Dossier
Vennootschappen in land- en tuinbouw
KBC BANK NV Land- en tuinbouwcenter Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
2
Woord vooraf Het aantal land- en tuinbouwbedrijven daalt jaarlijks. Daartegenover staat een toename van het aantal vennootschappen in de land- en tuinbouw. Procentueel zijn er dus steeds meer bedrijven die de vennootschapsvorm aannemen. Zo blijkt uit statistieken dat het totaal aantal landbouwbedrijven in Vlaanderen tussen 1990 en 2005 met 40,5% (of 2,7% per jaar) is gedaald terwijl het aantal vennootschappen met rechtspersoonlijkheid in dezelfde periode is gestegen van 1 naar 6,8%. Indien men hierbij ook de vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid bij neemt (de maatschap is populair in land- en tuinbouw) bedroeg het aantal vennootschappen zelfs al 11% in 2005. Het oprichten van een vennootschap door land- en tuinbouwers is – het zal ook blijken uit deze brochure – een complexe materie. Naast de algemene vennootschapsrechtelijke bepalingen zijn er immers nog heel wat andere specifieke regelingen uit de land- en tuinbouw waarmee men rekening moet houden (pacht, VLIF-steun, productierechten, quota, enz). Men mag deze problematiek dan ook zeker niet louter vanuit fiscaal standpunt bekijken, zoals dat in de KMO-sector vaak gebeurt. Met deze brochure wil KBC de land- en tuinbouwers een breder inzicht verschaffen in de wetgeving en reglementeringen die bij de oprichting en de werking van een vennootschap een doorslaggevende rol kunnen spelen. Als sectorspecialist en uw bevoorrechte partner in land- en tuinbouw wil KBC samen met u zoeken naar de meest geschikte exploitatievorm voor uw bedrijf. U kunt dan ook steeds bij ons terecht voor meer informatie en advies.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
3
Inhoud Woord vooraf ......................................................................................................................... 2 1. Enkele begrippen .............................................................................................................. 4 2. Waarom een vennootschap oprichten? .............................................................................. 5 2.1 Fiscale argumenten ..................................................................................................... 5 2.2. Familiale en structurele argumenten .......................................................................... 8 2.3. Vermogensargumenten ............................................................................................... 8 3. Specifieke landbouwregelingen ......................................................................................... 9 3.1 De VLlF-reglementering ............................................................................................. 9 3.2 Pachtwetgeving ......................................................................................................... 11 3.3 Milieuwetgeving ....................................................................................................... 12 3.4 De melkquotareglementering .................................................................................... 13 4. Enkele vennootschapsvormen onder de loep ................................................................... 14 4.1 De maatschap of ‘samenuitbating’ ............................................................................ 14 4.2 De landbouwvennootschap (LV) ............................................................................... 15 4.3 De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) ......................... 17 4.4. De naamloze vennootschap (NV) ............................................................................. 18 4.5 De ‘machinering’ ...................................................................................................... 19 4.6. Overzichtstabel ........................................................................................................ 20 5. De omvorming van een eenmanszaak tot een vennootschap ............................................ 21 5.1 Weloverwogen! ......................................................................................................... 21 5.2 Welke kosten? ........................................................................................................... 22 5.3 Checklist ................................................................................................................... 23 6. Vennootschappen in de verschillende sectoren ................................................................ 24 7. Besluit ............................................................................................................................ 25
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
4
1. Enkele begrippen Artikel 1 van het wetboek van vennootschappen bepaalt: “Een vennootschap wordt opgericht bij een contract op grond waarvan twee of meer personen overeenkomen iets in gemeenschap te brengen met als doel één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen met het oogmerk aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen ”. Om een vennootschap op te richten moet men dus minstens met twee zijn. Hierop bestaat één uitzondering namelijk de éénpersoons-BVBA. De wil tot samenwerken wordt vastgelegd in een overeenkomst. Dat gebeurt best schriftelijk, om latere discussies en bewijsmoeilijkheden te vermijden. Voor sommige samenwerkingsvormen zoals de BVBA of de NV is het wettelijk verplicht dit geschrift door een notaris te laten opmaken, de zogenaamde “oprichtingsakte”. Naast deze overeenkomst tot samenwerking zijn er ook de statuten. Die vormen het huishoudelijk reglement” van de vennootschap en bevatten alle regels die nodig zijn om de vennootschap te kunnen laten werken. Samenwerken in een vennootschap is maar mogelijk als de vennootschap beschikt over de nodige middelen. Deze middelen worden aangebracht door de vennoten en noemt men de inbreng in de vennootschap. Deze inbreng kan bestaan uit: • geld • roerende of onroerende goederen, bijvoorbeeld een gebouw, een machine, gereedschappen, enz. • rechten, zoals bijvoorbeeld een pachtrecht, gebruiksrecht, enz. • arbeid, of de verplichting om voor de vennootschap te werken • kennis of knowhow die men heeft. In ruil voor deze inbreng ontvangt iedere vennoot aandelen. Het vermogen van de vennootschap wordt zo verdeeld over x-aantal aandelen. Vanaf het ogenblik dat men een inbreng doet, behoort het eigendoms- of gebruiksrecht van de ingebrachte goederen toe aan de vennootschap, indien ze althans rechtspersoonlijkheid bezit. Door een vennootschap met rechtspersoonlijkheid op te richten, creëert men als het ware een nieuwe persoon die zelfstandig kan optreden. Een rechtspersoon heeft een eigen identiteit en een eigen vermogen. De rechtspersoon is dus eigenaar van de ingebrachte goederen en kan ook zelfstandig contracten afsluiten. Bepaalde natuurlijke personen zullen haar vertegenwoordigen en in haar naam contracten ondertekenen. Voor de gevolgen van het contract is dan de rechtspersoon aansprakelijk en niet de natuurlijke persoon, hoewel deze laatste zijn handtekening plaatste. Niet alle vennootschappen hebben rechtspersoonlijkheid. Zo heeft een maatschap, een vaak voorkomende samenwerkingsvorm in de land- en tuinbouw, géén rechtspersoonlijkheid. De landbouwvennootschap, de NV en de BVBA hebben daarentegen wel rechtspersoonlijkheid. Een vennootschap heeft in principe als doel aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel (winst) te verschaffen. Hierdoor onderscheidt ze zich van een vereniging zoals bijvoorbeeld een VZW (bv. een hobby- of vissersclub).
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
5
2. Waarom een vennootschap oprichten? In dit hoofdstuk worden een aantal invalshoeken toegelicht die bij de keuze voor een vennootschap een rol kunnen spelen. Het aantal argumenten kan in grote lijnen worden teruggebracht tot drie namelijk fiscale, familiale en vermogensargumenten.
