Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Land- en tuinbouwvoertuigen: hoe komt u er veilig mee op de openbare weg? Als verzekeraar en gespecialiseerd financieel dienstverlener in de landbouwsector krijgt KBC dikwijls te maken met ongevallen met land- en tuinbouwvoertuigen. Dat gaat van banale ongevallen met wat stoffelijke schade tot ongevallen met heel ernstig lichamelijk letsel. Preventie is daarom bij ons geen modewoord. Het krijgt een concrete invulling: wij willen ongevallen voorkomen. En geven u daarom graag gefundeerd advies. Kiezen voor veilig materiaal is, zoals u zult lezen, een van onze tips. Maar is dat voldoende om ongevallen te voorkomen? Natuurlijk niet. Anticiperend rijden is net zo belangrijk. Voor uw veiligheid en die van anderen. U leest er meer over in deze brochure.
1
2
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Inhoud
Veel voorkomende begrippen ....................................5 Goedkeuring van landbouwvoertuigen en gelijkvormigheidsattesten ..........................................7 Inschrijving van landbouwvoertuigen .......................8 Keuring van landbouwvoertuigen .............................9 De verschillende soorten keuringen ......................10 Verzekeringen ............................................................11 Afmetingen van de voertuigen ................................13 Hoogte .....................................................................13 Breedte ....................................................................13 Samenstelling en lengte van de sleep ...................14 Brandstof ....................................................................14 Reminrichting van voertuigen ..................................15 Algemeen ................................................................15 Bedrijfsrem ..............................................................15 Parkeerrem ..............................................................15 Bediening van de rem van aanhangwagens .........15 Verlichting ..................................................................17 Lading .........................................................................17 Schikking, bevestiging en afdekking van de lading .......................................................................17 Afmetingen van de lading .....................................18 Signalisatie van de lading .....................................18 Uitrusting van een landbouwtrekker .......................21 Vooraanzicht ...........................................................21 Achteraanzicht ........................................................22
3
Uitrusting van landbouwaanhangwagens ..............24 Vooraanzicht ...........................................................24 Zijaanzicht ...............................................................24 Achteraanzicht ........................................................25 Bijzondere uitrustingen .............................................26 Gevarendriehoek ....................................................26 Blustoestel ...............................................................26 Verbandkistje ..........................................................26 Voertuigdocumenten .............................................26 Besturen van een landbouwvoertuig .......................27 Rijbewijs ..................................................................27 Getuigschrift van vakbekwaamheid ......................28 Vereiste leeftijd .......................................................28 Geneeskundig rijgeschiktheidsattest .....................30 Met uw tractor of landbouwmachine op de openbare weg: preventief en anticiperend rijgedrag .......................31 Begrippenlijst .............................................................33 Afvinklijst: Is mijn bedrijfsmaterieel veilig en in orde? ..............36 Nuttige websites ........................................................37 Overzicht relevante wetgeving ................................37
4
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Veel voorkomende begrippen
In deze brochure komt u allerlei technische begrippen tegen. Hoewel u de meeste daarvan vast kent, vindt u ze achteraan nader verklaard.
5
6
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Goedkeuring van landbouwvoertuigen en gelijkvormigheidsattesten Elk voertuig dat u in het verkeer brengt, moet door de overheid zijn goedgekeurd. Daarom moet in de regel ook voor landbouwvoertuigen een zogenoemd gelijkvormigheidsattest worden uitgereikt. Met dat attest verklaart de constructeur dat het voertuig identiek is aan het prototype waarop de goedkeuringstests werden uitgevoerd.
Een gelijkvormigheidsattest is evenwel niet nodig voor de volgende voertuigen: • aanhangwagens met een Maximale Toegelaten Massa (MTM) van ten hoogste 750 kg en zogenoemde landbouwmotoren; • voertuigen van speciale constructie. Zij moeten wel door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde als zodanig worden erkend. Om deze erkenning te krijgen, moet de constructeur of zijn vertegenwoordiger bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit en Vervoer de nodige documenten indienen, waarna een document wordt uitgereikt dat de aard van het voertuig attesteert. Zelfbouw van een landbouwaanhangwagen U mag ook zelf een landbouwaanhangwagen bouwen. Er zijn wel enkele beperkingen: • de constructie mag slechts eenmalig zijn; • de aanhangwagen mag niet in de handel worden gebracht; • de MTM is 8 ton en de ledige massa (tarra) is maximaal 6 ton; • de maximumsnelheid bedraagt 30 km/uur. De FOD Mobiliteit en Vervoer, Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Residentie Palace, Wetstraat 155, 1040 Brussel, geeft u alle informatie over hoe u uw zelfgebouwd voertuig wettig in het verkeer kunt brengen. U krijgt er ook het formulier ‘Goedkeuringsaanvraag voor landbouwaanhangwagens’. Aan de hand van een technisch dossier gaat de FOD na of een zelfgebouwde aanhangwagen aan alle veiligheidsnormen en wettelijke voorschriften voldoet.
7
Inschrijving van landbouwvoertuigen
Elk voertuig dat op de openbare weg komt, moet ingeschreven zijn en een nummerplaat dragen. Dat geldt dus ook voor land- en bosbouwtrekkers, opleggers, voertuigen van speciale constructie en landbouwmotoren.
Ook hierop zijn er uitzonderingen: • aanhangwagens met een toegestane maximummassa van 750 kg moeten niet worden ingeschreven; • landbouw- en bosbouwaanhangwagens moeten evenmin worden ingeschreven, behalve als ze worden gebruikt voor het vervoer voor rekening van derden. Opgelet: die aanhangwagens moeten wel een reproductie dragen van de nummerplaat van het trekkende voertuig. Die reproductie moet een reflecterende achtergrond hebben. Het inschrijvingsbewijs of kentekenbewijs is een document dat de bestuurder altijd moet kunnen tonen. Opmerking Bij een aanrijding met een geleend voertuig moet de nummerplaat van het trekkende voertuig op het aanrijdingsformulier worden vermeld. Dus niet de nummerplaat van de aanhangwagen of de oplegger.
8
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Keuring van landbouwvoertuigen
In principe zijn alle voertuigen en aanhangwagens onderworpen aan de verplichte keuring.
Toch gelden er bepaalde vrijstellingen voor bepaalde voertuigcategorieën: Zijn vrijgesteld van alle keuringen: • voertuigen van speciale constructie en aanhangwagens van speciale constructie die niet voorzien zijn van een ophanging; • landbouwmotoren en hun aanhangwagens; • aanhangwagens met een MTM van ten hoogste 750 kg. Zijn vrijgesteld van de periodieke keuring: • voertuigen voor traag vervoer. Zijn vrijgesteld van de volledige keuring vóór de inschrijving: • gebruikte voertuigen, andere dan personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik, minibussen en lijkwagens. Zijn vrijgesteld van de administratieve keuring vóór de inschrijving: • alle gebruikte voertuigen die een volledige keuring vóór de inschrijving hebben ondergaan; • bepaalde gebruikte bedrijfsvoertuigen, bv. maaimachines.
