1 / De meeste Aarschottenaren vluchten pas als het te laat is A. Vluchtelingenstroom doet onrust stijgen Dinsdag 18 augustus was een snikhete zomerdag. Al de hele voormiddag hoorden de Aarschottenaren vlakbij in het oosten het kanon bulderen. Na de doorbraak van de Getelinie door de Duitsers, stroomden vluchtelingen uit Halen, Schaffen, Diest, Scherpenheuvel, Zichem, Rillaar en Haterbeek toe. Karel Rutgeerts zag de uitgeputte sukkelaars gebukt onder den breedgevulden reiszak langs de Diestsesteenweg de stad intrekken: De steenweg van Aarschot op Diest, anders op dit ogenblik eenzaam en stil, is nu vol leven en beweging. De oorlog immers woedt, en het is hier een gedurig voorbijtrekken. Het nieuws van den optocht der vijandelijke troepen doet in de stad de ronde, en zelfs de minst vrezenden beginnen er angstig uit te zien.Talrijke vluchtelingen uit Diest en Scherpenheuvel hebben hunne haardsteden verlaten, ze gingen nu veiligheid zoeken in de door den vijand nog niet bezette landstreek. Het mannenvolk stapte zwijgend voort. Heffend en dragend: de vaders tilden de doodvermoeide zoontjes op den rug; de oudere broers en zusters gingen gebukt onder den breedgevulden reiszak, met eenige kleeren en hun beddegoed. De jongens speelden en gekscheerden niet meer, maar zwijgend ijlden ze voort. Druk en weedom lagen in hunne gelaatstrekken gegroefd, een gansche wereld van verdrukking woedde door hun ogen. Ze zagen de kronkelende vlammen hunne huisjes verteren en gansch rond hen hoorden zij nog het bulderend kanonvuur dat dood en vernieling spuwt. En waar zullen ze uitkomen?1 De onrust steeg. De angst greep de mensen naar de keel toen plots de eerste vluchtelingen in het stadscentrum opdoken en hun afgrijselijke verhalen vertelden. Karel Rutgeers schreef: Al in de vroege morgen stromen langs het Schaluin en de Lei, de verkeersaders die leiden naar Langdorp en Herselt in het Noorden en Diest in het Oosten, de vluchtelingen toe. De vluchtelingen worden opgevangen in het college, maar naar het schijnt zijn de klassen op al de verdiepingen vol. Er is geen plaats
meer. Het zijn vooral mensen uit de kanten van Halen en Diest. De Duitsers hebben hun huizen in brand gestoken en de bewoners mishandeld, iedereen heeft schrik.2 Miserabele stoet van vrouwen en kinderen Zo beschreef Richard Vermaelen, een 46-jarige schoenmaker uit de Peterseliestraat en vader van zes kinderen, na een verkenningstochtje door de stad de toestand voor zijn vrouw Louise, die zich met enkele buurvrouwen benieuwd afvroeg wat er juist aan de hand was. En om zijn woorden te onderstrepen, kwam in de Peterseliestraat een kar voorbij, voortgetrokken door een brabants paard, volgestapeld met pakjes en allerlei huishoudelijke voorwerpen en meubels, richting Leuvensestraat. Een miserabele stoet van vrouwen en kinderen volgde de regelmatige stap van het paard. Het zweet druppelde van hun gezicht, waarop de tranen al lang opgehouden hadden te vloeien. - Van waar komen jullie? vroeg een buur van Louise.
4. Richard Vermaelen (omstreeks 1895) Richard Vermaelen (° Aarschot, 29 april 1868 † Aarschot, 19 augustus 1914) was maatschoenmaker in de Peterseliestraat nummer 28. Hij was gehuwd met de Aarschotse Louise Van Cappellen, de dochter van een schoolinspecteur. Het echtpaar had zes kinderen.
17
5. Oscar Coomans (rechts) Oscar Coomans was op 17 juni 1913 gehuwd met Clémentine Fontaine, dochter van de Aarschotse notaris Gustave Fontaine en Alida Tielemans, de zus van burgemeester-brouwer Jozef Tielemans. Op de foto staat hij in uniform van de burgerwacht. In 1931 kreeg hij de vergunning om aan zijn naam de Brachène toe te voegen, naar de heerlijkheid Te Brachène bij Wemmel, die vanaf de 15de eeuw in het bezit was van zijn voorouders. Zijn grootmoeder aan moeders zijde was Zoé Catherine Marie Ghislaine van Male de Brachène. Op 11 oktober 1967 werd hij in de Belgische erfelijke adel opgenomen. Als wapenspreuk koos hij “Ambulate in dilectione” (Ga in liefde). Oscar Coomans werd in na de oorlog burgemeester van de stad. 6. Krantenbericht Nogal wat Aarschotse gezinnen hadden tijdig – nog voor de komst van het Duitse leger in de stad – een veilig onderkomen in Brussel gezocht. De Nederlandse krant “Het Nieuws van den Dag” van 19 augustus 1914 meldde al de aankomst van vluchtelingen uit Aarschot en Diest op 18 augustus.