2.1 Fiscale argumenten 2.1.1 Algemeen a. Een belangrijk onderscheid tussen de belastingaanslag van natuurlijke personen en die van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid ligt in het tarief van de belasting: • natuurlijke personen worden in de personenbelasting volgens een progressief tarief belast: hoe hoger het inkomen, hoe hoger het tarief van de belasting • de vennootschapsbelasting heeft een vlak tarief van 33,99% (33% verhoogd met 3% • crisisbijdrage) en kent daarnaast ook verlaagde tarieven. • Het laagste tarief van de verlaagde vennootschapsbelasting bedraagt 24,98 % (24,25% verhoogd met 3% crisisbijdrage) en dit geldt voor een eerste schijf tot 25.000 euro. • Vanaf 25.000 euro tot 90.000 euro is het verlaagd tarief 31,93% (31% verhoogd met 3% • crisisbijdrage) en van 90.000 tot 322.500 euro geldt een tarief van 35,45% (34,5% verhoogd met 3% crisisbijdrage). • Het verlaagd tarief kan echter enkel worden toegepast wanneer de vennootschap aan een aantal voorwaarden voldoet (onder andere het toekennen van een bepaalde bezoldiging aan de zaakvoerder/bestuurder). Naarmate het inkomen hoger wordt, is het vennootschapstarief dus gunstiger, want lager. Men mag zich echter niet laten verblinden door de tarieven. Zo moet men ook rekening houden met het feit dat vennootschappen van sommige andere gunstregimes niet kunnen genieten, zoals bijvoorbeeld het verlaagde tarief van 16,5 % dat van toepassing is op Europese landbouwpremies. Wanneer een bedrijf dus recht heeft op een groot premiebedrag, doet het er goed aan dit niet over het hoofd te zien wanneer het de rechtsvorm van een vennootschap zou willen aannemen. b. In de vennootschapsbelasting kan er geen beroep gedaan worden op het landbouwforfait: de inkomsten moeten steeds bewezen worden aan de hand van de vennootschapsboekhouding. De landbouwvennootschap vormt hierop echter een uitzondering: zij kan kiezen voor vennootschapsof personenbelasting. c. Binnen de land- en tuinbouwsector kunnen de inkomsten zeer sterk schommelen. De progressiviteit van de personenbelasting roomt de vette jaren meer dan proportioneel af tegenover de magere jaren. In de vennootschapsbelasting is het overdragen van winst en verlies naar volgende boekjaren mogelijk. De winst die men niet uitkeert, blijft in de vennootschap en komt in de reserves terecht. Hierdoor kan de winst van de goede jaren “minder geschonden” overgedragen worden naar de slechtere jaren. Op die manier wordt een stabieler inkomen voor de landbouwer verzekerd. Bovendien blijft meer geld beschikbaar om de nodige investeringen te verrichten.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
6
2.1.2 Inkomen uit de vennootschap Een vaak voorkomende foutieve redenering is dat de vennootschapsbelasting de eindbelasting is. De winst die wordt gemaakt, is voor de vennootschap die daarop belasting moet betalen. De vennoten zélf kunnen echter nog niet persoonlijk over deze winst beschikken en zij zullen op hun beurt voor hun bezoldigingen in de personenbelasting belast worden. Om hen een inkomen te bezorgen bestaan echter verschillende mogelijkheden. De bedrijfsleiders/bestuurders hebben de bestemming van de belastbare basis immers zelf in handen. Zij kunnen beslissen eerder een arbeidsvergoeding dan wel een deel in de winst te zullen uitkeren. Bovendien bepalen ze zelf hoe groot elk deel zal zijn en wanneer zij het zullen uitkeren. Een optimale inkomstenmix wordt dan mogelijk. In een eenmanszaak is dit onmogelijk omdat alle winst van een belastingperiode in één aanslag en zonder onderscheid wordt belast. a) Toekenning bezoldiging De vennootschap kan een bezoldiging uitkeren aan de vennoten. Deze bezoldiging is een aftrekbare kostenpost voor de vennootschap, maar wordt wel belast in de personenbelasting van de verkrijger, en wel tegen het progressief tarief. Bij de eenmanszaak wordt de sociale bijdrage berekend op het netto-inkomen. Bij de vennootschap wordt alleen een sociale bijdrage betaald op de bezoldiging. Bovendien betaalt de vennootschap jaarlijks een forfaitair bedrag om aan de verzekeringsplicht van de vennootschap te voldoen. b) Verhuring Gronden en gebouwen die niet werden ingebracht in de vennootschap, kunnen aan deze laatste worden verhuurd. Op die manier verkrijgt men huurinkomsten in zijn persoonlijke naam. Opgelet: de fiscus kan de huurinkomsten herkwalificeren als loon wanneer er huur wordt gevraagd boven een wettelijk vastgestelde grens. Indien de verhuring als pacht wordt betiteld, dan wordt de verpachter belast op het kadastraal inkomen, tenzij er voor een periode van minstens 18 jaar en bij notariële akte wordt verhuurd. Dan is alleen de onroerende voorheffing verschuldigd. c) Uitkering dividend De winst die wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders noemt men het dividend. Op het brutodividend dient de vennootschap eerst vennootschapsbelasting te betalen en daarbovenop nog roerende voorheffing in te houden. In de praktijk is dit dan ook een weinig gebruikte vorm om inkomen uit de vennootschap te halen. d) Pensioenvorming Met een bedrijfsleiders- of groepsverzekering is het mogelijk om voor de bedrijfsleider of bestuurder een aanvullend pensioen op te bouwen. De premies zijn onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar in de vennootschapsbelasting en het kapitaal wordt laag belast.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
7
2.1.3 Opgelet voor meerwaardebelasting Wanneer men een bestaande exploitatie voortzet in de vennootschapsvorm, dan wordt de activiteit van de eenmanszaak stopgezet. Wanneer de overlater door de stopzetting een meerwaarde realiseert, is deze principieel belastbaar. Met meerwaarde doelt men in het algemeen op het verschil tussen de verkoopprijs en de aankoopprijs, verminderd met de afschrijvingen. De belastingregels zijn verschillend naargelang de overlater onder het forfaitaire stelsel valt of niet.
2.1.4 Opgelet voor registratierechten Wanneer goederen worden ingebracht in een vennootschap, zijn hierop de volgende “inbrengrechten” verschuldigd: - zuivere inbreng van roerende en/of onroerende goederen: 0% - inbreng van onroerende goederen én schulden (= gemengde inbreng: de overdracht van de goederen wordt niet volledig in aandelen vergoed): de schuld wordt verdeeld over de verschillende goederen die worden ingebracht. Het gedeelte dat wordt vergoed door overname van de schuld is bij inbreng van onroerende goederen onderworpen aan een registratierecht van 10%. In het kader van de VLIF-regeling is in bepaalde gevallen vereist dat zowel de onroerende goederen als de schuld in de vennootschap worden ingebracht om de bestaande steun te kunnen behouden - inbreng onroerende goederen geheel of gedeeltelijk bestemd voor bewoning: 10 %.
2.1.5 Besluit Uw bedrijfsexploitatie onderbrengen in een vennootschap kan dus fiscaal interessant zijn. Het belastingvoordeel moet echter groot genoeg zijn om enkel uit fiscale overwegingen een vennootschap op te richten. De belastingwetgeving kan immers veranderen. Bovendien moeten ook de andere fiscale aspecten zoals registratierechten en meerwaardebelasting worden bekeken.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
8
2.2. Familiale en structurele argumenten Een belangrijke reden om een vennootschap op te richten is het waarborgen van de continuïteit van het bedrijf. Wanneer men in de vennootschapsvorm werkt, kan de eenheid van het bedrijf bewaard blijven, zodat er bij een overlijden geen verbrokkeling plaatsvindt. De continuïteit van het bedrijf is dus verzekerd: de vennootschap blijft verder bestaan. De familiale opvolgingsproblematiek verloopt dus in de meeste gevallen gemakkelijker als het bedrijf een of andere vennootschapsvorm heeft. Een andere familiale reden voor de omvorming tot een vennootschap kan gelegen zijn in de mogelijkheden tot verdeling die een vennootschap biedt. Anders dan als eenmanszaak is het bedrijf als vennootschap splitsbaar. De vennootschap is immers eigenaar van het bedrijf en stelt daar aandelen tegenover. De overdracht kan dus gebeuren door het verkopen, schenken of legateren van aandelen. De kinderen die het bedrijf niet overnemen krijgen een gelijk deel, zodat er geen bevoordeling is van de ene ten opzichte van de andere. Bovendien kan door de omvorming tot vennootschap de vrije overdraagbaarheid van het vermogen worden afgeremd. Het is immers mogelijk om de overdracht van aandelen aan derden te beperken. De BVBA en de LV zijn daartoe de meest aangewezen vennootschapsvormen, waarbij men in de statuten nog verder kan gaan dan de wettelijk bepaalde beperkingen. Tot slot kan men in de vennootschapsvorm het “samenwerken” structureren. Deze samenwerking kan gebeuren in familieverband (bijvoorbeeld vader – zoon), maar ook tussen derden. Het vennootschapscontract kan voor een integrale regeling zorgen.
