Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nieuwte Geschiedenis
VIJAND EN VREEMDELING : Duitse immigranten en hun nakomelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog : prosopografische studie gericht op Duitsers die in 1914 werden opgepakt en geïnterneerd Door Mathy De Spiegeleir
Promotor :
Dr. F. Caestecker
Commissarissen : Dr. C. Verbruggen Dr. H. Vandevoorde Verhandeling ingediend tot het behalen van de graad van licenciaat in de Geschiedenis Academiejaar 2006-2007
1
2
1. Inhoudstafel 1. Inhoudstafel 2. Inleiding 2.1 Analyse en explicitering van eigen positie 2.2 Hedendaagse relevantie van het onderwerp 2.3 Dankwoord
3. Probleemstelling 4. Zoekstrategie 4.1 Verloop van het bronnenonderzoek 4.2 Selectie 4.3 Een historiografische aanpak 4.3.1 4.3.2
Macro - historisch onderzoek Micro – historisch onderzoek
5 De periode voor de oorlog Inleiding 5.1 Algemeen kader : De Duitse gemeenschap in België vóór WO I 5.2 De Duitse religieuze orde te Mariaveld (Minderhout) 5.2.1 Voorgeschiedenis 5.2.2 Biografische informatie 5.3 Case-study : Duitse burgers krijgsgevangen in augustus 1914 5.3.1 Alle Duitse burgers uit de steekproef Inleiding 5.3.1.1 Representativiteit steekproef herkomst tewerkstelling 5.3.1.2 Demografische aspecten steekproef huwelijk verblijfsduur migratie a. b.
soort migratie afstand en vorm migratie
arbeid en locatie
3
5.3.2Duitse religieuzen uit de steekproef 5.3.2.1Representativiteit religieuzen Herkomst 5.3.2.2 Demografische aspecten religieuzen verblijfsduur migratie a. b.
soort migratie afstand en vorm migratie
5.4Besluit 6 Waarom werden ze gearresteerd? 6.1 Aanloop naar de Eerste Wereldoorlog
6.2 De Belgische bevolking en overheid tegenover de Duitse gemeenschap bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog 6.2.1 Algemeen kader vijandsbeeld 6.2.2 Vijandschap tegenover de Duitse Gemeenschap aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog en bij het uitbreken ervan 6.2.2.1 provincie Luik 6.2.2.2 de „Augusterlebnis in Brussel en Antwerpen a. b.
6.2.3
Brussel Antwerpen
Besluit
6.3 De arrestatie in 1914 6.2.2 Algemeen kader 6.2.2.1 het ICRC 6.3.1.2 statuut krijgsgevangenen
6.2.3
Individuele dossiers 6.2.3.1 kort verblijvende 6.3.2.2 lang verblijvende 6.2.2.3 besluit
7 De periode tijdens de oorlog 7.1 Algemeen kader 7.1.1 Statuut krijgsgevangenen 7.1.2 Gebeurtenissen in augustus ‟14 in Hoogstraten en omgeving 7.1.2.1 zeven augustus 7.1.2.2 tien augustus 7.1.2.3 zestien augustus 7.1.2.4 twintig augustus
7.1.3 7.1.4 7.1.5
Krijgsgevangenen van België naar Frankrijk Kampen in Frankrijk Controle van kampen door neutrale mogendheden
4
7.1.6
Repatriëringen van krijgsgevangenen 7.1.6.1Repatriëringen vóór de akkoorden van Bern 7.1.6.2 De akkoorden van Berne en de laatste repatriëringen
7.1.7
Situatie van de Duitse echtgenotes tijdens de Eerste Wereldoorlog
7.2 Duitse (en Oostenrijkse) burgers gevangen door België 7.2.1 Krijgsgevangenen te Frankrijk 7.2.1.1 Algemeen 7.2.1.2 Individuele dossiers Kort verblijvende Lang verblijvende 7.2.1.3 Besluit
7.2.2 Krijgsgevangenen te Engeland 7.2.2.1 Algemeen 7.2.2.2 Individuele dossiers (1)
7.2.3 Situatie van de echtgenotes van de krijgsgevangenen 7.2.4 Repatriëringen 7.2.3.1 Algemeen 7.2.3.2 Individuele dossiers
8 De periode na de oorlog 8.1 Algemeen kader 8.1.1 Statuut krijgsgevangenen 8.1.2 Klooster Mariaveld (Minderhout) 8.1.3 Naturalisaties 8.2 Individuele dossiers 8.2.1 Lang verblijvende 8.2.2 Kort verblijvende 8.2.3 Echtgenotes 8.3 Besluit
9 Algemeen Besluit
10 Bibliografie 10.1
Archiefbronnen 10.1.1 Onuitgegeven bronnen 10.1.1.1Openbare archieven
10.1.2 Uitgegeven bronnen 10.1.3 Inventarissen 10.2
Gepubliceerde werken
10.3
Ongepubliceerde werken
5
10.4
Internetbronnen
10.5
Instrumenten
10.6
Kaarten
11 Bijlagen 11.1
Biografieën
11.2
Voorbeelddossiers
11.3
Kaartmateriaal(Paint)
11.4
Excell bestanden (CD-rom)
6
2. Inleiding 2.1 Analyse en explicitering van de eigen positie : Mijn motivatie om rond Duitse krijgsgevangenen in de Eerste Wereldoorlog te werken werd gestuurd door een aantal vakken die ik volgde in mijn geschiedenisopleiding. Ten eerste de oefeningen Nieuwste Tijden onder professor Frank Caestecker in de tweede kandidatuur. Ten tweede de groepstaak in eerste licentie bij het vak instellingen eigentijdse rond „Abu Ghraib‟ en de schendingen van de mensenrechten aldaar ten opzichte van krijsgevangenen. Vorig jaar maakten we bij oefeningen nieuwste tijden bij professor Caestecker een taak rond Duitsers die vóór de Eerste Wereldoorlog in België kwamen wonen. Migratie was hierbij een centraal thema, maar het onderzoek ging verder dan migratie. De sociale achtergrond van bepaalde personen werd opgezocht en enkele studenten bekeken ook de rol van een aantal Duitse Belgen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Door deze oefening werd mijn interesse voor de Eerste Wereldoorlog en de sociale implicaties van migratie aangewakkerd. Deze problematiek is ook brandend actueel met het statuut van de asielzoekers dat de regering vandaag de dag heel wat kopzorgen bezorgt. Mijn thesisonderzoek zal zich op de problematiek vijand en vreemdeling toespitsen. Meer concreet op de Duitsers die in België opgepakt werden in de loop van 1914 bij het uitbreken van de oorlog. Ik wou me in het onderzoek vooral toespitsen op de periode tijdens de oorlog en op het krijgsgevangenschap. Na verloop van tijd werd echter duidelijk dat hier zeer weinig concrete informatie rond te vinden viel. We krijgen wel een algemeen beeld van het krijgsgevangenschap tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar specifieke informatie over de kampen was bijvoorbeeld niet terug te vinden. Mijn interesse voor het lot van krijgsgevangenen kwam er door een taak die we vorig jaar bij instellingen Eigentijdse maakten rond Abu Ghraib. Daar konden we uit leren dat er vandaag de dag nog altijd schendingen tegen de mensenrechten worden gepleegd en het statuut van krijgsgevangenen nog altijd controversieel is.
Waarom koos ik voor Duitse krijgsgevangenen in de Eerste Wereldoorlog?
7
Vooreerst is er het gegeven van de oorlog, namelijk de Eerste Wereldoorlog die me zowel op militair, sociaal als politiek vlak sterk boeit. In mijn onderzoek zal vooral de sociale factor op de voorgrond treden. Meer bepaald de sociale achtergrond van de Duitsers die werden opgepakt bij het uitbreken van de oorlog. Ze werden ook op verschillende plaatsen in België geïnterneerd. Hierin zal wel een SELECTIE moeten gemaakt worden aangezien er zich een lijst met ongeveer vijfhonderd namen in het legermuseum1 bevindt en op het ministerie van Buitenlandse Zaken een lijst2 met nog eens driehonderd zesenzestig namen. Het verschil tussen de twee lijsten is dat in de lijst van Buitenlandse Zaken er enkel Duitse burgers uit België vermeld staan die gevangen zaten in Dinan3 in Noord-Frankrijk en in de lijst van het Legermuseum staan er Duitsers (burgers) en Duitse Belgen (soldaten) door elkaar vermeld. De Duitse Belgen zaten bijna allemaal in het Belgisch leger en werden verdacht en opgepakt omwille van hun vreemd klinkende achternaam. De lijst uit het legermuseum is niet volledig. In de lijst worden honderd vierendertig Duitse burgers vermeld. Het probleem is dat pas vanaf de namen met beginletter R we een volledig overzicht krijgen van wie er allemaal werd opgepakt. Van de honderd vierendertig namen zijn er slechts negen die beginnen met een letter die vroeger in het alfabet komt. Dit kan moeilijk een toeval geweest zijn. Een verklaring hiervoor konden ze me in het Legermuseum niet verschaffen en bij het ministerie van Defensie verwezen ze me door naar het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Legermuseum. Dat het Ministerie van Defensie niet over informatie beschikte over Duitse krijgsgevangenen uit de Eerste Wereldoorlog zou ook voor de rest van mijn onderzoek een serieuze streep door de rekening zijn. Ik citeer hier hun brief : „Geachte, In antwoord op uw e-mail van april 2007, betreffende Duitse krijgsgevangenen in België tijdens de Eerste Wereldoorlog, kunnen wij u informeren dat in onze dienst archief wordt bewaard betreffende de periode sinds de mobilisatie in 1939 en dus geen documenten bezit betreffende uw onderwerp. We verwijzen u dan ook door naar onderstaande instellingen : -
het Koninklijk Museum van het Leger en Krijgsgeschiedenis, Documentatiecentrum, Jubelpark 3, 1000 Brussel, tel. 02/737.79.30
1
Legermuseum : doos 513, dossier 185141198 Prisonniers allemands et autrichiens faits par Belgique : dossier n° 289 Map 1 : Prisonniers de guerre et civils allemands capturés par l‟armée belge : Listes 3 Bretoens stadje in het departement van de Côtes-d‟Armor in Frankrijk 2
8
-
het Studie-en Documentatiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Samenleving (SOMA), Luchtvaartsquare 29, Tel. 02/556.92.11
Hoogachtend, De Chef van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid Per order Voor de Chef van de Divisie Veiligheid Handtekening‟
Gelukkig vond ik wel de andere namen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zorgde voor „de redding‟. Een probleem was wel dat ik deze lijst maar redelijk laat te pakken kreeg. In de map met informatie over de kampen in Frankrijk zat een lijst van driehonderd zesenzestig namen van Duitse burgers die naar Dinan waren overgebracht geworden. Een probleem vormt dat de meeste Duitse burgers uit België naar Dinan werden overgebracht, maar niet allemaal.
Een laatste punt dat me ook zeer interesseert en nauw samenhangt met dit onderzoek is migratie. Het onderzoek zal gaan over eerste generatie migranten die zich hier in het laatste kwart van de negentiende eeuw zijn komen vestigen voor de bloeiende industrie in steden als Verviers, Luik, … . Deze mensen kwamen vooral ongewild via hun Duitse afkomst in de oorlog terecht. Bij het uitbreken van een conflict heeft de bevolking een zondebok nodig en deze vonden ze in de Duitse bevolkingsgroep. De factoren oorlog, sociale interactie en migratie hebben me aangezet om rond dit onderwerp te werken.
2.2 Hedendaagse relevantie van het onderwerp Migratie en vijandsbeelden zijn twee thema‟s die steeds meer en meer aan bod komen in het nieuws, kranten, tijdschriften. De Mohammed cartoons, de racistische moorden en de betogingen voor duidelijke criteria voor de regularisering van illegalen4 vormen slechts enkele voorbeelden.
4
Metro, 18.06.2007/4 - 5
9
2.2.1 Vijandsbeelden Sommigen beweren dat we rechtstreeks afstevenen op grote botsingen tussen beschavingen.5 Hopelijk kunnen ze vermeden worden en er zijn verschillende mensen die kritiek uiten op deze gedachtegang. Professor Pinxten R. vormt hier een voorbeeld van. De spanningen die er bestaan kunnen niet ontkend worden en hier moet men bij stilstaan. Zeker met een partij in ons land die deze problemen op een erg radicale manier wil aanpakken en hoge cijfers scoort. Todorov T. waarschuwt in een interessant artikel uit de Standaard voor het recente vijandbeeld dat wordt geconstrueerd rond het „islamitisch fascisme‟.6 Ik citeer een belangrijke zinsnede waar goed over nagedacht moet worden : „Niet de vijandelijke identiteiten veroorzaken conflicten. De conflicten creëren de vijandelijke identiteiten.7‟ Net als Pinxten R. wijst Todorov op het gevaar om het islamitisch fascisme als de nieuwe grote vijand te gaan beschouwen. De term „vijand‟ kadert duidelijk in een oorlogscontext waarbij het de ene tegen de andere is. „Haten maakt deel uit van de menselijke cultuur. Om ons te definiëren en te mobiliseren, zullen we vijanden nodig hebben‟ (Huntington S.)8. De radicale islamitische groeperingen komen recent het beste in aanmerking om deze eeuwige functie op zich te nemen. Todorov wijst op het gevaar om het begrip „vijand‟ buiten oorlogssituaties te gebruiken. Men riskeert dan de scheiding tussen moraal en politiek te verstoren en dat is één van de belangrijkste vereisten van de democratische orde. Hoe zouden we kunnen ontsnappen aan het vijandmodel? We moeten hiervoor de dualistische gedachtegang afzweren en we moeten het accent verleggen van de acteur naar de handeling. Situaties kunnen niet eenvoudig worden gereduceerd tot goed versus kwaad.
2.2.2 Migratie en asielbeleid In de komende decennia staan er ons grote migratiestromen te wachten. De schattingen lopen uiteen, maar migratie wordt nog op weinig plaatsen geminimaliseerd. Men mag echter niet louter defensief denken in het behandelen van het thema en dat is een fout die vele regeringen maken. Er moet meer samenwerking komen. In de toekomst zal men migratie op een globaal
5
HUNTINGTON S., Botsende beschavingen. Antwerpen : Icarus, 1997, 412p. De Standaard, 19.04.2007/22 7 idem, op.cit. 8 idem, op.cit. 6
10
niveau moeten aanpakken waarbij men zich niet enkel mag richten op het land van immigratie, maar ook op het land van oorsprong van de geëmigreerde. De Belgische migratie-expert J. Wets (Hoger Instituut voor de Arbeid, KU Leuven) geeft aan dat er tal van problematische aspecten zijn aan migratie, maar hij wil ook de positieve impact in het licht stellen.9 In Europa werd migratie zeer lang louter als een veiligheidsprobleem beschouwd. Rond het jaar 2000 kwam er een nieuwe beweging op gang die vooral de nadruk legde op de economische voordelen van migratie. Dit kwam doordat bedrijven voor bepaalde beroepen werden geconfronteerd met een schaarste op de arbeidsmarkt. Deze economische visie op migratie kon ook op steeds bredere interesse rekenen van de politici. Door de aanslagen van elf september werd migratie terug enkel een veiligheidsprobleem. De laatste jaren wordt er terug meer aandacht besteed aan de relatie tussen economie, migratie en ontwikkeling, maar er bestaan nog altijd grote contrasten met de VS waar de economische voordelen van de migranten veel harder worden uitgebuit. Migratie kan ook een factor van ontwikkeling zijn. Over de hele wereld zenden migranten tweehonderd miljard dollar naar hun families wat mee is dan het totale budget ontwikkelingshulp. Dit wil toch wel wat zeggen.
Vandaag denken heel wat mensen als ze het woord migratie horen spontaan aan asielzoekers. Zij komen steeds meer in het nieuws. Mensen doen er alles aan om naar Europa te komen. Het Belgisch asielbeleid zit echter in een diepe crisis. We denken constant in termen van verwijdering en uitsluiting. De rechtspositie van de asielzoeker is er de laatste jaren fel op achteruit gegaan. I. Poppe bespreekt de recente evolutie van het migratie- en vreemdelingenbeleid in België.10 De vreemdelingenwet van vijftien december 1980 vormde een belangrijk keerpunt in het vreemdelingenrecht. Ervoor bestond er een fundamenteel wantrouwen tegenover vreemdelingen en was de verdediging van de nationale veiligheid de hoogste prioriteit. De laatste jaren zijn er heel wat wetswijzigingen doorgevoerd. De rechtspositie van de vreemdeling wordt in hoofdzaak bepaald door het verblijfsstatuut. Ieder statuut is gekoppeld aan een aantal voorwaarden en procedures waarvan de grote procedures in de wet worden toegelicht. De opeenvolgende wetswijzigingen hebben ervoor gezorgd dat de beroepsmogelijkheden voor de rechtszoekende vreemdeling werden ingeperkt, dat bijkomende maatregelen werden uitgewerkt om het de vreemdeling moeilijker te maken
9
De Morgen, 07.07.2007/ 22-23 POPPE I. „De recente evolutie van het migratie- en vreemdelingenbeleid in België in COMMERS R., BLOMMAERT J., Het Belgisch asielbeleid : Kritische perspectieven. 2001, p. 249-260 10
11
naar België te komen en dat de sociale rechten voor asielzoekers en mensen zonder papieren werden ingeperkt. Vooral dit laatste puntje komt de laatste tijd meer en meer op de agenda.11
2.3Dankwoord Eerst en vooral wil ik mijn ouders bedanken die me de kans hebben gegeven om vier jaar te kunnen studeren. Mijn broer kon ik altijd om raad vragen als er een probleem opdook. Daarnaast wil ik ook iedereen bedanken met wie ik de afgelopen vier jaar een leuke studententijd heb beleefd en verschillende opdrachten tot een goed einde gebracht heb. Zonder de nuttige tips en steun in de rug van mijn promotor Caestecker F. was dit onderzoek niet gelukt. De mensen van het Legermuseum en het Algemeen Rijksarchief verdienen ook een pluim om elke keer opnieuw de documenten op te zoeken en klaar te leggen. Tot slot wil ik ook een plaatselijke geschiedvorser uit Hoogstraten bedanken, Huijbrechts J., die me een aantal boeiende verhalen vertelde over het lot van de krijgsgevangenen en de vluchtelingen in het kanton Hoogstraten tijdens de Eerste Wereldoorlog.
11
zie voetnoot 4
12
3. Probleemstelling 3.1Probleemstelling
Duitse immigranten en hun nakomelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog : prosopografische studie gericht op Duitsers die in 1914 werden opgepakt en geïnterneerd.
De doelstelling van het onderzoek was na te gaan wie er opgepakt werd en waarom ze juist opgepakt werden. Werden ze als spionnen beschouwd? Aan welke criteria moesten de vreemdelingen voldoen om opgepakt te worden? Naarmate het onderzoek vorderde, stuitten we op een logische verklaring. Iedereen die de leeftijd bezat om onder de wapens te kunnen worden geroepen, werd opgepakt. Vrouwen en kinderen konden in het land verblijven, maar vluchtten vaak weg. Sommigen werden ook gewoon het land uitgepest. De probleemstelling veranderde tussen tijdens ons onderzoek. Daar waar we wouden nagaan aan welke criteria personen moesten voldoen om opgepakt te worden, kwamen we snel tot een conclusie en dus breidden we ons onderzoek uit en probeerden een beeld te krijgen van wie deze personen waren en wat er tijdens en na de oorlog met hen gebeurde.
3.2 Onderzoeksgerichte vraagstellingen
Wie waren deze Duitse Belgen of Duitse burgers die opgepakt werden in België in 1914? We zullen trachten na te gaan hoe lang ze reeds in België verbleven, uit welke regio‟s ze vandaan kwamen en welk beroep ze uitoefenden. We trachten dus hun migratiegeschiedenis weer te geven en een socio – economisch profiel van de individuele gevallen te schetsen en daaruit enkele algemene conclusies te trekken. In een volgend hoofdstuk zullen we onderzoeken hoe de arrestaties in zijn werk gingen. In welke gemeente werden ze opgepakt? Waren ze op de vlucht en werden ze bijvoorbeeld in Frankrijk opgepakt? Wat gebeurde er met hen als ze opgepakt werden? In een aantal dossiers staat vermeld naar welke gevangenissen ze werden overgebracht. Een erg belangrijke vraag is ook wie de lijsten opstelde en hoe men selecteerde wie er opgepakt werd. Werden vrouwen en kinderen ook geïnterneerd? Was dit wettelijk toegelaten? Het zou interessant zijn om de
13
selectiecriteria van de overheid te vinden als die er waren en de redenen om bepaalde personen op te pakken. Hoe reageerde het volk op deze arrestaties, probeerden ze soms niet het heft in eigen handen te nemen? Het derde hoofdstuk wordt het moeilijkst om onderzoek naar te voeren. Dit handelt over de internering. De burgers bleven maar een korte periode in België geïnterneerd en werden naar Noord - Frankrijk, vooral Dinan, en Engeland overgebracht. Hoe werden de gevangenen behandeld in de interneringskampen? Moesten ze zwaar werk verrichten? Hiervan objectieve gegevens verzamelen zou quasi onmogelijk worden, maar het zou wel kunnen dat er enige vorm van correspondentie was tussen de regeringen met betrekking tot krijgsgevangenen. Hopelijk kan daar informatie uitgehaald worden over de Duitse burgers uit België die geïnterneerd werden in Frankrijk. Tot slot wordt de periode na de oorlog belicht, waarbij zeker verwezen moet worden naar de thesis van Roobrouck T.12 die handelde over de situatie van de Duitse inwoners in België na de Eerste Wereldoorlog. In de rand wijdt ik ook nog een hoofdstuk aan het klooster van Mariaveld in Minderhout waar een gemengde Duitse congregatie verbleef. In de vreemdelingendossiers van de verschillende Duitse kloosterlingen komen een aantal documenten steeds terug. Ze vormen een afgesloten groep en daarom vond ik het interessant om hun ontstaansgeschiedenis uit te spitten en na te gaan wat er met hen gebeurd vóór, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog.
12
ROOBROUCK T., Situatie van de Duitse inwoners in België na de Eerste Wereldoorlog : analyse van een vijandsbeeld, licentiaatverhandeling, RUG, 2005, 119p
14
4) Zoekstrategie 4.1Bronnenstudie ‘Geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars!’ Vanuit deze bovenstaande zin moest het onderzoek van start gaan. Het zou een zoektocht worden om een beeld te krijgen van wie juist werd opgepakt in 1914 en waarom. Over de Belgische krijgsgevangenen is bij ons heel wat meer geschreven en onderzoek gedaan. We moesten vertrekken van de vreemdelingendossiers die we vonden en nuttige informatie verschaften en van daaruit trachten een representatief beeld te krijgen van de personen die werden opgepakt door de Belgische autoriteiten. Het archiefonderzoek liep langs vijf grote instellingen : het documentatiecentrum van het Koninklijk Museum van het Leger en Krijgsgeschiedenis , het Studie-en Documentatiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Samenleving (SOMA), het Algemeen Rijksarchief, het diplomatiek archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie. Zoals in de inleiding al vermeld werd, was vooral het resultaat van de opzoekingen bij deze laatste instelling erg bedroevend. De Belgische autoriteiten bleven bevoegd voor de Duitse krijgsgevangenen in de interneringskampen in Frankrijk en ressorteerden dus onder de bevoegdheid van het Ministerie van Defensie. Bellen, schrijven en e-mailen leverden me telkens hetzelfde resultaat. Ik werd steeds opnieuw doorverwezen naar het Legermuseum waar het archief van het Ministerie van Defensie uit de periode vóór de Tweede Wereldoorlog in 2000 naartoe werd gebracht. Deze documenten bevatten echter geen informatie over de kampen in Frankrijk. De meerderheid van deze documenten zijn bakken vol met losse fiches van personen die tijdens de Eerste Wereldoorlog werden opgepakt. De informatie op deze fiches is erg beperkt en burgers en soldaten, verschillende nationaliteiten zitten losjes door elkaar alfabetisch gerangschikt. Verre van ideaal om mee te werken.
Het SOMA zorgde er vooral voor dat ik algemene informatie vond over het statuut van krijgsgevangenen voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Verder was er ook een interessant boek aanwezig over de krijgsgevangenkampen in Frankrijk tijdens de Eerste
15
Wereldoorlog.13 Hier werd echter geen gewag in gemaakt van een kamp te Dinan waar een groot aantal van de Duitse burgers uit België naartoe werden gebracht. In een map14 in het diplomatiek archief bij het ministerie van Buitenlandse Zaken zat er echter voldoende informatie over het kamp en het behandelen van de krijgsgevangenen.
Mijn onderzoek startte met een lijst namen uit het Legermuseum van mensen die gevangen genomen werden op Belgisch grondgebied tijdens de eerste dagen van de Eerste Wereldoorlog.15 De mensen uit deze lijst beschikten allen over een „vreemde‟ achternaam. Sommigen onder hen hadden een andere nationaliteit, waarvan de meeste Duitsers. Het merendeel van de personen beschikte echter over de Belgische nationaliteit en was actief in het Belgisch leger. Het onderscheid tussen Duitse Belgen en Duitsers kunnen we eenvoudig houden door enkel diegene met de Belgische nationaliteit als Belgen te beschouwen. Hebben ze de Belgische nationaliteit verkregen is een belangrijke vraag die we ons moeten stellen. Het onderscheid tussen burgers en militairen valt ook op. Bij de burgers heeft het grootste deel van de gearresteerden de Duitse nationaliteit. Bij deze lijst moet er wel een belangrijke opmerking gemaakt worden. Het merendeel van de namen heeft als beginletter een letter van R tot Z. De lijst is dus hoogstwaarschijnlijk niet volledig. Of er nog een andere document bestaat en waar het dan te vinden zou zijn, kwam ik niet te weten. Van die vijfhonderd namen heb ik dan alle gegevens overgenomen en in een Excel- bestand geplaatst.16 Bij deze lijst heb ik dan een onderscheid kunnen maken tussen soldaten en burgers waarbij de soldaten uitsluitend Belgen waren en de burgers voor het grootste deel Duitsers. Met de namen van de Duitse burgers ben ik dan naar het Algemeen Rijksarchief getrokken. Uit mijn ervaring met de oefening van vorig jaar stelde ik aan de hand van verschillende vreemdelingendossiers per persoon een biografie op. Eerst moest ik echter hun dossiernummers vinden en dat bleek geen sinecure te zijn. Ik zocht naar een inventaris van de vreemdelingendossiers en vond die ook bij de overheidsinstellingen na 1795.17Ik startte met het raadplegen van de microfilms en dat was achteraf gezien blijkbaar niet de goede keuze. Op de microfilms bevinden zich de namen van vreemdelingen die zich in België zijn komen vestigen met hun dossiernummer. 13
FARCY J-C, Les camps de concentration français de la première guerre mondiale (1914 – 1920), Paris, Anthropos, 1995, 373p. 14 Diplomatiek archief, Prisonniers allemands et autrichiens faits par Belgique : dossier n° 289 15 zie voetnoot 1 16 Zie cd-rom 17 BOON (B.), DEPOORTERE (R.), Ministère de la Justice. Service de la Police des Étrangers. Inventaire des microfilms du fichier des dossiers individuels, 12 p. 1996
16
Via die microfilms kon ik het nummer zoeken van hun dossier. Een belangrijke opmerking hierbij is dat dossiernummers boven de 600 000 met een speciaal dienen aangevraagd te worden. Ik startte met serie A die ging van A tot Z maar vond slechts mensen met dezelfde achternaam terug en niet met dezelfde voornaam. Waar het aantal dossiers met dezelfde achternaam beperkt was, nam ik de nummers over. Serie B ging van A tot J en ook hier vond ik enkel namen met dezelfde achternaam, maar niet met de corresponderende voornaam. De nummers op deze microfilms waren vooral boven de 600 000. Gelukkig vond ik in deze twee series wel één naam terug van een persoon die wel degelijk in 1914 opgepakt was geworden, namelijk Otto H.18. Zo kon ik me dus al een beeld vormen van hoe zo een dossier eruitziet. Het tweede deel van serie B, van j tot z bevond zich op microfiches. De raadpleging van de microfiches verliep gelukkig succesvoller. Anders zou er niet veel te selecteren geweest zijn uit de vijf honderd namen. De nummers die ik bij deze namen terugvond, waren allemaal cijfers boven de 600 000 zodat ik een speciale aanvraag moest indienen om ze te mogen raadplegen.
Daar ik een prosopografisch onderzoek wilde verrichten, was het wel even handig om er een cursus prosopografie erbij te halen. In de kandidaturen had ik de mogelijkheid dit als module te volgen, maar heb dit toen spijtig genoeg niet gedaan. Daarom moest ik me eerst wat informeren over hoe zo een prosopografische studie in zijn werk gaat. Eén van de grote problemen waarmee een historicus te kampen heeft, is de vraag naar de representativiteit van het bronnenmateriaal. Dit probleem komt verder aan bod als ik uit de doeken doe hoe de selectie van mijn steekproef in elkaar steekt In het historisch onderzoek worden te vaak aan de hand van individuele gevallen algemene conclusies getrokken en gaat men zonder meer vanuit een aantal sprekende voorbeelden generaliseren. Dit gevaar kan ten dele opgevangen worden door een prosopografische benadering. Door de verschillende leden van een bepaalde populatie te onderwerpen aan eenzelfde vragenlijst kan men bepaalde kenmerken met meer zekerheid toeschrijven aan die bepaalde populatie. Het verschil met het maken van biografieën zoals vorig jaar bij de oefening nieuwste tijden houdt in dat prosopografie niet zozeer zoekt naar het individuele, maar naar het algemene en het gemeenschappelijke in de levensgeschiedenis van min of meer grote aantallen individuen. “Een prosopografie is een collectieve biografie waarin de externe karaktertrekken van een bevolkingsgroep die iets gemeenschappelijk heeft (beroep, sociale afkomst, geografische
18
ARA, Sûreté Publique, 481 250, Otto H.
17
herkomst, enz.) beschreven wordt. Vertrekkend van een vragenlijst, worden biografische gegevens verzameld over een welomschreven groep mensen en op grond van deze verzamelde gegevens worden antwoorden gevonden op historische vragen”.19
4.2 Selectie
Eerst heb ik dus geprobeerd een selectie te maken uit de lijst met namen uit het Legermuseum omdat we dachten dat daar alle Duitse burgers vermeld stonden die opgepakt werden in augustus 1914. Ik heb ook voor de Belgische soldaten met een Duitse achternaam dossiers proberen terug te vinden. Het merendeel bevindt zich te Evere. Mijn onderzoek richtte zich op de Duitse burgers omdat het bij militairen nogal logisch is waarom ze werden opgepakt. We waren eerst van plan een selectie te maken uit de dossiers op basis van beroep.,Het was ook de bedoeling om zoveel mogelijk dossiers terug te vinden van Duitsers die al lang in België verbleven. Jammer genoeg vonden we maar twee gevallen die al lang in België woonden EN waar duidelijk bij vermeld stond dat ze opgepakt geworden waren tijdens de Eerste Wereldoorlog.20 Onmogelijk dus om een selectie hierin te maken, maar ik heb ze wel verwerkt in mijn onderzoek. Er kroop hier echter heel wat tijd in omdat ik via de achternamen op zoek ben gegaan naar eventuele familieleden en voor elk dossier moest nagaan of er geen link was naar de persoon uit de lijst. De nummers onder de zes honderd duizend brachten me dus niet al te veel soelaas. De microfiches daarentegen brachten veel meer resultaat op, maar wel bijna uitsluitend nummers boven de 600 000. Deze dossiers zijn over het algemeen veel minder uitgebreid, maar er zaten er toch een heleboel interessant tussen met een duidelijke vermelding dat ze opgepakt waren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dit werd duidelijk door een document in het begin van elk dossier met het volgende standaardzinnetje : “ Cet étranger arrêté à la suite de la guerre germano – Belge a été transferé ... “ Ik vond in de lijst uit het Legermuseum vijfendertig relevante dossiers met een duidelijke vermelding dat ze opgepakt geworden waren en geïnterneerd. Graag had ik een selectie doorgevoerd op basis van beroep of het aantal jaar dat ze reeds in ons land verbleven. Daar ik maar een beperkt aantal dossiers terugvond, heb ik er niet verder in geselecteerd. Een bezoek aan het ministerie van Buitenlandse Zaken vulde het hiaat van de doos uit het Legermuseum op. Het was niet zo dat de lijst van A tot R liep als aanvulling op de lijst van 19 20
H. DE RIDDER-SYMOENS, 'Prosopografie en middeleeuwse geschiedenis', p. 96 ARA, Sûreté Publique, 481 250, Otto H. en ARA, Sûreté Publique, 531 722, Emile T.
18
het Legermuseum. Er waren grote overlappingen, maar ook een aantal namen die in elke lijst uniek waren. Het Diplomatiek archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken beschikte over een map met informatie over alle Duitse burgers die gevangen genomen waren door de Belgische autoriteiten bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en overgemaakt aan de Franse autoriteiten en geïnterneerd in Dinan.21 In totaal zaten er hier drie honderd achtenzestig Duitse burgers geïnterneerd. De lijst uit het legermuseum bevat honderd vierendertig Duitse burgers. Van deze honderd vierendertig namen, zaten er negenendertig niet in Dinan en voor de meerderheid van deze personen weten we dus niet waar ze geïnterneerd waren. De overige vijfennegentig personen bevonden zich wel in het interneringskamp van Dinan en deze namen komen dus in beide lijsten voor. De totale lijst met Duitse burgers telde dus een vier honderd en zeven namen .Ik had echter mijn selectie eerst gemaakt uit de namen die ik uit het Legermuseum gehaald had. Omdat ze eigenlijk een minderheid vormden en pas vanaf de beginletter R vertrokken was het noodzakelijk ook nog het dossier van een aantal andere personen op te zoeken, een biografie samen te stellen en te kijken of de personen waar ik eerst een biografie voor opgesteld had representatief waren voor de hele groep. Ik koos voor alle namen met de beginletter B en haalde daar de relevante dossiers uit. Had ik meer tijd gehad, kon ik voor alle namen van geïnterneerden te Dinan de vreemdelingendossiers opzoeken, maar daar had ik spijtig genoeg geen tijd meer voor. Personen uit dezelfde streek of met dezelfde familienaam werden vermeden om een algemeen beeld te kunnen krijgen van welke Duitsers opgepakt werden in België in augustus 1914. Ik heb de Duitse burgers uiteindelijk opgedeeld in drie groepen. Een groep personen die al lang in België verbleven, een groep personen die nog niet zo lang in België verbleven en dan de groep religieuzen uit het klooster van Mariaveld te Minderhout. De scheidingslijn tussen de eerste twee groepen werd gelegd in 1905. Wie ervoor naar België kwam en al tien jaar of meer in België woonde, behoorde tot de eerste groep (9), de anderen tot de tweede groep (12) en de derde groep waren de religieuzen (11). Hierdoor waren de verhoudingen tussen de groepen min of meer evenredig.
4.3 Een historiografische aanpak Belangrijk bij de start van het onderzoek is een onderscheid te maken tussen aanpakken op macro- en micro- niveau. Micro - theorieën steunen op individuele benaderingen die elke 21
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, Prisonniers allemands et autrichiens faits par Belgique : dossier n° 289
19
potentiële migrant als een „rational decisionmaker‟ beschouwt. Het is de individuele mens die op basis van de omstandigheden in zijn omgeving, zijn ambitie en zijn mogelijkheden afweegt of het al dan niet zinvol is te migreren. De macro – theorieën benaderen de migratie vanuit een structureel perspectief. Het „push – pull‟ model is zo en veel gebruikt macroschema. Migratie wordt hierbij beschouwd als het resultaat van twee groepen determinanten. Enerzijds een groep die de potentiële migranten het land „uitduwt‟ en anderzijds een andere groep die hen naar een ander land „trekt‟. Veelal wordt hierbij sterk de nadruk gelegd op de economische factor maar deze is lang niet de enige. Ook politieke, ecologische, sociale en demografische factoren kunnen een bepalende rol spelen. Bij de redenen om te vertrekken zouden de pushfactoren de meest dominante rol spelen, terwijl de pullfactoren vooral bepalend zullen zijn voor de plaats waarheen men migreert.22
4.3.1
Macro – historisch onderzoek
Om deze benadering duidelijk te maken wordt er een voorbeeld uitgewerkt dat in het verlengde van ons onderzoek ligt. Na de vorming van de nationale staten zijn er vier historische periodes van internationale migratie te onderscheiden. Tussen 1860 en 1914 was er weinig controle op de migratie. Vanuit Europa kon men gemakkelijk Australië, Canada, of de VS en in Europa konden de mensen zich vrij bewegen naar andere landen en er werken zonder vergunningen. Mensen werden enkel teruggestuurd wegens ziekte, behoeftigheid of criminaliteit. Tussen 1914 en 1945 zijn de vreemdelingencontroles en immigratieregelingen toegenomen. Om veiligheidsredenen werden in Europa tijdens de Eerste Wereldoorlog strengere controles uitgevoerd op de migratie van vreemdelingen. De controles werden na de oorlog bestendigd en aangescherpt. Tussen 1945 en 1974 bestond er een grote nood aan arbeidskrachten in de geïndustrialiseerde landen. De regelgeving van tijdens het interbellum werd behouden, maar ze werd aangepast aan de economische noden. Verschillende Europese landen gingen zelfs actief recruteren in Zuid-Europese en niet-Europese landen. De periode na 1974 wordt gekenmerkt door strikte en doorgedreven immigratieregelingen. Veel Europese landen kondigden een migratiestop af. Het einde van de twintigste eeuw draagt enkele elementen in zich die erop zouden kunnen wijzen dat er zich een nieuwe periode van 22
LOOBUYCK P., Vreemdelingen over de (werk)vloer. Het debat over de arbeidsmigratie en de migratiestop in kaart., Gent : Academia, 2001, 250p.
20
migratie aandient. Door de globalisering blijft geen enkel land buiten het migratiecircuit, hetzij als immigratie- of emigratieland, hetzij als beide. Door de technologische vooruitgang zijn ook de transport- en communicatiemogelijkheden verbeterd waardoor de migratie sneller kan verlopen. Opvallend zijn ook de feminisering en differentiatie van de migratie. De differentiëring wordt veroorzaakt door de veelheid aan controlemechanismen, achterpoortjes, regels en statuten. Bij migranten die om economische redenen hun geluk elders willen beproeven spelen vooral de arbeidsmogelijkheden en het potentiële loon een doorslaggevende rol.
4.3.2
Micro – historisch onderzoek
In mijn onderzoek wil ik me vooral toespitsen op individuele gevallen en daaruit trachten conclusies te trekken. In de bronnenstudie werd reeds aangegeven hoe de selectie gemaakt is en het is de bedoeling om daar nu aan de hand van individuele gevallen enkele algemene conclusies uit te trekken. Er bestaat een verband tussen prosopografisch onderzoek en micro – historisch onderzoek. Prosopografie biedt een belangrijke bijdrage tot de micro - geschiedenis omdat zij het mogelijk maakt alledaagse fenomenen en gebeurtenissen in een zinvolle context te plaatsen en het geïsoleerde en uitzonderlijke van het significante te onderscheiden. Het uiteindelijke doel van de micro - geschiedenis is immers het leven en de structuren van alledag. Bij de historicus ontbreekt, in tegenstelling tot de natuurwetenschappers, een expliciet selectiecriterium. Veel historici houden zich bezig met micro – onderzoek omdat ze dan door het beperkte bronnenmateriaal vaak bijna alle bronnen kunnen raadplegen die ze voor het onderwerp relevant achten. Hoewel we ons hier ook met individuele dossiers bezighouden, zullen we de selectieve en geconstrueerde aspecten van het historisch onderzoek niet uit het oog verliezen. Belangrijk bij micro – historisch onderzoek is dat elke historicus „gevangen‟ zit in de „conceptuele bril‟ van zijn bronnen.23 Bepaalde personen uit het verleden hebben bepaald wat geregistreerd werd en wat niet. Zo staat er in de vreemdelingendossiers informatie over hun leven in België vóór de oorlog en soms na de oorlog en heel af en toe tijdens de oorlog. In de vreemdelingendossiers worden er bij de verschillende documenten bepaalde klemtonen gelegd op welke informatie belangrijk wordt geacht en welke minder belangrijk wordt geacht. Probleem is dat we slechts een beperkt aantal dossiers kunnen
23
LORENZ C., De constructie van het verleden. p. 266 op cit.
