Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 1
de vreemdeling
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 2
albert camus bij de bezige bij De eerste man De val De pest De gelukkige dood
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 3
Albert Camus
De vreemdeling Vertaald door Peter Verstegen
2013 de bezige bij amsterdam
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 4
De vertaler dankt zijn kritische meelezers, Paul Beers en Rozemarijn Milo, voor hun waardevol commentaar.
Copyright © 1942 Éditions Gallimard Copyright Nederlandse vertaling © 2013 Peter Verstegen Eerste druk 1949 Eenendertigste, volledig herziene druk 2013 Oorspronkelijke titel L’étranger Oorspronkelijke uitgever Éditions Gallimard, Parijs Omslagontwerp Studio Jan de Boer Omslagbeeld Hollandse Hoogte / Arcangel Images Foto auteur Henri Cartier-Bresson Vormgeving binnenwerk CeevanWee, Amsterdam Druk Clausen & Bosse, Leck isbn 978 90 234 7773 0 nur 302 www.debezigebij.nl
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 5
deel i
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 6
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 7
1 Vandaag is moeder gestorven. Of misschien gisteren, ik weet het niet. Ik kreeg een telegram van het tehuis: ‘Moeder overleden. Morgen begrafenis. Hoogachtend.’ Dat zegt niets. Misschien was het gisteren. Het bejaardenhuis is in Marengo, tachtig kilometer van Algiers. Ik zal de bus van twee uur nemen, dan kom ik nog in de middag aan. Ik kan bij haar waken en dan morgenavond teruggaan. Mijn baas heb ik twee dagen verlof gevraagd en gezien de reden kon hij dat niet weigeren. Maar hij keek niet blij. Ik heb zelfs tegen hem gezegd: ‘Ik kan er ook niets aan doen.’ Daar heeft hij niet op geantwoord. Dus vond ik dat ik het beter niet had kunnen zeggen. Ik hoefde me tenslotte niet te verontschuldigen. Het lag meer voor de hand dat hij mij zou condoleren. Maar dat zal hij overmorgen wel doen als hij me in de rouw ziet. Op het ogenblik lijkt het nog een beetje of moeder niet dood is. Na de begrafenis zal het wel anders
7
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 8
zijn, dan is het afgehandeld en heeft alles een officieel tintje gekregen. Ik heb om twee uur de bus genomen. Het was heel warm. Ik heb geluncht bij Céleste, zoals altijd. Iedereen had erg met me te doen en Céleste zei: ‘Je hebt maar één moeder.’ Toen ik vertrok hebben ze me tot aan de deur gebracht. Ik was er met mijn hoofd niet bij, omdat ik nog bij Emmanuel langs moest om een zwarte stropdas te lenen en een rouwband. Hij heeft een paar maanden terug zijn oom verloren. Ik moest rennen om de bus te halen. Door de haast, het gedraaf, door dat alles moet het wel komen, plus nog het gehots, de benzinelucht, de schittering van het licht op de weg en vanuit de lucht, dat ik ben weggezakt. Ik heb bijna de hele reis geslapen. En toen ik wakker werd, hing ik tegen een soldaat aan die naar me glimlachte en vroeg of ik van ver kwam. Ik zei ‘ja’ om ervan af te zijn. Het tehuis ligt op twee kilometer van het dorp. Ik ben gaan lopen. Ik wilde moeder meteen zien. Maar de conciërge zei dat ik eerst bij de directeur langs moest. Omdat die ergens mee bezig was, heb ik een poos moeten wachten. Al die tijd is de conciërge aan de praat gebleven en daarna heb ik de directeur gesproken: hij ontving me in zijn kantoor. Het was een oud mannetje met de rozet van het Legioen van Eer. Hij keek me aan met zijn lichte ogen. Toen drukte hij me de hand en hield die zo lang vast dat ik niet meer wist hoe ik hem terug moest trekken. Hij keek
8
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 9