9
De verschillende soorten keuringen De volledige keuring bestaat in het onderzoek van: • de identificatie van het voertuig, waarbij het chassisnummer, het inschrijvingsbewijs en het gelijkvormigheidsattest of het Europees gelijkvormigheidsbewijs van het voertuig worden gecontroleerd; • de technische staat van het voertuig, waarbij men nagaat of het voertuig voldoet aan de van kracht zijnde veiligheids- en milieunormen. De volledige keuringen worden onderverdeeld in: • periodieke keuringen; • niet-periodieke keuringen, die plaatsvinden onder welbepaalde omstandigheden, o.a. - vóór de datum van het opnieuw in het verkeer brengen van een voertuig dat: • een wijziging of verbouwing heeft ondergaan die betrekking heeft op het chassis, het koetswerk of op de uitrusting, met een wijziging van de technische kenmerken van het voertuig tot gevolg; • als gevolg van een ongeval beschadigingen aan het chassis, de stuurinrichting, de ophanging of de reminrichting vertoont of dat onherstelbaar vernield (total loss) werd verklaard; - vóór de datum van de eerste inverkeerstelling of de datum van het opnieuw in het verkeer brengen van voertuigen voor traag vervoer. Daarnaast zijn er ook de gedeeltelijke keuringen, die worden onderverdeeld in: • administratieve keuringen, die alleen betrekking hebben op de controle van het inschrijvingsbewijs en het gelijkvormigheidsattest of het Europees gelijkvormigsheidsbewijs met het oog op de geldigverklaring van een inschrijvingsaanvraag voor een gebruikt voertuig; • administratieve herkeuringen, die alleen betrekking hebben op de controle van het chassisnummer, van de identificatieplaat en van de documenten of, zonder dat het voertuig hierbij opnieuw wordt aangeboden, op de controle van de documenten; • technische herkeuringen, d.w.z. alle andere gedeeltelijke keuringen.
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Verzekeringen
Voor alle motorvoertuigen die u gebruikt op de openbare weg of op plaatsen die voor het publiek of zelfs voor een beperkt aantal mensen toegankelijk zijn, moet u een motorrijtuigenverzekering hebben. Let wel, die verzekering vergoedt alleen als er een oorzakelijk verband bestaat tussen de schade en enig gebruik van het motorrijtuig in het verkeer. Dat laatste is heel belangrijk, want zelfbewegende werktuigen zijn zowel motorrijtuigen als werktuigen. Veroorzaakt een dergelijk werktuig schade, dan wordt nagegaan in hoeverre het schadegeval onder de dekking van de motorrijtuigenverzekering valt. En dat hangt dan weer af van de hoedanigheid die het werktuig bezat op het ogenblik dat het ongeval zich voordeed. Werd het als ‘voertuig in het verkeer’ gebruikt (verkeersrisico), dan zal normaal gesproken de motorrijtuigenverzekeraar het schadegeval ten laste moeten nemen. Werd het daarentegen gebruikt als werktuig (exploitatierisico), dan is er geen sprake van een verkeersongeval en zal de motorrijtuigenverzekeraar dus ook niet vergoeden.
Voor zelfbewegende werktuigen en het zelfbewegend landbouwmaterieel kunt u daarom het best, naast een motorrijtuigenverzekering, ook nog een wettelijkeaansprakelijkheidspolis afsluiten om het exploitatierisico te dekken. Doet u dat niet, dan loopt u het risico dat u de schade die het werktuig tijdens werkzaamheden veroorzaakt, zelf moet betalen. Om praktische redenen kunt u beide risico’s het best bij dezelfde verzekeraar laten verzekeren. Opmerking Als u een motorrijtuigenverzekering voor uw trekker(s) sluit, laat uw verzekeraar dan weten of u van plan bent nog andere activiteiten (lees risicoverzwarende activiteiten) met deze trekker(s) uit te oefenen. Zo niet kan de verzekeraar de vergoeding die hij aan het slachtoffer betaalde op u verhalen, mocht achteraf blijken dat het ongeval niets met uw landbouwuitbating te maken heeft. Voorbeelden: • u stelt uw trekker ter beschikking om een praalwagen in een of andere optocht te trekken; • u doet meer dagen aan loonwerk dan het aantal dat is vermeld in het contract.
11
12
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Afmetingen van de voertuigen
Een voertuig, dus ook een landbouwtrekker, landbouwmaterieel, enz., moet aan een aantal voorwaarden voldoen om op de openbare weg te mogen rijden.
Hoogte De lading meegerekend, is de maximale hoogte van de voertuigen 4 m.
Breedte Voor landbouwtrekkers geldt in principe een maximumbreedte van 2,55 m. Landbouwvoertuigen mogen echter 3 m breed zijn, op voorwaarde dat zij zich alleen van de hoeve naar het veld en omgekeerd verplaatsen, niet sneller dan 30 km/uur rijden en de beweegbare of gemakkelijk afneembare buitenste delen opgevouwen of verwijderd zijn om de breedte tijdens de verplaatsing op de openbare weg te verminderen. Voertuigen van speciale constructie mogen eveneens 3 m breed zijn, mits zij niet sneller dan 30 km/uur rijden en de beweegbare of gemakkelijk afneembare buitenste delen opgevouwen of verwijderd zijn om de breedte tijdens de verplaatsing op de openbare weg te verminderen. Voor bepaalde landbouwvoertuigen (maaidorsers, rooimachines, enz.) die door hun constructie méér dan 3 m breed zijn, geldt een uitzondering. Zij mogen echter niet zomaar op de openbare weg worden gebruikt en moeten hiervoor in principe de toestemming krijgen van de Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit en Vervoer. Deze toestemming kan overigens bepaalde beperkingen aan het gebruik opleggen (bv. niet tijdens het weekend of op feestdagen, uitsluitend op een bepaald traject).
13
Brandstof
Kooiwielen en dubbele banden Het gebruik van kooiwielen en dubbele banden mag dus niet tot gevolg hebben dat de maximaal toegestane breedte wordt overschreden. Als de tractor door het monteren van dubbele banden sneller kan rijden dan 30 of 40 km/uur, verliest hij bovendien de kwalificatie van voertuig voor traag vervoer en vervalt de vrijstelling van periodieke keuring of de toestemming tot het besturen van de trekker zonder rijbewijs. Een en ander heeft ook zijn invloed op de verlichting van het voertuig. In principe mag de verlichting immers niet meer dan 40 cm verwijderd zijn van de zijkant van het voertuig. Zodra er dubbele wielen worden gemonteerd, bestaat de kans dat deze afstand wordt overschreden. In dat geval moeten omtreklichten worden aangebracht op het voertuig. De regels inzake het kruisen of inhalen blijven onverkort gelden.
Samenstelling en lengte van de sleep Een motorvoertuig mag slechts één enkel voertuig trekken en de totale lengte van de sleep mag niet meer dan 18 m bedragen. Er is één uitzondering: voor slepen van landbouwtractoren met een maximale snelheid van 25 km/uur en binnen een straal van 25 km van de hoeve, mag de totale lengte van de sleep 25 m bedragen (één of meer aanhangwagens inbegrepen).
14
De algemene regel is dat roodgekleurde dieselolie niet als motorbrandstof voor motorvoertuigen mag worden gebruikt. Hierop is er één uitzondering: het gebruik van roodgekleurde dieselolie is wel toegestaan voor land- en bosbouwtrekkers die niet op de openbare weg rijden.
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Reminrichting van voertuigen
Algemeen De landbouwtractor, zijn aangekoppelde aanhangwagens en zelfrijdende machines moeten voorzien zijn van zowel een bedrijfsrem als een parkeerrem. Beide remsystemen mogen door hetzelfde bedieningsorgaan worden bediend. Wanneer men de openbare weg gebruikt, moeten de onafhankelijke remmen van de beide achterwielen van de landbouwtractor aan elkaar worden gekoppeld. Dat is pas mogelijk door het koppelstuk neer te klappen. Uitzondering: eenassige aanhangwagens met een MTM van ten hoogste 750 kg moeten niet voorzien zijn van een reminrichting.
