Deel I
Visie/Uitgangspunten Sociaal Domein regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden: Gemeenten: -
Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld-Giessendam Leerdam Molenwaard Zederik
Stuurgroep Samenwerken in Participatie: 20 oktober 2013
Inhoud:
1. Inleiding
2
2. Leeswijzer
2
3. Meedoen (naar vermogen) als doelstelling
3
4. Visie op de transities
4
5. Betekenis voor gemeente(n)en regio
5
6. De kosten en opbrengsten
6
7. Uitgangspunten inrichting sociaal domein
7
1/11
1. Inleiding Het sociaal domein is op dit moment sterk aan het veranderen. De samenleving verandert, de vraag naar ondersteuning verandert en de financiering van de ondersteuning in de meest brede zin staat onder druk. Dit biedt gemeenten de kansen en mogelijkheden om de burger als uitgangspunt te nemen en de ondersteuning dichterbij inwoners, beter, efficiënter en integraal te organiseren en te coördineren. Het Rijk wil dat een aantal taken op het sociale domein door gemeenten uitgevoerd worden. Het gaat dan om de uitvoering van de Participatiewet, de nieuwe Jeugdwet en de (nieuwe) Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze veranderingen zorgen voor een uiteindelijke transformatie op deze onderdelen van het sociale domein. Dit kan het beste worden uitgevoerd met één regionale visie op dit domein. Het centrale doel van de wijzigingen in het sociale domein is dat inwoners van de regio economisch zelfstandig zijn, mee kunnen doen aan de samenleving en relaties met anderen aan kunnen gaan. Belangrijk is dat dit in een omgeving plaats vindt waar sprake is van sociale samenhang, veiligheid, vertrouwen en wederzijds respect. Hierbij hoort dat inwoners zich ook verantwoordelijk voelen en de omgeving samen kunnen vormgeven door daar te wonen, te werken, op te groeien en ouder te worden. In een dergelijke omgeving voelen inwoners zich betrokken, kijken zij naar elkaar om en zijn zij betrokken bij de buurt, de wijk, het dorp of gemeente. In deze visie op het sociaal domein richten we ons op de nieuwe taken die voortvloeien uit de drie transities. We gebruiken hierbij het begrip transitie. De wijzigingen gaan niet om een overheveling van taken (decentralisatie) maar om een structuurwijziging (transitie) en, op termijn, een cultuurverandering (transformatie) van het sociaal domein. Een dergelijke cultuurverandering vergt veel van onder andere gemeenten, zorgaanbieders, werkgevers en burgers. Om deze tot stand te brengen en om het belang van de drie transities onder de aandacht te brengen en mensen/partijen in de gelegenheid te stellen mee te doen in de ontwikkeling daarvan, wordt gedurende de looptijd van het transitieproces veel aandacht besteed aan communicatie. Wij werken op dit moment aan het ontwikkelen van de daarvoor nodige communicatie instrumenten. 2.
Leeswijzer
De transitie naar een nieuw sociaal domein binnen de regio AV en de daarin deelnemende gemeenten is zo omvangrijk, dat het in deze fase moeilijk is u daarover een toegankelijk stuk te presenteren. Wij kiezen in deze notitie voor een kern, die bestaat uit een visie/benadering met betrekking tot het sociaal domein en vragen u van daaruit een aantal uitgangspunten voor ontwikkeling van de drie transities aan ons mee te geven. Deze kern treft u aan in deel I van deze notitie. Deel I: Visie/uitgangspunten inrichting sociaal domein: Meedoen als doelstelling Visie op de inrichting van het sociaal domein Betekenis transities voor gemeente(n) en regio Financieel kader Uitgangspunten inrichting sociaal domein Daarnaast presenteren wij u de vele ontwikkelingen en de tussenstanden op dit moment in overzichten en korte beschrijvingen. Deze treft u – als bijlagen – aan in deel II van deze notitie. Er is echter nog veel onduidelijk over de wettelijke en financiële kaders, die van het Rijk meekomen. Onderdelen van de inhoud van deze bijlagen zijn daarom gebaseerd op de kennis en verwachtingen op dit moment. . Deel II: Bijlagen bij visie/uitgangspunten inrichting sociaal domein Beschrijvingen en tussenstanden met betrekking tot de transities Jeugdhulp, Wmo (awbz) en Participatiewet
2/11
-
3.
Beschrijvingen van de pilots, waarin de gemeenten in de regio AV ter voorbereiding op de transities samenwerken Een korte analyse van de geldstromen, die zich naar de regio en de daarin deelnemende gemeenten (naar verwachting) gaan manifesteren Een planning op hoofdlijnen (bestuurlijke agenda) over de verwachte bestuurlijke beslismomenten in het transitieproces. Deze planning is geformuleerd in de vorm van korte bestuursopdrachten.