2.3. Vermogensargumenten In de eenmanszaak is de aansprakelijkheid onbeperkt. Dat wil zeggen dat het heel het persoonlijk vermogen kan worden aangesproken door schuldeisers van het bedrijf. Het hele vermogen betekent: - zowel het privé-vermogen als het in het bedrijf geïnvesteerde vermogen - zowel het actuele als het toekomstige vermogen - zowel het vermogen uit arbeid als het vermogen uit schenking, testament of erfenis. Door een vennootschap op te richten kan men zijn vermogen opsplitsen. Het vermogen dat in de vennootschap wordt ingebracht is onderhevig aan het vennootschapsrisico. Het privé-vermogen kan dan buiten het ondernemersrisico worden gehouden. Met andere woorden, de aansprakelijkheid van de vennoot wordt beperkt. Dit principe moet evenwel met de nodige omzichtigheid worden gehanteerd. Bij niet-naleving van bepaalde vennootschapsrechtelijke verplichtingen kan de sanctie erin bestaan dat de beperkte aansprakelijkheid toch wordt tenietgedaan. Bovendien geldt de beperkte aansprakelijkheid niet voor alle vennootschapsvormen. Zo blijven de vennoten in een maatschap en de werkende vennoten van een landbouwvennootschap onbeperkt aansprakelijk. Daarenboven doorbreken veel bedrijfsleiders en bestuurders van vennootschappen op eigen initiatief de beperking van hun aansprakelijkheid. Zo stellen zij zich bijvoorbeeld persoonlijk borg tegenover kredietinstellingen om een lening of een kaskrediet voor hun vennootschap te verkrijgen, ze hypothekeren persoonlijke onroerende goederen ten behoeve van hun vennootschap, enz. Bovendien kan een vennootschap pas de VLIF-waarborg genieten nadat alle persoonlijke waarborgen werden verleend. Het voordeel van beperkte aansprakelijkheid moet dus worden genuanceerd, en zal zelden de enige reden zijn om een vennootschap op te richten.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
9
3. Specifieke landbouwregelingen In de land- en tuinbouwsector kunnen een hele reeks specifieke regelingen een belangrijke rol spelen bij de uiteindelijke keuze voor het al dan niet oprichten van een vennootschap. Meer nog, bepaalde regelingen kunnen expliciet een bepaalde vennootschapsvorm aanmoedigen of uitsluiten. Vandaar het belang om bij de overweging een vennootschap op te richten voldoende stil te staan bij deze regelingen.
3.1 De VLlF-reglementering 3.1.1 Specifieke voorwaarden voor vennootschappen Het VLIF verleent financiële steun aan natuurlijke en rechtspersonen (vennootschappen) die de landof tuinbouw beoefenen als hoofd- of bijberoep. Om te kwalificeren als actieve ‘landbouwer’ moet de natuurlijke persoon of, ingeval van een rechtspersoon elke bestuurder, zaakvoerder of beherend vennoot, minstens 12.000 EUR beroepsinkomsten halen uit zijn landbouwactiviteiten en anderzijds slechts maximaal 12.000 EUR beroepsinkomsten halen uit andere activiteiten. Een vennootschap moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen: 1) de vennootschap moet opgericht zijn als NV, BVBA, CV, VOF, of commanditaire vennootschap 2) uit de statuten moet blijken dat de vennootschap de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf en de verhandeling van de op haar bedrijf voortgebrachte producten tot doel heeft 3) de vennootschap moet opgericht zijn voor een duur van minstens 20 jaar of voor onbepaalde duur 4) de aandelen of deelbewijzen van de vennootschap moeten op naam zijn 5) alle zaakvoerders/bestuurders zijn natuurlijke personen die de kwalificatie ‘landbouwer’ hebben 6) alle zaakvoerders/bestuurders zijn onder de vennoten aangewezen en bezitten elk minstens 25% van de aandelen ofwel *) opgericht zijn als een landbouwvennootschap (LV), waarbij alle beherende vennoten de kwalificatie ‘landbouwer’ hebben. Opgelet: vennootschappen komen enkel in aanmerking voor investeringssteun, niet voor vestigingssteun! Er wordt dus geen vestigingsteun uitgekeerd voor het opstarten van een land- of tuinbouwbedrijf onder de vorm van een vennootschap. Je kan wel vestigingssteun bekomen voor overname van de aandelen van een vennootschap.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
10
3.1.2 De omvorming van een bestaand bedrijf tot een vennootschap Investeringssteun De volgende voorwaarden moeten worden vervuld: 1) de rechtspersoon moet ‘landbouwer’ zijn overeenkomstig de algemene voorwaarden (zie hoger) 2) de goederen die het voorwerp uitmaken van de VLIF-steun moeten in volle eigendom verworven worden door de rechtspersoon door inbreng 3) de kredieten met steun moeten eveneens op naam komen van de rechtspersoon door inbreng; Deze “operatie” kan dus aanzienlijke inbrengkosten met zich mee brengen. Er is immers een registratierecht verschuldigd van 10 % op het belaste gedeelte van de ingebrachte onroerende goederen. Voorbeeld: wanneer men zijn oude serre, VLIF-betoelaagt, vervangt door een nieuwe, dan zal bij omschakeling naar een vennootschap zowel de serre als het krediet moeten worden ingebracht om de lopende steun te behouden. De gekoppelde overheidswaarborg kan behouden blijven wanneer de eigen zekerheden van de rechtspersoon en die van de beherende vennoten, bedrijfsleider of bestuurder met de kwalificatie ‘landbouwer’ maximaal uitgeput worden. Vestigingssteun De vestigingssteun die werd verkregen door een landbouwer als natuurlijke persoon, kan verder blijven lopen op zijn naam wanneer de exploitatie wordt overgedragen aan een vennootschap. De volgende voorwaarden moeten zijn vervuld: 1) de ‘bedrijfsbekleding’ wordt ingebracht in de vennootschap; 2) de vennootschap zet de exploitatie van het bedrijf voort en voldoet aan de definitie van ‘landbouwer’; 3) het krediet blijft op naam van de oorspronkelijke begunstigde; 4) de inbreng van de ‘bedrijfsbekleding’ wordt vergoed met aandelen; 5) de oorspronkelijke begunstigde wordt beherend vennoot, bedrijfsleider, bestuurder of gedelegeerd bestuurder van de vennootschap. De overheidswaarborg blijft behouden op voorwaarde dat de aandelen die werden verworven in het kader van de transactie als zekerheid voor het krediet worden gesteld. Tenslotte eist het VLIF ook dat alle vergunningen en productierechten mee overgedragen worden naar de vennootschap.