Bedrijfsrem Met de bedrijfsrem moet de bestuurder de bewegingen van het voertuig kunnen controleren en het voertuig op een veilige, snelle en doeltreffende manier tot stilstand kunnen brengen, ongeacht de snelheid, de graad van belasting en de helling waarop het voertuig zich bevindt. De inrichting moet steeds bedienbaar zijn vanaf de zitplaats van de bestuurder, zonder dat de bestuurder het stuur moet loslaten. De remvertragers voor de voertuigen met een snelheid hoger dan 30 km/ uur moeten krachtiger kunnen remmen. De remvertraging moet meer dan 20 % beter zijn. De vereiste kracht om te remmen moet kleiner zijn dan 70 kg.
Parkeerrem De parkeerrem moet in staat zijn het landbouwvoertuig in beladen toestand op een helling van 18 % in beide richtingen staande te houden. De noodrem wordt
bediend door de parkeerrem te gebruiken. Hiermee moet men 50 % van de remvertraging van de bedrijfsrem kunnen teweegbrengen.
Bediening van de rem van aanhangwagens De rem van aanhangwagens met Maximale Toegelaten Massa (MTM) van meer dan 3 500 kg moet rechtstreeks bediend worden met het bedieningsorgaan van de bedrijfsrem van het trekkende voertuig. Voor landbouwvoertuigen mag de bedrijfsrem van de aanhangwagen met een MTM van ten hoogste 8 000 kg ook door een ander bedieningsorgaan worden bediend. Een voorwaarde is wel dat dit extra bedieningsorgaan zich niet achter de zitplaats van de bestuurder van de tractor bevindt. Bovendien moet de bestuurder dit bedieningsorgaan tijdens het rijden kunnen bedienen zonder het stuurwiel los te laten. Losbreekrem Als de aanhangwagen losraakt of de koppeling breekt, moet de bedrijfsrem van de aanhangwagen automatisch in werking treden. Dit noemt men de losbreekrem. De losbreekrem is verplicht voor aanhangwagens met een MTM van meer dan 750 kg. Ook hier zijn er uitzonderingen: • als de MTM kleiner is dan 1 500 kg en de aanhangwagen één as heeft, dan is een losbreekrem niet verplicht op voorwaarde dat deze wagen voorzien is van een hulpkoppeling die belet dat de dissel de grond raakt bij een breuk; • bij aanhangwagens die alleen worden afgeremd door een oplooprem, mag het automatisch remmen gebeuren door middel van de parkeerrem of door het neerhalen van de dissel.
15
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Verlichting
Lading
Er bestaat een uitgebreide reglementering over de verlichting (kenmerken en plaats op het voertuig). Een overzicht vindt u in de illustraties en hun begeleidende tekst.
Schikking, bevestiging en afdekking van de lading De lading van een voertuig moet zodanig worden geschikt - en zo nodig vastgemaakt en overdekt met een dekzeil of met een net - dat ze: • het zicht van de bestuurder niet kan hinderen; • geen gevaar kan vormen voor de bestuurder, de vervoerde personen en de andere weggebruikers; • geen schade kan veroorzaken aan de openbare weg, aan de aanhorigheden, aan bruggen en tunnels, en aan de openbare en particuliere eigendommen; • niet op de openbare weg kan vallen of slepen; • de stabiliteit van het voertuig niet in het gedrang kan brengen; • de lichten, de reflectoren en de nummerplaat niet onzichtbaar kan maken. De lading van graangewassen, vlas, stro, paarden- of veevoer in bulk of in balen moet worden overdekt met een dekzeil of met een net. Deze bepaling geldt echter niet voor vervoer binnen een straal van 25 km van de plaats van de lading, voorzover dit vervoer niet langs de autosnelweg gebeurt. Bestaat de lading uit lange stukken, dan moeten die zowel onderling als aan het voertuig zo stevig worden vastgemaakt dat ze bij het schommelen niet buiten de grootste zijomtrek van het voertuig komen. Al wat dient om de lading vast te maken of te beschutten, zoals kettingen, dekzeilen, netten, enz., moet de lading nauw omsluiten. De bestuurder van het voertuig moet de nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat de lading, en ook al wat dient om de lading vast te maken of te beschutten, door lawaai de bestuurder zou hinderen, het publiek ongemak zou bezorgen of dieren zou doen schrikken.
17
Wanneer zij- of achterdeuren bij uitzondering moeten open blijven, moeten zij zodanig worden vastgezet dat zij niet uitsteken buiten de grootste zijomtrek van het voertuig.
Afmetingen van de lading Een beladen voertuig (een auto, bespannen voertuig of hun aanhangwagens) mag, alle uitstekende delen inbegrepen, niet breder zijn dan 2,50 m of 2,60 m wanneer het voertuig een breedte heeft van 2,60 m. Er zijn twee uitzonderingen: a als de lading bestaat uit graangewassen, vlas, stro, paarden- of veevoeder in bulk (behalve geperste balen) mag het geladen voertuig 2,75 m breed zijn; b als de hierboven beschreven lading wordt vervoerd binnen een straal van 25 km van de plaats van lading of binnen een zone van 25 km van de Belgische grens, mag het geladen voertuig 3 m breed zijn. In geen geval mag de lading voor het voertuig uitsteken. De lading mag niet verder dan 1 m achter het voertuig uitsteken. Het uitsteeksel mag echter 3 m bedragen, wanneer het voertuig met lange ondeelbare stukken beladen is.
Signalisatie van de lading Bij een voertuig dat niet verlicht moet zijn, wordt aan een lading die meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt een vierkant bord bevestigd. Het bord wordt zodanig aan het langste uitsteeksel vastgemaakt, dat het permanent loodrecht op de rijrichting staat. Het moet dus altijd optimaal zichtbaar zijn. Dit bord heeft een zijde van 0,50 m en is in afwisse-
18
lende rode en witte strepen van ongeveer 75 mm breed geschilderd. Een diagonaallijn van het vierkant is rood. De rode strepen moeten zijn voorzien van reflecterende producten. Ook op voertuigen die wel verlicht moeten zijn, wordt de lading die meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt, voorzien van eenzelfde bord. Daarbij komen nog een naar achteren gericht rood licht, én een oranje reflector aan elke zijkant. Het hoogste punt van het lichtdoorlatende of weerkaatsende gedeelte van de voor het signaleren van het achtereinde van de lading gebruikte middelen mag zich op niet meer dan 1,60 m boven de grond bevinden. Het laagste punt ervan mag zich op niet minder dan 0,40 m boven de grond bevinden. Bovendien: • bij een voertuig dat zijreflectoren moet hebben, moeten één of meer supplementaire oranje zijreflectoren op de lading worden aangebracht wanneer de afstand tussen de buitenrand van de reflector die het grootste uitsteeksel van de lading signaleert en de buitenrand van de achterste reflector van het voertuig groter is dan 3 m; • bij een voertuig dat geen zijreflectoren moet hebben, mogen één of meer oranje zijreflectoren op de lading worden aangebracht. Wanneer het voertuig verlicht moet zijn, moet de lading die aan de zijkant uitsteekt en zich op meer dan 0,40 m van de buitenrand van het lichtdoorlatende gedeelte van het standlicht bevindt, door omtreklichten en reflectoren worden gesignaleerd. De lichten en reflectoren aan de voorkant moeten wit zijn, die aan de achterkant rood. Het lichtdoorlatende of het lichtweerkaatsende gedeelte van deze lichten moet zich op minder dan 0,40 m van het grootste uitsteeksel bevinden.