Meedoen (naar vermogen) als doelstelling
Het centrale doel binnen het sociale domein is ‘meedoen’. Mensen zijn aan het werk, doen mee aan de samenleving en gaan relaties met anderen aan. Dit doet iedereen naar eigen vermogen. Deze doelstelling leidt tot een andere verdeling van verantwoordelijkheden tussen inwoners, instellingen en organisaties en gemeenten. Burger, gemeenten en professional (de piramide) Meedoen naar vermogen is de doelstelling van het lokale sociale beleid. Burgers kunnen een eigen huishouding voeren, een sociaal netwerk onderhouden en deelnemen aan de samenleving en arbeidsmarkt. Zij zijn zelf verantwoordelijk en hebben daarnaast een verantwoordelijkheid naar anderen in hun omgeving. De gemeente biedt zo nodig aanvullende zorg en diensten. Voor kwetsbare groepen (groepen die het niet lukt om met ondersteuning uit de eerste lijn hun problemen op te lossen) is er bovendien specialistische zorg en hulpverlening beschikbaar. De nieuwe verdeling visualiseren wij in onderstaande piramide. In deze piramide staat de burger centraal.
e
De (brede) basis/0 lijn De basis zijn de burgers zelf. Zij zorgen voor zichzelf en voor elkaar en kunnen in hun eigen bestaan voorzien.. Van burgers wordt verwacht dat zij naar elkaar omzien , elkaar helpen en ondersteunen. . De gemeente vertrouwt op de eigen kracht van de burger en de kracht van diens sociale netwerken. Informele sociale netwerken van burgers onderling en voorzieningen zoals buurtcentra en (brede) scholen zijn de basis van dit e lokale zorgstelsel. De gemeente is in deze 0 lijn zijn bescheiden en op afstand aanwezig. Initiatieven komen uit de buurt of wijk en waar nodig stimuleert de gemeente de bereidheid tot inzet van anderen. De gemeente stimuleert en investeert in de eigen kracht van de burger en diens sociale netwerken.
3/11
e
De verbinding/1 lijn e De 1 lijn vormt de verbinding tussen de brede basis en de smalle top. Het is deze verbinding, waarin de gemeente het meest actief is. Hier vindt men de deskundigheid om te bepalen of inwoners zelf hun problemen kunnen oplossen, hun omgeving dat voor ze kan doen , of dat ze echt professionele ondersteuning nodig hebben. In “de verbinding” wordt kortdurende hulpverlening en ondersteuning geboden, die voor iedereen eenvoudig toegankelijk is. Inwoners komen zonder doorverwijzing langs. Binnen deze verbinding, opereren multidisciplinaire sociale teams, waarin burgers, professionals , en gemeenten samenwerken. Deze samenwerking gaat over alle terreinen van het sociale domein: werk en inkomen, jeugd, welzijn en Wmo. Het team bepaalt welke (specialistische) ondersteuning en hulp nodig is. e
De (smalle) top/2 lijn Aan de top bevindt zich de langdurige specialistische zorg en ondersteuning naar werk. Het gaat om de professionele begeleiding en hulpverlening aan kwetsbare groepen. Deze hulp en ondersteuning wordt niet geïsoleerd van de samenleving georganiseerd, maar is verbonden aan de brede doelstelling van ‘meedoen naar vermogen”. Het gaat dan om mensen, die er niet zelf en ook niet met hulp uit de samenleving uit kunnen komen. De gemeente organiseert deze meer langdurige hulp en ondersteuning dicht bij de burger in de buurt of wijk . Het gaat daarbij vooral om “zorgen dat” deze burgers blijven meedoen in de samenleving en aan de arbeidsmarkt en daarbij zichtbaar te zijn en te blijven. Op basis van deze “piramide” gedachte is een goed functionerende nulde lijn het fundament voor een goed ingericht sociaal domein. Binnen ene goed functionerende nulde lijn worden problemen door inwoners e e onderling opgelost. Dit voorkomt dat inwoners een beroep doen op de 1 of 2 lijn. Inwoners, vrijwilligers, verenigingen, vrijwillige en professionele organisaties bepalen de kwaliteit van de ondersteuning. De inzet, ondersteuning of hulp wordt meer overgelaten aan de kennis en expertise van deze groepen. De gemeenten geven richting én ruimte voor de uitvoering. De gemeente stuurt op te bereiken resultaten van de ondersteuning en hulp. 4.