21
bespreken en doordat we maar een minderheid teruggevonden hebben, kunnen we niet met zekerheid stellen of ze representatief zijn voor de gehele groep. De algemene gegevens hebben we voor de gehele groep, maar dit blijft beperkt tot de naam, geboorteplaats en beroep.
22
5. Periode vóór de oorlog Inleiding Eerst wilde ik een algemeen beeld krijgen van de situatie in België op het gebied van migratie en de voorgeschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. Hiervoor heb ik het boek van Morelli A.24 ter hand genomen over de vreemdeling in België van de prehistorie tot nu, meer bepaald het tweede deel over de situatie vanaf 1830 tot vandaag. Wanneer we bezig zijn met migratie spelen cijfers een belangrijke rol. We moeten deze cijfers echter met enige voorzichtigheid benaderen, want bedrieglijke gegevens komen regelmatig voor. België beschikte al zeer snel over een bevolkingsregister. Vanaf 1846 had men voor de meeste gemeenten een jaarlijks overzicht van de gegevens van de inwoners. Zo werd hierin de aankomst- en vertrekdatum van elkeen die zich in de gemeente vestigde, opgetekend. Daarnaast wordt ook de burgerlijke stand en het beroep van de betrokkene vermeld en eveneens de plaats waar hij/zij vandaan komt of naartoe trekt. Het verliep echter niet allemaal zo vlot. De gemeentelijke administratie was vaak slordig en diende soms zelfs verzonnen cijfers in bij de overheid. Het grootste probleem was het regelmatige ontbreken van de vertrekdatum. Het gevaar bestaat erin wanneer men deze gegevens zonder kritische blik overneemt, men foute conclusies gaat trekken. Migratiebalansen kunnen voor een alternatief zorgen. Deze bekomt men door het bevolkingscijfer van twee opeenvolgende volkstellingen met elkaar te vergelijken. Hierdoor merken we dat er van 1847 tot 1900 een constant migratiedeficit in België is. Dit houdt meer emigratie dan immigratie in België in. Over immigratie halen we de belangrijkste info uit de volkstellingen, maar we stuiten hierbij wel op een belangrijk probleem. Vreemdelingen kunnen in de Belgische tellingen in veel gevallen op geen enkele manier beschouwd worden als „immigranten‟ in de strikte zin van het woord. Velen bleven slechts tijdelijk voor hun werk, vooral in de grensstreek. Over het algemeen bleef het aantal vreemdelingen in het midden van de 19e eeuw opvallend stabiel. Het aantal steeg aan het einde van de 19e, begin 20e eeuw. Op een kleine eeuw, van 1846 tot 1910, steeg het aantal vreemdelingen van 95 000 naar 254 000. Rekening houdend met de globale bevolkingstoename was de stijging van het aantal vreemdelingen niet spectaculair. De vreemdelingen waren overwegend afkomstig uit de buurlanden.
24
MORELLI , A., Geschiedenis van het eigen volk : de vreemdeling in België van de prehistorie tot nu , 337p.
23
5.1 Algemeen Kader : De Duitse gemeenschap in België vóór WO I. De Duitse groep vertoonde zeer uitgesproken kenmerken als men kijkt naar de percentages betreffende burgerlijke staat en geslacht. In geen enkele andere groep lag het aantal volwassen mannen in verhouding tot het aantal vrouwen en kinderen zo hoog. Ook waren er meer vrijgezellen dan getrouwde mannen wat binnen geen enkele andere groep vreemdelingen het geval was. Vóór 1914 was Antwerpen de economische draaischijf voor de Duitsers die de belangrijkste factor in de zakenwereld vormden. België stond ook bekend als een zeer gastvrij land met een zeer liberaal beleid. De zaken lagen anders als het handelde over het verstrekken van de Belgische nationaliteit aan de vreemdelingen. De naturalisatieaanvragen kenmerkten zich door zware, langdurige en vooral dure procedures. Wat me vooral interesseerde was de Duitse of van Duitsland afkomstige bevolking.25 De aanwezigheid van Duitsers in België tijdens de negentiende eeuw werd gekenmerkt door een zekere vaagheid en discretie. Men kan gewag maken van twee Duitse groepen in België. Eén die zich min of meer definitief in België had gevestigd en een andere die op doortocht was naar de overzeese gebieden. Een groot aantal Duitsers werkte binnen de klein- en middelgrote handel of lichte industrie en kon hiermee goed zijn brood verdienen. Voor anderen was ons land een tijdelijke halte op doortocht naar de VS al dient vermeld te worden dat een aantal van deze arbeiders of ambachtslieden wel bleven plakken. De inbreng van gekwalificeerde arbeidskrachten was van groot belang voor de opleving van de verwerkende industrie in België en meer bepaald in Brussel. Naarmate de economische situatie in de Duitse staten verbeterde in de jaren ‟60 van de negentiende eeuw, nam de Duitse migratiegolf af. Gedurende de jaren die volgden op de oorlog van 1870 stroomden veel religieuzen toe die Duitsland hadden moeten verlaten na de afkondiging van de „Kulturkampf‟26. Dit type van Duitse laïciseringbeleid veroorzaakte in België diepe meningsverschillen. De heftige polemiek hing samen met de ongunstige politieke situatie van de katholieken in die tijd. Voor de Belgen was er naast het sociale vraagstuk ook het probleem van de economische expansie. Het was de tijd van de industriële wedloop. Om op dit vlak tot opmerkelijke resultaten te komen, waren het voorbeeld van en de samenwerking en uitwisseling met een groot land als Duitsland van zeer groot belang. Hierdoor kwamen veel Duitsers naar België. Toch gebeurde de expansie discreet en was ze zelfs nauwelijks merkbaar.
25
SARTORIUS F., „De Duitsers in België‟, in Morelli A., Geschiedenis van het eigen volk. Leuven, Kritak, 1993, p. 175-195 26 dit was de strijd die de overheid van het Duitse keizerrijk onder Bismarck voerde van 1872-1879 met de rooms – katholieke Kerk. Bismarck vreesde dat de katholieke Zentrumspartei een bedreiging zou vormen voor het door de protestants – Pruisische elite gedomineerde keizerrijk
24
De jaren 1913 en 1914 vormden het hoogtepunt van de Duitse aanwezigheid in België. De Fransen maakten zich ongerust, maar reageerden vooralsnog niet. De Duitse aanwezigheid maakte volgens hen deel uit van een globaal plan dat tot doel had om op een grotere schaal de hegemonie van het eerste Duitse Rijk te vestigen. Hierbij dient men de bedenking te maken dat het heel wat waarschijnlijker is dat de Duitse inwijking werd ingegeven door economische motieven van de desbetreffende personen wat ook blijkt uit de vreemdelingendossiers, opgesteld door het Ministerie van Justitie27. Ze waren niet naar hier gekomen met de Duitse invasieplannen in hun achterhoofd. Er waren zonder twijfel wel een aantal Duitse spionnen op Belgische bodem, maar dezen vormden zeker een kleine minderheid. De Duitsers die opgepakt werden, waren gewoon gekozen omdat ze bekwaam waren oorlog te voeren. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog brak er een periode aan waarin de Duitse Belgen twee houdingen aannamen. Enerzijds waren er die al lang in België woonden en geen last hadden van gewetenswroeging. Veel van hun kinderen dienden zich zelfs als vrijwilliger aan bij het Belgisch leger. Anderzijds was er een groep Duitsers die de bezetters met open armen begroette. Ze zagen in de bezetting een mogelijkheid om hun zaken te zien groeien.
5.2
De Duitse religieuze orde te Mariaveld (Minderhout)
Het feit dat ik deze groep extra in de verf zet, dient kort even toegelicht te worden. Bij het overlopen van de namen uit de lijst uit het legermuseum merkte ik dat er onder de Duitse burgers proportioneel een belangrijk deel religieuzen bevonden28. Hun dossiers waren ook gemakkelijk terug te vinden. Het viel vooral op dat ze allemaal uit hetzelfde klooster afkomstig waren en het leek me wel interessant om na te gaan wie deze mensen waren, waar dit klooster gelegen was en vooral wat er met hen gebeurde toen de oorlog uitbrak?29 In de afzonderlijke dossiers was er niet zo heel veel informatie te vinden over hun lotgevallen. De vroegere moeder overste wist ook te vertellen dat er vanaf 1918 een groot leemte verscheen met betrekking tot informatie over de kloosterlingen.
27
DEPOORTERE R., BOONE B., Ministère de la justice. Service de la police des étrangers. Inventaire des microfilms du fichier des dossiers individuels, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1996, 12p. 28 vijftien van de honderd zesendertig of elf procent en ongeveer één derde van de steekproef 29 Zonder de hulp van een plaatselijke inwoner, met een passie voor geschiedkundig onderzoek, zou het erg moeilijk geweest zijn veel informatie te vinden
25
De congregatie is ontstaan rond 1890, maar werd moeilijk erkend door de katholieke Kerk. Het was een gemengde congregatie, iets wat moeilijk aanvaard werd30. Na de oorlog werd het een soort van tehuis voor nonnen op pensioen, op retraite. Het klooster is nu in handen van privé eigenaars en de mensen wonen er ruim en comfortabel. De congregatie bestaat vandaag nog in Indië en Pakistan
Eerst wordt een algemene achtergrond en de ontstaansgeschiedenis van het klooster uit de doeken gedaan. Daarna is het de bedoeling om de situatie in Antwerpen kort toe te lichten. De belegering en val van Antwerpen, begin augustus, vormen een belangrijk onderdeel in de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog.
5.2.1 Voorgeschiedenis31 In 1891 kocht de Duitse Jezuïet Antonius Maria Bodewin32 voor een bedrag van 95.000 oude Belgische franken een deel van de eigendommen, die publiek werden verkocht na een faillissement in de familie, van de grootgrondbezitter E. Jaequemyns die in de regio over behoorlijk wat gronden beschikte. Bodewin verwierf aan de Bredase weg `De Broederstede' een groot landhuis met aanhorigheden en grond en aan de overkant van de weg een ruim tien ha. tellend domein waarop kort daarna een kloostercomplex werd gebouwd. Dit klooster kreeg van Bodewin de naam Mariaveld. Het was een imponerend gebouwencomplex met een grote moestuin en zelfs een steenbakkerij. Deze gebouwen werden de Belgische uitvalsbasis van de door pater Bodewin eveneens in 1891- te Keulen gestichte gemengde klooster- en missiegemeenschap van de Onbevlekte Ontvangenis. Naar aanleiding van een conflict met de Duitse kerkelijke overheden werd zijn missiegezelschap in 1905 door Rome ontbonden. De Belgische kloostergemeenschap bleef echter actief en veel van de in Duitsland gehuisveste paters, broeders en zusters weken daarom naar Minderhout uit. Oorspronkelijk was E. Jaequemyns hoofdscheikundige in de fabrieken van de Gentse industriële familie Voortman. Jaequemyns was één van de eersten uit de nieuwe geldadel die medio negentiende eeuw investeerden in grootgrondbezit in de Noorderkempen.
30
In de volksverhalen doet het de ronde dat er ondergrondse tunnels liepen, tussen de twee gebouwen die elk aan een straatzijde gelegen waren, waarin sommige nonnen en paters zouden afgesproken hebben 31 HUIJBRECHTS J. 'Hoogstraats Lexicon' (ongepubliceerde studie) 32 °1839 Köln - + 1915 Roma
26
In 1845 kocht hij in Heerle de eerste gronden en begon daarna systematisch een aantal oude hertogelijke hoeven op te kopen. Op slechts een paar jaar tijd slaagde hij erin om maar liefst duizend driehonderd hectare heidegronden en bossen te verwerven. Hij bracht het grootste gedeelte van dit land in cultuur en bouwde hiervoor een veertigtal arbeiderswoningen én een steenbakkerij, de `Briqueterie et Tuileries de Heerle'. Een faillissement in de familie Jaequemyns-Rolin leidde tot een grote verkoop in 1891. Een groot gedeelte van het oorspronkelijke bezit van Eduard Jaequemyns kwam hierdoor in 1905 in handen van de familie Stas de Richelle terecht. Het klooster kwam in handen van Gustave Rolin, grootgrondbezitter in het Hoogstraatse. Deze bekende jurist en liberaal politicus was de zoon van de bekende jurist en oud-minister Hippolyte Rolin. Gustave Rolin was de schoonzoon van Eduard Jaequemyns, want gehuwd met zijn enige dochter Emilie. Rolin was lid van de Koninklijke Academie. Hij zat in de Kamer van Volksvertegenwoordigers van 1878 tot 1886 en was minister van Binnenlandse Zaken tussen '78 en `84 in het laatste kabinet Frère-Orban. Tussen 1882 en 1884 was hij minister van Openbare Werken. Als vertrouweling van Leopold II zetelde hij in de zgn. `Conseil Supérieur de l'état indépendant du Congo'. Zijn laatste grote buitenlandse missie voerde hem naar Siam, het huidige Thailand, waar hij op uitnodiging van prins Damrong, koning Chulalokorn hielp bij zijn pogingen om het land op Westerse leest te schoeien. De Thaï waren hem zo dankbaar voor de bewezen diensten dat zij zijn zoon Paul tot Consul -Generaal van Siam in Brussel benoemden.
5.2.2 Biografische informatie33 W. Marie34 W. Marie werd op veertien december 1889 geboren te Zoppot, Oliva (Pruisen)35. Ze kwam op vijftien december 1909 naar België, komende van Oliva uit Duitsland. „Permis de séjour provisoire : uniquement valable pour séjourner dans la Commune de Minderhout jusqu‟au premier Septembre 1914.‟
33
voor de individuen waar ik een vreemdelingendossier van terugvond in DEPOORTERE R., BOONE B., Ministère de la justice. Service de la police des étrangers. Inventaire des microfilms du fichier des dossiers individuels, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1996, 12p. 34 ARA, Sûreté Publique, 916 081, Maria W. 35 „sauf-conduit délivré par M. l‟auditeur militaire des deux Flandres (Se) A. De Groote.
27
R. Albert36 R. Albert werd geboren te Blankenberg (Pruisen) op zeven november 1889. Hij kwam op vijf februari 1907 naar België, komende van Beiswalde uit Pruisen. Hij oefende het beroep van landbouwer uit.
R. Hugo37 Geboren te Blankenberge op 29 april 1886, cirkel Heilsberg te Pruisen. Hij kwam op elf november 1904 aan in België en op één december in Minderhout. Hij oefende het beroep van missiebroeder38uit. Hij wilde langer dan zes maanden in het land verblijven.
R. Christina39 R. Christina werd geboren op dertien juli 1880 te Weissbach Schellenberg40. Haar ouders waren afkomstig van Berchtesgaden. Ze verhuisde voor de eerste maal naar België in april 1897. Ze bleef tot éénentwintig januari 1908. Daarna vertrok ze naar Oostenrijk. Ze kwam op zevenentwintig augustus 1915 terug aan in België. G. Martha41 De burgemeester van de gemeente Minderhout gaf aan dat G. Martha, geboren te Liebstadt op twaalf februari 1879, sinds november 1899 te Minderhout verbleef, komende van Blankenberg. Op twintig januari 1908 is ze vertrokken om zich in Wenen (Oostenrijk) te gaan vestigen.
G. Hélène42 Ze werd geboren op twintig mei 1886 te Hadersbach43.Ze kwam op vierentwintig april 1904 aan in België. Ze verbleef te Minderhout van elf juli 1904 tot zes december 1909 en dan is ze vertrokken naar Italië. Ze kwam op vierentwintig maart 1916 terug aan in België
B. Louise44 Ze werd geboren te Dortmund45 op zeven april 1874. In november 1904 kwam ze voor het eerst naar België. Ze verbleef in de Rodenbachlaan 236 te Minderhout. Ze bleef er van vierentwintig december
36
ARA, Sûreté Publique, 831 661, Albert R. ARA, Sûreté Publique, 774 167, Hugo R 38 frère missionaire 39 ARA, Sûreté Publique, 667 264, Christina R. 40 Provincie Beieren 41 ARA, Sûreté Publique, 667 262, Martha G. 42 ARA, Sûreté Publique, 762 170, Hélène G 43 Duitsland, Bayern 44 ARA, Sûreté Publique, 774 036, Louise B 37
28
1904 tot tweeëntwintig juni 1905 en vertrok dan naar Venetië. Op zevenentwintig augustus 1915 kwam ze terug naar België. Op negenentwintig maart 1948 is ze gestorven te Minderhout.
Z. Anna46 Ze werd geboren te Weimar47 op éénentwintig november 1841. Ze kwam in België aan in november 1898. Ze verbleef in het klooster van Mariaveld van maart 1898 tot 1914. Ze kwam op zes mei 1930 terug naar België. Op negen april 1930 schreef de arrondissementscommissaris van Turnhout aan de minister van justitie dat de eerwaarde Moeder Overste van het klooster van Mariaveld vroeg om een onbeperkt verblijf te bekomen voor de genaamde Z. Anna Elisabeth. Ze was in het bezit van een Duits reispas , gezien op de Belgische Legatie te Weenen op elf december 1929 onder nummer 5381. Er waren haar verschillende reizen voor drie maanden naar het buitenland en terug verleend.. Z. Anna stierf in 1948 te Minderhout.
T. Louise48 T. Louise werd geboren te Bochum, Regieringsbezirk Arnsberg49, op tien augustus 1868. In de stad Bochum stelden ze echter dat er geen bewijs is dat ze daar geboren is. Ze staat niet vermeld bij de geboorteaktes. Ze verbleef eerst in Keulen. In februari 1895 kwam ze naar België. Ze verbleef in een klooster als „soeur boniface‟. Ze verbleef in Minderhout van maart 1896 tot zevenentwintig juni 1905. Dan is ze vertrokken naar Stabroek waarna ze terug naar Minderhout kwam op zestien november 1905. Ze was naar Stabroek verhuisd op twaalf juli met nog drie andere personen50 : 1. G. Martha (soeur civile) geboren te Tiebstadt, twaalf februari 1879 2. S. Anne Marie (soeur Wendline) geboren op zeventwintig mei 1875 3. G. Anne (soeur Rosalie) geboren te Alt-Garchen op zeventien november 1879
5.3 Casestudie : Duitse burgers krijgsgevangen in augustus 1914
5.3.1 Alle Duitse burgers uit de steekproef
45
Duitsland, Nordrhein-Westfalen ARA, Sûreté Publique, 667 257, Maria Z. 47 Duitsland, Thüringen 48 ARA, Sûreté Publique, 667 244, Louisa T. 49 Duitsland, Nordrhein-Westfalen 50 Spijtig genoeg vond ik voor deze personen hun vreemdelingendossier niet terug of zat er in het nummer dat overeenkwam met hun naam informatie over een andere persoon. 46
29
Inleiding De thesis van Roobrouck T.51 heeft me een heel eind vooruit geholpen voor dit hoofdstuk. Zij werkte haar probleemstelling uit rond de situatie van Duitse inwoners in België NA de Eerste Wereldoorlog. Net als ik heeft ze getracht een representatieve groep Duitsers te bestuderen en ik heb evenzeer mogen ondervinden dat we het moeten stellen met de bronnen die er zijn. Roobrouck deed onderzoek naar een deel van de Duitse gemeenschap die zichzelf als Belg beschouwden en op het einde van de oorlog niet besloten het hazenpad te kiezen. De groep die ze bestudeerd heeft, is omwille van hun vermeende Duitse nationaliteit in het interneringskamp Merksplas gevangen gezet. Het grote verschil met mijn onderzoek is dat ik vertrokken ben van personen die bij het uitbreken van de oorlog gearresteerd werden. Mijn steekproef kan echter veel minder strak omlijnd worden. Hoe ik aan mijn namen geraakt ben, werd al uitvoerig uit de doeken gedaan in de zoekstrategie. De bedoeling was om een representatieve groep Duitse burgers te bestuderen voor alle personen waarvan ik weet dat ze bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog geïnterneerd werden. De bestudeerde groep is omwille van hun Duitse nationaliteit overgebracht naar het interneringskamp te Dinan.52 Uit de lijst met vierhonderd en acht namen, heb ik tweeëndertig namen weerhouden en we zullen hier aantonen dat ze representatief zijn voor de hele groep. Ik moet eerst de opmerking maken dat ik deze tweeëndertig namen gekozen heb omdat er in het Algemeen Rijksarchief maar een beperkt aantal bruikbare vreemdelingendossiers beschikbaar was en dit heeft een zuivere steekproef sterk bemoeilijkt. In een aantal gevallen kon ik ook de echtgenote verwerken in het onderzoek.
5.3.1.1
Representativiteit Steekproef? HERKOMST53
Waar kwamen deze Duitsers vandaan voor ze naar België kwamen? Om de geografische afstand die werd afgelegd goed te kunnen weergeven, worden een aantal provincies van het Duitse Rijk samen gevoegd. Ik heb de opdeling die Roobrouck T. gebruikt heeft gedeeltelijk overgenomen.54 51
ROOBROUCK T., Situatie van de Duitse inwoners in België na de Eerste Wereldoorlog : analyse van een vijandsbeeld, p 57. 52 Frankrijk, Bretagne, departement Côtes-d‟Armor 53 kaart Duitsland, zie Barraclough G., Knaus Grosser Historischer Weltatlas, Munchen/Zurich, Droemer knaur, 1979, p. 216 54 zie voetnoot 28, p. 57
30
In de lijst met alle Duitse burgers komen er echter een aantal provincies voor die zij niet vermeldt en ik heb ook een ietwat andere opdeling gemaakt. De eerste cirkel bakent de regio Eupen-Malmédy af, na 1918 bij België gevoegd, de tweede omvat de regio‟s Nordrhein, Westfalen, het Rijnland en Hessen en in het zuiden Elzas – Lotharingen. De derde cirkel bestaat in het noorden uit Schleswig – Holstein , het centraler gelegen Sachsen Anhalt, Sachsen, en Thüringen en tenslotte in het zuiden Baden – Württemberg en Bayern. Het nog verder in het oosten gelegen Silezië en de gebieden die deel uitmaken van Polen, behoren tot de laatste concentrische cirkel. Sommigen kwamen via Nederland naar België en anderen waren afkomstig uit Oostenrijk.
herkomst van de immigranten (n=245) Eupen/Malmédy
140 115
120 100
Nordhrhein/Westfalen/Rijnland / Hessen, Alsace/Lorraine
89
Schleswig/Holstein, Sachsen/Sachsen Anhalt/Thüringen, Baden/Würtemberg/Bayern
80
Silezië/Polen
60 40 20
Nederland
18 5
3
5
Oostenrijk
0 Grafiek 1 herkomst van de immigranten te Dinan (n=245)55 Kwamen de tweeëndertig namen waarvoor ik een biografie uitwerkte ongeveer overeen met dit beeld? De gemiddelde leeftijd waarop zij en hun echtgenotes56 naar België kwamen was vijfentwintig jaar. De overgrote meerderheid van de immigranten waren mannen. 55
van de vierhonderd en zeven burgers geïnterneerd te Dinan vond ik voor tweehonderd vijfenveertig de geboorteplaats EN in welke provincie of land ze gelegen was
31
Ze namen de beslissing om in België werk te zoeken en hun carrière uit te bouwen. De vrouwen uit mijn steekproef waren acht nonnen uit het omstreden klooster van Mariaveld57 en enkele echtgenotes van Duitse burgers.
herkomst immigranten steekproef (n=30) Eupen/Malmédy
16
15
14 12
Nordhrhein/Westfalen/Rijnlan d/ Hessen, Alsace/Lorraine
12
Schleswig/Holstein, Sachsen/Sachsen Anhalt/Thüringen, Baden/Würtemberg/Bayern Silezië/Polen
10 8 6 4
Nederland
3
2 0 0
Oostenrijk
0
0
Grafiek 2 herkomst van de immigranten uit de steekproef (n=30) 58 Duidelijk is dat zowel in de steekproef als bij alle geïnterneerde burgers uit Dinan hun geboorteplaats vooral in de tweede of derde concentrische cirkel gelegen was. Dit contrasteert met de steekproef van Roobrouck waar de eerste cirkel in verhouding veel talrijker vertegenwoordigd was. Wanneer we de steekproef vergelijken met het totale aantal valt ons één zaak duidelijk op. Terwijl bij de migranten van de steekproef de meerderheid uit de derde cirkel komt, is de meerderheid van de totale groep migranten uit de tweede cirkel afkomstig. In de tweede cirkel kwamen ze vooral uit de provincies Rijnland en Westfalen en veel minder uit de provincies Hessen en Elzas – Lotharingen . 56
indien ze niet in België woonden ( vijf vrouwen) deelgemeente Hoogstraten , vlakbij de Nederlandse grens. 58 Van de tweeëndertig burgers uit de steekproef vond ik voor dertig de geboorteplaats EN in welke provincie of land ze gelegen was 57
32
In de derde cirkel waren er geen grote verschillen tussen de provincies.59
TEWERKSTELLING
De sociale positie van immigranten kan aangegeven worden door hun beroep(en) en aanwijzingen hoe betrokkene(n) hun inkomen verzekeren. Door enkel het vermelden van het hoofdberoep, maar ook bij het uitvlakken van specifieke beroepen door het gebruik van weinigzeggende woorden als dagloner of arbeider is de beschikbare informatie een reductie van de sociale realiteit. Als men enkel het beroep als gegeven heeft, moet men dit dus zeker in het achterhoofd houden. Het is daarenboven onduidelijk welke concrete sociale en economische positie een bepaald beroep heeft op een bepaald moment in de tijd. Vooral voor veel voorkomende beroepen als koopman en winkelier is dit niet eenvoudig. Men moet er vooral mee rekening houden dat beroepsaanduidingen data zijn met een sociale relevantie die in hun tijd en plaats moeten geduid worden. De beroepstitels zijn zowel een bron van informatie als een subjectief gegeven dat uiting geeft hoe een maatschappij sociaal gestructureerd is. Slechts mits kennis van de sociale woordenschat van een samenleving kan men de status en het inkomen dat aan de beroepstitels is verbonden, in de juiste context plaatsen. Voorzichtigheid bij uitspraken over de sociale positie van een bepaalde beroepsgroep is dus geboden. 60 In de lijsten werd er echter enkel het beroep vermeld en in de dossiers zelf wordt er bij het beroep dat de personen uitoefenden bitter weinig informatie verschaft. Zoals bij de migratie zullen we nagaan of de groep uit de steekproef representatief is voor alle burgers in het depot van Dinan. Om het overzichtelijk te houden zullen de beroepen in verschillende categorieën opgedeeld worden die gemakkelijk vergelijkbaar zijn.
59
zie Excell bestand Vanhaute E. (1999). „Het debat dat er geen was. Sociale stratificatie in de geschiedschrijving.‟ In Docendo discimus. Liber amicorum Romain Van Eenoo (pp. 229-240).V 1. Gent: Academia Press 60
33
beroepscategorieën landbouw industrie 26%
zelfstandig ambachtsman 8%
handel horeca
20%
13% 4%
5%
6%
13%
publiek dienstpersoneel hooggeschoold/kunstenaar religieuzen
5%
transport
Grafiek 3 tewerkstelling van de immigranten te Dinan (n= 364)
beroepscategorieën
landbouw
24%
industrie
3% 19%
3%
zelfstandig ambachtsman handel
6%
horeca
3%
publiek dienstperoneel hooggeschoold/kunste naar religieuzen
6% 0%
transport
36% Grafiek 4 tewerkstelling van de immigranten steekproef (n=32)
Er zijn twee belangrijke opmerkingen te maken bij het vergelijken van de twee grafieken. Ten eerste komen de percentages van de categorieën industrie en zelfstandig ambachtsman ongeveer overeen en geven ze dus een goede representatie weer. Ten tweede zijn de religieuzen in mijn steekproef oververtegenwoordigd in vergelijking met andere beroepscategorieën, ik zal later nog terugkomen op deze keuze. 34
5.3.1.2 Demografische aspecten steekproef61
HUWELIJK
Slechts het eerste huwelijk wordt in aanmerking genomen. Uit de grafiek blijkt duidelijk dat de meeste mannen ervoor kiezen om na hun immigratie met een Belgische te trouwen.
Huwelijk (n=20) reeds gehuw d bij m igratie en kinderen vergezellen ouders bij m igratie
9
9 8
reeds gehuw d bij im m igratie, m aar de echtgeno(o)t(e) zal nooit naar België kom en
7 reeds gehuw d bij im m igratie, m aar echtgenote vervoegt zich later
6 5
huw elijk m et Belg na im m igratie
4 3 3
3 2
2
2 1
1 0 2
4
5
6
8
9
huw elijk m et iem and uit land van oorsprong na im m igratie w aarbij de partner em igreert om de reeds in België veblijvende partner te vervoegen huw elijk m et andere buitenlander na im m igratie, w aarbij partner reeds in België verblijft, m aar geen landgenoot is
Grafiek 5 : Huwelijk (n=20) 62
61
Zie voetnoot 37. Indien de persoon niet onder één van de negen codes vallen die het huwelijk kwalificeren (dus in ieder geval voor ongehuwde) wordt er niks ingevuld. 62
35
VERBLIJFSDUUR
De eenvoudigste dossiers zijn dossiers met duidelijke verblijfsduur waarbij we weten wanneer ze aankomen of wanneer ze vertrekken. Dit zijn evenwel uitzonderingen. Bij die dossiers waarin vanaf een bepaald moment geen documentatie meer voorhanden is over het feit of men al dan niet langer in het land verbleef, rekenen we het verblijf tot de datum van het laatste document dat hun verblijf in België documenteert. Dat laatste document kan de schrapping uit het bevolkingsregister betreffen.
Verblijfsduur (n=33) 25
jaar van afsluiten = jaar overlijden
23
20 jaar van afsluiten = jaar van naturalisatie
15 afsluiten verblijf niet op vrijw illige basis
10 5
5 3
2
verbijf in België onderbroken, verblijfsduur aangegeven is m axim aal
0 Grafiek 6 : kwalificatie van de verblijfsduur (n=33) De oorlog zorgde ervoor dat het afsluiten van het verblijf niet op vrijwillige basis gebeurde. De vreemdeling werd opgepakt en geïnterneerd in Frankrijk. Normaal zouden we de personen vooral onder categorie vijf moeten plaatsen, maar we weten niet hoe lang ze na de oorlog nog in België verbleven. De meeste kwamen na de oorlog terug als ze toelating kregen. België moet dus wel een aantrekkelijk land geweest zijn. Hoewel ze vaak ten onrechte vastgezeten hadden tijdens de oorlog, wilden ze na de oorlog toch zo snel mogelijk naar België terugkeren.
MIGRATIE
36
Bij de migratie van de geïnterneerden in België wil ik graag wat langer bij stilstaan. Binnen de migranten kan men verschillende deelgroepen onderscheiden. De duur van migratie is een eerste criterium om migranten te onderscheiden. De vlottende groep migranten, de passanten -een tijdelijke migratie- horen onderscheiden te worden van de blijvers of de migranten die zich vestigen. Circulaire migratie zoals seizoensmigratie, pendelmigratie zijn dan specifieke vorm van tijdelijke migratie. Men kan binnen de passanten en blijvers een verder onderscheid maken. Het opmaken van een uitgewerkte typologie van diverse deelgroepen binnen de migranten zal ons in staat stellen uitspraken te doen over de migratiedynamiek. Zo kan men onder meer eventueel banden tussen passanten en blijvers blootleggen. Deze typologie kan gebaseerd zijn op de specificiteit van de immigratie: internationale migranten kunnen van ver komen of het kunnen grensbewoners zijn die van net over de grens komen. Ook afstand kan als criterium dienen om bij migratie een onderscheid te maken tussen lokale, regionale en langeafstandsmigratie. Welke criteria hanteren we om deze migratie naar afstand op te delen? Migratiepatronen63 Migratiepatronen bestonden naast elkaar en vloeiden in elkaar over, ze vormden geen strak van elkaar gescheiden systemen. Het zoekende migratiepatroon waarbij migranten reisden met een weinig vastomlijnd idee van hun uiteindelijke bestemming en waarbij toeval en mogelijkheden op hun weg bepaalden waar de reis eindigde, bestond net zo goed als duidelijk op voorhand vastgelegde patronen.
a. Soort migratie
63
Zie voetnoot 37
37
Soort migratie (n=32)
25
24
grensbewoner
20
pendelmigrant
15
passanten
10 5
9 6 3
vestgigingsmigranten lineaire migratie
3
2
stapsgewijze migratie
0 1
2
5
7
8
9
Grafiek 7 soort migratie64 (n=32) De grensbewoner beweegt zich binnen een straal van maximaal dertig km (een dagtocht). De grensbewoner gaat zich dan ook niet diep in België vestigen. Men houdt hierbij rekening met de staatsgrenzen van het jaar waarin geïmmigreerd wordt. Bij pendelmigranten is het veelvuldig overschrijden van de grens cruciaal, maar daarbij beweegt men zich ook steeds binnen een bepaalde regio en worden steeds dezelfde plaatsen gefrequenteerd (de meeste grensbewoners zijn pendelaars, maar niet alle pendelaars zijn grensbewoners). Onder deze groep vallen ondermeer grensbewoners, seizoensmigranten en rondreizende handelaars. Bij de passanten wordt tijdelijkheid gedefinieerd als “immigranten die minder dan vijf jaar in België vertoeven”. Pendelmigranten plaatsen we niet in dezelfde categorie als passanten of tijdelijke migranten omdat de verblijfsduur bij elk verblijf sterk variabel kan zijn. Bij vestigingsmigranten gaat het om immigranten die meer dan vijf jaar in België vertoeven. Lineaire migratie is een directe migratie van de geboorteplaats naar België. Stapsgewijze migratie kan gepaard gaan met een zekere progressie: iemand verhuist eerst naar een plaats die groter is dan de geboorteplaats, om vervolgens verder te migreren naar een nog groter of verder weg gelegen oord. Hier valt op dat de meeste personen zich definitief vestigden in België. We hadden al gezien dat een meerderheid met een Belgische vrouw trouwde na de immigratie. Men probeerde dus een gezin op te richten in België.
64
Deze tweeëndertig namen bevatten ook enkele echtgenotes van de geïnterneerden. Voor sommige geïnterneerden vond ik geen geboorteplaats en hen kon ik dus niet verwerken in deze grafiek.
38
b. Afstand en vorm migratie65
Afstand en vorm migratie (n=32) 25 21
20
lokale migratie
15
regionale migratie
10
langeafstandsmigratie
8
5
6
carrièremigratie
2 0 Grafiek 8 : Afstand en vorm migratie66 (n=32) Carrièremigratie is ondermeer migratie die kadert binnen interne mobiliteit van een internationale onderneming of organisatie (kerk, onderwijsinstellingen, bedrijven…). Ook migratie voor onderwijsdoeleinden kan als carrièremigratie worden beschouwd. Hoewel de meerderheid van de personen uit provincies kwamen die aan België grensden, kwam de meerderheid toch van verder dan honderd kilometer. Dit komt omdat vele plaatsen tussen honderd en tweehonderd kilometer van de grens liggen. Het migratietraject kan dus onderscheiden worden op basis van vier dimensies van migratie: ruimte, tijd, motivatie en wijze. Deze vier dimensies zijn veelal met elkaar verbonden, maar een analytisch onderscheid kan de leesbaarheid van migratie verhogen.
ARBEID EN LOCATIE
Tot slot is het ook interessant om een combinatie te maken van arbeid en locatie.
65 66
Zie voetnoot 37 zie voetnoot 41
39
Tabel 1 : sociaal-economisch profiel van de geïnterneerde Duitsers (n=30)67 landbouw arbeider Zelfstandig horeca privé handel religieus ambachtsman Rijnland,Westfalen
2
2
4
0
1
0
4
Baden,Wütenberg, Bayern
0
1
3
0
0
0
4
Thüringen, Sachsen, Mecklenburg
0
1
1
0
1
2
Brandenburg, West – Pruisen
0
2
0
0
0
1
1
De twee grootste groepen in de steekproef zijn de zelfstandigen/ambtenaren en de religieuzen. De keuze voor de religieuzen had ik vroeger reeds gemaakt omdat ze allemaal in hetzelfde klooster verbleven en er in hun vreemdelingendossiers interessante informatie te vinden was.
5.3.2 Duitse religieuzen68 uit de steekproef. Wie waren deze religieuzen? We overlopen hier hun migratie uit Duitsland naar België. We weten reeds uit voorgaande informatie dat ze uit Duitsland kwamen. Kunnen er echter patronen gehaald worden uit hun migratie naar België?
5.3.2.1
Representativiteit religieuzen HERKOMST
Waar kwamen deze religieuzen vandaan voor ze naar België kwamen? Zijn ze representatief voor de hele steekproef die we genomen hebben. Ze vormden bijna een derde van de
67 68
naar analogie thesis Roobrouck, p.59 klooster Mariaveld (Minderhout)
40
individuen. Als we de vergelijking maken met alle burgers en met de burgers uit de steekproef zien we dat de tweede en derde concentrische cirkel ook duidelijk naar voor komen.. Vijf religieuzen kwamen uit de tweede cirkel, de overige zeven uit de derde cirkel. Diegene uit de tweede cirkel kwamen vooral uit Nordrhein – Westfalen (4), de zeven personen uit de derde cirkel kwamen een beetje van overal. We kunnen concluderen dat ze op vlak van herkomst zeker representatief waren voor de steekproef en iets minder voor alle geïnterneerde burgers waarbij de meerderheid uit de eerste cirkel afkomstig was.
5.3.2.2
Demografische aspecten religieuzen
Opvallend is vooral dat er zowel mannen als vrouwen in het klooster zaten. In de lijsten wordt vermelding gemaakt van vier mannen en acht vrouwen.
VERBLIJFSDUUR
Zoals hoger aangegeven zijn de eenvoudigste dossiers diegene met duidelijke verblijfsduur waar we weten wanneer ze aankomen of wanneer ze vertrekken. Bij de religieuzen is dit verre van duidelijk. Bij de vrouwen waren er een aantal die voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog naar Italië verhuisden en er was ook iemand die naar Wenen trok. Wat opvalt is dat de meeste al lang in België verbleven als de oorlog uitbrak. Bij de meeste gebeurde het afsluiten van het verblijf in België niet op vrijwillige basis. Op het einde van de oorlog werden ze aangemaand om het land per trein te verlaten.
MIGRATIE
a. Soort migratie
De verschillende soorten migratie werden eerder al uit de doeken gedaan en daar wordt hier niet verder op ingegaan. Het merendeel van de religieuzen waren vestigingsmigranten die hier voor een lange periode bleven. Sommigen woonden meer dan dertig jaar in België.
b. Afstand en vorm migratie
41
Bij de afstand en de vorm van de migratie kunnen we opmerken dat ze bijna allemaal van een grote afstand kwamen en de kloosterlingen migreerden binnen de interne mobiliteit van een internationale organisatie, namelijk hun kerkgemeenschap.
