekoekspop dezelfde soort uitkiest waarbij ze is opgevoed. Dit is natuurlijk op zichzelf al een merkwaardig verschijnsel. Gewoonlijk stemmen de kleuren van de eieren der pleegouders met die van het koekoeksei overeen. De gekraagde Roodstaart b.v. heeft blauwe eieren. De Koekoekseieren die daarbij gelegd worden zijn ongeveer ook blauw. De Koekoek legt om de twee dagen, meestal 11 of 12 eieren per broedseizoen. Ze hebben ongeveer de grootte van een mussenei en alleen insektenetende vogels als pleegouders komen in aanmerking en het ei wordt dan meestal gelegd bij een vers broedsel. Dat is erg belangrijk, want eieren die niet gelijk met andere uitkomen worden vrij spoedig door de vogel uit het nest verwijderd. De broedduur van het Koekoeksei is ongeveer 12 dagen, hetgeen wil zeggen, ongeveer even lang of iets korter dan de eieren van de pleegouders. Het ei wordt door de Koekoek direct (bijna nooit met de snavel) in het nest gebracht, ook al moet de vogel daarbij een enigszins abnormale houding aannemen. De Koekoek neemt daarna vaak een ei uit het nest weg. Kort na het uitkomen ontstaat in de jonge Koekoek de drang om alles wat zich nog in het nest bevindt overboord te werken, zelfs als de nog broedende oudervogel nog op het nest zit weet hij alles weg te werken. Merkwaardig is dat de ouder vogel naar die uitgeworpen en niet meer omkijkt. Na ongeveer 4 à 5 dagen verdwijnt die aandrift en wat zich dan nog in het nest bevindt, wordt ongemoeid gelaten. Veel vogelliefhebbers zullen door dit gedrag een hekel overhouden aan de Koekoek in het algemeen, maar voor deze liefhebbers heb ik een schrale troost. Het koekoeksei wordt niet altijd door de pleegouders aanvaard.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014 Op bezoek bij…….
Frans Zuidema in Slootdorp.
Frans is sinds 1985 lid van onze club, heeft zelfs een tijdlang in het bestuur gezeten. Frans heeft in 2011 een grote Tumor moeten laten verwijderen, wat zeer spannend was of en hoe hij er uit zou komen. Frans is zeer dankbaar dat hij nu weer heel veel kan, zelfs als brandweerman is hij weer aktief! Frans heeft de liefde voor vogels al vroeg meegekregen van zijn Opa uit Hoogeveen die kanaries had (prachtige beesies). Later had hij een tamme agapornis die ze allerlei kunstjes lieten doen. Waarmee is Frans mee begonnen??? U raad het al: Agaporniden. Wat boeit hem aan vogels heb ik hem gevraagd. Hier ook weer het gedrag van de vogels o.a. hoe ze met elkaar omgaan, zoals een stel Agaporniden: zit het mannetje voor op de stok om het vrouwtje te beschermen. Hoe het mannetje het vrouwtje voert in de broedtijd, de aandacht die ze hebben voor elkaar. En, hoe langer je kijkt, je meer waarneemt, is genieten! Aldus Frans, deze Tip geeft hij graag door aan ieder van ons om dat vooral te doen.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014 Nog een goede Tip: Een nieuw koppel vogels alvorens te koppelen: zet ze ieder in een kooi kort bij elkaar zodat ze elkaar alvast leren kennen. Zorg voor groen voer bijv. broccoli, wortel, andijvie, witlof. En af en toe paardenbloem, denk erom niet te veel en niet te nat!
Ook verlichting heeft aandacht nodig zoals: gebruik geen tl lamp vanwege het trillend licht, dat heeft invloed op het broeden. Frans heeft daar zelf ervaring mee en gebruikt nu T 5 lampen of Troulait (zie internet RIMO verlichting) .
Frans is een enthousiaste vogel liefhebber en is voorheen met veel prijzen aan de haal gegaan en is dat zeer zeker van plan om daarmee door te gaan. Dus let op: er wordt straks vast weer wat moois gepresenteerd. Maar door dat hij die Tumor kreeg en hij behandeld moest worden, moest hij alles op een zeer klein pitje zetten, hij hield nog een stel agaporniden over. Maar nu het weer beter gaat, is Frans druk aan het verbouwen en uit breiden van zijn vogelbestand. Frans heeft er zin in. Frans is een actief lid dat graag mee doet aan de vogelshow. Tevens komt hij, als het even van zijn gezondheid kan, op de vergadering waar je altijd weer wat opdoet en je mede hobbyisten ontmoet. Frans heeft een goede assistent aan zijn vrouw want als hij moet brandje blussen, doet zijn vrouw de vogels wel even. Als die niet kan: een van zijn zonen! Mooi toch!! Bedankt Frans, dat ik bij je mocht komen, om je verhaal aan te horen. Boeiend en heel apart. Ook vanwege je gezondheid, veel sterkte en wijsheid samen met je vrouw. Groeten van Geert Zwaan
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014
ZWARTKOPSIJS OF MAGELLAANSIJS (Carduelis notata) VERSPREIDING Zuid-Amerika. Ze komen voor in Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Paraguay, Equador, Peru, Venezuela, Guyana .
