Vluchten is meer … Tina Rahimy
Allen maar toekijken? We spreken vaak over vluchtelingen, illegalen en uitgeprocedeerden, maar wie zijn ze? Wie is de vluchteling? Wat zijn hun identiteitskenmerken? Ze zijn jong en oud, gelovig en ongelovig, man en vrouw, rigide en open, angstig en moedig, mediterraan, Afrikaans, Europees en Aziatisch. Er is geen homogeniteit en toch is er een gangbare definitie van een vluchteling: een vluchteling is een persoon die vanwege haar religieuze, etnische, politieke of seksuele achtergrond gevaar loopt in haar land van herkomst en daarom toevlucht zoekt in een ander land. Zo zeggen de internationale Verdragen. Het vluchtverhaal begint dus met een uitsluiting. Er is geen veilige thuishaven. De vluchteling vlucht, een handeling die simpelweg dient om de overgang tussen het land van herkomst en het land van aankomst mogelijk te maken. Het verhaal eindigt dan in een land van aankomst waar de vluchteling veilig kan zijn wie hij of zij is. Want zo zitten die landen van aankomst in elkaar. Kortom vluchten is simpel: je vlucht om van een daar naar een hier te komen. De angst in het moederland maakt plaats voor de hoop om te vluchten naar een veilig oord en eindigt in het vertrouwen in het leven in een nieuw thuisland. Rechtvaardiger kan het niet klinken, ware het niet dat de meeste vluchtelingen niet eens vertrekken. Ze blijven als ontheemden achter in het land van herkomst dat elk vertrek onmogelijk maakt. Veel anderen belanden, getuige de vele vluchtelingenkampen, in het limbo tussen het land van herkomst en het land van aankomst. En zo zijn er weer anderen die als illegalen onderduiken in een land van aankomst dat onder het aankomen geheel iets anders verstaat. Vluchtelingen zijn geen helden die de lef hebben te vertrekken, noch de gewenste gasten; ze zijn de bannelingen in hun moederland, de verdronkenen in de zee, de afgewezen asielzoekers die wegteren in uitzetcentra, en de illegalen die onderduiken in een niemandsland. Er is geen hier, geen toevlucht, geen toevertrouwen. Vluchten is een heen en weer beweging tussen angst en bittere hoop. De onschuld is allang verdwenen, want vluchten is de tuimeling van de ene uitsluiting in de andere. Er is geen thuis. Noch hier noch daar kan men zich aansluiten. En terwijl de vluchteling oscilleert tussen de uitsluitingen, kijken wij, de hulpverleners, activisten, onderzoekers en vrijwilligers, pijnlijk toe. We willen hun last meedragen. Maar de ervaring van het limbo tussen hier en daar is alleen bestemd voor echte bannelingen. Is het ondraaglijke toekijken dan wat ons, zelfs als ex-vluchteling, resteert? Is het verzachten van hun leed wat ons helden maakt voor deze bannelingen?
Leven, overleven, samenleven Ballingschap is het keurmerk geworden van de hedendaagse globale samenlevingen. Geïnspireerd door Hamlets frase “to be or not to be” riep Hannah Arendt ooit dat de leus van de 20e eeuw eerder is “to belong or not to-belong.” Deze leus heeft in de 21e eeuw niets van zijn kracht verloren. Vluchten begint en eindigt met de paradigma van uitsluiting. De uitsluiting is zo krachtig, zo schrijnend, waardoor het idee gewekt kan worden dat er geen uitweg meer is. En daarom moeten wij een belangrijker vraag stellen:
1
Is vluchten niets anders dan een breuk en het verdragen van een breuk? Het is waar. Vluchten is breken. Het breekt met dat wat was. Maar vluchten doe je niet alleen om afscheid te nemen. Vluchten is vooral een verlangen. Het verlangen verder te leven, anders te leven, te overleven, letterlijk voorbij te leven. Vluchten is, zelfs in de ondraaglijkheid van het limbo, dit fundamentele willen van het leven. Plotseling is de vluchtende vreemdeling niet meer een object van toekijken, noch alleen de uitgestotene. Het willen leven is van ons allen. De vreemdeling kijkt terug, en maakt het alledaagse willen leven expliciet. Hij/zij deelt het door zijn/haar aanwezigheid aan ons mee: willen leven is wat we allen willen. Zo is er is een wederzijdse confrontatie. En in deze confrontatie blijkt ook dat naast het willen leven, het in het vluchten ook gaat om hoe te leven. Wat de vreemdeling laat zien in zijn uitsluiting is dat dit hoe te leven geen persoonlijke keuze is, geen individuele aangelegenheid. Het is altijd in relatie tot anderen. Leven is altijd samen-leven. Hoe te leven is altijd hoe samen te leven. Want wat de illegalen ontzegd wordt, is niet louter leven of een paspoort, maar de mogelijkheid tot samen-leven. To belong or not-to-belong. De vreemdelingen confronteren ons dus met meer dan alleen hun eigen persoonlijke toestand. Ze confronteren ons met onze wil tot leven, en des te meer met onze wijzen van samen-leven. Vluchten is niet een simpele handeling waardoor de vreemdeling van daar naar hier komt, maar een gelaagde handeling. Vluchten is niet alleen uitgesloten worden, maar ook participatie, confrontatie, emancipatie en empowering. Niet omdat wij helden zijn, niet omdat de vluchtelingen helden zijn, maar omdat de daad zelf veel meer teweeg brengt dan de vluchteling en de niet-vluchteling vermoedt.