42
6. Waarom werden ze gearresteerd? In dit hoofdstuk zullen we trachten na te gaan hoe het vijandsbeeld van de Belgische bevolking en overheid tegenover de Duitse gemeenschap tot stand kwam bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. In een tweede deel worden de arrestaties iets nader toegelicht.
6.1 Aanloop naar de Eerste Wereldoorlog België was aan de vooravond van WO I een zeer welvarend land en het dichtst bevolkt van Europa. Toch kon men als klein land niet voorzichtig genoeg zijn bij het ontstaan van twee machtsblokken in 1914. België geloofde sterk in neutraliteit, maar men voelde reeds de stilte voor de storm. Het Belgisch leger kon als afschrikking dienen, maar men besefte maar al te goed dat een aanval niet te stuiten zou zijn. Maatregelen als dienstplicht en belastingen werden echter met gemor onthaald door de bevolking. Men verwachtte iets, maar het ultimatum van Oostenrijk aan Servië kwam toch als een schok. Allianties en verdragen zetten daarop een niet te stuiten oorlogsmachine in gang. Duitsland plaatste België in een onmogelijke positie door een ultimatum af te kondigen dat begon in de nacht van twee op drie augustus. België moest tegen dan beslissen of ze de Duitsers een vrije doorgang zouden verlenen over hun grondgebied. Het ultimatum werd nog met een etmaal verlengd daar Berlijn er echt op hoopte een vrije doorgang te bekomen. Frankrijk gooide dan nog wat olie op het vuur door België voor een tweede ultimatum te plaatsen. Zo ziet men dat er in een conflict partij MOET gekozen worden. Daarop ontstond opwinding over het ultimatum en het antwoord erop. Op vier augustus viel Duitsland België binnen. Ze verklaarden nog steeds niet de oorlog, hopende op een vrije doortocht. Duitsers en Oostenrijkers dienden hun woningen in België te verlaten die vervolgens gesloopt werden. De grote meerderheid van de handelingen tegen Duitsers was niet gericht tegen personen maar tegen de handelszaken. De warenhuizen van „Tietz‟ in Antwerpen en Brussel vormden een goed voorbeeld hiervan.
43
6.2 De Belgische bevolking en overheid tegenover de Duitse gemeenschap bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog
6.2.1 Algemeen kader vijandsbeeld Hoe kan een oorlogssituatie ervoor zorgen dat ook vaak onschuldige mensen die eigenlijk niks met de oorlog te maken hebben, worden opgepakt? We moeten ons eerst een aantal belangrijke algemene vragen stellen. Voor we met onze uiteenzetting van start gaan is het cruciaal om de term vijandsbeeld even onder de loep te nemen. Hoe verhoudt deze term zich ten opzichte van woorden als vooroordelen, stereotypen? Kunnen al deze termen onder dezelfde noemer geplaatst worden? De meningen verschillen hierover, maar ik heb me gebaseerd op een boek van Ostermann69. Vooroordelen zijn hardnekkige, negatieve inschattingen van personen, groepen of thema‟s. Ze onderscheiden zich van verkeerde beoordelingen door de weigering om ze te verbeteren. Men kan zeer moeilijk toegeven dat men zich vergist heeft. Vooroordelen hebben de structuur van stereotypen. Stereotypen zijn sterk vereenvoudigde, gegeneraliseerde en clichématige voorstellingen die we van bepaalde mensen of groepen hebben. Stereotypen hebben een oriënteringsfunctie in de sociale wereld. Sommige gaan zo ver dat ze het denken in stereotypen voor onvermijdelijk houden (personen als Hitler, Mussolini). Het gebruik van vooroordelen, stereotypen of vijandsbeelden is een specifieke vorm van veralgemening. Het feit dat vooroordelen slechts zeer moeilijk door nieuwe ervaringen kunnen worden omgebogen, duidt erop dat er krachten in mensen aanwezig zijn die zich tegen het laten varen van vooroordelen verzetten. Vanwaar komt die drang tot verzet? Afkeer van angst en onzekerheid spelen hierbij een grote rol. Verder zorgt een vooroordeel ook voor de stabilisering van het gevoel van zelfwaarde. Door de discriminatie van een andere sociale of etnische groep, bijvoorbeeld de „Poolse loodgieter‟, de waarde van de eigen groep en daarmee de waarde van de eigen persoon te verhogen. De mogelijkheid van een gemeenschappelijke uitlaatklep voor agressie is een andere reden om vooroordelen te hebben. De groep moet als afzonderlijke groep goed herkenbaar zijn en haar gemeenschappelijke macht moet geringer zijn dan die van de eigen groep. Een centraal vooroordeelpatroon is het „vriend – vijand schema‟. 69
OSTERMANN A., NICKLAS, H., Vorurteile und Feindbilder, Munchen/Berlin/Wien, Urban & Schwarzenberg, 1976
44
Een recente en interessante invalshoek, die al kort in de inleiding werd vermeld, wordt door De Witte J. verleend70 Hij is de opvolger van Leman als voorzitter van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding. De Witte stelt dat vijandsbeelden van alle tijden zijn. Het is maar de vraag wat je ermee aanvangt! Wanneer men xenofobie gebruikt om er zijn voordeel uit te halen, is men verkeerd bezig. Dit gebeurt echter veelvuldig. De recente verschuiving van discrimineren op basis van cultuur in plaats van bijvoorbeeld op basis van nationaliteit houdt heel wat gevaren in. Waar in Wereldoorlog I de nationaliteit zeer hoog in het vaandel werd gedragen, worden vandaag de dag mensen zeer vaak beoordeeld op hun cultuur. Vooral het Vlaams Belang maakt er een strijdpunt van. Ze kunnen moeilijk iemand verplichten een andere huidskleur te hebben, maar ze proberen wel de mensen te verplichten een andere cultuur aan te nemen. „Vijanddenken is de grond waarop vijandbeelden kunnen gedijen, het bestaat uit de overtuiging van de subjecten dat zoiets als een ernstige bedreiging, die uit mensen bestaat of aan mensen kan worden toegeschreven, daadwerkelijk aanwezig is‟71
Een vijandsbeeld vertolkt verschillende functies. Zo heeft het vijandsbeeld als algemene functie dat het een interpretatiekader inhoudt, waardoor het individu zich zonder al te veel moeite een oordeel kan vormen over overigens complexe zaken. Daarnaast vervult het vijandsbeeld ook een belangrijke sociale functie. Het vormt het toegangsbewijs tot bepaalde kringen en in een aantal gevallen zelfs tot het maken van een carrière. Vijandsbeelden fungeren ook als het ideologische cement van de maatschappij, als stabiliserende en cohesie - bevorderende factoren. Vijanden in de vorm van externe en interne zondebokken zijn er te over. Verder verschaffen vijandsbeelden de houders ervan een identiteit. Tot slot zorgt een dominant collectief vijandsbeeld ook voor een belangrijke rechtvaardigingsfunctie. De legitimatie van bewapening en het bijhorende beleid is aangewezen op een sterk vijandsbeeld. Publiekelijk is de creatie van een vijandsbeeld nog steeds het makkelijkst verkoopbaar argument.72 Na het bekomen van een algemeen kader van wat een vijandsbeeld inhoudt, moeten we ons nu focussen op onze casus „Duitse Belgen en Duitsers wonende in België aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog‟. 70
PIRYNS Piet, VAN HUMBEEK Hubert “Wij zijn allemaal xenofoob. Ook u en ik.” Knack, 17-08-05 ACKAERT, G., Het vijanddenken in de U.S.A. t.a.v. de USSR : evolutie na 1945, Gent, s.n., 1988, p.8 (1). REBEL H., WECKE L.? op.cit., p.153 72 idem, pp.9-15 71
45
6.2.2 Vijandschap tegenover de Duitse gemeenschap aan de vooravond van WO I en bij het uitbreken ervan 6.2.2.1 Provincie Luik73
Voor de provincie Luik werd een interessant artikel geschreven waarbij gefocust wordt op de Duitse immigranten en hun gevoelens ten opzichte van België.74 Het kan interessant zijn om deze visie te confronteren met andere provincies. De bedoeling is te onderzoeken waarom de Duitsers werden opgepakt en wie ze waren, maar het leek me ook eens interessant te kijken hoe de Duitse immigranten tegenover België stonden. De eerste vraag die we ons hierbij wel moeten stellen is of de Duitse populatie van Luik representatief is voor heel België. Vooral Verviers kende een grote groep Duitse immigranten. Ook Luik en Seraing kenden een grote populatie Duitsers. In Luik trad er een Duitstalige cultuur naar voren en werkten er ook verschillende Duitse proffen aan de universiteit.
Hoe reageerden de Belgen op de Duitse immigratie? Hoe situeerden de Duitsers van de provincie Luik zich ten opzichte van hun land en ten opzichte van Belgische gevoelens ? In de periode voor 1910 bleken de gevoelens van de Belgen ten opzichte van de Duitsers constant. Er was weliswaar nooit sprake van sympathie, maar wel van bewondering en respect. Met de oorlog van 1870 trad er wel een xenofobe beweging op tegen de Duitsers. Wat deze inhield gaan we hier niet verder uit de doeken doen daar we ons concentreren op de Eerste Wereldoorlog. De verdubbeling van de spoorlijnen rond de eeuwwisseling tussen Duitsland en België kwam de werknemers uit Verviers, Luik, ... ten goede en dus ook de Duitse bevolking. Algemeen beschouwd voelden de “germanophones” zich allerminst gevangen tussen „het Belgisch aambeeld‟ en „ de Duitse hamer‟ vóór het uitbreken van de oorlog.
73
vergelijkbaar met andere provincies? WYNANTS J “Les germanophones de la province de Liège entre l‟enclume belge et le marteau du Reich.: 1910-1914 74
46
6.2.2.2 De „Augusterlebnis‟ in Brussel en Antwerpen. Hier wil ik even stilstaan bij de situatie in de twee grote steden, de hoofdstad Brussel en vervolgens Antwerpen dat over een grote Duitse gemeenschap beschikte.
a. Brussel Brussel75 werd het eerste slachtoffer van de volksmobilisatie tegen de Duitse gemeenschap. Het germanofobe oproer barstte uit zijn voegen vanaf drie augustus, maar kwam op kruissnelheid vanaf vier augustus. Het handelde niet enkel om socio-economische oproer al was dat element wel aanwezig. Men probeerde ook tweemaal de Duitse bibliotheek in brand te steken76. De manifestanten vielen vooral plaatsen aan waar de vijand sociaal actief was. Zo werden cafés die opengehouden werden door burgers van de Outre-Rhin aan diggelen geslagen. De namen van de cafés getuigden van de afkomst van de houders : Alt Heidelberg, Weinstube, ... Vanaf zes augustus namen de incidenten tegen Duitse individuen af en nam de angst voor een „nieuwe vijand‟ toe. Waar eerst de Duitsers de schietschijf vormden van volksoproer, verscheen er nu een nieuwe interne77 vijand, de SPION. Voor de eeuwwisseling gold spionage nog als een zuiver militaire aangelegenheid. In het laatste decennium voor het uitbreken van WO I ontstond er een collectieve sensibilisering voor het thema spionage. Over het stereotiep van spion bestond consensus doordat er een verband was met verschillende gemeenschappelijke conflictvelden, namelijk onwetendheid en potentiële alomtegenwoordigheid. Omdat men in het ongewisse verkeerde over de identiteit van de spion, kan men er een heleboel eigenschappen op projecteren. De media speelden hierbij ook een grote rol. Door meldingen in de kranten over het oppakken van verdachten, ontstond er een opgehitste sfeer. Angst voor spionnen kreeg een eigen dynamiek en escaleerde tot jacht op spionnen.
75
MAJERUS B. "L'âme de la résistance sort des pavés mêmes"? Quelques réflexions sur la manière dont les Bruxellois sont entrés en guerre (fin juillet 1914- mi-août 1914). In Jaumain Serge et al. (Ed.), Une guerre totale? La Belgique dans la première guerre mondiale. Nouvelles tendances de la recherche historique , 2005, pp. 33-46 76 établie à la Galérie du commerce 77 intérieur
47
b. Antwerpen78
In Antwerpen trad er een vergelijkbaar fenomeen op. Er heerste een vrij tolerant beeld ten aanzien van vreemdelingen vóór de Eerste Wereldoorlog. Duitse Antwerpenaars kregen voor zover bekend nooit af te rekenen met etnisch geweld, op enkele kleine incidenten die verband hielden met de „Kulturkampf79‟, na. Dit neemt niet weg dat de sterke positie van de Duitse immigranten om een aantal redenen wrevel opwekte. Hun invloed was tegen ‟14 zo gegroeid dat er van een Duitse kolonie gesproken kon worden. De gemeenschap kende een kleine tienduizend zielen en werd gedomineerd door rijke kooplui en had een grote impact op het sociale, culturele en economische leven in Antwerpen. Met name de invloed van de Duitsers op de politieke verhoudingen was een heikel punt. Naarmate de oorlogsdreiging toenam, groeide voor de Belgische overheid de behoefte een beleid uit te stippelen ten aanzien van de vreemdelingen die in België woonden. In het bijzonder in Antwerpen, uitgebouwd tot de „nationale vesting‟, drongen maatregelen zich op. Op éénendertig juli vroeg krijgsgouverneur Dufour aan burgemeester Jan Vos om Duitsers en Nederlanders scherp in het oog te houden om eventuele spionnen te kunnen ontmaskeren. Om de neutraliteit te vrijwaren en alsnog aan de oorlog te ontsnappen, traden de overheden heel behoedzaam op. Dufour had de machtiging gekregen van de Minister van Oorlog om tot uitwijzing van Duitsers over te gaan vanaf het moment dat men officieel in de oorlog zou zijn met Duitsland. Toen het op vier augustus zo ver was, liet Dufour het bevel drukken dat alle Duitse en Oostenrijks – Hongaarse burgers de stad dienden te verlaten voor zes augustus om middernacht. De stadspolitie werd met de uitwijzingen belast.80 Al wat Duits of Oostenrijks was, werd aangehouden en getransporteerd naar de gevangenis in de Begijnenstraat vanwaar ze vervolgens naar de grens gebracht werden. Alle Duitsers moesten worden uitgedreven. Ze werden eerst in de gevangenis verhoord waar men vroeg of ze dienstplichtig waren of niet. Als ze het niet waren, werden ze na twee maal per dag verhoord te zijn naar het station gebracht en met een speciale trein naar Holland gevoerd.
78
VRINTS A. . "Moffen buiten!". De anti-Duitse rellen in augustus 1914 in Antwerpen. In Jaumain Serge et al. (Ed.), Une guerre totale? La Belgique dans la première guerre mondiale. Nouvelles tendances de la recherche historique, 2005, pp. 47-64 79 zie voetnoot 3 80 VAN GEET W.J.D „De gendarmerie te Antwerpen (1830 – 1977), „De periode 1914-1939‟, p. 127 - 136
48
Er deden zich vaak ongelukkige incidenten voor. Mensen die niets met de oorlog te maken hadden, gezinnen die uit elkaar werden getrokken. Door de grote hoeveelheid arrestaties moesten mensen soms dagen wachten op een verhoor. Deze mensen stonden doodsangsten uit. Sommigen onder hen hadden hun winkels geplunderd zien worden en vreesden voor hun leven. Soms hadden de verdachten ook problemen om zich verstaanbaar te maken.81 Na enkele dagen waren er al meer dan duizend mensen de grens overgezet. „Gisteren voormiddag werden ruim 350 Duitsers, mannen, vrouwen en kinderen, die hier aangehouden werden vanuit de celgevangenis der Begijnenstraat naar de Middenstatie geleid. De stoet, zoals men zich indenken kan, baarde veel opziens. Vooraf gingen twee gendarmen en een officier van de Burgerwacht, en een dertigtal burgerwachten vormden er de haag rond. Gendarmen sloten de stoet. Het is het laaste „transfert‟ geweest der Duitsers en Oostenrijkers naar de grenzen; want allen die nu nog aangehouden worden, zijn als spioen aanzien en worden gefusilleerd.‟82
Nieuws van de Duitse inval op vier augustus veroorzaakte een patriottische explosie met een uitgesproken anti-Duits karakter. Deze anti-Duitse stemming was in Antwerpen nog veel sterker dan in de rest van het land. Het gevoel was dat men een „vijfde colonne‟ in het eigen land had geduld. Van meet af aan waren Antwerpse Duitsers het mikpunt van collectieve woede. Op een aantal gebouwen die symbool stonden voor de Duitse aanwezigheid werden charivareske83 acties ondernomen zoals het warenhuis Tietz op de Meir. Opvallend is dat de anti-Duitse charivareske vernielingen op vijf augustus geheel in de schaduw werden gesteld door plunderingen. Na vijf augustus bleef het de gehele maand betrekkelijk rustig. De maatregelen om de orde te bewaren, hadden hun effect niet gemist. De overgrote meerderheid van „vijanden‟ was weg. De anti-Duitse woede maakte nu plaats voor vrees voor de interne vijand bij uitstek : de SPION84. Het gerucht deed de ronde dat spionnen onder allerlei vermommingen rondtoerden in de stad, wat een heksenjacht tot gevolg had. Sommigen vertelden dat er Duitsers waren die zich verkleed hadden als non. Hierdoor moesten de kloosterzusters zich continu
81
MULS J., De val van Antwerpen., p. 36-40 op cit. Gazet van Antwerpen dd tien en elf augustus 83 charivari : rituele sanctie tegen een deviant gedrag, een instrument tot sociale controle van een gemeenschap Bij charivari‟s komt het slechts zelden tot fysieke geweldpleging tegen personen. Vernielingen daarentegen zijn zeer frequent : collectieve en anonieme beschadiging. 84 Net zoals in Brussel 82
49
verantwoorden als ze over straat liepen. Een Duits klinkende naam of een groene hoed volstonden eveneens om iemand in de problemen te brengen. W. Elsschot beschreef de sfeer uitstekend : “Zoals u weet voert België oorlog met … Duitschland en de toestand is hier dan ook vreselijk. Alles ligt stil. De bevolking houdt zich met hoofdzaak bezig met het afranselen van “moffen” en van Belgen met blond haar of die anderszins aan Duitschers doen denken, terwijl je op straat ieder ogenblik gearresteerd wordt door schutterij, padvinders en doodgewone schooiers die je vragen of je wel een Belg bent.” 85 Na een paar maanden zou Antwerpen in oktober in de handen vallen van de Duitsers.86 Dit bracht een massale vluchtelingenstroom richting Nederland op gang. Mensen vertrokken onder het krijgsgewoel met heel hun hebben en houden richting Nederland. Paarden en karren, fietsen, vrouwen met huilende kinderen. Ze kwamen niet alleen van de stad, ook mensen uit Lier, Mechelen, … Ze kwamen van overal. De Schelde werd gebruikt om met allerlei vaartuigen het land uit te komen. De boten zaten overvol zowel met mensen als met kostbare bezittingen. Het was een chaos van jewelste.
6.3 De arrestatie in 1914 6.3.1 Algemeen kader
Wanneer er een oorlog uitbreekt, ervaren burgers die de nationaliteit hebben van de andere partij en op het territorium van de oorlogvoerende staat verblijven, direct de repercussies. Van de ene dag op de andere kan hun situatie drastisch veranderen, zoals velen aan de lijve ondervonden. Wanneer er geen oorlog is worden deze burgers beschermd door verdragen en de ambassades en consulaten van hun land. Vanaf het moment dat de diplomatieke relaties verbroken worden tussen twee landen, zijn de burgers niet meer beschermd door internationale conventies. Dit kwam omdat men er tot dan van uitging dat er enkel strijd werd gevoerd tussen de gewapende strijdkrachten.
85 86
SURMONT J., Willem Elsschot, tussen woord en daad MULS J., De val van Antwerpen, p. 185 - 193
50
Dit was in het begin van de twintigste eeuw echter sterk achterhaald, vanaf nu zouden de oorlogen „totale oorlogen‟ zijn. Hierbij vecht de hele maatschappij mee en worden burgerdoelwitten ook een legitiem doelwit. Meestal wordt de Tweede Wereldoorlog naar voor geschoven als het schoolvoorbeeld, maar de Eerste Wereldoorlog viel dus ook al onder deze categorie.
Wat gebeurde er nu met de burgers, soldaten en spionnen als ze opgepakt werden door de vijand? Naast militairen werden ook burgers gevangen genomen en naar kampen gevoerd in de eerste en vooral tweede Wereldoorlog. Burgergevangenen hadden over het algemeen minder rechten dan militairen en waren kwetsbaarder. Men kan ook moeilijker informatie verkrijgen over opgepakte burgers dan over soldaten..
6.3.1.1 Het „International Committee of the Red Cross‟87 De waarheid over burgerinternering werd onderwerp van een internationaal dispuut. Het ICRC speelde een centrale rol in het overtuigen van een aantal regeringen lijsten op te stellen van burgers die geïnterneerd werden. Lijsten van soldaten werden regelmatig overgemaakt, maar voor burgers was men daar niet zo happig op. De „Civilian section‟ van het internationale agentschap in Genève probeerde er ook voor te zorgen dat geïnterneerde burgers de mogelijkheden kregen om brieven te versturen naar hun familieleden, zowel in bezet als onbezet gebied. De achilleshiel van het ICRC was echter dat ze geen wettekst kon inroepen om te interveniëren. Dit vormde een erg zware last. Men kon enkel de aandacht vestigen op bepaalde zaken en de competente autoriteiten moesten dan reageren.
De nood aan het bepalen van de status van vijandige vreemdelingen in oorlogvoerende landen was al langer bekend. Er werden bilaterale verdragen afgesloten voor de hele oorlogsperiode. Deze akkoorden vervielen met de wapenstilstand in 1918 en hierdoor stond men terug bij af en waren deze mensen terug zonder enige bescherming van het internationaal recht. Het Rode Kruis moest opletten met haar verslagen over de gevangenen dat ze de haat niet aanwakkerde Vandaag nog schrijft het Rode Kruis regelmatig rapporten over wantoestanden en moeten ze hun woorden hierbij sterk wikken en wegen. Nog niet zo lang geleden was er de 87
STIBBE Mattew, “Internment of Civilians by Belligrent States During the First World War and the Response of the International Committee of the Red Cross”
51
casus van de Abu Ghraïb en Guantanamo Bay foto‟s. Het rapport bracht weinig reactie teweeg, de publicatie van enkele foto‟s een paar jaar later daarentegen zorgde voor een storm van protest. De rol van beeldmateriaal gaan we hier niet verder toelichten, dat is een ander verhaal. Feit is dat het Rode Kruis regelmatig wantoestanden en misbruiken van burger- of mensenrechten aanklaagt. Overal in Europa werden tijdens de Eerste Wereldoorlog buitenlanders geïnterneerd en in kampen gedwongen. Burgerlijke internering was echter geen volledig nieuw fenomeen in 1914. Spanjaarden in Cuba en Britten in Zuid – Afrika hadden eind negentiende en begin twintigste eeuw al „concentratiekampen‟. Het verschil in 1914 was de internering op grote schaal van burgers. De verschillende redenen voor de internering van burgers waren de volgende. Elke vijand gevangen was er één minder op het slagveld. Daarenboven waren er ook nog perscampagnes tegen spionnen en saboteurs. Een andere zeer belangrijke reden voor internering van burgers was de straf voor weerstandsactiviteiten. Ook de verplichte tewerkstelling was een motief om het gebrek aan mankracht in landen als Duitsland en Oostenrijk op te vangen. Motieven waren verschillend, maar de deportaties brachten een grote humanitaire catastrofe teweeg. De stijgende vraag naar informatie over verdwenen of vermiste familieleden leidde tot een burgerlijke sectie van het internationale oorlogsgevangenenagentschap in oktober ‟14.
Er werd weinig onderscheid gemaakt tussen de inspectie van burgerkampen en legerkampen. Er kwam langs verschillende kanten kritiek op het ICRC. Het ICRC had een aantal prioriteiten. Het was een neutraal lichaam met als taken het geven van feitelijke, accurate info en het zorgen voor redelijke levensomstandigheden in de kampen. Het probleem was dat diegene die de kampen moesten controleren vaak schrik hadden om de soms miserabele condities aan te klagen omdat dit tot represailles van de tegenpartij kon leiden. Aan de andere kant was er het probleem dat wanneer men in de rapporten te veel onpartijdigheid nastreefde , het gevaar bestond dat ze door het brede publiek als vijandige propaganda werden beschouwd. Het ICRC stond dus voor een constante spanning tussen onpartijdigheid en het verlangen meer humane condities te promoten. Op één gebied was de ICRC –campagne wel succesvol. Ze konden regeringen overtuigen van het erkennen van het bestaan van de symptomen van de mentale ziekte “prikkeldraadziekte”88
88
ziekte bij krijgsgevangenen die het slachtoffer worden van de eenzaamheid en verveling in de kampen
52
bij lange termijn gevangenen. Zo werden mensen van dezelfde rang die al lang vastzaten geruild, zowel burgers als militairen 6.3.1.2 Statuut krijgsgevangenen
Vanaf 1785 ondergaat het lot van de krijgsgevangene een aanzienlijke verbetering. Deze kentering heeft te maken met nieuwe opvattingen in verband met de oorlogsvoering in het algemeen. Een verbetering houdt echter niet in dat er geen schendingen meer voorkomen. Vanaf 1785 wordt er voor het eerst onderscheid gemaakt tussen de gewapende en de weerloze vijand. Aan de oorsprong van deze gedachte ligt J.J. Rousseau‟s theorie in verband met de oorlog.89 Wanneer de tegenstander de wapens neerlegde, had men niet meer het recht zijn leven te nemen. De krijgsgevangenen blijven ook niet langer rechteloos. Het handels- en vriendschapsverdrag tussen Pruisen en de Verenigde Staten uit 1785 speelde hierin een belangrijke rol. De behandeling van de krijgsgevangenen wordt hierin tot in de puntjes uitgeschreven. Met de Frans – Duitse oorlog in 1870, waarbij 400 000 krijgsgevangenen werden gemaakt, komt het idee van een overeenkomst tussen staten in verband met krijgsgevangenen opnieuw op het voorplan en mondde uit in de „declaratie van Brussel‟. Ze werd nooit geratificeerd, maar ze had wel een grote invloed op de latere Haagse conventies van 1899 en 1907.
6.3.2 De individuele dossiers90 6.3.2.1
Kort verblijvende
Het valt op dat velen opgepakt werden in Brussel of in de buurt van Brussel. De gemeente St.Joost – ten – Noode komt meermaals terug. Ze werden opgesloten in de gevangenis van Vorst en vervolgens overgebracht naar Hoogstraten. Een interessant geval is Wilhelm T.91 commercieel directeur in een mechanische weverij te Moeskroen. Hij werd geëvacueerd door de gendarmerie van Kortrijk op zes augustus om hem te beschermen tegen eventuele agressie van de plaatselijke bevolking. 89
ROUSSEAU J.J., Du contrat social, 1869, boek I, hfdst. IV, p. 25 zie bijlage 91 ARA, Sûreté Publique, 929 082, Wilhelm T. 90
53
„„Ma femme s‟est présentée à Mr. Le Capitaine de Gendarmerie Frémaul à Courtrai le 5 août 1914, pour lui déclarer que je refusais de combattre la Belgique et pour demander en même temps ce qu‟il y avait lieu de faire.Il lui a été répondu que le Gouvernement n‟avait pas encore donné d‟instructions pour ce cas, et que je n‟avais qu‟à rester tranquillement chez moi. Le lendemain matin 6 août, ma femme est retournée à la Gendarmerie, où elle a vu Mr. Le Capitaine Delporte, qui lui a expliqué que des instructions avaient été reçues entretemps et que l‟on viendrait me chercher en auto dans le courant de l‟après-midi, pour me diriger sur Hoogstraten, ou je serais interné pendant la durée des hostilités. Après mon arrivée à la Gendarmerie de Courtrai, j‟ai été immédiatement dirigé sur la prison de Courtrai où j‟ai passé la nuit, et le 7 août, je fus envoyé à Gand. J‟y suis resté avec d‟autres civils dans une caserne sous la surveillance de la Garde-Civique jusqu‟au lendemain samedi 8 août. Ce jour là, je fus dirigé sur Bruges, et interné à la Caserne Poermoolen jusque vers le 20 août. La surveillance de ce camp fut exercée par la Gendarmerie aidée de la Garde-Civique., ...‟92 Deze tekst bevat ook nog heel wat andere nuttige informatie. We leren hieruit dat de burgerwacht ook een belangrijke rol speelde bij het interneren van burgers. Verder valt het ook op dat er veel tussenstations waren waar T. Willy verbleef voor hij naar Frankrijk werd overgebracht. Bij de meeste bleef dit beperkt tot Hoogstraten en Brugge.
6.3.2.2
Lang verblijvende
Ook hier werden er een aantal te Sint Joost – ten - Noode opgepakt, maar het is niet zo opvallend als bij de vorige groep waar meer dan de helft in Brussel en omgeving werden opgepakt. Een interessant geval is Otto H.93 omdat hij van spionage beticht werd en naar Engeland overgebracht werd. Hij is de enige van wie vermeld wordt dat hij van spionage beticht werd. Er waren verschillende berichten. Sommigen vonden hem een spion, anderen niet. „Soupçonné d‟espionnage, Hepner a été arrêté, le 6/8/1914 et mis à la disposition de l‟auditeur militair. Il a été transféré a Anvers, puis à Bruges et en Angleterre.‟ Eerst werd hij echter vastgezet in de gevangenis van Vorst zoals hier boven reeds vermeld.
92 93
Biografische info in zijn verzoek tot het verkrijgen van de Belgische nationaliteit in 1927. ARA, Sûreté Publique, 481 250, Otto H.
54
Hepner toonde zich pro-Duits maar er is geen aanwijzing dat hij deel uitmaakte van een Duitse spionagedienst94 Andere bronnen bevestigen dit. „Pendant son séjour ici, sa conduite, au point de vue national, n‟a donné lieu à aucune remarque défavorable.‟ Ondertekend door de politiecommissaris van Sint Joost – ten – Noode. Hij werd door Engeland na veertien maanden al vrijgelaten omdat de Belgische overheid geen bewijsmateriaal kon voorleggen. Hij kwam terug in november 1915. De informatie werd pas verstrekt op tweeëntwintig april 1920. Op basis van andere opmerkingen werd hij wel verdacht van spionage. „Hepner a toujours été soupçonné de faire de l‟espionnage pour l‟autorité militaire allemande et il n‟avait pas de profession definie. Il entrait et sortait à toute heure et ne se liverait à aucun travail.‟ Hij kreeg voedingsmiddelen van de Duitse administratie en vertrok in september 1918 naar Duitsland. Dit werd opgesteld te Sint – Gillis op vierentwintig maart 1920.95 Hij beschikte te Sint – Genesius – Rode niet over werk en werd met levensmiddelen voorzien door de Duitse overheid. In september 1918 vertrok hij naar Duitsland.
6.3.2.3 Besluit
Bij de arrestatie van de personen uit mijn selectieproef is opvallend dat er een groot aantal in Brussel werden opgepakt. De gemeente Sint Joost – ten – Noode komt hierbij verschillende malen terug. In een aantal dossiers wordt ook melding gemaakt van een „interview‟ dat werd afgenomen bij de arrestatie.96 Hier werden algemene biografische gegevens gevraagd. We komen niet te weten wat de specifieke redenen waren om de betrokken personen op te pakken. Het criterium was dat men de leeftijd had om de dienstplicht te vervullen.
94
Gendarmerie nationale : Brussel, le 3 avril 1920, rapport : Rapport gemeente Sint – Gillis : commissariaat van de politie 96 zie bijlage 95
55
7. Periode tijdens de oorlog 7.1
ALGEMEEN KADER
7.1.1
Statuut krijgsgevangenen97
De eerste internationale regelingen in verband met het statuut van de krijgsgevangenen waren de conventies van Den Haag in 1899 en 1907. Deze zijn van belang voor de Eerste Wereldoorlog. De conventies van Genève in 1929 en 1949 waren vooral voor de Tweede Wereldoorlog belangrijk. Nergens komt er een definitie voor van het begrip krijgsgevangene! De humanitaire principes uit de negentiende eeuw waren niet opgewassen tegen de „totale oorlogen‟ van de twintigste eeuw. Er was wel vooruitgang in de onafhankelijke opsomming van de categorieën van personen die op het statuut van krijgsgevangene aanspraak kunnen maken.
In 1899 vond de eerste Vredesconferentie te Den Haag plaats. Men besliste voort te bouwen op hetgeen afgesproken was in Brussel in 1874. De conventie hield slechts een beperkt aantal bepalingen in. Vooral het tweede hoofdstuk98 is interessant voor mijn onderzoek. In artikel elf wordt er gesteld dat troepen die op neutraal terrein (België) gevangengenomen worden, zo ver mogelijk van het strijdtoneel geïnterneerd moeten worden. De neutrale mogendheid moet verder voorzien in de levensmiddelen van de gevangenen zodat ze een menswaardig bestaan kunnen leiden in de gevangenis. In 1907 kwam de tweede vredesconferentie samen in Den Haag. Deze conferentie had meer succes. Er kwamen twaalf conventies tot stand en op achttien oktober werd de verklaring getekend door de gevolmachtigden van België. Verschillende staten hadden bij één of meer van de conventies bemerkingen. Er bestonden echter talrijke leemten die tijdens de oorlog werden opgevuld met talrijke bilaterale verdragen tussen de oorlogvoerende partijen. Ik haal hier kort enkele artikelen aan uit de Conventie van Den Haag :
97
GALLE C. „Het statuut van de krijgsgevangenen.‟ licentiaatverhandeling in de diplomatieke wetenschappen, RUG, 1970, 98 Chapitre II. - Des Belligérants internés et des blessés soignés chez les neutres.
56
-
Artikel 4 : de krijgsgevangene is aan de macht overgeleverd van de vijandige regering, die hem menselijk moet behandelen. Hij mag alle persoonlijke bezittingen behouden, behalve zijn wapens, paarden en militaire papieren
-
Artikel 14 : ieder land die krijgsgevangenen op zijn territorium heeft, moet een inlichtingenbureau oprichten die fiches van de krijgsgevangenen opmaakt.
-
Artikel 20 : na het sluiten van de vrede moet de repatriëring zo vlug mogelijk gebeuren
Wie werden er eigenlijk als krijgsgevangenen beschouwd?99 Vooreerst waren er de militaire gevangenen. Vervolgens waren er de burgergevangenen die met groot respect behandeld moesten worden als ze direct of indirect niks met de oorlog te maken hadden. Gijzelaars waren burgers die aan geen enkele inbreuk van de oorlogswetten schuldig waren. Ze werden vaak gekozen onder de plaatselijke notabelen zoals de burgemeester, hoge functionarissen, … . Hun gevangenschap bleef meestal beperkt tot de duur van de oorlog. Dit kon echter soms enkele jaren in beslag nemen. Spionnen en personen verdacht van spionage ten slotte werden niet beschouwd als krijgsgevangenen. Ze werden opgesloten tot ze voor een „un conseil de guerre‟ moesten verschijnen. Wanneer men schuldig bevonden werd, bestond er maar één straf. De doodstraf werd over het algemeen binnen de vierentwintig uur na de uitspraak uitgevoerd. Als er enkel vermoedens waren, bevonden de verdachten zich in een analoge situatie als de krijgsgevangenen.
Tijdens de oorlog mochten de krijgsgevangenen in principe niet blootgesteld worden aan slechte behandeling en opgelegd werk dat niet overeenkwam met hun status. De opsluiting van de militairen die in de handen van de vijand vielen, was geen straf maar een veiligheidsmaatregel om te verhinderen dat ze tegen hen konden worden ingezet. Gevangenen die probeerden te ontsnappen, mochten in principe achteraf niet gestraft worden . Men mocht enkel de bewaking verstrengen. Op het moment dat de gevangenen op de vlucht sloegen, mocht men hen na één waarschuwing wel neerschieten.
99
CINGLANT J.‟Les lois de la Guerre. Le sort des prisonniers de guerre.(fascicule I), edtions Alde, Brussel.
57
Wanneer werden de krijgsgevangenen, militairen en burgers, vrijgelaten? Men vergist zich als men denkt dat iedereen werd vrijgelaten als de vijandelijkheden werden stopgezet. Oorlogvoerende naties wisselden vaak nog gevangenen uit na het ondertekenen van vredesverdragen. Deze onderhandelingen konden soms erg lang duren.
7.1.2
Gebeurtenissen in augustus ’14 in Hoogstraten en omgeving100
Daar de meeste krijgsgevangenen naar Hoogstraten werden overgebracht, is het interessant om na te gaan wat er in de omgeving van Hoogstraten gebeurde bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Vrijdag zeven augustus 1914 ….Intussen kwamen de eerste - bij Luik - krijgsgevangen genomen Duitsers met door het leger opgevorderde trams in Hoogstraten aan. Aanvankelijk hadden de gevangenen - om het gevaar voor ontsnappingen te verkleinen - rechtstreeks tot aan de speciale tramhalte van hun tijdelijke gevangenis, het kasteel moeten rijden, maar de commandant van het konvooi vond het uit propagandistisch oogpunt beter de Duitsers af te laten stappen aan de kerk. Vanzelfsprekend oogstten deze Duitsers heel wat bekijks toen zij in colonne afmarcheerden naar hun tijdelijke gevangenis. Langs een volledig door militairen en burgerwachten afgezette Lindendreef gingen ze op weg naar het Gelmelslot.
Onder hen bevonden zich zelfs twee prominenten, een heuse Pruisische prins, stafofficier bij von Emmich, en luitenant von Moltke, kleinzoon van de illustere Pruisische strateeg en neef van de stafchef van het Duitse leger. In totaal zouden in de loop van de volgende dagen meer dan 400 krijgsgevangenen, waaronder een dertigtal lichtgewonden, in Hoogstraten worden geïnterneerd. De rijkswachters van de brigade Hoogstraten werden belast met de coördinatie van de bewaking van deze kostbare prooi. Het Seminarie - waar zich hun staf bevond - het stadhuis, de rijkswachtkazerne en het kasteel werden manhaftig bewaakt door de Turnhoutse jagers/burgerwachten, de `chaskens' in hun typische zwarte uniformen met driekleurige armbanden. Zoals hierboven al werd aangehaald was hun verblijf op het kasteel echter van korte duur, en tot het ogenblik dat de Belgische legerstaf besliste dat alle krijgsgevangenen naar Brugge moesten worden overgebracht, werd het merendeel van deze krijgsgevangen geïnterneerd op Wortel - Kolonie. In 1914 werden de Duitse `tot de weerbare leeftijd 100
HUIJBRECHTS J. „Een kanton in oorlogstijd: Hoogstraten 1914-1918' (ongepubliceerde studie).