in een map en zei: ‘Mevrouw Meursault is hier drie jaar geleden komen wonen. Ze had alleen u.’ Ik dacht dat hij me iets verweet en begon het uit te leggen. Maar hij onderbrak me: ‘U hoeft zich nergens voor te excuseren, beste jongen. Ik heb uw moeders dossier gelezen. Ze had verzorging nodig. Uw salaris is bescheiden. En al met al had ze het hier meer naar haar zin.’ ‘Ja, meneer de directeur,’ zei ik. Hij voegde er nog aan toe: ‘Ze had tenslotte vrienden hier, mensen van haar eigen leeftijd. Met hen kon ze haar interesse delen voor de dingen van een voorbije tijd. U bent jong en ze zou zich bij u verveeld hebben.’ Dat was waar. Toen ze nog thuis woonde bleef ze me altijd maar stil met haar ogen volgen. De eerste dagen in het tehuis moest ze veel huilen. Maar dat was om wat ze gewend was. Na een paar maanden zou ze gehuild hebben als ze het tehuis uit had gemoeten. Ook om wat ze gewend was. Dat is zo’n beetje de reden dat ik het afgelopen jaar haast niet meer naar haar toe ben gegaan. En ook omdat het me mijn zondag kostte – plus de moeite van de gang naar het busstation, het kopen van een kaartje en twee uur onderweg. De directeur heeft nog meer gezegd. Maar ik luisterde niet meer. Toen zei hij: ‘U wilt uw moeder zeker zien?’ Ik stond op zonder iets te zeggen en hij ging me voor naar de deur. Op de trap legde hij me uit: ‘We hebben haar overgebracht naar ons kleine mortuarium. Om de anderen niet van streek te ma-
9
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 10
ken. Steeds als er iemand van het huis overlijdt zijn de anderen een paar dagen van slag. En dat bemoeilijkt de zorg.’ We zijn een binnenplaats overgestoken waar heel veel ouwe mensen in groepjes zaten te praten. Ze vielen stil toen wij langskwamen. En achter onze rug zijn ze weer begonnen. Als een oorverdovend gekwetter van parkieten. Bij de deur van een klein bijgebouw heeft de directeur me alleen gelaten: ‘Ik neem afscheid van u, meneer Meursault. Als u me nog nodig hebt, ik ben op mijn kantoor. De begrafenis is in principe morgenochtend om tien uur. Vannacht kunt u waken bij de overledene. Nog één ding: het schijnt dat uw moeder meermalen tegen haar huisgenoten heeft gezegd dat ze een christelijke begrafenis wilde. Ik heb op me genomen om het nodige te regelen. Maar ik wilde u wel op de hoogte stellen.’ Ik bedankte hem. Moeder was niet atheïstisch, maar ze heeft nooit één moment van haar leven aan godsdienst gedacht. Ik ben er binnengegaan. Het was een heel lichte ruimte, met witgekalkte wanden en een glazen dak. Als meubels stonden er wat stoelen en schragen in de vorm van een X. In het midden rustte op twee ervan een kist met het deksel erop. Maar je zag de glimmende schroeven die er losjes ingedraaid waren uit de bruingebeitste planken omhoog steken. Ernaast zat een Arabische ziekenverzorgster in een wit schort met een felgekleurde hoofddoek. Op dat moment is achter mij de conciërge binnen-
10
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 11
gekomen. Hij had moeten rennen. Hij stamelde een beetje: ‘Het deksel zit erop, maar het is de bedoeling dat ik de schroeven losdraai, dan kan u haar zien.’ Hij liep op de kist toe maar ik hield hem tegen. Hij zei: ‘Wilt u het niet?’ Ik antwoordde: ‘Nee.’ Hij bleef staan en ik geneerde me omdat ik het gevoel had dat ik dat niet had moeten zeggen. Hij aarzelde, keek me aan en vroeg: ‘Waarom?’, maar zonder verwijt, alsof hij alleen maar nieuwsgierig was. Ik zei: ‘Dat weet ik niet.’ Toen draaide hij aan zijn snor en verklaarde, zonder me aan te kijken: ‘Ik begrijp het.’ Hij had mooie, lichtblauwe ogen en een blozende gelaatskleur. Hij gaf me een stoel en ging zelf een stukje achter me zitten. De verzorgster stond op en liep naar de uitgang. Op dat moment zei de conciërge tegen me: ‘Ze heeft een sjanker.’ Omdat ik hem niet begreep keek ik de verpleegster na en zag dat ze een doek om haar hoofd droeg, vlak onder haar ogen. Ter hoogte van de neus was de doek vlak. Je zag alleen maar het wit van de doek in haar gezicht. Toen ze de deur uit was, zei de conciërge: ‘Dan ga ik u nu alleen laten.’ Ik weet niet wat voor gebaar ik heb gemaakt, maar hij bleef achter me staan. Die aanwezigheid in mijn rug hinderde me. Het vertrek was vol mooi namiddaglicht. Twee grote wespen zoemden tegen het dakraam. En ik voelde me echt slaperig worden. Zonder me naar hem om te keren heb ik de conciërge gevraagd: ‘Bent u al lang hier?’ Hij gaf meteen antwoord, alsof hij mijn vraag had verwacht: ‘Vijf jaar.’