GROOTE Ongeveer 11of 12 centimeter.
GESLACHTSONDERSCHEID Het verschil tussen bijde geslachten is makkelijk te zien. De man is veel intensiever van kleur als de pop.Ook heeft de man een zwarte kop die de pop weer niet heeft.
SOCIALE EIGENSCHAPPEN Zwartkopsijzen zijn vreedzame vogels die het prima kunnen vinden met andere volièrebewoners. Een uitzondering hierop vormen de mannetjes, die in de kweektijd wat onvriendelijk tegen elkaar kunnen zijn. Om gevechten te voorkomen, houdt u bij voorkeur slechts één koppel van deze vogels bij elkaar. In een grote volière is het samenleven van twee koppels vaak ook wel mogelijk. U kunt ook uitsluitend mannen houden. Mits er geen vrouwelijke Zwartkopsijzen in de buurt zijn, zullen ze elkaar niet bevechten. Het is niet aanbevelenswaardig om deze vogels samen met kanaries te houden. De soorten bastaarderen onderling. Hoewel er door deze bastaardering mooie kleuren en patronen bij de kanarie zijn ontstaan, zouden soortkruisingen als deze nooit zonder vastomlijnd doel mogen worden gepleegd.
GESCHIKTE BEHUIZING Deze vogels gedijen goed in een niet te schaars beplante buiten of kamervolière. Tijdens het kweekseizoen kunt u ze ook in ruime (broed) kooien houden. Zwartkopsijzen slapen graag op een zo hoog mogelijke plaats, dus een aantal zitstokken bij voorkeur elzentakken die boven in de volière of kooi aangebracht worden, nemen ze graag in gebruik.
OMGEVINGSTEMPERATUUR Zwartkopsijzen kunnen zonder meer in een buitenvolière gehouden worden, mist deze op een beschutte plek staat. Minstens zoveel belang wordt gehecht aan een flinke begroeiing, waartussen de vogels beschutting kunnen zoeken. Groenblijvende coniferen en sparretjes komen hiervoor in aanmerking. Een vorstvrij nachthok is welkom, maar onder normale winterse omstandigheden en bij een luwe ligging van de volière is dat niet noodzakelijk.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014
VOEDSEL U kunt ze een gemengd kanarievoer, aangevuld met wat wildzangzaad als basisvoer geven. Kleine beetjes eivoer, wat insectenpaté en gekiemde zaden worden vooral in de broedperiode graag opgenomen. De vogels lusten erg graag groenvoer, maar voor de gezondheid van de dieren is het beter hier spaarzaam mee te zijn. Zoals iedere voornamelijk zaadetende vogel moet ook de Zwartkopsijs steeds de beschikking hebben over grit,scherpe maagkiezel en elke dag vers water.
ACTIVITEITEN Zwartkopsijzen zijn snelle, levendige en nieuwsgierige vogeltjes die graag in bomen en struiken klimmen en springen. De mannetjes van deze soort zingen. Ze zijn dol op zon en nemen graag een bad. U kunt hiervoor op de bodem van de voliëre een geglazuurde, aardewerken schaal gevuld met water zetten. Verschoon het badwater dagelijks, omdat het snel vervuilt.
KWEEK Deze Sijzen bouwen hun nest bij voorkeur op een beschutte plaats in het groen. Ze gebruiken hiervoor allerlei nestmateriaal, zoals hooi, grashalmen, stukjes mos en dierenhaar. Er worden 4 tot 5 eitjes gelegd die door het vrouwtje in ongeveer 13 dagen uitgebroed worden. Het voeren van de jongen is een taak die beide ouders op zich nemen. De jongen krijgen vrijwel uitsluitend kleine levende insecten te eten. Zorg ervoor dat deze in ruim voldoende mate en meerdere keren per dag worden aangeboden. Geschikte insecten zijn onder meer spinnetjes, kleine stukjes meelworm, buffalowormpjes, fruitvliegjes en bladluis. De jongen vliegen uit als ze ongeveer 14 tot 16 dagen oud zijn. Ze kunnen dan nog niet voor zichzelf zorgen en worden nog ruim een week gevoerd en begeleid. De jonge sijsjes lijken nog het meest op een vrouwtje, maar zijn nog iets bleker van kleur.