58
behorende' mannelijke leden van de orde geïnterneerd, terwijl de Duitse vrouwelijke leden het land werden uitgewezen. Maandag tien augustus 1914 …. Even na de middag stond het centrum van Hoogstraten plots in rep en roer. Laten wij de superior van het Seminarie aan het woord in zijn oorlogsdagboek: "Den 3e of 4e dag van het verblijf der burgerwachten alhier, rond 14.00 u grote opschudding; telephonische mededeeling: 50 Duitsche automobielen gesignaleerd te Arendonk, Tilburg, Breda, op komst naar Hoogstraten. (Wellicht om 3 à 400 krijgsgevangen, waaronder een prins te verlossen). Onmiddellijk geheel de wacht te been, en naar de colonie: Daar werd hun tijding gedaan: hevige ontroering, een wordt zinloos, een ander valt kwalijk, enz. Gelukkig was juist met een tram gevangenen, een 50-tal soldaten van Luik meegekomen, die onmiddellijk achter versperringen
zaten en instonden voor de Duitschers. Intusschen stond de wacht van den staf (4 man) verscholen achter de bomen: recht voor 't Seminarie: want de automobielen moesten eens rechtdoor komen. De schrijver van 't stafbureel, wel moedig doch liever buiten gevaar, stond nieuwsgierig in de deur te loeren. Zag een der burgerwachters daar langs den anderen kant van de straat met zijn "abbinigeweer" achter den boom, ging tot hem en reikte hem nog zijnen revolver over: -maar antwoordde deze, gebruik zelf den revolver, dan is de kans grooter- neen, ik moet op den bureau blijven, want indien ik gekwetst werd, dan zou ik nog gestraft worden omdat ik mijn post verlaten heb. Intusschen was nog de staf per auto langs Meer en Meerle uitgereden om zoo mogelijk den steenweg nog te doen versperren. Hier en daar werd hij opengebroken, groote bomen afgezaagd en over den weg geworpen... Een uur, 2 uren verstreken, geen Duitsche automobielen te zien! 's Anderendaags bleek dat 't een misverstand was!"... Een niet bepaald vleiend portret door een ooggetuige van het optreden van de Turnhoutse `Jefkens'!
Zondag zestien augustus 1914 … De Duitse krijgsgevangenen die in Wortel -Kolonie verbleven, dienden intussen hun tijdelijke verblijfplaats te verruilen voor een interneringskamp in de omgeving van Brugge. Omstreeks het middaguur waren deze krijgsgevangenen aan het kasteel van Hoogstraten verzameld waar een stoomtram met meer dan 15 wagons klaarstond om hen af te voeren. Luitenant Jules Van Gool, de districtscommandant van de rijkswacht had ervoor gezorgd dat de trams geëscorteerd werden door rijkswachters te paard. Als voorzorgsmaatregel werden ze voorlopig opgesloten binnen de Vesting Antwerpen, wellicht in de kazematten van het fort van Schoten.
Donderdag twintig augustus 1914
59
… Het Belgische leger verschanste zich intussen binnen de omvangrijke Antwerpse fortengordel en koning Albert verplaatste zijn algemeen hoofdkwartier van Mechelen naar Antwerpen. Hij was daarbij voorafgegaan door de koninklijke familie en de regering. Een groot aantal uitzonderingswetten werden onmiddellijk van kracht voor het militaire grondgebied van de Vesting Antwerpen; een administratieve omschrijving, waaronder ook een groot deel van het kanton Hoogstraten viel. Onder de bijzonder uitzonderingsmaatregelen die van kracht werden in onze regio, behoorde ondermeer de opschorting van de tramlijn naar Antwerpen. Enkel de militair opgeëiste voertuigen konden deze verbinding in stand houden. De lijnen naar Turnhout en Meerle bleven evenwel open voor gewoon reizigersvervoer. Een andere, meer repressieve maatregel, was de uitwijzing van alle in het Hoogstraatse verblijvende Duitsers en Oostenrijkers naar het neutrale Nederland. Dit gebeurde ondermeer in Minderhout waar de aldaar verblijvende paters -en zusters- missionarissen van de orde van de Oostenrijkse pater Bodewin, 48 uur de tijd kregen om hun klooster op Mariaveld te ontruimen. Toen zij de volgende dag gepakt en gezakt klaar stonden om naar Strijbeek te trekken, arriveerde plots luitenant Jules Van Gool met een sectie rijkswachters en een infanteriepeleton vermoedelijk van het 6e linieregiment- die het handvol paters en lekebroeders manu militari naar Hoogstraten bracht waar een opgevorderde tram klaar stond om hen naar Antwerpen te brengen waar ze werden geïnterneerd. De nonnen moesten inmiddels te voet naar de grens waar twee rijkswachters van de brigade Meerle eerst nog een appel hielden voor ze werden overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten. Ook de op het kasteel van Hoogstraten en de in de Rijkskoloniën van Merksplas en Wortel verblijvende Duitse en Oostenrijkse staatsburgers werden onder rijkswachtbegeleiding - naar Antwerpen gebracht waar ze werden geïnterneerd in de gevangenis van de Begijnenstraat. Op zevenentwintig augustus schreef Van Gilse, de burgemeester van BaarleHertog, veertien verblijfsvergunningen uit voor gevluchte Duitse kloosterlingen uit Leuven en Luik.
7.1.3
Krijgsgevangenen van België naar Frankrijk101
Het ministerie van oorlog vroeg op tien augustus 1914 of het niet opportuun zou zijn om de Duitse krijgsgevangenen over te brengen naar Frankrijk : „ j‟ai l‟honneur de vous prier de bien vouloir vous mettre en rapport avec le gouvernement français et lui demander s‟il ne serait pas opportun que les prisonniers allemands que nous avons faits, puissent êtres internés en France où la profondeur du territoire les mettrait à l‟abri d‟un coup de main‟102. 101
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Diplomatiek Archief, Prisonniers allemands et autrichiens faits par Belgique : dossier n° 289MAP 1 = Prisonniers de guerre et civils allemands capturés par l‟armée belge : Listes ! 102 idem
60
Enkele dagen later meldde ze vanuit Antwerpen dat er duizend soldaten krijgsgevangen genomen waren te Ieper en of ze eventueel naar Duinkerken103 konden overgebracht worden.104 Ze bleven wel beschouwd worden als krijgsgevangenen van het Belgisch leger. Hierdoor dienden de kosten voor hun onderhoud, soldij door de Belgische staatskas105 gedragen te worden. Er kwam een briefwisseling tussen de Belgische en Franse overheid op gang om de krijgsgevangenen te kunnen overbrengen naar Duinkerken. De militaire overheden aldaar wensten eerst geen krijgsgevangenen van Brugge over te nemen. Men moest wachten op een antwoord van de Franse autoriteiten. Zij stuurden eerst een waarnemer naar het depot te Brugge en we krijgen hiervan een kort verslag waarin gesteld wordt dat de gevangenen zowel op lichamelijk vlak als op geestelijk vlak goed opgevangen worden. Dit verslag moet natuurlijk met een korrel zout genomen worden en is vooral propaganda. „En qualité d‟Inspecteur Général des dépôts d‟internement des prisonniers de guerre, j‟ai visité le 11 et le 18 août, le dépôt organisé et occupé à Bruges. …. Les mesures prescrites furent réunies en une instruction qui assurait une application des plus généreuses du réglement belge dont les prescriptions humanitaires permettent de réduire au minimum la souffrance des prisonniers de guerre, tant sous le rapport moral que sous le rapport physique.‟
Op éénentwintig augustus om tien uur „s avonds kreeg de militaire commandant te Duinkerken groen licht om de krijgsgevangenen uit Brugge te ontvangen. Men sprak er dan ook al van om ze te kunnen inruilen tegen gevangengenomen Belgische soldaten. Van de tweeduizend Duitse gevangenen die het Belgisch ministerie van Oorlog wilde evacueren naar Frankrijk werden er een duizend naar Duinkerken gestuurd. Vandaar werden ze over zee naar Cherbourg overgebracht en vervolgens naar Dinan waar ze geïnterneerd werden. De andere duizend kwamen pas later toe. Deze moesten ook via Duinkerken over St. Malo (via de zee) naar Dinan gebracht worden. Na verloop van tijd werden er lijsten opgesteld met krijgsgevangenen die door de Belgische overheid werden opgepakt en vervolgens overgemaakt aan de Franse autoriteiten. Op drieëntwintig november 1916 werden in Le Havre twee lijsten opgesteld met de krijgsgevangenen die door de Belgische overheid werden opgepakt. Eén lijst met de Duitse krijgsgevangenen gevangengenomen door de Belgische overheid waarvan de interneringsplaats bekend was en een andere lijst met gevangenen waarvan de
103
Frankrijk Zie Legermuseum, doos 513, dossier 185141198 : lijst met namen van Belgen en Duitsers opgepakt in 1914 105 trésor 104
61
interneringsplaats niet bekend was. Wat deze laatste lijst betreft, vraagt men aan de Franse regering om instructies te geven om te onderzoeken waar hun plek van internering was. Men krijgt hier geen antwoord op. Misschien zit het antwoord in een ander document? Misschien hadden de Fransen geen tijd of zin om deze personen te gaan zoeken? Er werd een opdeling gemaakt tussen officieren en gewone soldaten. Van burgers werd eerst nog geen gewag gemaakt. Dit vormt een bewijs dat burgers minder aandacht kregen en kwetsbaarder waren ten tijde van oorlog. De Belgische overheid vroeg zich af of de lijsten met burgers die krijgsgevangen genomen werden, moesten overgemaakt worden aan de Duitse autoriteiten. „car j‟estime avec vous, qu‟il est intéressant que l‟Allemagne connaisse ce renseignement, tant pour le front métropolitain que pour le front Africain.‟ Het antwoord van de Fransen hierop bleek echter negatief te zijn en de Belgische overheid legde zich neer bij het besluit om de informatie niet door te geven. „En ce qui concerne la liste annexée à ma dépêche n° P/426 du 3/2/17, relativeaux marins et civils allemands capturés par nous, je me rallie à votre manière de voir, estimant avec vous qu‟il n‟y a pas lieu d‟en informer le gouvernement allemand‟. Daarnaast waren ook krijgsgevangenen gemaakt door het Belgisch koloniaal leger, maar daar gaan we hier verder niet op in. Uit de lijst met Duitse krijgsgevangenen met als interneringsplaats Dinan vergeleek ik de namen die ik in de lijst uit het legermuseum had gevonden.106 Dit om nog eens te controleren welke informatie erbij vermeld stond. De Belgische overheid beantwoorde op zestien maart 1917107 een brief van de Franse overheid over het doorspelen van namen van Duitse zeelieden en burgers aan de Duitse overheid. Onze overheid stelde dat dit niet wenselijk was omdat enkele van hen in het vreemdelingenlegioen hadden gediend en hierdoor riskeerden gefusilleerd te worden. „La liste des marins ou civils allemands arrêtées par l‟armée belge tant en Belgique qu‟en Afrique concerne exclusivement des hommes retenus comme „civils‟: je ne vois pas l‟utilité qu‟il y aurait de communiquer leurs noms au gouvernement allemand. En outre la liste mentionne que plusieurs d‟entre eux se sont engagés à la „légion étrangère‟. Il me semble fort dangereux d‟en informer nos ennemis qui pourraient d‟abort se servir de notre action
106
Document 5 : Liste nominative des prisonniers marins ou civils allemands arrêtés En Belgique et en Afrique dont le lieu d‟internement actuel est connu (liste arrêtée à la date du 1 e février 1917 107 op dat moment gevestigd te Le Havre
62
pour justifier l‟incorporation de Belges dans l‟armée allemande et ensuite fusiller comme „traitres‟ les Allemands engagés à la Légion qui tomberaient entre leurs mains. Je me propose donc de retenir la liste qui était jointe à votre dépêche du 3 février, I/2 n° P/426.‟ Op vijfentwintig april 1917 werden de namen via het Frans inlichtingenbureau dan toch doorgegeven aan de Duitse overheid met vermelding van hun staat van gezondheid. We weten niet hoe de Belgische overheid hierop reageerde en ook niet of er na de oorlog maatregelen werden genomen door de Duitsers tegen deze personen. Het kan wel interessant zijn om dit te onderzoeken. Op veertien mei 1917 verschafte het Ministerie van Buitenlandse Zaken informatie met betrekking tot de krijgsgevangenen die door België gemaakt werden. Het waren zowel militairen als burgers. Ze waren verdeeld over maar liefst éénentwintig kampen waarvan vijf kampen voor officieren. In totaal werden er 3317 personen krijgsgevangenen genomen : 2666 soldaten, 64 officieren en 587 burgers De plaats van internering voor ongeveer 700 soldaten en 178 burgers was onbekend. Er waren tezelfdertijd 45000 Belgische militairen gevangen in Duitsland. Men kan die niet uit het oog verliezen. Onderhandelingen konden voor uitwisseling zorgen. Vanaf één maart 1918 werd beslist om Duitse krijgsgevangenen niet meer over te dragen aan de Franse autoriteiten. De minister van oorlog die de beslissing nam, was op dat moment M. Cooremans. ‟Le général De Ceuninck a décidé de ne plus remettre aux autorités françaises les prisonniers Allemands nouvellement capturés par l‟armée belge. Il en conservera l‟administration pour pouvoir les employer directement et sous son autorité aux diverses exploitations forestières dont il a la charge.‟
De soldaten die voor één maart 1918 opgepakt werden, werden overgedragen aan de Franse autoriteiten en bleven ook onder hun hoede. De soldaten die vanaf één maart 1918 door het Belgisch leger gevangen genomen werden, bleven in hechtenis van de Belgische autoriteiten. Deze tweede groep werd overgebracht naar het kamp van Auvours en Wulverghem. Deze krijgsgevangenkampen zijn voor mijn onderzoek minder van belang, maar het kan wel interessant zijn om een vergelijking te maken met de krijgsgevangenkampen in Frankrijk en Engeland. Er waren ook klachten van de Duitse overheid dat men te weinig informatie te horen kreeg over de gevangenen in België en dat ze slecht zouden behandeld worden.
63
Er moest bewijs geleverd worden vóór het ondertekenen van de wapenstilstand dat deze klachten niet gegrond waren.
7.1.4
Kampen in Frankrijk108
Tot voor kort was er zeer weinig onderzoek gedaan naar deze kampen en de mensen die erin vastzaten. De kampen werden als het ware genegeerd in het historisch onderzoek over de Eerste Wereldoorlog. De informatie die erover teruggevonden is, is zeer fragmentarisch. Hoeveel krijgsgevangenen er exact door Frankrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog werden gemaakt, is praktisch onmogelijk te bepalen. Er kunnen enkel onzekere schattingen gedaan worden aan de hand van de verspreide gegevens. Documentatie werd bijgehouden door de archieven per departement en dan vooral diegene uit het oosten waar de meeste kampen gelegen waren. Ze hebben zo vaak mogelijk getuigen aan het woord gelaten : kampdirecteurs, geïnterneerden, prefecten, … . „ Avec les rapports préfectoraux ils nous ont permis de mieux comprendre quelle population était visée par l‟internement et quels étaient les objectifs de celui-ci. Utiles également pour connaître le fonctionnement des camps, la vie matérielle des internés, ils sont indispensable pour comprendre les résistances suscitées par cette première expérience concentrationnaire de l‟histoire française.‟
Er waren reeds projecten op het einde van de jaren 1880 om verdachte personen op te pakken en te interneren.109 De vreemdelingen moesten in de gaten gehouden worden in Frankrijk en dit hield de militaire overheden bezig in de jaren voor de oorlog. „L‟état-major général‟ stelde voor om vanaf 1890 de grenzen te sluiten in een periode van politieke spanning. De Franse overheid had niet gewacht op de oorlog om een menselijke behandeling te verzekeren aan de gevangenen. In 1893 werd er een gedetailleerd reglement opgesteld waarbij de rechten van de mens en de clausules uit de conventie van Den Haag werden nageleefd. Zo werd er vanaf de eerste dagen van de oorlog een inlichtingenbureau opgestart om de families van de opgepakte vreemdelingen niet in het ongewisse te laten. De regering zorgde ervoor dat de dienst goed 108 109
FARCY J.C.,‟Les camps de concentration français de la première guerre mondiale ( 1914-1920) „évacuer les bouches inutiles ou les individus dangereux‟
64
draaide. Er werden grote faciliteiten toevertrouwd aan de gevangenen om nieuws te verkrijgen van hun families. Men kon postkaarten en open brieven naar elkaar sturen in het Duits. Ze konden ook sommen geld overmaken en ontvangen als ze al gevangen genomen waren. Er konden ook postpakketten van maximum vijf kilo opgestuurd en ontvangen worden. Gevangenen die ziek of geblesseerd waren, kregen dezelfde medische zorgen als de Fransen. Bij de oorlogsverklaring zouden ze de verdachten opsluiten110 en militairen interneren. Met het interneren van militairen bedoelde men al diegene die mobiliseerbaar waren. Dat waren vijfentwintigduizend Duitsers en vijfennegentigduizend Italianen in Frankrijk tussen zeventien en vijfenveertig jaar die op dat moment in de streken van West- en Zuid – West -Frankrijk verbleven. De evolutie van de militaire doctrine van een belegeringsoorlog naar een bewegingsoorlog heeft de vraag van de „bouches inutiles‟ naar het tweede plan verschoven. Doordat het gevaar steeds groter werd voor een inval, waren preciezere maatregelen noodzakelijk. Alle vreemdelingen, zonder onderscheid in nationaliteit, konden tot het einde van de eerste dag van de mobilisatie het land per trein verlaten, maar niet meer per auto. De „Austro-Allemands‟ werden als het gevaarlijkst beschouwd, maar konden ook nog het land verlaten. Ze konden het land verlaten naar een neutrale locatie. Diegenen die in Frankrijk bleven, moesten zich naar een kamp in de zone B achter het front begeven. Van daaruit werden ze naar vluchtelingenkampen in het binnenland gebracht waar ze heel de oorlog konden verblijven of naar een neutrale grens getransporteerd worden. Met betrekking tot de families uit Elzas – Lotharingen werd er in 1913 een klassement in drie categorieën opgesteld volgens de graad van verdenking. Diegene die al lang in het land verbleven en zich een Franse mentaliteit hadden aangekweekt konden in het land blijven. Vanaf dat er echter een spoor van verdenking was, konden opgesloten worden, bijvoorbeeld een lid van het gezin dat meegevochten had in het vreemdelingenlegioen. Tot slot waren er de families waar een persoon zich had aangesloten bij het Duitse leger die hun internering niet konden ontlopen.
In augustus 1914 kregen de burgemeesters in Frankrijk decreten opgelegd aangaande vreemdelingen die in Frankrijk verbleven of door het land reisden.
110
incarcérer
65
„Des le premier août, les préfets adressent aux maires le décret sur les dispositions particulières à prendre à l‟égard des étrangers voyageant ou résidant en France.‟ Zoals in België werden er bij het uitbreken van de oorlog ook Duitse winkels en gebouwen vernield en brachten de kampen voor sommige mensen een bescherming tegen het volksgeweld. Elke Duitser werd als een spion beschouwd. De vluchtelingenkampen en de manier om er naartoe te geraken waren voor de Duitsers die in Frankrijk gebleven waren vaak erbarmelijk. Vanaf september 1914 verliep de internering steeds vlotter. Het grootste deel van de geïnterneerden vormden de mannen die in staat geacht werden om mee te vechten in de oorlog. De „Austro-Allemands‟ werden van vluchtelingenkampen overgebracht naar nieuwe dépôts Wanneer een zoon of ouder in het Franse leger vocht, kon men een verblijfsvergunning bekomen.
In oktober van 1914 werd er via onderhandelingen tussen de neutrale landen (VS en Spanje) een akkoord getekend tussen de oorlogvoerende landen om een deel van de krijgsgevangenen te laten repatriëren naar hun land van herkomst. In de circulaire van vierentwintig oktober werd beslist dat alle vrouwen, mannen van onder de zeventien jaar en boven de zestig jaar en de invaliden tussen vijfenveertig en zestig jaar vrijgelaten zouden worden. Deze vrijlating liep vaak niet van een leien dakje. Men moest het land verlaten waar men al zolang woonde en de man bleef achter in het interneringskamp. Er werd een zetel opgericht in Zwitserland in Bern voor de repatriëring van geïnterneerde burgers. In januari 1915 konden de vrouwen en kinderen de depots verlaten. Ze hadden toen wel al meer dan een jaar vastgezeten. De Duitsers werden niet allen geïnterneerd in september, oktober 1914. De conceptie van de Duitse nationaliteit werd soms erg ruim geïnterpreteerd door de politie en de verwarring met de personen van Elzas - Lotharingen was frequent
De krijgsgevangenen die door het Belgisch leger werden gemaakt en overgebracht werden naar Frankrijk moesten aan andere voorwaarden voldoen om gerepatrieerd te worden. Ze werden dubbel gecontroleerd en doordat ze een apart statuut hadden, vielen ze buiten de groep en bleven meer dan één jaar na de wapenstilstand nog gevangen in Frankrijk. „On trouve ainsi dans les dépôts français des civils allemands capturés par les troupes belges en Afrique Oriëntale allemande et dont le gouvernement belge, en résidence au Havre, tient à conserver la tutelle, affirmant sa “souveraineté” déjà bien réduite par une politique de rapatriement différente de celle de France! Les variations en la matière, le double contrôle – français et belge – qu‟ils subissent aggravent le sort de ces internés.‟ 66
Naast de krijgsgevangenen die opgepakt werden omwille van hun nationaliteit, werden er ook een heleboel verdachten opgepakt.111 De redenen van hun arrestatie konden zeer uiteenlopend zijn. Ze werden opgesloten in een „camp de triage112‟ en sommigen in een „camp de suspects113‟. Er werden door de politie registers opgesteld met vermelding van de redenen van het opsluiten van de personen. Het kan interessant zijn om een vergelijking te maken tussen de registers van de Franse politie en de redenen die de Belgische politie aanhaalde. In de vreemdelingendossiers zat er regelmatig een interview met de gevangene bij met het motief van de arrestatie, maar verwijzingen naar registers heb ik nergens gevonden. We hebben gezien dat er in België er ook vreemdelingen die reeds vastzaten overgebracht werden naar interneringskampen. Na verloop van tijd moesten deze verdachten voor commissies verschijnen die een oordeel velden over hun verdere toekomst.
Spionnen werden direct overgebracht naar kampen voor verdachten. Bepaalde categorieën van de bevolking werden gemakkelijker verdacht. Vooral personen die voor de oorlog commerciële of familiale relaties met Duitsland onderhielden, kregen gauw de stempel van spion opgekleefd. Men schreef ook beter geen brieven aan Duitse krijgsgevangenen of men bracht beter geen voorwerpen over. Voor het geven van een fles bier aan een Oostenrijkse gevangene in de haven van Rouen, werd „een verdachte‟ enkele weken later in een kamp geplaatst in september 1916. Personen die uit Duitsland waren gevlucht, werden ook als verdacht beschouwd. Waren ze wel uit Duitsland gevlucht? Wilden ze niet gewoon informatie doorspelen aan de Duitse overheid? Ook intellectuelen, stakers en revolutionairen werden met argusogen bekeken. „Le séjour dans un camp laisse du temps à la police pour contrôler les déclarations de ces évadés suspects : tel est le motif donné à l‟internement.‟
7.1.5
Controle van kampen door neutrale mogendheden
In een volgende paragraaf wil ik even toelichten hoe het kampleven er uitzag of beter gezegd, hoe men vertelde dat het eruit zag! Neutrale mogendheden als Spanje en Nederland stuurden er delegaties op uit om erop te letten dat de rechten van de krijgsgevangenen niet met de 111
Les camps de concentration français de la première guerre mondiale ( 1914-1920), Farcy J-C Hoofdstuk 4 : A évacuer de la zone des armées… suspects et autres indésirables. 112 Kamp om uit te zoeken of ze vijandig gezind waren 113 kamp met verdachten, geen verklaring wat verschil met „camp de triage‟ is
67
voeten werden getreden.114Wederom blijkt ook dat de geschiedenis door de overwinnaars geschreven wordt. De Duitsers worden als barbaren afgeschilderd en diegenen die de regels met de voeten treden, terwijl de geallieerden ook beschuldigd worden, maar deze worden als verzinsels aan de kant geschoven. Artikels die verschenen in Duitse kranten over het lot van hun kameraden in de Franse gevangenissen moeten kritisch geanalyseerd worden. De Duitse keizerlijke overheid was volgens de Fransen niet zo humaan tegenover de krijgsgevangenen en er werden andere normen gehanteerd als in Frankrijk. Zo konden Franse krijgsgevangenen slechts heel kort en heel sporadisch corresponderen met het thuisfront. De slechte materiële condities gingen vaak ook gepaard met pesterijen op het moreel vlak. Bijvoorbeeld kinderen die rond het kamp vijandige liederen staan te zingen. Hier volgt een voorbeeld van een klacht tegen de Duitsers aan het adres van de neutrale waarnemers op fysiek vlak. „Deux prisonniers belges internés au camp de Meschede nous font savoir que, sous prétexte que des peines infligées par le gouvernement belge au camp d‟Auvours à des prisonniers allemands, seraient aggravées par des marches forcées sac au dos, le gouvernement allemand a donné des instructions pour que la même aggravation soit infligée aux prisonniers belges. C‟est en suite de ces instructions que nos deux compatriotes sont obligés, chargés d‟un sac pesant 20 kilos, de faire deux fois par jour des marches de deux heures. Le département, de la Guerre auquel j‟ai demandé des renseignements m‟a repondu que cette accusation du gouvernement allemand était fausse et n‟avait aucun fondement.‟
Men stond ook zeer sceptisch tegenover deze neutrale waarnemers. Een Nederlandse delegatie die de kampen kwam bezoeken, werd beticht van partijdigheid omdat er ook enkele Zwitsers tussen zaten die de belangen van de Duitsers verdedigden. Er werden wel heel wat rapporten opgesteld over het reilen en zeilen in de kampen. Zo waren er rapporten van de bezoeken van gevangenkampen van „détachement de travail‟ te Mechelen, Muysen vlakbij Mechelen, Moulins Ricquier en Vilvoorde door afgevaardigden van Spanje en Nederland. Ook Spanje stuurde dus verschillende delegaties naar de kampen uit. Hier volgt een verslag van de „legacion de Espana en Bélgica‟ over de behandeling van de Duitse krijgsgevangenen in België. Alles verliep zogezegd optimaal en als er al problemen waren, kwam dit door misverstanden.
114
Hoogstwaarschijnlijk zullen er langs beide zijden pesterijen opgetreden zijn. Beide zijden wilden natuurlijk niet toegeven dat dit gebeurde en beschuldigden elkaar ervan de regels met de voeten te treden
68
„ A ce propos j‟ai parcouru de nouveau soigneusement tous les rapports qui nous ont été soumis et par les Délégués espagnol el hollandais de nos Légations Royales qui ont visité les camps avec les Délégués de la Croix Rouge …Tout ce qui précéde confirme mon opinion de ce que les prisonniers allemands en Belgique sont traités d‟une façon généralement satisfaisante et que des erreurs ou des abus qui ont pu être commis non par le Gouvernement Belge ni par les Autorités militaires du Royaume mais par des malentendus des subalternes qui n‟ont pas exécuté les ordres du Gouvernement Royal …Les prisonniers allemands en Belgique sont traités par le Gouvernement Royal dans les conditions les plus favorables possibles et que malgré des nouvelles tendancieuses que l‟esprit belligérant qui subsiste encore fait circuler , celui-ci est disposé d‟aprés les déclarations qui m‟ont été faites de la façon la plus formelle à ne pas permettre le moindre abus qui puisse porter préjudice à ces malheureux.‟ De Duitsers reageerden op dit rapport en stelden dat de krijgsgevangenen helemaal niet goed behandeld werden. Ze schreeuwden moord en brand. „ Berichte des holländischen und spanischen Delegierten über die belgischen Kriegsgefangenlanger in Antwerpen, Wulveringhem, Coxyde und Adinkerke zeigen, dass die dort herrschenden Verhältnisse infolge der Nachlässiskeit un Böswilligkeit der belgischen Behörden in fast jeder Beziehung skandalös sind. Im Folgenden werden nur die wichtigsten Klagepunkte berürht…‟ Dan volgen er een aantal voorbeelden115. ‟Unterbringung‟ : plaatsen zonder strozakken, donkere slecht verluchte kamers, … „Wassermangel‟ : tekort aan water om te drinken en zich te wassen „Arbeitslohn‟ : te weinig betaald worden „Arbeitsverwendung‟ : mensen die ziek zijn toch nog verplicht laten werken „Postverbindung‟ : postpakketten die verloren gaan „Strafen‟ : mishandelingen, straffen die erg onorthodox worden uitgevoerd.
7.1.6
Repatriëringen van krijgsgevangenen
115
De waarheid zal waarschijnlijk ergens in het midden liggen zoals altijd. Het zou me verbazen dat de overheid er alles aan deed om het de krijsgevangenen zo aangenaam mogelijk te maken en anderzijds zullen ze ook niet als beesten behandeld zijn. Zekerheid zullen we echter nooit hebben.
69
De repatriëringen kunnen in twee periodes worden opgedeeld : voor en na de akkoorden van Bern.116 Men probeerde zoveel mogelijk krijgsgevangenen bij de akkoorden te betrekken, maar men kon niet verhinderen dat er een aantal buiten vielen. Van de burgers die gevangen genomen waren, werden de volgende vier categorieën vrijgelaten. De vrouwen en de jonge dochters, de priesters, de mobiliseerbare mannen onder de zeventien en boven de vijfenveertig en tot slot de mannen tussen zeventien en vijfenveertig jaar waarvan hun fysieke paraatheid niet meer voldoende is om militaire diensten te vervullen. De Duitse geïnterneerden die bevrijd werden door de Belgische overheid werden teruggestuurd naar Duitsland. De Belgische geïnterneerden werd de keuze gelaten door de Duitse overheid. Ofwel keerden ze naar het bezette België terug, ofwel werden ze via Zwitserland naar Frankrijk overgebracht. Burgers die overtredingen hadden begaan tegen het gemeen recht of veroordeeld waren voor andere misdrijven vielen buiten deze akkoorden. De Belgische en Duitse afgevaardigden raadden hun respectievelijke regeringen aan het akkoord te ondertekenen.
In het begin liepen de repatriëringen iets vlotter als later in de oorlog, maar veel verschil zat er niet op. Een klein deel van de personen die gerepatrieerd werden, wensten in Frankrijk te blijven omdat ze daar hun leven hadden uitgebouwd en ze er graag zouden verder werken. In het begin van 1918 verbleven er nog ongeveer twaalfduizend Duitse en Oostenrijkse burgers in de Franse kampen. Het is de enige „quasi‟ certitude die we hebben omdat de cijfers uit 1914 enkel schattingen zijn. Er zou in de loop van 1914 een maximum bereikt zijn van vijfenveertigduizend burgers. Als de vijftienduizend geëvacueerde er nog eens worden bijgeteld komen we tot een totaal van zestigduizend die ooit met de Franse kampen kennis gemaakt hebben tijdens de Eerste Wereldoorlog.
7.1.6.1
Repatriëringen vóór de akkoorden van Bern.
Op het einde van 1914 waren de meeste vrouwen, kinderen en bejaarden al gerepatrieerd. Vervolgens werden er wederzijdse akkoorden gesloten tussen de oorlogvoerende landen.
116
Ministère des affaires étrangères de Belgique, At. 2598 : „Conférence Belgo-Allemande pour la libération réciproque des prisonniers civils réunie a Berne sous la présidence de s. Exc. M. Francisco de Reynoso, ministre de sa majesté le roi d‟Espagne. (18-22 maart 1918)
70
Het ging hierbij om uitwisselingen van personen die men niet geschikt achtte om strijd te voeren. „Après les premiers rapatriements massifs de femmes, enfants et vieillards de la fin de 1914, d‟autres accords sont conclus entre les belligérants, dans un esprit de rigoureuse réciprocité, pour autoriser des libérations nouvelles de prisonniers civils. Les bénéficiares de ces mesures sont toujours des internés jugés inaptes à la mobilisation, ce qui préserve l‟état des forces militaires de chacun. Un rapide historique de ces rapatriements, outre son intérêt pour voir concrètement comment l‟on peut sortir d‟un camp, permet de comprendre les fluctuations d‟effectifs à certaines périodes.‟
De eerste methode was om de minimumleeftijd voor repatriëring te laten zakken van zestig naar vijfenvijftig jaar. Mensen van wie hun fysieke gesteldheid niet meer in orde was, konden ook terugkeren. Dit werd wel streng gecontroleerd door een militaire arts. Ze werden vervolgens geïnterneerd in Zwitserland. „En fait la principale mesure qui va susciter l‟espoir des prisonniers civils allemands, puis autrichiens, porte sur l‟internement en Suisse des malades.‟ Er kwam een akkoord in maart 1916 voor personen van wie de gezondheidstoestand precair was, maar niet voldoende ernstig om terug naar Duitsland overgebracht te worden. Enkel de veroordeelden voor misdaden waren uitgesloten van het voordeel van dit akkoord.
7.1.6.2
De akkoorden van Bern en de laatste repatriëringen.
In de lente van 1918 werden er een aantal akkoorden ondertekend door de oorlogsvoerende landen. Het belangrijkste akkoord was dat gesloten tussen Duitsland en Frankrijk op zesentwintig april. Burgers konden hierdoor hun vrijlating bekomen. Ze konden er echter ook voor kiezen om te blijven in het land waar ze geïnterneerd werden. „Suite aux conférences tenues à Bern, plusieurs accords sont signés entre les belligérants au printemps 1918. Le plus important est conclu entre les gouvernements français et allemand le 26 avril 1918. Il donne l‟autorisation aux civils internés, sur leur demande, de quitter le pays où ils sont retenus. Les libérés, rapatriés par la Suisse, ont la liberté de résidence, sous réserve des nécessités militaires. Ils peuvent rester dans le pays qui les a internés, après accord de ce dernier.‟
71
Veel Duitsers konden maar met vertraging vertrekken. De voorziene datum van vertrek was vijftien augustus. Deze werd met twee maanden verschoven omwille van materiële moeilijkheden op gebied van organisatie en repressailles van de Franse regering als gevolg van een gecontesteerde uitwisseling van gijzelaars. Door een griepepidemie kwam er dan nog een extra vertraging. De bevrijding van de geïnterneerden kwam er dus vlak voor de wapenstilstand of laat erna. Sommigen werden pas in het najaar van 1919 gerepatrieerd. De repatriëring van de Duitsers moest volgens het Ministerie van oorlog op vier oktober 1919 worden afgesloten . „Le comité de secours des internes civils allemands de Granville (Zmanche)‟deed op dertien juli 1919 een belangrijke oproep aan de Belgische autoriteiten om hun Duitse landgenoten, die onder hun bevoegdheid ressorteerden, vrij te laten en naar Duitsland te laten terugkeren. Men vroeg de Franse overheid op zijn plichten te wijzen. „Ayant lu dans les journaux belges que la Belgique a déjà raptrié tous ses internés civils nous sommes stupéfaits que nous, internés civils, capturés en Belgique et transferés en France, nous trouvons toujours ici en captivité et par la présente, nous vous prions de bien vouloir faire des démarches auprès du Gouvernement français pour que notre rapatriement se fasse également dès à présent et de communiquer au Gouvernement allemand ce qui précéde.‟
Begin oktober liepen er klachten binnen van Duitse krijgsgevangenen die nog steeds vastzaten in Frankrijk. De oorlog was dan bijna een jaar voorbij, maar ze zaten nog steeds vast omdat ze buiten de akkoorden van Berne vielen. Op acht oktober 1919 stuurde het „office central belge pour les Prisonniers De Guerre, Bureau Officiel d‟Information et d‟Assistance‟ een brief naar de minister met klachten van een drie honderdtal Duitse krijgsgevangenen die nog steeds vastzaten in Frankrijk te Ile-Longue. „Monsieur le ministre, nous recevons des doléances des 300 prisonniers allemands capturés par les Belges et internés en France à Ile-Longue. Ils se plaignent d‟être retenus alors que les prisonniers de guerre internés en Belgique ont été rapatriés. Il nous intéresse de savoir si vous avez averti le gouvernement français de ce qu‟il n‟y avait plus d‟inconvénients de notre part à ce que les susdits prisonniers soient rapatriés. Veuillez agréer, Monsieur le Ministre, les assurances de notre haute considération.‟ Op dertien oktober kwam er een brief aan van een Duitse krijgsgevangene die sprak in naam van tweehonderd metgezellen. Ze wilden net als de andere Duitse krijgsgevangenen naar hun land gerepatrieerd worden en liefst zo snel mogelijk. 72
„Monsieur le ministre, j‟ai l‟honneur de vous donner connaissance de la lettre ci-après en copie qui m‟est adressée par un prisonnier civil fait par les troupes Belges qui réclame son rapatriement et celui de 200 civils allemands se trouvant dans son cas : “Excellence, Le journal de Paris a reproduit le 6 courant un télégramme de Bruxelles disant que le dernier train des prisonniers allemands a quitté Bruxelles de sorte que leur rapatriement est terminé.
Nous nous permettons de vous faire observer que nous sommes à Ile Longue, environ deux cents civils allemands capturés en août 1914 par les forces belges et transférés le 22 août 1914 par Dunkerque en France. ...Nous vous prions donc instamment de vouloir bien en référer immédiatement à votre Gouvernement au sujet de notre situation pour qu‟il nous fasse rapatrier également, comme il a bien voulu le faire pour nos compatriotes en Belgique même. Nous appelons de tous nos voeux cette décision et nous espérons que vous voudrez bien la proposer à Bruxelles. Ayez, s‟il vous plait l‟obligeance de nous faire par du suivi de notre pétition et agréez, Excellence, l‟assurance de notre haute considération.”
Ministre des Affaires Etrangères Bruxelles‟
De reactie van Parijs liet niet lang op zich wachten en kwam er op vijftien oktober 1919 aan het ministerie van Buitenlandse Zaken van België waarin werd aangegeven dat men geen reden meer zag om de mensen vast te houden en er werk van gemaakt werd om hen vrij te laten. “L‟ambassade de France à Bruxelles m‟ayant fait savair que le Gouvernement belge ne voyait aucun intérêt à prolonger l‟internement des civils allemands qu‟il a confiés aux autorités françaises, j‟ai l‟honneur d‟informer Votre Excellence, en réponse à sa lettre N° 8939,19 du 3 Octobre courant transmettant deux requêtes d‟Allemands arrêtés en Belgique que le Gouvernement Français libérera ces internés en même temps que ceux capturés en France dont le raptriement général a été décidé et va commencer dans quelques jours. La plupart des internés civils allemands dépendant du gouvernement belge sont retenus à l‟île Longue (Finistère); il y en a aussi à Granville, à la Chartreuse du Puy et dans quelques autres camps.”
In de daaropvolgende dagen worden de meeste krijgsgevangenen vrijgelaten. Uit een brief blijkt echter dat nog altijd niet iedereen werd vrijgelaten. „A la demande des internés civils allemands (pour le compte du Gouvernement Belge) Messieurs Wilhelm Bergob et Bruno Raschke, internés au camp de Garaison par Mohleon Magnoic (Pyrenées), nous avons l‟honneur de solliciter de la bienveillance de Votre
73
Excellence qu‟elle veuille bien faire examiner leurs cas, étant donné que les intéressés réclament du fait que d‟autres internés civils dépendant des Gouvernements Belges et Français sont déjà partis ou en voie de rapatriement.‟ Er wordt spijtig genoeg geen verdere uitleg verschaft waarom deze personen nog verder werden vastgehouden
7.1.7
De situatie van de vrouwen tijdens de Eerste Wereldoorlog117
Naast de rol van vrouwen die vrouwen speelden in de Eerste Wereldoorlog, is er ook nog een interessant werk over de kinderen tijdens de Eerste Wereldoorlog verschenen118. In mijn onderzoek wil ik de vooral situatie van de vrouwen toelichten. De situatie van de echtgenoten van de Duitse geïnterneerden komt verder aan bod. Hier wil ik even kort het algemeen beeld van vrouwen tijdens de Eerste Wereldoorlog overlopen.