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Overlading U overtreedt het verkeersreglement als u op de openbare weg een motorvoertuig bestuurt waarvan het geladen gewicht hoger is dan de Maximale Toegelaten Massa of de Maximale Toegelaten Massa van de Sleep. Gevolgen van overladen: proces-verbaal en afladen; in geval van een afwijking van meer dan een bepaald percentage of gewicht: proces-verbaal, afladen en intrekking keuringsbewijs.
19
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Uitrusting van een landbouwtrekker Vooraanzicht 8
1 7
4
2 3
9
5
4 5
6
6
7
1 Werklichten (niet verplicht): werklichten of projectoren mogen alleen op het veld of op de hoeve worden gebruikt. 2 Ruitenwisser: elke tractor met een voorruit moet van één of meer goed werkende ruitenwissers zijn voorzien. Voertuigen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur moeten over een voorruitontdooiingsinstallatie en een ruitensproeier beschikken zodat de bestuurder altijd een perfect uitzicht heeft. 3 Richtingaanwijzers (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte 190 cm): de richtingaanwijzers van een sleep of een voertuig langer dan 6 meter moeten op de zijkanten zijn geplaatst. Eventueel kan een gecombineerde richtingaanwijzer worden geplaatst. Ze moeten vanaf minstens 150 m zichtbaar
8
zijn. In volle zonlicht zijn ze vanaf minstens 20 m zichtbaar. Stadslichten (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte 190 cm): de afstand ten opzichte van de zijkant van het voertuig mag maximaal 40 cm bedragen. Koplampen (plaatsing: minimale hoogte 50-120 cm, maximale hoogte 145 cm, wegens constructie van de speciale voertuigen): twee symmetrisch aan de voorzijde aangebrachte koplampen. Ze bevatten elk een dimlicht en een grootlicht. De grootlichten zijn niet verplicht voor de voertuigen voor traag vervoer met een maximumsnelheid lager dan 30 km/uur. Nummerplaat (kentekenplaat): centraal of links. Het gaat om een reproductie op reflecterende achtergrond (retroflecterende nummerplaat). Achteruitkijkspiegels: een tractor moet voorzien zijn van minstens één achteruitkijkspiegel, die aan de linkerkant van het voertuig zodanig is opgesteld dat de bestuurder vanaf zijn zitplaats de openbare weg achter en links van het voertuig kan gadeslaan en een ander voertuig dat begonnen is links in te halen, kan waarnemen. De aanwezigheid van een goed afgestelde rechterbuitenspiegel is vanzelfsprekend. Zwaailicht: de bestuurders van landbouwtractoren zijn verplicht één of twee oranje-gele zwaailichten te gebruiken (zichtbaar in alle richtingen) tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en in alle omstandigheden wanneer het zicht beperkt is tot 200 m, op alle openbare wegen. Zwaailichten worden altijd gebruikt op alle openbare wegen met meer dan twee rijstroken. Deze lichten mogen steeds worden gebruikt, in alle verkeersomstandigheden. Op voertuigen breder dan 3 m moeten ze verplicht worden gebruikt.
21
9 Instrumentenbord: voertuigen voor traag vervoer met een maximumsnelheid van 40 km/uur moeten zijn uitgerust met een snelheidsmeter die de snelheid in kilometer per uur aangeeft en met een teller die de afgelegde afstand in kilometer opgeeft.
Achteraanzicht 1
3 2
9
8 7
6
4
1 Werklichten (niet verplicht): deze lichten mogen in geen geval de andere bestuurders hinderen, ze kunnen dus nooit worden gebruikt in het verkeer. 2 Originele nummerplaat: zichtbaar en leesbaar, centraal of links aangebracht, én verlicht door een wit lichtje. 3 Snelheidsplaat 30 km/uur of 40 km/uur: met een lichtweerkaatsende rode rand en aangebracht op het rechterachtervlak. 4 Achterreflectoren (plaatsing: 90 tot 210 cm tot bovenrand reflector): twee rode achterreflectoren van een goedgekeurd type (mogen niet driehoekig zijn). De afstand ten opzichte van de zijkant van het voertuig mag maximaal 40 cm bedragen. 5 Bord ‘traag rijdende voertuigen’: aangebracht in het midden of links. Verplicht op alle voertuigen voor
22
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
traag vervoer met uitzondering van landbouwvoertuigen. 6 Mistachterlichten (plaatsing: minimale hoogte 25 cm, maximale hoogte 190 cm): als ze gemonteerd zijn, moeten deze lichten bij mist of sneeuwval (zicht minder dan 100 m) en bij felle regen worden gebruikt. Als er maar één mistlicht is aangebracht, moet dat zich bevinden links van of op de verticale as door de lengteas van het voertuig. De rand van het lichtdoorlatende gedeelte van het mistlicht moet zich bevinden op ten minste 10 cm van de rand van het lichtdoorlatende gedeelte van het stoplicht. 7 Stoplichten (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte 190 cm): de stoplichten zijn niet verplicht voor voertuigen voor traag vervoer met een maximumsnelheid lager dan 30 km/uur. 8 Rode achterlichten en parkeerlichten (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte 190 cm): de afstand tot de zijkant van het voertuig is maximaal 40 cm. 9 Richtingaanwijzers (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte 190 cm): rood of oranje. 10 Zijreflectoren (plaatsing: minimale hoogte 35-120 cm, maximale hoogte 145 cm, om constructieredenen): voertuigen die langer dan 6 m zijn, moeten aan elke zijkant ten minste één zijreflector hebben. Voor plaatsing en aantal zie ‘zijaanzicht aanhangwagen’. 11 Omtreklichten (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte niet bepaald): omtreklichten dienen om de buitenomtrek van het voertuig aan te geven. Ze moeten dan ook zo dicht mogelijk bij de uiterste zijkant worden geplaatst, én zo hoog mogelijk. Ze zijn verplicht voor alle voertuigen breder dan 2,50 m.
23
Uitrusting van landbouwaanhangwagens
Vooraanzicht
Zijaanzicht
1 2
1 Twee witte reflectoren of twee witte stadslichten (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte 225 cm): de stadslichten moeten naar voren en zijwaarts licht uitstralen. Ze mogen worden vervangen door witte reflectoren. Deze reflectoren staan op maximaal 15 cm van de zijkant. 2 Omtreklichten (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte niet bepaald): als de aanhangwagen breder is dan 2,50 m, moeten omtreklichten aan de zijkant van de totale breedte worden aangebracht. Die omtreklichten komen zo dicht mogelijk bij de zijkant, zowel aan de voorzijde (witte) als aan de achterzijde (rode).
24
1 Oranje zijreflectoren (plaatsing: minimale hoogte 35-120 cm, maximale hoogte 145 cm, wegens constructieredenen): aanhangwagens waarvan de totale lengte, dissel inbegrepen, meer dan 3 m bedraagt, moeten aan elke zijkant ten minste één oranje reflector hebben. 2 Tussenafstand zijreflectoren: de afstand tussen het meest vooraan gelegen punt van de aanhangwagen, dissel niet inbegrepen, en de zijreflector mag niet groter zijn dan 3 m. Bovendien mag de afstand tussen het meest naar achteren stekende punt van de aanhangwagen en de zijreflector niet groter zijn dan 1 m. De onderlinge afstand tussen twee zijreflectoren mag niet meer dan 3 m bedragen.