11
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 12
Daarna bleef hij babbelen. Hij zou het nooit geloofd hebben als ze hem hadden verteld dat hij nog eens conciërge zou worden in het bejaardenhuis van Marengo. Hij was vierenzestig en kwam uit Parijs. Ik onderbrak hem: ‘Ah, u bent niet van hier?’ Het schoot me te binnen dat hij iets over moeder had gezegd voor hij me naar de directeur bracht. Hij had gezegd dat ze snel begraven moest worden, omdat het heet was in het laagland, vooral in deze streek. Daarna zei hij dat hij lang in Parijs had gewoond en het maar moeilijk kon vergeten. In Parijs heb je de overledene drie dagen bij je, soms wel vier. Hier is daar geen tijd voor, je raakt er niet aan gewend dat je meteen achter de lijkkoets aan moet. Zijn vrouw zei toen: ‘Stil toch, zulke dingen moet je niet zeggen tegen meneer.’ De ouwe bloosde en begon zich te excuseren. Maar ik onderbrak hem en zei: ‘Nee hoor. Nee hoor.’ Ik vond dat het klopte wat hij zei en het interesseerde me. In het kleine mortuarium heeft hij me verteld dat hij bij het tehuis was binnengekomen als armlastige. Omdat hij zich goed gezond voelde had hij gesolliciteerd naar de functie van conciërge. Ik wees hem erop dat hij dus eigenlijk zelf tot de bewoners behoorde. Hij zei van niet. Het was me al eerder opgevallen dat hij het had over ‘ze’, ‘de anderen’, en wat minder vaak ‘de oudjes’ als hij de bewoners bedoelde van wie sommigen niet ouder waren dan hij. Maar natuurlijk was het niet hetzelfde. Hij was conciërge
12
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 13
en tot op zekere hoogte had hij wat over ze te vertellen. Op dat ogenblik kwam de verzorgster binnen. Het was opeens avond geworden. Heel snel werd het donkerder boven het dakraam. De conciërge draaide het knopje om en ik werd verblind door het plotseling spetterende licht. Hij nodigde me uit om wat te gebruiken in de eetruimte. Maar ik had geen honger. Toen bood hij me aan een kop koffie te halen, met melk. Ik drink graag koffie met melk, dus ik zei ja en even later kwam hij terug met een dienblad. Ik dronk. Toen kreeg ik zin om te roken. Maar ik aarzelde omdat ik niet wist of dat tegenover moeder wel kon. Ik dacht erover na, het was niet van belang. Ik bood de conciërge een sigaret aan en we hebben samen zitten roken. Op een gegeven moment zei hij: ‘O ja, de vrienden van mevrouw uw moeder komen ook waken. Dat is hier de gewoonte. Ik moet gaan zorgen voor stoelen en zwarte koffie.’ Ik vroeg of een van de lampen uit kon. Ik werd moe van de weerschijn van het licht op de witte muren. Hij zei dat het niet kon. Zo was het geïnstalleerd: het was alles of niets. Ik heb verder niet veel acht op hem geslagen. Hij is vertrokken, is teruggekomen en heeft stoelen neergezet. Op een ervan heeft hij kopjes gestapeld rond een koffiekan. Toen is hij tegenover me komen zitten, aan de andere kant van moeder. De verzorgster zat er ook, meer naar achteren, met haar rug naar ons toe. Ik
13
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 14
kon niet zien wat ze deed. Maar afgaande op de beweging van haar armen was ze aan het breien. De lucht was zacht, de koffie had me verwarmd en door de open deur kwam de nachtlucht binnen die naar bloemen rook. Ik geloof dat ik even gedoezeld heb. Door een geritsel werd ik wakker. Omdat ik mijn ogen een tijd dicht had gehad, leek de ruimte nu nog scheller wit. Er was geen enkele schaduw te zien en elk ding, elke hoek, elke gebogen lijn tekende zich af met een puurheid die pijn deed aan je ogen. Op dat moment zijn de vrienden van moeder binnengekomen. Al met al een stuk of tien die zich zwijgend