Vreemdeling in Nederland
Een onderzoek naar de rol van rechtvaardigheid bij het Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt Universiteit voor Humanistiek
H2: Waarden, instituties, en professionaliteit
Bachelorjaar 2, 2010/2011
Docent: Fernando Suarez-Muller
Verslag 08 juli 2011
Begeleider: Fenna Bergmans
Kiki Biel
[email protected]
(0080106)
Troelstralaan 79, 3515 CH Utrecht
Laura van Ree
[email protected]
(90043 )
Lofoten 30, 3524 AT Utrecht
Myrte van de Klundert
[email protected]
(90003)
Stuyvesantstraat 47-3, 1058 AK, Amsterdam+316 12035969
+316 57362368
+316 40787512
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Probleemschets
1
1.2 Probleemstelling
3
1.3 Theoretisch kader
5
1.4 Methode
9
Hoofdstuk 2 Rechtvaardigheid, humanisering en Stichting ROS
11
Myrte van de Klundert 2.1 Inleiding
11
2.2 Rechtvaardigheid
11
2.3 Systeem- en leefwereld, communicatief en stategisch/instrumenteel handelen
13
2.4 Analyse van de situatie van de vreemdeling aan de hand van Habermas
14
2.5 Het ROS
15
2.6 Het ROS als schakel tussen systeem- en leefwereld
17
2.7 Conclusie
20
Hoofdstuk 3 Medewerkers
22
Laura van Ree 3.1 Visie rechtvaardigheid van Connie van den Broek
22
3.2 Raakvlak visie van medewerker met visie op rechtvaardigheid van Nussbaum.
24
3.3 Rechtvaardigheid in de praktijk door normatieve professionaliteit
26
3.4 Conclusie
29
3.5 Verantwoording
30
Hoofdstuk 4 Vreemdelingen
31
Kiki Biel 4.1 inleiding
31
4.2 Positie van ongedocumenteerden
32
4.3 Positionering van ongedocumenteerden
37
4.4 conclusie
39
Hoofdstuk 5 Conclusie
41
5.1 Conclusie
41
5.2 Vervolgonderzoek
42
Bronnenoverzicht
43
Literatuur
43
Internet
44
Interviews
46
Bijlagen
47
A Interview Connie 16 juni 2011
47
B Interview Vreemdelingen op 16 en 20 juni 2011
52
C Nussbaums capabilities list
54
E Wie deed wat
56
F Reflecties
56
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Probleemschets
Elk jaar komen vele vreemdelingen Nederland binnen, op zoek naar een (economisch) betere toekomst, vluchtend voor geweld in het land van herkomst, uit angst voor vervolging of om andere redenen. Van belang voor deze vreemdelingen is het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dat in Nederland directe werking heeft en boven nationale wetgeving staat, en het Internationaal Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen (Geneefse conventie) van de Verenigde Naties. (rijksoverheid.nl/onderwerpen/asielbeleid-enimmigratie/asielbeleid). Deze verdragen bepaalt wanneer iemand de status van „vluchteling‟ heeft en als zodanig bescherming en asiel behoort te krijgen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beoordeelt de asielaanvragen van vreemdelingen (vluchtelingenwerk.nl/asiel/de-asielprocedure-van-aankomst-tot-verblijf). In 50% van de gevallen wordt binnen 8 dagen een beslissing gemaakt. In 2009 werden in totaal 14.905 eerste- en vervolgaanvragen voor asiel gedaan (vluchtelingenwerk.nl/vluchtelingen/vluchtelingen-in-getallen). De IND heeft in dit jaar 20.100 asielaanvragen afgehandeld (dit is inclusief de openstaande asielaanvragen uit 2008) waarvan 44% is ingewilligd. Van januari tot en met september 2009 zijn er in de EU-lidstaten 190.700 asielaanvragen gedaan waarvan 6% in Nederland (rijksoverheid.nl/onderwerpen/asielbeleid-en-immigratie/asielbeleid) . Na afwijzing van de asielaanvraag staat de mogelijkheid open van hoger beroep waarin getoetst kan worden of het IND de zaak zorgvuldig en correct heeft behandeld. Daarna blijft er nog de Raad van de staat en het Europees Hof van de Rechten van de Mens, maar het komt niet zo vaak voor dat asielzoekers deze stappen ondernemen (vluchtelingenwerk.nl/asiel/de-asielprocedure.php). Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is verantwoordelijk voor de opvang van vreemdelingen tijdens de asielprocedure. Bij afwijzing van de aanvraag vervalt na vier weken het recht op opvang en moet de vreemdeling het land verlaten (vluchtelingenwerk.nl/asiel/de-asielprocedure.php). De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) begeleidt bij de voorbereiding van vertrek uit Nederland
(dienstterugkeerenvertrek.nl/werkwijze/). Wanneer een vreemdeling vier weken na afwijzing nog niet is vertrokken kan hij worden overgeplaatst naar een vrijheidsbeperkende locatie (VBL). Veel uitgeprocedeerde asielzoekers voorkomen dat ze in een VBL komen en trekken Nederland in zonder verblijfsvergunning. Vanaf dat moment zijn zij „illegalen‟, „sans papier‟, „ongedocumenteerden‟ geworden (Interview met Connie, 1)
Volgens de laatste schatting uit 2005/2006 waren er 128.907 illegalen in Nederland (Van der Heijden, 2006). Naar verwachting is dit aantal gedaald in verband met het generaal pardon aan 26.000 ex asielzoekers in 2007. Bovendien zijn door de uitbreiding van de EU in 2007 met de landen Bulgarije en Roemenië arbeidsmigranten uit die landen geen illegale vreemdelingen meer. De schatting over 2010 is nog niet gepubliceerd (wodc.nl). Het probleem van illegaal in Nederland verblijvende mensen is te begrijpen in de context van globalisering. Wereldwijde migratiestromen botsen met de traditionele, op de natiestaat gebaseerde concept van burgerschap. Traditioneel is burgerschap gebaseerd op nationaliteit en is burgerschap de basis waarop men drager is van rechten (Marshall, 1950). De traditionele territoriale natiestaat controleert bewegingen van zijn populatie en bepaalt „who belongs and who does not, who may come and who not‟, (Torpey, 2000, p.13. In: Axtmann, 2003, p.217). We willen niet alle migranten burger maken, want dan moeten we hen ook alle dure sociale voorzieningen geven. Het gaat hier niet meer om lidmaatschap van de politieke gemeenschap op zich, maar om beheersing van het naakte leven (Agamben, 1995). Om administratief en politiek met vluchtelingen om te gaan hebben veel landen systemen van quasiburgerschap ontwikkelt, waarbij mensen het recht hebben om in het land te verblijven, maar geen volle politieke en sociale rechten genieten. Zij worden wel denizens genoemd, afgeleidt van citizens en to deny = voorbehouden (T. Hammar, 1990. In Axtmann 2003, P.220). Maar wat moet er gebeuren met illegale arbeiders, tijdelijke arbeiders, niet geautoriseerde families, asielzoekers en geweigerde asielzoekers die nog niet zijn gedeporteerd of in de illegaliteit zijn verdwenen? Hoe moeten we met deze marginals aan de rand van onze welvarende samenleving omgaan? (Martinello, 1994. In: Axtmann, 2003, p.220). Welke positie komt hun toe en hoe zijn de waarden van onze democratische samenleving op hun van toepassing?
In het postnationale burgerschapsconcept zou individualiteit nationaliteit kunnen vervangen in een transnationale gemeenschap gebaseerd op internationale conventies, wetten en mensenrechten. Het karakter van de staat verandert met de taak tot institutionalisering van internationale mensenrechten. Burgerschapsrechten zouden dan onafhankelijk van nationaliteit toegekend worden aan alle in het land wonende mensen. In de praktijk blijkt dit problematisch. Niet voor niets is het toekennen van burgerschap aan vreemdelingen (non-nationals) en hun sociale integratie een van de katalysatoren van rechts-extreme populistische bewegingen (Axtman, 2003, p.220-221).
Wij veronderstellen dat rechtvaardigheid, menswaardigheid en humanisering in het geding zijn in de geschetste context omdat vreemdelingen in een positie met weinig rechten verkeren. Deze veronderstelling gaat terug op vooroordelen over wat een vreemdeling kan doen en zijn in de Nederlanse context. We gaan er voorts vanuit dat het vreemdelingenbeleid wellicht in uiteindelijke zin gericht is op rechtvaardigheid, maar dat deze waarde in de praktijk in het geding kan komen. Op welke manieren gebeurt dit, en wat kan gedaan worden om te humaniseren? Om te onderzoeken hoe rechtvaardigheid in het geding is focussen we op een organisatie die zich bezighoudt met de problemen van niet-burgers. We hebben hiervoor het Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt (ROS) uitgekozen. Het ROS is een onafhankelijke stichting die zich inzet voor de belangen van vreemdelingen zonder verblijfsrecht en een klein centrum heeft waar de zojuist beschreven vreemdelingen (in asielprocedure en ongedocumenteerden) terecht kunnen voor basale hulp. We focussen op de rol van rechtvaardigheid in de organisatie en de rol van de organisatie voor rechtvaardigheid.
1.2 Probleemstelling
1.2.1 Vraag- en doelstelling
Blijkbaar zijn de genoemde mensenrechten en het immigratiebeleid in de praktijk niet zomaar voldoende voor het opvangen van migranten en het waarborgen van mensenrechten. Rechtvaardigheid
is blijkbaar in het geding waar het de mensen betreft die door deze organisatie worden opgevangen. Maar wat is rechtvaardigheid dan, en 'hoe doe je dat'? De doelstelling van dit onderzoek is om verheldering te krijgen in de manier waarop in praktijk door de stichting ROS wordt vormgegeven aan rechtvaardigheid. Bijkomend hopen we hierbij inzicht te krijgen in wat rechtvaardigheid meer in het algemeen kan betekenen. De vraagstelling van dit onderzoek luidt:
In hoeverre speelt een notie van rechtvaardigheid een rol binnen de organisatie Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt?
1.2.2 Deelvragen
In hoofdstuk 2 onderzoekt Myrte wat de plaats is van deze organisatie in de context van onze maatschappij, toegespitst op vreemdelingenbeleid. Hiervoor werken we Habermas' theorie nader uit. We onderzoeken vervolgens wat dit betekent voor rechtvaardigheid en humanisering. Hiervoor werken we in dit hoofdstuk Nussbaum nader uit en proberen te duiden of en zo ja, in welke opzichten, er in en door deze organisatie humanisering plaatsvindt:
Welke plaats heeft stichting ROS in de maatschappij en wat betekenen deze plaats van de organisatie in context en de activiteiten die zij als zodanig kan uitvoeren voor rechtvaardigheid en humanisering?
In het derde hoofdstuk onderzoekt Laura hoe rechtvaardigheid een rol speelt in het professionele leven van de medewerkers. Hoe sluit wat zij doen in praktijk aan op Nussbaums visie op rechtvaardigheid en Kals normatieve professionaliteit en wat verstaan ze zelf onder rechtvaardigheid: Wat verstaan medewerkers van de organisatie onder rechtvaardigheid, in hoeverre speelt deze notie een rol in het leven en werken van de medewerkers en hoe verhoudt deze notie zich tot ons theoretisch kader?
Kiki gaat in hoofdstuk 4 op zoek naar het verhaal van de ongedocumenteerden, asielzoekers en vluchtelingen die worden gesteund door het ROS. We begonnen onze vraagstelling vanuit de veronderstelling dat rechtvaardigheid in het geding is bij situatie van mensen zonder documenten. Om een beeld te krijgen van welke rol rechtvaardigheid concreet speelt bij vreemdelingen, en daarmee in de organisatie, beantwoorden we de laatste deelvraag: Wat verstaan vreemdelingen onder rechtvaardigheid en welke rol spelen verschillende aspecten van rechtvaardigheid zoals door ons geformuleerd in hun leven?
In de conclusie zullen we de bevindingen samenvatten. We zullen de hoofdvraag beantwoorden en terugkomen op ons theoretisch kader om te zien hoe het ROS zich verhoudt tot ons begrip van humanisering.
1.3 Theoretisch kader
1.3.1 Inleiding
Om te onderzoeken hoe rechtvaardigheid een rol speelt in de organisatie hanteren wij een theoretisch perspectief dat we hier kort zullen uiteenzetten. We hebben gekozen voor een benadering van de organisatie op drie niveaus. Macro niveau is politiek. We onderzoeken de theorie van rechtvaardigheid van Nussbaum (2006), die wij net als zij zelf zien als een theorie in de familie van mensenrechten. Dit verschaft ons een brede visie op rechtvaardigheid, en tevens op de fundering daarvan in humaniteit. Dit leidt ons tot een visie op humanisering. We zullen ons niet richten op de Nederlandse politiek. We gebruiken Nussbaums politieke theorie van rechtvaardigheid macroperspectief en kijken vandaaruit hoe rechtvaardigheid op meso- en microniveau in de organisatie een rol speelt. Op mesoniveau („de organisatie‟) ondersteunt bovendien Habermas' theorie van het communicatieve handelen (Kunneman, 1983 en Kunneman & Munnichs, 2000) de analyse als conceptuele tool. Op micro-niveau (de directe betrekkingen tussen professionals en
cliënten) ondersteunt theorie van over Kal (2010) over normatieve professionaliteit als instrument de analyse van rechtvaardigheid vanuit de werknemerskant. Voor analyse van de directe ervaring van cliënten komen we weer voornamelijk terug op Nussbaum. Deze indeling in drie niveaus sluit ook aan bij de werkwijze van het ROS over eerste, tweede en derdelijns werk (zie ook par. 2.5).
1.3.2 Definities: Ongedocumenteerden, vluchtelingen, asielzoekers, vreemdelingen
Een vreemdeling is iemand die niet over de nationaliteit beschikt van het land waar hij verblijft. Een asielzoeker is een vreemdeling die zich heeft gemeld bij het IND en in afwachting is van een verblijfsvergunning (of afwijzing daarvan). Een asielzoeker is dus 'geregistreerd'. Een vluchteling is iemand die heeft aangetoond volgens de definitie van de Geneefse Conventie vluchteling te zijn: iemand die uit gegronde vrees voor vervolging niet terug kan/wil naar het land van herkomst. (vluchtelingenwerk.nl/vluchtelingen/wie-is-vluchteling) Wanneer in Nederland een asielaanvraag is afgewezen, dient de persoon het land snel te verlaten. Doet hij dit niet, en trekt hij zich terug uit de handen van de staat, dan verblijft de persoon dus 'illegaal' in Nederland. Hij of zij is dan een sans papier, een ongedocumenteerde.
