Samen werken aan werk
Visie- en afsprakennota bij de samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse VI (via het NIC), het RIZIV, GTB en de VDAB
Deze nota bevat de operationele visie en concrete afspraken in uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst die in juni 2012 werd afgesloten tussen bovengenoemde partners. Deze partners zijn hiervoor vertegenwoordigd in een Vlaamse Stuurgroep. Deze stuurgroep zal ook zorgen voor opvolging, evaluatie en eventuele bijsturing van deze nota en de samenwerkingsovereenkomst.
Twee eerdere samenwerkingsovereenkomsten werden afgesloten in 2009 en 2011 . In 2009 werd een intentieverklaring afgesloten tussen de VI, de VDAB en GTB, vooral in functie van een betere samenwerking en communicatie. Het akkoord dat begin 2011 werd afgesloten tussen het RIZIV en de VDAB (beter bekend als “het pilootproject”) is een bijzondere toepassing van de “Beroepsherscholing” zoals voorzien in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (Art 109bis).
Na evaluatie van de opgebouwde samenwerking ontstond de nood aan een nieuwe overeenkomst die voortbouwt op de twee vorige, maar tegelijkertijd probeert om een antwoord te bieden op een aantal vastgestelde knelpunten.
1/11
1. De doelgroep 1.1 Algemene omschrijving Eén van de belangrijkste vaststellingen bij de evaluatie van de twee eerste overeenkomsten betrof de afbakening van de doelgroep. Daar waar in de samenwerkingsovereenkomst met de VI gekeken wordt naar een brede doelgroep, is die voor de toepassing van de afspraken rond het pilootproject veel beperkter. Het spreekt voor zich dat de partners bij de uitwerking van deze samenwerkingsovereenkomst steeds rekening moeten houden met de wetgevingen die gelden, zowel op het federale, als op het Vlaamse niveau. De brede doelgroep voor de huidige samenwerkingsovereenkomst wordt dan ook omschreven als volgt: Een arbeidsongeschikt erkende persoon in een traject naar werk is een persoon die: gemotiveerd is om stappen naar werk te zetten; erkend arbeidsongeschikt is (primaire ongeschiktheid of invaliditeit) zoals omschreven in de federale wetgeving van toepassing; het akkoord heeft van de adviserend geneesheer om stappen naar werk te zetten; ingeschreven is bij de VDAB en nood heeft aan een trajectmatige begeleiding zoals de VDAB of GTB die kan aanbieden.
In deze samenwerkingsovereenkomst willen we bovendien blijven vertrekken van de “brede” kijk op werk. “Werken” betekent in deze context dus dat men participeert aan een arbeidscontinuüm dat kan variëren van onbetaald naar betaald werk, van een activiteit in het sociaal economisch naar een activiteit in het normaal economisch circuit, van enkele uren per week naar een voltijdse job.
2/11
1.2 Het statuut van de arbeidsongeschikte persoon in een traject naar werk Personen die erkend arbeidsongeschikt zijn, zijn (conform de wetgeving) niet meer in staat om hun vroegere job uit te oefenen omwille van een medische problematiek. In functie van een terugkeer naar werk moet dus de overweging gemaakt worden : “Wat is er nodig om ervoor te zorgen dat de mogelijkheden van de persoon voldoende zullen toenemen om opnieuw aan het werk te gaan?” Soms kan de oplossing gevonden worden in de aanpassing van de werkomgeving, soms is een oplossing alleen mogelijk via het werken met de persoon en zijn/haar competenties In deze paragraaf omschrijven we de verschillende mogelijkheden. 1.2.1 De medische behandeling Voor sommige personen zal de behandeling of de evolutie van de medische problematiek ervoor zorgen dat terugkeer naar werk mogelijk wordt. Concreet betekent dit dat zij op een bepaald moment arbeidsgeschikt verklaard zullen worden. Indien er nog een contract is met een werkgever zal deze persoon opnieuw aan de slag gaan bij die werkgever. Indien er geen contract meer is met de werkgever wordt deze persoon werkzoekend. Deze laatstgenoemde groep valt van dan af in de groep van “werklozen” en voldoet niet meer aan het eerste criterium van de doelgroepafbakening onder 1.1 Zij worden met andere worden ook niet meegenomen in de context van de samenwerkingsovereenkomst. 1.2.2 De arbeidsomgeving en/of –omstandigheden Voor een aantal personen hangt de problematiek en dus ook de arbeidsongeschiktheid samen met de arbeidsomgeving. Deze mensen zouden, met andere woorden, opnieuw kunnen gaan werken in een job die aansluit bij hun competenties, indien zij in een aangepaste werkomgeving of in aangepaste arbeidsomstandigheden terecht zouden kunnen komen.