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Achteraanzicht 5
6
7
5 1 7
6
8 4
3
8
plicht voor de voertuigen voor traag vervoer met een maximumsnelheid lager dan 30 km/uur. Snelheidsplaat 30 km/uur of 40 km/uur: met lichtweerkaatsende rode rand, aangebracht aan de rechterkant van de aanhangwagen. Nummerplaat: leesbare en goed zichtbare reproductie van de originele nummerplaat, centraal of links geplaatst. Deze reproductie moet een reflecterende achtergrond hebben (retroflecterende nummerplaat). Driehoekige reflectoren (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte 190 cm): twee driehoekige goedgekeurde achterreflectoren. Deze reflectoren mogen zich maximaal 40 cm van de zijkant van het voertuig bevinden. Richtingaanwijzers (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte 190 cm): de afstand tussen de richtingaanwijzers moet minstens 60 cm bedragen.
1 Mistachterlicht(en) (plaatsing: minimale hoogte 25 cm, maximale hoogte 120 cm, niet verplicht): als zij gemonteerd zijn, moeten deze lichten bij mist of sneeuwval (zicht minder dan 100 m) en bij felle regen worden gebruikt. 2 Bord ‘traag rijdende voertuigen’ (niet verplicht): het is wel aangeraden het bord achteraan op de landbouwaanhangwagens aan te brengen om het voertuig beter zichtbaar en herkenbaar te maken. 3 Rode achterlichten en parkeerlichten (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte 190 cm): maximaal 40 cm van de zijkant van het voertuig. 4 Stoplichten (plaatsing: minimale hoogte 35 cm, maximale hoogte 190 cm): de stoplichten zijn niet ver-
25
Bijzondere uitrustingen
Gevarendriehoek Elk motorvoertuig, behalve een landbouwmotor, moet voorzien zijn van een gevarendriehoek. Elke zijde van de driehoek is 50 cm lang en 5 cm breed. De buitenzijde is over 2,50 cm reflecterend rood, de binnenzijde over 2,50 cm fluorescerend rood. Waar moet de gevarendriehoek geplaatst worden? Deze rode reflecterende driehoek moet worden gebruikt om een defect voertuig of een op de openbare weg gevallen lading te signaleren. De gevarendriehoek moet worden geplaatst op ongeveer 30 m afstand van het obstakel en wel zo dat hij voor de naderende bestuurders vanaf ongeveer 50 m zichtbaar is. Binnen de bebouwde kom, waar die afstand niet kan worden nageleefd, mag men de driehoek op een kleinere afstand en zelfs op het voertuig zetten.
de tractor. Onderstaande tabel is daarbij van toepassing. MTM < 2 500 kg 2 500 - 7 000 kg > 7 000 kg
Poeder BC of ABC 1 kg 2 kg 3 kg
Halogeenproduct 1 kg 2 kg 3 kg
Verbandkistje Het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (A.R.A.B.) en de wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk maken een verbandkistje of -etui tot een verplichte uitrusting zodra er een werknemer of gelijkgestelde met het voertuig rijdt (alleen dienstboden en huispersoneel vallen daar niet onder). De inhoud moet in deze gevallen overeenstemmen met de wettelijke voorschriften.
Voertuigdocumenten Blustoestel Er moet een blustoestel aanwezig zijn in alle auto’s, met uitzondering van onder andere de landbouwmotor. Voertuigen voor traag vervoer moeten slechts één blustoestel hebben, voorzien van het merkteken ‘Benor V’. Deze blustoestellen zijn slechts geldig tot de uiterste datum die wordt vermeld op de romp van het toestel. Het toestel moet zijn verzegeld met een metalen draad met loodje. Het blustoestel moet op een steun zijn gemonteerd en zich op een zichtbare en gemakkelijk te bereiken plaats bevinden, zodat het binnen tien seconden kan worden afgenomen. Daarnaast moet het blustoestel een capaciteit bezitten die afhankelijk is van de Maximale Toegelaten Massa (MTM) van
26
In een voertuig moeten allerlei documenten aanwezig zijn die bij een controle kunnen worden opgevraagd. Het is altijd handig een kopie van deze documenten thuis te bewaren. Maak er een gewoonte van om deze documenten jaarlijks na te kijken en eventueel te vervangen. Andere documenten zijn niet verplicht, maar wel aanbevolen. Verplicht: • het inschrijvingsbewijs van het voertuig; • het verzekeringsbewijs; • alleen voor het Waals Gewest: het betalingsbewijs van de autoradiobelasting; • het keuringsbewijs van het voertuig; • het gelijkvormigheidsattest van het voertuig;
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Besturen van een landbouwvoertuig
• het keuringsbewijs of het regularisatieattest van de aangekoppelde aanhangwagen. Aanbevolen: • het Europees Aanrijdingsformulier.
Rijbewijs Tenzij hij voor 1 oktober 1982 geboren is, moet de bestuurder van een landbouwvoertuig in het bezit zijn van een geldig rijbewijs dat afhankelijk is van de Maximale Toegelaten Massa van het bestuurde landbouwvoertuig of de bestuurde sleep. De verschillende categorieën van rijbewijzen die van toepassing kunnen zijn voor landbouwvoertuigen, vindt u in de tabel.
Besturen van landbouwvoertuigen: vereiste rijbewijs in functie van de MTM Vereiste rijbewijs B
• De MTM is lager of gelijk aan 3 500 kg, en • er wordt geen aanhangwagen getrokken • of • er wordt een aanhangwagen getrokken met een MTM van maximaal 750 kg • De MTM van de aanhangwagen is hoger dan 750 kg, maar de MTM van de sleep is lager dan 3 500 kg
B+E
• De MTM is lager of gelijk aan 3 500 kg, en De MTM van de aanhangwagen is hoger dan 750 kg De MTM van de sleep is hoger dan 3 500 kg
C1
• De MTM ligt tussen 3 500 kg en 7 500 kg, en • er wordt geen aanhangwagen getrokken • of • er wordt een aanhangwagen getrokken met een MTM van maximaal 750 kg
C1 + E
• De MTM ligt tussen 3 500 kg en 7 500 kg, en er wordt een aanhangwagen getrokken met een MTM van meer dan 750 kg de MTM van de sleep is lager dan 12 000 kg
C
• De MTM is hoger dan 7 500 kg, en • er wordt geen aanhangwagen getrokken • of • er wordt een aanhangwagen getrokken met een MTM van maximaal 750 kg
C+E
• De MTM is hoger dan 7 500 kg, en er wordt een aanhangwagen getrokken met een MTM van meer dan 750 kg
27
Personen die slaagden voor het examen voor een rijbewijs C, maar geen 21 jaar oud zijn, krijgen een rijbewijs C1. Om een rijbewijs C te verkrijgen, moet een nieuw rijbewijs worden aangevraagd op de gemeente vanaf de leeftijd van 21 jaar. Noch het theoretische, noch het praktische rijexamen moet worden overgedaan.
Men verkrijgt het getuigschrift van vakbekwaamheid op het einde van het 6e leerjaar secundair beroepsonderwijs na de voltooiing van de opleiding vrachtwagenchauffeur of na het volgen van een beroepsopleiding van vrachtwagenchauffeur.
• Andere trajecten: - met een voertuig of sleep met een MTM tot 7,50 ton: 18 jaar. Wanneer de bestuurder geboren is na 30 september 1982 moet hij uiteraard in het bezit zijn van een geldig rijbewijs afhankelijk van de MTM van het bestuurde landbouwvoertuig of de bestuurde sleep; - met een voertuig of sleep met een MTM > 7,50 ton: 21 jaar, of 18 jaar wanneer de persoon een getuigschrift van vakbekwaamheid kan voorleggen. Wanneer de bestuurder geboren is na 30 september 1982, moet hij uiteraard in het bezit zijn van een geldig rijbewijs afhankelijk van de MTM van het bestuurde landbouwvoertuig of de bestuurde sleep.