1.3.3 Rechtvaardigheid
Nussbaum heeft in 'Frontiers of Justice. Disability, nationality, species membership' (2006) een theorie van rechtvaardigheid ontwikkelt: de 'capabilities approach'. Nussbaums benadering is een soort mensenrechten benadering (Ibid., p.78). Een rechtvaardige samenleving vereist dat het voor elk individu mogelijk is een menswaardig leven te leiden (Ibid., p.75). Menswaardigheid impliceert dat elk mens als doel op zichzelf behandeld moet worden en nooit als middel (Ibid., p.37). Een menswaardig leven vereist volledig menselijk functioneren (Ibid., p.74). Dit houdt in dat men de mogelijkheid heeft
tot het uitoefenen van tien centrale functies of capabilities (Ibid., p70, 78) boven een bepaald minimumlevel (Ibid., p.71), waarbij de ene niet tegen de andere kan worden afgewogen (Ibid., p.73). Het gaat om de capability, om wat iemand daadwerkelijk kan zijn en doen, niet om of iemand het ook doet (Ibid., p.73). Deze capabilities behoren voor elk mens te worden gewaarborgd om van rechtvaardigheid te spreken. De tien capabilities zijn (samenvatting van Ibid., p.76-78): 1 Leven 2 Lichamelijke gezondheid 3 Lichamelijke integriteit 4 Zintuigen, verbeelding en denken 5 Emoties 6 Praktische rede 7 Verbinding: A] interactie, vrijheid van vereniging en mening en B] zelfrespect, waardigheid, gelijkheid, non-discriminatie. 8 Andere soorten 9 Spel/spelen 10 Controle over de omgeving: A] politiek, participatie en B] materieel, eigendomsrecht, (menselijk) werk.
1.3.4 Humaniteit
We houden Nussbaums visie aan. Mensen zijn politieke/sociale wezens en daarom fundamenteel verbonden. Het goede voor mensen heeft een sociale betekenis, mensen willen samenleven en willen het goede voor elkaar vanuit compassie, omdat dit deel uitmaakt van het goede voor zichzelf. Mensen zijn dus ook fundamenteel afhankelijk van elkaar. (Nussbaum, 2006, p.91).
Menselijkheid wordt fundamenteel gekenmerkt door sociabiliteit, maar ook door waardigheid, en dit samen impliceert dat elk mens entitled is, dus recht heeft op, de tien capabilities en op een behandeling als doel en niet als middel (Ibid., p.36-37, 70). Menselijke waardigheid is dus pluralistisch (Ibid., p.74). Als iemand teveel van de capabilities mist, kun je niet meer spreken van menselijk leven (Ibid., p.181). De notie van de menselijke natuur is ethisch evaluatief. We onderscheiden tussen biologisch leven en 'some [characteristic features of human lifeform] that seem so normatively fundamental that a life without any possibility at all of exercising one of them, at any level, is not a fully human life, a life worthy of human dignity' (ibid., p.181).
1.3.5 Humanisering
Humanisering is volgens de website van de Universiteit voor Humanistiek 'het bevorderen van menswaardig leven' (uvh.nl/humanistiek/wat-is-humanistiek). Met Nussbaum maken we dit concreet: humanisering vindt plaats wanneer voor iemand, of een bepaalde groep, capabilities vergroot worden of tot uiting kunnen komen waar dit eerder niet het geval was. Humanisering is ook: bevordering van meer humane maatschappelijke verhoudingen en omstandigheden (Ibid.). Dit vindt dus plaats wanneer mensen als doel op zichzelf worden benaderd en van daaruit menswaardiger kunnen leven: dan staan mensen in een humane verhouding tot elkaar. Concreet doen mensen dit in directe betrekking tot elkaar in client-professional relaties door normatieve professionaliteit te hanteren.
1.3.6 Kals normatieve professionaliteit
Normatieve professionaliteit volgens Doortje Kal houdt onder andere de volgende drie aspecten in. Het gaat dan om verwondering (ethiek van differentie), deconstructie (reflectie) en ontmoeting (het rijk van een tussen) (Kal, 2010, p.107-111).
1.3.7 Habermas systeem- en leefwereld
In zijn Theorie des Kommunicativen Handelns onderscheidt Habermas tussen systeem- en leefwereld. (Kunneman, 1983). Leefwereld is de privesfeer en de politieke openbaarheid, die is aangewezen op communicatief handelen (Ibid., p.11) en bestaat uit de drie structurele componenten cultuur, maatschappij en persoonlijkheid (Ibid., p.101-104). Economie en staat zijn verzelfstandigde subsystemen -de systeemwereld- die functioneren via onttaalde media geld en macht en waarbinnen mensen strategisch en instrumenteel handelen (Kunneman 2000, p.568). Het systeem koloniseert de leefwereld (Kunneman, 1983, p.12 en Kunneman & Munnichs, 2000, p.569).
1.3.8 Organisatie “het ROS”: stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt
Het Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt is gehuisvest in het Rechthuis op de Rechthuislaan 52 in Rotterdam. De stichting draait op donatiegelden, waarvan ook de twee medewerkers worden betaald. Er zijn veel vrijwilligers en stagaires. De doelgroep van het ROS zijn vreemdelingen zonder verblijfsrecht. Aan hen biedt het ROS basale hulp (eerstelijn: eten, advies, onderdak, taalles). Het ROS stimuleert betere dienstverlening (tweedelijnswerk), behartigt belangen van vreemdelingen en doet aan beleidsbeinvloeding ten behoeve van de noden en rechten van deze groep (derdelijn).
1.4 Methode
Dit is een kwalitatief, idiografisch onderzoek. Voor theorie en probleemschets hebben we, geholpen door F. Bergmans en F. Suarez-Muller, literatuuronderzoek gedaan naar H2 literatuur en aanvullende relevante theorie. Op internet informeerden we ons over het vreemdelingenbeleid, gegevens over vreemdelingen in Nederland e.d. Voor informatie over het ROS baseren wij ons op interviews en jaarverslagen (te vinden op stichtingros.nl). Telefonisch maakten we contact met de stichting, voorafgaand aan de afspraak emailden we de onderzoeksopzet.
We hebben een dag gezamenlijk geobserveerd, met vrijwilligers en clienten gepraat en clienten, vrijwilligers en een medewerker geïnterviewd. Gezamenlijk bespraken we de data en conclusies waardoor de interne consistentie van het onderzoek redelijk groot is. Kiki is nog een dag geweest, na lichte bijstelling van het theoretisch kader en deelvragen. Het onderzoeksproces was cyclischinteractief. De selectie van respondenten werd door praktische overwegingen ingegeven. Het was lastig om bijvoorbeeld een moeder met kinderen te interviewen, bovendien hebben we slechts mensen aangesproken voor wie het ons geen grote belasting leek om met ons te praten. We hebben mensen gesproken van verschillende leeftijden, opleidingsniveaus, perspectieven en achtergronden. We hebben relatief veel mannen geinterviewd, dit is ook de grootste groep clienten. Het onderzoek is niet generaliseerbaar naar vreemdelingen of organisaties die vreemdelingen helpen, daarvoor is de geinterviewde polulatie niet groot en divers genoeg, en we hebben niet alle medewerkers/vrijwilligers gesproken. Wij hebben de organisatie niet vergeleken met andere organisaties die overeenkomstig werk doen.
Hoofdstuk 2 Rechtvaardigheid, humanisering, stichting ROS
2.1 Inleiding
Welke plaats heeft stichting ROS in de maatschappij en wat betekenen deze plaats van de organisatie in context en de activiteiten die zij als zodanig kan uitvoeren voor rechtvaardigheid en humanisering?
In dit hoofdstuk zal ik eerst wat dieper ingaan op het theoretisch kader en rechtvaardigheid verder uitwerken, evenals Habermas theorie van het communicatieve handelen. In de analyse van de situatie van de vreemdeling in Nederland zal ik deze theorieën bij elkaar brengen. Vanuit een helder beeld van deze situatie kunnen we pas proberen te begrijpen wat de activiteiten van het ROS betekenen voor de vreemdeling. Hiertoe zal ik vervolgens die activiteiten nader beschrijven en ze daarna confronteren met de kaders van Nussbaum en Habermas. Dit moet leiden tot inzicht in de normatieve aspecten van deze organisatie: hoe verhoudt zich (de activiteiten van) het ROS als organisatie tot rechtvaardigheid, humaniteit en humanisering?
2.2 Rechtvaardigheid
Denken over rechtvaardigheid met betrekking tot vreemdelingen in een context van globalisering leidt onvermijdelijk tot een vraag naar verdeling: verdeling van rechten, goederen, plichten, kansen, mogelijkheden... Marshall kon burgerschap nog definiëren als de basis waarop aan een persoon bepaalde rechten al of niet toekomen (Marshall, 1950). Deze definitie schiet in de huidige context van globalisering ernstig tekort wanneer we proberen over rechtvaardigheid denken. (Axtmann, 2003). Nussbaum heeft in 'Frontiers of Justice. Disability, nationality, species membership' (Nussbaum, 2006) een theorie van rechtvaardigheid ontwikkelt die zij de 'capabilities approach' noemt (zie theoretisch kader, par. 1.3.3), met oog voor de huidige context.
Zij positioneert zichzelf tegenover de klassieke contracttheorieën om te laten zien waar deze tekortschieten in onze hedendaagse context. Deze gaan meestal uit van een originele situatie van „Circumstances of Justice‟, die vrije, gelijke en onafhankelijke mensen ertoe brengt tot een rechtvaardige verhouding of vorm van samenleven te komen (Ibid., p.26). In de kern van deze traditie is rechtvaardigheid de uitkomst van een contract, dat rationele mensen op gelijke basis met elkaar aangaan met wederzijds voordeel als kernmotivatie. De kritiek van Nussbaum op deze stroming is dat wie de principes van rechtvaardigheid ontwerpt dezelfde is als degene voor wie ze gelden (Ibid., p.18). De legitimatie van de uitkomst is procedureel: de uitkomst is goed omdat de procedure correct is verlopen (Ibid., p.54). Nussbaum stelt vast bij het sociaal contract de mensen die niet mee kunnen doen aan het opstellen van de principes van rechtvaardigheid (gehandicapten, mensen buiten de eigen samenleving en niet-menselijke dieren) dus slechts in afgeleide zin rechtvaardigheid toekomt (Ibid., p.16, 98). Nussbaum ontwikkelde een theorie van rechtvaardigheid die, onder andere teruggaand op de 17de eeuwse denker Grotius, steunt op twee principes: menswaardigheid en sociabiliteit. De omstandigheid die vraagt om rechtvaardigheid bestaat altijd tussen mensen omdat zij moreel gelijk zijn (Ibid., p.38) en omdat menswaardigheid bepaalde capabilities impliceert die altijd op het spel staan tussen mensen, ook in tijden van overvloed (Ibid., p.74-75, 87). Rechtvaardigheid houdt in dat elk mens de mogelijkheid heeft om menswaardig leven te leiden. Rechtvaardigheid is niet gebaseerd op wederzijds voordeel. Nussbaum veronderstelt, teruggaand op Aristoteles en Marx, fundamentele sociabiliteit: de mens is een politiek dier en vindt vervulling in sociale relaties (Ibid., p.85). Dit is geen metafysische fundering, maar haar politieke conceptie van de persoon (Ibid., p.86). Bij contractdenkers is het goede a-politiek, Nussbaum veronderstelt dat de sociabiliteit maakt dat het goede politiek is en dus dat mensen gedeelde doelen hebben: ze willen samenleven, niet alleen vanwege het voordeel van bijvoorbeeld veiligheid. De veronderstelling dat onafhankelijke individuen een contract sluiten klopt dus niet: mensen zijn fundamenteel afhankelijk van elkaar voor een menswaardig leven, waarin zij elkaar ook zien als doelen op zich en niet als middel tot het eigenbelang (Ibid., p.89). Dat elk individu een doel op zichzelf is en als zodanig gerespecteerd moet worden om menswaardig benadert te worden, vloeit voort uit onze natuur als politieke/sociale wezens. Het goede voor anderen maakt deel uit van ons eigen 'goede', onze doelen (Ibid., p.91). We leven niet alleen samen om wederzijds voordeel (Ibid., p.44, 89,156) maar 'because she cannot imagine living well without shared ends and a shared life' (Ibid., p.158). Compassie voor elkaar is dan ook een sentiment dat mensen hebben als deel van het eigen 'goede', niet
slechts als sentiment dat volgt uit morele onpartijdigheid die de procedurele rechtvaardigheid van contractdenkers vereist (Ibid., p.91).
2.3 Systeem- en leefwereld, communicatief en stategisch/instrumenteel handelen
In zijn Theorie des Kommunicativen Handelns werkt Habermas zijn maatschappijkritische theorie uit, zijn analyse uit van communicatief handelen, van het onderscheid tussen systeem- en leefwereld. Alle handelingen die zijn gericht op overeenstemming op maatschappelijk gebied zijn communicatieve handelingen. Dit zijn taalhandelingen waarvan het propositionele deel een waarheidsclaim/geldigheidsaanspraak bevat, en het performatieve deel een juistheidsclaim. Elke taalhandeling heeft ook een waarachtigheidsclaim. (Kunneman & Munnichs, 2000, p.564-565) Deze claims zijn kritiseerbaar. Communicatief handelen heeft dus een rationele interne structuur. Overeenstemming berust op rationele overtuiging waarbij alle beschikbare en mogelijk relevante argumenten ter sprake komen. Waarheid is hiermee een rationele, argumentatief fundeerbare consensus. (Ibid., p.565). De communicatieve voorwaarden voor rationeel gefundeerde consensus zijn: 1) gelijke kans tot starten van discussie, kritiseren en argumenteren, 2) geen machtsverschillen die argumentatie verhinderen en 3) deelnemers uiten zich waarachtig Onder deze voorwaarden is ook gesprek en dus consensus mogelijk over normatieve uitgangspunten. (Ibid., p.566). De structuur van talige communicatie is machtsvrij, symmetrisch en vrijwillig omdat beide partijen gelijk kunnen argumenteren. (Ibid., p.567). Communicatie wordt gedragen door onproblematische uitgangspunten in de cultuur (interpretatiekaders, gedeeld begrip), solidariteitsrelaties (solidaire groepen, socialisatie, maatschappij) en toerekeningsvatbare personen (communicatief aanspreekbare persoonlijkheden, identiteiten) (Kunneman, 1983, p.103-104). De drie hulpbronnen, structurele componenten, waarmee men in communicatief handelen tot overeenstemming komt zijn cultuur, instituties/maatschappij en persoonlijkheden. Deze vormen de leefwereld, het domein van de maatschappij dat door het communicatief handelen in stand worden gehouden en tegelijk de achtergrond vormt voor
communicatief handelen. (Kunneman & Munnichs, 2000, p.568). De leefwereld is het geheel van cultureel doorgegeven interpretatiekaders dat talig georganiseerd is. Het gaat om een gedeelde definitie van de situatie, die echter als een soort horizon vooraf gaat aan het identificeren van iets als object, norm of belevenis (Kunneman, 1983, p.101). De materiele instandhouding van de maatschappij door arbeid is verzelfstandigd ten opzichte van de leefwereld. Vroeger zorgden communicatief gestabiliseerde instituties voor materiele reproductie. Materiele reproductie vindt nu plaats in het maatschappelijk domein van politiek en economie: het 'systeem'. Hierin handelen mensen doelrationeel (strategisch en/of instrumenteel), niet via kritiseerbare geldigheids/juistheidsaanspraken maar via de onttaalde media geld en macht. Deze systeemwereld is wel verankerd in de leefwereld: zij functioneert doordat normatieve uitgangspunten (bijvoorbeeld over rechten) in de leefwereld worden geaccepteerd. Maar deze normatieve uitgangspunten zijn in het strategisch handelen binnen het systeem niet aan de orde. De normatieve integratie van de maatschappij en de instandhouding van identiteiten vindt dan ook buiten het 'systeem' plaats: 'In systeemcontexten (…) is het communicatieve handelen buiten werking gesteld'. (Kunneman & Munnichs, 2000, p.568569). De systeemwereld dringt echter wel door in de leefwereld. Door met geld en macht in de leefwereld in te grijpen, kolonialiseert de systeemwereld de leefwereld. (Kunneman, 1983, p.12).