Het stereotiepe beeld van de vrouw die heel de oorlog reikhalzend uitkijkt naar de terugkeer van haar man komt niet overeen met de werkelijkheid. De meerderheid van de vrouwen gaan zich inzetten in de hulpverlening, andere komen in de clandestiene sector van het verzet, spionage terecht. Belangrijk is ook dat de vrouwen in een aantal Europese landen politieke rechten krijgen. De Eerste Wereldoorlog vormde het culminatiepunt van de emancipatiegolf die zich op het einde van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw op gang had getrokken. Een belangrijk probleem voor het onderzoek is de enorme schaarste aan bronnen die handelen over vrouwen. Dit kwam ik in mijn onderzoek ook tegen. Er was al weinig te vinden over de Duitse krijgsgevangenen, laat staan voor hun echtgenoten! Het boek dat door De Weerdt E. werd neergeschreven is heel degelijk om een beeld te krijgen van de situatie van de vrouw in België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ze maakt hierin echter geen gewag van de echtgenoten wiens mannen van Duitse afkomst waren of soms nog over de Duitse nationaliteit beschikten. Wat deden zij toen de oorlog uitbrak? Vluchten ze het land uit? Hoe was hun verhouding tegenover de bezetter? 117
DE WEERDT D., „De vrouwen van de Eerste Wereldoorlog.‟ Gent : Stichting Mens en Cultuur, 1993, 303p. DELBECKE J., CASTELEYN Y. , CHATELET E. „Kinderen in de Eerste Wereldoorlog.‟, Tielt : Lannoo, 2000, 240p. 118
74
Op deze vragen zal ik verder een antwoord proberen te formuleren. Het is begrijpelijk dat De Weerdt deze problematiek niet in haar boek heeft opgenomen. Zij heeft andere keuzes gemaakt, maar voor mijn onderzoek is het interessant om na te gaan wat er met deze vrouwen gebeurde. Als er tenminste info over verschaft wordt in de vreemdelingendossiers.
7.2
DUITSE BURGERS GEVANGEN DOOR BELGIË119
7.2.1 Krijgsgevangenen te Frankrijk 7.2.1.1
Algemeen
Op drie augustus vraagt men aan de minister wat er moet gebeuren met de Duitse burgers die door hun land120 worden opgeroepen voor de militaire dienst en zich aangeven bij de politie of elders om naar hun land gerepatrieerd te worden? Het Ministerie van Buitenlandse Zaken antwoordde hierop dat de Duitsers die ingeschreven zijn voor de militaire dienst niet omschreven mogen worden als krijgsgevangenen. Daaronder verstaat men enkel diegene die meevechten of diegene die niet meevechten maar wel deel uitmaken van de troepen. Een brief vanuit Londen werd door Monsieur Davignon, minister van Buitenlandse Zaken opgesteld en daarin werd gevraagd om alle personen op te sluiten die de leeftijd hebben om wapens te dragen. Zo werden er bijvoorbeeld krijgsgevangenen gemaakt op het schip de „Australind‟. „Monsieur le ministre, j‟ai l‟honneur de porter à votre connaissance d‟après une information de Sir E. Grey, qu‟étant donné la décision des autorités militaires allemands opérant en Belgique et en France d‟emmener en qualité de prisonniers de guerre tous les hommes astreints au service militaire, le Gouvernement Brittanique a donné ordre de détenir, à titre de prisonniers de guerre, tous les sujets ennemis en âge de porter les armes capturés à bord de vaisseaux neutres. „
119 120
en Oostenrijkse België
75
Op tweeëntwintig april 1915 wordt door de Franse overheid een lijst verschaft met driehonderd achtenzestig burgers die geïnterneerd waren in Dinan. Zo kwam de Belgische overheid te weten waar deze mensen vastzaten. „Monsieur le ministre, Comme suite à mon télégramme du 20 de ce mois, n° 76 j‟ai l‟honneur de vous faire part de la communication ci-après en copie qui vient de m‟adresser M. Le Ministre des Affaires Etrangères : “ j‟ai l‟honneur pour répondre au désir que vous avez bien voulu m‟exprimer, de vous envoyer ci-joint la liste générale des prisonniers de guerre capturés par l‟armée belge et confiés à la garde des autorités militaires françaises. En raison de l‟urgence, je vous adresse ce document tel qu‟il m‟est remis par le Ministère de la Guerre; mais tous les états qui composent la liste générale étant, à l‟exception de ceux qui concernent Coetquidam et Plouguernevel, incomplets, j‟ai demandé qu‟ils fussent complétés par l‟indication du grade et du corps de troupe pour les militaires ou par celle du prénom, du lieu d‟origine et de la profession pour les civils. Des que la liste ainsi mise au point m‟aura été envoyée.‟
Op zesentwintig april 1915 vroeg het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Franse overheid meer gedetailleerde info over de krijgsgevangenen te verschaffen. Er werd bij de militairen geen vermelding gemaakt van de graad of het korps en bij de burgers werd er zelfs geen vermelding van de voornaam, geboorteplaats of beroep gemaakt. De Duitse overheid had zeer degelijke lijsten bezorgd van de Belgische krijgsgevangenen in Duitsland en daarom stond België erop dat de Duitsers ook wisten wie er van hen gevangen zat in Frankrijk. Er konden ook nog Duitse burgers uit België in de lijsten van St. Brieux en Monfort voorkomen.
Voor er onderhandeld werd over de vrijlating van bepaalde personen, moest men eerst weten waarom ze opgepakt en geïnterneerd waren. Wanneer men daar geen antwoord op kon geven, raadde de Belgische overheid aan een enquête op te stellen te Dinan zelf. Als er beslist werd om burgers vrij te laten, vroeg België om deze namen door te geven zodat zij ze op haar beurt aan Duitsland kon doorgeven. Daarop volgde op vier mei 1915 een erg belangrijk antwoord van de Franse overheid waarin vermeld staat welke personen er onder de categorie van krijgsgevangenen vielen. „Il parait toutefois résulter de certaines indications que des individus de nationalité allemande et autrichienne qui se trouvaient détenus dans des prisons belges pour délits de 76
droit commune et qui à raisons de ce qu‟ils étaient en âge de milice ou pour tout autre motif avaient été remis à la disposition de l‟autorité militaire à l‟expiration de leurs peines, ont été considérés par celle-ci comme prisonniers de guerre. Il me semble que ce soit à cette catégorie de personnes qu‟appartiennent les individus détenus à la prison de Dinan.‟
Op één juni 1915 werden er enkele namen doorgespeeld van personen die vrijgelaten werden omdat ze niet beschouwd konden worden als personen die toegelaten worden wapens te dragen. Eén persoon was jonger dan zeventien, negen personen waren ouder dan vijfenvijftig jaar. Er was ook sprake van vijf kloosterbroeders. Volgens de inlichtingen waren er geen vrouwen of jonge kinderen onder de krijgsgevangenen aanwezig. Op twaalf juni 1915 werd te Rouen verklaard dat de lijst overgebracht werd naar het kamp van Dinan en dat daar aan elke burger afzonderlijk vragen werden gesteld over zijn identiteit om te kijken of de gegevens van de lijst juist waren. Er werd hen ook gevraagd naar de motieven van hun arrestatie door de Belgische overheid. Alle krijgsgevangenen antwoordden dat dit te maken had met hun nationaliteit.
Op dertig augustus 1917 werd een telegram opgesteld vanuit Rome dat een goede samenvatting is van de gebeurtenissen van de afgelopen oorlogsjaren. „Télégramme à chiffrer. Ministre Belgique Rome S.S. Reçu 32 après libération coloniaux allemands contre libération coloniaux belges, ainsi que femmes et enfants belges, nous detiendrons encore environ 500 civils allemands ramenés des Flandres par l‟armée en retraite après chute Anvers, dont beaucoup pourrant bénéficier de l‟échange général proposé. Stop. Le chiffre global cité dans lettre Davignon 26 juin 1915 N° 100 est inférieur à la réalité, de même, que le nombre des libérables indiqué cette dépêche e ds-celle du 8 juillet 1915, N° 108. Stop. D‟autres intenés civils ont été découverts et notre projet abaisse à 45 ans au lieu de 55 l‟âge de libération en 1915 est celui des 368 civils de Dinan : première liste communiquée au mois d‟avril 1915 par le gouvernement français, puis completée et annotée après visite Scheyven à Dinan (lettre guerre , 3-7-17, P/244). En avril 1917, la légation à Paris nous a renvoyée, complétée, une deuxième liste de 177 noms, nou l‟avons retournée à la guerre de 12 mai 1917. Cette liste nous avait été communiquée, incomplète, par lettre de la Guerre, du 1-7-16 P/425.
D‟après les listes rassemblées par le min. de la guerre, il y a en France 440 internés civils dont le lieu d‟internement etst connu, et 118 dont internement est inconnu.
77
Il existe encore douzaine de civils detenus en Angleterre pour le compte du gouvernement belge, mais la plupart sont inculpés d‟espionnage. Quatre seulement d‟après nos listes, peuvent être considérés comme prisonniers civils ordinaires. On peut les négliger dans le calcul de nos gages, d‟autant plus que, sans nous consulter, le gouvernement Brit. a rapatrié il y a longtemps déjà ceux qui tombaient sous l‟application de sons propre arrangement avec l‟Allemagne.‟
Dan volgt de lijst met driehonderd achtenzestig namen. Hier staat bij iedere naam de volgende informatie vermeld : Familienaam, voornaam, geboorteplaats, geboortedatum, verblijfplaats, beroep en of ze al eerdere veroordeeldingen opgelopen hadden of niet.121
7.2.1.2
Individuele dossiers
kort verblijvende
We hadden eerder al gezien dat ze in de buurt van Brussel woonden, dus het is ook logisch dat ze hier werden opgepakt. De gemeente Sint Joost – ten – Noode komt weer regelmatig terug. De meeste bleven één of een paar dagen in de cel van Vorst voor ze naar Hoogstraten of rechtstreeks naar Frankrijk werden overgebracht. Er werden er ook twee door de Fransen opgepakt. Eén iemand uit Henegouwen en iemand die op de vlucht was geslagen naar Frankrijk. Sommigen gingen zichzelf aangeven bij het uitbreken van de oorlog. Hier volgt een voorbeeld. „Lors de l‟invasion allemande, Thomas R. qui n‟avait pas rejoint l‟armée allemande est allé se mettre à la disposition du commissaire de police de Bruxelles. Celui-ci le fit appeler vers la mi-Août et le retint prisonnier. ...‟122 Zoals eerder aangegeven ging de arrestatie vaak gepaard met een interview.123 Voor een aantal personen krijgen we wel een beeld wat er met hen gebeurde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Wilhelm T. vormt hier een voorbeeld van en werd eerder ook al aangehaald bij zijn arrestatie waar hij beschermd moest worden tegen eventuele agressie van de plaatselijke bevolking.
121
Lijst zie bijlage ARA, Sûreté Publique, 940 253, Thomas R, brief van zijn zus Marie H. aan mijnheer Winandy, lid van de „chambre des représentants‟ 123 zie bijlage 122
78
„A cette date, le camp fut évacué et toutes les personnes s‟y trouvant, furent dirigées sur Dunkerque et embarquées à destination de Cherbourg (France). Après une nuit passée à Cherbourg, nous fûmes envoyés à Dinan (Côtes du Nord) France. Où j‟suis resté jusqu‟en juillet-août 1915. Dans ce camp; nous reçumes en 1915 la visite d‟une commission militaire belge, qui releva l‟identité exacte et la situation de famille de chacun. De ce camp, je fus envoyé au camp d‟Ile Longue (près de Brest) où je suis resté jusqu‟au mois de juin 1917. A cette époque, le manque de bras se faisait sentir dans l‟agriculture, et le gouvernement français demandait aux internés portés pour la France, de travailler volontairement dans l‟agriculture. J‟acceptai immédiatement, et fus envoyé au camp de Luçon (Vendée) de là à Poirée sur Velluire, où j‟ai travaillé du mois de juin 1917 jusqu‟à la démobilisation des classes anciennes en février 1919. A cette époque, je retournai au camp de Luçon d‟où, quelques semaines plus tard, je fus envoyé au camp de l‟Ile d‟Yeu (Vendée). Après dissolution de ce dernier camp, quelques semaines après, je retournai au camp de Luçon. Ce camp ayant également été aupprimé au mois de juin 1919, je partis pour le camp de Ghérande (près de St-Nazaire) où je fus libéré en novembre 1919, le traité de Versailles ayant été ratifié entretemps.‟124 Spijtig genoeg krijgen we maar voor een zeer klein aantal personen info hierover.125 De meeste werden overgebracht naar Dinan, maar er waren nog andere kampen in Frankrijk voor krijgsgevangenen. Zo werd er ook iemand geïnterneerd te Brest die te Gent als verdachte opgepakt was.126 Opvallend was ook iemand die van Frankrijk naar Zwitserland werd overgebracht en daar moest werken tot aan de wapenstilstand.127
lang verblijvende
Er zijn geen noemenswaardige verschillen met de situatie van de personen die nog niet zo lang in het land verbleven. We krijgen wederom slechts bij een heel beperkt aantal een weinig informatie over de periode tijdens de oorlog. Een belangrijk persoon die rechtstreeks
124
ARA, Sûreté Publique, 929 082, Wilhelm T. Biografische info in zijn verzoek tot het verkrijgen van de Belgische nationaliteit in 1927. 125 het is waarschijnlijk niet toevallig dat het hier handelt over een belangrijk figuur. Hij was namelijk technisch directeur bij een weverij 126 ARA, Sûreté Publique, 787 279, Henri B. 127 ARA, Sûreté Publique, 940 253, Thomas R.
79
leverancier was van de koning kreeg wel veel aandacht. We bespreken hem echter later bij de interneringskampen in Engeland. Een aantal personen werden in Brussel opgepakt. Er was onder deze personen ook één iemand die naar Brest werd overgebracht.128
Men probeerde van alles te doen om de arrestatie te vermijden. Sommigen vluchtten het land uit richting Frankrijk, anderen probeerden op een goed blaadje te komen door zich aan te melden bij de overheid en hun goede bedoelingen duidelijk te maken. Een mooi voorbeeld vormt Wilhelm S.129 In 1914 vluchtte Wilhelm naar Frankrijk. Op het ogenblik dat hij op de vlucht sloeg, verbleef hij te Turnhout. Voordat hij opgepakt werd, ging hij als fotograaf regelmatig foto‟s nemen van groepen aan de kazerne van de karabiniers die gesitueerd waren op de place Dailly. In augustus 1914 gaf hij zich ook nog op voor de burgerwacht, maar hij werd overgebracht naar Antwerpen. Zijn vrouw en kinderen werden overgebracht naar Kortrijk.130 Hij werd in Frankrijk te Brest als burger krijgsgevangen genomen tot november 1919.
7.2.1.3
Besluit
We krijgen veel informatie over de burgers die naar Dinan werden overgebracht. Uit de dossiers blijkt dat de meerderheid daarheen werd overgebracht, maar zeker niet allemaal. Sommigen zaten tijdens hun internering vast in verschillende kampen , Willy T.131 vormt daar een mooi voorbeeld van. Voor heel wat dossiers krijgen we enkel informatie over hun arrestatie132 en internering in België en dan volgt er een zwart gat. We weten enkel dat ze opgepakt zijn. Uit de lijsten met krijgsgevangenen kunnen we dan reconstrueren waar ze naartoe gevoerd zijn, maar dit kan vaak niet uit de vreemdelingendossiers afgeleid worden. Daar staat meestal vermeld dat ze vier augustus werden opgepakt, gevangen gezet in Brussel133 en vervolgens enkele dagen later naar Hoogstraten werden overgebracht voor ze naar Dinan134 werden getransporteerd. 128
ARA, Sûreté Publique, 909 545, Wilhelm S. idem 130 Helda Marie Odilla. Affaires Connexes : A72408 131 ARA, Sûreté Publique, 929 082, Wilhelm T. 132 zie vorig hoofdstuk 133 gevangenis te Vorst 134 Over het kamp te Dinan konden we geen specifieke informatie te pakken krijgen. Misschien kan dit in Frankrijk wel ergens te vinden zijn 129
80
.
7.2.2 Krijgsgevangenen te Engeland 7.2.2.1
Algemeen
De krijgsgevangenen in Engeland komen ook aan bod daar er in mijn selectie iemand naar Engeland overgebracht was. Op twaalf april 1916 werd er een overzicht verschaft over een zeventiental Duitse krijgsgevangenen die in België werden opgepakt en in Groot-Brittannië vastzaten. Mijn aandacht zal vooral naar Otto H135. uitgaan. „Of the other German prisoners held on behalf of the Belgian government, H. Otto has been repatriated, G. is still detained in prison on account of the criminal charge upon which he was arrested at Brussels in August 1914. As regards M., who is also mentioned in Your Excellency‟s note, Sir Edward Grey is informed by the Secretary of State for the Home Department that the nationality of this man is doubtful.‟ Op vierentwintig mei 1916 werd het kamp waar H. gevangen zat, bezocht en geïnspecteerd door officials van de ambassade van de VS. De andere kampen werden ook aan een inspectie onderworpen, maar ik neem als voorbeeld het kamp waar H. heeft gezeten : Knockaloe, near Peel, Isle of Man136 We krijgen een zeer gedetailleerd verslag van de accommodaties van het kamp en hoe het leven van de gevangenen er van dag tot dag uitzag.137 In het kamp zaten alles te samen meer dan twintigduizend personen gevangen. Daarvan was een grote meerderheid Duitser, een kleine zeventienduizend zielen, de tweede groep waren de Oostenrijkers met ongeveer drieduizend vierhonderd gevangenen, daarnaast ook nog honderd en één Turken en honderd vierenveertig personen met een andere nationaliteit.
In het kamp waren er heel wat mogelijkheden voor de krijgsgevangenen. Er werden verschillende comités opgericht om de gevangenen bezig te houden. Men mag niet vergeten dat sommigen er een paar jaar van hun leven doorbrachten. We kunnen ons dit moeilijk voorstellen, maar er moest aan alles gedacht worden : kledij, voedsel, ontspanning, … . De comités werden door de geïnterneerden zelf geleid. 135
ARA, Sûreté Publique, 481 250, Otto H Ministerie van Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, Prisonniers allemands et autrichiens faits par Belgique : dossier n° 289, MAP 6 : Prisonniers allemands et autrichiens détenus en Angleterre, p. 19 137 Voor de Franse kampen werden er niet zulke documenten opgesteld. Of misschien zijn ze verloren gegaan? 136
81
Het kan eens interessant zijn om een paar van de verschillende accommodaties waarover de gevangenen beschikten te overlopen.
De informatie die we over dit kamp krijgen is erg gedetailleerd en daarom ook erg interessant. De hutten waarin men sliep waren ongeveer negen meter op vier en een halve meter.138 De hutten werden per zes bij elkaar geplaatst en moesten plaats voorzien voor honderd tachtig mensen. De hutten boden bescherming tegen de wind en de regen en waren volgens de waarnemers goed verlicht en verlucht. Elk kamp had zijn eigen hospitaal, er waren acht dokters tewerkgesteld en veertig Duitse begeleiders. Er was ook een isolatiehospitaal voor mensen met infectieziekten. Daar waren er vierenveertig patiënten. Het dodenaantal bleef beperkt. Er stierven er veertien aan voornamelijk longziekten, twaalf aan tuberculose, tien aan hartziekten. Er was een keuken voorzien in elke „compound‟. De koks waren allemaal Duitsers. Ongeveer tweeënzeventig procent van de mannen die in de kampen verbleven, oefenden werk uit. Veel werden tewerkgesteld als laarzenmakers, kleermakers, schrijnwerkers, loodgieters, houtbewerkers, tuinmannen, politie, kool- en spoorwegwerkers, arbeiders in steengroeve, arbeiders in een postkantoor, arbeiders in pakketpost, ….139 Er was een groentetuin buiten het kamp die ze mochten onderhouden voor eigen gebruik. Er was ook een tentoonstelling van artistieke creaties die ze zelf in elkaar hadden gestoken. De volgende spelletjes en oefeningen werden, als het weer het toeliet, gespeeld : voetbal, kegelspel, zwemmen, bruggymnastiek, boksen, dansen, orkest. Cricket, tennis en ringwerpen werden net georganiseerd.140
Er zouden geen ernstige klachten geweest zijn. Er waren natuurlijk verzoeken tot repatriëring en verplaatsing naar andere kampen in verschillende delen van het land. Zo waren er een aantal oudere mannen die vroegen om gerepatrieerd te worden. Opmerkingen van de Amerikaanse inspectiediensten in hun uiteindelijke rapport hadden het volgende resultaat. „We
made a thorough visit to all the camps at Knockaloe, inspecting th huts, cooking, and
sanityary arrangenments and devoted one morning to the visiting of the hospitals. We gave 138
30 feet by 15 feet bootmakers, tailors, joiners,, plumbers, woodworkers, gardeners, police, coal and railway workers, quarry workers, post-office workers, and parcel-post workers, &c. 140 football, skittles, club-swinging, parallel-bar exercise ; also boxing, dancing, and orchestral playing. Cricket, tennis, and quoits are now being arranged‟ 139
82
not only the various committees, but also individual men in all the compounds, an opportunity to talk to us and to bring before us any complaint or request they might wish to make. There have been many improvements since the last visit. As mentioned under the heading „Sanitary Arrangements‟, there is a new wash-house in each compound. In Camp I there is a new workshop and new tennis courts and gardens. There are new joiners employed in the compounds of camps to make the current repairs to the huts. We were told that about 1,000 tons of gravel and sand had been brought from Peel beach and distributed among the compounds for making paths. The paths haven been much improved, and work is still being done. ... The new commandant seems to have gained the confidence and respect of the interned men. ...One prisoner is captain of each hut, and another prisoner is captain of each compound. Communication between the compounds and various camps is only allowed with special permits. The whole tone of the camp is much better than it was at the time of the last visit. There were fewer complaints, and the prisoners seemed much more contented. There were two men in cells, confined for a short time for minor offences.‟
7.2.2.2
Individuele dossiers
In de steekproef zit één iemand die in Engeland heeft gezeten : Otto H141. Dat er maar één persoon die in Engeland gevangen zat in mijn steekproef is opgenomen, is representatief want het merendeel van de burgers werden overgebracht naar Frankrijk. De Britse autoriteiten vroegen informatie over de Duitse burgers die door de Belgen opgepakt werden. Ze stellen hierbij vast dat slechts een erg klein deel, tweeëntwintig, naar Engeland zijn overgebracht. Otto H. werd opgepakt voor spionage en in Engeland heeft men hem verder ondervraagd. Hij werd meestal samen met drie anderen vermeld als beschuldigden van spionage. „H. avait été spécialement signalé aux autorités belges par le Gouvernement français.‟
141
ARA, Sûreté Publique, 481 250, Otto H.
83
Op dertig juli 1915 schreef H. Otto een brief aan de Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Davignon, die te Le Havre verbleef. H. verbleef op dat moment in het “Knockaloe Aliens‟Camp” op het Isle of Man in Engeland. Hij gaf aan wie hij was, waar hij vandaan kwam, … . Vooral de passage waarin hij aangeeft wat er met hem gebeurde bij het uitbreken van de oorlog is interessant. „qu‟il fut arrêté à ce domicile par les Autorités belges et conduit à la prison de Forest; que là, on lui enleva une somme de Fr. 947.- le 6 août 1914, dont la moitié au moins était en or. Il dit avoir prélevé sur cette somme environ vingt francs pour la cantine. Il fut transporté de Bruxelles à Anvers, à la prison de la Rue des Béguines, et dit que malgré ses réclamations l‟argent ne lui fut pas restitué. Lors du siège d‟Anvers, il fut transféré à la prison de Bruges, Marché aux Herbes, de là à Ostende, puis en Angleterre, d‟où il écrivit à un Monsieur Lamotte, 2, Rue de l‟Escaut à Anzin, Nord, France. Mr. H. prie ma Légation de lui obtenir la restitution des Fr.947.-.‟ In het vreemdelingendossier142 kwamen we al te weten dat hij een industrieel was en een rechtstreekse leverancier van de koning : „J‟étais fournisseur de Sa Majesté le Roi Leopold II van producten van mijn fonderie te Anzin Nord, rue de l‟Escaut 2, diplômé de l‟Ecole Super de Commerce de Paris en 1876.‟143 Zijn hoge functie kon evenwel niet verhinderen dat hij werd opgepakt op zes augustus 1914. „Le 7 août il a été ecroué (opgesloten zijn) à le prison de Forest sous prévention d‟espionnage, un nommé Heppner Otto.‟144 H. zat in tegenstelling tot de meeste andere gevangenen in een gevangenis voor krijgsgevangenen. De meerderheid zat in een gewone Britse gevangenis vast tot dat er een uitspraak werd gedaan over hun misdaden.
7.2.3
Situatie van de echtgenotes van de krijgsgevangenen
Weinig aandacht gaat naar de vrouwen van de Duitse burgers die als krijgsgevangenen naar Frankrijk werden gevoerd. Waar konden zij naar toe? Ze hadden geen inkomen, werden waarschijnlijk scheef bekeken en moesten vaak ook voor een gezin proberen zorgen. 142
idem. persoonlijke brief van Heppner opgesteld op 20 april 1920, gelezen door de sûreté publique 144 Rapport gemeente Sint Gillis 24 maart 1920 143
84
Zij vielen van de ene dag op de andere zonder inkomen en moesten het voor vier, soms vijf jaar zonder de hulp van hun man zien te rooien. Soms werden ze gewoon het land uitgepest. „Pendant la guerre de 1914, mon père était prisonnier civil, d‟abord en Belgique, puis en France. Ma mère et moi quittâmes de force la Belgique août 1914 pour y revenir mai ou juin 1916. Ayant comme toujours l‟intention de vivre en Belgique, nous y restâmes même après l‟armistice et mon intention d‟opter pour la Belgique a été protocollée 1919 au bureau de sureté. C‟était seulement Pâques 1919, lorsque ma mère apprit que mon père serait relaché en Allemangen, que nous quittâmes Anvers.‟145
Na de oorlog werden hun mannen dan ook nog eens naar Duitsland overgebracht terwijl zij vaak nog in België verbleven. In vele gevallen wordt er niks gezegd over de echtgenotes, maar uit een aantal dossiers kunnen we toch opmaken dat ze voor een harde periode stonden. Een voorbeeld kan dit verduidelijken.146 Henri T. vluchtte in 1914 naar Frankrijk en werd er opgepakt en geïnterneerd. Hij had geen dienstplicht vervuld bij het Duitse leger.147 Op één maart 1915 bracht zijn echtgenote, Julie, een zoon ter wereld, Henri genaamd. Haar man was weg en ze moest dus het pas geboren kind alleen opvoeden. Iedereen weet dat de eerste jaren na de geboorte de belangrijkste zijn. Het kind groeide dus op zonder zijn vader te zien. In 1919 vroeg zij of haar man, die nog altijd in Frankrijk geïnterneerd zat, terug bij haar in België mocht komen. Hij zat gevangen op l‟île longue, Bretagne vanaf augustus 1914. Ze gaf aan dat ze zelf getekend was door de oorlog en dat haar zoontje zijn vader nodig had. Ze meldde dat ze ook wel dacht dat haar man verzorging nodig had. Ook schreef ze een brief aan minister van justitie Vandervelde waarin ze stelde dat haar patriottisme ten tijde van de bezetting niet betwijfeld kon worden. Haar man zou naar Wesel teruggestuurd worden in Duitse handen, maar zij wilde met hem in België wonen. De apotheker uit haar geboorteplaats bood haar hulp. Hij vertelde dat ze met een Duitser getrouwd was in 1914 en ze samen een kind van vijf jaar hadden. Haar echtgenoot had dertig of éénendertig juli 1914 geweigerd het Pruisisch leger te vervoegen. Hij bevond zich onder de geïnterneerde burgers , groep negen île longue (Quimper).‟Hij vervolgde op een emotionele wijze zijn discours.
145
ARA, Sûreté Publique, 594 600, Otto B. ARA, Sûreté Publique, 975 834, Henri T. 147 Vreemdelingendossier nummer A104742 : zoon 146
85
„ Je vous prie, au nom de cette malheureuse femme, au nom de ce pauvre enfant de quatre ans, de renvoyer dans son foyer cet ouvrier victime innocente des crimes de ses rois et de leurs acolytes. „148 Sommigen collaboreerden met de Duitsers en bij één iemand wordt hiervan expliciet melding gemaakt.149 Zijn echtgenote Flore D. stond bekend als zijnde „van lichte zeden‟150. Tijdens de oorlog heeft ze de Duitse troepen veel betaald en haar lichtzinnigheid nam enkel toe tijdens de bezetting. 151 „Son épouse s‟était conduite irréprochable et que rien de défavorable‟ . Na de wapenstilstand is ze onmiddellijk naar Duitsland vertrokken. Ze kreeg door haar reputatie die ze opgebouwd had tijdens de oorlog geen toestemming meer om naar België terug te komen en zeker niet terug te beschikken over de Belgische nationaliteit die ze verloren was door met een Duitser te trouwen.
7.2.4
Repatriëringen152
7.2.4.1
Algemeen
Op vijf mei 1919 stuurt het Duits gezantschap te Bern een noodsignaal naar de „Confédération Hélvétique‟ om tussenbeide te komen met betrekking tot Duitse geïnterneerde burgers in Frankrijk die ernstig ziek waren. Onder hen staan er een aantal onder de bevoegdheid van de Belgische autoriteiten. Daarom werd de oproep ook uitgestuurd naar de Belgische overheid. „La
légation d‟Allemagne à Bern est chargée de prier le gouvernement de la Confédération
Hélvétique d‟intervenir auprés du Gouvernement Français, afin d‟obtenir le rapatriement des internés civils allemands en France qui sont gravement malade. Parmi eux se trouvent un certain nombre qui sont prisonniers du Gouvernement Belge‟
148
brief opgesteld op negentien augustus 1919 ARA, Sûreté Publique, 914 596, Arthur W. 150 „étant de moeurs légères‟ : Gendarmerie nationale, groupe de Namur- Compagnie de namur- District de Marche Brigade de Wellin, Wellin 26 maart 1931. 151 idem. 152 Diplomatiek Archief Ministerie van Buitenlandse Zaken, Document 2 : Prisonniers civils Austro-Alld rapatriement de civils allem. Malades 149
86
De Fransen antwoorden hierop dat het België vrij staat om een unilateraal akkoord met Duitsland te sluiten met betrekking tot het vrijlaten van deze geïnterneerden die vastzaten te Zwitserland. „Je ne verrai pour ma part aucun inconvénient à ce que le Gouvernement belge autorisât le départ des civils belges dépendant de lui et internés en Suisse, étant entendu qu‟il s‟agit là d‟un acte purement unilatéral auquel il n‟est tenu par aucune convention et qui a surtout pour objet de donner satisfaction aux demandes du Gouvernement Helvétique.‟
Onder dezen zieken bleken zich vooral geblesseerden te bevinden (schoten, granaten, ...), maar ook een zeer groot aantal personen met tuberculose.153 De levensomstandigheden in de kampen zullen dan toch niet zo optimaal geweest zijn als in sommige rapporten te lezen stond. Er waren niet alleen de zieken die overgebracht waren naar Zwitserland. Ook in Frankrijk zaten er zieke Duitse geïnterneerde burgers. Op twee september 1919 wordt er gevraagd om de personen die nog niet gerepatrieerd zijn terug te brengen naar hun land en er dringend werk van te maken. „D‟ailleurs le rejet de notre proposition de libérer dès maintenant les prisonniers de guerre allemands retenus en Belgique, montre bien que leurs compatriotes internés en France ne retourneront pas en Allemagne avant la mise en vigueur du traité de paix. Notre réponse pourrait donc être que tant en ce qui concerne les civils qu‟en ce qui touche les militaires, le gouvernement belge se rallie, pour le rapatriement des prisonniers qu‟il a confiés aux autorités françaises, à la date que le gouvernement de la République aura choisie pour rapatrier ses propres prisonniers.‟
7.2.4.2
Individuele dossiers
Voor het merendeel van de dossiers weten we niet wanneer ze vrijgelaten zijn. Bij diegene waarvan we het weten, werden de meeste tot 1919 vastgehouden. Er waren er zelfs een paar die een vol jaar moesten wachten na de wapenstilstand totdat ze vrijgelaten werden. Zo werd er iemand pas op twintig oktober 1919 vrijgelaten154. Hij was niet de enige zoals hieronder uit een ander voorbeeld blijkt.
153 154
vijfhonderd drieënnegentig ARA, Sûreté Publique, 787 279, Henri B.
87
„...Ce camp ayant également été aupprimé au mois de juin 1919, je partis pour le camp de Ghérande (près de St-Nazaire) où je fus libéré en novembre 1919, le traité de Versailles ayant été ratifié entretemps ...‟155
Een grappige anekdote hierover kan zeker niet ontbreken. Het heeft niet betrekking op één van de gedetineerden, maar op een echtgenote van één van hen156. Ze wilde niet vetrekken zonder haar hondje mee naar Duitsland te nemen toen ze samen met haar man en zoon op zeven maart 1919 uit België werden gezet. Ze kreeg hiervoor de toelating. Ze begaf zich naar de grens en ging samen met haar echtgenoot via Keulen naar Stuttgart. Ze stuurde zelfs een brief naar de overheid waarin ze vroeg om haar hondje mee te nemen. Ze argumenteerde dat haar hondje geen enkel commercieel nut had.
De persoon die in Engeland gevangen zat, werd relatief snel vrijgelaten. Hij werd door Engeland na veertien maanden al vrijgelaten omdat de Belgische overheid geen bewijsmateriaal kon voorleggen. Hij kwam terug in België aan in november 1915.
155
ARA, Sûreté Publique, 929 082, Wilhelm T . Biografische info in zijn verzoek tot het verkrijgen van de Belgische nationaliteit in 1927. 156 ARA, Sûreté Publique, 594 600, Otto B.
88
8. De periode na de oorlog 8.1
Algemeen kader157
Met de Eerste Wereldoorlog kwam er een „nationalisering‟ van de oorlogsvoering. De oorlog was geen strijd meer tussen heersers, maar tussen naties. De liberale consensus rond de bescherming van het individu werd verdrongen door de bescherming van de natie.158 Na de oorlog gaat men alles en iedereen die met Duitsland in verband kon gebracht worden, het land uitzetten. Iedereen werd gecontroleerd, zowel collaborateurs als leden van de Duitse gemeenschap waaronder waarschijnlijk ook vrouwen en kinderen die niet krijgsgevangen genomen waren.159
De wetgeving werd ook erg streng na de Eerste Wereldoorlog. Een groot aantal Duitsers moest het land verlaten omdat hun verblijfsvergunningen ingetrokken waren. Zo gebeurde het ook met verschillende Duitsers die hun naturalisatie ongeldig zien verklaard worden.160 Met de terugkeer van de politieke autoriteiten werd een duidelijke beleidslijn uitgetekend. Een uitzonderingsvreemdelingenwetgeving, geldig voor de duur van de oorlog – het KB van 12 oktober 1918- schortte elke bescherming op die vreemdelingen genoten op basis van de negentiende-eeuwse liberale vreemdelingenwetgeving.161 Elke Duitser die meegevochten had in een vijandig leger of gecollaboreerd had met het bezettingsbestuur werd geïnterneerd om later uitgewezen te worden. Er werden verschillende duizenden personen geïnterneerd. Na verloop van tijd werden er een groot aantal overgebracht
157
Hiervoor wil ik graag verwijzen naar de thesis van T. Roobrouck (Situatie van de Duitse inwoners in België na de Eerste Wereldoorlog : analyse van een vijandsbeeld, licentiaatverhandeling, RUG, 2005, p. 35-36) en een werkstuk van Caestecker F.( Wie was nu de vijand? De constructie van de 'Duitser' bij het aflijnen van ongewenste vreemdelingen (1918-1919), uit Studies over de Eerste Wereldoorlog (Rijksarchief), 'Une guerre totale? La Belgique dans la Première Guerre Mondiale.'p.519-531). Ze handelen over de periode vlak na de oorlog wanneer er nog een groot aantal Duitsers werden geïnterneerd. Mijn onderzoek behandelt echter vooral het begin van de oorlog en op deze materie zal ik dus niet zo uitgebreid ingaan 158 CAESTECKER F.,Wie was nu de vijand? De constructie van de 'Duitser' bij het aflijnen van ongewenste vreemdelingen (1918-1919), uit Studies over de Eerste Wereldoorlog (Rijksarchief), 'Une guerre totale? La Belgique dans la Première Guerre Mondiale.'p.519-531 , op cit. p. 519 159 Horne schreef over deze culturele demobilisering na de Eerste Wereldoorlog een interessant artikel : HORNE J., „Démobilisations culturelles après la Grande Guerre. 14-18‟., Today, Parijs, 2002, 5, pp. 43-55 160 SARTORIUS,‟op.ci.‟, p. 189 161 zie voetnoot 2, op. cit., p. 521
89
naar Adinkerke en ook een aantal naar Merksplas omdat de gevangenissen van Vorst overbevolkt geraakten.162
In 1919 deed er zich een belangrijke verandering voor. Waar eind 1918 alle onderdanen van vijandige staten werden opgepakt, werd vanaf 1919 enkel rekening gehouden met de onderdanen die tot de kern van de vijandige staten behoorden. Het beeld van de Duitsers werd genuanceerd. Zo werden personen die al heel lang in het land verbleven en vaak getrouwd waren met Belgische vrouwen gevrijwaard van internering. Bij de aanvang van de Eerste Wereldoorlog hield men hier geen rekening mee. Op dat moment overheerste de achterdocht.
Er kwam heel wat kritiek op dit beleid op het einde van de oorlog van de minister van Justitie, Vandervelde. Hij zag zich dan ook gedwongen zijn patriottisme te bewijzen en de Duitsers zo snel mogelijk het land uit te krijgen. Er zat hierbij echter een adder onder het gras die voor een tweestrijd zorgde. De uitwijzing van de vreemdelingen kon voor een versterking van de vijand zorgen. Daarom werd er een alternatieve terugkeerroute langs Nederland voorzien. De lokale autoriteiten kregen in België de opdracht om de Duitse onderdanen tweemaal per week te controleren. Door deze meldingsplicht kon men kijken wie in aanmerking kwam voor een uitwijzing. Een belangrijke bondgenoot in het afwijzen van een blinde wraak op de Duitser was de katholieke kerk.163 Er kwam een genuanceerde behandeling van de Duitsers in België waarbij er vier categorieën van onderdanen werden opgesteld die vrij waren van uitwijzing. De Duitse religieuzen vormden één van deze groepen. Er werd wel een rapport opgesteld over hun houding tijdens de bezetting. 164 Op het einde van de jaren ‟20 verbleven er nog achtduizend Duitsers in België waarvan vijfduizend zesenveertig vrouwen. Dit sterke overwicht aan vrouwen betekende een breuk met de evenwichtige sekseverdeling binnen de vooroorlogse Duitse gemeenschap in België.165
De Duitsers werden ook economisch aangepakt. Alle bezittingen van personen uit vijandige staten werden onder sekwester geplaatst. Hierdoor trokken de meeste Duitsers weg. In de vreemdelingendossiers heb ik hiervan ook een voorbeeld van gevonden.166 162
bij de arrestaties in augustus 1914 werden er ook veel Duitsers naar deze gevangenis gebracht zie voetnoot 2, op cit. p. 527 164 idem, p. 528-529 165 idem, op cit. p. 530 166 ARA, Sûreté Publique, 594 600, Otto B. 163
90
Hun bezittingen in België werden geconfisqueerd en ze kregen vervolgens onderdak van een bevriende bankier uit München. Men probeerde er echter eerst alles aan te doen om via de gezagdragende instanties tot een oplossing te komen. Een voorbeeld vormen de talrijke katholieken die steun zochten bij de kerkelijke instanties. De hoogste kerkelijke macht lag bij de aartsbisschop te Mechelen, kardinaal Mercier. De katholieken uit mijn steekproef deden na de oorlog geen beroep op hem en daarom zal ik er hier ook niet verder op ingaan.