3.1.3. Overname van aandelen Kredieten voor de overname van aandelen komen ook in aanmerking voor VLIF-steun wanneer het gaat om steun aan jonge landbouwers die zich voor het eerst vestigen op een bestaand bedrijf. De vestigingssteun wordt verleend: - voor de overname van aandelen van een vennootschap met ‘landbouw’ als maatschappelijk doel - aan de landbouwer in zijn hoedanigheid van beherend vennoot, bedrijfsleider of bestuurder. De vennootschap zelf komt niet in aanmerking voor vestigingssteun. Belangrijkste modaliteiten
• •
De waarde van het aandeel wordt niet volledig gesubsidieerd. Enkel het gedeelte dat de ‘bedrijfsbekleding’ en de gebouwen vertegenwoordigt, komt in aanmerking. Bij de gebouwen moet men bovendien rekening houden met de sectorale beperkingen. Dit betekent dat de waarde van varkens- pluimvee- en vleeskalverstallen niet aanvaard wordt en evenmin die van vleesveestallen op onvoldoende grondgebonden bedrijven.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
• • •
11
De vennootschap moet een positief eigen vermogen hebben. De waardering van de aandelen moet door een bedrijfsrevisor gebeuren. De overname van aandelen in een tweede fase wordt gesubsidieerd als overname van een tweede bedrijf.
3.1.4 Waarborg VLIF De aanvullende waarborg-VLIF wordt slechts verleend aan een vennootschap als eerst de persoonlijke waarborgen van de zaakvoerders of de bestuurders uitgeput zijn.
3.2 Pachtwetgeving Een vennootschap kan pachten Wanneer onroerende goederen worden verhuurd aan een vennootschap die de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf tot doel heeft, dan is de pachtwet van toepassing. Een vennootschap kan dus pachter zijn. Deze mogelijkheid bestaat voor alle types vennootschappen: LV, BVBA, NV, CV, ... Wel is vereist dat de exploitatie gebeurt door de bestuurders van de vennootschap, en niet alleen door haar aangestelden. Ook de wet ter beperking van de pachtprijzen is van toepassing.
Omschakeling door pachter naar vennootschapsvorm: pachtoverdracht Wenst men als land- of tuinbouwer zijn exploitatie voort te zetten in de vorm van een vennootschap, dan dient men rekening te houden met een pachtoverdracht aan de vennootschap. De vennootschap wordt immers de nieuwe exploitant. Een pachtoverdracht vereist steeds de schriftelijke en voorafgaande toestemming van de verpachter. Uitzondering: wanneer de pachter beslist om zijn activiteiten voort te zetten in de vorm van een landbouwvennootschap, dan is er geen pachtoverdracht vereist. De exploitatie als beherend vennoot van een LV wordt immers gelijkgesteld met een persoonlijke exploitatie.
Opzegging voor eigen gebruik door een vennootschap: beperkingen Slechts de LV en de personenvennootschappen zoals de BVBA, eenpersoons-BVBA en CV kunnen opzeggen voor eigen gebruik. Een NV kan dus deze opzeggingsregel niet inroepen. De exploitatie moet dan effectief en persoonlijk gebeuren door één of meer bedrijfsleiders of bestuurders van de vennootschap. Bovendien moet de bedrijfsleider of bestuurder voldoen aan de bekwaamheids- en leeftijdsvereisten.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
12
3.3 Milieuwetgeving 3.3.1 Geen nieuwe vergunning, wel melding van de overdracht Wanneer een bestaand bedrijf de vennootschapsvorm aanneemt, dient er ook een overdracht van de eventuele milieuvergunning te gebeuren. De nieuwe exploitant, in dit geval de vennootschap, dient voor de datum van overname deze overname te melden aan de bevoegde overheid (het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente voor een ‘klasse 2’-vergunning en de Bestendige Deputatie voor een ‘klasse 1’-vergunning). De bevoegde overheid zal een voor eensluidend verklaard afschrift van de melding bezorgen aan de instanties die ook bij een gewone vergunningsaanvraag op de hoogte worden gebracht. Een van die instanties is bijvoorbeeld de Mestbank.
3.3.2 In bepaalde gevallen: oriënterend bodemonderzoek Bij inbreng van een onroerend goed of installatie in een vennootschap kan een voorafgaand oriënterend bodemonderzoek verplicht zijn. Dat is het geval wanneer de over te dragen activa voorkomen op een lijst van hinderlijke en risicovolle inrichtingen bij OVAM. In de tuinbouw gaat het voornamelijk om de opslag van stookolie en chemische producten of stookinstallaties. Wordt bij een dergelijk onderzoek vervuiling vastgesteld, dan kan dat aanleiding geven tot een saneringsprocedure met alle daaraan verbonden kosten. Zo zal er bijvoorbeeld een oriënterend onderzoek verplicht zijn bij de overdracht (aan een vennootschap) van de volgende inrichtingen:
* installaties voor de bovengrondse opslag van 5 000-100 000 liter petroleum (ontvlamming onder 55°C) * installaties voor de bovengrondse opslag van 20 000-500 000 liter diesel en de meeste extra zware brandstoffen (ontvlamming: 55-100°C) * installaties voor de bovengrondse opslag van 50 000-5 000 000 liter van sommige extra zware brandstoffen (ontvlamming boven 100°C)
3.3.3. Mestdecreet: NER en mestverwerking Bij omvorming naar een vennootschap moeten ook de NER’s overgedragen worden van de eenmanszaak naar de vennootschap. Dat kan door middel van een melding aan de Mestbank. Het is niet mogelijk om door oprichting van een vennootschap te ontsnappen aan de mestverwerkingsverplichting. Indien men als eenmanszaak verwerkingsplichtig was, dan zal men dat ook als vennootschap zijn. Worden ook als één bedrijf beschouwd: inrichtingen die worden geëxploiteerd door een natuurlijke persoon en één of meer rechtspersonen waarin deze natuurlijke persoon, diens echtgenoot of een ander lid van het gezin belast is met de dagelijkse leiding.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
13
3.4 De melkquotareglementering 3.4.1. Overname binnen familieverband door een vennootschap Alle vennootschapsvormen, met of zonder rechtspersoonlijkheid (dus ook de maatschap), komen thans in aanmerking voor overname via familieverwantschap. Vroeger kwam enkel de landbouwvennootschap daarvoor in aanmerking. Een vennootschap beschikt over familieverwantschap wanneer aan volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: 1) één van de beherende vennoten, bestuurders, zaakvoerders of maten is een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de overlater, 2) alle beherende vennoten, bestuurders, zaakvoerders of maten zijn onderling bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad, of echtgenoten.
3.4.2. Vennootschappen en bedrijfsplafonds De bedrijfsplafonds duiden op een maximale hoeveelheid die per producent mag worden geproduceerd. Dit plafond bedraagt voor de campagne 2012 – 2013 1.300.000 liter en verhoogt jaarlijks met 100.000 liter. Vroeger was er een verhoogd plafond voor rechtspersonen maar dit onderscheid is afgeschaft. Deze bedrijfsplafonds spelen enkel bij overname in cumul op de vrije markt. Bedrijfsplafonds zijn bij overname in cumul binnen familieverwantschap dus niet van toepassing.