7. “Belgische vluchtelingen” Prentbriefkaart. Mensen vluchten met hebben en houden weg voor de Duitse terreur.
18
- Van Scherpenheuvel. Onze boerderij werd afgebrand, antwoordde de vluchtelinge. - Ik zal jullie wat water en brood voor de kinderen gaan halen, zei de buur. Andere vluchtelingen kwamen aan, hun spullen op de schouders. Weldra was er een continue vloed. Kruiwagens, fietsen, karretjes getrokken door honden - alles was goed om de karige zaken te transporteren die de families poogden uit de handen van de invaller te redden.3 Blijven of vluchten was nu de verscheurende vraag die zich aan arm en rijk opdrong.
Welvarende burgers met een beurs geld en een kennissenkring in de vreemde vonden gemakkelijker een veilig vluchtoord dan de gewone man, die met vrouw en kinderen te voet de baan op moest om als haveloze zwerver te gaan ronddolen.
Coomans, brengt zijn gezin in veiligheid Oscar Coomans, de latere burgemeester van Aarschot, schreef in zijn dagboek: Vluchtelingen van de streek rond de Gete doen ons het verhaal van onverhoedse vlucht. De vijand komt vooruit en nadert Aarschot. Uit voorzorg geef ik mijn vrouw de raad in te trekken bij mijn ouders die nabij de Hallepoortlaan in Brussel wonen. Ze zal er veilig zijn en ze kan er ook de kleine Guy laten verzorgen, die sedert enkele dagen problemen heeft met zijn ingewanden. Die laatste reden doet haar beslissen om Aarschot te verlaten. Ik rijd in de voormiddag met hen met de trein mee naar Brussel en keer ’s avonds met de trein terug. Ik wilde immers mijn schoonouders niet alleen in Aarschot achterlaten, gezien hun gezondheidstoestand en hun leeftijd.4 Maar hoe groot de schrik ook was, bang afwachten leek de meeste Aarschottenaren toch beter dan vluchten. Vluchten betekende immers huis en bezittingen onbeheerd
achterlaten. De ellende van de voorbijtrekkende vluchtelingen, van wie velen op de berm van de spoorwegbrug in open lucht de nacht doorbrachten, gaf bij de meesten de doorslag om met een bang hart de komst van de vijand af te wachten. Misschien viel het allemaal nog wel best mee. Bovendien waren de burgemeester en zijn gezin, zijn broer Emiel en de notabelen toch ook gebleven. En burgemeester Tielemans was een voorzichtig man. Hij zou zijn burgers wel voor het ergste behoeden. Niet iedereen kon trouwens zo maar op de vlucht slaan. Familie Patteet heeft geen keuze Lucas Patteet, afkomstig uit Rillaar, herinnerde zich: Op dinsdag 18 augustus in de namiddag trok heel de Motte en Rommelaar voor ons deur op vlucht voor de naderende vijand. Wij bleven thuis : met acht kinderen, waarvan de oudste pas 15 jaar en het 9de op komst. In gewone omstandigheden spreekt men in dit geval van een “blijde verwachting” voorzeker als de
8. Lucas Patteet Lucas Patteet (° Rillaar, 10 juli 1905 † Aarschot, 7 februari 1992.) was negen jaar toen de oorlog uitbrak. Hij was het vierde kind van negen van landbouwer Petrus Dominicus Patteet van Rillaar en Maria De Kock, afkomstig uit Langdorp. Het negende kind, Clémentine Patteet, (° Rillaar, 29 augustus 1914 † Etterbeek 23 juni 1966) werd kloosterzuster zoals haar oudere zus Rosa. Lucas zelf was pater-picpus.
9. “De exodus” (eind 1914) Belgische propagandaprentbriefkaart.
19
bevalling kan gebeuren in een veilige thuis, waar ge alles bij de hand hebt om u te behelpen. Thuis blijven, oordeelde vader is nog het beste, kome wat er wil.5
De familie Patteet bleef dus noodgedwongen thuis. Clémentine, het negende kind, werd geboren op 29 augustus 1914.