bewogen door dat verblindende licht. Ze zijn gaan zitten zonder dat er één stoel kraakte. Ik heb naar ze gekeken zoals ik nog nooit naar mensen gekeken had en er ontsnapte me geen enkel detail van hun gezicht en kleding. Toch hoorde ik ze niet en het kostte me moeite te geloven dat ze echt waren. Bijna alle vrouwen hadden een schort voor en door de ceintuur om hun middel kwam hun bolle buik extra uit. Ik had er nooit bij stilgestaan dat ouwe vrouwen zulke dikke buiken konden krijgen. De mannen waren bijna allemaal heel mager en hadden een wandelstok. Wat me speciaal opviel aan hun gezicht was dat ik hun ogen niet zag, alleen maar een glansloos lichtje midden in een nest van rimpels. Toen ze gingen zitten keken de meesten me aan en knikten een beetje verlegen naar me, hun lippen helemaal weggeslonken door hun tandeloosheid, en ik was er niet zeker van of ze me
14
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 15
groetten of dat het een tic was. Ik geloof toch wel dat ze me wilden groeten. Toen opeens ben ik me ervan bewust geworden dat ze daar tegenover me allemaal zaten te knikkebollen, aan weerszij van de conciërge. Even had ik het bespottelijke idee dat ze daar zaten als mijn rechters. Kort hierna begon een van de vrouwen te huilen. Ze zat op de tweede rij, half verscholen achter een van de andere vrouwen en ik kon haar niet goed zien. Ze huilde met kleine uithalen, heel regelmatig: het leek wel of ze nooit op zou houden. De anderen lieten niet merken dat ze het hoorden. Ze zaten er ingezakt bij, somber en zwijgend. Ze keken naar de kist of naar hun wandelstok, of wat het ook was, maar ze keken dan ook nergens anders naar. De vrouw bleef huilen. Ik verbaasde me erg, omdat ik haar niet kende. Ik had haar liever niet meer willen horen. Toch durfde ik haar dat niet te zeggen. De conciërge boog zich naar haar toe en zei iets tegen haar, maar ze schudde haar hoofd, mompelde iets en ging door met huilen, nog even regelmatig. Toen is de conciërge naar me toe gekomen. Hij kwam vlak bij me zitten. Hij wachtte nog een hele poos en heeft me toen ingelicht zonder me aan te kijken: ‘Ze had een sterke band met mevrouw uw moeder. Ze zegt dat die haar enige vriendin was hier en nu heeft ze niemand meer.’ We zijn zo een hele poos blijven zitten. Het snikken en zuchten van de vrouw kwam nu met grotere
15
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 16
tussenpozen. Ze moest nog vaak haar neus ophalen en is toen stilgevallen. Ik had geen slaap meer, maar ik was moe en had pijn in mijn rug. Nu was het de stilte van al die mensen waar ik niet tegen kon. Alleen hoorde ik nu en dan een raar geluid en ik begreep niet wat het was. Na een poos heb ik begrepen dat sommigen van die ouwe mannen hun wangen naar binnen zogen en zich dan zo’n raar klakgeluid lieten ontglippen. Ze hadden het zelf niet in de gaten, zo waren ze verdiept in hun gedachten. Ik had zelfs de indruk dat deze dode, rustend in hun midden, in hun ogen niets te betekenen had. Maar ik denk nu dat het een verkeerde indruk was. We hebben allemaal een kop koffie gedronken, ingeschonken door de conciërge. Daarna weet ik het niet meer. De nacht is voorbijgegaan. Ik weet nog dat ik op een gegeven moment mijn ogen opendeed en dat de oudjes allemaal in elkaar gedoken zaten te slapen, behalve één die, de kin op de rug van zijn handen, rond zijn wandelstok, mij strak aankeek, alsof hij alleen maar zat te wachten op het moment dat ik wakker zou worden. Toen ben ik opnieuw in slaap gevallen. Ik werd wakker omdat ik steeds meer last van mijn rug kreeg. De dag gleed over het glazen dak. Even later werd een van de ouwe mannen wakker en begon erg te hoesten. Hij spoog fluimen in een grote geruite zakdoek en het was of elke fluim eruit getrokken werd. De anderen werden daar wakker van en de conciërge zei dat ze moesten vertrek-