2.4 Analyse van de situatie van de vreemdeling aan de hand van Habermas
2.4.1 Analyse Vreemdelingen krijgen in Nederland direct te maken met de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND). Ik behandel dit instituut als de „systeemwereld‟: er wordt doelrationeel, instrumenteel gehandeld rond vreemdelingen. Zie de uitspraak van Connie: de opdracht van het IND is om zoveel mogelijk mensen af te wijzen. De bepalende kaders zijn geld (hoeveel vreemdelingen kunnen we betalen) en macht (kunnen we ze buitensluiten om zelf sterker te blijven). Terwijl werknemers van het IND hun werk misschien naar eer en geweten doen, hoeven zij zich niet te verantwoorden voor de uitvoering en hun handelen is uiteindelijk instrumenteel: de vreemdeling wordt getoetst aan criteria. Het communicatieve
handelen is buiten haakjes gezet (zie Kunneman & Munnichs,2000, p.568-569). Er is geen sprake van argumentatie, rationele consensus is niet mogelijk: de vreemdeling heeft geen gelijke macht en geen gelijke mogelijkheden om te argumenteren/kritiseren. Hij heeft geen macht om de discursieve ruimte mee te bepalen of deel te nemen aan het gesprek zoals Benhabib dat voorstelt (Benhabib, 2004). De 'taligheid' verdwijnt: de vreemdeling levert zijn verhaal aan als document: het verhaal is een set toetsbare „codes‟ geworden. Er is geen discussie, geen dialoog.
2.4.2 Humanisering
Door deze kloof tussen systeem- en leefwereld komen capabilities van de vreemdeling in het geding. Ik koppel Habermas voorwaarden voor consensus, met name gelijkwaardigheid en gelijke macht, direct aan de capability tot controle over de politieke omgeving. Omdat de vreemdeling is uitgesloten van deelname aan een concensusvormende dialoog, is hij dus uitgesloten van invloed op wat er met hem gebeurt (capability 10A). Bovendien is hij daarmee uitgesloten van de symmetrische, gelijkwaardige verhouding tot anderen waar hij bij het IND mee te maken heeft. Deze ongelijkwaardigheid lijkt mij te duiden in de richting van een gebrekkige sociale basis voor zelfrespect (capability 7B) en een behandeling als doel.
2.5 Het ROS De informatie over het Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt is gebaseerd op het jaarverslag 2010 (stichtingros.nl). Het ROS werd in 2005 een stichting waarin aantal initiatieven werden gebundeld. Eerder bestond in het aanpalende appartement al 5 jaar de noodopvang „Plexat‟, die nog steeds deel uitmaakt van de stichting. In Rotterdam zijn ongeveer 15.000 ongedocumenteerden. De doelgroep van het ROS zijn vreemdelingen zonder verblijfsrecht (in verschillende stadia procedures) en EU-burgers met verblijfsrecht maar zonder werkvergunning. Voor met name de meest kwetsbare onder deze mensen zet de onafhankelijke stichting zich in. Er werken vrijwilligers, stagaires en twee vaste medewerkers die worden betaald uit fondsen en giften, met name uit kerkelijke hoek. De stichting is gevestigd in een kerk die zij „om niet‟ mogen gebruiken.
Ontvangsthal Het ROS werkt op drie niveaus. Eerstelijnswerk is hulpverlening aan migranten zonder verblijfspapieren. Hiertoe ontplooide het ROS een aantal activiteiten: spreekuur, postadres, taalschool, ontmoetingsplek, Rechthuis exploiteren voor kerkdiensten, uitgeven voedselpakketten en bieden van noodopvang (weken tot jaren). Door deze activiteiten krijgt het ROS inzicht in de gevolgen van het vreemdelingenbeleid, dit bepaalt wat zinvolle activiteiten zijn op andere niveaus. De hulpverlening is vaak gericht op het verzachten van acute noodsituaties. Met tweedelijnswerk werkt het ROS samen met andere instanties, zoals in het project Perspectief in samenwerking met Vluchtelingenwerk Maasdelta. Tevens probeert het ROS de dienstverlening aan de doelgroep te verbeteren door groepen, organisaties en andere instanties te informeren en te scholen zodat basisrechten zoals gezondheidszorg, onderwijs en toegang tot het rechtssysteem ook de doelgroep bereiken. Het advies moet bredere participatie en solidariteit vergroten. Bij derdelijnswerk gaat het om belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding, bijvoorbeeld door het bevorderen van aandacht voor en inzicht in de problematiek van mensen zonder verblijfsvergunning onder beleidsmakers op een manier die handelen moet bevorderen. Zo heeft het ROS gelobbyd voor het generaal pardon was zij actief betrokken bij de Coalitie tegen strafbaarstelling illegaal verblijf. Voor tweede- en derdelijnswerk organiseerde het ROS in samenwerking met anderen onder andere symposia en kennisgroepen zoals het Rotterdams Illegalen Overleg (RIO). Het ROS werkt nauw samen met enkele advocatenkantoren, neemt deel aan het GGD illegalen gezondheidsplatform. Ook werd veel voorlichting gegeven aan organisaties en scholen/studenten.
Nu we de theorien van Nussbaum en Habermas hebben besproken en gezien hebben hoe deze elkaar raken in de situatie van de vreemdeling, en wij tevens inzicht hebben in de activiteiten van het ROS, is het tijd om deze elementen bij elkaar te voegen. Hieronder wil ik betogen dat het ROS op drie manieren een schakel vormt tussen systeem- en leefwereld. Ik zal drie maal eerst aanwijzen hoe dit het geval is. Daarna laat ik zien hoe dit van invloed is op rechtvaardigheid en dus of deze activiteit en de schakelfunctie al of niet een humaniserend effect hebben.
2.6 Het ROS als schakel tussen systeem- en leefwereld
2.6.1 Integratie systeem en leefwereld
Ten eerste helpt het ROS de normatieve integratie tot stand brengen die de systeemwereld niet vervult. Door de vreemdeling de mogelijkheid te geven om de Nederlandse taal te leren wordt de vreemdeling geintegreerd in de cultuur: hij of zij wordt in staat gesteld de talig georganiseerde interpretatiekaders van anderen te leren kennen (met de taal zijn deze al deels gegeven) en de zijne kenbaar te maken. Dit heeft een effect op de leefwereld van de vreemdeling op het niveau van cultuur (gedeeld begrip) en maatschappij (socialisatie, mogelijkheid tot solidariteit met anderen door begrip). De taal zorgt voor (de mogelijkheid van) een beter begrip van onze systeemwereld. Het ROS medieert met taalles dus van het systeem naar de vreemdeling en andersom. De systeemwereld wordt niet door taal beheerst, maar het lijkt mij dat deze wel kenbaar wordt voor mensen door taal. Door de taal te leren aan de vreemdeling vormt het ROS met de taal een schakel twee kanten op. De systeemwereld blijft steeds verankerd in de leefwereld. Binnen de systeemwereld is geen directe plaats voor communicatie handelen maar het systeem wordt er uiteindelijk door gedragen. De vreemdeling wordt opgenomen in de leefwereld, de cultuur en maatschappij die onze specifieke systemen dragen. Met de taal wordt het systeem kenbaar voor de vreemdeling en gaat hij tegelijk deel uitmaken van de fundering van het systeem.
2.6.2 Humanisering
Met gedeelde taal wordt de gedeelde betekenis- en kennishorizon tussen de vreemdeling en de Nederlanders vergroot. Deze sociale integratie heeft een humaniserend effect: aangezien de vreemdeling hierdoor met meer mensen van zijn keuze voor hem betekenisvolle relaties kan aangaan (capabilities 5, 7A, 7B en 9). De mogelijkheid tot dialoog op gelijke basis ontstaat. De vreemdeling is dus niet meer uitgesloten van kritiek op waarheidsclaims van anderen maar kan als gelijke deelnemer ook als doel op zichzelf worden behandeld (capability 7B). Solidariteit vergroten, een doelstelling van het tweedelijnswerk van het ROS, gebeurt dus ook op andere niveaus. Kijken we specifiek naar humanisering door de schakelfunctie tussen systeem-en leefwereld dan is vooral capability 6 (praktische rede) van belang. Doordat de vreemdeling het systeem beter kan begrijpen is hij beter in staat keuzes af te wegen en zijn leven te plannen zoals hij dit zelf wil. Dit gebeurt door het leren van de taal maar tevens doordat het ROS direct de kaders van het systeem voor de vreemdeling vertaald naar de mogelijkheden die iemand concreet heeft (interview Connie van den Broek). Hierdoor kan de vreemdeling een keus maken wat betreft zijn levensloop (capability 6).
2.6.3 Van systeem naar leefwereld
Ten tweede vormt het ROS bemiddeling van systeem naar leefwereld door de doelrationele benadering van de vreemdeling te verzoenen met een communicatieve benadering. De vreemdeling vraagt zich af wat hij moet doen, wat hij mag, welke opties hij heeft. Komt hij hiervoor bij de IND dan komt hij in de procedures terecht en krijgt hij een doelrationeel antwoord (niet per se in zijn eigen voordeel!). Komt hij hiervoor bij het ROS, dan blijven de kaders overeind, maar wordt er in communicatieve overeenstemming tussen de vreemdeling en het ROS een afweging van opties gemaakt, waarbij het verhaal, de wensen, persoonlijkheid van de vreemdeling een centrale plaats innemen. Hij krijgt ook de optie voorgelegd om in de illegaliteit te blijven. Het gaat mij erom dat hier de kaders vanuit het systeem tussen haakjes worden gezet, en het ROS de functie vervult deze te vertalen naar kritiseerbare
aanspraken. Binnen de wet kan het juist zijn dat de vreemdeling nu terug moet naar het land van herkomst. De vreemdeling wordt door het ROS in staat gesteld deze aanspraak op juistheid aan te vechten en in overleg met het ROS tot een afweging te komen. Het ROS brengt het systeem in het domein van het communicatieve handelen.
2.6.4 Humanisering
Als schakel tussen vreemdeling en staat vindt er door de organisatie humanisering plaats. De activiteiten van het ROS vergroten de handelings- en keuzevrijheid van de vreemdeling (capability 6), op een manier die de vreemdeling benadert als doel op zichzelf in plaats van als middel (capability 7B). De vreemdeling wordt in staat gesteld om, zoals Habermas bedoelt, samen tot rationeel fundeerbare waarheid (consensus) te komen. Zie het verhaal van Emeka. Hem werden de regels uitgelegd en wel op zodanige wijze dat hij zelf een afweging zou kunnen gaan maken wat voor hem aantrekkelijke opties zijn voor het verwezenlijken van zijn doelen. Hij werd benaderd als iemand die recht heeft op zelfbeschikking, en respect daarvoor. Dit blijkt uit uitspraken van Connie: ik doe het met hun verhaal, met wat ze zelf kwijt willen. De staat benadert de vreemdeling in eerste instantie als negatief middel: zoveel mogelijk vreemdelingen afwijzen, ze kosten geld. Op meso niveau bemiddelt het ROS dus voor een vreemdeling tussen systeem en leefwereld op een manier die de rechtvaardigheid in de samenleving vergroot: zij behandelen de vreemdeling zoals dat wordt vereist door menselijke waardigheid en zij vergroten hun capabilities. Er zijn meer activiteiten van het ROS die op vergelijkbare manieren van systeem naar leefwereld bemiddelen. Er is bijvoorbeeld medische zorg beschikbaar, daar heeft elk mens volgens de Nederlandse wet recht op. De wet garandeert dus Nussbaums eerste twee capabilities (leven en gezondheid) als mensenrechten, zoals Nussbaum het ook bedoelt. Dit weten vreemdelingen vaak niet. Het ROS 'brengt het systeem bij de mens' door het uit te leggen en te bemiddelen, waardoor de capabilities gerealiseerd kunnen worden.
2.6.5 Van leefwereld naar systeem
Door beleidsbeïnvloeding vormt het ROS een schakel van leefwereld naar systeem. Het systeem wordt gedragen door de leefwereld. De normatieve opvattingen over vreemdelingenrecht proberen zij te verdisconteren in het systeem van regels en procedures. Volgens Connie waren veel mensen ontevreden bij de invoering van de Vreemdelingenwet 2001. Het ROS heeft toen gelobbyd voor het generaal pardon (jaarverslag 2010). Economisch bezien zou het wellicht beter zijn geweest alle vreemdelingen zoveel mogelijk buiten te sluiten.
2.6.6 Humanisering
Door lobby bij beleidsmakers werden normatieve opvattingen in de samenleving, dus uit de leefwereld, in het systeem gebracht. Ook hier vindt door de organisatie als schakel tussen systeem- en leefwereld humanisering plaats. Het generaal pardon werd ingevoerd waardoor de omstandigheden van vele vreemdelingen terstond verbeterden. Mensenrechten zoals door Nussbaum geformuleerd kunnen mede door de activiteit van het ROS door deze mensen worden uitgeoefend, aangezien ze nu een verblijfsvergunning hebben gekregen. De capabilities werden vergroot, met name: lichamelijke integriteit (bewegingsvrijheid, capability 3 en daardoor ook 8), zintuigen, verbeelding en denken (educatie, capability 4), verbinding aangaan, politieke participatie en mogen werken (capabilities 7 en 10 en daardoor ook 9). Deze humanisering heeft de rechtvaardigheid in de samenleving in praktijk gebracht en vergroot.
2.7 Conclusie
Rechtvaardigheid speelt een rol bij het ROS als organisatie doordat zij als organisatie op drie manieren een schakel kan vormen tussen systeem- en leefwereld.
1.Het zorgt voor de integratie van de vreemdeling in de Nederlandse leef- en systeemwereld door hem of haar de taal te leren waarin zij begrepen kan worden, en de werelden met haar mogelijkheden begrijpbaar te maken in de taal van de cliënt. 2. Het zorgt voor bemiddeling van systeem- naar leefwereld door in haar communicatieve benadering een vertaalslag te maken van het systeem naar de leefwereld van de vreemdeling. Er wordt in gelijkwaardige dialoog een afweging mogelijk gemaakt tussen verschillende mogelijkheden binnen gegeven kaders, waarbij de persoon van de vreemdeling centraal staan. Hierbij waarborgen ze de capabilities van de cliënt, bijvoorbeel tot praktisch redeneren en verbinding. Zo worden de handels- en keuzevrijheid van de cliënt vergroot en worden zij benadert als een doel op zichzelf. Zo behandelen zij de vreemdeling zoals dit wordt vereist door menselijk waardigheid en vergoten zij de capabilities. Door informatieverstrekking weet de cliënt ook beter hoe zij aanspraak kunnen maken op het realiseren van hun capabilities omdat dit in de wet staat, zoals het recht op medische zorg. 3. Het zorgt voor bemiddeling van leef- naar systeemwereld door het lobbyen bij beleidsmakers waardoor normatieve opvattingen in de samenleving, dus in de leefwereld, in het systeem worden gebracht. Zo heeft stichting ROS gelobbyd voor het generaal pardon, uit onvrede vanuit de samenleving over het harde vreemdelingenbeleid.