10. Eerste bladzijde uit het dagboek “Mijne Vlucht” van weduwe Louise Van Cappellen In haar zorgvuldige handschrift beschreef Louise Van Cappellen in eenentwintig dicht bij elkaar geschreven bladzijden haar belevenissen nadat haar man Richard Vermaelen op 19 augustus 1914 met een groep mannen vanop de Grote Markt door de Duitsers werd weggevoerd. Zij vertelt hoe ze de daaropvolgende weken in het bezette Aarschot doorbracht en over haar gedwongen voettocht naar Leuven met haar zes kinderen. Lange tijd leefde zij met de valse hoop haar man levend terug te vinden. Uiteindelijk vluchtte ze naar Antwerpen waar ze nog aan boord geraakte van één van de laatste boten naar Amsterdam. Over de vlucht vinden we weinig dagboeken terug. Een en ander heeft te maken met analfabetisme. Anderzijds hadden vluchtelingen andere zorgen aan het hoofd. Vele van de getuigenissen werden pas later opgeschreven, meestal door de kinderen of de kleinkinderen die de “verhalen” van hun ouders-grootouders eerder zagen als een deel van hun familiegeschiedenis en niet meteen als een getuigenis.
20
b. Gedwongen exodus van 20 augustus
1. Verdreven uit het centrum Zwerftocht van Louise Vermaelen en haar kinderen Na de wegvoering van hun mannen naar de executieplaatsen aan de Leuvensesteenweg stonden de vrouwen met hun kinderen nog urenlang op de Grote Markt. Louise Van Cappellen, de echtgenote van schoenmaker Richard Vermaelen schreef in haar dagboek: Wij wierden allen naar de markt geleid, daar aangekomen riepen de duitschers de mannen alleen en de vrouwen alleen; mijn man dien had zijn jongen van 3 ½ jaren op zijnen arm; hij heeft hem naast mij gezet; dat was ’t laatst, nog geen vaarwel kunnen zeggen, zoo moeten scheiden van malkaar, dit is te wreed, wat is den oorlog toch verschrikkelijk voor degenen die er slachtoffer van zijn. Al de vrouwen en kinderen moesten op de markt blijven staan; ik stond er met zes kinderen, de oudste een meisje van 10 jaar, een meisje van 9 jaar, een meisje van 7 jaar, een jongen van 3 ½ jaren, een meisje van 2 jaar en een jongetje van 9 maanden.6 Rond 3 uur ’s morgens mochten vrouwen en kinderen eindelijk terug naar huis. Maar thuis was de voordeur opengebroken en liepen dronken Duitse soldaten rond. Jonge vrouwen met kleine kinderen zochten steun en veiligheid bij elkaar en troepten ergens samen. In de Peterseliestraat trok de hele buurt naar de ijzerwinkel van mevrouw Van de Plas op de Oude Veemarkt. Tussen een veertigtal vrouwen en kinderen bevond zich ook Berthe Hubert, de echtgenote van burgemeester Tielemans, die door de Duitsers ijverig werd gezocht. Louise Vermaelen-Van Cappellen noteerde hoe Duitse soldaten ’s morgens vrouwen en kinderen langs de Diestsesteenweg uit de stad wegdreven en hoe voor haar en haar zes kinderen de zwerftocht begon: Tegen den morgen dachten wij ieder naar ons huis terug te keeren7, toen rond 8 uren duitsche soldaten binnengeloopen kwamen en zegden dat wij seffens de stad moesten verlaten; want dat de stad in brand gestoken wierd; in allerhaast zonder iets te kunnen mede te ne-
men, op de vlucht, waar naartoe dat wisten wij niet. Onderwegen kwamen wij niet als nog altijd duitsche troepen tegen, aaneen moesten wij onze armen omhoog steken ten teeken van overgave. Het kleine meisje van 10 jaar, het was warm, moest de kleine van 2 jaar dragen, haren anderen arm omhoog houden, zij kon bijna niet voort, de kinderen waren allen zo bang. Onderwegen zagen wij niets, alles was doodstil, hier en daar doode soldaten, daar stukken hoeden, ransels, schoenen, geweren die stuk waren, alle huizen die aan den steenweg stonden waren allen afgebrand; koeien en varkens hoorden men schreeuwen en liepen langs alle kanten rond, menschen zagen wij niet, niets als verwoesting. Na een uur gaans hebben wij ons in binnenwegen begeven; kwamen wij aan ene hoeve waar wij mochten verblijven.Tegen den avond rond 4 uren als wij dachten van mogen gerust te zijn, komen er toch wel 300 duitschers naar de hoeve, wij zaten allen in den boomgaard, er was seffens eene overheid die tot bij ons kwam en zegden dat de dame van den Burgemeester
11. Doodsprentje Richard Ver maelen Richard Vermaelen werd op woensdag 19 augustus samen met andere Aarschotse mannen door de Duitsers weggevoerd. Toen zijn echtgenote Louise daarop met haar zes kinderen de stad uitvluchtte, wist zij niet dat haar man die nacht doodgeschoten was. Dat kwam zij pas later te weten. 12. Waanzinnig van droefheid Krantenartikel in de Nederlandse krant “Tilburghsche Courant” van 21 augustus 1914.
