Sessie 1: ‘Vluchten kan niet meer, je vleugels uitslaan wel.’ Werkgroep: 2 Werkgroepbegeleider: Jan Bonne Verslaggever: Marjolein Lassuyt Inleiding Tijdens het eerste referaat brengt Simon Boone ons op de hoogte van wat zijn onderzoek, in verband met sociale ongelijkheid in de oriëntering, precies inhoudt. We starten de eerste sessie met het voorstellen van onszelf, we zien hier onmiddellijk dat er een heleboel mensen aanwezig zijn met elk een verschillende functie. Dit zal ongetwijfeld tot interessante gesprekken leiden. Inhoudelijk: was alles duidelijk? Er zijn geen specifieke vragen over het referaat en de algemene conclusie is dat het referaat niet echt vernieuwend was. Interpretatie: wat heeft ons getroffen, geraakt, verrast …? Waarom? Een eerste groot punt is dat er toch nog steeds problemen worden vastgesteld met de informatieoverdracht. Zowel ouders als leerkrachten in het basisonderwijs zijn niet goed op de hoogte van het systeem van een middenschool, zij kunnen de leerlingen die doorstromen dus onvoldoende op de hoogte brengen. Wij, de middenscholen, steken er veel tijd in om zoveel mogelijk mensen op de hoogte te brengen. We nodigen basisscholen uit om op deze manier eens kennis te maken met het reilen en zeilen binnen de middenschool. Het feit dat zo weinig mensen op de hoogte zijn van wat een middenschool precies inhoudt, is dat de middenscholen moeten opboksen tegen de grote collegescholen. De middenscholen krijgen op deze manier hun ideeën niet snel verkocht. Het is een moeizaam proces maar we geven de moed niet op. Een volgende punt dat opduikt is het niveauverschil tussen een heterogene of homogene klasgroep. Het is zo dat je wanneer je de sterke leerlingen gaat samen zetten, het systeem goed rendeert, samen worden ze nog sterker. Toch zou het voor de zwakke leerlingen wel goed zijn dat ze samen zitten met sterkere leerlingen, zo geraken ze ook meer hogerop. Dit is echter niet zo vanzelfsprekend, het zijn vooral ouders die problemen maken. Ouders gaan ervan uit dat de sterke leerlingen moeten wachten op de zwakkere leerlingen. Zo zou het niveau dalen. Wij, als leerkrachten, gaan ervan uit dat differentiatie heel belangrijk is.
Ouders hebben vaak klachten en drijven soms hun eigen willetje door. Dit merken we ook bij het geven van adviezen. In de basisschool worden vaak al adviezen gegeven rond de studierichtingen in het secundair onderwijs. Daar wordt vaak al fout gekozen en op deze manier komt het kind snel in de problemen. Een voorbeeld: de leerkracht uit het basisonderwijs raadt de ouders aan om hun kind in de B-stroom te laten starten. De ouders kiezen toch voor de A-stroom, met als gevolg dat hun kind na het eerste trimester niet meer meekan en eigenlijk moet veranderen naar de B-stroom. In dit geval is het dus jammer dat de ouders niet onmiddellijk het advies opgevolgd hebben, zo moet het kind zich weer aanpassen in de nieuwe omgeving. Als laatste grote punt van dit eerste referaat hebben we het over de studiehouding die bij iedereen gestimuleerd moet worden. Van kleins af aan is het de taak van de leerkrachten alsook de ouders om de kinderen zoveel mogelijk te laten lezen. In deze maatschappij is het echter niet makkelijk om kinderen aan te sporen tot lezen, we leven in een maatschappij waar alles snel moet. Men zegt dat er geen tijd voor lezen is. Ouders willen vooral dat hun kind in de beste groep zit, dat hun kind zo veel mogelijk wordt uitgedaagd. Het is dus aan hen om hun kinderen reeds van op een vroege leeftijd op zoveel mogelijk vlakken te stimuleren. Transfer naar eigen middenschool. Er zijn zeker enkele tips die we kunnen meenemen naar onze eigen middenschool. Het is zo dat homogene groepen geen vloek hoeven te zijn, er hangt veel af van de manier waarop je met deze klas aan de slag gaat. Gemotiveerde leerkrachten die veel differentiëren zijn een must.