Hoofdstuk 3 Medewerkers
In dit hoofdstuk staat de derde deelvraag centraal:
“Wat verstaan medewerkers van de organisatie onder rechtvaardigheid, in hoeverre speelt deze notie een rol in het leven en werken van de medewerkers en hoe verhoudt deze notie zich tot ons theoretisch kader?”
We gaan uitwerken in hoeverre rechtvaardigheid een rol speelt in het leven en werken van één van de werknemers, Connie van den Broek, wat dus zijn visie is hierop en wat de drijfveer is van het uitvoeren van zijn werk. Dan zullen we kort ingaan op hoe de visie Connie aansluit op de visie op rechtvaardigheid van Martha Nussbaum met haar capability approach en zullen we bekijken hoe de manier van werken van de stichting aansluit bij normatieve professionaliteit, zoals beschreven door Doortje Kal in haar boek „kwartiermaken‟.
3.1 Visie rechtvaardigheid van Connie van den Broek
3.1.1 Betekenis werk
Connie van den Broek maakt samen met Theo Miltenburg de organisatie uit van stichting ROS. Zij zijn de enige twee werknemers, andere mensen die voor de stichting werken zijn vrijwilliger. Connie is van huis uit Katholiek en heeft theologie gestudeerd, maar is min of meer in dit beroep gerold. Zijn waardeoriëntatie is niet bepaald door zijn geloof, maar is er wel door gevormd. Hij verdient zijn brood met dit werk, maar de zin van het leven hangt voor hem niet af van een loonsstrookje. Als we Connie vragen naar de betekenis die zijn werk heeft in zijn leven vertelt hij ons dat hij niet
handelt vanuit een surplus: hij stelt zich niet op als de aanbieder van iets wat de zwakkere niet heeft. Connie zegt dat hij afhankelijk is van het kantelen van de relatie tussen hem en de cliënt: “Ik heb de ander nodig in mijn bestaan, ben in mijn bestaan net zo afhankelijk van de illegaal. De ander is niet alleen een zwakte die vraagt. De ander geeft mij kracht en houdt mij een spiegel voor. Hij laat mij ook mijn culturele onhebbelijkheden zien. De relatie kan dus kantelen. Dat is voor mij cruciaal. De ander is ook een spiegel van onze samenleving.” (regel 12-16).1
3.1.2 Visie op rechtvaardigheid
Over de rol van rechtvaardigheid zegt Connie dat het voor hem niet perse de drijfveer is waar vanuit hij handelt. Rechtvaardigheid zit wel in zijn visie op dat wie rechten toekomen niet kan staan of vallen bij de kunstmatige lijn die bij burgers en niet-burgers getrokken wordt. Het helpen van de mensen is enigszins gebaseerd op de notie van een rechtvaardige samenleving. Ieder krijgt bij Connie hetzelfde recht om zijn/haar eigen verhaal te komen doen en informatie te krijgen over de opties die hij/zij heeft. Ook krijgt ieder hetzelfde recht op hulp in de keuzes die ze maken. Connie is in de overtuiging dat ook het vreemdelingenbeleid gebaseerd is op rechtvaardigheid en dat niet iedereen kan worden toegelaten in Nederland. Iedereen heeft ten minste recht op leven, en in dat opzicht wordt de vreemdeling ook geen onrecht aangedaan: “Recht impliceert concreetheid, en dat is altijd lastig met dit soort dingen, maar een zeker minimum is wel te zien. Het is alleen nauwelijks positief te formuleren, eerder ex negativo. Een illegaal wordt niets onthouden waar hij wel recht op zou hebben. Hij zit in een zekere keuze positie, ik help ze vaak om dit helder te krijgen, vaak kan je niet meer doen. Welke keuze hij maakt moet hij zelf weten. Hem is geen onrecht aangedaan. Als iemand daadwerkelijk iets te vrezen heeft voor lijf en leden wordt het anders. In dat opzicht functioneert het systeem redelijk.”(regel 81-89)
3.1.3 Drijfveer werk
Voor Connie is de belangrijkste drijfveer van zijn werk de verantwoordelijkheid die voelt over de ander. Hij weigert in een compassieloze samenleving te willen leven waar niemand naar een ander omkijkt: “Ik leef zelf bij de gratie van compassie van anderen. In je bestaan wordt je door anderen overeind gehouden.” (regel 63-64). Volgens Connie is compassie nog vol op aanwezig in de samenleving, het is alleen geen basis voor beleid. En het is misschien ook maar goed dat de beleidsuitvoerder niet geconfronteerd wordt met de gevolgen van de keuzes die ze moeten maken: als dit wel gebeurde kwam er een beleid van persoonlijke voorkeur. Voor Connie is het belangrijk dat hij in persoonlijk contact leert met welke moeilijkheden de vreemdelingen kampen en kan hij op die manier mogelijkheden aanbieden aan de politiek. In zijn optiek is het belangrijk om mensen niet uit te sluiten maar dichtbij te halen, zodat er een kijk op deze mensen niet bevoordeeld en op angst gebaseerd is: “We zijn een soort luis in de pels van de stad. mensen die het werk kennen zijn eigenlijk altijd positief. Juist mensen die het niet kennen kunnen makkelijk negatief oordelen. We krijgen hier vaak schoolklassen op bezoek. Daar zaten een keer ook een paar van die Wilders aanhangers tussen. Die zijn helemaal ingepakt met suiker en stroop. Ze roepen makkelijk dat alle illegalen het land uit moeten. Tot ik ze de opvang laat zien. Als ze een HIV-moeder met een schattig klein kindje zien weten ze ineens niet meer hoe ze gevoel en verstand moeten verzoenen tot een handelwijze.”(regel 106-110)
3.2 Raakvlak visie van medewerker met visie op rechtvaardigheid van Nussbaum.
3.2.1 Visie Martha Nussbaum op rechtvaardigheid
We gaan hier niet te uitgebreid in op de visie van Martha Nussbaum op rechtvaardigheid, omdat dit al uitvoerig is beschreven in hoofdstuk 2.2. We gaan hier verder op de punten uit de visie die raakvlakken vertonen met de visie van Connie van den Broek. We gaan hier dus niet uitgebreid in op de tien capabilities van de capabilty approach, maar wel de visie van waaruit deze gemaakt is.
Volgens Marshall (1950) is burgerschap de mate waarin bepaalde rechten iemand dan wel of niet toekomen. Deze rechten kan iemand verwerven door middel van zogenaamde contracttheorieën; je krijgt van de maatschappij als burger een aantal sociale rechten omdat je in ruil voor die rechten de maatschappij weer wat terug geeft, je draagt bij aan de economie van het land van waaruit die rechten bekostigt worden. Dit zijn in onze samenleving de geldende regels voor rechtvaardigheid, de uitkomst van een contract wat rationele mensen op gelijke basis met elkaar aangaan met wederzijds voordeel als kernmotivatie. Volgens Nussbaum is het zo dat in deze traditie van sociaal contract alleen werkend als de regels van rechtvaardigheid gelden voor de mensen die ze zelf hebben opgemaakt. De mensen die niet mee kunnen doen aan het opstellen van rechtvaardigheid zoals psychische of lichamelijk beperkten dus slechts in afgeleide zin rechtvaardigheid toekomt. Volgens Nussbaum moet rechtvaardigheid in een samenleving rusten op twee principes: menswaardigheid en sociabiliteit. Deze sociabiliteit maakt het goede tot iets wat politiek is, in tegen stelling tot nu, waar het gezien wordt als apolitiek en metafysisch. De mens vindt vervulling in sociale relaties, dit betekend dat zij fundamenteel afhankelijk zijn van elkaar en dat het sluiten van contracten iets mechanisch is. Dit geldt ook voor de visie om de ander te gebruiken als middel voor eigenbelang: in onze echte natuur is ieder mens is een doel op zichzelf en wordt als zodanig gerespecteerd en menswaardig benadert. Mensen streven dus gezamenlijke doelen na en leven niet alleen samen in wederzijds voordeel. Compassie komt daarom dus ook niet als sentiment dat volgt als morele partijdigheid die de procedurele rechtvaardigheid van contractdenkers vereist, maar uit het eigen „goede‟ en de gezamenlijke doelen tussen mensen waarin dit tot uiting komt.2
3.2.2 Raakvlakken visie Nussbaum op rechtvaardigheid en visie waar vanuit de medewerker zijn werk uitvoert.
De drijfveer van Connie om te werken vanuit compassie en niet vanuit het wederzijdse voordeel van een economische beloning is naar onze mening een voorbeeld van Nussbaum‟s theorie van
fundamentele sociabiliteit. De mens is een politiek dier en vindt vervulling in sociale relaties. Zo noemt Connie ook dat hij in zijn bestaan afhankelijk is van de ander omdat deze hem kracht geeft en een spiegel voorhoudt. Connie ziet mensen als moreel gelijk aan zichzelf en zijn werk valt of staat dus niet bij de wet: “Ik vind dat het mijn verantwoordelijkheid blijft. Elke ander, elk mens is mijn verantwoordelijkheid. Ons werk staat of valt niet met de wet. Wetten kunnen onrechtvaardig zijn, of onrechtvaardig uitpakken, daar worden wij mee geconfronteerd. (…)Maar natuurlijk gaat het wel eens over je grenzen heen. Problemen dienen zich aan, je kiest er niet voor. Het is schipperen na schot in dit werk. Je wordt uitgedaagd tot het onmogelijke. Dan speelt een notie van rechtvaardigheid wel een rol.” (regel 49-58). Mensen die niet in staat zijn hun bijdrage te leveren aan de maatschappij en daardoor niet de status van burger kunnen verwerven krijgen bij stichting ROS toch een kans een menswaardig leven op te bouwen, door het aanbod van taallessen, medische hulp en informatieverstrekking waardoor de autonomie in hun keuzes gewaarborgd wordt. Zo wordt de ander ook benadert als een doel op zichzelf.
3.3 Rechtvaardigheid in de praktijk door normatieve professionaliteit
3.3.1 Normatieve professionaliteit
Een manier om compassie een rol te laten spelen tussen de professional en hulpzoeker is het toepassen van normatieve professionaliteit. De immigratie- en naturalisatiedienst met haar niet-nabije benadering doet vaak te kort aan het individuele verhaal van de hulpzoeker door beleid, geld- of tijdtekort, waardoor rechtvaardigheid in het geding is. De kenmerken en problemen van de hulpzoeker vormen namelijk een belemmering om aansluiting te vinden bij de instituties van de verzorgingsstaat waarbij men hulp zoekt. Professionals zijn vaak het moeilijkst te bereiken voor de groep die de hulp het hardst nodig heeft.3 Bureaucratie strijdt met gastvrijheid. Een werkelijke ontmoeting tussen professionals en cliënten komt zonder oriëntatie op de leefwereld niet tot stand. De technische professionaliteit behoeft een normatief kader: de verwonderende houding van de nabije beroepsoefenaar. Normatieve
professionaliteit schept ruimte om de ander te ontmoeten in zijn of haar eigen verhaal, waardoor misschien een uitzondering gemaakt moet worden op het beleid. In haar boek „kwartiermaken‟ geeft Doortje Kal een (filosofisch) beeld van het begrip op drie manieren; door deconstructie van Derrida, de ethiek van differentie van Irigaray, de tussenruimte van Witvliet en individuering van Kunneman.
Deconstructie- Het gaat hier om het erkennen dat de mechanische toepassing van regels niet toereikend is. Iets wat voor dit bijzondere geval grote relevantie heeft sluit hem misschien uit door deze regels. Het gaat hier dus om een manier van kijken en handelen waarbij het oude opengebroken wordt met oog op het nieuwe en onverwachte. Een persoonlijke inzet is aan de orde in de dubbele betekenis van iemand die zich in eigen persoon inzet voor een andere persoon. De activiteit die deze deconstructie ten uitvoer brengt, bestaat eruit dat een reflexief moment wordt ingelast met als doel te onderzoeken of de normen een transformatie of toevoeging behoeven. De deconstructie is het pogen voor iemand of iets ruimte te verwerven, een plek waar een rechtvaardigheid die in de samenleving nog geen gestalte heeft gekregen, toegang heeft.4
Ethiek van differentie- Voor de ethiek van differentie is verwondering nodig, omdat verwondering ruimte biedt aan het anders zijn van de ander (en van het zelf). Hierbij is een mechanisme van tolerantie in werking. In een ethische verhouding tot de ander zou nooit vast mogen staan wie de ander is.5 Ieder zou zoveel ruimte moeten krijgen om de verschillen met anderen te articuleren. De vraag „wie ben jij?‟ moet steeds opnieuw gesteld worden en principieel onbeantwoord blijven. Anders zou de ander gereduceerd worden tot een vaststaand wezen en zo gefixeerd worden en toegeëigend worden. Toe-eigening is vak het onderwerpen van de ander aan mijn normen, door de ander te reduceren tot „hetzelfde als ik‟ of juist „anders dan ik‟ waarbij ik steeds de norm ben. Irigaray is dus steeds naar een ethiek op zoek naar een ethiek die motiveert tot het cultiveren van waarden die aanzetten tot respect voor een engagement met het anders zijn van anderen.
Tussenruimte- het „tussen‟ maakt dat de vreemde en de ander veranderen in de ontmoeting, zonder dat
het verschil opgeheven wordt.6 Het gaat om ruimten van instellingen, instituties en kerken die kunnen fungeren als een plek die symbolische ruimte schept in de gevoelens van haat, angst, agressie en benauwdheid. Het rijk van het tussen heeft de potentie, tegen processen van marginalisering en uitsluiting in, een samenleven mogelijk te maken waarin plaats is voor een gedifferentieerd wij.