De samenleving = samenlevingen Het vluchten als daad confronteert ons met onze manier van samenleven. Hoe leven wij samen? Wat betekent samen-leving? De gelaagdheid van het vluchten maakt ook de gelaagdheid in de samenleving zichtbaar. De manier waarop de structuren van een samenleving zich verhouden tot het leven, tot het hoe te leven, betrekken ons allen in een zelfde dynamiek. We kunnen niet meer om migratieprocessen heen. Er zijn geen toekijkers versus bekekenen, maar louter betrokkenen. De gelaagdheid en nuances van het vluchten als handeling laat zien dat wij, de ‘legalen’ en ‘illegalen’, niet alleen leven in één soort samenleving, maar in samenlevingen. Als filosoof zou ik zeggen dat één samenleving altijd uit oneindig veel samenlevingen bestaat. Maar dat is te algemeen. Om een beter zicht te verkrijgen onderscheid ik drie soorten politieke houdingen die drie soorten samenlevingen teweeg brengen. 1. De politiek van de uitsluiting die tot totalitaire staat leidt. 2. De politiek van vrijheid die zich uit als multiculturele samenleving. 3. De politiek van ontsnapping die open gemeenschappen creëert. Ik zal laten zien hoe elk laag niet alleen de uitgeslotenen maar ons allen betreft. Niet alleen de vluchteling maar wij allen zijn de objecten van de uitsluiting, niet alleen de migranten maar
2
wij allen zijn beperkt door multiculturele identiteiten. En niet alleen de autochtoon maar elk lid van de open gemeenschap is intens betrokken bij empowerment processen.
1. De politiek van uitsluiting en de totalitaire staat. Het is niet het vluchten maar de politiek van uitsluiting die ons besef van ruimte gereduceerd tot een hier en een daar. Het hier is van ‘ons’: ‘de burgers’, en het daar is van ‘hunnie’: de vreemdelingen. Het hier en daar hebben niet alleen verschillende inwoners maar ook tegengestelde normen. Dat is overduidelijk als we bijvoorbeeld kijken naar de relatie tussen economie en politiek. Hier gaat het politieke debat zo ongeveer voor 90% over economische problemen. Maar daar waar die ‘hunnie’ leven zijn economische argumenten geen reden om als een politieke vluchteling asiel aan te vragen. De vreemdeling wordt hier gezien als de opdringerige gelukzoeker. Onze economie is globaal maar daar heeft de vreemdeling niets mee te maken. Het centrum is gereserveerd voor de ware bewoners, degene met een passende identiteit, diegene die hebben bijgedragen aan onze welvaart. Het hier en daar, verwijzen dan niet naar echte ruimtes, maar naar toestanden. De toestand van erbij-horen en de toestand van er-niet-bijhoren. Dat zijn de toestanden die je waarde als mens en je relatie tot de samenleving bepalen. Volgens de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben is het deze toestand van er-niet-bij-horen die mensen reduceert tot louter naakte lichamen. Lichamen die louter biologisch leven. Elk vermogen tot samen-leven wordt ze ontnomen, elk eis over hoe te leven wordt ze ontzegd. En in deze uitsluiting is geen empowerment te vinden, maar louter ontkrachting, verkrachting. Voor alle helderheid wil ik een aantal misverstanden over deze samenleving uit de weg helpen. Ten eerste de totalitaire samenleving is niet wetteloos, ze is eerder wetmatig rigide. Ze kijkt niet naar de context maar louter naar de regels. Het was niet voor niets dat voormalige minister van vreemdelingenzaken en integratie Rita Verdonk zich elke keer in verband met vluchtelingen beriep op het handhaven van de wet: “Regels zijn regels!”