Visie op de transities: vier belangrijke basisprincipes
Het nieuwe sociale domein vraagt om een samenhangende en integrale benadering daarvan. De drie transities en de daaruit voorvloeiende taken staan dus niet op zichzelf, maar vormen uiteindelijk één geheel. Wij zien de verbinding ontstaan, vanuit de volgende basisprincipes: -
-
-
-
De kracht van de samenleving: We (de gemeenten) gaan uit van eigen kracht en mogelijkheden van inwoners en omgeving. Inwoners zijn zelfredzaam, maar ook verantwoordelijk voor buurt, wijk of omgeving. Krachten in de samenleving worden voluit benut. Het wordt daarbij gewoon om (eerst) hulp te vragen in het eigen sociale netwerk, wijk of omgeving. Maar er is een grens aan zelfredzaamheid en de inzet van het netwerk, we moeten overbelasting voorkomen. Er blijft een vangnet voor degene die dit niet redt. Vertrouwen in de samenleving: We (de gemeenten) vertrouwen inwoner, omgeving, professional en organisaties. Voorschriften, overlegvormen en bureaucratische verantwoordingsstructuren maken plaats voor sturen op prestatie en resultaat. We laten los en vertrouwen erop dat partijen zich verantwoordelijk voelen, verantwoordelijkheid nemen en rekenschap afleggen. Dit is de stip aan de horizon, en een groeiproces. Tijdens dit proces monitoren we de resultaten en sturen bij als dit nodig is. . Differentiatie en maatwerk: We (de gemeenten) staan dicht bij onze inwoners en organiseren samen met inwoners en zorg- en welzijnsorganisaties een effectief sociaal netwerk. Op het moment, dat problemen of vragen dit netwerk overstijgen wordt een passend ondersteuningsaanbod georganiseerd. Hierbij is er ruimte voor differentiatie en maatwerk. Geen enkele situatie is gelijk aan de andere, we moeten het verschil durven maken. Naast het feit dat we maatwerk moten leveren voor onze inwoners, moeten we als gemeenten waar mogelijk ook het verschil durven maken tussen de lokale eigenheid van de gemeenten in onze regio. Samenwerken en kennis delen: We (de gemeenten) beseffen ons , dat wij verantwoordelijk zijn voor de vormgeving en te bereiken resultaten binnen het eigen (lokale en regionale) sociale domein. Het gaat om een complex systeem van inwoners ,instellingen, organisaties, gemeenten, raden en andere
4/11
belanghebbenden. Binnen de ontwikkeling van het sociale domein pakken de deelnemers (gemeenten en maatschappelijke partners) hun rol door samen te werken, kennis en informatie te delen, elkaar te stimuleren en te ontwikkelen en, zo mogelijk te ontschotten. Gezamenlijk zijn wij verantwoordelijk voor de inrichting en vormgeving van het sociale domein. Het kijken vanuit deze vier basisprincipes heeft gevolgen voor de rol van de gemeenten. De meer verticaal sturende en hiërarchisch georganiseerde rol wijzigt in een horizontale, faciliterende, verbindende en stimulerende rol. De gemeente stelt zich op als partner in het sociale domein. Wij formuleren de volgende visie: “We willen dat mensen in hun eigen omgeving hun leven naar eigen keuze kunnen invullen, waarbij zij samen met anderen onderdeel zijn van deze samenleving. We gaan er vanuit dat mensen dit zelf weten te regelen. Lukt dat niet dan ondersteunen we hen daarbij, in samenwerking met al onze partners in het sociale domein. Hierbij willen we het verschil maken door maatwerk te leveren. Samen zijn we verantwoordelijk voor de vormgeving van het sociale domein” 5.