-Individuering: Volgens Kunneman betekend het individuerend tegemoet treden van de ander niet noodzakelijk bevestiging van de inhoud van zijn ervaringen, emoties en opvattingen. Individuering kan ook kritiek of zelfs conflict inhouden, zolang de betrokkene maar de ruimte krijgt om zich tot die kritiek te verhouden en zodoende eventueel tot een andere, nieuwe „eigenheid‟ te komen. Subjectwording kan niet plaatsvinden met achterlating van de betrokkene als morele actor.7
3.3.2 Raakvlakken normatieve professionaliteit en werken van stichting ROS.
In het volgende stuk zullen wij voorbeelden geven van hoe de bovenstaande manieren in onze optiek door stichting ROS worden toegepast. -Deconstructie: Stichting ROS helpt mensen die door het vreemdelingenbeleid worden uitgeprocedeerd. Ze verstrekt informatie voor de mensen die dan niet meer weten wat hun mogelijkheden zijn. En soms ondersteund ze buiten de wetten om de illegaal in zijn of haar leven (in de illegaliteit). -Ethiek van differentie: In het interview sprak Connie het volgende uit: “Voor mij heeft iedereen recht op zijn eigen leugens. Ik hoef niet de waarheid, ik doe het met wat iemand geeft. Soms blijkt achteraf dat het verhaal wel wat dik aangezet was óf blijkt achteraf dat het verhaal zo traumatisch is dat ze dat niet aan de IND hebben kunnen vertellen. Dan kan de zaak niet heropend worden, dat kan alleen met nieuw „bewijs‟.”(regel 126-129) -Tussenruimte: Stichting ROS zorgt dat in haar gebouw mensen van buiten af informatie kunnen
verwerven over het onderwerp ongedocumenteerde, en dat de hulpzoekers er bijeen kunnen komen, scholing kunnen krijgen, en eventueel opvang kunnen krijgen in tijden van nood. De ontmoeting tussen buiten en binnen gaat uitsluiting van de vreemde tegen. Voorbeeld van Connie: “We krijgen hier vaak schoolklassen op bezoek. Daar zaten een keer ook een paar Wilders aanhangers tussen uit Limburg. Die zijn helemaal ingepakt met suiker en stroop. Ze roepen makkelijk dat alle illegalen het land uit moeten. Tot ik ze de opvang laat zien en ze in contact komen met de illegalen.” (regel 106-110)
-Individuering: De vreemdeling krijgt bij stichting ROS in de eerste instantie informatie, waarna zij zelf een keuze kunnen maken wat ze willen gaan doen met hun leven. Blijven ze in de illegaliteit of keren ze terug naar het land van herkomst? De stichting benaderd de vreemdeling altijd als iemand waar geen onrecht toe is aangedaan en iemand die autonomie bezit over zijn eigen keuzen. Ze zijn niet het slachtoffer maar de actor: “Een illegaal wordt niets onthouden waar hij wel recht op zou hebben. Hij zit in een zekere keuze positie, ik help ze vaak om dit helder te krijgen, vaak kan je niet meer doen. Welke keuze hij maakt moet hij zelf weten. Hem is geen onrecht aangedaan.” (regel 85-87)
3.4 Conclusie
Hoewel voor de medewerkers van stichting ROS (ook blijkende uit de interviews met andere personen dan Connie van den Broek) rechtvaardigheid niet de eerste motivatie is waar vanuit ze handelen, kunnen we toch wel vaststellen dat het zeker aanwezig is in het werk. Na de interviews en het delen van onze visie op rechtvaardigheid kwam vaak naar boven dat er wel vaak wordt gehandeld uit het idee van een rechtvaardige samenleving. Toch was voor de medewerkers compassie, het willen helpen van de ander, de grootste drijfveer. Voor ons sluit dit goed aan op de visie op rechtvaardigheid van Martha Nussbaum. Mensen handelen vanuit een natuurlijke goedheid, waardoor de ander wordt benaderd als een doel op zichzelf, en niet als middel voor het vervullen van een eigenbelang. Uit de interviews met medewerkers kwam deze visie sterk naar voren, vooral omdat naast Connie en Theo de mensen die voor stichting ROS werken dit op vrijwilligersbasis doen. Dit is naar onze mening humaniserend omdat mensen vanuit een rechtvaardigheid op een menswaardige manier benaderd worden, en worden
geholpen zichzelf te ontplooien zonder dat er een tegenprestatie voor nodig is. het bevordert dus een menswaardig leven. De manier waarop de professional en de cliënt elkaar ontmoeten bij stichting ROS sluit aan op de kijk van Doortje Kal op normatieve professionaliteit. Dit hebben wij getoetst naar de manieren waarop normatieve professionaliteit wordt uitgelegd, namelijk deconstructie, de ethiek van differentie, tussenruimte en individuering. Volgens ons is het toepassen van normatieve professionaliteit ook een vorm van humanisering omdat het uitsluiting voorkomt en insluiting bevordert. De nabije manier van het benadering van de cliënt bevordert de autonomie van zijn of haar verhaal/persoon en geeft de cliënt een stem. Dit bevorderd naar onze mening menswaardigheid.
3.5 Verantwoording
De keuze om alleen het interview met Connie van den Broek te gebruiken voor de uitwerking van deze deelvraag komt uit het feit dat we met alleen hem echt een diepte interview konden houden waar we veel bruikbare informatie uit konden halen. De rest van de interviews waren of te kort, of te chaotisch. Toch hebben we uit de rest van de interviews wel een beeld kunnen scheppen over de stichting en wie de stichting dragen. Zonder ook alle vrijwilligers die allen hebben aangegeven dit werk te doen uit menslievendheid hadden we geen duidelijk beeld kunnen scheppen over de stichting en de werksfeer.
Hoofdstuk 4 Vreemdelingen
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk gaan we op zoek naar het verhaal van de ongedocumenteerden, asielzoekers en vluchtelingen die worden gesteund door het ROS. We begonnen onze vraagstelling vanuit de veronderstelling dat rechtvaardigheid in het geding is bij situatie van mensen zonder documenten. Om een beeld te krijgen van welke rol rechtvaardigheid concreet speelt bij vreemdelingen, en daarmee in de organisatie, beantwoorden we de laatste deelvraag:
Welke rol spelen verschillende aspecten van rechtvaardigheid zoals door ons geformuleerd in het leven van ongedocumenteerden en hoe verhouden zij zich hiertoe?
Bij deze deelvraag zal gepoogd worden aan de hand van de analyse van de positie en de positionering van ongedocumenteerden een antwoord te vinden op de manier waarop rechtvaardigheid een rol speelt in het leven van ongedocumenteerden. Het begrip „positie‟ staat voor de situatie waarin een ongedocumenteerde verkeert in Nederland en de manier waarop hij in deze situatie met betrekking tot de Nederlandse natiestaat en Nederlandse burgers te karakteriseren is. „Positionering‟ staat voor de manier waarop de ongedocumenteerde zich vanuit deze positie verhoudt tot het Nederlandse vreemdelingenbeleid, zijn eigen keuzes en het ROS als rechtvaardigheid (zoals door ons geformuleerd aan hand van de capabilities) bevorderende instantie. Het antwoord is gebaseerd op observaties tijdens twee middagen met spreekuur bij stichting ROS, gesprekken met medewerkers, vrijwilligers en stagiaires en ongedocumenteerden, een bezoek aan de noodopvang Plexat, drie uitgebreide interviews me ongedocumenteerden (hierbij zijn de namen veranderd) en het boek „Voor anker‟, een bundel van interviews met en verhalen over ongedocumenteerden in Plexat.
4.2 Positie van ongedocumenteerden
Martha Nussbaum stelt dat mensen fundamenteel van elkaar afhankelijk zijn voor de realisering van een menswaardig leven. Mensen als politieke, sociale dieren hebben elkaar nodig om sociale rechtvaardigheid te creëren en zien elkaar in dit proces als doelen. Een menswaardig leven is alleen gewaarborgd door volledig menselijk functioneren. Volledig menselijk functioneren is gebaseerd op de mogelijkheid van realisatie van en het recht op tien capabilities, die allemaal even belangrijk zijn en niet tegen elkaar opgewogen kunnen worden. Als voor een mens een van de tien capabilities onder een bepaalde minimumgrens van mogelijke uitoefening zit, is menselijk functioneren, en daarmee menselijke waardigheid, in het geding. (Nussbaum 2006). (zie par. 1.3.3, 1.3.4 en 2.2). Ongedocumenteerden kunnen niet als partners gezien worden in een contract, omdat zij niet in een gelijkwaardige uitgangspositie verkeren en ook weinig te bieden hebben; ze hebben geen inzet waarvoor ze iets terug mogen verwachten. Zij hebben weinig geld of bezittingen, velen zijn moe, bang of zelfs getraumatiseerd. Ze zijn onze gebruiken niet gewend, spreken meestal de taal niet en kennen de wetten niet. Zij mogen niet werken en kunnen hierdoor weinig bijdrage leveren aan het functioneren van de samenleving. Zo worden ze ook vaak gezien (Kromhout, Wubs & Beenakkers 2008, p.3). Tot slotte mogen zij er simpelweg niet zijn. Met uitzondering op medisch noodzakelijke hulp, rechtsbijstand en onderwijs voor minderjarigen hebben zij geen recht op sociale voorzieningen (http://www.amnesty.nl/bibliotheek_vervolg/ongedocumenteerde_migranten). Bij het overleven in het illegale circuit moeten zij veelal op de hulp van landgenoten en Nederlanders vertrouwen, die hen helpen aan voedsel, onderdak en medische zorg te komen, die hun advies geven en wegwijs maken in de warboel van het vreemdelingenbeleid en die hiervoor niets terug verwachten (Bijlage A interview Connie). De positie van de ongedocumenteerde is dus in eerste instantie te karakteriseren als afhankelijk. De ongedocumenteerde is afhankelijk, met name van mensen en organisaties die hem helpen in de illegaliteit te overleven. Volgens Martha Nussbaum is het zaak van de samenleving om mensen, die allemaal afhankelijk zijn van elkaar, de mogelijkheid van de tien capabilities en daarmee volledig menselijk functioneren te waarborgen.
Bij de studie van de situatie van ongedocumenteerden, na twee middagen bij het ROS en drie uitgebreide interviews, is duidelijk geworden, dat zij in een afhankelijke positie verkeren, waarbij alle capabilities in het geding zijn. In de volgende paragraaf zal er op elke capability ingegaan worden en aan de hand van uitleg en voorbeelden zal geconcretiseerd worden hoe zich het gebrek aan kansen in het leven van de ongedocumenteerde manifesteert. Zie voor de lijst capabilities paragraaf 1.3.3 (samenvatting) of de bijlagen (Bijlage C)
4.2.1 Capabilities
Capability nr. 1, het recht op leven, is vaak in het geding in hun land van herkomst en vormt vaak een reden waarom vreemdelingen naar Nederland komen om hier asiel aan te vragen. Capability nr. 2, het recht op goede gezondheid, reproductieve gezondheid, adequaat voedsel en adequaat onderdak is niet vanuit overheidsbeleid gewaarborgd. 8 Ongedocumenteerden zijn niet verzekerd en hebben meestal geen geld om een huisarts, laat staan een langdurige therapie bij een specialist, psycholoog of psychiater te betalen. Een voorbeeld: Een week voordat Marie uit Plexat weg moet, gaat het mis met de zwangerschap. Bij de intake in het Itaka ziekenhuis in Rotterdam wordt ontdekt dat ze niet verzekerd is en het ziekenhuis weigert haar op te nemen. De ambulancebroeders laden haar weer in om haar 400 meter verder af te leveren in het Zuiderziekenhuis. Daar komen ze erachter dat Marie zwangerschapsvergiftiging heeft. Zij wordt aan een infuus gelegd om weeën op te wekken en baart later een dood kindje. De rekening van het Zuiderziekenhuis van meer dan 8000 euro wordt later samen met een grote bos bloemen en een dankbrief weer terug gestuurd (Werkgroep Diakonie van parochie de Heiligde DrieEenheid en Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt, 2011, 23-24).
Interessant hierbij: Meres, B(2006).: Onverzekerde zorgen: Ervaringen van ongedocumenteerden met betrekking tot de toegankelijkheid van de gezondheidszorg in Amsterdam.Universiteit Amsterdam. Gevonden op 3 Juli op http://dare.uva.nl/document/116224
Bij huisartsbezoeken, aankoop van medicijnen en andere kleinere ziektekosten is het door bemiddeling van het ROS mogelijk om bij door het CVZ (College voor Zorgverzekeringen) goedgekeurde apotheken en zorgverleners terecht te kunnen. Eten en huisvesting zijn door de illegale status en het onmogelijkheid te werken en geld te verdienen, moeilijk te regelen. Ongedocumenteerden moeten vaak op een netwerk van vrienden, landgenoten en NGO‟s vertrouwen, verhuizen veel en moeten vaak met een absoluut minimum rondkomen. In de keukenkastjes van Plexat, waar wij een kijkje mochten nemen, stonden de goedkoopste producten die in winkels te vinden zijn. Capability nr. 3, lichamelijke integriteit, komt in het geding doordat het voor ongedocumenteerden onmogelijk is zich vrij te verplaatsen en doordat ze geen recht op bescherming hebben. Hakika, 25, vertelt dat hij heel erg graag zou willen reizen. Het liefst zou hij piloot willen zijn en dan de hele wereld bereizen. Vooral Canada, Australië en Azië vind hij heel spannend. Maar dat kan natuurlijk niet, want Hakika heeft geen paspoort en kan als illegale aan elke grens opgepakt en naar een vreemdelingendetentie gebracht worden (interview met Hakika, bijlage B, nr 2) Het recht om beschermd te zijn tegen geweld, inclusief seksueel en huiselijk geweld is duidelijk in het geding bij de talrijke vrouwen die slachtoffer zijn geworden van mensenhandel. Het feit illegaal in het land en zonder kennis van taal en omstandigheden te zijn maakt het voor vrouwen die in de mensenhandel terecht gekomen zijn, heel moeilijk om aan hun situatie te ontsnappen (www.amnesty.nl/bibliotheek_vervolg/mensenhandel). Maria vluchtte in Oeganda van haar gewelddadige echtgenoot, waaraan ze was uitgehuwelijkt om terecht te komen in Nederland in een privéclub waar ze zo‟n twaalf klanten per dag had. Een klant die regelmatig kwam, gaaf voor haar te willen helpen, waarna ze eerst in een ander privéclub en dan in zijn huis terecht kwam waar ze in een kelderbox terecht werd gesteld. Op een gegeven moment kon ze ontsnappen en landde na een bange nacht bij ROS (Werkgroep Diakonie & ROS, p.37).
Capability nr. 4, zintuigen, verbeelding en denken, komt het sterkst in het geding bij de beperkingen die voor ongedocumenteerden op het gebied van educatie bestaan. Minderjarige asielzoekers moeten naar school kunnen gaan (vluchtelingenwerk.nl/vluchtelingen/alleenstaande-minderjarigen.php) , maar voor ongedocumenteerde volwassenen is het niet mogelijk een opleiding of studie te volgen, ook al zouden ze het kunnen betalen.