BIJZONDERHEDEN De Zwartkopsijs moet geringd worden met ringmaat 2,5 mm
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014
INDISCHE PAPEGAAIAMADINE (ERYTHRURA PRASINA)
Wordt over het algemeen "indische non-pareil" en in mindere mate "preigroene papegaaiamadine" genoemd. De benaming "indische papegaaiamadine" zou in elk geval beter passen bij de vogel en duidelijk aantonen dat het wel degelijk om een papegaaiamadine gaat. VOORKOMEN IN DE NATUUR Hun natuurlijke omgeving omvat Thailand, Java, Sumatra, Maleisië, Vietnam, West Laos, en Cambodja. Er worden opmerkelijk meer roodbuik dan geelbuik vogels waargenomen. Ze leefden oorspronkelijk aan de bosranden en in bamboevelden en voedden zich hoofdzakelijk met gras- en bamboezaden. Heden ten dage vertonen ze zich ook massaal op rijstplantages waar ze grote schade aanrichten.
BESCHRIJVING De man, groen van rugkleur en 15 cm groot, bezit een kobaltblauwe kop en keel en een rode borst, buik en stuit. De staart eindigt in spitsen. Op de borst is er een brede okerkleurige band tussen het blauw van de keel en het rood van de borst. De pop is minder fel van kleur en mist het blauw aan de keel en het voorhoofd. Ook de staart is korter en veelal hebben ze ook een rode vlek op de borst. De snavel is zwart. VOLIEREMILIEU De indische papegaaiamadine is een van de moeilijkste soorten om in beschermd milieu te kweken en wordt daardoor ook al eens een probleemvogel genoemd. Niettemin slagen bepaalde kwekers er wel in om jaarlijks jonge Indische op stok te krijgen.
Start je met importvogels, dan is het aan te raden wil je de kweek overwegen om de vogels rustig aan hun nieuwe omgeving te laten wennen. De acclimatisatie moet op minimum 25°C geschieden, maar na verloop van tijd is 20°C aanvaardbaar. Het is best om bij de eerste kweek Japanse meeuwtjes in te schakelen. De aldus bekomen jonge F1 vogels kunnen dan gemakkelijker worden benut in de latere natuurbroedkweek.
In beplante volieres of grote vluchten werd al met succes natuurbroed bekomen. Deze acrobatische vliegers maken nest in diverse soorten nestkastjes, doch het verdient voorkeur deze op verschillende hoogtes aan te brengen. Als nestmateriaal gebruiken ze bij voorkeur gedroogd gras, cocoshaar, sisal en mos.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer april 2014 Veelal komen alle popjes gelijktijdig tot eileg. De 3 à 6 eitjes worden gedurende 14 dagen bebroed waarna de jongen uitkippen. Deze verlaten al zeer vroeg het nest, namelijk tussen de 18e en de 21e dag en zijn soms nog niet helemaal bevederd. Op 6 weken zijn ze zelfstandig. Geslachtsrijp zijn ze op een leeftijd van 6-7 maand. Koloniekweek is best mogelijk. De mannetjes zijn in geen geval agressief tegenover elkaar. Ook in de natuur leven ze in groepsverband en nestelen ze op korte afstand van elkaar. Vechtpartijen komen omzeggens niet voor. Wel kunnen ze elkaar nogal eens bedreigen en kunnen er korte achtervolgingen ontstaan, doch na een poosje zijn de rollen omgekeerd en wordt de eerdere achtervolger zelf belaagd. Zorg er ook voor dat de vogels zich kunnen verstoppen wanneer je de vogelruimte betreedt. Dit behoort tot hun natuurlijk gedrag want eens je uit hun zicht bent verdwenen komen ze onmiddellijk weer te voorschijn.
Zoals gezegd kunnen Japanse meeuwtjes de taak van de ouders overnemen doch hou er wel rekening mee dat deze jonge Indische papegaaiamadines een ander gedrag vertonen dan de doorsnee papegaaiamadine. Ze zijn namelijk zeer luidruchtig waardoor het wel aan te bevelen is slechts drie jongen per nest te laten opfokken. Hou ook voor ogen, zoals hiervoor al geschreven, dat de jongen al zeer vroeg het nest verlaten waardoor ook verliezen kunnen optreden. De pleegouders zouden namelijk enkel geïnteresseerd kunnen zijn om de jongen die zich nog in het nest bevinden, te voederen. Goed om weten is ook dat Indische papegaaiamadines omzeggens niet op de grond komen. Plaats dus in de mate van het mogelijke hun voer, water en badwater zo hoog mogelijk.
Daarnaast dienen ze de beschikking te hebben over onkruidzaden, gepelde haver, dierlijke eiwitten, gekiemde zaden waaronder ook gekiemde trosgierst en op regelmatige tijdstippen groenvoer en een stukje fruit. Zorg er ook voor dat tijdens de eerste levensdagen de nachttemperatuur niet onder de 25°C daalt. Indische papegaaiamadines hebben namelijk de gewoonte hun jongen enkel gedurende de eerste nachten te verwarmen. Zonder deze extra verwarming sterven ze gegarandeerd.