Betekenis voor gemeente(n) en regio
De gemeente(n) De gemeente staat als “eerste overheid” dicht bij de burger. Dat betekent, dat de gemeente als geen ander in staat is de beoogde transities gestalte te geven. Gemeenten in de regio AV hebben laten zien voldoende thuis te zijn in het eigen sociale domein. Ook nu al wordt in onze regio lokaal maatwerk gecombineerd met vormen van regionale samenwerking in het sociale domein. Voorbeelden hiervan zijn de Regionale Sociale Dienst en de Avelingengroep, het Centrum voor Jeugd en Gezin AV en de lokale of sub-regionale Wmo-loketten Hierboven schetsten wij u een nieuwe kijk op de inrichting en uitvoering in het sociale domein. In dat deel is al veel gezegd over de cruciale rol, die gemeenten in het slagen van de bedoelingen van de transities moeten gaan vervullen. Er liggen kansen, waarbij gemeenten als “kenners van de eigen kernen, wijken en buurten” lokaal maatwerk kunnen leveren, dat direct aansluit bij de eigen leefgemeenschappen. Er liggen ook opgaven, waarbij gemeenten hun rol als netwerkpartners verder moeten ontwikkelen en hun uitvoeringskracht binnen het eigen sociaal domein moeten versterken. Het denken over en het organiseren/implementeren van de consequenties van de drie transities moet vertrekken op lokaal gemeentelijk niveau. Het uitgangspunt “lokaal doen, wat lokaal kan” blijft daarbij de rode draad in de regio AV. De ontwikkeling van de beoogde transities concentreert zich binnen de AV op een werkwijze, waarin dit lokale maatwerk gewaarborgd is en waarbij we ons op inhoud van beleid , de inzet van middelen en de vaststelling/verantwoording daarover richten op de eigen burgers en de afzonderlijke gemeenteraden. De regio AV Het Rijk stelt regionale samenwerking tussen gemeenten verplicht. De raden van de gemeenten in de AV spraken af om voor de voorbereiding en uitvoering van de drie transities een “congruent 1 samenwerkingsverband” te vormen . Hoe dit samenwerkingsverband er precies uit gaat zien is een zaak van de deelnemende gemeenten en is op dit moment nog niet duidelijk. De minister vraagt aan alle gemeenten in Nederland om uiterlijk 31 december 2013 in een visie aan te geven op welke wijze de regionale samenwerking vorm krijgt. Een korte doorkijk op een dergelijke visie leidt tot de vraag hoe het uitgangspunt “lokaal doen, wat lokaal kan” kan worden versterkt met “regionale samenwerking op maat”.
1
Voor wat betreft de specialistische en wettelijk verplichte bovenregionale taken op het gebied van Jeugdhulp is afgesproken dat de regio Zuid-Holland Zuid het congruente samenwerkingsverband is. Het gaat in ieder geval om de taken jeugdbescherming, jeugdreclassering, advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling en de crisisdienst.
5/11
Op basis van het uitgangspunt ‘lokaal doen, wat lokaal kan’ verwachten we dat een regionale samenwerking in de regio AV op uitvoering van de drie transities zich zal beperken tot organiseren, coördineren, faciliteren en kennis delen. De hierbij behorende verantwoordelijkheden op inhoud van beleid en de keuzes, liggen dan bij de afzonderlijke gemeenten. In tegenstelling tot andere regio’s beschikken wij in onze regio daarbij al over een “regionale sociale dienst (RSD)”en een “regionale werkvoorziening (Avelingengroep)” Voor een groot deel van de op dit moment bestaande taken in het gemeentelijke en regionale sociale domein is er in onze regio dus al een sociale infrastructuur beschikbaar. Op basis van een eerder geformuleerde bestuursopdracht wordt daarbij een verdere samenwerking (joint venture) van de RSD en de Avelingengroep onderzocht. De ontwikkelingen, die spelen binnen de andere transities zullen bij dit onderzoek worden betrokken. Netwerkorganisatie Een groot deel van het in te richten sociale domein zal voor gemeenten nieuw zijn. Het organiseren daarvan dicht bij de burger maakt het inrichten van hulp –en ondersteuningsstructuren in diens direct leefomgeving noodzakelijk. Wij zien de drie transities daarbij niet als afzonderlijke trajecten, maar organiseren en faciliteren juist ook de samenhang daartussen. Redenerend vanuit de aan het begin van deze notitie geschetste visie/benadering ontstaat een eerste beeld over een binnen het sociaal domein van de regio AV in te richten netwerkorganisatie. In het hart van een dergelijke organisatie bevinden zich de per gemeente te ontwikkelen sociale teams. Binnen deze (multidisciplinaire) sociale teams richten partijen zich op een goede en efficiënte afhandeling van hulpvragen en het organiseren en coördineren van de hulp en ondersteuning volgens het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur . De structuur van waaruit dergelijke teams functioneren kan per gemeente verschillend zijn (maatwerk). Deze netwerkorganisatie kan er (in grote lijnen) als volgt uitzien:
Gemeente(n) als opdrachtgever(s)
Sociale teams
Regionale samenwerking
•Lokaal maatwerk •Inhoud van beleid •Inzet van middelen
•Inrichting multidisciplinaire kern, wijk of buurtteams •Efficiënte en integrale zorgcoördinatie binnen lokale sociale domein •Initiatieven gericht op kern, wijk of buurtbetrokkenheid
•Organiseren, coördineren, faciliteren en kennis delen. •Één regionale organisatie •Aanhaken bij RSD/Avelingengroep (of combinatie) • Aanhaken bij de regio ZuidHolland Zuid voor specialistische en wettelijk bovenregionale taken Jeugdhulp.