. Een illegaal legaliseren betekent zo niets anders dan een mens alleen de nadelen van de wet laten beleven. En op het moment dat ministers zich wetmatig onmenselijk gedragen, worden wij de helden die zich beroepen op mensenrechten. Maar mensenrechten stellen niets voor zonder de instemmingen van de natiestaten, en natiestaten verdedigen alleen de rechten van hun burgers. Telkens als wij ons beroepen op mensenrechten blijven wij ook hangen in het jargon van de natiestaten. Gek genoeg slaat de mens in mensenrechten niet op mensen, maar op burgers die de privileges mogen genieten van een burger. Daarbij komt de illusie van de veiligheid. We voelen ons als burgers veilig, want de Nederlandse staat zal ons niet laten stikken in een of ander achterlijk land. En daarmee komt het probleem van een waardige/ware identiteit binnen. Ben je wel waardig genoeg om een burger te zijn? Volgens PVV is het thee-drinken met ‘hunnie’ al uit den boze. De totalitaire staat maakt niet veilig, eerder wordt door het beroep op het veiligheidsparadigma laag voor laag uit de samenleving gesloten. Dat paradigma wordt gedragen door een idee van een ideale burger, waaraan de meerderheid voldoet. Maar de meerderheid is leeg, niemand is volledig waardig om burger te zijn. Om tot de meerderheid te behoren mag je geen mankementen vertonen. Hitler executeerde SS-leden, en Stalin vermoorde zijn eigen gezinsleden. De totalitaire staat beroept zich op heldere taal. Schoon, heel en veilig is de leuze. Maar juist door deze zogenaamde helderheid is er geen spreken meer mogelijk. Spreken betekent leven, leven betekent veranderen, hoe te leven betekent relaties aangaan, gebruik maken van de
3
krachten van het leven. Wat deze politiek uiteindelijk uitsluit is niet zomaar sommige mensen, maar het leven op zich. Het kunnen leven, het kunnen spreken. In het limbo tussen hier en daar heerst geen grammatica. Er is geen moedertaal, maar frases, beelden, gebaren die geenszins aan de eis van de helderheid van de wet voldoen. Wat de vreemdeling maar ook ons resteert, is meervoudig zwijgen. Meervoudig zwijgen, meervoudig uitgesloten. Er is geen hoe te leven in de periferie van de totalitaire samenleving, maar louter benauwd ademhalen. De uitgeslotene is naakt door het aan hem of haar toegeschreven onvermogen om te spreken, het onvermogen om vorm te geven aan zijn leven.
2. De politiek van vrijheid en de multiculturele samenleving. Hoe adequaat de vorige beschrijving soms ook is, het is zoals gezegd niet de enige vorm van samenleving waarin de vluchteling verkeert. De vreemdeling biedt ook verzet aan zijn uitsluiting. De vreemdeling komt binnen, met of zonder status. Ook de illegaal functioneert in onze samenleving en plukt onze tomaten en champignons. De migranten emanciperen en bevrijden zichzelf van de uitsluiting. En in die bevrijding veranderen ze het gesloten en het lege centrum van de totalitaire staat. De minderheden – vrouwen, homoseksuelen, gehandicapten, jongeren, moslims, migranten – komen in opstand. Zij zijn de minderheden van de meerderheid, want ze zijn ooit als minderheid bestempeld omdat ze niet voldeden aan het ideaal van de meerderheid. In hun opstand laten zij zien dat ze juist niks mankeren. Ze zijn gewoon anders en ze verdienen gelijkwaardig behandeld te worden. De multiculturele samenleving is het resultaat van dergelijke vormen van strijd van minderheden voor hun rechten. Maar de multiculturele samenleving vergist zich ook. Ten eerste blijft ze hangen in het jargon van de totalitaire staat, waarvan simpelweg het detentiecentrum hier achter mij getuigt. Ze breekt niet met het idee van identiteit, maar ze breekt met het idee van één perfecte identiteit. Er zijn meerder identiteiten, en die passen dan perfect bij een bepaald hokje. Het hier en daar van het totalitaire regime worden dan meerdere hiers en daars. Terwijl de totalitaire staat rigide uitsluit, sluit de multiculturele samenleving eerder rigide in. Want hoe kan je nou je uitsluitend aansluiten bij maar één groep? Laten we kijken naar het hokje ‘Iraniërs’. Wat voor één ben je er? Links of rechts? Shahgezind of communist? Hoogopgeleid of laagopgeleid? Gelovig of ongelovig? Was je jong of oud