8.1.1 Statuut krijgsgevangenen In Genève werd in 1923 en 1925 een tekst opgesteld door het Internationaal Comité van het Rode Kruis die enkel burgers als onderwerp had.167 Ondanks de bemoedigende vooruitgang werd daarop niet voortgebouwd. In 1929 behandelde men op de diplomatieke conferentie te Genève terug enkel de status van krijgsgevangenen. Er werd in het finale rapport wel een advies verstrekt : „ The Conference, having approved the unanimous resolutions of their two General Commissions, recommend that a thorough study be undertaken for the conclusion of an international convention concerning the situation and protection of civilians of enemy nationality resident on the territory of a belligerent, or on a territory occupied by the latter.‟
De conventie betekende desondanks een heuse stap vooruit in de ontwikkeling van het krijgsgevangenenrecht. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden burgers op dezelfde manier behandeld als de krijgsgevangenen uit het verdrag van 1929, opgesteld te Genève. Doordat de burgers, in tegenstelling tot de soldaten, niet verplicht waren te werken, werden ze vaak erg neerslachtig omdat ze met niets konden bezighouden. Daarop reageerde men door het „aanbieden‟ van vrijwilligerswerk.
Na de Tweede Wereldoorlog was het weer het Internationaal Comité van het Rode Kruis dat het initiatief nam voor het uitwerken van een nieuw project van conventie in 1946 en 1947. Na een lange periode van debatteren werden in 1949 vier conventies ondertekend. Het interneren van burgers blijft tot op de dag van vandaag een heikel punt.
167
FRICK-CRAMER, R.M. The International Committee of the Red Cross and the International Conventions relative to prisoners of war an Civilians / Geneva : International Committee of the Red Cross, 1945. p. 22-23
91
Landen in oorlog die het vandaag nog toepassen proberen om de hete brij heen te draaien en alles in de doofpot te stoppen. Gelukkig blijven er mensen zich met deze slachtoffers bezighouden.
8.1.2 klooster te Mariaveld (Minderhout) Wat gebeurde er met de kloosterlingen en het klooster na Wereldoorlog Eén? Er kwam een briefwisseling op gang tussen de burgemeester van Minderhout en het ministerie van Justitie met als belangrijkste conclusie dat de kloosterlingen in de lente van 1919 het klooster moesten verlaten. Op twaalf februari 1919 stuurde de commandant van de militaire veiligheid een brief aan de directeur generaal. Hierin wordt gesteld dat het klooster gelegen was op een deel van de grens die weinig bewaakt was en waar er gemakkelijk verdachte personen verborgen konden worden. Er werd ook verwezen naar de dubieuze status van het klooster. Men achtte het nodig de personen die er verbleven uit te wijzen. „ L‟établissement précité d‟une étendue d‟environ cent hectares, est situé dans la zone frontière entre les communes de Minderhout et Meerle. Cette partie de la frontière étant très peu surveillée ( le cordon des troupes est établi à Hoogstraeten); des personnes suspectes, peuvent facilement s‟y tenir cachées. Avant la guerre déjà, le Mariaveld était consideré par les habitants comme un établissement équivoque. J‟estime que, dans un but de sécurité nationale, il y aurai lieu d‟éloigner ces personnes. Le commandant de la sûreté militaire.‟
De burgemeester van Minderhout stuurde de dag nadien ook een brief naar de Directeur Generaal waarin hij aangaf dat alle Duitsers zo snel mogelijk het land moesten verlaten. Volgens hem hadden de vrouwelijke kloosterlingen niets mispeuterd, maar de publieke opinie zou hier geen boodschap aan hebben. Volgens hen moest elke Duitser het land uit. „En réponse à votre honorée du 10 courant, si je consulte l‟opinion de la population je devrais dire : “ ce sont des allemands et comme il ne faut aucun égard pour tout ce qui est allemand, qu‟elles partent le plus tôt possible.” Si je consulte ma conscience je dois avouer que ces femmes n‟ont pas fais de mail et que je n‟y trouve pas de raisons de les renvoyer. Au risque donc d‟encourir les colères de l‟opinion publique, je dois aviser ce que me dicte
92
ma conscience. Vouillez, monsieur le Directeur Général, agréer l‟expression de mes sentiments dévoués.‟ Een kleine twee weken later, op vijfentwintig februari 1919, kwam het antwoord van de Directeur Generaal, in naam van de minister, aan de burgemeester van Minderhout. Hierin werd bevestigd dat een aantal personen het land moesten verlaten. Ze werden met de trein het land uitgezet. De dag en het uur zou later in de kranten verschijnen. „J‟ai l‟honneur de vous prier de faire connaître aux nommées : 1. Gromöller Margaretha, nee à Speckaert (Westphalie) le 9 avril 1870168 2. Tüchter Louise, nee à Bochum le 10 août 1868169 3. Schuster Anne-Marie, nee à Elberich, le 16 mai 1875 4. Reisch Agnes, nee à Stauhendorf, le 23 février 1883 5. Reichegger Christine, nee à Schellenburg, le 13 juillet 1880170 6. Bernhardt Louise, nee à Illerich le 7 avril 1871171 7. Grapsberger Hélène, nee à Hadersbath, le 20 mai 1886172 Religieuses résidant en votre commune, au couvent de Mariaveld qu‟elles ne sont pas autorisées à rester en Belgique et qu‟elles doivent prendre les mesures nécessaires en vue de partir le train qui ramènera incessamment en Allemagne les sujets ennemis se trouvant dans le province d‟Anvers. Je vous aviserai ultérieurement des jour et heure exacts, du départ de ce train, qui seront d‟ailleurs portés à la connaissance des intéressés par la voie des journaux. Des que vous serez en possession de ces renseignements, vous voudrez remettre a chacune des étrangères en question, une des feuilles de route ci-jointes, après les avoir complètées et m‟en retourner les talons. Je vous prie également de porter à la connaissance des prénommées qu‟elles pourrent emporter cent kos de bagage par personne. Au nom du Ministre : le Directeur Général.‟ Op zeven maart 1919 stuurde de minister van justitie aan de burgemeester de dag en het uur door van het vertrek van de trein die ingelegd werd om de Duitse religieuzen naar de grens te brengen. „Comme suite à ma lettre du 25 février dernier, j‟ai l‟honneur de vous faire savoir que le train organisé en vue du rapatriement des sujets des états ennemis, habitent la province d‟Anvers, partira de la Gare centrale d‟Anvers, le 17 mars prochain, à 3 heures de l‟après 168
ARA, Sûreté Publique, 590 001, Margaretha G ARA, Sûreté Publique, 667 244, Louisa T. 170 ARA, Sûreté Publique, 667 246, Christine R. 171 ARA, Sûreté Publique, 774 037, Louise B. 172 ARA, Sûreté Publique, 762 170, Hélène G. 169
93
diner. Veuilles en donner avis aux religieuses du couvent de Mariaveld, délivrer à chacune d‟elles une feux le de route, valable jusqu‟à la date ci-dessus et les inviter à se trouver à la gare, le jour du départ, vers midi.‟
Na de wapenstilstand keerden de mannelijke ordeleden niet terug en werden de gebouwen en gronden onder Belgisch sekwester gesteld. Het deel rond de Broederstede publiek verkocht, wellicht als `wiedergutmachung'173. Een groot gedeelte van de Broederstede brandde in 1921 tot op de grond af. In 1923 werd de missie van Bodewin opnieuw door Rome erkend en werd het Hoofdhuis van de Orde te Wenen gevestigd. De vrouwelijke leden keerden wellicht in dat jaar terug naar Mariaveld. In 1925 scheurden de vrouwelijke congregatieleden zich af van de mannelijke tak en vormden een zelfstandige missioneringorganisatie. Het huis op Mariaveld werd vanaf dan vooral een retraitehuis. De eigendommen van Bodewins orde bleven tot 1927 onder sekwester staan. Op dertien juni 1927 werden ze op last van de Regie der Domeinen openbaar verkocht te Hoogstraten in hotel `De Zwaan' voor anderhalf miljoen frank. Kardinaal Mercier kocht een stuk grond en een deel van de bestaande infrastructuur voor de Zusters zodat ze er konden blijven.
8.1.3 Naturalisaties174 Het feit dat ik dit punt enkel in dit hoofdstuk behandel, komt omdat na de oorlog verschillende personen de Belgische nationaliteit wilden herwinnen die ze door de oorlog verloren waren. De wetten van vijftien mei 1922 en vier augustus 1926 zijn van groot belang voor enkele personen uit de steekproef.175.
De belangrijkste manier om de Belgische nationaliteit te verkrijgen, vormt de automatische verwerving van de nationaliteit bij geboorte. Er bestaan echter „correctiemechanismen‟ die toelaten om de marges van de natie bij te werken. 173
Schadeloosstelling voor mensen en landen die door de oorlog schade hadden geleden Een interessante thesis behandelt deze problematiek en maakt ook de vergelijking met de periode uit de negentiende eeuw ROMMEL A. „Tweedegeneratievreemdelingen: Waardige Belgen? Een onderzoek naar de juridische en administratieve praktijk van de optieprocedure te Antwerpen in de periode 1922-1933. Ze beperkt haar onderzoek tot de gemeente Antwerpen en wil geen sociaal onderzoek voeren zoals ik, maar een staatsperspectief hanteren : 175 zie Belgisch Staatsblad en pasinomie 174
94
Via naturalisatie of denaturalisatie kunnen nieuwe leden in de natie worden opgenomen of anderen uit de natie gestoten.176 De naturalisatie kan op twee verschillende manieren tot stand komen. Ofwel via nationaliteitsverwerving, ofwel via nationaliteitstoekenning. De verwerving was een recht, terwijl de toekenning afhankelijk was van het parlement en dus eerder als een gunst kan beschouwd worden.
In de negentiende eeuw werd er weinig belang gehecht aan het bezitten van de Belgische nationaliteit. Er waren weinig nadelen verbonden aan het feit dat men niet tot de Belgische natie behoorde. Met de wet van 1909 kwam er een erg liberale aanpak op het gebied van nationaliteitsverwerving en werden drie mogelijkheden voorzien om tot te natie toe te treden.177 De toekenning van de Belgische nationaliteit werd echter weinig in de praktijk toegepast. Na de Eerste Wereldoorlog trad er een breuk op in de nationaliteitswetgeving.178 De wet van vijftien mei 1922 speelde hierbij een erg belangrijke rol. Door deze wet werd iedereen aan een wettelijk onderzoek onderworpen en zo wilde de overheid nagaan of de tweede generatie migranten wel geschikt waren om de Belgische nationaliteit te verkrijgen. De Belgische nationaliteit werd een gunst. Deze wet voldeed echter niet om alle onzekerheid uit te sluiten. Op vier augustus 1926 trad er een nieuwe wet in werking met een aantal kleine wijzigingen waarbij de restrictieve optieprocedure de norm bleef.
8.2
Individuele dossiers
8.2.1 Kort verblijvende Voor een kleine minderheid krijgen we informatie over de periode na de oorlog. De informatie die we dan krijgen handelt vooral over hun terugkeer naar België en het herwinnen van de Belgische nationaliteit. Dat dit laatste niet altijd van een leien dakje liep, wijst het volgende verhaal uit.179 176
DE MEESTER T., „op.cit.‟, p. 73 CAESTECKER F., „ In het kielzog van de Natie-Staat‟ : in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1997 (3-4), p. 323-349 178 zie voetnoot 20, deel II de nationaliteitswetgeving, I de nationaliteitswetten van 1922, 1926 en 1932 177
95
Op twintig oktober 1920 vraagt Hendrik B. de gewone naturalisatie aan. Hij beschikte over het „inboorlingschap‟ van de provincie en stad Antwerpen en oefende er het beroep van handelaar uit. In 1921 wordt zijn verzoek om te naturaliseren tot Belg via de gewone naturalisatie verworpen omdat hij krijgsgevangen heeft gezeten en „avoir jamais donné des gages d‟attachement à la Belgique.‟ In 1923 kreeg hij dan toch toestemming bij zijn tweede aanvraag. Hij voldeed aan de voorwaarden van de wet van vijftien mei 1922.180 Hij verkreeg dus de gewone naturalisatie en de voorrechten van het gewoon burgerschap.181 Hij en zijn vrouw Joséphine B. verloren daarmee wel de staat van het Duits burgerschap en de voordelen ervan.182 Hendrik beschouwde België als tweede vaderland en was bereid de registratiekosten van vijfhonderd fr. te betalen. B. Hendrik schreef daarop een brief waarin hij aan de minister vroeg om hem de Belgische nationaliteit te verlenen. Een eerdere aanvraag was afgeslagen, maar nu wilde men hem een gunstig advies verlenen.183 Het werd hem plechtig toegekend op acht juli 1927. 184 Het duurde dus toch nog vijf jaar vooraleer het officieel werd.
Een ander erg interessant dossier is dit van W. David185. In dit dossier wordt melding gemaakt van zijn carrière na de Eerste Wereldoorlog, zijn vermeende banden met de communistische partij in Duitsland, … In 1919 schreef hij zich in in de bevolkingsregisters van St Joost-ten-Noode in de rue de Brabant n° 50. In 1924 werkte hij voor meneer van Stale, directeur van het theater van de vrolijkheid te Brussel.186 Na de oorlog trouwde David met Irma J. op twintig november 1929 in Brussel. Zij was geboren te Antwerpen op tien januari 1890 en beschikte dus over de Belgische nationaliteit. Ze had ook nog een zus,Alida en een broer, Pierre. 187 De familie was afkomstig uit Zweden. David en Irma woonden in de rue de Flandre, Brussel, waar David mede-eigenaar was van een café,”A l‟ancient combattant.”. Hij verkocht zijn deel echter aan zijn partner. Zijn partner schreef in oktober 1933 een brief naar de openbare veiligheid betreffende W. David. Hierin beschuldigde hij zijn David ervan verboden boeken te verkopen „qu‟ils colportent des livers contre la guerre‟. Hij kon echter geen bewijzen voorleggen. W. verkocht boeken aan zowel links als rechts en zelfs in kazernes. W.‟s partner stelde ook dat W. regelmatig naar Duitsland terugkeerde en hij soms de „Arbeiter Zeitung‟ ontving, een orgaan van de Duitse communistische partij. David had ook de bibliotheek die 179
ARA, Sûreté Publique, 787 279, Henri B. „Art. 13. Pour pouvoir obtenir la naturalisation ordinaire il faut : 1. Etre âgé de vingt-deux ans accomplis; 2. Avoir sa résidence habituelle en Belgique ou dans la Colonie depuis cinq ans au moins. Toutefois, ce délai est réduit à deux ans pour l‟étranger marié avec une femme d‟origine belge ou veuf ou divorcé d‟une femme d‟origine belge dont il a un ou plusieurs decendants.‟ 181 stelden in de 19e eeuw niet veel voor, maar werden wel steeds belangrijker . 182 Entlassungsurkunde van Duitsland. 183 document aan de procureur generaal van drieëntwintig maart 1923 leren we zijn levensloop. 184 uitgebreid document in dossier : twee uur ‟s middags, voor de schepen en gedelegeerden ambtenaar van Burgerlijke stand is verschenen : Lodewyk M. 185 ARA, Sûreté Publique, 901 502, David W. 186 Théâtre de la Gaieté. 187 ARA, Sûreté Publique, 512358, ze vroegen beide de Belgische nationaliteit aan in 1919 180
96
hij uitbaatte verlaten in de rue du Trône n° 247. David woonde vanaf één augustus 1934 in I508 Chaussée de Wavre te Oudergem. Hij baatte in de rue de la Madelaine n° 77 te Brussel de winkel „l‟International Music Compagny‟ uit.188 Op zeven september 1948 vraagt W. David de mogelijkheid aan om de Belgische nationaliteit te verwerven via een „grote naturalisatie‟189. Hier wordt hij bestempeld als muziekuitgever. Hij verbleef op dat moment in „Alpes maritimes France‟, maar zijn eigenlijke woonplaats was in Brussel in de boulevard Anspach n° 194 waar hij sedert zeven juni 1938 verbleef. Een derde en laatste interessante casus vormt de familie van Henri T.190 In 1920 werd de familie herenigd. T. en zijn familie verbleven in de jaren ‟20 in Nederlands Indië waar hij werkte als chef lasser. Ze verbleven op het eiland Sumatra. In 1933 keerde de familie terug naar België. De echtgenote van T. kwam in Bergen aan op vijfentwintig november 1933 en ze heeft onmiddellijk geprobeerd haar Belgische nationaliteit te herwinnen. In 1939 kwam Henri sinds enkele maanden niet meer naar huis waar hij dat ervoor wel regelmatig deed. T. was iets voor 1940 naar Duitsland vetrokken191 Toen men onderzoek deed rond zijn verdwijning stootte men op een lijst met „Rückwanderer de Belgique en Allemagne‟ waarbij T. Henri vermeld stond. „Je vous prie de trouver sous ce pli, listes qui m‟ont été transmises par le “Headquarters Command – Office of Military Government for Germany (U.S.) – 6889 th Berlin Documents Center”. Des “Rückwanderer” de Belgique en Allemagne. Il s‟agit d‟individus qui ont sollicité l‟autorisation de rejoindre le Grand Reich, sur base de l‟action ou du mouvement provoqué par les services de propagande aux fins de faire rentrer au pays, les allemands se trouvant à l‟étranger. T. Henrich 5-3-1886. 192‟ Het handelt over individuen die geprobeerd hebben een toelating te krijgen om zich naar het „Grand Reich‟ te begeven. Dit was propaganda voor Duitsers die zich in het buitenland bevonden en werd ondertekend door T. op vijf maart 1886. Door de datum kunnen we concluderen dat het door andere personen ondertekend is.193
Henri‟s zoon werd in de Tweede Wereldoorlog opgeroepen voor het Belgisch leger onder het tweede regiment van de lanciers. Zijn vrouw en zoon waren Belg. Zijn vrouw194 heeft de Belgische nationaliteit herwonnen en zijn zoon195 heeft de optie gelicht.196 188
Rapport van zeven augustus 1934 bij een grote naturalisatie of staatsnaturalisatie worden volledige politieke rechten toegekend. Bij de gewone naturalisatie verwerft de vreemdelingen alle rechten van Belg, uitgezonderd het recht op participatie in het politieke leven 190 ARA, Sûreté Publique, 960 132, Henri T. 191 Document Commune de Casteau, arrondissement de Soignies uit 1953 van Ministerie van Justitie, Vreemdelingenpolitie, Place Polaert 4, Brussel 192 document auditoriaat General België,n° Z. 358, 11-10- 1946. 193 Hoogst waarschijnlijk door zijn ouders 194 Vreemdelingendossier nummer A371141, recouvré 195 Vreemdelingendossier nummer A 105742, opté 189
97
8.2.2 Lang verblijvende Zelfde verhaal als bij de kort verblijvende : bij de meeste geen informatie over de periode na de oorlog. Wanneer men na de oorlog wilde terugkeren naar België wordt het argument aangevoerd dat de kinderen hun grootouders missen. Ze proberen dus een gevoelige snaar aan te raken. Een voorbeeld kan dit verduidelijken197. Met het dossier dat ik aanhaal kan ook aangetoond worden dat het interessant kan zijn de vergelijking te maken met de Tweede Wereldoorlog. In 1924 diende Emile een verzoek in om zijn zoon te gaan bezoeken in Brussel in de Rue de Laken 80. Emile verbleef op dat moment in Keulen en vroeg een „permis de voyage‟ aan voor vijftien dagen. Hij kreeg een negatief antwoord omdat zijn zoon er sinds veertien augustus 1919 niet meer woonde en zijn huidig adres niet bekend was. Zijn zoon François kende een turbulente periode tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij werd geboren in 1900 en verbleef tot 1943 in België. Hij oefende het beroep uit van hotelbediende. In de Tweede Wereldoorlog werd hij opgepakt voor landloperij, desertie, diefstal, … . Hij vocht ook nog mee met het vreemdelingenlegioen. Bij zijn vrijlating in 1943 uit het interneringscentrum van Rekkem wenste hij zich in Duitsland te gaan vestigen omdat hij in België niet over bestaansmiddelen beschikte. Hij riskeerde wel direct terug opgepakt te kunnen worden als hij zich niet gedroeg. De brief met rechterlijke antecedenten wijst erop dat hij heel wat op zijn kerfstok had.
Tot slot wil ik nog een voorbeeld van een interessant dossier aanhalen met heel wat info over de periode na de oorlog.198 De kinderen die in België opgegroeid waren, hadden het vaak moeilijk om zich in de Duitse samenleving te integreren. Wilhelm wilde na de oorlog samen met zijn vrouw terug in Turnhout gaan wonen en ze kregen een positief advies van de Belgische overheid. In een persoonlijke brief opgesteld te Düsseldorf op zevenentwintig november 1919 gaf hij aan dat hij getrouwd is met een Belgische en ook twee kinderen met haar had die geboren waren in België. Hij was dus eerst nog overgebracht naar Duitsland na de oorlog. Hij werd in januari 1920 terug in België aangetroffen, komende van Dusseldorf, Frédéricstrasse 95. Op vier december 1922 deed zijn echtgenote te Grivegnée het volgende : „la déclaration prévue au chapitre cinq des dispositions transitoires de la loi du quinze mai mil neuf cent vingt-deux, pour recouvrer la qualité de Belge‟ De dochter vroeg na de oorlog de Belgische nationaliteit aan omdat ze als Duitse niet aan werk geraakte.199 Daarenboven was ze nog nooit in Duitsland geweest en kende ze niet eens de taal.200 196
tweede generatie vreemdeling, niet vermeld wanneer de optie werd gelicht ARA, Sûreté Publique, 531 722, Emile T. 198 ARA, Sûreté Publique, 626 960, Wilhelm S. 197
98
In 1923 vestigden ze zich in de rue St. Paul 41 in Luik en verhuisden vervolgens in 1926 naar de rue d‟Arroy. Op zeven augustus 1939 verkreeg Wilhelm de Belgische nationaliteit.
8.2.3 Echtgenotes Een aantal vrouwen voegden zich na de Eerste Wereldoorlog bij hun man in Duitsland en probeerden later terug te keren naar België. Deze aanvragen werden niet altijd positief beantwoord en het kon soms een aantal jaren duren vooraleer men toestemming kreeg om te mogen terugkeren. Vaak kreeg men enkel de toelating om een aantal maanden in het land te verblijven en moest men daarop terugkeren zoals blijkt uit het volgende voorbeeld. Op acht september 1919 vertrok Maria H201. uit Schaarbeek om zich bij haar man te voegen in Duitsland. Beiden vragen aan het consulaat van Francfort s/Main op zestien april 1923 „l‟ obtention d‟un visa de passeport.‟voor twee adressen, namelijk Spa (hotel de l‟Europe) en Verviers, Rue Hordimont n°26. In 1923 op drieëntwintig september verliet H. Marie Verviers voor haar geboorteplek Nussdorf. Haar zus schrijft dan een brief op vijftien september 1925. ‘Ma soeur dont toute la famille se trouve en Belgique et qui ne connait pas un mot d‟allemand souffre un véritable martyre de se trouver éloignée de son pays natal entouré d‟étrangers. Elle voudrait revenir en Belgique avec son mari qui ne demanderait pas mieux également. La chose ne doit pas être impossible. Ma soeur m‟écrit que des allemands sont rentrés à Bruxelles et je crois bien me rappeler en effet que les journaux ont signalé certains cas. Dans le cas présent, je puis certifier qu‟il s‟agit d‟un allemand absolument inoffensif qui par son long contact avec la population belge et les soldats français a plutôt une mentalité Française.‟ In 1925 is R. Thomas tewerkgesteld bij een handelaar uit Landau. In 1926 vroeg zijn echtgenote, Marie-Jeanne, de Belgische nationaliteit terug aan.
„la quelle a déclaré faire option de patrie et jouir du bénéfice de l‟article 3 de la loi du 4 août 1926.‟ Ze wilde terugkeren naar België omdat ze zich niet goed voelde in Duitsland omgeven door allemaal vreemdelingen.
Zoals we in het vorige hoofdstuk al gezien hadden, waren er ook echtgenotes die tijdens de Eerste Wereldoorlog in België bleven en meeheulden met de bezetter.
199
Pro Justitia : gemeente Grivegnee, politiecommissariaat 13-1-1921 A 72.408 201 ARA, Sûreté Publique, 940 253, Thomas R. 200
99
Na de bevrijding kregen ze echter de rekening gepresenteerd. Ze werden het land uitgezet en kregen geen toelating meer terug te keren. Een voorbeeld helpt dit te verduidelijken.202 Na de wapenstilstand is ze naar Duitsland vertrokken. Haar man oefende na de oorlog het beroep van monteur uit. Hij vroeg een aantal keer toelating om te reizen voor een bezoek aan zijn schoonouders te Lomprez.203 Zijn vrouw kreeg door haar reputatie die ze opgebouwd had tijdens de oorlog geen toestemming meer om naar België te komen en zeker niet terug te beschikken over de Belgische nationaliteit die ze verloren was door met een Duitser te trouwen. W. Arthur vroeg op de leeftijd van vijftig jaar in 1930 opnieuw een visum te verkrijgen voor een beperkte duur. Hij en zijn zonen kregen in tegenstelling tot zijn echtgenote wel een gunstig advies. Op tien januari 1948 schreef de weduwe van Arthur W. een brief vanuit Keulen204 naar de minister in België met de vraag om terug naar België te mogen keren. „Monsieur Ministre C‟est avec grand respect que je vous adresse ses quelques mots, enfin d‟obtenir je l‟espère sastifaction au sujet de ma demande si joint. Je suis veuve donc je suis Belge et j‟ai deux enfant qui sont née en Belgique, je suis très malheureuse et je voudrais bien rentrée dans mon pays avec mes enfant, j‟ai toujours ma nationalité Belge ne voudrier pas vous occuper de mon cas, donc j‟espère obtenir l‟autorisation de mon pays pour y rentrée, j‟espère obtenir une réponse le plutôt possible de mon pays si tendre. En vous Remerciant d‟avance veuillez agréer Monsieur Ministre mes meilleurs salutation distinguée.‟ Door haar voorgeschiedenis werd deze aanvraag opnieuw geweigerd. Ze gaf evenwel aan dat ze nog altijd over de Belgische nationaliteit beschikte en dat haar kinderen, geboren in België, erg ongelukkig waren.
8.3
Besluit
In de periode die onmiddellijk op de oorlog volgde verdween met de militaire demobilisatie de haat tegenover al wat Duits was niet als sneeuw voor de zon. Persorganen wakkerden deze haat nog aan. Het Belgische terugkeerbeleid zorgde voor een drastische, maar niet blinde „zuivering‟ van de vooroorlogse migrantengemeenschappen in België afkomstig uit het Duitse Rijk. Het terugkeerbeleid moest de „Duitsers‟ tot werkbare categorieën ombuigen.205
202
ARA, Sûreté Publique, 914 596, Arthur W. Brief aan Belgisch consulaat te Keulen, 1922, 1923, 1924, 1927 204 Köln-Dellbrück, Von Quadtstrasse 57 205 zie voetnoot 2, p. 531 203
100
Dit staat in contrast met de periode die ik bestudeerd heb, waarbij er geen tijd was om de Duitsers in verschillende categorieën in te delen. Iedereen die in staat was om wapens te dragen werd opgepakt en geïnterneerd. In de naoorlogse periode probeerde men enkel de schuldigen uit te wijzen, maar men slaagde zeker niet altijd in deze opzet. Vaak werd de uitgewezenen enkel hun afkomst ten laste gelegd. Dat de socialist Vandervelde, ondanks de humanitaire accenten die hij legde toch de wraak van het slachtoffer centraal stelde, was een verloochening van zijn intellectuele wortels in het negentiende eeuwse liberalisme. Een dergelijk principieel oordeel gaat echter voorbij aan de context waarin deze politicus zijn beleid moest vormgeven. De oorlogscultuur met haar ontkennen van enige menselijke waarde aan de vijand staat immers mijlenver van het liberalisme.206
Het statuut van de krijgsgevangenen verbeterde aanzienlijk na de Eerste Wereldoorlog. Er werd extra aandacht besteed aan de burgerslachtoffers, maar officieel kwam er niks uit de bus. Het Internationaal Comité voor het Rode Kruis speelde en speelt een belangrijke rol in de behandeling van krijsgevangenen. Pas na de Tweede Wereldoorlog in 1949 werden er duidelijke richtlijnen uitgewerkt voor de behandeling van krijgsgevangenen. Toch blijft het interneren van burgers en militairen een heikel punt tot op de dag van vandaag. De gevangenissen in Guantanamo en Abu Ghraib vormen hiervan sprekende voorbeelden.
Na de Eerste Wereldoorlog trad er een restrictievere nationaliteitswetgeving op. Vanaf nu werd iedereen onderworpen aan een gerechtelijk onderzoek. Terwijl de optie voor de Eerste Wereldoorlog een recht was, wordt het nu een gunst. Vanaf de wet van vijftien mei 1922 moest elke aanvraag apart onderzocht worden. Uit de individuele dossiers blijkt dat bij een groot deel het dossier ophoudt met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Over de periode na de oorlog krijgen we bij een aantal personen hun migratiegeschiedenis, het werk dat ze uitoefenden, de aanvraag tot naturalisatie. Vooral dit laatste vormt een interessant gegeven omdat in de periode voor de oorlog nauwelijks een aanvraag ingediend werd. De redenen hiervoor werden hierboven reeds aangehaald. Mijn onderzoek richtte zich vooral op de periode vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Voor meer gedetailleerde info over de periode na de Eerste Wereldoorlog verwijs ik naar de thesis van Roobrouck.
206
zie voetnoot 2, op.cit.
101
9. Algemeen Besluit In mijn onderzoek heb ik zowel getracht zowel een algemeen beeld te scheppen als individuele gevallen te bespreken. Aan de hand van een chronologisch verhaal heb ik geprobeerd de geschiedenis van een aantal Duitse burgers te volgen, die woonachtig ware in België en tijdens de Eerste Wereldoorlog opgepakt werden. Probleem was dat voor de meeste geen informatie te vinden was over de periode tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Daarom heb ik voor die periodes vooral bronnen moeten gebruiken die een algemeen kader schetsen. Ik ben dus vertrokken van de probleemstelling …. (zie blad) en een lijst met namen uit het Legermuseum van personen met een vreemde achternaam die werden opgepakt in 1914. In deze lijst konden we een onderscheid maken tussen burgers en militairen. De militairen waren heel wat talrijker, maar mijn aandacht ging vooral uit naar burgers. Vandaag de dag worden burgers ook steeds meer het slachtoffer van militaire conflicten, ook al beweren sommige landen dat ze door precisiebombardementen burgers zoveel mogelijk kunnen sparen. In verschillende werelddelen zijn er nog altijd burgeroorlogen aan de gang waar iedereen met oorlog geconfronteerd wordt. Het was dus de bedoeling na te gaan welke Duitse burgers er opgepakt werden in 1914, in de eerste maanden van de oorlog toen België nog niet bezet was. In de lijst uit het legermuseum bevonden zich …. Aantal burgers. Voor hen ben ik dan naar een vreemdelingendossier gaan zoeken, want in de lijst zelf stond er niet zo bijster veel informatie vermeld. Deze zoektocht verliep erg moeizaam. De oudere dossiers207 leverden een zeer pover resultaat op. De nummers boven de 600 000 op de microfiches brachten gelukkig meer soelaas, maar onvoldoende om een zuivere selectie te maken. Later zou ik in het diplomatiek archief van het ministerie van Buitenlandse Zaken ook nog op een lijst met Duitse burgers vinden die geïnterneerd waren in Dinan, stuitten. Hier vond ik nog eens … namen, te veel om nog voor allemaal een vreemdelingendossier op te gaan zoeken en te kijken of ze in het onderzoek verwerkt konden worden. Daarom heb ik alle namen met beginletter B overlopen en voor hen het vreemdelingendossier gezocht en voor een … er ook één gevonden.
207
Nummers onder de 600 000
102
In een eerste hoofdstuk ben ik dan nagegaan waar deze personen vandaan kwamen en of ze representatief waren voor alle Duitse burgers die ik gevonden had. Van iedereen vond ik de geboorteplaats en het beroep. Dat zijn belangrijke gegevens waar ik een aantal interessante conclusies uit kon halen. Ik kon ze ook vergelijken met de gegevens van de thesis van Roobrouck die ongeveer hetzelfde onderzoek voerde, maar naar burgers die geïnterneerd werden op het einde van de Eerste Wereldoorlog. Onze thesissen sluiten dus eigenlijk goed bij elkaar aan en in een volgend stadium zou de vergelijking kunnen gemaakt worden met de Tweede Wereldoorlog, maar daar was nu geen tijd meer voor. Over de Tweede Wereldoorlog zal er misschien ook meer informatie te vinden zijn al zal men er misschien moeilijker de hand op kunnen leggen omdat het nog niet zo lang geleden is.
In een tweede hoofdstuk wilde ik onderzoeken hoe de arrestatie in zijn werk ging in augustus 1914. Vaak ging de arrestatie vergezeld van een interview.208 We krijgen hierbij echter weinig informatie. Vooral de belangrijke personen krijgen een heleboel aandacht in hun dossier, maar voor de meeste staat er gewoon vermeld dat ze opgepakt werden. Over de periode tijdens de oorlog krijgen we nog minder informatie. We weten dat ze geïnterneerd werden. Uit de lijsten uit het Legermuseum en het diplomatiek archief van het ministerie van Buitenlandse Zaken weten we in welk kamp, want dat staat vaak niet in het vreemdelingendossier. Ik ben dan op zoek gegaan naar informatie over deze kampen, maar over het kamp van Dinan kon ik niks terugvinden. Er was enkel een algemeen interessant werk209 over alle kampen in Frankrijk, maar er werd nergens een speciale vermelding gemaakt van het kamp te Dinan waar de Duitse burgers zaten die door België krijgsgevangen waren gemaakt.
In een laatste hoofdstuk wilde ik ook nog de toestand na de oorlog kort toelichten en vooral wijzen op het feit dat ondanks het feit dat men vaak zo lang onterecht opgesloten had gezeten, velen naar België wilden terugkeren. Ze vroegen zelfs regelmatig terug de Belgische nationaliteit aan die ze verloren waren. Een paar jaar geleden werd hier een interessante thesis over uitgewerkt.210 Ik ben echter niet uitvoerig ingegaan op deze periode omdat ook de thesis van Roobrouck hier al voldoende over uitweidt.
208
zie bijlage FARCY J-C, Les camps de concentration français de la première guerre mondiale (1914 – 1920), Paris, Anthropos, 1995, 373p 210 ROMMEL A. „Tweedegeneratievreemdelingen: Waardige Belgen? Een onderzoek naar de juridische en administratieve praktijk van de optieprocedure te Antwerpen in de periode 1922-1933. 209
103
Doorheen de verschillende hoofdstukken waren er weinig tot geen verschillen op te merken tussen personen die al lang in het land verbleven en diegene die nog niet zo lang in België vertoefden. Het was vooral interessant om via individuele gevallen bepaalde zaken te weten te komen rond naturalisaties, arrestaties, … .
104
10. BIBLIOGRAFIE 10.1
Archiefbronnen
10.1.1 Onuitgegeven bronnen 10.1.1.1
211
Openbare archieven211
-
ARA, Sûreté Publique, 481 250, Otto H.
-
ARA, Sûreté Publique, 520 683, Fritz P.
-
ARA, Sûreté Publique, 531 722, Emile T.
-
ARA, Sûreté Publique, 590 001, Margaretha G.
-
ARA, Sûreté Publique, 594 600, Otto B.
-
ARA, Sûreté Publique, 606 212, Jean-Hubert S.
-
ARA, Sûreté Publique, 626 960, Wilhelm S.
-
ARA, Sûreté Publique, 656 208, Jean Bernard S.
-
ARA, Sûreté Publique, 666 038, François B.
-
ARA, Sûreté Publique, 667 240, Rodolphe R.
-
ARA, Sûreté Publique, 667 244, Louisa T.
-
ARA, Sûreté Publique, 667 246, Christine R.
-
ARA, Sûreté Publique, 667 255, Catharina S.
-
ARA, Sûreté Publique, 667 257, Maria Z.
-
ARA, Sûreté Publique, 667 262, Martha G.
-
ARA, Sûreté Publique, 667 264, Christina R.
-
ARA, Sûreté Publique, 708 871, Otto T.
-
ARA, Sûreté Publique, 725 744, Charles S.
-
ARA, Sûreté Publique, 727 043, Richard U.
-
ARA, Sûreté Publique, 732 775, Henri W.
-
ARA, Sûreté Publique, 737 113, Jules Otto S.
-
ARA, Sûreté Publique, 745 098, Emile S.
-
ARA, Sûreté Publique, 762 170, Hélène G.
-
ARA, Sûreté Publique, 774 036, Louise B.
Sommige dossiers behandelen meerdere personen
105
-
ARA, Sûreté Publique, 774 167, Hugo R.
-
ARA, Sûreté Publique, 787 279, Henri B.
-
ARA, Sûreté Publique, 793 313, Gustave-Adolphe S.
-
ARA, Sûreté Publique, 821 542, Lucien S.
-
ARA, Sûreté Publique, 823 535, Arthur S.
-
ARA, Sûreté Publique, 831 661, Albert R.
-
ARA, Sûreté Publique, 901 502, David W.
-
ARA, Sûreté Publique, 901 701, Herman S.
-
ARA, Sûreté Publique, 903 432, Jozef W.
-
ARA, Sûreté Publique, 909 545, Wilhelm S.
-
ARA, Sûreté Publique, 914 596, Arthur W.
-
ARA, Sûreté Publique, 916 081, Maria W.
-
ARA, Sûreté Publique, 918 392, Henri W.
-
ARA, Sûreté Publique, 924 871, Adolphe B.
-
ARA, Sûreté Publique, 926 433, Luis W.
-
ARA, Sûreté Publique, 929 082, Wilhelm T.
-
ARA, Sûreté Publique, 937 352, Frédéric R.
-
ARA, Sûreté Publique, 940 253, Thomas R.
-
ARA, Sûreté Publique, 942 446, Joseph S.
-
ARA, Sûreté Publique, 960 132, Henri T.
-
ARA, Sûreté Publique, 973 398, Auguste T.
-
ARA, Sûreté Publique, 975 834, Henri T.
-
ARA, Sûreté Publique, 978 445, Rudolphe W.
-
ARA, Sûreté Publique, 985 041, Adolphe S.
-
ARA, Sûreté Publique, 990 956, Ewald U.
-
Legermuseum : doos 513, dossier 185141198
-
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, Prisonniers allemands et autrichiens faits par Belgique : dossier n° 289
106
10.1.2 Uitgegeven bronnen Pasinomie, 8 juni 1909 Pasinomie, 22 mei 1915 Pasinomie, 24 augustus 1926 Population. Rencensement Général de 1910, V/VI S.n., „ Principales professions, fonctions ou situations des étrangers en Belgique‟, in : S.n., Rencensement Général de 1910, V.