Voor de jaarwisseling presenteren wij de afzonderlijke gemeenten een verdieping over regionale samenwerking. Deze verdieping zal vertrekken vanuit het principe” lokaal doen, wat lokaal kan”. 6.
Financieel kader
Algemeen De door het Rijk beoogde transities leiden niet alleen tot het verleggen van geldstromen (inkomsten en uitgaven stijgen voor de gemeenten), maar ook tot het verminderen van de op dit moment bij het Rijk beschikbare middelen. Naast de meer maatschappelijke en kwalitatieve doelstellingen betekent het dichter bij de burger organiseren van ondersteuning ook dat het volgens het Rijk efficiënter en dus goedkoper kan. Op het moment van het maken van dit overzicht is er nog veel onduidelijk over de financiële kaders, die het Rijk gaat leggen onder de drie transities. Wij presenteren u als bijlage een voorlopig overzicht (zie deel II, bijlage 3),
6/11
waarin wij u op hoofdlijnen informeren over de bedragen, die op de regio afkomen. Zodra meer bekend is over de financiële kaders zullen wij u daar apart over informeren. Budgettair neutraal Ondanks de onduidelijkheid over de financiële kaders is het belangrijk om nu al stil te staan bij de vraag vanuit welke financiële uitgangspunten de drie transities (door) ontwikkeld gaan worden. Zo stellen wij voor dat de kosten verbonden aan de uitvoering van de drie transities binnen de daarvoor beschikbaar komende middelen moeten blijven. Bezuinigingen van het Rijk op beschikbaar te stellen middelen zullen voor de gemeenten in de regio AV vanaf de start taakstellend zijn. Ontschotten/ Financiële solidariteit Ook de wijze waarop budgetten van Rijk naar gemeente(n) wordt overgeheveld is nog niet helemaal duidelijk. De vele financiële schotten die op dit moment in het sociale domein bestaan gaan ten koste van slagkracht en kwaliteit. Bij de voorbereiding van de transities komen een aantal vragen over (ont)schotten en financiële solidariteit boven drijven: -
Komt er een zak geld voor het sociaal domein, die de gemeente(n) naar eigen inzicht mag/mogen verdelen over bijvoorbeeld Jeugdhulp, Wmo en Participatie? Kunnen overschotten binnen Jeugdhulp bijvoorbeeld worden ingezet voor tekorten in de Wmo of Participatie en andersom? Wat betekent de meerschalige aanpak (lokaal- AV-ZHZ) voor de jeugdhulp en de financiële solidariteit tussen gemeenten, wat spreken we daar over af? Manifesteert deze zich op het niveau van de regio AV of de regio ZHZ? We zijn namelijk gezamenlijk verantwoordelijk voor de financiële risico’s die de uitvoering van de zwaardere jeugdhulp met zich mee (kan) brengt. Het beroep op deze zwaardere zorg is mede afhankelijk van de uitvoering op lokale niveau en de uitvoering op het niveau van de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Goed georganiseerde lokale ondersteuning verlaagt de druk op zwaardere dure zorg. Dit geldt ook andersom, als de zwaardere zorg slecht georganiseerd of onvoldoende beschikbaar is, leidt dat tot een grotere druk op lokale ondersteuning. Gemeenten maken onderling afspraken over de wijze waarop, zij gezamenlijk deze financiële risico’s willen dragen. Maar ook: Kunnen binnen de regio AV overschotten binnen het sociaal domein van de ene gemeente worden ingezet op tekorten van de andere?” en Wat spreken we in zijn algemeenheid en dus voor alle transities met elkaar af over het dragen van de , maatschappelijke, politiek/bestuurlijke en financiële risico’s die met het overnemen van taken binnen het sociaal domein nu eenmaal gepaard gaan?” Vragen, die in deze fase van de transities – ook door de vele onduidelijkheden – nog moeilijk te vertalen zijn in uitgangspunten. Vragen ook, die voor een groot deel de kern van de samenwerking van de AV gemeenten in het sociaal domein raken en waarbij uitspraken gedaan moeten worden over onder andere de financiële solidariteit, het financiële verdeelvraagstuk en de te ontwikkelen checks en balances. Zoals eerder vermeld moeten gemeenten voor de jaarwisseling aangeven op welke wijze zij de samenwerking in de gekozen congruente samenwerkingsverbanden willen vormgeven. 7. Uitgangspunten Sociaal Domein (de samenhang!) Vanuit de hierboven beschreven visie/benadering is het mogelijk tot een eerste verdieping te komen op de uitgangspunten, die we bij het “bouwen” van het nieuwe sociaal domein en dus voor alle transities als fundament willen gaan gebruiken. Na vaststelling door de afzonderlijke gemeenteraden zullen deze uitgangspunten als vertrekpunt voor de verdere ontwikkeling van de drie transities en de inrichting van ons nieuwe sociaal domein gaan gelden. De concrete uitwerking van deze visie en uitgangspunten zal een plek krijgen in de snel daarna per transitie te ontwikkelen beleidsplannen. De toelichting bij de uitgangspunten heeft uitsluitend de bedoeling u door voorbeelden wat meer inzicht te geven in mogelijke uitwerkingen daarvan.