Op die manier kan het gebeuren dat mensen als Maka, 27, uit Sierra Leone de naam van zijn land niet kan opschrijven. Als ik aan hem vraag waar hij vandaan komt en ik hem niet goed begrijp en vraag of hij het voor mij kan opschrijven, reageert hij uitwijkend. Later komt naar boven dat hij niet kan lezen en schrijven. Het feit dat hij op zijn twaalfde naar Nederland is gekomen en toch nooit lezen en schrijven heeft geleerd, laat zien dat het ook in de educatie van minderjarigen niet altijd ideaal verloopt (interview met Maka, bijlage B, nr 3). Capability nr. 5, emoties, gaat over het recht op een gezonde emotionele ontwikkeling en gevoelsleven. Vaak komt in de verhalen van vluchtelingen terug dat ze lijden onder de onzekerheid van hun bestaan. Het feit dat ze vaak niet weten of ze morgen nog op vrije voet leven, met genoeg eten en een dak boven het hoofd voor hun zelf en hun familie, kan onzekerheid en angst veroorzaken die alle levensterreinen kan beïnvloeden. Maka vertelt dat het leven in de illegaliteit aan je zenuwen gaat trekken. Hij maakt zich zorgen over hoe hij moet rond komen met zijn vriendin en hun dochtertje van drie jaar. Hij denkt teveel, zegt hij, en vertelt dat hij een normaal, regelmatig leven wil. Vroeg opstaan, werken, eten met familie, slapen. Met alles moet je voorzichtig zijn want je mag niet opvallen. Overal loert de gevaar ontdekt te worden (interview met Maka, bijlage B, nr 3). Capability nr. 6, praktische rede, gaat erover dat mensen zich een voorstelling kunnen maken van wat zij als „goed‟ en het „goede‟ ervaren en dit op een kritische manier kunnen nastreven. Als mensen de controle over hun levens kwijt raken is dit niet meer mogelijk. Dit is vaak het geval bij ongedocumenteerden. Achmed wordt na zeven maanden detentiecentrum vrijgelaten omdat het beleid met betrekking tot Syrië, zijn vermoedelijk herkomstland, is veranderd en er een vertrekmoratorium (uitstellen van vertrek) werd ingesteld omdat daar nu burgeroorlog heerst. Nu maakt hij na jaren in de illegaliteit ineens toch een kans op opvang en zelfs op een verblijfsvergunning, ondanks dat zijn oude identiteitsdocument niet als geldig wordt aanvaard. Dit is op zich een goede zaak, maar wanneer een man als een marionet tussen instanties terecht komt, waar blijft dan zijn recht en ruimte om op een kritische manier bezig te zijn met de planning van zijn leven? (observatie spreekuur ROS, 20.06.2011)
Capability nr. 7, verbinding, gaat aan de ene kant over de kans om zich bij anderen mensen en de samenleving aan te sluiten. Bij ongedocumenteerden is de mogelijkheid om zich bij Nederlanders en de Nederlandse samenleving aan te sluiten zeer beperkt, alleen al door het besef van het risico dat iemand
ze bij de politie zou kunnen aangegeven. Zo komt ook duidelijk uit verhalen van ongedocumenteerden naar voren dat deze zich veel met landgenoten en andere ongedocumenteerden ophouden, waarmee ze ook solidaire netwerken onderhouden. Verbinding gaat aan de andere kant over zelfrespect en respect (niet-vernedering) van anderen; behandeld worden als een eerbiedwaardig wezen wiens waarde gelijk is aan die van anderen. Dit houdt praktisch in: bescherming tegen discriminatie op basis van ras, geslacht, seksuele oriëntatie, etniciteit, kaste, religie, natuurlijke oorsprong en species. Dat ongedocumenteerden het gevoel moeten krijgen minder waard te zijn dan Nederlanders lijkt voor de hand liggend. Discriminatie op basis van ras en etniciteit is onvermijdelijk, omdat mensen uit bepaalde landen.
Capability nr. 8, andere soorten, en nr. 9 spel/spelen, worden waarschijnlijk het minst beïnvloedt door de positie van een ongedocumenteerde. Capability nr. 8, het recht om met belangstelling voor en in relatie tot dieren, planten en de natuur te leven, kan toch in het geding komen door het feit dat ongedocumenteerden vaak noodgedwongen in de stad moeten verblijven. Alleen in de stedelijke ruimte bestaan netwerken van landgenoten en organisaties met voorzieningen, die het mogelijk maken om in de illegaliteit te overleven. Sarkis (53): „Via via kregen we een kraakpand. In de stad. Ik ben liever in het groen. Bij de beesten, op het land. Ik schrik van de tram, van de geluiden van de stad‟ (Werkgroep Diakonie &ROS, 2011, p. 41). Verder is met betrekking tot capability nr. 9 aan te nemen dat de existentieel bedreigende toestand waarin ongedocumenteerde verkeren hun neiging om te lachen, te spelen en onbezwaard vrije tijd te besteden in zekere mate beperkt. Bij capability nr. 10, controle over de omgeving (politiek en materieel), is het „onrecht‟ dat ongedocumenteerden ervaren, het duidelijkst vast te pinnen, omdat het zo nauw verbonden is met het gebrek aan rechten die samen gaan met de staatsburgerschap. Door het feit dat ongedocumenteerden geen burgerschap toegekend wordt, is er voor hun geen manier om invloed uit te oefenen op de politieke sfeer. Zij hebben geen mogelijkheid om, zoals verwoord in het kopje „politiek‟, de politieke keuzes die hun leven bepalen te beïnvloeden. Omdat zij illegaal in het land verblijven, kunnen zij bijvoorbeeld geen belangengroep oprichten met het doel veranderingen in het vreemdelingenbeleid te bewerkstelligen.
Ongedocumenteerden mogen niet werken en zullen, als ze in een bedrijf zwart werken, altijd een minder verzekerde en zelfverzekerde positie innemen dan legale werknemers (wetten.overheid.nl/BWBR0007149/geldigheidsdatum_08-07-2011).
4.3 De positionering van Ongedocumenteerden
Een ander belangrijk aspect van de rol die rechtvaardigheid in het leven van ongedocumenteerden speelt, is hun positionering. Hoe verhouden zij zich vanuit de afhankelijke situatie waarin ze zich bevinden, tot het land waarin zij leven, het vreemdelingenbeleid dat hun leven in hoge mate bepaalt en hoe beïnvloedt dat hun denken over hun eigen keuzes? Hoe verhouden ongedocumenteerden zich tot stichting ROS als humanisering en daarmee rechtvaardigheid bevorderende instantie? Bij de beantwoording van deze vraag zal er op de persoonlijke meningen van twee ongedocumenteerden ingegaan worden en vervolgens geprobeerd worden een algemeen beeld te schetsen van de houding van ongedocumenteerden tegenover stichting ROS.
4.3.1 Meningen van Ongedocumenteerden
Ekundu uit Nigeria beschrijft zichzelf als kosmopoliet. Hij geeft wel aan zich meer met Westerse waarden te identificeren dan met Afrikaanse/Nigeriaanse. In Afrika is de samenleving meer hiërarchisch georganiseerd en moet je respect verdienen op basis van je sociale positie. Hij gelooft echter dat we allemaal gelijk zijn en dat we allemaal recht op vrijheid hebben. Het Nederlandse asielbeleid noemt hij aarzelend „racist‟ en inhumaan. Vooral omdat de IND zo inflexibel is in de papierenkwestie. Als mensen bepaalde documenten zoals een nationaliteitsbewijs niet kunnen bezorgen, maken zij heel slechte kansen op een verblijfsvergunning. Hierbij wordt weinig rekening ermee gehouden dat mensen vaak snel moeten vluchten en er dan geen tijd is om de nodige papieren mee te nemen. Hij vind het beleid te strikt, in die zin dat er maar weinig verblijfsvergunningen worden gegeven. Hij denkt dat er geen reden voor strikt beleid bestaat omdat er helemaal niet zoveel vreemdelingen in Nederland zijn.
Hij geeft aan dat zijn keuze naar Nederland te komen hem meer schade dan kansen heeft opgeleverd. Hij had een goed leven in Nigeria, maar je mag er geen kritiek mag leveren aan de overheid en structuren. Hij kan ook niet terug omdat hij daar gevaar loopt opgepakt te worden ((interview met Ekundu, bijlage B, nr1). Hakika uit Somalië (25 jaar) baalt dat hij juist in Nederland is beland. Hij kwam hier aan zonder te weten waar hij was. Hij denkt dat hij in Australië of Canada betere kansen op een verblijfsvergunning had gemaakt. Europa -en Nederland al helemaal- is klein en dichtbevolkt. Daarom geeft hij aan te begrijpen dat de overheid niet alle vreemdelingen hier kan laten verblijven; want ze hadden ze niet „uitgenodigd‟. Bijzonder unfair vind hij dat hij nu geen kans meer heeft om in een ander Europees land asiel aan te vragen. In het kader van het Dublin akkoord kun je maar in een Europees land asiel aanvragen; wordt je daar afgewezen, zo moet je naar je land van herkomst terug (europa.eu/legislation_summaries/justice_freedom_security/free_movement_of_persons_asylum_immi gration/l33153_nl.htm). Hakika maakt een vergelijking: „Het is een beetje als wanneer je honger hebt en niks te eten en je belt bij een huis en vraagt of je misschien mee avond kan eten. De mensen daar sturen je weg. Je gaat vervolgens bij de buren bellen om daar je verzoek te doen. En die pakken je dan en zetten je voor de deur van het eerste huis weer uit. Tja, wat moet je dan?!‟ De Nederlanders vindt hij wel aardig. Maar aan de andere kant vindt hij het moeilijk te zien dat zij alle kansen hebben en toch ontevreden zijn en altijd meer willen hebben. Hij denkt dat je moet proberen God te danken voor wat je hebt. (interview met Hakika, bijlage B, nr2)
4.2.2 Ongedocumenteerden en stichting ROS
Op de vraag wat ze van stichting ROS vinden en van de mensen die daar werken, geven veel ongedocumenteerden hetzelfde antwoord. Het is heel goed dat ROS bestaat en de medewerkers zijn goede mensen en doen hun best. Helaas zijn er aan hun handelingsspectrum grenzen gelegd en kunnen ze geen of weinig invloed uitoefenen op beslissingen van de IND.
Toch is de houding van veel ongedocumenteerden tegenover medewerkers van ROS en de vrijwilligers van de noodopvang Plexat er een van dankbaarheid. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het verhaal van Sarkis (53) die na een tijd met zijn vrouw en hun dochtertje in een kraakpand te hebben gewoond, in Plexat tijdelijk onderdak vonden: „[...] Ik ben dankbaar dat we hier mogen wonen tot we het definitieve antwoord van de IND krijgen. Dankbaar voor het dak boven ons hoofd, voor de verwarming, voor de keuken en voor het Voedselpakket ... Dankzij ROS. Dankbaar. Echt dankbaar zijn we iedereen die ons ongevraagd helpt en vooruit helpt.‟ (Werkgroep Diakonie (ROS, p.41) Djaine uit Sierra Leone is na een tijdje in Plexat definitief afgewezen en heeft ervoor gekozen om in Rotterdam bij landgenoten in een illegaal circuit te overleven. Op het Zuiderplein ontmoet zij een vrijwilligster van ROS en stelt haar na een dikke knuffel aan haar landgenoten voor als „de vrouw die haar gered heeft‟ (Werkgroep Diakonie &ROS, p.33) Veel ongedocumenteerden ontworstelen zich ook aan de afhankelijke positie waarin zij door de illegaliteit terecht komen. Zij willen niet alleen maar nemen maar ook geven. Dit komt naar voren in de verhalen van ongedocumenteerden die voor vrijwilligers en medewerkers koken en helpen met klussen bij het ROS (Bijlage A, interview met Connie). Dit geldt ook voor Natascha, die vanwege huiselijk geweld in Plexat terecht kwam. Nu ze een verblijfsvergunning heeft, en wetend dat Plexat niet over veel financiële middelen beschikt, stort ze nog maandelijks vijftig euro als een soort teruggave van de gemaakte kosten (Werkgroep Diakonie &ROS, p.39).
4.4 Conclusie
Hoe spelen de verschillende aspecten van rechtvaardigheid zoals door ons geformuleerd een rol in het leven van ongedocumenteerden en hoe verhouden zij zich hiertoe? De vraag naar de rol van rechtvaardigheid in het leven van ongedocumenteerden en hun verhouding hiertoe is te beantwoorden aan de hand van de analyse van de positie en de positionering van ongedocumenteerden in Nederland. Hoe is hun situatie en hun innerlijke houding tegenover van deze situatie te karakteriseren?
Ongedocumenteerden verkeren in een afhankelijke positie. Doordat de tien capabilities van Martha Nussbaum voor hun niet gewaarborgd zijn is volledig menselijk functioneren en hiermee rechtvaardigheid in het geding. Zij kunnen, zoals Ekundu uit Nigeria het formuleert, geen totaliteit ervaren. De positionering van ongedocumenteerden is terug te zien in de manier waarop ongedocumenteerden tegen Nederland, het vreemdelingenbeleid en in verband hiermee hun eigen keuzes aankijken. Bij de twee geïnterviewde ongedocumenteerden valt op dat ze nogal gefrustreerd zijn over hun situatie en dat ze hieraan niet veel kunnen doen. Verder positioneren ongedocumenteerden zich tegenover stichting ROS als rechtvaardigheid bevorderende organisatie. In het algemeen is hier een houding van dankbaarheid te herkennen, die wel getoetst wordt aan de grenzen die aan de invloed van ROS op de wet en beslissingen van de IND gegeven zijn.
Ongedocumenteerden in Nederland verkeren in de illegaliteit in een lastige positie waarin ze wel uit eigen kracht en met hulp van vrienden uit eigen land en Nederland, en organisaties zoals stichting ROS een weg kunnen vinden.
[1] Voor Anker: Jubileumboek tien jaar Plexat, uitgebracht door de werkgroep Diakonie van parochie De Heilige Drie-Eenheid en het Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt. (10 mei 2011). Rotterdam: Torendruk, p.23-24
Hoofdstuk 5 Conclusie
5.1 Conclusie
Naar schatting verbleven tussen april 2005 en april 2006 tussen de 74.000 en 184.000 illegale vreemdelingen in Nederland: vreemdelingen zonder verblijfsrecht of 'illegalen' (Kromhout e.a. 2008). Wij begonnen ons onderzoek vanuit de veronderstelling, dat rechtvaardigheid in het geding is bij de situatie van deze mensen. Daarom vroegen we ons af of, en zo ja hoe, rechtvaardigheid een rol zou spelen in de stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt. Deze stichting biedt hulp aan deze mensen en komt op voor hun belangen. Onze hoofdvraag was:
In hoeverre speelt een notie van rechtvaardigheid een rol binnen de organisatie Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt?
Om de vraag te beantwoorden deden we theoretisch onderzoek en zijn we een dag bij de stichting geweest, waar we observeerden en een medewerker, vrijwilligers en clienten interviewden. We zijn tot de volgende conclusie gekomen. Rechtvaardigheid op macro niveau houdt in dat elk mens als doel op zichzelf wordt beschouwd en beschikt over tien centrale capabilities (naar Nussbaum 2006). Menselijk leven wordt gekenmerkt door waardigheid en sociabiliteit. Zonder de tien capabilities kan men dan ook niet van menswaardigheid spreken. Humanisering is vergroting van menswaardigheid. Op micro niveau speelt rechtvaardigheid een grote rol in de organisatie: bij de clienten staan vele capabilities voortdurend op het spel. Hun positie wordt gekenmerkt door afhankelijkheid maar in hun verhouding hiertoe behouden zij een hoge mate van zelfbepaling. Het ROS speelt in het leven van deze mensen een rol door hen hierin te ondersteunen en capabilities te vergroten. Uit verhalen van vreemdelingen komt naar voren dat hun capabilities lang niet allemaal gewaarborgd kunnen worden, ook niet door hulp van stichting ROS. In hun optiek is rechtvaardigheid zeker nog in het geding.