21
13. Louise Vermaelen-Van Cap pellen met haar zes kinderen Foto genomen in Amsterdam tijdens de zomer van 1915: (v.l.n.r.) onderaan: Julia, Richard en Victor, (boven) Maria, Elvire, Louise (moeder) en Marguerite.
22
zich in ons midden bevond en dat wij ze seffens moesten bekend maken, niemand antwoordde, eindelijk kwam er eene dame vooruit en sprak in den naam van ons allen; dat wij de dame van den Burgemeester niet kenden en dat zij tusschen ons zich niet bevond. Hij zegde dat wij in den boomgaard moesten blijven en dat wij zouden bewaakt worden en indien wij de waarheid niet zegden, dat zij de moeders zouden doodgeschoten hebben en de kinders alleen gelaten, men kan denken wat bange uren wij daar doorgebracht hebben, al de mannen die de duitschers daar in de buurt vonden wierden allen gevangen nomen en op de schelft eene plaats boven de schuur bij malkander geduwd maar daags nadien werden zij allen losgelaten. Tegen 7 uren ’s avonds moesten wij allen binnen in de hoeve gaan er wierd ons eene plaats aangewezen, waar wij allen onze nacht moesten doorbrengen, cement steenen moesten dienen tot rustplaats van de kinderen en voor ons ook. In die plaats moest groot licht
blijven dat de duitschers ons minste beweging konden waarnemen. Aan de deur stond eene wacht duitsche soldaten, indien wij ’s nachts tot aan de deur kwamen, wierden wij doodgeschoten; ik dacht dat de dag nooit ging aanbreken, slapen was onmogelijk de kinderen rusten ook niet; wij hadden allen honger en eten was er niet te krijgen; wat waren wij allen blijde als de morgend aanbrak. Onze kinderen vroegen naar eten en er was niets om hun te geven, wij wisten niet hoe wij daar zouden weggeraakt hebben, niemand durfden de duitsche overheid aanspreken, wij waren gevangen. Eindelijk nam ik toch de stoutheid aan eene overste aan te spreken, hij kon gelukkig wat fransch spreken. Ik vroeg hem voor naar Werchter te mogen gaan dat mijne Zuster daar woonde, dat mijne kinderen schreeuwden van honger; hij stond wat na te denken en stemde toe. Zoodus wij vooruit met nog 2 andere dames met verscheidene kinderen. Onderwegen hadden er buitenlieden medelijden met ons, die ons eten en te drinken gaven en die de kinderen die niets aan hunne voetjes hadden een paar oude schoentjes gaven. Dan zijn wij naar een dorp gegaan bij kennissen waar wij 2 dagen verbleven hebben; dan kwam men ons vertellen indien wij terugkeerden naar Aerschot, dat wij onzen man mochten gaan halen in de kerk dat zij daar opgesloten waren en indien de vrouwen hen kwam halen dat zij dan mochten mede naar huis komen. Vol moed naar huis het was stikkend heet, onze kinderen liepen, zij waren toch zo blijde hunnen Vader te kunnen gaan halen. In Aerschot gekomen gingen wij seffens naar de kerk maar hij was er niet te vinden. De duitschers zegden ons dat er mannen aan ’t werk waren voor hen en dat zij tegen den avond terug kwamen, tegen den avond zijn wij terug gaan zien maar hij was er niet te vinden. Dan zijn wij toch in Aerschot gebleven met het gedacht van onzen man terug te vinden. Zoo hebben wij 3 weken tusschen de duitschers geleefd, op straat durfden wij niet te komen, tegen den avond moesten wij dikwijls naar de kerk gaan om de nachten daar door te brengen; soms wierden wij daar dan voor 2 dagen opgesloten en dan moesten wij leven van wat oud brood en dikwijls beschimmeld en wat water dat de duitsche soldaten ons gaven, voor onze kinderen hadden wij dan een stuk oud tapijt gevonden waar zij hun moesten op neerleggen.8