7/11
7.1 Basisprincipe: de kracht van de samenleving Uitgangspunt
Toelichting
Eigen kracht en mogelijkheden van de inwoner, het gezin of de cliënt staan voorop. We gaan uit van mogelijkheden in plaats van beperkingen. We zetten in op het maximaliseren van ieders bijdrage aan de samenleving en arbeidsmarkt.
De kracht van de inwoner ( c.q. de leefeenheid) en de omgeving wordt versterkt. Vragen lost de burger zelf of samen met de omgeving op. Bij aanvullende ondersteuning heeft de burger zelf de regie op basis van een (eigen) plan.
We stimuleren de kortste weg naar een volwaardige deelname aan de samenleving en arbeidsmarkt
Stimuleren en ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers
Inzet van eigen netwerk
Iedereen levert naar vermogen een bijdrage. Dat betekent o.a.aan het werk in een gewone baan en als dat (nog) niet aan de orde is, begeleiding naar werk voor wie dat kan, tegen een zo hoog mogelijke loonwaarde. Daardoor ontstaan duurzame oplossingen om mensen zo zelfstandig mogelijk en minder afhankelijk te maken van ondersteuning en uitkering. We sluiten hierbij aan bij mogelijkheden op de arbeidsmarkt, de interesses en de competenties van mensen. We bieden ondersteuning zo kort als nodig is. Hiermee worden de kosten voor de samenleving beperkt en worden mensen in staat gesteld om zo snel mogelijk weer naar vermogen te participeren. We gaan hierbij zoveel mogelijk uit van wederkerigheid: voor wat, hoort wat. Bij inzet van ondersteuning of hulp, bespreken we of iemand een wederdienst kan leveren. Ieder mens heeft immers kwaliteiten en vaardigheden die ingezet kunnen worden in het lokale sociale domein. We hanteren alternatieve methoden om vrijwilligers te werven. We stimuleren een effectieve ondersteuning van vrijwilligers. Mantelzorgers worden ondersteund door een mix van maatregelen, zoals lotgenotencontacten, vrijwilligers, praktische ondersteuning ein respijtzorg We stimuleren dat instellingen en organisaties gebruik maken van sociale netwerkstrategieën* of vergelijkbare modellen,.
* Methode voor professionals en inwoners om sociale netwerken op te zetten en te onderhouden.
7.2 Basisprincipe Vertrouwen in de samenleving Uitgangspunt
Toelichting
Initiatieven uit wijk, buurt of dorp gericht op sociale leefbaarheid en cohesie stimuleren en faciliteren.
Initiatieven uit buurt, wijk of kern worden gestimuleerd en gefaciliteerd. We laten het initiatief bij de initiatiefnemers. We stimuleren, regisseren, faciliteren en brengen partijen tot elkaar. Hierbij past een regel-/ verantwoordingsarme structuur. We nemen de kennis en ervaring van de inwoners als vertrekpunt. Op basis hiervan wordt, indien nodig, een ondersteuningsplan opgesteld. De vraag van de inwoner staat centraal.
We vertrouwen op de kennis en ervaringen van onze inwoners. Zij weten vanuit hun ervaring als direct betrokkene of mantelzorger wat het meest passend is in verschillende situaties. We vertrouwen op de samenwerking en integriteit van onze partners.
De structuur en processen richten we “verantwoordingsarm” in. Om van deze nieuwe wijze van verantwoorden wederzijds te leren,
8/11
We vertrouwen op de kennis en expertise van de professionals en organisaties.
We vertrouwen op de kennis en ervaring van onze vrijwilligers en vrijwillige organisaties
Organiseren van tegenkracht door vrijwillige en professionele instellingen en organisaties, cliënten en belangenbehartigers en gemeenten.