10.1.3 Inventarissen BUYCK J. en VELLE K., Inventaris van het archief van de Rijkweldadigheidskolonies Hoogstraten-Merksplas-Rekem-Wortel, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1998, 150p. DEPOORTERE R., BOONE B., Ministère de la justice. Service de la police des étrangers. Inventaire des microfilms du fichier des dossiers individuels, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1996, 12p.
10.2
Gepubliceerde werken
ACKAERT, G., Het vijanddenken in de U.S.A. t.a.v. de USSR : evolutie na 1945, Gent, s.n., 1988, 124p. ALTENHÄMER Florian, “‟Spionitis‟-reale Korrelate und Deutungsmuster der Angst vor Spionen, 1900-1914 BADE K.J., Migration in European History BADE K.J., Population, labour and migration in 19th & 20th century Germany, Leamington Spa, Berg, 1987, 200p. CAESTECKER F., Alien Policy in Belgium, 1840 – 1940 : the creation of guestworkers, refugees and illegal aliens, New York, Berghahn Books, 2000, 330p. CAESTECKER F., „Wie was nu de vijand? De constructie van de „Duitser‟ bij het aflijnen van ongewenste vreemdelingen (1918-1919), uit Studies over de Eerste Wereldoorlog (Rijksarchief), „Une guerre totale? La Belgique dans la Première Guerre Mondiale.‟p.519-531
107
DELBECKE J., CASTELEYN Y. , CHATELET E. „Kinderen in de Eerste Wereldoorlog.‟, Tielt : Lannoo, 2000, 240p. DE RIDDER-SYMOENS, 'Prosopografie en middeleeuwse geschiedenis' DE SCHAEPDRIJVER Sofie, Den Grooten Oorlog : het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1997, 365p DE WEERDT D., „De vrouwen van de Eerste Wereldoorlog.‟ Gent : Stichting Mens en Cultuur, 1993, 303p. FARCY J-C, Les camps de concentration français de la première guerre mondiale (1914 – 1920), Paris, Anthropos, 1995, 373p. FRICK-CRAMER, R.M. The International Committee of the Red Cross and the International Conventions relative to prisoners of war an Civilians / Geneva : International Committee of the Red Cross, 1945. 29p. GALLE C. „Het statuut van de krijgsgevangenen.‟ licentiaatverhandeling in de diplomatieke wetenschappen, RUG, 1970, HUNTINGTON S., Botsende beschavingen. Antwerpen : Icarus, 1997, 412p. KELLER Phyllis, “States of belonging : German-intellectuals and the First World War, Journal of American History, pp.179-180 LOOBUYCK P., Vreemdelingen over de (werk)vloer. Het debat over de arbeidsmigratie en de migratiestop in kaart., Gent : Academia, 2001, 250p. LORENZ C., De constructie van het verleden : een inleiding in de theorie van de geschiedenis. Meppel, Boom, 2002, 399p. MASSART J., België‟s verzet tegen de Duitse overheersing : Bijdrage tot het lijdensboek van België MORELLI Anne, Elementaire principes van oorlogspropaganda MULS J., De val van Antwerpen., Gent : ons Vlaanderen, 1918, 202p. NAGLER Jörg, Nationale Minoritäten im Krieg. „Feindliche Ausländer‟ und die Amerikanische Heimatfront während des Ersten Weltkrieges(comptes rendus), Hamburger Edition, Hamburg, 2000, pp. 758, OSTERMANN A., NICKLAS, H., Vorurteile und Feindbilder, Munchen/Berlin/Wien, Urban & Schwarzenberg, 1976, 290p. PANAYI P., Outsiders : a history of European minorities
108
POPPE I. „De recente evolutie van het migratie- en vreemdelingenbeleid in België in COMMERS R., BLOMMAERT J., Het Belgisch asielbeleid : Kritische perspectieven. 2001, p. 249-260 PREVENIER W., Uit goede bron : introductie tot de historische kritiek, Leuven, Garant, 2000, 208p. ROMMEL A. „Tweedegeneratievreemdelingen: Waardige Belgen? Een onderzoek naar de juridische en administratieve praktijk van de optieprocedure te Antwerpen in de periode 19221933. ROOBROUCK T., Situatie van de Duitse inwoners in België na de Eerste Wereldoorlog : analyse van een vijandsbeeld, licenciaatsverhandeling, RUG, 2005, 119p. SARTORIUS F., „De Duitsers in België‟, in Morelli A., Geschiedenis van het eigen volk. Leuven, Kritak, 1993, p. 175-195 SCHOLLAERT, S., Een analyse van het vijandsbeeld tijdens de Kosovo-crisis, Gent STENGERS J., „L‟immigration de 1830 à 1914 : données chiffrées‟, in MORELLI A., Histoire des étrangers et de l‟immigration en Belgique, Brussel, Vie Ouvrière, 1992, pp. 91104 SURMONT J., Willem Elsschot, tussen woord en daad. VAN GEET W., De gendarmerie te Antwerpen 1930-1977 : een bijdrage tot de geschiedenis van Antwerpen. Antwerpen : De Vlijt, 1978, 243p. VRINTS A. . "Moffen buiten!". De anti-Duitse rellen in augustus 1914 in Antwerpen. In Jaumain Serge et al. (Ed.), Une guerre totale? La Belgique dans la première guerre mondiale. Nouvelles tendances de la recherche historique, 2005, pp. 47-64. WYNANTS J. “Les germanophones de la province de Liège entre l‟enclume belge et le marteau du Reich : 1910-1914”
10.3
Ongepubliceerde werken
HUIJBRECHTS J. „Een kanton in oorlogstijd: Hoogstraten 1914-1918' HUIJBRECHTS J. 'Hoogstraats Lexicon'
10.4
Periodieken
CAESTECKER F., „In het kielzog van de Natie - Staat‟, in : Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1997 (3-4), p. 323-349
109
DE MEESTER T., „De natie onder vuur. De impact van de Eerste en Tweede Wereldoorlog op de juridische afbakening van het „eigen volk‟‟. in : Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 1997 (3), p. 71-94 De Morgen, 07.07.2007/ 22-23 De Standaard, 19.04.2007/22 HORNE J., „Démobilisations culturelles après la Grande Guerre. 14-18‟., Today, Parijs, 2002, 5, pp. 43-55 MAJERUS B. "L'âme de la résistance sort des pavés mêmes"? Quelques réflexions sur la manière dont les Bruxellois sont entrés en guerre (fin juillet 1914- mi-août 1914). In Jaumain Serge et al. (Ed.), Une guerre totale? La Belgique dans la première guerre mondiale. Nouvelles tendances de la recherche historique , 2005, pp. 33-46. Metro, 18.06.2007/4 - 5 PIRYNS Piet, VAN HUMBEEK Hubert “Wij zijn allemaal xenofoob. Ook u en ik.” Knack, 17-08-05 PANAYI P. en ELLIS M., „German minorities in World War I : a comparative study of Britain and the USA‟, in : Ethnic and Racial Studies, 1994 (17), pp. 238-259 SCHALENBURG Wim, “Nergens veilig”, Copywright Newsweek, Knack, 27-07-05 STIBBE Mattew, “The internment of Civilians by Belligerent States during the First World War and the response of the International Committee of the Red Cross”, Journal of Contemporary History, XLI, 1, pp. 5-19 VAN HOUTUM H. & GIELIS R., „Elastic migration : the case of Dutch short-distance transmigrants in Belgian and German Borderlands‟, Tijdschrift voor Economische en Sociale geografie, 2006 (97), 2, pp. 195 - 202
10.5
Kaarten
Duitsland BARACLOUGH G., Knaus Grosser Historischer Weltatlas, Muchen/Zurich, Droemer knaur, 1979, p. 216
110
11. Bijlagen 11.1 Definitieve Biografieën 11.1.1 KORT VERBLIJVENDE
Biografie : R. Frédéric212 R. Frédéric werd geboren te Dorzbach213 op drieëntwintig november 1891. Zijn vader en zijn moeder waren allebei afkomstig van de streek rond Würtenberg. Frédéric oefende zowel het beroep van slotenmaker als lasser uit. Hij was niet gehuwd. Hij werkte eerst in Zwitserland, vervolgens ging hij vanaf zes juli 1909 aan de slag in Frankfurt am Mein. Hij arriveerde in België op twaalf juli 1910. Op zestien juli vestigde hij zich te Fraipont. Hij verliet zijn woonplaats, rue village n° 271, in 1911 zonder iets te laten weten. Men vernam achteraf dat hij naar Duitsland was vertrokken om zijn militaire dienst te vervullen. Hij keerde terug naar België op drieëntwintig februari 1913. Hij werd opgepakt op vier augustus 1914. Op zes augustus zat hij vast te Brussel en op acht augustus 1914 werd hij overgebracht naar Hoogstraten.214
212
ARA, Sûreté Publique, 937 352, Frédéric R. Würtenberg 214 „ Cet étranger arrêté à la suite de la guerre germano – Belge a été transferé de Bruxelles à Anvers. M. Gladbach, par ordre téléphonique de la Sûreté Publique. 8-8-1914 213
111
Biografie S. Lucien215 S. Lucien werd geboren op drie juli 1882 te Bettborn216. Zijn ouders kwamen ook uit de streek rond Straatburg. Voor ze met de familie naar België kwamen verbleven ze te Metz, rue des Jardins 35. Hij kwam met zijn ouders op zes juli 1906 naar België en heeft het land nooit verlaten. Hij verbleef met zijn ouders in België te Ath. Ze hebben ook nog een tijdje in Brussel verbleven in de rue Platincke waar ze naartoe gekomen waren op zeventien januari 1907. Lucien werkte in een garage als monteur en elektricien. Hij trouwde op negentien oktober 1912 met L. Alicia-Alvina te Brussel. Zij werd op elf mei 1884 geboren te Wasmes217. Ze kregen geen kinderen en verbleven te Ath. Lucien werd opgepakt op vijf augustus 1914. Hij werd eerst overgebracht naar de gevangenis van Vorst op zes augustus 1914 voor hij in Frankrijk geïnterneerd werd. Dan volgt er een groot zwart gat in het dossier. In augustus 1929 liep Lucien nog een veroordeling op voor „vrachtrijderij‟218. Op achttien april 1934 verlieten ze Ath, rue de Brantignies n° 21 om zich te vestigen in Bettborn lez Sarrebourg219.
215
ARA, Sûreté Publique, 821 542, Lucien S. Huidig Frankrijk, ten westen van Straatsburg 217 België, provincie Henegouwen. 218 roulage 219 Frankrijk,departement Lorraine 216
112
Biografie W. David220 W. David werd geboren in Leszno, Polen, op vijf januari 1888. Zijn vader werd ook geboren in Polen, maar zijn moeder was van Duitse afkomst. David kwam op vijfentwintig juni 1909 naar België en vestigde zich te Sint-Pieters Woluwe, avenue Albertyn 21. Hij oefende het beroep van makelaar uit voor hij naar België kwam en hij had ook nog even in het Frans vreemdelingenlegioen gediend. Eénmaal in België toegekomen, werkte hij te Gent in de rubberindustrie van het „colonial rubber‟. Hij werd opgepakt op twaalf augustus 1914 te St. Joost-ten-Noode.221 In 1919 schreef hij zich in de bevolkingsregisters van St Joost-ten-Noode in de rue de Brabant n° 50. In 1924 werkte hij voor meneer van Stale, directeur van het theater van de vrolijkheid te Brussel.222 Op een bepaald moment is hij vetrokken zonder aanwijsbare reden.223. Na de oorlog trouwde David met Irma J. op twintig november 1929 in Brussel. Zij was geboren te Antwerpen op tien januari 1890 en beschikte dus over de Belgische nationaliteit. Ze had ook nog een zus,Alida en een broer, Pierre. 224 Pierre zat zonder werk. Hij vroeg in 1919 de Belgische nationaliteit aan. Alida vroeg eveneens de Belgische nationaliteit aan. De familie was afkomstig uit Zweden. David en Irma woonden in de rue de Flandre, Brussel, waar David mede-eigenaar was van een café,”A l‟ancient combattant.”. Hij verkocht zijn deel echter aan zijn partner. Zijn partner schreef in oktober 1933 een brief naar de openbare veiligheid betreffende W. David. Hierin beschuldigde hij zijn vorige partner ervan verboden boeken te verkopen „qu‟ils colportent des livers contre la guerre‟. Hij kon echter geen bewijzen voorleggen. W. verkocht boeken aan zowel links als rechts en zelfs in kazernes. W.‟s partner stelde ook dat W. regelmatig naar Duitsland terugkeerde en hij soms de „Arbeiter Zeitung‟ ontving, een orgaan van de Duitse communistische partij. David had ook de bibliotheek die hij uitbaatte verlaten in de rue du Trône n° 247. W. woonde vanaf één augustus 1934 in I508 Chaussée de Wavre te Oudergem. Hij baatte in de rue de la Madelaine n° 77 de winkel „l‟International Music Compagny‟ uit in Brussel.225 De winkel stond onder de naam van L., Désirée – Marguerit, weduwe van F. Lucien. W. hield zich bezig met de winkel. Op éénendertig december 1937 vormde hij het voorwerp van een onderzoek van „chef du faux et usage de faux‟.Op zeven september 1948 vraagt W. David de mogelijkheid aan om de Belgische nationaliteit te verwerven via een „grote naturalisatie‟. Hier wordt hij bestempeld als muziekuitgever. Hij verbleef op dat moment in „Alpes maritimes France‟, maar zijn eigenlijke woonplaats was in Brussel in de boulevard Anspach n° 194 waar hij sedert zeven juni 1938 verbleef.
220
ARA, Sûreté Publique, 901 502, David W. „Cet étranger arrêté à la suite de la guerre germano-Belge a été transféré à Bruges 8-8-1914‟. Standaarddocument dat veelvuldig terugkomt 222 Théâtre de la Gaieté. 223 Een bepaald contract zou voor wrevel kunnen gezorgd hebben 224 ARA, Sûreté Publique, 512358 225 Rapport van zeven augustus 1934 221
113
Biografie U. Ewald226 U. Ewald werd geboren te Barmen227 op twintig mei 1888. Zijn ouders werden eveneens in de omgeving van Wupperthal geboren.228 Ewald kwam op de eerste februari 1912 naar België, komende van Venlo. Hij verbleef eerst in Charleroi, rue de Beaumont n° 6. Nadien verbleef hij nog in Brussel in de rue de l‟escalier n° 24. Hij was een fabrieksarbeider, namelijk glazenmaker229. Vanaf negentien juli 1912 werd hij glazenwasser in dienst van de heer Louis. Hij woonde sinds twintig maart 1912 samen met zijn echtgenote K. Elisabeth in de rue Volière. Zij werkte bij particulieren waar ze over kost en inwoon kon beschikken. Ewald had heel wat kleine delicten achter zijn naam staan met boetes en korte gevangenisstraffen. Van 1907 tot 1912 liep hij een tiental veroordelingen op. Zo was hij bijvoorbeeld op achtentwintig mei 1912 veroordeeld voor het breken van een omheining230. Hij had dus niet echt een goede reputatie en dit was ook in zijn geboorteland bekend. Hij werd opgepakt op vijf augustus 1914 te Brussel en op zes augustus overgebracht naar Hoogstraten.231 Hij zat ervoor in de gevangenis voor een diefstal die hij gepleegd had samen met zijn kompaan F. Ferdinand in juni 1914 bij de heer S. Joseph in de avenue princesse Elisabeth n° 117 te Schaarbeek. U. Ewald werd medeplichtig bevonden aan oplichterij. Er werd een proces-verbaal232 opgesteld met twee beschuldigden. F. Ferdinand233 oefende eveneens het beroep van glazenmaker uit. Hij woonde te Brussel, rue de l‟escalier 29 en verbleef sinds één oktober 1911 te België.
226
ARA, Sûreté Publique, 990 956, Ewald U. Duitsland, staat Noordrijn Westfalen, district Wupperthal 228 Langerfeld 229 vitrier 230 bris de clôture 231 „Cet étranger arrêté à la suite de la guerre germano-belge a été transferé de Bruxelles à Anvers-M. Gladbach, par ordre téléphonique de la Sûreté Publique – 8-8-1914‟ 232 nous poursuivons par P.V. n° 3537 du 17-6-14 les étrangers 233 ARA, Sûreté Publique, 978606 227
114
Biografie P. Fritz234 P.Fritz werd geboren te Berlijn op dertig september 1866. Zijn ouders woonden te Lukenwalde235. Fritz werd voor het eerst gesignaleerd in België in 1891 en opgepakt in Welkenraedt voor landloperij, komende van Eupen. Op dertig april 1891 werd P. vrijgelaten uit de gevangenis van Luik „et dirigé par la correspondance ordinaire de l‟arme à la frontière de l‟Allemagne par Herbesthal conformément au réquisitoire de l‟autorité communale de la ville de Liège‟. Hij vertelde dat hij op dat moment het beroep van „bijoutier‟ uitoefende. Zijn vorige verblijfplaatsen waren achtereenvolgens Berlijn, Dusseldorf, Aken en Hannover. Hij zocht een verblijfplaats en een job in Luik en was er nog maar net toegekomen. Hij beschikte over een „livret d‟ouvrier‟ , afgeleverd te Hannover op 11 januari 1891. P. Fritz trouwde met O. Clara, geboren te Berlijn op zestien december 1872, op één mei 1900 te Berlijn. Ze kregen één kind samen. Het was een dochter en ze noemde Esbeth, geboren te Berlijn op de eerste mei 1901. Ze verbleven in Berlijn in de Furstenstrasse 10. Op negentien maart 1910 was Fritz naar België gekomen naar de gemeente St. Joost –ten – Noode. Hij verbleef daar in de rue de l‟Enclume 32 tot drie februari 1912. Daarna verhuisde hij naar Marcinelle. Vervolgens kwam hij op veertien december 1912 naar Couillet in het arrondissement Charleroi, in de rue de Philippeville n° 62. Hij oefende het beroep uit van messenslijper op metalen236 Hij werd op zes augustus 1914 gearresteerd. Verdere info wordt er niet verschaft.
234
ARA, Sûreté Publique, 520 683, Fritz P. Brandenburg , op ca 30 km van Berlijn 236 repasseur sur métaux. 235
115
Biografie W. Arthur237 W. Arthur werd geboren op vijfentwintig juli 1880 te Barmen238. Hij kwam in maart 1910 naar België, komende van Dürenbach. Voor hij naar België kwam, was hij arbeider op een boorplatform. Hij trouwde in 1909 met D. Flore uit Lomprez239 en ze kregen samen drie kinderen. Jozef (1910)240, Paul (1912) en Marie (1914)241. Ze woonden samen in Rouveroy op de Grand Route. In België verdiende bij zijn brood met het besturen van een stoomwals242 en hield hij zich bezig met het walsen, satineren van wegen. Voor zijn beroep reisde hij heel het land rond. In 1914 met het uitbreken van de oorlog werkte W. Arthur te Henegouwen waar hij gevangen genomen werd door de Franse geallieerden op vier augustus 1914 en op vijf augustus overgebracht naar Bergen. Hij werd nadien geïnterneerd in Frankrijk. Tijdens en na de vijandelijkheden is hij nooit zonder toestemming van de autoriteiten teruggekomen naar Lomprez.243 Zijn echtgenote Flore D. stond bekend als zijnde „van lichte zeden‟. Tijdens de oorlog heeft ze de Duitse troepen veel betaald en haar lichtzinnigheid nam enkel toe tijdens de bezetting. 244 „Son épouse s‟était conduite irréprochable et que rien de défavorable‟ . Na de wapenstilstand is ze naar Duitsland vertrokken. W. beoefende na de oorlog het beroep van monteur uit. Hij vroeg een aantal keer toelating om te reizen zodat hij een bezoek zou kunnen brengen aan zijn schoonouders te Lomprez.245 Zijn vrouw kreeg door haar reputatie die ze opgebouwd had tijdens de oorlog geen toestemming meer om naar België te komen en ze kon zeker niet terug beschikken over de Belgische nationaliteit die ze verloren was door met een Duitser te trouwen. W. Arthur vroeg op de leeftijd van vijftig jaar in 1930 opnieuw een visum aan voor een beperkte duur. Hij en zijn zonen kregen in tegenstelling tot zijn echtgenote wel een gunstig advies. Op tien januari 1948 schreef de weduwe van Arthur W. een brief vanuit Keulen246 naar de minister in België met de vraag om terug naar België te mogen keren. „Monsieur Ministre C‟est avec grand respect que je vous adresse ses quelques mots, enfin d‟obtenir je l‟espère sastifaction au sujet de ma demande si joint. Je suis veuve donc je suis Belge et j‟ai deux enfant qui sont née en Belgique, je suis très malheureuse et je voudrais bien rentrée dans mon pays avec mes enfant, j‟ai toujours ma nationalité Belge ne voudrier pas vous occuper de mon cas, donc j‟espère obtenir l‟autorisation de mon pays pour y rentrée, j‟espère obtenir une réponse le plutôt possible de mon 237
ARA, Sûreté Publique, 914 596, Arthur W. Duitsland, staat Noordrijn – Westfalen , district Wupperthal. 239 België, provincie Luxemburg 240 Vreemdelingenzaken nummer A 6021 241 Vreemdelingenzaken nummer A 6020 242 rouleau-compresseur 243 Brief uit gemeente Wellin, waar zijn gezin verbleef, opgesteld in 1931 244 Gendarmerie nationale, groupe de Namur- Compagnie de namur- District de Marche Brigade de Wellin, Wellin 26 maart 1931. 245 Brief aan Belgisch consulaat te Keulen, 1922, 1923, 1924, 1927 246 Köln – Dellbrück , Von Quadtstrasse 57 238
116
pays si tendre. En vous Remerciant d‟avance veuillez agréer Monsieur Ministre mes meilleurs salutation distinguée.‟ Door haar voorgeschiedenis werd deze aanvraag opnieuw geweigerd. Ze gaf evenwel aan dat ze nog altijd over de Belgische nationaliteit beschikte en dat haar kinderen, geboren in België, erg ongelukkig waren.
117
Biografie T. Henri 247 T. Henri werd geboren op vijf maart 1886 te Schwanefeld248. Zijn ouders waren ook uit deze gemeente afkomstig. Hij was ingenieur lasser en werkman aan een boortoren. Hij kwam op achttien september 1910 naar België. Henri verbleef eerst in Genk en werkte vervolgens in Beringen als werkman aan de boortoren en hij er mocht er blijven totdat het werk gedaan was. Hij zou echter langer in België verblijven. Hij trouwde op vier februari 1914 met E. Julie te Queryen Grand waar zij afkomstig van was. Ze werd er geboren op negen februari 1887. Ze verbleven in België te Casteau..249 T. Henri vluchtte in 1914 naar Frankrijk en werd er opgepakt en geïnterneerd. Hij had geen dienstplicht vervuld bij het Duitse leger.250 Op één maart 1915 bracht zijn echtgenote, Julie, een zoon ter wereld, Henri genaamd. In 1919 vroeg zij of haar man, die nog altijd geïnterneerd zat in Frankrijk, terug bij haar in België mocht komen. Hij zat gevangen op l‟île longue, Bretagne vanaf augustus 1914.251 „Monsieur le Ministre, Les Légations d‟Espagne et des Pays-Bas m‟ont transmis la requête ci-jointe par laquelle Mme T.,, née Mathieu, Belge d‟origine, demeurant à Quévy-le-grand, demande la libération de son mari, Henri T.,, de nationalité allemande, interné à l‟Ile-Longue.J‟ai déjà fait connaître au Gouvernement de la République que le Gouvernement belge souhaitait le rapatriement aussi prompt que possible des civils allemands qu‟il a naguère confiés aux autorités françaises, et qui se trouvent encore internés en France. Mais Mme T. désirerait sans doute que son mari fût autorisé à la rejoindre en Belgique. Je vous prie donc de vouloir bien me faire connaître si vous êtes disposé à lui accorder un permis de séjour.‟‟252 Ze gaf aan dat ze zelf getekend was door de oorlog en dat haar zoontje zijn vader nodig had. Ze gaf aan dat ze ook wel dacht dat haar man verzorging nodig had. Ook schreef ze een brief aan minister van justitie Vandervelde waarin ze stelde dat haar patriottisme ten tijde van de bezetting niet betwijfeld kon worden. Haar man zou naar Wesel teruggestuurd worden in Duitse handen, maar zij wilde met hem in België wonen. De apotheker uit haar geboorteplaats kwam haar ter hulp. „Ze heeft een Duitser getrouwd in 1914 en ze hebben een kind van vijf jaar samen. T. heeft dertig of éénendertig juli 1914 geweigerd het Pruisisch leger te vervoegen. Hij bevond zich onder de geïnterneerde burgers , groep negen île longue (Quimper).‟ Hij vervolgt op een emotionele wijze zijn discours.
247
ARA, Sûreté Publique, 960 132, Henri T. Duitsland, Baden – Würtenberg 249 Brief gemeente Beringen, voorbeeld arbeidsmigrant 250 Vreemdelingendossier nummer A104742 : zoon 251 copie aan minister van Holland 252 Brussel, 20 oktober 1919 248
118
„ Je vous prie, au nom de cette malheureuse femme, au nom de ce pauvre enfant de quatre ans, de renvoyer dans son foyer cet ouvrier victime innocente des crimes de ses rois et de leurs acolytes. „253 In 1920 werd de familie herenigd. T. en zijn familie verbleven in de jaren ‟20 in Nederlands Indië waar hij werkte als chef lasser. Ze verbleven op het eiland Sumatra.254 In 1933 keerde de familie terug naar België. De echtgenote van T. kwam in Bergen aan op vijfentwintig november 1933 en ze heeft onmiddellijk geprobeerd haar Belgische nationaliteit te herwinnen. In 1939 kwam Henri sinds enkele maanden niet meer naar huis hoewel hij dat ervoor wel regelmatig deed. T. was iets voor 1940 naar Duitsland vetrokken en leefde daar vanaf dan op het adres X Markt Bibart – Bavaria – Duitsland.255 Toen men onderzoek deed rond zijn verdwijning stootte men op een lijst met „Rückwanderer de Belgique en Allemagne‟ waarin T. Henri vermeld stond.256 „Je vous prie de trouver sous ce pli, listes qui m‟ont été transmises par le “Headquarters Command – Office of Military Government for Germany (U.S.) – 6889 th Berlin Documents Center”. Des “Rückwanderer” de Belgique en Allemagne. Il s‟agit d‟individus qui ont sollicité l‟autorisation de rejoindre le Grand Reich, sur base de l‟action ou du mouvement provoqué par les services de propagande aux fins de faire rentrer au pays, les allemands se trouvant à l‟étranger. T. Henrich 5-3-1886.‟ Het handelt over individuen die om toelating vroegen naar het „Grand Reich‟ te gaan. Dit was propaganda voor Duitsers die zich in het buitenland bevonden en werd ondertekend door T. op vijf maart 1886. Door de datum kunnen we concluderen dat het door andere personen ondertekend is.257 Henri‟s zoon werd opgeroepen voor het Belgisch leger onder het tweede regiment van de lanciers. Zijn vrouw en zoon waren Belg. Zijn vrouw258 heeft de Belgische nationaliteit herwonnen en zijn zoon259 heeft de optie gelicht.260
253
brief opgesteld op negentien augustus 1919 document uit 1925 255 Document Commune de Casteau, arrondissement de Soignies uit 1953 van Ministerie van Justitie, Vreemdelingenpolitie, Place Polaert 4, Brussel 256 document auditoriaat General België,n° Z. 358, 11-10- 1946. 257 Hoogst waarschijnlijk door zijn ouders 258 Vreemdelingendossier nummer A371141, recouvré 259 Vreemdelingendossier nummer A 105742, opté 260 niet vermeld wanneer 254
119
Biografie R. Thomas261 R. Thomas werd op éénendertig december 1887 geboren te Nussdorf262. Zijn ouders waren ook afkomstig uit Nussdorf. In zijn jonge jaren maakte hij nog vier jaar deel uit van een Ulanenregiment in het Duitse leger. Hij deserteerde eruit in 1910. Hij kwam op vijf augustus 1910 aan in België en verbleef er enkele dagen in de Statiestraat daarna woonde hij vanaf zeventien augustus 1910 te Brussel, vervolgens verhuisde hij op zeventien december 1910 naar Schaarbeek, rue Jolly 111 en op zes juni 1911 kwam hij terug naar Brussel, Groenplaats n°38. Hij verhuisde op zestien juni 1912 naar Antwerpen en verbleef vanaf dan in de Pelikaanstraat. Hij trouwde op tien december 1913 te SintJoost-ten-Noode met H. Marie-Jeanne. Marie-Jeanne werd geboren op elf mei 1878 te Verviers. Zij oefende het beroep uit van kamervrouw. Ze verloor haar Belgische nationaliteit door te trouwen met R. Thomas. Uit het huwelijk kwamen geen kinderen voort. R. Thomas was bureauchef van „une subsistance militaire te Landau263‟. Thomas werd opgepakt op twaalf augustus 1914 in de gemeente St. Josse-ten-Noode. Volgens de zus van Thomas heeft hij zich bij het uitbreken van de vijandelijkheden zelf aangemeld bij de Brusselse autoriteiten. „Lors de l‟invasion allemande, Thomas R. qui n‟avait pas rejoint l‟armée allemande est allé se mettre à la disposition du commissaire de police de Bruxelles. Celui-ci le fit appeler vers la mi-Août et le retint prisonnier. ...‟264 Hij werd eerst overgebracht naar Brugge, vervolgens naar Bretagne en uiteindelijk naar Zwitserland. In Zwitserland heeft hij „gewerkt‟ tot aan de wapenstilstand. Tijdens de oorlog moest zijn echtgenote zich alleen weten te redden in de gemeente Elsene (Brussel). Haar zus was tijdens de gevechten nog in dienst geweest bij de kring van legerofficiers van de Rijn te Landau en ressorteerde er in 1925 nog altijd onder. Thomas is gedurende heel de oorlog een krijgsgevangene van België geweest. Daarna is hij tewerkgesteld geworden bij de „bureaux‟ van het Franse bezettingsleger tot grote voldoening van zijn chefs. Op acht september 1919 vertrok Maria H. uit Schaarbeek om zich bij haar man te voegen in Duitsland. Beiden vragen aan het consulaat van Francfort am Mein op zestien april 1923 „l‟ obtention d‟un visa de passeport.‟voor twee adressen, namelijk Spa (hotel de l‟Europe) en Verviers, Rue Hordimont n°26. In 1923 op drieëntwintig september verliet H. Marie Verviers en ging naar haar geboorteplek Nussdorf. Haar zus schrijft dan een brief op vijftien september 1925. ‘Ma soeur dont toute la famille se trouve en Belgique et qui ne connait pas un mot d‟allemand souffre un véritable martyre de se trouver éloignée de son pays natal entouré d‟étrangers. Elle voudrait revenir en Belgique avec son mari qui ne demanderait pas mieux également. La chose ne doit pas être impossible. Ma soeur m‟écrit que des allemands sont rentrés à Bruxelles et je crois bien me rappeler en effet que les journaux ont signalé certains cas. Dans le cas présent, je puis certifier
261
ARA, Sûreté Publique, 940 253, Thomas R. Duitsland, staat Beieren 263 Rijnland – Palatinate 264 brief zus Marie H. aan mijnheer Winandy, lid van de kamer van volksvertegenwoordigers 262
120
qu‟il s‟agit d‟un allemand absolument inoffensif qui par son long contact avec la population belge et les soldats français a plutôt une mentalité Française.‟ In 1925 is R. Thomas tewerkgesteld bij een handelaar uit Landau. In 1926 vroeg zijn echtgenote, Marie-Jeanne, de Belgische nationaliteit terug aan.
„la quelle a déclaré faire option de patrie et jouir du bénéfice de l‟article 3 de la loi du 4 août 1926.‟ Ze verbleef op dat moment te Verviers, rue Spintay n° 100.Ze wilde terugkeren naar België omdat ze zich niet goed voelde in Duitsland omgeven door allemaal vreemdelingen. Ze gaf aan dat zij en haar echtgenoot beide een Franse mentaliteit hadden aangekweekt.
121
Biografie B. Adolphe265 B. Adolphe, geboren te Haagen266 op zeven november 1882. Zijn toekomstige echtgenote kwam op vijftien september 1906 naar België. Ze werd geboren te Moresnet Neutre267 op tweeëntwintig juli 1885 en verbleef daar in de rue du Hasard n°55. Haar moeder was eveneens afkomstig van Moresnet Neutre en haar vader van Aken. Ze oefende het beroep van huisvrouw uit (ménagère) in Moresnet en dienster (servante) in Luik bij Mr. J. Etienne, quai Orban, 33 Eerst woonde ze te Verviers, avenue de Spa n°78 tot vijf mei 1908, vervolgens verhuisde ze naar Luik vanaf twintig oktober 1908. Vanaf drie maart 1909 woonde ze te Brussel, Wetstraat 217. Op twintig oktober 1911 kwam ze naar Verviers. Op één december 1911 verliet ze Verviers voor Moresnet Neutre. B. Adolphe, zoon van Wilhelm en V. Maria, is op acht maart 1910 naar België gekomen. In Duitsland verbleef hij eerst in Hilden (Dusseldorf), Elberstrasse 2, vervolgens in Gunnersbach (Keulen) in de Kaiserstr. 20. In België verbleef hij te Brussel. Hij oefende het beroep van monteur uit. Hij wilde eerst maar voor een korte periode in het buitenland verblijven en vroeg een verblijfsvergunning aan voor minder dan zes maanden. Hij zou echter langer dan zes maanden in België verblijven. Adolphe was getrouwd met K. Juliana op zevenentwintig april 1912 te Moresnet. Adolphe en Juliana hadden samen twee kinderen die beide geboren werden te Breulx. Magdalena op drieëntwintig april 1912 en Friedrich op elf november 1914.268Ze verbleven eerst te Brussel, rue Joseph II n°23, vervolgens te Verviers, rue d‟Anvers n°12 en daarop te Roelx tot 1914.Op éénentwintig augustus 1914 kregen de vrouw en het kind dat op dat moment twee jaar was een „permis de séjour provisoir‟ dat gold tot één september 1914. Ze verbleven op dat moment te Roeulx. Haar man zou dan aan het vechten zijn in Duitsland.269 Vanaf 1920 verbleven ze met hun gezin in de gemeente Moresnet Neutre. In 1923 wordt de aanvraag door B. Adolphe tot het verkrijgen van de Belgische nationaliteit behandeld. 270 „ Supplément au Journal officiel “Malmédy-Eupen”, n°122, du 1er décembre 1923. Ministère de la justice. Article 36, §2. du traité de Versailles. – Autorisation de souscrire une déclaration acquisitive de la qualité de Belge. – Publication.
ALBERT, Roi des Belges, A tous présents et à venir, SALUT. 265
ARA, Sûreté Publique, 924 871, Adolphe B. Westfalen. 267 een klein Europees gebied van ongeveer 3.5 km² dat van 1816 tot 1919 bestond. Nederland en Duitsland geraakten er niet uit aan wie het toebehoorde. Daarop werd beslist het als neutraal terrein te beschouwen 268 Extrait. Par dépêche en date du …. 1920, le Haut Commissaire Royal Gouverneur des territoires réunis à la Belgique (districts de Malmédy et d‟Eupen) demande l‟avis de la Sûreté publique sur l‟octroi de la nationalité belge aux personnes dénommées ci-après. 269 Brief gemeente Roeulx, 21-8-1914 : „B. Adolphe. qui est actuellement sous les armes en Allemagne‟ 270 Supplément au Journal officiel “Malmédy-Eupen, n°122, du 1er décembre 1923., ministère de la Justice. Article 36. § 2. du traité de Versailles. – Autorisation de souscrire une déclaration acquisitive de la qualité de Belge. – Publication . ALBERT, Roi des Belges ... . 266
122
Vu les requêtes par lesquelles les personnes ci-après dénommées demandent à être autorisées à souscrire une déclaration acquisitive de la qualité de Belge, conformement à l‟article 36,§ 2, du traité de Versailles. ... Article unique. Autorisation de souscrire une déclaration acquisitive de la qualité de Belge est accordée aux personnes ci-après dénommés : 8. B. (Adolphe-Henr), né à Hagen, le 7 novembre 1882, mécanicien à Neu-Moresnet.