Vereiste leeftijd
Voertuigen voor traag vervoer
Getuigschrift van vakbekwaamheid
Bestuurders van trekkers of ander rijdend landbouwmaterieel • Traject van de hoeve naar het veld en omgekeerd: - met een voertuig of sleep met een MTM tot 15 ton: 16 jaar. Wanneer de bestuurder geboren is na 31 augustus 1986 moet hij wel houder zijn van een getuigschrift dat aantoont dat hij geslaagd is voor het bijzondere theoretische examen; hij moet dat document ook bij zich hebben; - met een voertuig of sleep met een MTM > 15 ton: 21 jaar, of 18 jaar wanneer de persoon een getuigschrift van vakbekwaamheid kan voorleggen. Wanneer de bestuurder geboren is na 31 augustus 1986 moet hij wel houder zijn van een getuigschrift dat aantoont dat hij geslaagd is voor het bijzondere theoretische examen; hij moet dat document ook bij zich hebben.
28
• Bestuurders, geboren voor 1 oktober 1982, van voertuigen voor traag vervoer (volgens art. 1 §2, 15 van het KB van 15 maart 1968) zijn vrijgesteld van de verplichting houder te zijn van een rijbewijs en het bij zich te hebben. • Bestuurders geboren na 30 september 1982 moeten, afhankelijk van de MTM van het voertuig, beschikken over een rijbewijs B (tot en met 3 500 kg MTM), C1 (tot en met 7 500 kg MTM) of C (meer dan 7 500 kg MTM). Bij het aankoppelen van een aanhangwagen met een MTM van meer dan 7 500 kg kan een bijkomende E-categorie vereist zijn. Een schematisch overzicht van de leeftijdsvereisten naar gelang van de aard van het bestuurde landbouwvoertuig vindt u in de tabel.
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Besturen van landbouwvoertuigen: vereiste rijbewijs en minimumleeftijd Traject Hoeve - veld - hoeve MTM van het voertuig of de sleep < 15 000 kg 1
Rijbewijs
Leeftijd
MTM van het voertuig of de sleep < 7 500 kg
Geboren voor 1 september 1986
Geboren na 31 augustus 1986
Neen
Neen, wel een getuigNeen schrift van slagen in een theoretisch examen
Leeftijd
Rijbewijs
Andere trajecten Geboren voor 1 oktober 1982
Geboren na 30 september 1982 Ja, in functie van de MTM2
16 jaar
18 jaar
MTM van het voertuig of de sleep > 15 000 kg
MTM van het voertuig of de sleep > 7 500 kg
Geboren voor 1 september 1986
Geboren na 31 augustus 1986
Neen
Neen, wel een getuigNeen schrift van slagen in een theoretisch examen 21 jaar of 18 jaar indien getuigschrift vakbekwaamheid
Geboren voor 1 oktober 1982
Geboren na 30 september 1982 Ja, in functie van de MTM
21 jaar of 18 jaar indien getuigschrift vakbekwaamheid
1 De Maximale Toegelaten Massa (MTM) is het hoogste gewicht dat een voertuig in beladen toestand mag hebben. Het is dus de optelsom van het eigen gewicht van het voertuig en van zijn maximaal laadvermogen. De MTM van een voertuig kan men terugvinden op het identificatieplaatje of op het schouwingsbewijs. De MTM van een sleep bekomt men door de eigen massa van de tractor te vermeerderen met de MTM van de getrokken aanhangwagen(s). 2 Zie ander overzicht. Het spreekt vanzelf dat alle bijkomende bepalingen per categorie rijbewijs volledig van kracht blijven (zoals vb. getuigschrift van geneeskundige schifting, ...).
29
Geneeskundig rijgeschiktheidsattest Als de bestuurder van een landbouwvoertuig een rijbewijs moet hebben, dan moet hij ook voldoen aan alle medische voorschriften. Zo moeten de bestuurders van landbouwvoertuigen die een rijbewijs C, C+E, C1 of C1+E willen verkrijgen of het willen verlengen een medisch onderzoek ondergaan in een Medisch Centrum van de Sociaal-Medische Rijksdienst of bij een erkende arts. Voor het eigenlijke onderzoek moet de aanvrager of de bestuurder eerst een medische verklaring ondertekenen waarin hij op zijn woord van eer bevestigt dat hij geen aandoening heeft die het normaal besturen van een voertuig, zelfs tijdelijk, zou kunnen verhinderen of belemmeren. Verder moet een verslag van een oogarts worden voorgelegd. Daarna volgt een algemeen medisch onderzoek. Wordt de betrokkene medisch geschikt geacht, dan krijgt hij een getuigschrift van rijgeschiktheid. Het attest is in principe vijf jaar geldig. Deze geldigheid wordt echter teruggebracht tot drie jaar voor bestuurders die ouder zijn dan 50 jaar. In geval van bepaalde aandoeningen kan de geldigheidsduur van het attest nog verder beperkt worden tot één jaar of minder. De gegevens van het hierboven vermelde rijgeschiktheidsattest, zoals geldigheidsdatum, eventuele beperkingen (bv. gezondheidsbeperkingen) of aanpassingen aan het voertuig, staan in codevorm (Europees geldende codes) op het rijbewijs.
30
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Met uw tractor of landbouwmachine op de openbare weg: preventief en anticiperend rijgedrag Zelfs als uw voertuig aan alle reglementen en eisen voldoet, blijft het in het huidige verkeer een uitzonderlijk voertuig door zijn lage snelheid, de lengte van de sleep en de breedte van de aangekoppelde werktuigen of machines. Toch moet u geregeld gebruikmaken van de openbare weg. U kunt de risico’s al beperken door aandacht te besteden aan de volgende punten.
Geef duidelijk en tijdig de richting aan waarin u gaat afslaan De achteropkomende voertuigen hebben meestal een grotere snelheid en dus ook een grotere remafstand. Laat daarom tijdig weten dat u gaat afslaan. En zorg ervoor dat de richtingaanwijzers altijd goed zichtbaar zijn. Als er een ongeval gebeurt met een voertuig dat links inhaalt, dan krijgt de bestuurder die links afdraait meestal de schuld. Zelfs als hij alle nodige voorzorgsmaatregelen heeft genomen.
Sla alleen linksaf wanneer u voldoende tijd hebt Tegenliggers hebben immers voorrang (dus ook bromfietsers, fietsers en voetgangers). Wees dubbel voorzichtig als er een afzonderlijk fietspad is aan de linkerkant van de weg. Als u op het laatste moment moet stoppen om een fietser door te laten, dan blokkeert u met uw trekker de helft van de weg. Hangt er achter de trekker nog een werktuig, dan is de andere weghelft ook versperd!
Rechtsaf slaan Zet de rechterrichtingaanwijzer aan. Om rechts af te slaan mag u eerst naar links of het midden van de rijbaan uitwijken, om gemakkelijker in te slaan. Daarbij laat u alle andere weggebruikers voorgaan. Houd ook rekening met het achteropkomend verkeer. Kijk links en vooral rechts in uw spiegels, kijk ook zo vlug mogelijk naar rechts op het rijvak terwijl het voertuig al lichtjes afdraait. Voer dit manoeuvre traag uit!
Gebruik uw spiegels Een goed zicht op de weg achter u is minstens even belangrijk als uw zicht naar voor. Bij het rechts afslaan is het goed oppassen geblazen voor rechts inhalend
31
verkeer. Vooral fietsers en bromfietsers bevinden zich soms onverwacht snel op uw hoogte. Grote spiegels, perfect ingesteld, kunnen dan het verschil maken.
ruiten, reflectoren en lichten schoonmaken.