houden we steekproeven en themacontroles. We ontwikkelen samen met onze partners een pragmatisch en cyclisch systeem van monitoren. De gemeente werkt vanuit het principe van vertrouwen en verantwoordelijkheid. We hebben vertrouwen in de kennis, expertise en inzet van de professionals en de veranderingsbereidheid van professional en organisatie. Zij nemen de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en bepalen in onderling overleg wie ondersteuning of hulp krijgt. De gemeenten bepalen de kaders voor het toewijzen van hulp en ondersteuning. De gemeente werkt vanuit het principe van vertrouwen en verantwoordelijkheid. We hebben vertrouwen in de kennis, expertise en inzet van de vrijwilligers. Zij signaleren problemen of knelpunten. We nemen deze signalen serieus, en volgen deze signalen op. We zorgen dat vrijwilligers voldoende mogelijkheden krijgen voor deskundigheidsbevordering. Vertrouwen en een nieuwe manier van werken vraagt, dat professionals en vrijwilligers uitgaan van de eigen kracht van de cliënt. We organiseren “tegenkracht” door bijv. zorgaanbieders te vragen om systeemprikkels te organiseren (intervisie, feedback, ervaringsdeskundigheid van cliënten). Cliënten krijgen een stevige positie bij de regie over de ondersteuning/het eigen ondersteuningsplan . De prestaties van de verschillende aanbieders maken we transparant, zodat cliënten betere keuzes kunnen maken. Wij bieden tegenkracht door sturing (budget, kwaliteit , checks en balances e.d.) en betrekken cliënten bij beleid.
7.3 Basisprincipe Differentiatie en maatwerk Uitgangspunt
Toelichting
Ondersteuning dichtbij en herkenbaar
Ondersteuning en hulp vindt ,voor zover mogelijk, plaats in de nabijheid van de leefomgeving van de inwoners. Het sociale team is het herkenbare gezicht in deze leefomgeving.. Professionals Wmo, Jeugdhulp en Participatie, welzijnsorganisatie(s-) en gemeente vormen gezamenlijk het sociale team. Geen enkele situatie is dezelfde: we gaan uit van eigen mogelijkheden en zelforganiserend vermogen van inwoners en de omgeving. Dit betekent dat geen enkele situatie gelijk is en dat maatwerk vanzelfsprekend is. Verschil mag er zijn en dit komt tot uitdrukking in het individuele ondersteuningsplan Centraal staat een goede ondersteuning aan cliënten. Niet de gemeentelijke processen of het aanbod staat centraal, maar de klant/burger met zijn mogelijkheden en beperkingen. De cliënt heeft de regie. Door preventie en vroeg signalering is er meer kans, dat minder intensieve (duurdere) ondersteuning nodig is. Dit is goed voor de cliënt (langer in eigen omgeving) en goed voor de gemeente (maatschappelijke kosten blijven beheersbaar) De gemeente stelt de kaders waaraan de toewijzing van de ondersteuning moet voldoen en is (eind-) verantwoordelijk voor de kwaliteit en de financiering. De professional is verantwoordelijk voor de uitvoering. De professional bepaalt of de ondersteuning of hulp
Ruimte voor maatwerk
De cliënt (of het systeem) centraal
We zetten primair in op preventie en vroeg signalering.
De professional bepaalt binnen kaders wie ondersteuning of hulp krijgt
9/11
Beslissen, bepalen en betalen in één hand
Nieuwe aanbieders kunnen toetreden tot de markt van hulp en ondersteuning in het sociale domein.
Ondersteuning alleen voor wie dat nodig is Ondersteuning en hulp ontschot inkopen
Één gezin, één plan, één regisseur
moet worden op- of afgeschaald. Het besluit over op- en afschalen, wordt in overleg met de cliënt en collega’s genomen. We ontwikkelen een pragmatisch en cyclisch systeem van monitoren van deze verantwoordelijkheden. Om de handelingssnelheid van het sociale team te vergroten, krijgt het team (op termijn) de verantwoordelijkheid over het beslissen en bepalen van de ondersteuning en hulp en het daarbij behorende budget dat in een bepaald gebied kan worden ingezet. Het team is dus op termijn verantwoordelijk voor de beheersing van het budget en beoordeelt of de beschikbare middelen efficiënt en effectief worden ingezet. Op basis van een analyse wordt bekeken welke ondersteuning en hulp nodig is. Uit het budget wordt alle zorg die in een gebied geleverd wordt, betaald. Dit prikkelt professionals om keuzes te maken die lef vragen, bijvoorbeeld over de inzet van het eigen netwerk van de burger of het afschalen van zwaardere hulp. Gemeenten zullen het budget monitoren en ontwikkelen checks en balances om zo nodig bij te sturen door aanvullende beleidskeuzes te maken. Als nieuwe aanbieders voldoen aan door de gemeente (nog) te stellen criteria op o.a. de aspecten kwaliteit en financiën kunnen zij meedoen. Het toelaten van nieuwe aanbieders vergroot naar alle waarschijnlijkheid de kans op lagere prijzen (marktwerking), meer kans op innovatie en vernieuwing, keuzevrijheid, tegenkracht tussen organisaties en maatwerk voor de cliënt. We gaan ervan uit dat de cliënt (systeem) en de omgeving een steentje bijdragen aan de ondersteuning. Voor wie het niet alleen of samen met anderen redt, bieden we altijd een vangnet. We zien het aanbieden van ondersteuning en hulp als een totaalopgave. De ondersteuning en hulp bestaat niet uit losse producten, maar is integraal van opzet. We kopen in op basis van het te bereiken (maatschappelijk)resultaat, zich uitend in integrale arrangementen. Het ontschot inkopen is de basis om samenwerking tussen zorgaanbieders te bevorderen en financiële verkokering en 2 institutioneel denken en werken te doorbreken . We hanteren het uitgangspunt één gezin, één plan en één regisseur bij meervoudige of complexe problemen binnen een leefeenheid. Door het regisseren en coördineren van de ondersteuning pakken we de problemen integraal aan en is er sprake van een effectieve en efficiënte ondersteuning.