In de relatie van de professional tot de cliënt is geen sprake van een contract op basis van rationaliteit met wederzijds voordeel als kernmotivatie. De organisatie handelt vanuit erkenning van sociabiliteit, wederzijdse afhankelijkheid en compassie. Door hen te benaderen als doel op zich speelt in deze compassionele verhouding een grote rol, al speelt het begrip rechtvaardigheid bij de medewerker zelf meer op de achtergrond. Vanuit normatieve professionaliteit (zie Kal 2010) dragen zij bij aan humanisering door in ontmoeting een rijk van een tussen te scheppen, door verwondering en deconstructie. De cliënt staat met zijn eigen verhaal centraal, en wordt begrepen in zijn of haar eigen taal. Zo wordt uitsluiting voorkomen die wel te vinden is in een doelrationele, niet- nabije relatie. De organisatie als zodanig (mesoniveau) draagt bij aan humanisering door te functioneren als schakel tussen systeem- en leefwereld (zie Habermas, door Kunneman 1983). De organisatie zorgt voor humanisering door een communicatieve benadering, en vertaling van het systeem naar de leefwereld, met gelijkwaardige dialoog als inzet. Zij helpt integratie door taal, ondersteuning bij eigen keuzes en realisering van capabilities, en door de leefwereld van de vreemdeling als normatieve realiteit in het systeem te verdisconteren.
5.2 Vervolgonderzoek
In vervolgonderzoek zou het interessant zijn om een visie op humaniteit en rechtvaardigheid uit te breiden met theorie zoals die gevormd is in landen waar veel vreemdelingen vandaan komen. Dan zou men beter kunnen begrijpen of en hoe, vanuit hun ogen, humaniteit op het spel staat. Het zou tevens interessant zijn om Nussbaums theorie van rechtvaardigheid breder toe te passen. Aan de ene kant kan men organisaties aan de hand van deze theorie met elkaar vergelijken om de activiteiten breder in context te plaatsen dan wij nu hebben gedaan (enkel aan de hand van Habermas). Aan de andere kant zou dan een kritischer beschouwing mogelijk zijn. Wat is het effect van het bestaan van deze organisaties? Naast humanisering in directe zin, door bijdrage aan capabilities van vreemdelingen, is humanisering als volgt te problematiseren: vindt er instandhouding van de huidige situatie plaats door het demping van de ernstigste, directe problemen?
Bronnenoverzicht
Literatuur
Agamben, G. (1995) Homo sacer. De soevereine macht en het naakte leven. Vertaling door Ineke van der Burg (2002). Amsterdam: Boom Parresia. Axtmann, R. (ed.) (2003) Understanding democratic politics. An introduction. Londen: Sage Publications. Benhabib, S. (2004) The rights of Others: Aliens, Residents and Citizens. Cambridge: Cambridge University Press.
Kal, D. (2010). Kwartiermaken. Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Amsterdam: Doortje Kal (Uitgave in eigen beheer).
Kunneman, H. & G.M. Munnichs (2000). „Jürgen Habermas‟. In: Achterhuis H. (red.) (2000). Kritisch denkerslexicon. Amsterdam/Antwerpen: Contact.
Kunneman, H. (1983). Habermas' theorie van het communicatieve handelen. Een samenvatting. Meppel: Boom.
Kromhout, M. H. C., H. Wubs & E.M. Th. Beenakkers (2008) Illegaal verblijf in Nederland. Een literatuuronderzoek. Cahier 2008, uitgegeven door Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie.
Marshall, T.H. (1950). Citizenship and social class. Cambridge: Cambridge University Press.
Nussbaum, M.C. (2006). Frontiers of justice. Disability, nationality, species membership. Cambridge etc.: The Belknapp Press.
Voor Anker: Tien jaar omzien naar vreemdelingen in Plexat. (mei 2011). Werkgroep Diakonie van parochie De Heilige Drie-eenheid en Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt. Rotterdam: Torendruk
Suarez-Muller, F. (2011). Werkboek Humanisering 2: waarden, instituties en professionaliteit. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek.
Internet
www.uvh.nl Gevonden op 18 juni 2011 http://www.uvh.nl/humanistiek/wat-is-humanistiek bezocht op 18 juni 2011.
www.stichtingros.nl Gevonden op 18 juni 2011 Jaarverslag 2010 http://www.stichtingros.nl/site/kennis/files/ROSJAARVERSLAG2010+KAFT.pdf
www.vluchtelingenwerk.nl Gevonden op 25 maart 2011. Wie is vluchteling?
http://www.vluchtelingenwerk.nl/vluchtelingen/wie-is-vluchteling.php Vluchtelingen in getallen http://www.vluchtelingenwerk.nl/vluchtelingen/vluchtelingen-in-getallen.php Vluchtelingen &Asielzoekers http://www.vluchtelingenwerk.nl/vluchtelingen/vluchtelingen-asielzoekers.php De asielprocedure http://www.vluchtelingenwerk.nl/asiel/de-asielprocedure.php Vreemdelingenwet http://www.vluchtelingenwerk.nl/asiel/vreemdelingenwet.php Alleenstaande minderjarigen. http://vluchtelingenwerk.nl/vluchtelingen/alleenstaande-minderjarigen.php
www.dienstterugkeerenverstrek.nl Gevonden op 6 juli 2011 Werkwijze http://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/werkwijze/
www.amnestyinternational.nl Gevonden op 5 juli 2011 Positie illegale immigranten / Ongedocumenteerde immigranten in Nederland. http://www.amnesty.nl/bibliotheek_vervolg/ongedocumenteerde_migranten Mensenhandel en mensensmokkel http://www.amnesty.nl/bibliotheek_vervolg/mensenhandel
www.europa.eu Gevonden op 7 juli 2011 Samenvattingen van de EU-wetgeving. Verordening Dublin II. (24.06.2009). http://europa.eu/legislation_summaries/justice_freedom_security/free_movement_of_persons_asylum_ immigration/l33153_nl.htm
www.overheid.nl Gevonden op 7 juli 2011 Overheidsinformatie:Wet arbeid en vreemdelingen. http://wetten.overheid.nl/BWBR0007149/geldigheidsdatum_08-07-2011
www.rijksoverheid.nl. Gevonden op 7 juli Asielbeleid: Cijfers Asielaanvragen http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/asielbeleid-en-immigratie/asielbeleid
The Central Human Capabilities. Nussbaum, M.C. (2006). Gevonden op 7 juli op www.hse.fi/NR/rdonlyres/1EF1242A-26E9.../Nussbaum_Capabilities.pdf
Interviews Connie van den Broek (16 juni 2011). Medewerker ROS. Hierbij was vrijwilligster Illias aanwezig. Door: Kiki, Laura en Myrte. Zie bijlage A.
Vreemdelingen (16 en 20 juni 2011). Aanwezig bij het ROS. Namen gefingeerd. Door: Kiki, Laura en Myrte. Zie bijlage B.
Bijlagen
Bijlage A
Interview Connie 16 juni 2011
Door: Kiki, Laura, Myrte Tevens aanwezig: vrijwilligster Illias Auteur: Myrte
Het ROS is geen katholieke stichting, maar het geld [donaties] komt wel voornamelijk uit die hoek. Mijn motivatie ook wel, maar ik doe geen missiewerk. Het is in de eerste plaats werk. Ik heb theologie gestudeerd en ben dus van huis uit katholiek, maar ik ben min of meer toevallig in dit werk gerold. Het betekent voor mij wel dat mijn leven zinvol, betekenisvol is voor de zwakkeren in de samenleving, maar ik doe dit niet uit een kerkelijk opdracht, al is mijn waardeoriëntatie er wel door gevormd. Theo is geneeskundige en wel erg katholiek. Voor ons beiden hangt de zin van ons leven niet af van ons loonstrookje. Kun je verder uitleggen welke betekenis het in jouw leven heeft dat je dit werk doet? Ik versta de vraag niet helemaal, maar zal toch proberen te antwoorden. Je kunt dit werk niet doen vanuit de gedachte van een soort surplus: ik heb iets te bieden wat de zwakkere niet heeft. Als je daarin blijft hangen houdt het op. Ik heb de ander nodig in mijn bestaan, ben in mijn bestaan net zo afhankelijk van de illegaal. De ander is niet alleen een zwakte die vraagt. De ander geeft mij kracht en houdt mij een spiegel voor. Hij laat mij ook mijn culturele onhebbelijkheden zien. De relatie kan dus kantelen. Dat is voor mij cruciaal. De ander is ook een spiegel van onze samenleving. Illias kijkt naar ons onderzoek en merkt op dat de vraag naar rechtvaardigheid veel te groot is. Die is helemaal niet in het beleid. Connie wijst op de Geneefse conventie, daar hebben we ons gewoon bij wet aan te houden. Maar, rechtvaardigheid speelt wel een rol ook al worden in de praktijk belangen tegen rechtvaardigheid afgewogen. Er wordt een kunstmatige grens getrokken over de lijn van burgerschap.
Rechtvaardigheid gaat ook over wie rechten toekomen. Een Marokkaanse tomatenplukker wil graag hier voor 7 euro per uur tomaten plukken en niet in Marokko voor 2 euro per uur, maar hij heeft geen recht op werk hier. Wij trekken een grens bij staatsburgerschap. De inzet van het IND is: zo veel mogelijk mensen afwijzen. Daar overheerst echt niet het gevoel van solidariteit. De mensen die besluiten nemen over afwijzing zien niet de personen zelf, en dat is misschien maar goed ook. Ik denk dat zij hun werk naar eer en geweten doen. Er zit op deze manier ook geen willekeur in. Dat kun je bij ons veel minder zeggen. Wij vangen op wie we willen. Ten hoogste zit daar collegiale afstemming in. We hebben wel enig beleid, baseren ons op categorieën zoals perspectief, media, hoe schrijnend het is. We lobbyen veel, we hebben bijvoorbeeld voor het generaal pardon gelobbyd. Solidariteit, menswaardigheid, rechtvaardigheid spelen in dit soort activiteiten mee. Maar in de adviezen die we geven zit geen rechtvaardigheid ofzo. Dat we mensen proberen te helpen is echter uiteindelijk toch wel enigszins gebaseerd op een notie van een rechtvaardige samenleving en het idee dat wie rechtvaardigheid toekomt niet gebaseerd kan zijn op een kunstmatige scheidslijn van burgerschap. Illias: rechtvaardigheid lijkt me toch een groot woord. Er is wel een streven naar rechtvaardigheid, in de samenleving, misschien zijn enkele politieke noties uiteindelijk gebaseerd op rechtvaardigheid, maar het zit niet in de politiek. Volgens Connie zit het er wel in, maar vaak niet meer in het eindpunt. Dat wordt dan ook gekritiseerd. Illias kijkt ondertussen naar onze onderzoeksopzet, en merkt op dat er iets mist. We schrijven dat mensen na de procedure naar een VBL kunnen, maar dat doen ze dus niet, dan worden ze dus illegaal, ze gaan liever de illegaliteit in dan dat ze naar zo‟n VBL gaan. Het gesprek gaat verder. Connie: Je kunt verblijfsrecht baseren op burgerschap. Als je er een sociaal recht van maakt, dat is niet te doen. Je kunt verblijfsrecht ook op iets anders baseren, maar dan zul je bepaalde sociale rechten moeten opgeven, het is niet te doen. In Nederland is 'asyl' [verwijst naar etymologie] een privilege waar ook sociale rechten aan vastzitten. Die sociale rechten zijn duur. Als denkmodel zou je recht op grondgebied kunnen losknippen van burgerschap. Dat je wel mag verblijven, als je in je eigen bestaan kunt voorzien, en dan dus geen uitkering krijgt e.d. Dan is het je eigen probleem als het niet lukt. In zo'n model komen de eerste en derde wereld ineens dichter bij elkaar. Nu hebben we dat niet op onze stoep.