Houd bij het oversteken van een weg en bij het kruisen van andere weggebruikers rekening met de snelheid van het andere verkeer
Enkele minuten werk kunnen modder op de weg en een eventueel dodelijke slippartij vermijden.
Het normale wegverkeer heeft een grotere snelheid. Omdat de tractor een voertuig is voor traag vervoer, heeft hij ook meer tijd nodig dan een personenwagen om bijvoorbeeld de weg over te steken.
Pas uw snelheid aan aan de staat van de weg, de weersomstandigheden, de totale lading van uw sleep
Denk aan de lengte van uw combinatie Voer bij het oversteken van een weg uw manoeuvre in één keer uit!
Zorg dat u tijdig wordt gezien Gebruik uw zwaailicht. Reinig uw lichten en reflectoren vóór u op de openbare weg komt en herstel defecte lichten onmiddellijk. Heel wat kop-staartbotsingen gebeuren doordat de bestuurder van een achterliggend voertuig te laat opmerkt dat het voertuig voor hem traag rijdt. De ongelijke snelheid verrast de verstrooide chauffeur, met als gevolg een plots uitwijken, plots remmen en een ongeval.
Blijf zoveel mogelijk rechts op de rijbaan Let evenwel op mogelijke obstakels zoals bomen, paaltjes, enz. Let op fietsers en houd rekening met hun snelheid bij het inhalen.
Neem de tijd om het grootste vuil van uw ruiten en spiegels te verwijderen Een goed zicht is de eerste vereiste om veilig te rijden. Het is handig om een natte spons en zeemvel in een plastic zak mee te hebben. Zo kunt u steeds spiegels,
32
Verwijder de grootste modderresten van uw wielen en uw machine vóór u de weg opgaat
Hoe hoger uw snelheid, hoe langer de remafstand. Totale remafstand voor een voertuig met sleep dat met 40 km/uur over natte straatstenen rijdt en plots remt = 50 m!
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Begrippenlijst
In deze brochure gebruiken we regelmatig allerlei technische begrippen. Enkele daarvan worden hieronder verklaard. De definities zijn ook terug te vinden in het verkeersreglement (straatcode en technisch reglement).
• vóór 1 juli 1995: - 25 + 5 km/uur; - 30 + 3 km/uur met een aanvraag voor goedkeuring na 31 december 1984; • vanaf 1 juli 1995: 40 + 4 km/uur.
Eigen massa = leeggewicht = tarra De eigen massa is het gewicht van het voertuig - inclusief uitrusting, toebehoren, brandstof, water en smeerolie - maar zonder de vervoerde personen of goederen.
Landbouwmotor Een landbouwmotor wordt ook motorploeg of gemeenzaam ‘motoculteur’ genoemd. Een landbouwmotor bezit slechts één as. Hij wordt bestuurd door middel van armen door iemand die achter de landbouwmotor loopt of op de aanhangwagen of het landbouwwerktuig zelf zit.
Laadvermogen Het Iaadvermogen is de op het voertuig toegestane lading. Het is afhankelijk van de ‘Maximale Toegelaten Massa’, de eigen massa op de grond onder elk van de assen of, voor sommige aanhangwagens, op het steunpunt, en eventueel van de minimale massa op de grond onder de vooras.
Landbouwaanhangwagen Een aanhangwagen is elk voertuig dat door een ander voertuig wordt voortgetrokken. Een landbouwaanhangwagen is elke aanhangwagen die uitsluitend door een landbouwtractor wordt voortgetrokken.
Landbouw- of bosbouwtrekker Een landbouw- of bosbouwtrekker is elk motorvoertuig op wielen of rupsbanden, met ten minste twee assen, dat voornamelijk bestemd is voor tractiedoeleinden. Hij is vooral ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde werktuigen, machines of aanhangwagens in de landof bosbouw. De trekker mag ingericht zijn voor het vervoer van een lading en van bijrijders. De nominale maximumsnelheid van deze voertuigen wordt door de constructie bepaald en ligt tussen 6 en 30 km/uur.
Landbouwmaterieel Met landbouwmaterieel en tuinbouwmaterieel wordt het zelfbewegend materieel bedoeld dat gebruikt wordt voor de landbouw, met uitzondering van landbouwtrekkers, landbouwmotoren en maaimachines. Wegens hun constructie of definitieve verbouwing, zijn ze voornamelijk bestemd tot werktuig. Voorbeelden zijn: • spuitmachines, machines voor mechanische onkruidbestrijding, enz.; • maaimachines zoals maaidorsers, zwadmaaiers, bietenrooiers, enz.
Voor trekkers rijdend op luchtbanden en met twee assen wordt de maximale nominale snelheid bepaald door de datum van de eerste inschrijving:
Het laadvermogen is gelijk aan nul ten opzichte van zijn eigen massa.
33
Ook in de tuinbouw wordt gebruikgemaakt van bedrijfsmaterieel. Dit beperkt zich meestal tot de vollegrondsector. De gebruikte machines, zoals trekkers, spuitmachines, aanhangwagens en getrokken machines moeten op de openbare weg voldoen aan dezelfde eisen als machines die onder de noemer ‘landbouw’ vallen. Voertuig Een voertuig is elk middel van vervoer te land, alsmede alle verrijdbaar landbouw- of bedrijfsmaterieel. Massa in Beladen Toestand De ‘Massa in Beladen Toestand’ is het geheel van de eigen massa van het voertuig en van de massa van zijn lading, van de bestuurder en van elke andere vervoerde persoon. Maximale Toegelaten Massa (MTM) De Maximale Toegelaten Massa (MTM) is het hoogste gewicht dat een voertuig in beladen toestand mag hebben. Het is dus de optelsom van het eigen gewicht van het voertuig en van zijn maximale laadvermogen. De MTM van een voertuig vindt men terug op het identificatieplaatje of op het keuringsbewijs. De MTM van een sleep verkrijgt men door de eigen massa van de tractor te vermeerderen met de MTM van de getrokken aanhangwagen(s). Deze MTM van de sleep (MTMS) staat vermeld op het bewijs van technische keuring van het trekkende voertuig en mag alleen bij uitzondering worden overschreden, om een defect voertuig te slepen. Maximale Toegelaten Sleepbare Massa (MTSM) De term ‘Maximale Toegelaten Sleepbare Massa’ (MTSM) duidt op de maximale massa (van een aanhangwagen)
34
die technisch door een motorvoertuig mag worden getrokken. Deze MTSM wordt door de constructeur vastgesteld en vindt men in het proces-verbaal van goedkeuring (PVG). De MTSM is dus niet hetzelfde als de MTM van de aanhangwagen. De bepaling van de Maximale Toegelaten Sleepbare Massa van een motorvoertuig, al of niet een specifieke trekker, bestemd om een aanhangwagen te trekken, gebeurt als volgt: De Maximale Toegelaten Sleepbare Massa wordt op het ogenblik van de inschrijving of de indienststelling van een motorvoertuig vastgesteld als de laagste van de volgende waarden: • voor alle voertuigen: de technisch toelaatbare sleepbare massa, die afhankelijk is van de constructie en de prestaties van het voertuig en/of de capaciteit van de koppelinrichting; • voor voertuigen die uitsluitend bestemd zijn om aanhangwagens zonder bedrijfsrem te slepen: de helft van de massa van het voertuig in rijklare toestand, met een maximum van 0,75 ton; • voor voertuigen waarvan de maximale massa 3,50 ton niet overschrijdt en die uitsluitend bestemd zijn voor het slepen van aanhangwagens met een bedrijfsrem: de maximale toegelaten massa van het voertuig of, voor terreinvoertuigen, anderhalve maal deze massa, met een maximum van 3,50 ton; • voor voertuigen met een maximale massa van meer dan 3,50 ton die uitsluitend bestemd zijn voor het slepen van aanhangwagens met een oploopreminrichting: 3,50 ton; • voor voertuigen die bestemd zijn voor het slepen van aanhangwagens met een continureminrichting:
anderhalve maal de maximale toegelaten massa van het voertuig. Een lagere dan de aldus bepaalde massa kan worden aanvaard op verzoek van de fabrikant. Sleep Een sleep is elke groep van voertuigen die aan elkaar zijn gekoppeld met het doel door een en dezelfde kracht te worden voortbewogen. Traject hoeve-veld-hoeve Het traject hoeve-veld-hoeve moet strikt geïnterpreteerd worden! Het is het traject van de eigen hoeve naar het eigen veld. Het eigen veld is het veld dat wordt gebruikt voor de eigen landbouwexploitatie. De gronden die voor de eigen exploitatie worden gebruikt, kunnen in eigendom, in huur of in pacht zijn. Alle andere situaties (bv. naar veiling, naar hoeve of veld van een andere landbouwer) vallen daar niet onder. Voertuigen van speciale constructie Een voertuig van speciale constructie is elk vervoermiddel dat, vanwege zijn constructie of definitieve verbouwing, voornamelijk bestemd is om als werktuig gebezigd te worden, met een laadvermogen dat bijna nul bedraagt t.o.v. zijn eigen massa. Deze categorie omvat landbouwvoertuigen en bedrijfsvoertuigen en is onderverdeeld in twee snelheidscategorieën: • een categorie beneden 30 km/uur nominaal; • een categorie boven 30 km/uur nominaal.