3/11
Mogelijke acties voor personen die nog een contract hebben met hun vorige werkgever kunnen zijn: -
samen met de werkgever zoeken naar aanpassingen (materiële en immateriële) om werken opnieuw mogelijk te maken. Materiële aanpassingen zijn bijvoorbeeld de BTOM’s van de VDAB, ACTIVA, arbeidspostaanpassing… Onder immateriële aanpassingen verstaan we bijvoorbeeld een aangepast uurrooster (anders georganiseerd, minder uren, …). In Vlaanderen wordt de begeleiding in het zoeken naar oplossingen soms aangeboden door een trajectbegeleider, somsdoor een opleidingsinstantie (indien inwerking in de aangepaste werkomgeving, of leren werken met de nieuwe hulpmiddelen, een intensievere begeleiding nodig maakt).
-
samen met de werkgever zoeken naar een andere job die de persoon in het bedrijf zou kunnen uitoefenen. Het is inderdaad niet steeds mogelijk om bij de werkgever de werkomstandigheden aan te passen terwijl er wel een intentie is van het bedrijf om de arbeidsongeschikte werknemer terug actief te laten zijn op de werkvloer. Concreet betekent dit vaak dat de begeleider samen met de persoon en zijn werkgever op zoek gaat naar een andere functie. Dit geeft vaak aanleiding tot het volgen van een opleiding.
-
zoeken naar een andere werkgever. Indien er binnen het bedrijf geen mogelijkheden zijn om de job aan te passen, en er ook geen andere functies beschikbaar of haalbaar zijn, dan kan er gezocht worden naar een andere werkgever. In het meest ideale geval gaat het hier om het zoeken naar een job die volledig aansluit bij de opleiding en/of ervaring van de persoon, en zal de begeleiding bestaan uit bijvoorbeeld een screening, een oriënterende stage, een trajectbegeleiding, sollicitatiebegeleiding. Wanneer dergelijke jobs echter niet beschikbaar zijn op de vacaturemarkt kunnen een opleiding en vacature-gerichte stages of een IBO/GIBO aangewezen zijn.
4/11
Voor personen die geen contract meer hebben met hun vorige werkgever of waarbij een terugkeer naar de vorige werkgever omwille van de medische problematiek niet aangewezen is, zal steeds gezocht moeten worden naar een nieuwe werkgever. De intensiteit van de begeleiding en de nood aan opleiding zal ook hier bepaald worden door elementen die te maken hebben met de problematiek, maar ook arbeidsmarkt-aspecten spelen een rol. -
Voor de personen die competenties hebben die aansluiten bij de criteria van de vacatures die beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt zal een begeleiding volstaan;
-
voor personen die competenties hebben die niet direct aansluiten bij de vraag van de arbeidsmarkt zal een opleiding georganiseerd moeten worden, zodat zij de competenties verwerven die actueel inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt.
1.2.3 De competenties Voor een aantal personen zal een tewerkstelling alleen mogelijk zijn, indien hij/zij nieuwe competenties verwerft. Een opleiding is met andere woorden een noodzaak om stappen (terug) te zetten richting werk. Het kan hierbij gaan om een terugkeer naar de vroegere werkgever (in een andere job), of een nieuwe werkgever. 1.3 Maatwerk Uit wat beschreven wordt onder 1.2 kunnen we concluderen dat er niet steeds een rechtlijnig verband is tussen de drempels voor tewerkstelling en de oplossing die kan aangeboden worden om de drempels weg te werken. De oplossing zal steeds gevonden worden in maatwerk, met andere woorden: een combinatie van acties die afgestemd zijn op de mogelijkheden en de beperkingen van de personen in kwestie en het spel van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. De huidige wetgeving van het RIZIV maakt echter wel een onderscheid in doelgroep en mogelijke acties op basis van de persoonskenmerken alleen. Deze visie zorgt voor verwarring op het werkveld en verhindert een vlotte samenwerking. De trajectvoorstellen, beschreven onder punt 2 zijn een antwoord op deze conclusie en moeten het mogelijk maken dat een duidelijke communicatie en een resultaatsgerichte samenwerking tussen de verschillende partijen die de samenwerkingsovereenkomst onderschrijven, mogelijk wordt.