7.4 Basisprincipe Samenwerken en kennisdelen Uitgangspunt
Toelichting
We werken samen met inwoners, burgers, cliënten, mantelzorgers, belangenbehartigers, vrijwillige en professionele instellingen en RSD, Avelingengroep en raden
We, de gemeenten, inwoners, cliënten en maatschappelijke partners, hebben een gezamenlijke opgave voor de ontwikkeling en inrichting van het nieuwe sociale domein. Ieders inzet, kennis en ervaring is nodig. We respecteren en waarderen elkaars inbreng en maken dit effectief door het organiseren van bijvoorbeeld
2
Ten aanzien van de specialistische jeugdhulp en de wettelijk verplichte bovenregionale jeugdhulptaken gaan we hierbij uit van samenwerkingsverbanden waarin zorgaanbieders portfolio’s van professionals inbrengen. Gemeenten sluiten een contract met het samenwerkingsverband en niet met de individuele aanbieders. Gemeenten formuleren duidelijke voorwaarden aan deze contracten, zodat er een goede verdeling komt tussen grote organisaties en vrijgevestigde professionals.
10/11
De gemeente als eerste overheid, dicht bij de burger. Lokaal doen, wat lokaal kan. In regio AV vormen de deelnemende gemeenten een congruent samenwerkingsverband.
Toekomstbestendige infrastructuur
Lokaal doen, wat lokaal kan wordt versterkt door samenwerking op maat. Daarbij zal het accent liggen op “organiseren, coördineren, faciliteren en kennisdelen”
verwantengroepen,denk- en doetanks en andere uitwisselingsplatforms en samenwerkingsverbanden zoals Veiligheidshuizen, Zorgnetwerken en Passend Onderwijs . Door de transities worden de gemeenten verantwoordelijk voor alle taken binnen het sociale domein, zodat hulp en ondersteuning zo dichtbij mogelijk wordt aangeboden. Lokale eigenheid is geborgd en lokale netwerken worden optimaal ingezet. Vanuit lokale eigenheid zal samenwerking op onderdelen zowel het plaatselijke sociale domein als het regionale sociale domein versterken. Voor de jaarwisseling moeten de gemeenten aan de minister aangeven op welke wijze deze samenwerking vorm krijgt. Een voorbeeld van regionale samenwerking zou o.a. één centrale manier van organiseren van de toegang tot hulp en ondersteuning kunnen zijn. Om de kansen, die voortvloeien uit de transities lokaal en regionaal goed te benutten is binnen de regio AV een toekomstbestendige sociale infrastructuur nodig. We bouwen voort op wat er al is, we ontwikkelen door op experimenten en innovatie, lacunes en verbeteringen. We vormen met al onze partnergemeenten een regionaal (doe-) platform. Lokaal doen, wat lokaal kan blijft het uitgangspunt. Regionale samenwerking wordt o.a. ingezet ter ondersteuning van dit uitgangspunt. Een nieuwe inrichting van het sociaal domein vraagt ook een herijking van de regionale samenwerking op dit terrein. Voor de jaarwisseling worden nadere voorstellen gedaan. Zie ook het voorbeeld van een netwerkorganisatie in deze notitie.
2.5 Financiën Uitgangspunt
Toelichting
De kosten van uitvoering van de wettelijke taken moeten binnen de daarvoor beschikbaar komende middelen blijven
Feit is, dat door het Rijk minder geld beschikbaar wordt gesteld, dan het geld dat men nu voor de over te dragen taken beschikbaar heeft. Dat kan ertoe leiden dat keuzes moeten worden gemaakt ten aanzien van bijv. de zorg en ondersteuning, mits binnen de wettelijke kaders en de bovenstaande basisprincipes.
11/11