toen je naar Nederland kwam? Het idee van passende identiteiten is niet alleen onmogelijk maar het creëert ook een schijnbaar loyaliteitsconflict. Je wordt van andere groepen uitgesloten. Je kan niet loyaal zijn aan meerdere groepen, laat staan loyaal zijn aan iets dat niets met je identiteit te maken heeft. Je moet loyaal zijn zonder vragen, zonder verwondering. Helder zijn. Ja of nee. Hier of daar. Kies. De tweede vergissing is dat de multiculturele samenleving zich baseert op cultuur zonder het woord goed te begrijpen. Terwijl cultuur verwijst naar complexe netwerken, wordt dit in de multiculturele discussies versimpeld tot deze of die monolithische cultuur. De ongenuanceerdheid van tolerantie leidt aan de ene kant tot relativistische desinteresse en aan de andere kant tot vreemde conclusies die op hun beurt weer uitsluiten. Zo is in de discussies impliciet waar te nemen dat men overtuigd is dat sommige culturen meer invloed hebben op individuele besluiten dan andere. Zo denken sommigen vrijer te zijn als westerlingen of nietgelovigen. Of denk aan frases als “je doet dit omdat jullie het zo doen in jullie cultuur”: het individu wordt gereduceerd tot de cultuur. De culturen komen zo tegenover elkaar te staan.
4
Weliswaar lijkt er een vorm van co-existentie te zijn, gevoed door moeizame communicatie. Maar er is in ieder geval weinig coöperatie. Dus terwijl de multiculturele samenleving in de eerste instantie een thuis lijkt te bieden aan verschillende minderheden, creëert het door zijn gebrek aan coöperatie een gevoel van thuisloosheid en ressentiment. Er is niet één Turkse migrantenorganisatie, maar verenigingen en clubs van hoogopgeleide Turken, Turkse vrouwen, Turkse gastarbeiders, Turkse studenten, Turkse Alevieten, Koerden, enz. De identiteiten worden steeds verder verdeeld en steeds verder gewijzigd, terwijl tegelijkertijd het begrip identiteit de illusie wekt van helderheid en duurzaamheid. Men gaat uit wanhoop dromen van een thuis in het zogenaamde land van herkomst. Maar herkomstlanden veranderen en verdwijnen ook. Een gevoel van verraad en schaamte rijst, want men wil loyaal zijn, maar weet niet hoe loyaal te zijn. Een derde vergissing is dat de identiteitscrisissen zich beperken tot migranten. Integendeel. Zoals elke crisis betreft deze crisis ook alle betrokkenen. De autochtonen kampen zo impliciet met dezelfde sentimenten. Ze proberen terug te keren naar wat er niet meer is en kan zijn. De laatste vergissing van de multiculturele samenleving is de verwarring tussen emancipatie vanwege een bepaalde identiteit en empowerment die voorbij die identiteiten gaat. Het verzet van de minderheden heeft veel teweeg gebracht. Door de nadruk te leggen op identiteiten die door de meerderheid uitgesloten werden, hebben zij ruimte gecreëerd om na te denken over rechtvaardigheid, menswaardig leven en gelijke behandeling. Maar juist door te blijven hangen in deze identiteiten en het helder definiëren van deze identiteiten werden deze bewegingen op hun beurt weer uitsluitend. De emancipatie kon dan alleen plaatsvinden vanuit een bestaande groep, met een transparante samenstelling. Een Marokkaan die voor de rechten van homoseksuelen opkomt is dan een meeloper aan de ene kant; of een van ‘ons’, namelijk een ‘echte’ Hollander, een benaming die evenzeer beledigend is. Juist om zich te verzetten is er een idee ontstaan van individuele emancipatie, of persoonlijke empowerment. Maar niets is minder mogelijk als individuele emancipatie of empowerment. Zowel emancipatie als empowerment gebeurt in het proces van samen-leven, leven dat je deelt met anderen. Op het moment dat men zich individueel opstelt, of beperkt tot een beperkte groep, sluit men eveneens de dynamiek van het leven uit. De dynamiek van relaties, en de empowerment van relaties en zo de kracht van het leven.