5/11
2. Het traject naar werk 2.1 De onderdelen van een traject Een traject wordt, in het kader van de samenwerkingsovereenkomst, opgedeeld in 2 delen: -
Een oriënterende module Een uitvoerende module
In een oriënterende module wordt in eerste instantie bekeken of de persoon behoort tot de doelgroep die we voor ogen hebben in de samenwerkingsovereenkomst. Bovendien wordt alle informatie verzameld die nodig is om een traject uit te voeren. De acties binnen deze module zullen steeds een trajectbepaling inhouden, maar ook een screening, een oriënterende stage en/of een psychologisch onderzoek behoren tot de mogelijke acties. De oriëntering wordt afgesloten met het opmaken en bespreken van een verslag met de resultaten en een advies over de acties die nodig zullen zijn in de uitvoerende module van het traject. In de uitvoerende module kennen we globaal gezien twee soorten trajecten: -
-
Een basistraject, waarin vooral trajectbegeleiding en ondersteuning bij het solliciteren wordt aangeboden, eventueel aangevuld met het adviseren en aanvragen van tewerkstellingsondersteunende maatregelen. Een opleidingstraject, waarin naast de basis-acties ook een opleiding wordt voorzien. Deze opleiding kan verschillende vormen aannemen: het kan gaan om een opleiding in een opleidingscentrum, een opleiding op de werkvloer (bijvoorbeeld begeleid door een GOB), een stage, een IBO, een GIBO.
2.2 De verantwoordelijkheid van de verschillende partners en de onderdelen van het traject Of een traject nodig is, en welk soort traject er nodig is, wordt bepaald in de oriënterende module van het traject. De verantwoordelijkheid van de verschillende partners zal in deze fase vooral liggen bij een correcte en vlotte doorverwijzing, een duidelijke en volledige communicatie en een engagement tot uitwisseling van informatie. In de oriëntering zal het partnerschap minimaal bestaan uit de arbeidsongeschikte persoon, zijn/haar adviserend geneesheer en de trajectbegeleider. Indien andere diensten ingezet worden, zullen ook deze diensten deel uitmaken van het partnerschap.
6/11
Een verdere concretisering van de rol van elke partner in de oriënterende fase van het traject: -
de adviserend geneesheer doet de eerste inschatting van het feit of iemand klaar is voor het zetten van stappen naar werk en bespreekt dit met de persoon in kwestie. De adviserend geneesheer beslist of, in functie van het traject naar werk, een trajectmatige aanpak nodig is. In dit geval verwijst de adviserend geneesheer de persoon naar de werkwinkel;
-
de werkwinkelconsulent onthaalt de werkzoekende “warm” en zorgt voor een correcte doorverwijzing naar de trajectbegeleider;
-
de trajectbegeleider bepaalt, in nauw overleg met de adviserend geneesheer en de werkzoekende, welke stappen nodig en mogelijk zijn en doet hiervoor, indien nodig, beroep op andere partners zoals bijvoorbeeld de GA of de dienst gespecialiseerde screening van de VDAB.
In de uitvoerende module van het traject kan het partnerschap verder uitgebreid worden. De partners dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de begeleiding en de dienstverlening. Een eerste concretere omschrijving van de verantwoordelijkheden van de verschillende partners: -
de trajectbegeleider houdt de adviserend geneesheer op de hoogte van het verloop van het traject. Ook in het geval andere partners betrokken worden bij de uitvoering van een aantal modules, blijft de trajectbegeleider de prioritaire communicatiepartner in het verdere verloop van het traject;
-
de adviserend geneesheer is verantwoordelijk voor het opvolgen van het traject op micro-niveau en het geven van feedback op de informatie die de trajectbegeleider overmaakt. Bovendien is hij/zij de enige communicatiepartner voor het RIZIV.
-
de HCGRI van het RIZIV heeft de verantwoordelijkheid om op macroniveau te waken over de kwaliteit van de trajecten en het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen.
-
De HCGRI heeft steeds het recht om in functie van de kwaliteitsbewaking bijkomende vragen naar informatie te stellen aan de adviserend geneesheer.
7/11
3. De procedure
De verschillende stappen van de procedure worden beschreven in de folder voor doelgroep en begeleiders “7 stappen naar werk”: -
Klaar voor stappen naar werk? Invullen aanmeldingsformulier Ondertekenen aanmeldingsformulier Uittekenen van een traject Een trajectovereenkomst … Het traject … De evaluatie …
Elke partner binnen het samenwerkingsverband engageert zich om, volgens de eigen kanalen maar conform de afspraken die gemaakt werden in het communicatieplan dat in gezamenlijk overleg zal ontwikkeld worden, alle nodige informatie rond deze procedure te communiceren naar de medewerkers op de werkvloer. De instrumenten die in functie hiervan nodig zijn zullen gezamenlijk ontwikkeld worden.