3.4.3. Wijziging van beherende vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon Een dergelijke wijziging wordt beschouwd als een eerste installatie en vereist eveneens een overdracht van het melkquotum. Zelfde voorwaarden van toepassing als bij overname bedrijf.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
14
4. Enkele vennootschapsvormen onder de loep Kiezen voor een bepaalde vennootschapsvorm is niet eenvoudig. Dat elke vennootschapsvorm vooren nadelen biedt, blijkt uit een korte bespreking van de maatschap, de landbouwvennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de naamloze vennootschap en de ‘machinering’.
4.1 De maatschap of ‘samenuitbating’ De burgerlijke vennootschap, beter bekend als de ‘samenuitbating’ of ‘maatschap’, is in een aantal gevallen erg aantrekkelijk vanwege de geringe administratieve verplichtingen en haar doorzichtige structuur. Ze komt dan ook erg vaak voor in de land- en tuinbouw, meestal in familiaal verband.
Kenmerken • •
• • • • • • • • • • • • • • •
Een maatschap is een burgerlijke vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. Ze is dus geen zelfstandig rechtspersoon en heeft geen eigen juridisch afgezonderd vermogen. Een samenwerkingscontract (eventueel vervat in de statuten) regelt de werking van het bedrijf. Hier is maatwerk mogelijk omdat er een grote vrijheid is. Het is niet verplicht dit schriftelijk te doen, maar om latere bewijsproblemen te vermijden, is het uiteraard wel aangeraden een en ander op papier te zetten. Het doel van de maatschap is winst maken, wat ruim geïnterpreteerd kan worden. Het kan al voldoende zijn dat er een kostenbesparing wordt gerealiseerd. Iedere vennoot behoudt meestal zijn eigendoms- en/of pachtrechten en laat zijn goederen gebruiken door de ‘samenuitbating’, de maatschap dus. Bij inbreng van eigendomsrechten ontstaat een onverdeeldheid. Er zijn geen vormvereisten. Enkel ingeval er onroerende goederen worden ingebracht, dient de notaris tussen te komen. Ook boekhoudkundig wordt er niets opgelegd. De maatschap is dus een goedkope samenwerkingsvorm. Er doen zich geen problemen voor in verband met de pachtwetgeving omdat er geen pachtoverdracht moet gebeuren. Voor de VLIF-reglementering blijft elke vennoot ‘landbouwer in hoofdberoep’. Wat het fiscale aspect betreft, valt de maatschap niet onder de vennootschapsbelasting. De vennoten worden in de personenbelasting belast op hun opnemingen en op hun deel in de winsten volgens de door hen overeengekomen winstverdeling. De toepassing van het landbouwforfait blijft mogelijk. De maatschap krijgt een eigen BTW-nummer toegekend. De forfaitaire BTWlandbouwregeling kan ook worden toegepast. Iedere vennoot of ‘maat’ heeft de bevoegdheid om het beheer waar te nemen en de vennootschap te verbinden. Tegenover derden zijn de vennoten onbeperkt, maar niet hoofdelijk aansprakelijk. Ieders aansprakelijkheid geldt voor een gelijk bedrag en aandeel. Wanneer het gaat om een maatschap met commercieel doel, zullen de vennoten toch elk hoofdelijk (dus voor het geheel van de schulden) kunnen worden aangesproken. In dit verband is het belangrijk dat derden weten wat het doel is van de vennootschap: burgerlijk of commercieel. Zij kunnen hiervoor afgaan op de naam. Een burgerlijke maatschap zal dit dus duidelijk moeten maken door onder meer in de naam een term te gebruiken die het burgerlijk doel omvat (bv. ‘landbouwmaatschap Jef en Jan Pieters’).
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
15
Beoordeling: De voordelen van de maatschap zijn talrijk: lage kostenstructuur, fiscale transparantie met mogelijkheid tot toepassing van het landbouwforfait, organisatievrijheid, afwezigheid van wettelijke boekhoudkundige verplichtingen en openbaarmaking van de jaarrekening, discretie gezien het gebrek aan publicatievereiste van statutenwijziging of bestuurswissel, de vrije winstdeling, enz. Het grote nadeel van de burgerlijke vennootschap is, naast de persoonlijke aansprakelijkheid, het feit dat haar middelen ofwel de onverdeelde eigendom zijn van de vennoten ofwel de eigendom van een van hen. Bij overlijden van een van de vennoten wordt het bedrijf hierdoor als het ware geïmmobiliseerd of ontstaat er in elk geval een onzekere situatie. In de land- en tuinbouw is de maatschap geen onbekende: zij maakt het immers mogelijk een maximum aan flexibiliteit te combineren met een minimum aan kosten. De maatschap of ‘samenuitbating’ wordt dan ook vaak gebruikt als familiesamenwerkingsverband (vader - zoon; broer - broer; man – vrouw - zoon, enz. )
4.2 De landbouwvennootschap (LV) De landbouwvennootschap heeft per definitie de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf tot doel. Het is dus niet mogelijk handelsdaden te stellen die buiten de land- en tuinbouwactiviteiten vallen. Het is wel toegestaan de eigen land- en/of tuinbouwproductie te commercialiseren.
Kenmerken • • • •
•
• •
• • •
De LV heeft rechtspersoonlijkheid. Dit zorgt ervoor dat er een afgescheiden vermogen ontstaat en de LV op zich rechtshandelingen kan stellen. De landbouwvennootschap heeft twee soorten vennoten: Enerzijds bestaan er stille vennoten van wie de inbreng zich beperkt tot het aanbrengen van kapitaal. Zij zijn de geldschieters. Anderzijds zijn er de beherende vennoten, dit is de “boerende boer” die de verbintenis aangaan tot het verrichten van lichamelijke arbeid. Ten minste 50 % van hun arbeidsinkomen moet voortkomen uit hun landbouwactiviteiten en minstens 50 % van hun arbeidstijd moet daaraan besteed worden. Ook beherende vennoten kunnen kapitaal aanbrengen en dus tegelijk stille vennoot zijn. De beherende vennoot heeft altijd recht op een basisvergoeding. Het minimumkapitaal is begroot op 6 150 euro. Wenst de LV evenwel het statuut van fiscale rechtspersoonlijkheid, dan dient het minimumkapitaal 30 950 EUR te bedragen. Er is geen verplichting een financieel plan op te stellen, noch is de tussenkomst van een bedrijfsrevisor vereist, zelfs niet bij inbreng in natura. Alle aandelen van de LV zijn op naam en van een gelijke waarde. Vanwege de bescherming van het familiale landbouwbedrijf is de overdracht van aandelen heel beperkt. Bovendien hebben de beherende vennoten een voorkooprecht. De oprichting kan gebeuren bij onderhandse of authentieke akte. Een authentieke akte is vereist bij de inbreng van onroerende goederen of onroerende zakelijke rechten. De LV dient geen inschrijving in het handelsregister te nemen, wel in het register der landbouwvennootschappen. Ook moeten de statuten gepubliceerd worden in het belgisch Staasblad. De aansprakelijkheid van de stille vennoten is beperkt tot hun inbreng. Beherende vennoten zijn onbeperkt aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap. De LV is niet onderworpen aan de wet op de boekhouding en de jaarrekening. Een boekhouding is dus niet wettelijk verplicht. Voor de inkomstenbelasting gaat men ervan uit dat de LV op fiscaal gebied geen rechtspersoonlijkheid bezit. De LV heeft de keuze tussen de personenbelasting en de vennootschapsbelasting. Kiest men niet voor de vennootschapsbelasting, dan worden de
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
• • •
•
16
winsten van de vennootschap belast in de personenbelasting van de vennoten. De LV is dan “fiscaal transparant”. Alle inkomsten worden aangezien als zelfstandige bedrijfsinkomsten van de vennoten. Dit geldt zowel voor de stille als de beherende vennoten. In de personenbelasting kunnen de vennoten blijven opteren voor het landbouwforfait. De LV kan verkiezen om aan de vennootschapsbelasting te worden onderworpen indien zij minstens 3 vennoten heeft en het kapitaal minimaal 30 950 EUR bedraagt. Men kan niet om het even welke naam geven aan een LV. De benaming van de LV moet de naam bevatten van één of meer beherende vennoten, met uitsluiting van de naam van de stille vennoten. Hierdoor krijgen derden een duidelijke verwijzing naar de aansprakelijke beheerders. Bovendien moet de vermelding ’landbouwvennootschap’ of ’LV’ worden toegevoegd. Bijvoorbeeld: ‘Landbouwvennootschap Gerets - De Pallieterhoeve’. Wanneer de pachter beslist om zijn activiteiten voort te zetten in de vorm van een landbouwvennootschap, dan is er geen pachtoverdracht vereist. De exploitatie als beherend vennoot van een LV wordt immers gelijkgesteld met een persoonlijke exploitatie. Dit is een belangrijk voordeel wanneer er veel grond gepacht wordt. De VLIF-reglementering gaat ervan uit dat de LV als vennootschap aan de specifieke voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor steun. Tegenover de andere vennootschapsvormen biedt de LV het voordeel dat de aandelen van de vennootschap niet noodzakelijk voor minstens 51 % moeten toebehoren aan de beherende vennoten. Het is dus mogelijk dat de beherende vennoot bijvoorbeeld over slechts 20 % van de aandelen beschikt en de rest in handen is van niet- boerende familieleden om in aanmerking te komen voor VLIF-steun. Bij andere vennootschapsvormen met rechtspersoonlijkheid is dat niet mogelijk.