16
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 17
ken. Ze zijn opgestaan. Door al het ongemak van de wake hadden hun gezichten de kleur van as. Bij het weggaan hebben ze me allemaal de hand gedrukt, tot mijn stomme verbazing – alsof deze nacht waarin wij geen woord hadden gewisseld ons nader tot elkaar had gebracht. Ik was moe. De conciërge nam me mee naar zijn eigen woongedeelte en ik heb een beetje toilet kunnen maken. Ik heb nog een kop koffie met melk gekregen die heel lekker was. Toen ik vertrok was het volop dag. Boven de heuvels tussen Marengo en de zee was de hemel vol rode strepen. En de wind die over de heuvels kwam nam een ziltige lucht mee. Het beloofde een mooie dag te worden. Het was een hele tijd geleden dat ik de stad uit was geweest en ik voelde wat een genoegen ik zou hebben beleefd aan een wandeling als moeder er niet geweest was. Maar ik bleef staan op de binnenplaats, onder een plataan. Ik snoof de lucht op van de frisse aarde en had geen slaap meer. Ik moest denken aan mijn collega’s van kantoor. Op dit uur stonden ze op om naar hun werk te gaan: voor mij was dat altijd het moeilijkste uur. Ik bleef daar nog een beetje over nadenken, maar werd afgeleid door een klok in het gebouw die begon te slaan. Er was wat drukte achter de ramen en toen werd alles weer stil. De zon stond al hoger aan de hemel: hij begon mijn voeten te warmen. De conciërge kwam de binnenplaats op om te zeggen dat de directeur me wilde spreken. Ik ging naar
17
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 18
zijn kantoor. Hij liet me een aantal papieren tekenen. Ik zag dat hij in het zwart was, met een streepjesbroek. Hij heeft de telefoon aangenomen en toen tegen me gezegd: ‘De mensen van de uitvaart zijn er al. Ik zal ze vragen de kist te sluiten. Wilt u eerst nog een laatste keer uw moeder zien?’ Ik zei nee. Hij heeft met gedempte stem instructies gegeven door de telefoon: ‘Figeac, zeg die mensen dat ze kunnen beginnen.’ Toen zei hij dat hij de begrafenis zou bijwonen en ik bedankte hem. Hij ging achter zijn bureau zitten en sloeg zijn korte benen over elkaar. Hij maakte me erop attent dat hij en ik de enigen zouden zijn, met de verpleegster van dienst. In principe werden begrafenissen nooit bijgewoond door de huisgenoten. Hij liet ze alleen een wake houden: ‘Dat is humaner,’ merkte hij op. Maar in dit geval had hij een ouwe vriend van moeder toestemming gegeven om mee te lopen achter de kist: ‘Thomas Pérez.’ Hier glimlachte de directeur. Hij zei: ‘U begrijpt, het gaat om wat kinderlijke gevoelens. Maar hij en uw moeder waren haast onafscheidelijk. In het tehuis werden er grapjes over gemaakt, tegen Pérez werden dingen gezegd als: “Ze is uw verloofde toch.” Daar moest hij om lachen. Dat vonden ze leuk. En het is een feit dat de dood van mevrouw Meursault hem erg aangegrepen heeft. Ik vond dat ik hem de toestemming niet kon weigeren. Maar op advies van onze vaste geneesheer heb ik hem verbo-
18
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 19