8/11
4. De financiering
Aan de VDAB wordt een contingent toegekend van 200 oriënterende modules aan 2500 € per module en 100 opleidingstrajecten aan 10.000 € per module. Per persoon die behoort tot de doelgroep kan slechts één oriënterende en één opleidingstraject worden ingezet. Dit contingent is, bij volledige benutting van de middelen, éénmaal per jaar uitbreidbaar met opnieuw 200 oriënterende en 100 opleidingstrajecten. In de oriënterende module zijn steeds voorzien: -
Een intake Een screening Een trajectbepaling
Indien uit de oriëntering blijkt dat een basistraject volstaat voor het bereiken van de doelstellingen, dan wordt het traject uitgevoerd in een partnerschap tussen de VDAB, GTB en de VI. Er is dan met andere woorden geen procedure via het RIZIV. Indien uit de oriëntering blijkt dat een opleidingstraject nodig is om de doelstellingen te bereiken, dan bezorgt de trajectbegeleider de nodige informatie aan de adviserend geneesheer. De informatie bevat minimaal volgende elementen: -
Belangrijkste conclusies van de oriëntering Omschrijving van de acties die aan bod zullen komen in het traject
De adviserend geneesheer spreekt zijn goedkeuring uit en communiceert deze naar het RIZIV en de trajectbegeleider van VDAB of GTB. Jaarlijks zal een nacalculatie en evaluatie gebeuren van de gemaakte financiële afspraken. Op basis van de getrokken conclusies kan het financieringsplan in dit hoofdstuk, na overleg met alle betrokken partners, bijgestuurd worden.
9/11
5. De monitoring-informatie
De verschillende bij de samenwerkingsovereenkomst betrokken partners engageren zich om gepaste en voldoende monitoringinformatie ter beschikking te stellen, zodat een correcte opvolging van kwaliteit en kwantiteit mogelijk wordt.
De VDAB zal in functie van evaluatie per kwartaal volgende informatie ter beschikking stellen aan het RIZIV en het NIC: -
aantal nieuwe aanmeldingen van de in 1 beschreven doelgroep aantal personen die gestart zijn in een oriënterende fase aantal personen die een oriëntering afgerond hebben aantal personen die het advies “basistraject” hebben gekregen aantal personen die het advies “ opleidingstraject” hebben gekregen aantal personen die een opleiding gestart zijn aantal personen die een opleiding beëindigd hebben andere generieke kenmerken van de doelgroep: geslacht, leeftijd, woonplaats resultaat van het traject, gemeten op een bepaalde datum.
Indien nodig zal onderzocht worden op welke manier gegevens van de verschillende organisaties uitgewisseld of gekoppeld kunnen/moeten worden.
10/11
6. De inspannings- en resultaatsverwachtingen
Alle partners engageren zich om te streven naar een verbetering van de kwaliteit in de samenwerking, en een verbetering van de kwaliteit van de begeleiding van de doelgroep om op die manier tot een betere activering naar werk te komen.
6.1 Inspanningsverwachtingen Het is duidelijk dat vooral ten aanzien van de VDAB, die extra financiering ontvangt voor de uitvoering van deze samenwerkingsovereenkomst, duidelijke inspanningsverwachtingen gesteld worden. De verwachting wordt uitgedrukt in een aantal op te starten oriënterende en opleidingstrajecten op jaarbasis. Doelstellingen: - De VI engageren zich om jaarlijks minimaal 300 personen door te verwijzen naar de Werkwinkel. - De Werkwinkel engageert zich om jaarlijks minimaal 200 personen op te nemen in een oriënterende module. - De VDAB, GTB en hun partners engageren zich om jaarlijks minimaal 100 personen te begeleiden naar betaalde arbeid via een opleidingstraject.
6.2 resultaatsverwachtingen De resultaten voor deze samenwerkingsovereenkomst moeten, om tegemoet te komen aan de doelstellingen van alle betrokken partners, beschreven worden op verschillende manieren: -
-
De uitstroom naar betaald werk (doelstelling GTB, VDAB): 50% De uitstroom naar (betaald of onbetaald) werk, in combinatie met een (gedeeltelijk) behoud van de ZIV-uitkering (doelstelling GTB, VDAB, VI, RIZIV): 30% De geheel of gedeeltelijke uitstroom uit de arbeidsongeschiktheid (doelstelling RIZIV, VI): 80%
Het al dan niet behalen van de vooropgestelde resultaatsverwachtingen is onderwerp van een jaarlijkse evaluatie en kan resulteren in een bijsturing van de overeenkomst.
11/11