Beoordeling De LV is een specifieke vennootschapsvorm voor de land- en tuinbouw. Ze biedt heel wat voordelen op het vlak van fiscaliteit, pachtwetgeving en VLIF-steun. Ook in andere landbouwregelingen krijgt de LV een voorkeursbehandeling. Toch is de LV (nog?) niet de meest verspreide vennootschapsvorm in Vlaanderen. Deels is dit te wijten aan het onvoldoende bekend zijn van deze vennootschapsvorm.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
17
4.3 De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) De BVBA heeft een typisch familiekarakter en is de bekendste vennootschapsvorm.
Kenmerken • • • • • • • •
•
De BVBA moet een minimumkapitaal van 18 550 euro hebben. Een BVBA kan worden opgericht door één natuurlijke persoon (de Eenmans-BVBA). De vennoten hebben slechts een beperkte aansprakelijkheid. Het kapitaal wordt verdeeld in gelijke aandelen op naam, met of zonder vermelding van de waarde. De fractie- of nominale waarde van alle aandelen moet gelijk zijn, d.w.z. dat geen bijzondere aandelen mogen worden uitgegeven (bv. winstaandelen). Elk aandeel geeft recht op 1 stem. De BVBA wordt bestuurd door één of meer zaakvoerders, al dan niet bezoldigd. De algemene vergadering (hoogste orgaan van de BVBA) benoemt de zaakvoerders, tenzij zij statutair benoemd zijn, en bepaalt hun bevoegdheden. De BVBA is onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Zij is verplicht om een volledige boekhouding te voeren volgens de principes van het dubbel boekhouden en kan geen gebruik maken van het landbouwforfait. De kosten bij oprichting en beheer zijn groter dan bij de LV en de maatschap. Het opstellen van een financieel plan door de accountant, de tussenkomst van een bedrijfsrevisor bij de inbreng in natura, het bijhouden van een dubbele boekhouding en de publicatie van de jaarrekening moeten worden bekostigd. Bovendien moet de BVBA bij notariële akte worden opgericht. De overdracht van aandelen is aan strenge regels onderworpen, om te vermijden dat de aandelen zonder de instemming van de medevennoten in vreemde handen overgaan.
Beoordeling De BVBA is de meest populaire vennootschapsvorm in land- en tuinbouw. De beperking van de aansprakelijkheid van de vennoten is hier een belangrijk voordeel. Daarnaast is het familiale, besloten karakter van de vennootschap gewaarborgd door de beperkte mogelijkheden tot overdracht van de aandelen. Als nadelen staan de kosten voorop. Zo moet de BVBA bij notariële akte worden opgericht. Bovendien gelden er zwaardere boekhoudkundige en administratieve verplichtingen.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
18
4.4. De naamloze vennootschap (NV) De NV heeft een anoniem karakter. Zij is veelal het meest aangewezen voor grotere bedrijven, zeker wanneer niet alle aandeelhouders bekend willen zijn.
Kenmerken • • • •
• • •
De NV moet een minimumkapitaal van 61.500 euro hebben. De aandelen zijn in principe op naam en vrij overdraagbaar. De NV wordt bestuurd door ten minste 3 bestuursleden, al dan niet bezoldigd. De Raad van Bestuur mag uit 2 bestuurders bestaan als de NV opgericht is door 2 personen of als de NV maar 2 aandeelhouders telt. De bestuursleden worden door de Algemene Vergadering van aandeelhouders benoemd of voor de eerste maal bij de oprichtingsakte. Hun mandaat duurt maximaal 6 jaar en is hernieuwbaar. In het kader van de pachtwetgeving kan de NV niet opzeggen voor eigen gebruik. Een landbouwvennootschap of een personenvennootschap (BVBA, EBVBA of CV) kan dat wél. Wat de boekhouding, oprichtings- en bedrijfskosten betreft, gelden dezelfde opmerkingen als voor de BVBA. De NV kan in de vennootschapsbelasting geen gebruik maken van de forfaitaire landbouwregeling
Beoordeling De belangrijkste voordelen zijn dat de vennoten slechts ten belope van hun inbreng aansprakelijk zijn en dat de aandelen vrij overdraagbaar zijn. Daartegenover staat dat er een notariële akte nodig is om een NV op te richten. Het familiale karakter van de vennootschap kan met een NV minder goed worden gewaarborgd. Tot slot is de besluitvorming vrij ingewikkeld en gelden er zware boekhoudkundige en administratieve verplichtingen.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
19
4.5 De ‘machinering’ Met ‘machinering’ wordt een samenwerkingsverband tussen landbouwers bedoeld. Zij beschikken gezamenlijk over een aantal landbouwmachines die om beurten door de vennoten worden gebruikt. Hierdoor halen de machines een veel hoger gebruiksniveau. Door de gezamenlijke aankoop moeten de landbouwers de machines niet meer zelf kopen en komt er financiële ruimte voor hun eigen bedrijf.
Kenmerken De ‘machinering’ kan verschillende vennootschapsvormen aannemen (maatschap, VZW, Coöperatieve vennootschap, LV). Gelet op de structuur van een dergelijk samenwerkingsverband, en de waarde van de landbouwmachines, is een CV met beperkte aansprakelijkheid de meest aangewezen vorm. Deze vorm wordt bovendien gestimuleerd door de overheid, die premies uitkeert bij de start van een dergelijke vennootschap. In de VLIF-regeling wordt de definitie van een samenwerkingsverband gegeven: 1) minstens de helft van de leden zijn landbouwers ‘in hoofdberoep’ 2) opgericht in de vorm van een CV, een VZW, een LV of in de vorm van een vereniging waarvan ten minste drie werkende leden landbouwers zijn en de leden hoofdelijk aansprakelijk zijn. Wanneer het gaat om een maatschap van bijvoorbeeld 3 broers, dan komt de ‘machinering’ in aanmerking voor de gewone VLIF-regeling. Dat wil zeggen dat de normale subsidieregels van toepassing zullen zijn, als werd de investering gedaan door één van hen. Deze komt dan wel niet in aanmerking voor de beperkte startpremie. Dat is ook niet nodig, omdat er geen kosten worden gemaakt.