Werksessie 2 – ‘Schakelen naar een B-tere versnelling’ en ‘De draaglijke lichtheid van een basaal bestaan’ Inleiding Jan Tallon komt ons in het 2e referaat zijn mening geven over de individuele leerlijn en leerweg. Nadien geeft hij ook een korte reflectie op de nakende hervormingsplannen in het secundair onderwijs. Inhoudelijk: was alles duidelijk? Het referaat was niet zo makkelijk maar we hebben wel voldoende stof om verder over te discussiëren. We moeten het zeker hebben over de opmerking van Jan Tallon rond het afschaffen van het getuigschrift. Interpretatie: wat heeft ons getroffen, geraakt, verrast …? Waarom? Bij het eerste punt rond ‘afschaffen van het getuigschrift’ zijn er enkele voorstanders maar ook een heleboel tegenstanders. De meeste mensen willen het getuigschrift behouden. Wanneer er geen getuigschrift meer is, is er ook geen echt advies meer. De ouders zullen hun kinderen dan niet meer in 1 B laten starten en op deze manier zitten veel leerlingen in een foute richting. Een advies geven is niet dwingend, het is om de ouders te helpen in hun keuze met het oog op een goede toekomst voor hun kind. Er worden ook onderling een paar vragen gesteld om te weten hoe verschillend de middenscholen van elkaar zijn. Eén hiervan is de volgende: ‘hoe worden de taken van de leerkrachten verdeeld binnen de school zelf, zijn er leerkrachten die enkel lesgeven in de sterke klassen?’ Dit is ook wat afhankelijk van de leerkrachten zelf, sommige leerkrachten zijn echt gemaakt om les te geven aan de zwakkere leerlingen. Zij hebben engelengeduld en zijn klaar om er echt voor hen te zijn. Andere leerkrachten kunnen hier niet zo goed mee overweg en komen dan terecht in de sterkere klassen. In het algemeen worden de leerkrachten wel verdeeld over zowel A als B-stroom. Een volgende punt is heel belangrijk in deze hervorming. Namelijk wat vinden de leerkrachten zelf van het nieuwe systeem van de eerste graad? Het idee van één gemeenschappelijke graad is goed, het is voor de leerlingen ook interessant omdat ze zo op allerlei manieren worden uitgedaagd. Een eerste bedenking echter is dat de nadruk teveel op techniek ligt, niet alle leerlingen kunnen zich goed vinden in techniek. Misschien kan er nog wat grondiger nagedacht worden over andere onderwerpen, er zijn immers nog zoveel andere gebieden waar men creatief kan zijn. Een tweede bedenking vormt zich op financieel vlak. Door de nieuwe vakken waarbij men onder andere in labo’s zal werken, zal de structuur van de school moeten aangepast worden. De vraag hierbij is wie dit zal financieren.
Het is ook erg belangrijk hoe je de nieuwe richtingen gaat promoten naar de ouders toe. Het moeten namen zijn die erg aanspreken en waarbij iedereen zich een beeld kan vormen. Transfer naar eigen middenschool. De vernieuwing zal de leerlingen zeker aanspreken. In de meeste middenscholen zijn ze nu reeds projectgericht, ze laten de leerlingen vaak samenwerken rond actuele thema’s. Door de vernieuwingen kan hier nog dieper op ingegaan worden en zo kunnen ze op een andere manier van elkaar leren. De meeste leerkrachten zijn voorstander van het nieuwe systeem met het oog op een betere integratie.
Werksessie 3 – Van kiespijn en groeischeuten, de dingen die voorbijgaan. Inleiding Van Johan David en Walter Van Dam komen we in het laatste referaat hun visie te weten over de studiekeuze, schoolloopbaan en de oriëntering. Tijdens de werksessies komt telkens één van de sprekers onze werkgroep vergezellen en dit keer is dit Walter Van Dam. Inhoudelijk: was alles duidelijk? Alles van het referaat was duidelijk. Er kwam juist nog een voorstel van de middenscholen naar St.A.M toe. Ze willen graag dat de stappenplannen gedeeld worden via de website. Op deze manier is dit wat meer verhelderend naar hen toe. Interpretatie: wat heeft ons getroffen, geraakt, verrast …? Waarom? Een eerste grote vraag die onmiddellijk wordt gesteld, is: ‘zijn er voldoende kansen in vakken waarin leerlingen uitgedaagd worden om keuzes te maken?’ Kiezen gaat immers verder dan ‘wat je graag wil doen’. Wanneer je kiest, maak je een beslissing over je hele toekomst. We zien dat de middenscholen op een hele creatieve manier omgaan met het leren kiezen. Zo zijn er projectweken waarbij de leerlingen naar een nijverheidsschool gaan om hen eens te laten proeven van deze omgeving. Zo krijgen ze meer inzicht in de mogelijkheden die daar zijn. Er is ook sprake van uitwisseling met andere scholen, ze wisselen van school en komen met elkaars wereld in contact. Dit zijn enkele voorbeelden voor de leerlingen, het is echter niet alleen belangrijk om de leerlingen hierbij te betrekken. De ouders moet je immers ook in contact brengen met de school, ze moeten het hele concept van de school leren kennen. Ze moeten zelf op de school geweest zijn om alles visueel te kunnen voorstellen. Het is erg belangrijk om de leerlingen goed te ondersteunen terwijl ze een keuze maken. We moedigen ze ook aan om hierover met hun ouders te praten, op deze manier blijven ze hiermee bezig. Wanneer ze vragen hebben over een bepaalde richting kunnen we steeds terecht bij de leerkrachten, zo maken ze een betere beslissing. Tijdens het referaat waren er mensen uit het CLB aan het woord. Wij, de middenscholen, hebben ook een vraagje naar hen toe. Werkt de CLB-medewerker voor het CLB of voor de school? Het antwoord hierop is kort en krachtig, het CLB werkt niet voor de school maar voor de leerlingen en de ouders. De medewerkers van het CLB zitten ook bij het overleg en ze zijn meer geïntegreerd in de school zodat ze een betere band met de leerlingen kunnen opbouwen.
Transfer naar eigen middenschool. We moeten meer spelen met de beheersingsniveaus en niet met de hoeveelheden. Het is beter om de leerlingen elk op hun tempo te laten werken. De uitdaging is om stapsgewijs te werken en door middel van kleine stapjes zo ver mogelijk te geraken. Wanneer de leerlingen elk op hun niveau werken, komen ze het verst en zo zijn er geen leerlingen die nergens terecht kunnen.