den om mee te doen aan de wake van vannacht.’ We hebben een hele tijd niets gezegd. De directeur stond op en ging uit het raam van zijn kantoor kijken. Op een bepaald moment merkte hij op: ‘Daar hebben we de pastoor uit Marengo al. Hij is vroeg.’ Hij waarschuwde me dat het drie kwartier lopen was naar de kerk in het dorp. We zijn de trap af gegaan. Voor het gebouw stonden de pastoor en twee koorknapen. Een van hen droeg een wierookhouder en de priester boog zich naar hem toe om de lengte van de zilveren ketting te verstellen. Bij onze komst richtte de priester zich op. Hij noemde me ‘mijn zoon’ en zei een paar woordjes tegen me. Hij ging naar binnen, ik volgde hem. Ik zag meteen dat de schroeven van de kist nu diep in het hout zaten en dat er vier mannen in het zwart waren gearriveerd. Ik hoorde de directeur zeggen dat de koets buiten klaarstond en de priester is meteen met zijn gebeden begonnen. Vanaf dat moment ging alles heel vlot. De mannen zijn op de kist toegelopen met een rouwkleed. De priester met zijn knapen, de directeur en ik zijn op weg gegaan. Voor de deur stond een dame die ik niet kende. ‘Meneer Meursault,’ zei de directeur. Ik verstond de naam van de dame niet en begreep alleen dat zij de afgevaardigde verpleegster was. Ze knikte me toe zonder een glimlach op haar lang en benig gezicht. Toen hebben we ruimte gemaakt om de kist te laten passeren. We zijn achter de dragers aan het tehuis uit gelopen.
19
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 20
Voor de deur stond de koets. Langwerpig en glimmend van de lak deed hij denken aan een pennendoos. Ernaast stonden de man van de uitvaart, een kleine man in belachelijke kleren, en een ouwe baas met een gelegenheidsgezicht. Ik begreep dat dit meneer Pérez was. Hij droeg een zachte vilthoed met ronde bol en brede rand (die hij afnam toen de kist de deur uit kwam), een kostuum waarvan de broek lubberde over zijn schoenen en een zwarte das met te kleine knoop bij zijn overhemd met wijde witte kraag. Zijn lippen trilden onder een neus bezaaid met zwarte puntjes. Zijn witte, tamelijk fijne haar liet rare, slappe en lelijk gevormde oren vrij en ik werd getroffen door hun bloedrode kleur in dat vaalwitte gezicht. De man van het uitvaartcentrum wees ons onze plaatsen. Voorop liep de pastoor, daarachter kwam de koets. Daaromheen de vier mannen. Daarachter de directeur, ikzelf en als hekkensluiters de afgevaardigde verpleegster en meneer Pérez. De hemel straalde al van zonlicht. Het licht begon te drukken op de aarde en het werd snel warmer. We hebben nog een tijd gewacht, waarop weet ik niet, alvorens op weg te gaan. Ik had het warm in mijn donkere pak. De ouwe baas heeft eerst zijn hoed weer opgezet en hem toen opnieuw afgenomen. Ik keerde me naar hem toe en heb hem eens goed bekeken, terwijl de directeur me over hem vertelde. Hij zei dat mijn moeder en meneer Pérez ’s avonds vaak helemaal naar het dorp wandelden, onder bege-
20
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 21
leiding van een verpleegster. Ik keek naar het landschap om me heen. Door de lijnen van de cipressen die omhoog liepen naar de heuvels dicht bij de hemel, door die rode en groene grond en de spaarzame, scherp afgetekende huizen begon ik moeder te begrijpen. In deze streek moesten de avonden zijn als een weemoedige adempauze. Overdag maakte het overdadige zonlicht waar het landschap van trilde dat het er onbarmhartig en neerdrukkend uitzag. We hebben ons in beweging gezet. Op dat moment viel me op dat Pérez een beetje mank liep. De koets kreeg langzamerhand wat meer vaart en de ouwe man raakte achterop. Een van de mannen aan weerszij van het rijtuig kon het ook niet bijhouden en liep nu gelijk op met mij. Ik was er verbaasd over hoe snel de zon omhoog klom aan de hemel. Het viel me op dat het hierbuiten al de hele tijd gonsde van sjirpende insecten en het geknisper van het gras. Het zweet droop van mijn wangen. Omdat ik geen hoed had wuifde ik me koelte toe met mijn zakdoek. De man van het uitvaartcentrum heeft toen iets tegen me gezegd wat ik niet verstond. Tegelijk veegde hij met een zakdoek in zijn linkerhand het zweet van zijn schedel en lichtte met de rechter de rand van zijn pet op. ‘Wat zegt u?’ vroeg ik. Hij herhaalde het, wijzend naar de hemel: ‘’t Is snoeiheet.’ Ik zei ja. Even later: ‘Is het úw moeder daar?’ Ik zei weer ja. ‘Was ze oud?’ ‘Gaat wel,’ antwoordde ik, omdat ik