Beoordeling Samenwerken in een ‘machinering’ kan heel wat voordelen opleveren: - geen onnodige investeringen in machines door de vennoten afzonderlijk - een grotere solidariteit onder landbouwers - voordelige samenwerkingsvorm - steeds gebruikmaken van de modernste technieken - optimaliseren van het rendement van de machines - mogelijkheid tot verkrijgen van rentesubsidie en startpremie, zij het dat deze laatste beperkt is.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
20
4.6. Overzichtstabel
CommV
VOF
LV
CVOA
CVBA
BVBA
NV
2 (of 3 indien venn.b)
3
3
2
2
Beherende vennoot: onbeperkt
hoofdelijk en onbeperkt
beperkt
beperkt
beperkt
6.150 euro (30.950 euro indien venn.b)
-
18.550 euro
18.550 euro
61.500 euro
neen
neen
ja
ja
ja
onderhands, tenzij inbreng van (een zakelijk recht op) een onroerend goed
onderhands, tenzij inbreng van (een zakelijk recht op) een onroerend goed
onderhands, tenzij inbreng van (een zakelijk recht op) een onroerend goed
via notaris via notaris via notaris (authentiek) (authentiek) (authentiek)
NEE
NEE
NEE
JA
JA
JA
JA
ja, onder voorwaarden
ja, onder voorwaarden
ja, onder voorwaarden
NEE
NEE
JA
NEE
NEE
NEE
NEE
venn b
keuze pb of venn b
venn b
venn b
venn b
venn b
Minimum aantal vennoten 2
2
Aansprakelijkheid vennoten Beherende vennoot: hoofdelijk en onbeperkt Stille vennoot: beperkt
hoofdelijk en onbeperkt
Stille vennoot : beperkt
Minimumkapitaal -
-
Financieel plan nodig? neen
neen
Oprichtingsakte onderhands, tenzij inbreng van (een zakelijk recht op) een onroerend goed Bedrijfsrevisor NEE
BTW landbouwregeling mogelijk? NEE
ja, onder voorwaarden
Landbouwforfait mogelijk? NEE Belasting venn b
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
21
5. De omvorming van een eenmanszaak tot een vennootschap 5.1 Weloverwogen! Zoals reeds herhaaldelijk vermeld, is de omvorming van een eenmanszaak tot een vennootschap een beslissing die men weloverwogen moet nemen. De motieven om voortaan in een vennootschapsvorm te werken, werd besproken in hoofdstuk 2 . Wanneer voornamelijk op grond van fiscale argumenten wordt beslist tot omvorming, moet de oefening vooraf goed gemaakt worden. Het is immers niet enkel een kwestie van tarieven vergelijken! Enkele vragen die men zich moet stellen: - hoe zal de inkomensmix eruitzien (bezoldiging, huurinkomsten, …)? - hoe zal de inbreng gebeuren: belastbaar of niet belastbaar? - worden er stopzettingsmeerwaarden gerealiseerd en hoe gaat men daarop belast worden? - is er BTW verschuldigd, is er vrijstelling mogelijk? - hoe zit het met de registratierechten, is er sprake van een gemengde inbreng? - wenst men de forfaitaire landbouwbelastingschaal te genieten? - wat met de forfaitaire BTW-regeling voor landbouwers? - heeft men recht op Europese premies? -…. Wanneer de omvorming hoofdzakelijk vanuit familiaal en structureel oogpunt zal gebeuren, dient men goed na te gaan of de beoogde doelstellingen effectief gerealiseerd kunnen worden. Daartoe kan men een aantal scenario’s doorlopen en kijken welke mogelijkheden/oplossingen er geboden worden door de verschillende vennootschapstypes. Zo kan men ook zicht krijgen op mogelijke tekortkomingen. In dit kader kan worden vermeld dat er een specifieke wet bestaat met betrekking tot de erfregeling inzake landbouwbedrijven (Wet van 1988). Door deze wet kan het bedrijf aan één erfgenaam worden toebedeeld. Mogelijk biedt toepassing van deze wet een oplossing voor het concrete opvolgingsprobleem. Afscherming van het privé-vermogen kan eveneens een argument zijn om over te stappen naar een vennootschap. Toch moet men ook hier aandacht hebben voor een aantal zaken. - biedt de vennootschapsvorm beperkte aansprakelijkheid aan de vennoten? - bestaan er persoonlijke borgstellingen, of zullen die toegestaan worden? - is er VLIF-waarborg? -… Ook de specifieke land- en tuinbouwregelingen kunnen de keuze voor een vennootschap/ vennootschapsvorm beïnvloeden. Het is dan ook van het grootste belang deze niet uit het oog te verliezen! Enkele pertinente vragen: - is er nog VLIF-steun lopende, wenst men die te behouden, gevolgen? - zijn er veel gronden in pacht, zullen de eigenaars akkoord gaan met de pachtoverdracht? - hoe zit het met de quota? - is er een oriënterend bodemonderzoek vereist bij inbreng? - ….
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
22
5.2 Welke kosten? 5.2.1 Oprichtingskosten • Plaatsing/volstorting van het maatschappelijk kapitaal - LV: minimumkapitaal 6150 euro - BVBA: minimumkapitaal 18550 euro - NV: minimumkapitaal 61500 euro • Fiscale kosten - Registratierechten: 10 % bij inbreng van onroerende goederen en schulden of bij inbreng van een woning - BTW: Er is geen BTW verschuldigd wanneer er een overdracht van een algemeenheid van goederen (of van een bedrijfstak) plaats vindt. - Stopzettingsmeerwaarden Belast tegen 16,5% of 33%, soms zelfs tegen het progressief tarief. • Notariskosten Ingeval een notariële akte wordt opgemaakt, is naast de administratiekosten (zegelrecht,...) ook het honorarium van de notaris verschuldigd. • Revisorkosten Bij inbreng in natura in een BVBA, een CVBA of een NV is de tussenkomst van een bedrijfsrevisor vereist. • Fiscaal en boekhoudkundig advies o.a. financieel plan bij BVBA of NV. • Administratieve kosten kleinere kosten zoals publicatie in het Belgisch Staatsblad en de inschrijving in het handelsregister/register voor landbouwvennootschappen .
5.2.2 Bedrijfskosten De bijkomende bedrijfskosten worden vooral veroorzaakt door de hogere administratieve kosten (enkelvoudige/dubbele boekhouding; jaarlijkse vergaderingen, enz.) Bovendien zullen bepaalde stukken moeten gepubliceerd worden, afhankelijk van de vennootschapsvorm (bv. jaarrekening).