3 De politiek van het ontsnappen en open gemeenschappen De minderheid die denkt vanuit relaties, is disloyaal. Disloyaal aan identiteiten, aan zogenaamde culturen, en heeft lak aan de relativisten. Deze minderheid is voorbij de tegenstelling tussen de meerderheid en minderheid. Ze engageren zich in open gemeenschappen. Het gaat niet meer om het onderscheid tussen migranten en niet-migranten, maar om het verschil tussen degenen die wel willen participeren en degenen die niet willen participeren in een veranderende samenleving. Degenen die wel willen participeren noem ik minore minderheden. Het samen-leven voor hen betekent permanent aanhaken bij veranderende relaties, adapteren door er permanent anderen bij te betrekken. Het gaat niet om gefixeerde relaties maar om de opleving van spontane relaties. De minore minderheden zijn niet geïnteresseerd in hun persoonlijke vrijheid of emancipatie maar in de emancipatie van relaties. Zo ondermijnen de open gemeenschappen van deze minderheden de uitsluiting. Relaties zijn er namelijk altijd, maar identiteiten dwingen ons om de ene relatie meer te waarderen dan de andere. Het gaat om relaties, om
5
echte interesse, in plaats van de adequate relaties en nuttige belangen. Wij zijn niet gebonden doordat we een Nederlands paspoort bezitten, maar doordat we een interesse delen. Zo creëren we ethische gemeenschappen. Door hun openheid zijn deze gemeenschappen niet beperkt tot hier en daar, of tot hiers en daars, maar juichen zij eerder de krachten van het limbo toe. Ze juichen de desoriëntatie toe. Desoriëntatie is namelijk alleen traumatisch in een situatie van uitsluiting, maar een gemeenschap die ambiguïteit toe kan laten, kent geen identiteitscrisissen. Iedereen kan spreken, in welke vorm dan ook, waar dan ook. Het gaat niet om correct spreken want er is geen gebrekkig spreken. Open spreken betekent niet begrip en geduld hebben voor het gebrekkige, maar afkomen van het idee dat het ene spreken gebrekkiger is dan de andere. Er is geen tolerantie maar respect voor elk spreken, hoe verschillend ook. Wat ons verbindt is niet een manier van spreken maar een gezamenlijke klungeligheid in het uiten. Het is niet de lidwoorden – de onmogelijk van het uit elkaar halen van dat verdomde de en het – dat van belang is, maar mijn poging om te spreken en te schrijven. Het is het willen mede-delen en het willen (toe-be-)horen dat ons bindt. In deze politiek van het ontsnappen gaat het om niets anders dan de ambiguïteit van het leven. De immense ongrijpbaarheid van het leven is meer dan alleen in leven blijven en te overleven. Het leven dat niet jaagt op een thuis dat nooit zal komen, maar dat telkens kritisch attendeert op het denken over het hoe van het leven. Hoe te leven? is de vraag die haar schoonheid verdient in haar bewegelijkheid, in haar ondefinieerbaarheid. Ondefinieerbaar omdat de verbindingen die het leven mogelijk maakt te immens zijn om gevat te worden in onze kleinschalige identiteiten. Het leven bindt en onderscheidt. In ons denken over de politiek moeten we altijd nagaan hoe we ons verhouden tot het aspect leven in het levende wezen. Ondermijnen wij het leven of laten we ons op verschillende en onvoorspelbare wijze verbinden. In het empoweren van relaties, met anderen woorden in het tevoorschijn brengen van relaties, dragen we het leven in ons politieke samenleven. Geen nuts-denken, geen use it or lose it. Er is geen sprake meer van to-belong or not-to-belong, maar, zoals Agamben het stelt, to be means to belong. Niet langer meer allochtoon versus autochtoon, geen illegaal versus legaal, geen land van herkomst versus land van aankomst. We maken allemaal deel uit van dezelfde ruimte, behoren tot hetzelfde web van verhalen en relaties. De vraag is simpel: zijn we bereid te engageren zonder oriëntatiepunten? Of nog simpeler: wanneer verdwijnen de detentiemuren van identiteiten?
6