21
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 22
het precieze aantal jaren niet wist. Daarna hield hij zijn mond. Ik keek om en zag dat de oude Pérez zo’n vijftig meter achter was geraakt. Hij haastte zich, met zijn vilthoed bungelend in zijn hand. Ik keek ook naar de directeur. Die liep met grote waardigheid, zonder één onnodig gebaar. Een paar zweetdruppels parelden op zijn voorhoofd, maar hij heeft ze niet afgeveegd. Het leek me dat de stoet iets vlugger ging. Om mij heen was nog steeds hetzelfde stralende, van licht verzadigde landschap. De schittering van de hemel was onverdraaglijk. Op een gegeven moment liepen we over een stuk weg dat onlangs nieuw geteerd was. Door de zon was de teer gebarsten. Je voeten zakten erin weg en maakten gaten in de glinsterende smurrie. De hardleren hoed van de voerman boven het rijtuig leek gekneed in die zwarte modder. Ik voelde me wat verloren tussen de blauw met witte hemel en de monotonie van die kleuren, het klevende zwart van het open teer, het doffe zwart van de kleding, de zwarte lak van de koets. Dat alles bij elkaar, de zon, de koets met zijn lucht van leer en paardenvijgen, van lak en van wierook, de vermoeidheid van een slapeloze nacht, het vertroebelde mijn blik en mijn gedachten. Ik keek opnieuw om: Pérez leek heel ver weg, verloren in een wolk van hitte, en daarna zag ik hem niet meer. Ik zocht hem met mijn blik en zag dat hij van de weg af was gegaan en door het veld liep. Ik constateerde ook dat de weg vóór mij afboog.
22
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 23
Ik begreep dat Pérez, die het land kende, een stuk afsneed om ons weer in te halen. In de bocht kreeg hij weer aansluiting. Daarna zijn we hem kwijtgeraakt. Hij ging opnieuw door het veld en dat een aantal keren. Ikzelf voelde het bloed in mijn slapen bonzen. Toen is alles zo haastig, zo zeker en vanzelfsprekend verlopen dat ik me er niets meer van herinner. Eén ding maar: toen we het dorp in kwamen heeft de afgevaardigde verpleegster iets tegen me gezegd. Ze had een eigenaardige stem die niet paste bij haar gezicht, een klankvolle, beverige stem. Ze zei: ‘Als je langzaam loopt, dan heb je kans op een zonnesteek. Maar als je te vlug loopt, dan transpireer je over je hele lijf en met die hitte vat je dan kou in de kerk.’ Ze had gelijk. Er was niet aan te ontkomen. Ik heb nog een paar beelden bewaard van die dag: zoals het gezicht van Pérez toen hij ons de laatste keer bij het dorp weer had ingehaald. Grote tranen van de zenuwen en van verdriet liepen over zijn wangen. Maar vanwege zijn rimpels gleden ze niet weg. Ze verspreidden zich, vonden elkaar en vormden een vernis van water op dat verwoeste gezicht. Daarna kwam de kerk met de dorpsbewoners op straat, de rode geraniums op de zerken, Pérez die flauwviel (een trekpop die in elkaar zakte), de bloedkleurige aarde die over moeders kist rolde, het witte vlees van de wortels die erdoorheen staken, nog meer mensen, stemmen, het dorp, het wachten voor een café, het aanhoudende ronken van de motor en hoe blij ik was toen de auto-
23
Camus De vreemdeling 20-12-12 11:48 Pagina 24
bus aankwam in het nest van lichtjes van Algiers en hoe ik bedacht dat ik naar bed zou gaan en twaalf uur zou slapen.
24