Voertuigen voor traag vervoer Als voertuig voor traag vervoer wordt beschouwd: • elk voertuig dat door zijn bouw en doel een nominale maximumsnelheid van ten hoogste 40 km/uur kan bereiken. Elke verbouwing die tot gevolg heeft dat deze maximumsnelheid kan worden overschreden, ontneemt aan een dergelijk voertuig zijn hoedanigheid van voertuig voor traag vervoer. Dit betekent onder andere dat de vrijstelling voor periodieke keuring vervalt, en dat voor de minimale leeftijd van de bestuurder en het rijbewijs dezelfde regels gelden als voor het vrachtvervoer; • elke landbouw- of bosbouwtrekker; • elke aanhangwagen die uitsluitend wordt getrokken door de in de vorige twee punten genoemde voertuigen. Deze voertuigen moeten zijn voorzien van de snelheidsplaat ‘30 km’. Voertuigen en aanhangwagens voor het vervoer van zaken met een massa van meer dan 3 500 kg moeten zijn voorzien van het bord ‘traag rijdende voertuigen’ (de oranje-, roodomrande driehoek). Landbouwvoertuigen moeten niet zijn uitgerust met dit bord, maar met het oog op de veiligheid wordt dat wel ten stelligste aanbevolen.
Voorbeelden van voertuigen van speciale constructie zijn met name: het zelfrijdend bedrijfsmaterieel, het zelfrijdend landbouwmaterieel, de maaimachines en de werktuigaanhangwagens. Landbouw- en bosbouwtrekkers en landbouwmotors vallen er dus niet onder.
35
Afvinklijst: Is mijn bedrijfsmaterieel veilig en in orde? 1 Verplichte uitrusting Uitrusting voor de landbouwtrekker
Aanwezig Ja
Nee
2 Aanbevolen uitrusting Uitrusting van de landbouwtrekker
Vooraanzicht
Vooraanzicht
Ruitenwisser
Rechterachteruitkijkspiegel
Twee richtingaanwijzers
Achteraanzicht
Twee parkeerlichten
Bord ‘traag rijdende voertuigen’
Twee koplampen
Mistachterlicht
Leesbare nummerplaat met reflecterende achtergrond
Stoplichten
Linkerachteruitkijkspiegel
Achteraanzicht
Zwaailicht
Bord ‘traag rijdende voertuigen’
Achteraanzicht
Stoplichten
Leesbare originele nummerplaat
Bijzondere uitrusting
Snelheidsplaat ‘30 of 40 km/uur’
Verbandkistje
Correct geplaatste achterreflectoren
Voertuigdocumenten
Twee richtingaanwijzers
Europees Aanrijdingsformulier
Aanwezig Ja
Nee
Uitrusting voor aanhangwagens
Rode achterlichten Stoplichten (40 km/uur) Uitrusting aanhangwagens Vooraanzicht Twee witte reflectoren of parkeerlichten Zijaanzicht
Breedte Hoe breed is mijn breedste aanhangwagen?
m
Hoe breed is mijn breedste werktuig?
m
Oranje zijreflectoren Achteraanzicht Rode achterlichten Snelheidsplaat ‘30 of 40 km/uur’ Nummerplaat met reflecterende achtergrond Driehoekige reflectoren Richtingaanwijzers Bijzondere uitrusting Gevarendriehoek Blustoestel Voertuigdocumenten Inschrijvingsbewijs van de trekker Verzekeringsbewijs Betalingsbewijs van de autoradiobelasting (Waals Gewest) Keuringsbewijs van de tractor Gelijkvormigheidsattest van de trekker Keuringsbewijs of regularisatieattest van de aangekoppelde aanhangwagen
36
Maximale Toegelaten Massa van de sleep van mijn trekker is (zie formulier autokeuring)
kg
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
Nuttige websites
Overzicht relevante wetgeving
www.mobilit.fgov.be www.fedpol.be www.wegcode.be
• Koninklijk Besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto’s, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, Belgisch Staatsblad, 28 maart 1968. • Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd door het Koninklijk Besluit van 16 maart 1968, Belgisch Staatsblad, 27 maart 1968. • Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, Belgisch Staatsblad, 9 december 1975. • Koninklijk Besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, Belgisch Staatsblad, 30 april 1998. • Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, Belgisch Staatsblad, 8 augustus 2001.
37
Notities
.................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................�
38
.................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................� .................................................................�
39
Hebt u nog vragen over uw bankzaken of verzekeringen? Praat er dan over met een medewerker van uw KBC-bankkantoor of met uw KBC-verzekeringsagent. U kunt ook bellen naar het KBC-Telecenter op het nummer 078 152 153. Op werkdagen van 8 tot 22 uur en op zaterdag en banksluitingsdagen van 9 tot 17 uur. U kunt ook schrijven, faxen, mailen of surfen naar: KBC-Telecenter Schoenmarkt 35 2000 Antwerpen fax 03 283 29 50
[email protected] www.kbc.be Alle verrichtingen van KBC Bank NV zijn onderworpen aan de Algemene Bankvoorwaarden, waarvan de tekst verkrijgbaar is in alle KBC-bankkantoren. Zetel van de vennootschap: KBC Bank NV, Havenlaan 2, 1080 Brussel, België. RPR 0462 920 226, BTW BE 462 920 226, bankrekening 730-0000000-93. Verantwoordelijk uitgever: KBC Bankverzekeringsholding NV, Havenlaan 2, 1080 Brussel, België. KBC Bank NV, inschrijvingsnummer CBFA 26 256. KBC Verzekeringen NV, onderneming toegelaten voor alle takken onder code 0014 (KB 4 juli 1979, B.S. 14 juli 1979)
40
Txt achtercover Korte inhoud van de brochure, “call for action”
www.kbc.be
D/2004/7434/01 – VAS 91.4132 – SAP 2208 – 412/05 – 08-2004
Voertuigen in de land- en tuinbouw: bent u veilig op (de) weg?
KBC Productnaam