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
23
5.3 Checklist Administratieve aspecten • aanvraag ondernemingsnummer • openen financiële rekening • volstorten van minimumkapitaal • opstellen statuten • opmaak van het financieel plan • aanstellen notaris voor notariële oprichtingsakte • aanstellen bedrijfsrevisor voor inbreng in natura • eventuele overdracht van kredieten en waarborgen •… Fiscale aspecten: • afweging forfaitair stelsel/volledige boekhouding • verhouding Europese premies / totale inkomen • berekening mogelijke teruggave BTW door inbrenger • berekening mogelijke meerwaardebelasting te betalen door inbrenger • berekening kosten van inbreng (registratierechten) • berekening inkomensmix • blanco fiscaal attest • aanvraag ondernemingsnummer •… Landbouwaspecten • overdracht milieuvergunning en nutriëntenhalte • overdracht melkquotum, suikerbietenquotum, zoogkoeienquotum • overdracht pacht (toestemming eigenaar?) • afweging behoud VLIF-steun • overdracht VLIF-steun • afsluiten van pachtovereenkomst met de vennootschap • afsluiten van recht van opstal met de vennootschap bij splitsing eigendom • eventueel oriënterend bodemonderzoek laten uitvoeren • omvorming melden aan overheidsinstanties (ministerie van Landbouw, mestbank, Sanitel,…) • omvorming melden aan leveranciers en afnemers •…
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
24
6. Vennootschappen in de verschillende sectoren 6.1 Melkveehouderij In de melkveehouderij komen voornamelijk landbouwvennootschappen voor. Dat is het gevolg van de quotareglementering die in het verleden een “monopolie” toekende aan de LV. Om aan de verplichtingen van autonoom beheer te voldoen, gebeurt het regelmatig dat een tweede bedrijf wordt uitgebaat in een vennootschapsvorm, dikwijls een LV. Bovendien kan men met de LV in de personenbelasting het landbouwforfait en de BTW-landbouwregeling blijven genieten. Aangezien heel wat melkveebedrijven over aanzienlijke hoeveelheden pachtgrond beschikken, zal ook deze regeling de vennootschapskeuze vaak in de richting van een LV sturen.
6.2 Intensieve veehouderij In de varkens- en pluimveehouderij kan het interessant zijn een vennootschap op te richten. De bekende varkenscyclus kan dan op een fiscaal optimale wijze gespreid worden over verschillende jaren. De meest voorkomende vennootschapsvormen zijn de BVBA en de NV. Belangrijke aandachtspunten zijn de overdracht van milieuvergunning en nutriëntenhalte en de mestafzetproblematiek. Voor jonge bedrijven is de waarde van de gebouwen hoog. Meestal zijn deze belast met hoge uitstaande kredieten. Inbreng is dan een dure aangelegenheid (voorbeeld: inbreng van stallen ad 250.000 € volledig belast met een schuld kost € 25.000). De bedrijfsleider moet daarom van bij de start een bewuste keuze maken. Aangezien de intensieve veehouderij buiten het toepassingsgebied van de VLIF-regeling valt, zal deze regeling de keuze voor een vennootschap weinig of niet beïnvloeden. Rundveepremies kunnen de balans dan weer wél in een andere richting doen overhellen. Deze worden in de personenbelasting immers afzonderlijk tegen 16,5 % belast. De vennootschapsbelasting kent deze uitzondering niet. Wanneer men recht heeft op een aanzienlijk bedrag aan rundveepremies, kan dit meespelen.
6.3 Tuinbouw Voornamelijk in de glastuinbouw (substraatteelt) is er de voorbije jaren een tendens naar “vervennootschappelijking”. Dat heeft voor een stuk te maken met het kapitaalsintensieve karakter van deze sector. Bovendien bestaan er voor de substraatteelten geen forfaitaire afspraken meer met de fiscus. Bij omvorming tot een vennootschap moeten tuinbouwbedrijven vaak een oriënterend bodemonderzoek ondergaan. Dat is een belangrijk aandachtspunt omdat een dergelijk onderzoek vervuiling kan aantonen, wat dan weer kan leiden tot sanering (met bijbehorend kostenplaatje). In de openluchtteelt is het vooral van belang aandacht te hebben voor de pachtproblematiek. Bovendien kan de openluchtgroenteteler forfaitair belast worden. Bij omschakeling naar vennootschap vervalt deze mogelijkheid. Ook de tewerkstellingsproblematiek kan hier spelen.
6.4 Fruit Ook in de fruitsector worden er de laatste tijd meer en meer vennootschappen opgericht, en ook hier gebeurt dat vooral om fiscale redenen. Bovendien is de fruitsector onderhevig aan prijsschommelingen, en die kunnen met de vennootschapsstructuur beter worden opgevangen. Belangrijk aandachtspunt is de loonproblematiek. In de vennootschap zijn lonen aftrekbaar als ze individueel bewezen worden. Heel wat arbeidskrachten hebben daar problemen mee en zijn niet meer gemotiveerd om in de fruitsector te werken. Ook de pachtwetgeving kan hier een belangrijke rol spelen. Een recente tendens is de splitsing van activiteiten. De exploitatie van het fruitbedrijf gebeurt dan op persoonlijke naam, de bewaring, sortering en verhandeling kunnen op naam van een vennootschap gebeuren.
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
25
6.5 Akkerbouw Akkerbouwbedrijven beschikken vaak over heel wat pachtgronden. Bij omvorming tot een vennootschap zal er een voorafgaande toestemming moeten worden verkregen van de verpachters bij de pachtoverdracht. Deze toestemming is niet vereist wanneer men een landbouwvennootschap opricht.
6.6 Biobedrijven Biologische bedrijven kunnen vaak Europese steunmaatregelen genieten, en ook hier kan het gunstig tarief van 16,5% van toepassing zijn op een aantal premies. Stapt men over op de vennootschapsvorm, dan valt dit voordeel weg. Voor het overige gelden alle opmerkingen die werden geformuleerd voor de gangbare land- en tuinbouwbedrijven.
7. Besluit Het oprichten van een vennootschap is in de land- en tuinbouwsector, méér dan in andere sectoren, specialistenwerk. Het komt er dan ook op aan om ruim op voorhand de nodige afwegingen te maken. Uw KBC-relatiebeheerder land- en tuinbouw kan u hierbij helpen, zodat samen met de accountant, fiscaal en juridisch adviseur, naar een pasklare oplossing kan gezocht worden. Raadpleeg wel steeds specialisten die goed vertrouwd zijn met de land- en tuinbouwsector!
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012
Dossier “Vennootschappen in land- en tuinbouw”
26
Redactie beëindigd op 1 augustus 2012. Deze uitgave is louter informatief bedoeld en niet bindend voor KBC Bank of andere partijen. De bank kan de erin vermelde voorwaarden op elk moment en zonder voorafgaande kennisgeving wijzigen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Raadpleeg ook onze andere publicaties via www.kbc.be/ltb Heeft u nog vragen over uw bankzaken of verzekeringen? Praat er dan over met een adviseur van uw KBC Bank- of verzekeringskantoor. U kan ook steeds bellen naar het KBC-Telecenter op het nummer 078 152 153, op werkdagen van 8 tot 22 uur en op zaterdag en banksluitingsdagen van 9 tot 17 uur. KBC-Telecenter, Schoenmarkt 35, 2000 Antwerpen, Fax 03 283 29 50,
[email protected], www.kbc.be Zetel van de vennootschap: KBC Bank NV, Havenlaan 2, 1080 Brussel, België BTW BE 0462 920 226, RPR Brussel, FSMA 026256 A Een onderneming van de KBC Groep Verantwoordelijk uitgever: KBC Groep NV, Havenlaan 2, 1080 Brussel, België BTW BE 0403 227 515, RPR Brussel
KBC BANK NV
Land- en tuinbouwcenter
Versie augustus 2012