Weduwe Tielemans en dochter Florence gezocht Uit de verklaring van mevrouw TielemansHubert voor een Belgische Onderzoekscommissie in Antwoord op het Duitsche Witboek Die völkerrechtswidrige Führung des belgischen Volkskriegs (1916): Rond 2 uur werd ons gezegd: ”De vrouwen mogen terug naar huis.” Daar mijn huis nog vol soldaten was, heb ik de gastvrijheid van een buurvrouw aangenomen. Nauwelijks waren wij daar of de Duitschers kwamen ons zeggen dat wij onmiddellijk de stad moesten verlaten: zij zou beschoten worden. Wij moesten vluchten langs den kant van Rillaer. Met een vijftigtal vrouwen en kinderen hebben wij een weg moeten opgaan, die bezaaid lag met lijken van arme Belgische soldaten, van burgers, van paarden, tusschen afgebrande huizen door; onderweg ontmoetten wij honderden auto’s met Duitsche officieren, wier dapperheid zich alleen hierin uitte, dat zij een revolver gericht hielden op vrouwen, die zelfs geen geld meer op zak hadden om zich eenig
brood aan te schaffen! Eindelijk na een uur gaans, hebben wij een nog ongehavende boerderij bereikt. Pas waren wij er, of een Duitsche patrouille gaf ons bevel in groep stil te staan in een weide, onder verbod van nog weer op de boerderij te komen. Eerst zeer laat in den avond hebben wij op de hoeve mogen komen, maar dan mochten wij er niet meer af. Tot 8 uur hebben wij er moeten blijven staan. Ondertussen namen de Duitschers de mannen gevangen, woonden het afscheid van echtgenooten en vrouwen bij en deden dan hun slachtoffers vooruit gaan; 300 meters verder, lieten zij ze weer los. Toch vroegen zij nog eerst of de vrouw van den burgemeester van Aarschot ook in de groep was. Er werd hun geantwoord van neen en mijn pas werd verscheurd. Na hun heengaan, heb ik het naburige dorp kunnen bereiken, waar vrienden mij met levensgevaar hebben verdoken en gezorgd hebben dat ik in Holland kon komen.9 Van dorp tot dorp moest zij vluchten. De hoeve waar weduwe Tielemans haar intrek nam, lag op het gehucht Nopstal, en hoorde toe aan het gezin Van de Plas. Naderhand
14. Maria Damen helpt weduwe Tielemans vluchten Op de achterkant van deze foto uit het Stedelijk Museum Aarschot staat volgende tekst: “Maria D.... uit G... (moeilijk leesbaar). Deze vrouw was het die zich ontfermde over de Burgemeesters-vrouw (Augustus 1914) en haar met veel gevaar hielp te ontvluchten en naar Nederland hielp in gezelschap van Van Roosts uit Werchter en tot Bergen op Zoom hielp.” Het gaat hier over de Nederlandse Maria Damen (° Loon op Zand, 27 februari 1870), op 7 december 1895 gehuwd met Eduardus Van Gestel (° Mechelen, 24 september 1871), die burgemeestersweduwe Berthe Tielemans-Hubert en haar dochter naar Nederland hielp vluchten. Eduard Van Gestel kwam uit een familie van marktzangers en leurders. Hij woonde met zijn vrouw in de Nieuwstraat. Felix Van Roost (° Werchter, 6 maart 1842 † Hulst in Nederland, 23 juni 1916) was zoals Jozef Tielemans burgemeester en brouwer. Hij startte de brouwerij “De Palmboom” in Werchter. Hij werd vooral bekend door de bieren Jack-Op. 15. Berthe Tielemans-Hubert en dochter Florence Op de foto links Berthe Hubert (° 1870 † 1936). Zij trouwde met brouwer Jozef Tielemans. Rechts haar dochter Florence.
16. Villa Rosa (rechts) Huis (1904) in Onze-Lieve-Vrouw-Tielt van dokter Henri Goyens en zijn uit Diest afkomstige echtgenote De Cooman. Na hun vlucht uit Rillaar kregen weduwe Tielemans-Hubert, haar dochter en nog enkele vrouwen eerst onderdak bij pastoor Meeus op de pastorij van de Onze-Lieve-Vrouwparochie in Tielt. Hij was een echte zielenherder en vaderlander. De pastorij lag in de Sint-Annastraat, vrij afgelegen en omringd door een slotgracht. Omdat men op de pastorij wist dat de burgemeestersweduwe en haar dochter gezocht werden, vluchtten ze vermomd, elk langs een andere weg naar het huis van dokter Goyens. Hier verstopten ze zich gedurende verscheidene dagen om dan verder te vluchten naar de familie De Cooman in Diest.
23