123
Biografie : S. Arthur271 S. Arthur werd geboren in Stuttgart272 Uhlandstrasse 25, op elf mei 1882. Zijn vader kwam uit Beieren en zijn moeder was afkomstig van Mainz. Hij kwam in België aan in oktober 1906 en bleef ongehuwd. Hij was handelsreiziger en handelsbediende. Op twintig september 1909 vertrok hij uit St. Joost-ten-Noode naar Lübeck in Duitsland en kwam terug naar St. Joost-ten-Noode op dertig september en vanaf achtentwintig januari 1911 verbleef hij in Anderlecht, rue Bogniez n° 171 en boulevard de la Révision n° 8. Vervolgens verhuisde hij op zeven augustus 1912 naar St. Joost-tenNoode in de rue Potagère n° 18. Hij vertrok in juni 1914 richting Frankrijk en werd op dertien juni opgepakt. Hij werd terug naar België gebracht en daar gearresteerd in de maand augustus bij het uitbreken van de oorlog. De arrestatie vond plaats op zes augustus om half vijf ‟s avonds en werd uitgevoerd door „Nous Permanne, Julien, officier de police attaché à la 6e Division et dûment délégué aux fins des présentes par M. le commissaire de police, avons fait subir l‟interrogatoire suivant à l‟étranger désigné ci-après, arrêté du chef‟. Dan volgt een interview in het proces verbaal van de arrestatie waarin algemene vragen worden gesteld zoals waar bent u geboren, wie zijn uw ouders, … ? Arthur beschikte over een paspoort dat hem bezorgd was door „le consulat général américain‟, een visum voor Stuttgart en inschrijvingsbewijzen in de bevolkingsregisters van Anderlecht (28/1/1911) en St. Joost-ten-Noode (17/1/1912). Hij verbleef in de gevangenis van Vorst voor hij werd overgebracht naar Brugge op acht augustus 1914.273
271
ARA, Sûreté Publique, 823 535, Arthur S. Duitsland, staat Thüringen. 273 „ Cet étranger arrêté à la suite de la guerre germano-belge a été transferé à Bruges 8 août 1914.‟ 272
124
Biografie T. Willy274 T. Willy werd geboren op zes januari 1889 te Bielefeld.275 Na zijn studies te Bielefeld beëindigd te hebben, heeft hij zijn leertijd276 in Bielefeld gedaan als handelsbediende. Hij oefende het beroep van bediende uit tot vijftien augustus 1909. Ondanks de opvoeding die hij kreeg, vond hij het moeilijk zijn temperament te koppelen aan de Duitse mentaliteit en methodes. Hij verkreeg informatie rond België en hij bestudeerde het land zelf ook en kwam tot de conclusie dat het land op zijn lijf geschreven was. Dit zou later ook blijken. „Les divers renseigenmenets que j‟avais obtenus et mes études personnelles relatives à la Belgique m‟avaient amené à la concilier entièrement avec mon tempérament, ce que les évènements ont confirmé.‟ Op zestien oktober verliet hij Duitsland en vestigde zich in Cannes (Frankrijk) als correspondent. Na een tussenstop gemaakt te hebben in Zwitserland, passeerde hij op veertien november Frankrijk. In 1910 kwam hij op drie mei in Moeskroen.277 Op vijf mei werd hij aangeworven in een katoenweverij te Moeskroen in de firma van H. Ax. Hij werd aangesteld als Engelse en Duitse correspondent. Na een paar maanden in België verbleven te hebben voelde hij zich al volledig thuis. Buiten zijn ouders had hij volgens zichzelf geen band met Duitsland en hij wilde zich definitief vestigen in België en een gezinnetje stichten. Op zes juni 1912 verhuisde hij naar Kortrijk en bleef er wonen tot begin augustus 1914. Hij trouwde op negenentwintig mei 1912 te Gent met M. Juliana Cécile. Zij werd op acht oktober 1888 geboren te Moeskroen en beschikte dus over de Belgische nationaliteit. Ze kwam uit een vooraanstaande familie en was de nicht van de burgemeester van Avelghem. Op twaalf juni 1913 werd hun kind Erik geboren. Hun zoon liep school op het atheneum van St. Gilles (Brussel). T. Willy werd aan het begin van de Eerste Wereldoorlog krijgsgevangen genomen. 278 „A ce moment, ayant déclaré devant les Autorités Belges refuser de rentrer en Allemagne, je fus envoyé en France et interné jusqu‟à fin novembre 1919.‟ Hij oefende op dat moment de functie uit van commercieel directeur van een mechanische weverij te Moeskroen. Hij werd geëvacueerd door de gendarmerie van Kortrijk op zes augustus 1914 om hem te beschermen tegen eventuele agressie van de plaatselijke bevolking. „Ma femme s‟est présentée à Mr. Le Capitaine de Gendarmerie F. à Courtrai le 5 août 1914, pour lui déclarer que je refusais de combattre la Belgique et pour demander en même temps ce qu‟il y avait lieu de faire. Il lui a été répondu que le Gouvernement n‟avait pas encore donné d‟instructions pour ce cas, et que je n‟avais qu‟à rester tranquillement chez moi. Le lendemain matin 6 août, ma femme est retournée à la Gendarmerie, où elle a vu Mr. Le Capitaine D.,, qui lui a expliqué que des 274
ARA, Sûreté Publique, 929 082, Wilhelm T. Duitsland, staat Nordrhein – Westfalen 276 apprentissage 277 Biografische nota opgesteld door Willem zelf op twaalf december 1927 278 Document ministerie van justitie op 22-5-1928 275
125
instructions avaient été reçues entretemps et que l‟on viendrait me chercher en auto dans le courant de l‟après-midi, pour me diriger sur Hoogstraten, ou je serais interné pendant la durée des hostilités. Après mon arrivée à la Gendarmerie de Courtrai, j‟ai été immédiatement dirigé sur la prison de Courtrai où j‟ai passé la nuit, et le 7 août, je fus envoyé à Gand. J‟y suis resté avec d‟autres civils dans une caserne sous la surveillance de la Garde-Civique jusqu‟au lendemain samedi 8 août. Ce jour là, je fus dirigé sur Bruges, et interné à la Caserne Poermoolen jusque vers le 20 août. La surveillance de ce camp fut exercée par la Gendarmerie aidée de la Garde-Civique.A cette date, le camp fut évacué et toutes les personnes s‟y trouvant, furent dirigées sur Dunkerque et embarquées à destination de Cherbourg (France). Après une nuit passée à Cherbourg, nous fûmes envoyés à Dinan (Côtes du Nord) France. Où j‟suis resté jusqu‟en juillet-août 1915. Dans ce camp; nous reçumes en 1915 la visite d‟une commission militaire belge, qui releva l‟identité exacte et la situation de famille de chacun. De ce camp, je fus envoyé au camp d‟Ile Longue (près de Brest) où je suis resté jusqu‟au mois de juin 1917. A cette époque, le manque de bras se faisait sentir dans l‟agriculture, et le gouvernement français demandait aux internés portés pour la France, de travailler volontairement dans l‟agriculture. J‟acceptai immédiatement, et fus envoyé au camp de Luçon (Vendée) de là à Poirée sur Velluire, où j‟ai travaillé du mois de juin 1917 jusqu‟à la démobilisation des classes anciennes en février 1919. A cette époque, je retournai au camp de Luçon d‟où, quelques semaines plus tard, je fus envoyé au camp de l‟Ile d‟Yeu (Vendée). Après dissolution de ce dernier camp, quelques semaines après, je retournai au camp de Luçon. Ce camp ayant également été aupprimé au mois de juin 1919, je partis pour le camp de Ghérande (près de St-Nazaire) où je fus libéré en novembre 1919, le traité de Versailles ayant été ratifié entretemps.279 Tijdens zijn verblijf in de krijsgevangenkampen heeft hij nooit berispelijk gedrag vertoond. Zijn vrouw moest evenwel vijf jaar lang trachten te overleven te Gent zonder over de middelen die haar man haar ervoor verschafte, te beschikken. „ Il se permet de joindre à la présente requête une carte adressée par lui du camp de Dinan à Monsieur B., corporal au 10e de ligne – 7e compagnie – à Valogne (Manche) France – son cousin germain qui montre également quels étaient les sentiments qu‟il professait pendant la guerre.‟280 Zijn vrouw, Juliana, heeft de Belgische nationaliteit terug verworven op vijftien mei 1922. Op zestien mei 1929 vroeg hij zelf de gewone naturalisatie aan. Willy verbleef op dat moment te Vorst , rue Edison n° 96. Hij was bediende te Sint – Gillis (Brabant).281 Hij kreeg een gunstig advies voor zijn onberispelijk gedrag en het feit dat hij de wapens niet opgenomen had tegen België, maar zich ter beschikking van de Belgische autoriteiten had gesteld. „En janvier 1920 j‟introduisais une demande auprès de Monsieur le Ministre de la Justice tendant, étant donné mes antecédents à pouvoir à nouveau résider régulièrement en Belgique. Le 12 Février 279
Biografische info in zijn verzoek tot het verkrijgen van de Belgische nationaliteit in 1927. idem 281 Hij was zijn hoge functie van voor de oorlog dus kwijtgespeeld 280
126
1920, Monsieur le Directeur Général de la Sûreté Publique avisait Monsieur le Commissaire de Police en chef de la Ville de Gand qu j‟étais autorisé à séjourner à nouveau définitivement en Belgique. Toutefois mon passeport étant périmé entretemps, je dus quitter momentanement afin de régulariser ma situtation par l‟obtention d‟un nouveau passeport ce qui aura jusqu‟au 6 Avril 1920, date à laquelle j‟obtins le visa qui me permettait de rentrer définitivement en Belgique Je me faisai à Gand le 21 mai 1920 et y restai jusqu‟au 9 Juillet 1920. A cette date je vins habiter St. Gilles-lezBruxelles jusqu‟au 14 septembre 1920 et depuis je suis domicilié à Forest-lez-Bruxelles. Le 1er Juillet 1920 j‟entrais en qualité de chef de service à la firme „ Bureau Electrotechnique Industriel W. Schloss-Rouband” devenue ensuite la Soc. Ame. Siemens (siège social : 116, Chaussée de Charleroi à St. Gilles-Bruxelles).Je suis toujours attaché à la même firme, actuellement en qualité d‟adjoint au fondé de pouvoir, ce qui constitue en même temps que ma position sociale, mes moyens d‟existence. Comme relations je puis citer ... Toutes les personnes mentionnées sont de nationalité belge et parfaitement honorables.‟282 Willy wilde ook zijn zoon de Belgische nationaliteit laten overnemen die in 1927 op het atheneum van Sint Gilles-lez-Bruxelles zat. „J‟attache un grand prix à donner à mon fils la nationalité belge, celui-ci ayant reçu une formation et s‟étant constamment trouvé sous l‟influence belges. Il ne possède même pas la langue allemande et en a seulement reçu les premières notions à l‟Athenée de St. Gilles. Ce fait montrera également que j‟ai entièrement rompu avec mon pays d‟origine que j‟avais d‟ailleurs quitté sans esprit de retour.‟283
282 283
zie voetnoot 226 idem
127
Biografie B. Hendrik284 B. Hendrik werd geboren te Keulen op éénentwintig oktober 1873. Zijn ouders hadden de Duitse nationaliteit. Tot zijn twaalf jaar ging hij naar school in Keulen. Na zijn militaire dienst in 1894 in Duitsland gedurende tien maanden vervuld te hebben, engageerde hij zich als schipper in de „compagnie de navigation rhénane‟. Het is zo dat hij regelmatig in Antwerpen terecht kwam en hij er in 1905 trouwde met Josephine G. op drieëntwintig mei. Ze was van Zweedse origine, maar beschikte over de Belgische nationaliteit. Ze werd in Antwerpen geboren op zestien november 1881. Op zesentwintig februari 1907 geraakte Hendrik ingeschreven in het bevolkingsregister van de stad Antwerpen, komende van Borgerhout. Hij nam er een winkel in tabakswaren over, gelegen in de Oudemanstraat 29 waar hij altijd bleef wonen. B. deed afstand van zijn Duitse nationaliteit op negen juni 1909 en vanaf dan verloor hij dus zijn oorspronkelijke nationaliteit. Hij moest nog enige tijd geduld uitoefenen om de Belgische nationaliteit te verkrijgen daar hij nog geen tien jaar in België woonde. Het afstand nemen van zijn oorspronkelijke nationaliteit impliceerde van de kant van de aanvrager het volledige verbreken van de band met zijn land van oorsprong en het verlangen te behoren tot het land van zijn echtgenote. B. beschikte over een uitstekende „conduite et moralité‟ en is nooit vervolgd geweest. Zijn zaken draaiden goed en hij kon zijn gezin, op drie november 1911 uitgebreid met een dochter, gemakkelijk onderhouden. Op zes augustus 1914 werd hij gearresteerd te Gent als burger en verdachte en geïnterneerd in een kamp te Brest gedurende heel de oorlog. Het duurde bijna een jaar voor hij na de oorlog vrijkwam op twintig oktober 1919. Tijdens deze periode bleef zijn echtgenote te Antwerpen met hun kind. Ze vertoonde nooit tekenen dat ze met de vijand mee heulden. Op twintig oktober 1920 vraagt Hendrik de gewone naturalisatie aan. Hij beschikte over het „inboorlingschap‟ van de provincie en stad Antwerpen en oefende er het beroep van handelaar uit. In 1921 wordt zijn verzoek om te naturaliseren tot Belg via de gewone naturalisatie verworpen omdat hij krijgsgevangen heeft gezeten en „avoir jamais donné des gages d‟attachement à la Belgique.‟In 1923 kreeg hij dan toch toestemming bij zijn tweede aanvraag. Hij voldeed aan de voorwaarden van de wet van vijftien mei 1922.285 Hij verkreeg dus de gewone naturalisatie en de voorrechten van het gewoon burgerschap.286 Hij en zijn vrouw Joséphine B. verloren daarmee wel ook de staat van het Duits burgerschap en de voordelen ervan.287 Hij beschouwde België als tweede vaderland en was bereid de
284
ARA, Sûreté Publique, 787 279, Henri B. „Art. 13. Pour pouvoir obtenir la naturalisation ordinaire il faut : 1. Etre âgé de vingt-deux ans accomplis; 2. Avoir sa résidence habituelle en Belgique ou dans la Colonie depuis cinq ans au moins. Toutefois, ce délai est réduit à deux ans pour l‟étranger marié avec une femme d‟origine belge ou veuf ou divorcé d‟une femme d‟origine belge dont il a un ou plusieurs decendants.‟ 286 stelden in de 19e eeuw niet veel voor, maar werden wel steeds belangrijker . 287 Entlassungsurkunde van Duitsland. 285
128
registratiekosten van vijf honderd fr. te betalen. B. Hendrik schreef daarop een brief waarin hij aan de minister vroeg om hem de Belgische nationaliteit te verlenen. „In Belgien als kind van twaalf jaar af met zijne ouders regelmatig met het schip hier kwam en later als schipper, en sedert 1905 voor goed hier verblijfdt. Daar mijne vrouw even als mijn kind in Antwerpen geboren zijn en ik mijne papieren klaar gemaakt had om aan te vragen om Belg te worden, maar door den oorlog verhindert werd en dan den 6 augst 1914 als civil in Frankrijk getransporteert werdt bleef ik aldaar geïnterneerd tot éénentwintig oktober 1919. Daar ik Belgien als mijn Vaderland beschouw en zonder nationaliteit zijn en het mij een groot leed is nog beschouwd te worden als toehoorende tot die zelfste nationaliteit die zich door hun inval op uw grondgebied zoveel vijandschap heeft gemaakt.‟ Een eerdere aanvraag was afgeslagen, maar nu wilde men hem een gunstig advies verlenen.288 Het werd hem plechtig toegekend op acht juli 1927. 289 Het duurde dus toch nog vijf jaar vooraleer het officieel werd.
288
document aan de procureur generaal van drieëntwintig maart 1923 leren we zijn levensloop. uitgebreid document in dossier : twee uur ‟s middags, voor de schepen en gedelegeerden ambtenaar van Burgerlijke stand is verschenen : Lodewyk M. 289
129
11.1.2 LANG VERBLIJVENDE
Biografie S. Julius, Otto290 S. Julius, Otto werd geboren te Witgern in Oost – Pruisen op vijf mei 1877. Hij was mijnwerker in de kolensector en was hiervoor op één juli 1903 naar België gekomen. Hij verbleef eerst in Gilly en op achttien juni 1914 heeft hij zich in Châtelineau gaan vestigen met zijn vrouw en kinderen. Hij was getrouwd met de Duitse K. Anne Marie in Gilly op zes juli 1907. K. Anne Marie was geboren te München Gladbach291 op drieëntwintig juli 1890. Ze verbleef te Châtelineau. Haar ouders waren in Keiserwerth getrouwd op éénentwintig november 1881. Ze woonden samen in Gilly in de rue des anduine 128. Haar vader, Hubert K., oefende het beroep van journalist uit. Hij kwam in september 1881 naar België, komende van Crefeld. Hij verhuisde erna met zijn vrouw naar Antwerpen, rue Terlist n°2. In 1911 kwam er een einde aan het huwelijk met de dood van haar vader. Op tien september 1911 kwam haar moeder, H. Anne Marie, toe in Berchem, komende van Charleroi. Ze oefende het beroep van huisvrouw (ménagère) uit bij E. Aloïs. H. Anne Marie hertrouwde te Antwerpen op zevenentwintig september 1915 met Ludovicus B., een schilder die op dertig juli 1866 te Antwerpen geboren was en weduwnaar van Theresia Francisca V.. Ze verbleven in de Boomgaardstraat 193, komende van de Statiestraat 142 te Berchem.292Anne Marie K. en Julius hadden samen twee kinderen. Anne – Marie, geboren te Châtelineau op veertien januari 1908 en Jules – Pierre, geboren te Châtelineau op tweeëntwintig februari 1909. S. werd opgepakt bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog op zes augustus 1914 en overgeplaatst naar Hoogstraten.293 De Duitse autoriteiten stelden dat er niets „défavorable‟ aan de persoon in kwestie kon aangewreven worden toen hij in Duitsland verbleef.294 Over de periode na de oorlog komen we niks te weten.
290
ARA, Sûreté Publique, 737 113, Jules Otto S. Duitsland, staat Noordrijn – Westfalen 292 ARA, Sûreté Publique, 380171 (ouders Anne Marie K.) 293 „Cet étranger arrêté à la suite de la guerre germano – Belge a été transféré à Hoogstraten 8 août 1914‟. 294 Document van Kreisdirection Forbach, 29-7-1903 291
130
Biografie T. Otto295 T. Otto werd geboren op vijftien april 1887 te Schwerte296 in Duitsland. Hij kwam voor het eerst naar België in 1902. Otto oefende het beroep van herder uit en kreeg daarbij op een bepaald moment een boete voor het gebruiken van andermans weiland om zijn eigen schapen op te laten grazen. Zijn vrouw G. Gabrielle werd geboren op vijftien april 1889 te Quaregnon. T. Otto trouwde met haar op vier januari 1913. Zij oefende het beroep van huishoudster uit. Ze verbleven in Rue Nousville n° 355, Quaregnon. Hun kinderen waren Josine, geboren op achttien september 1913 en Marie Louise op twaalf januari 1915. Beiden werden geboren te Quaregnon. T. Otto is op zes augustus 1914 opgepakt door de Belgische autoriteiten te Quaregnon. Hij is heel de oorlog gevangen gehouden. Tot dan was zijn gedrag al die tijd aanvaardbaar297 geweest. Ook tijdens zijn verblijf in gevangenschap heeft hij goed gedrag vertoond. Op achtentwintig april 1920 verbleef hij te Rousdorf (cercle Lennep) in de Bahnstrasse n° 50 en vraagt hij in een brief aan de minister van justitie toestemming om terug naar België te keren met zijn kinderen om dicht bij zijn schoonouders te gaan leven . Hij vroeg hem een paspoort te verlenen om terug te keren naar België. Hij gaf aan dat hij met een Belgische vrouw getrouwd geweest is die hem twee kinderen heeft geschonken. Ze was gestorven in augustus 1917 tijdens de oorlog. Hij stelde dat hij vijf jaar vastgezeten heeft hoewel hij niks met Duitsland te maken had „Des l‟invasion je fus arrêté par la gendarmerie Belge malgré que je n‟eu pas repondu à l‟appel de l‟Allemagne.‟ De kinderen, opgevoed in België, willen hun grootmoeder terug zien en daarom zou hij graag de Belgische nationaliteit verkrijgen om hen terug gelukkig te maken. Hij kreeg enkele dagen daarop toelating om terug naar België te keren bij zijn schoonouders en zijn herdersactiviteiten te hervatten.
295
ARA, Sûreté Publique, 708 871, Otto T. Staat Noordrijn Westfalen, in het Ruhrgebied 297 convenable 296
131
Biografie B. François298 B. François werd geboren te Aken op vier juli 1875. Zijn ouders waren ook uit de streek afkomstig. François oefende het beroep uit van glazenier299. Hij verdiende drie tot drie en half frank per dag en hij gaf het regelmatig uit aan drank: „cet homme l‟adonnait fréquemment à la boisson‟300. François was getrouwd met F. Hélène op één juni 1898 te Aken. Ze was afkomstig van Aken en werd er geboren in 1877. Zijn echtgenote oefende het beroep van kleermaker voor dames301 uit. Hélène en François hadden samen een dochter, Hélène, geboren te Aken op één juli 1898. François kwam in 1899 naar België en woonde eerst te Luik, rue des Bavières in 1899 en rue de miroir n°66 waar hij veroordeeld werd op zeventien juni 1908 voor slagen en verwondingen en hij vijftig franc boete moest ophoesten. Tot dan had hij nog geen strafblad. Zijn echtgenote verliet hem samen met het kind in 1903302 . Ze kwam met een kind van drie te Aken in de Römerstrasse nr 29 wonen en haar vorige woonplaats was in Lüttich rue Regnier 28. 303 In 1905 scheidde François van zijn echtgenote met wie hij zeven jaar mee was getrouwd. Op twintig november 1909 ging hij in Brussel wonen. Vervolgens verhuisde hij in 1910 naar Boitsfort (Watermael), rue du Viaduc, n°5, waar hij op zeventien februari 1910 een veroordeling opliep voor „vol de materiaux ou outils‟.Alvorens naar Charleroi te verhuizen, verbleef hij dan nog voor een korte periode te Brussel. Tot slot verhuisde hij naar Charleroi waar hij in de Rue Chavanue n°23 sinds zeventien januari 1911 verbleef tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Op zeven augustus 1914 werd hij opgepakt omwille van „disposition autorité militaire‟. 304
Op acht augustus werd hij overgebracht naar Hoogstraten.305 Over de periode na de oorlog en tijdens
de oorlog krijgen we spijtig genoeg geen info.
298
ARA, Sûreté Publique, 666 038, François B. Peintre-verrier 300 administration communale de Liège, Luik 17 juin 1900, le bourgemestre à Monsieur le Ministre de la Justice à Bruxelles. 301 couturière 302 het drankgebruik dat hierboven gesuggereerd staat, zou er voor iets tussen kunnen zitten, maar daar bestaat geen zekerheid over 303 Königlich Preussische Polizei-Direktion, Aachen 29 januari 1903 304 een van de gevangenis en een van het politiecommissariaat 305 „Cet étranger arrêté à la suite de la guerre germano Belge a été transféré à Hoogstraten le 10 août 1914. Par Rapport de la prison de Forest du 11 août 1914. 299
132
Biografie B. Otto306 Otto B. werd geboren te Scheibenhardt, tussen Wissembourg en Lauterbourg vlakbij de Franse grens, op zeven augustus 1870. Hij kwam op twee mei 1896 aan in België. Hij ging in december 1901 naar Antwerpen wonen in de rue van Geert nummer negen. Op achttien oktober 1902 kwam hij naar Berchem. Otto B. trouwde te Antwerpen op tweeëntwintig april 1902. De vrouw van Otto B. heette V. Maria. V. Maria werd geboren te Antwerpen in 1875 en oefende geen beroep uit. Otto en Maria kregen samen een zoon, Emile. Emile B. werd geboren te Berchem op twee december 1903. Hij volgde lessen op de middenschool aan de „Boulevard Leopold‟ te Antwerpen. B. Otto werd opgepakt bij het uitbreken van de oorlog ook al argumenteerde hij niks gedaan te hebben tegen de Belgische overheid. „Pendant la guerre de 1914, mon père était prisonnier civil, d‟abord en Belgique, puis en France. Ma mère et moi quittâmes de force la Belgique août 1914 pour y revenir mai ou juin 1916. Ayant comme toujours l‟intention de vivre en Belgique, nous y restâmes même après l‟armistice et mon intention d‟opter pour la Belgique a été protocollée 1919 au bureau de sureté. C‟était seulement Pâques 1919, lorsque ma mère apprit que mon père serait relaché en Allemangen, que nous quittâmes Anvers.‟307 Op één juli 1917 kwam Maria V. van Borgerhout naar Berchem. Ze wilde haar hondje meenemen naar Duitsland toen ze samen met haar man en zoon op zeven maart 1919 uit België werden gezet. Ze kreeg hiervoor de toelating. Ze begaf zich naar de grens en ging samen met haar echtgenoot via Keulen naar Stuttgart. Ze stuurde ook nog een brief waarin ze vroeg om haar hondje mee te nemen. Ze argumenteerde dat haar hondje geen enkel commercieel nut had. B. Otto werd opgepakt bij het uitbreken van de oorlog en hoewel hij niks gedaan had tegen de Belgische overheid. Zijn echtgenote beklaagde zich hierover. Hun bezittingen in België werden geconfisqueerd. Ze kregen onderdak van een bevriende bankier van Otto uit München. De zoon behaalde zijn baccelaureaat te München in 1921. Doordat hij bankbediende was, kon hij zijn universitaire studies betalen. Hij studeerde af met grote onderscheiding aan de universiteit van München „et obtenu mon approbation de chirurgien-dentiste et le grade de docteur en médecine dentaire.‟ Hij heeft een praktijk gehad te Augsburg. Daar zijn moeder van Belgische origine was, wilde hij de Belgische nationaliteit verkrijgen en een beroep uitoefenen in België. Emile had duidelijk de intentie om in België te verblijven. Hij kocht een huis in Berchem waar zijn vader vanaf 1901 woonde, in de rue des Cinq coins n°13. Hij was katholiek en werd vader van twee dochters. Hij heeft geen banden gehad met de nazi‟s en tijdens de oorlog Fransen en Belgen verzorgd. Hij schrijft vanuit Augsburg om naar België te mogen komen. Zijn vader, B. Otto, stierf in 1941.
306
307
ARA, Sûreté Publique, 594 600, Otto B. In een brief van zijn zoon komen we te weten hoe het de familie verging in de Eerste Wereldoorlog..
133
Biografie S. Wilhelm308 Hij werd geboren op zestien september 1878 te Alt Marin309. Zijn moeder kwam uit de staat Saksen, zijn vader uit Westfalen. Wilhelm oefende het beroep van fotograaf uit. Vanaf 1896 verbleef hij te België achtereenvolgens in Antwerpen, Mons, Kortrijk, Moeskroen, Turnhout, Kortrijk, Luik en Grivegnée.310 Hij trouwde met V. Juliette op zeventien februari 1900 te Kortrijk. Juliette beschikte over de Belgische nationaliteit en was te Kortrijk geboren op dertien augustus 1879. Ze verbleef te Grivignée, rue Beau-Mur 38 en had geen werk. Ze kregen samen twee kinderen. André-Guillaume, geboren te Kortrijk op twintig juli 1900 en Marie Odilla, geboren te Kortrijk op negentien december 1901. In 1914 vluchtte Wilhelm naar Frankrijk. Op het ogenblik dat hij op de vlucht sloeg, verbleef hij te Turnhout. Voordat hij opgepakt werd, ging hij als fotograaf regelmatig foto‟s nemen van groepen aan de kazerne van de karabiniers die gesitueerd waren op de place Dailly. In augustus 1914 gaf hij zich ook nog op voor de burgerwacht, maar hij werd overgebracht naar Antwerpen. Zijn vrouw en kinderen werden overgebracht naar Kortrijk.311 Hij werd in Frankrijk te Brest als burger krijgsgevangen genomen tot november 1919. S. werd overgebracht van Ile longue lez Brest, Finistère in Frankrijk waar hij van twintig augustus 1914 tot november 1919 gevangen zat.312 V. Juliette verklaarde dat ze bij het uitbreken van de oorlog met de kinderen naar Engeland was gevlucht op vijftien september 1914 en daar vijf jaar en elf maanden verbleef in Londen, Great Portland Street n° 52. Ze vertelde dat ze teruggekeerd waren naar België op dertien augustus1920. In een ander document staat dat ze drie maand, en dus iets later dan ze zelf aangaf, na het uitbreken van de oorlog via Holland naar Engeland waren gevlucht.313 New Scotland Yard gaf aan geen informatie te beschikken over deze vrouw. Verschillende vragen worden gesteld naar het gedrag van V. Juliette tijdens de bezetting te Engeland.314 Wilhelm wilde na de oorlog terug samen met zijn vrouw gaan wonen in Turnhout en ze kregen een positief advies van de Belgische overheid. In een persoonlijke brief opgesteld te Dusseldorf op zevenentwintig november 1919 gaf hij aan dat hij getrouwd was met een Belgische en ook twee kinderen met haar had die geboren waren in België. Hij was dus eerst nog overgebracht naar Duitsland na de oorlog. Hij werd in januari 1920 terug in België aangetroffen, komende van Dusseldorf, Frédéricstrasse 95. Op vier december 1922 legde zijn echtgenote te Grivegnée de volgende verklaring af
308
ARA, Sûreté Publique, 626 960, Wilhelm S. Duitsland , staat Saksen 310 De verschillende documenten van verplaatsing heb ik hier niet besproken, maar zitten wel in het dossier 311 H. Marie Odilla. Affaires Connexes : A72408 : 312 Een ander document stelt dat hij is opgepakt te Turnhout in augustus 1914 en is overgebracht naar Frankrijk tijdens de vijandelijkheden. Hij zal dus waarschijnlijk in Frankrijk opgepakt geworden zijn, naar Turnhout overgebracht zijn om vervolgens terug geïnterneerd te worden in Frankrijk tot het einde van de oorlog. 313 ville de Turnhout, commissariat de police, 28-10-1919 314 ministerie van justitie aan de politiecommissaris van de gemeente Moeskroen, Schaarbeek, Kortrijk, 309
134
„la déclaration prévue au chapitre cinq des dispositions transitoires de la loi du quinze mai mil neuf cent vingt-deux, pour recouvrer la qualité de Belge‟. De dochter vroeg na de oorlog de Belgische nationaliteit aan omdat ze als Duitse niet aan werk geraakte.315Daarenboven was ze nog nooit in Duitsland geweest en kende ze niet eens de taal.316 In 1923 vestigden ze zich in de rue St. Paul 41 in Luik en verhuisden in 1926 naar de rue d‟Arroy. Op zeven augustus 1939 verkreeg Wilhelm de Belgische nationaliteit „par disposition legislative‟.
315 316
Pro Justitia : gemeente Grivegnee, politiecommissariaat 13-1-1921 A 72.408
135
Biografie H. Otto317 H. Otto, Ferdinand werd geboren op acht februari 1954 te Schwintz, nabij Dantzig318. Hij beschikte over de Duitse nationaliteit. Otto had ook nog een broer Georges H. die eigenaar was van „une domaine seigneurial‟. Otto beschikte in Frankrijk over een ijzergieterij.319 H. Otto kwam op de eerste oktober van 1888 aan in België in Antwerpen, avenue des Arts 4, komende van Düsseldorf. Hij beschikte over een paspoort dat geleverd was te Berlijn op achtentwintig december 1885. Otto H. was getrouwd met Bertha P. op elf mei 1889 te Antwerpen. Zijn echtgenote verhuisde naar Anzin320 op zevenentwintig november1894 waar ze gestorven is in 1904. H. Otto zou een maîtresse gehad hebben, met name L. Marie, geboren te Aerschot op één mei 1875.321 H. verliet Brussel vóór de volkstelling van éénendertig december 1900 en kwam terug naar Sint-Gillis op veertien september 1910, komende van Anzin. H. was een industrieel die te Sint-Gillis, rue Coenrat n°44, woonde op het moment dat de
oorlog verklaard werd. Hij was een rechtstreekse leverancier van de koning : „J‟étais fournisseur de Sa Majesté le Roi Leopold II van producten van mijn fonderie te Anzin Nord, rue de l‟Escaut 2, diplômé de l‟Ecole Super de Commerce de Paris en 1876.‟322 Zijn hoge functie kon evenwel niet verhinderen dat hij werd opgepakt op zes augustus 1914. „Le 7 août il a été ecroué (opgesloten zijn) à le prison de Forest sous prévention d‟espionnage, un nommé H. Otto.‟323 Een dame is komen vragen om de bezittingen van H. aan haar terug te geven op achtentwintig augustus 1914 voor de som van 4004 f. 32c.met daarin 447 f. 58c. toebehorend aan H.. Zijn maîtresse is een maand nadien zijn „mobilier‟ komen ophalen en ze is nooit meer teruggekeerd. H. is teruggekomen van Engeland in november 1915 en ging wonen in St Joost-ten-Noode tot negentien oktober 1916 in rue du Conret de Greg. n°16 en rue de la linière 17 tot de wapenstilstand324. „Soupçonné d‟espionnage, H. a été arrêté, le 6/8/1914 et mis à la disposition de l‟auditeur militair. Il a été transféré a Anvers, puis à Bruges et en Angleterre.‟ Eerst werd hij echter vastgezet in de gevangenis van Vorst zoals hier boven reeds vermeld. H. toonde zich pro-Duits maar er is geen aanwijzing dat hij deel uitmaakte van een Duitse spionagedienst
317
ARA, Sûreté Publique, 481 250, Otto H. Sinds 1945 deel van Polen : Gdansk, ervoor behorende tot Duitsland 319 vooraanstaande familie 320 Frankrijk , voorstad van Valenciennes 321 geen zekerheid over deze info 322 persoonlijke brief van Heppner opgesteld op 20 april 1920, gelezen door de sûreté publique 323 Rapport gemeente Sint Gillis 24 maart 1920 324 elf november 1918 318
136
„Pendant son séjour ici, sa conduite, au point de vue national, n‟a donné lieu à aucune remarque défavorable. 325‟ Hij werd door Engeland na veertien maanden al vrijgelaten omdat de Belgische overheid geen bewijsmateriaal kon voorleggen. Hij kwam terug in november 1915. De informatie werd pas verstrekt op tweeëntwintig april 1920. Andere verdenken hem wel van verdachte praktijken en spionage. „H. a toujours été soupçonné de faire de l‟espionnage pour l‟autorité militaire allemande et il n‟avait pas de profession definie. Il entrait et sortait à toute heure et ne se liverait à aucun travail.‟ Hij kreeg voedingsmiddelen van de Duitse administratie en vertrok in september 1918 naar Duitsland. Dit werd opgesteld te Sint-Gillis op vierentwintig maart 1920.326 Hij beschikte te Sint-Genesiusrode niet over werk en werd met levensmiddelen voorzien door de Duitse overheid. In september 1918 vertrok hij naar Duitsland. H. verbleef na de oorlog te Munchen, Buerkleinstrasse 1 en vroeg toestemming om naar België terug te keren. Hij beschikte over een ijzergieterij327 te Anzin sinds 1891.Hij zou zich graag definitief in België willen vestigen en hij is naar België teruggekeerd in december 1924 of januari 1925. Hij heeft meer dan dertig jaar in Brussel gewoond. In een brief aan de minister van justitie Vandervelde geeft hij nog eens al zijn persoonlijke informatie en referenties en vraagt hij om naar België te mogen terugkeren. Hij zegt dat hij niet weet waarom Frankrijk op zes augustus 1914 naar Brussel getelegrafeerd heeft om hem op te pakken. Voordat hij in München verbleef, had hij een verblijfplaats in Barcelona waar hij het beroep van lasser uitoefende. Op éénentwintig april 1923 vroeg hij zijn visum aan voor België.
325
Gendarmerie nationale : Brussel, le 3 avril 1920, rapport : Rapport gemeente Sint-Gillis : commissariaat van de politie 327 fonderie de fer 326
137
Biografie U. Richard328 U. Richard werd geboren op eenentwintig juni 1877 te Terwischwolla. Hij was Duitser en oefende het beroep van glasblazer uit. Hij kwam van Gerresheim329 op drieëntwintig november 1904 aan in België en woonde vanaf dan te Jumet. Zijn echtgenote was G. Lina die geboren werd te Freiburg op tweeëntwintig mei 1886. Haar familie330 was in november 1902 naar België gekomen, komende van Wirges331. U. Richard was met één van de elf kinderen getrouwd, namelijk Lina .. De vader, G. Willem332, oefende het beroep van glazenmaker uit en verdiende hiermee zijn brood. Richard en Lina hadden te samen drie kinderen. Martha, geboren op negentien november 1905, Richard Ernest, geboren op vijftien december 1906 en Hulda geboren op vierentwintig september 1909. Ze werden alle drie geboren te Jumet. U. Richard vluchtte bij het uitbreken van de oorlog uit de gemeente Jumet en liet hierbij zijn gezin achter. Hij is onderweg gearresteerd.
328
ARA, Sûreté Publique, 727 043, Richard U. Deel van Dusseldorf, staat Noordrijn – Westfalen 330 In het dossier staat vermeld dat ze maar liefst elf kinderen zouden gehad hebben 331 Duitsland, staat Rijnland – Palatinate , 20 km ten NO van Koblenz 332 ARA, Sûreté Publique, 729638 329
138
Biografie S. Emile333 S. Emile-Frédéric werd geboren te Kalberlah334 op drie februai 1869. Zijn ouders waren ook afkomstig van de buurt rond Hannover. Hij was getrouwd met K. Hélène, geboren te Bruckhausen (Rhin) op vijfentwintig oktober 1875, wonende te Châtelineau. Ze trouwden op tien november 1900 te Beeck335. Zijn echtgenote oefende het beroep van huisvrouw uit. Ze kregen twee kinderen die met hen te Châtelineau woonden. Henri, geboren te Bruckhausen op 12 augustus 1901 en Walter geboren te Bruckhausen op drie januari 1903. S. Emile-Frédéric kwam eerst naar België op zeven augustus 1903, zijn vrouw volgde hem iets later op negenentwintig oktober 1903, komende van Hamburg. Ze woonden eerst te Montigny-sur-Sambre, vervolgens in Marchienne, daarop verhuisden ze op tien juni 1911 naar Dampremy, rue de Mons n°304 en bij het uitbreken van de oorlog woonden ze te Châtelineau in de rue du travail n° 12 sinds vijftien juni 1912. S. Emile oefende het beroep van fabrieksarbeider uit. Op zes augustus 1914 werd hij opgepakt door de Belgische autoriteiten omwille van „passager écroué à la disposition de l‟autorité militaire‟. Op acht augustus werd hij overgebracht naar Hoogstraten.336
333
ARA, Sûreté Publique, 745 098, Emile S. Duitsland, staat Saksen, Hannover 335 Rhin Allemagne 336 „cet étranger arrêté à la suite de la guerre germano-belge a été transferé à Hoogstraten 8 août 1914‟ 334
139
Biografie T. Emile337 Emile T. werd geboren op dertien september 1870 in Wiederau338. De verblijfplaats buiten België was gelegen te Chemnitz waar hij met zijn ouders woonde voor hij naar België kwam339. Hij was getrouwd met L. Anne-Margerite op achttien december 1899. Zijn echtgenote werd geboren te Wilwerwiltz340 op vijfentwintig maart 1869. Anne-Margerite had oorspronkelijk de Luxemburgse nationaliteit , maar is Duitse geworden na met Emile te trouwen. Eerst woonde ze in Hordimont, deelgemeente van Verviers, in de rue Neuve n°36, vervolgens woonde ze te Stavelot en vanaf 1893 verbleef ze te Schaarbeek, rue de Cologne n° 211 en werkte ze er als bediende.341 Emile kwam in 1891 naar België en woonde in Mechelen tot éénentwintig januari 1895 en verhuisde dan naar Brussel. Vervolgens verhuisde hij naar Dinant en werkte er als garçon in een café. Van Dinant vertrok hij naar Leuven en Emile oefende daarop het beroep uit van „maître d‟hotel‟. Hij was dus opgeklommen op de sociale ladder. Dertien november 1901 kwam hij naar Oostende wonen in de rue des longs chariots 16. Nadien verbleef hij vanaf vijfentwintig maart 1908 in de Vlaanderenstraat 56 te Gent. Willy werd opgepakt als krijgsgevangene op veertien augustus 1914.342 Hij verbleef op dat moment in Sint Joostten-Noode. Er werd een proces-verbaal opgesteld van de arrestatie, overgebracht aan de directeur generaal van de openbare veiligheid op veertien augustus 1914.343 Er volgt dan een interview met vragen over zijn verblijf in België. De specifieke reden waarom hij wordt opgepakt, wordt niet vermeld.344 Dan volgt er een zwart gat in het dossier zoals bij vele andere personen die opgepakt werden. In 1924 diende hij een verzoek in om zijn zoon te gaan bezoeken in Brussel in de Rue de Laken 80. Emile verbleef op dat moment in Keulen en vroeg een „permis de voyage‟ aan voor vijftien dagen. Hij kreeg een negatief antwoord omdat zijn zoon er sinds veertien augustus 1919 niet meer woonde en zijn huidig adres niet bekend was. Zijn zoon François kende een turbulente periode tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij werd geboren in 1900 en verbleef tot 1943 in België. Hij oefende het beroep uit van hotelbediende. In de Tweede Wereldoorlog werd hij opgepakt voor landloperij, desertie, diefstal, … . Hij vocht ook nog mee met het vreemdelingenlegioen. Bij zijn vrijlating in 1943 uit het interneringscentrum van Rekkem wenste hij zich in Duitsland te gaan vestigen omdat hij in België niet over bestaansmiddelen beschikte. Hij riskeerde wel direct terug opgepakt te worden als hij zich niet gedroeg. De brief met rechterlijke antecedenten wijst erop dat hij heel wat op zijn kerfstok had.
337
ARA, Sûreté Publique, 531 722, Emile T. Dorpje 20 km van Chemnitz ( Saksen) 339 Duitsland, in westen van staat Saksen gelegen 340 Luxemburg, district Diekirch, deel van gemeente Kiischpelt 341 ARA, Sûreté Publique, 533481 342 opgesteld te Vorst op vijftien augustus 1914. 343 Om 17u werd hij opgepakt door D. René. 344 Zie bijlage 338
140