Ik vind dat het mijn verantwoordelijkheid blijft. Elke ander, elk mens is mijn verantwoordelijkheid. Ons werk staat of valt niet met de wet. Wetten kunnen onrechtvaardig zijn, of onrechtvaardig uitpakken, daar worden wij mee geconfronteerd. Ik laat een vrouw en haar kinderen op straat slapen als de opvang vol is. Ik neem haar niet mee naar huis: ik wijs naar de Erasmusbrug, bij wijze van spreken. Hoe ik daarmee omga? Dat is krom. Je moet wel. Je kan de wereld niet redden, maar als je daarop focust dan werkt dat verlammend. Maar natuurlijk gaat het wel eens over je grenzen heen. Problemen dienen zich aan, je kiest er niet voor. Het is schipperen na schot in dit werk. Je wordt uitgedaagd tot het onmogelijke. Dan speelt een notie van rechtvaardigheid wel een rol. De katholiek theoloog Schillebeeks heeft hier een mooie term voor: contrastervaring. Dat zijn situaties waar geen oplossing voor is, maar waar je toch voelt: dit kan niet. Hoe Nederland met vluchtelingen omgaat; je denkt 'dit kan niet' maar wat kun je doen? Waarom blijf ik 'nee nee nee' zeggen? Dat is ook eigenbelang. Ik wil niet leven in een compassieloze samenleving. Ik leef zelf bij de gratie van compassie van anderen. In je bestaan wordt je door anderen overeind gehouden. Bovendien, ik ben ook een product van mijn cultuur. Omzien naar anderen leer je, je krijgt het ook mee in je opvoeding. Een soort geweten, moraal, deugd misschien. Laura; het lijkt wel of compassie verdwijnt uit de samenleving. Nee, compassie is er zeker overal. Zoveel mensen zetten zich in! Nee, het is geen dood in de pot voor compassie, maar het is ook geen basis voor het beleid. Hoe beleidsmakers hun verstand en gevoel met elkaar verzoenen, geen idee. Wij exporteren idealen. Mensen komen hiernaar toe om geluk te zoeken, een geluksideaal dat wij ze voorhouden. Maar als ze hiernaartoe komen zeggen we nee. Gelukszoeker wordt bij vreemdelingen ineens een vies woord. Daar zit een grote spanning in. In jullie generatie is 'niet slagen' misschien erger dan bij ons. Het gaat meer om je eigen geluk. De maatschappelijke verankering van compassie wordt misschien wel zwakker. We hebben geen ruimte meer voor de dorpsgek. Er is geen beeld in de samenleving van persoonlijke verantwoordelijkheid. Illias: We kijken naar de overheid, met belastinggeld kopen we onze compassie af. Dit afkopen is wel onrechtvaardig, het is geanonimiseerd, het wordt versmalt tot koude solidariteit. Illias: rechtvaardigheid is gelijke kansen hebben. Begrip is te groot, niet concreet. Waar heeft ieder mens ten minste recht op? Wat is minimaal nodig om een 'goed' of 'menswaardig' leven te leiden? Welke rechten komen elk mens toe? Connie: recht op leven. Recht impliceert
concreetheid, en dat is altijd lastig met dit soort dingen, maar een zeker minimum is wel te zien. Het is alleen nauwelijks positief te formuleren, eerder ex negativo. Een illegaal wordt niets onthouden waar hij wel recht op zou hebben. Hij zit in een zekere keuze positie, ik help ze vaak om dit helder te krijgen, vaak kan je niet meer doen. Welke keuze hij maakt moet hij zelf weten. Hem is geen onrecht aangedaan. Als iemand daadwerkelijk iets te vrezen heeft voor lijf en leden wordt het anders. In dat opzicht functioneert het systeem redelijk. Grootste deel met een goed verhaal komt erdoor, en ook nog een deel zonder goed verhaal. Wij krijgen vaak de 'kneuzen', de gelukzoekers. Zij krijgen geen asiel. Ik had ze misschien eerder teruggestuurd, sommige komen echt met flutverhalen aan. Maar ik neem het ze niet kwalijk dat ze het proberen, bewonder eigenlijk vaak hun moed. Ik misgun het niemand hoor, maar het gaat echt niet altijd om rechtvaardigheid. Ik raak gevangen als mensen echt gevaar lopen. Een gezin Iraanse koerden kwamen hier en moesten volgens het akkoord van Dublin terug naar [?]. Vanuit dat land was de broer van de man teruggestuurd, en later vermoord. Ik kon aan alles merken dat deze man echt gevaar liep, dat hij zich met politiek bezighield. Bij zo iemand gaat het niet meer om een keuzepositie [illegaliteit in vs teruggaan]. Ik heb hen naar Zwitserland gesmokkeld. Je kan gevangen raken, als je het in je hoofd niet meer kunt plaatsen snap je... Hoe verschilt jouw motivatie voor dit werk en jouw visie op de problemen van „de organisatie‟? Theo en ik zijn de organisatie. Misschien dat het goed zou zijn een kritischer bestuur te hebben, maar er zijn tussen ons natuurlijk ook accentverschillen [theo heeft meer ook voor specifieke problemen rond vrouwenhandel]. Hoe reageren mensen op jullie werk? We zijn een soort luis in de pels van de stad. mensen die het werk kennen zijn eigenlijk altijd positief. Juist mensen die het niet kennen kunnen makkelijk negatief oordelen. We krijgen hier vaak schoolklassen op bezoek. Daar zaten een keer ook een paar van die Wilders aanhangers tussen. Die zijn helemaal ingepakt met suiker en stroop. Ze roepen makkelijk dat alle illegalen het land uit moeten. Tot ik ze de opvang laat zien. Als ze een HIV-moeder met een schattig klein kindje zien weten ze ineens niet meer hoe ze gevoel en verstand moeten verzoenen tot een handelwijze. Alleen beleid maken als je niet werkelijk weet wat je doet is fake, zulke mensen ervaren het niet. Wij kunnen nog veel harder zijn dan het IND soms, maar we weten wat we doen. Illias: heb je dan geen last van machteloosheid, hoe ga je daar mee om?
machteloosheid? Ik knoop me er niet aan op, maar natuurlijk bekruipt dat gevoel je weleens. Vaak kun je niets veranderen. Dan kun je wel je machteloosheid koesteren, maar dat werkt niet. Tja, maar wat dan… Cynisme en spot helpen dan wel. En goede collega‟s zijn heel belangrijk! Met z‟n tweeen verzuipen is toch makkelijker he;) Hoe hangen die machteloosheid en rechtvaardigheid samen? Tja, het knaagt dat je niet kan doen wat zou moeten. Maar ik kan leven met de gebrokenheid van de schepping. Sommige dingen zijn onrechtvaardig, maar sommige dingen zijn misschien vooral „tragisch‟. Ik accepteer dat ik er niets aan kan doen. Ik probeer het ook niet goed te praten, het is zoals het is. Het gaat ook echt niet in alle gevallen om een zaak van onrecht. Sommigen hulpverleners hebben een beeld van een geïdealiseerd beeld van de „asielzoeker‟. Dat leidt echt tot teleurstelling, het is een valkuil in dit werk. Er zijn er genoeg tussen die gewoon hopen hier rijk te worden, maar echt niet uit vreselijke omstandigheden komen. Voor mij heeft iedereen recht op zijn eigen leugens. Ik hoef niet de waarheid, ik doe het met wat iemand geeft. Soms blijkt achteraf dat het verhaal wel wat dik aangezet was. Soms blijkt achteraf dat het verhaal zo traumatisch is dat ze dat niet aan de IND hebben kunnen vertellen. Dan kan de zaak niet heropent worden, dat kan alleen met nieuw „bewijs‟ [documenten]. Dat is wel tragisch. Je krijgt een pro-deo advocaat, die moet het ook maar kunnen, die hebben echt geen tijd om iemand heel rustig drie keer te gaan interviewen. toch… Iedereen die hier komt krijgt een advocaat. Die rechtstoegankelijkheid, ook voor asielzoekers, is wel gebaseerd op een idee van rechtvaardigheid. Advocaten in die branche werken volgens mij ook wel vanuit zo‟n motivatie, want het verdient bijna niks ;) Het blijft allemaal moeilijk. Het probleem lost ook niet op als je boeh! roept, zoals met die strafbaarstelling van illegaal verblijf. Het kennisniveau maakt wel enorm uit, zie het voorbeeld van die studenten die hier kwamen. Het is heel belangrijk dat rechtvaardigheid nog een waarde is, en niet alleen politiek geklets voor de bühne. Kennis speelt daar een rol in. Je zou hopen op meer civil courage [weet niet zeker, woord niet goed leesbaar].. Politici praten elkaar wel erg veel naar de mond. Dat gaat verkeerd, en levert ook niets op, is niet werkbaar. De problematiek wordt dan benadert als risicobeheersing, maar dit werkt niet. Die drang is onverzadigbaar. En bovendien, die stroom vluchtelingen blijft toch komen.
Bijlage B
Interview Vreemdelingen 16 juni 2011 en 20 juni 2011
Auteur: Kiki Nummer 1 Interview met Ekundu
Ekundu, (geschat mid 30) komt uit een goed gestelde Nigeriaanse familie. 1993 vluchtte hij naar Duitsland omdat hij vanwege kritiek aan het regime gevaar liep opgepakt te worden. Hij kreeg daar geen verblijfsvergunning en kwam drie jaar later naar Nederland. Hij heeft nu hier een procedure lopen, maar het verloop stug, omdat hij papieren uit Nigeria nodig heeft en de regering niet meer wil werken. Hij beschrijft zichzelf als „white illegal‟, omdat hij wel in Nederland gedocumenteerd is, maar nog geen verblijfsvergunning heeft. Ekundu woont met zijn zwangere vriendin samen. Hij praat goed Engels. In zijn vrije tijd houdt hij zich met onderzoek bezig; hij zoekt van alles op internet op wat hij interessant vindt. Verder leest hij veel. Hij beschrijft zichzelf als kosmopoliet, heeft Nederlandse vrienden en geeft aan zich meer met Westerse waarden te identificeren dan met Afrikaanse/Nigeriaanse. In Afrika is de samenleving meer hiërarchisch georganiseerd en moet je respect verdienen op basis van je sociale positie. Hij gelooft echter dat we allemaal gelijk zijn en dat we allemaal recht op vrijheid hebben. Daarom kan hij zich niet voorstellen terug te gaan; ook al geeft hij aan dat de beslissing naar Europa te komen hem meer schade dan kansen heeft opgeleverd. Hij had een goed leven in Nigeria, maar in het algemeen is het geen goede plek omdat je geen kritiek mag leveren aan de overheid en structuren. Het Nederlandse asielbeleid noemt hij aarzelend „racist‟ en inhumaan. Vooral omdat de IND zo inflexibel is in de papierenkwestie. Als mensen bepaalde papieren niet kunnen bezorgen, maken zij een nihile kans op een verblijfsvergunning. Hierbij wordt weinig rekening ermee gehouden dat mensen vaak snel moeten vluchten en er dan geen tijd is om de nodige papieren mee te nemen. Hij vind het beleid te strikt, een vind dat er geen reden voor strikt beleid bestaat omdat er helemaal niet zoveel vreemdelingen in Nederland zijn. Ekundu geeft aan hij geen normaal leven kan leiden, geen totaliteit kan ervaren. Hij moet bij alles voorzichtig doen, omdat hij zich met zicht op zijn verblijfsvergunning geen negatieve opvallendheden mag veroorloven. Dit levert stress op. Hij heeft geen ruimte; waarmee hij bedoelt dat hij veel met zijn leven zou kunnen doen, zoals studeren, werken, en bijdragen aan veranderingen in Nigeria, maar dat onder deze omstandigheden niet kan. Hij geeft aan veel vaardigheiden te hebben, maar die maar heel beperkt in te kunnen zetten, zoals bijvoorbeeld als hij vrienden helpt bij een verbouwing of zo. Hij
heeft weinig geld, waardoor hij veel dingen niet kan kopen die hij en zijn zwangere vriendin nodig hebben.
Nummer 2: Interview met Hakika (naam veranderd)
Hakika is 24 en komt ui Somalië. Hij verblijft nu sinds een paar jaren in Nederland. Opgegroeid is hij in een Australisch missiehuis, waar hij Engels heeft geleerd. Hij op een gegeven moment weg moest, omdat er problemen met zijn ouders waren. Hij werd op een schip gezet. Onderweg moest hij meerdere malen van schip wisselen. Hij wist niet waar de reis naartoe ging. Toen hij in Rotterdam aankwam wist hij niet waar hij zich bevond en ook niet dat je hier asiel moet aanvragen. Over zijn land zegt die dat het „fucked up‟ is en dat je het maar beter helemaal weg moet halen want het is niet meer te redden. Als AmA (alleenstaande minderjarige immigrant) kon hier in Nederland naar school gegaan en heeft over elektronica en houtbewerking geleerd. Dat vond die wel ok. Nadat zijn eerste aanvraag was afgewezen, is hij nu bezig met het opstarten met een nieuwe aanvraag op basis van nieuwe gegevens. Een psychiater heeft een aandoening bij hem vast gesteld. Hij zegt psychische problemen te hebben en veel te huilen Hakika overleeft door hulp van vrienden, kleine illegale baantjes en af en toe wat leefgeld dat door ROS wordt georganiseerd. Hij slaapt bij een vriend. Later vertelt de stagiaire van ROS dat hij in een pand van diaconaal centrum „de Pauluskerk‟ slaapt, die aan vluchtelingenwerk doen. Hij is zeer ontevreden over zijn situatie; zegt dat hij veel huilt en dat het een „waste of life‟ is dat hij hier niets van zijn leven kan maken. Hij heeft geen „opportunities‟ . Hij praat veel over reizen. Het liefst zou hij naar Canada of Australie gaan en zowiezo de hele wereld zien. Kan natuurlijk niet. Meerdere malen betoont hij dat hij het „unfair‟ vindt dat als je een keer asiel hebt aangevraagd in een Europees land, dat je dan geen nieuwe poging ergens anders mag wagen. Hij vergelijkt dat met als je vraagt om ergens te mogen mee eten, en je wordt weg gestuurd. Dan ga je ergens anders vragen en die mensen zetten je weer voor de deur van het eerste huis. Hij begrijpt wel dat Nederland niet alle mensen kan binnen laten, want zij waren niet uitgenodigd. Geloof in God geeft hem kracht. Dankbaar zijn voor wat je hebt. Bijvoorbeeld zijn gezondheid. Ziek zijn zou veel problemen opleveren. Hij vind de Nederlanders (ons) een beetje zelfzuchtig (omdat we zo rijk zijn en alles kunnen en toch vaak ontevreden zijn), maar denkt dat mensen altijd meer willen, ook al hebben ze genoeg. Menselijk.
Hij vraagt aan mij of ik zijn 5de vriendin wil zijn. Hij is open, hij wil zichzelf met anderen delen en niemand uitsluiten. De mensen van ROS zijn goede mensen en doen wat ze kunnen, maar ze kunnen zijn situatie niet fundamenteel veranderen.
Nummer 3 Interview met Maka, 27, uit Sierra Leone (naam veranderd)
Maka is sinds 1997 in Nederland. De situatie in zijn land was gevaarlijk en hij had er geen perspectieven. Hij is alleen naar Nederland gekomen en heeft ook geen familie meer in Sierra Leone. Hij praat redelijk Engels. Hij heeft een vriendin en een dochter van 3 jaar. Sinds 1997 in Nederland. Kwam dus met 13 naar Nederland. Zij heeft een tijdelijke verblijfsvergunning, waardoor het gezin 400 euro uitkering per maand krijgt (deze informatie was een beetje onduidelijk). Dit vervalt over een paar maanden. Maka is kapper, maar kan zijn beroep niet legaal uitoefenen. Hij werkt illegaal in allerlei wisselende banen. Hij geeft aan dat hij de onzekerheid slecht verdraagt. Hij denkt teveel en maakt zich zorgen over hoe hij met zijn familie rond moet komen. De gevaar opgepakt te worden en dat je altijd voorzichtig moet doen, niet mag opvallen is lastig te dragen. Hij verlangt naar een regelmatig leven: regelmatige werkuren, eten met familie, slapen. Maar zijn leven is hier. Terug kan en wil hij niet. Hij zal er alles aan doen om hier een goed leven op te bouwen. Hij kan niet lezen en schrijven. Over stichting ROS zegt hij dat ze alle moeite doen om te helpen maar weinig kunnen doen aan de algemene situatie.
Bijlage C
Nussbaums Capabilities list
The Central Human Capabilities Martha Nussbaum
1. Life. Being able to live to the end of a human life of normal length; not dying prematurely, or before one's life is so reduced as to be not worth living.
2. Bodily Health. Being able to have good health, including reproductive health; to be adequately nourished; to have adequate shelter.
3. Bodily Integrity. Being able to move freely from place to place; to be secure against violent assault, including sexual assault and domestic violence; having opportunities for sexual satisfaction and for choice in matters of reproduction.
4. Senses, Imagination, and Thought. Being able to use the senses, to imagine, think, and reason - and to do these things in a "truly human" way, a way informed and cultivated by an adequate education, including, but by no means limited to, literacy and basic mathematical and scientific training. Being able to use imagination and thought in connection with experiencing and producing works and events of one's own choice, religious, literary, musical, and so forth. Being able to use one's mind in ways protected by guarantees of freedom of expression with respect to both political and artistic speech, and freedom of religious exercise. Being able to have pleasurable experiences and to avoid non-beneficial pain.
5. Emotions. Being able to have attachments to things and people outside ourselves; to love those who love and care for us, to grieve at their absence; in general, to love, to grieve, to experience longing, gratitude, and justified anger. Not having one's emotional development blighted by fear and anxiety. (Supporting this capability means supporting forms of human association that can be shown to be crucial in their development.)
6. Practical Reason. Being able to form a conception of the good and to engage in critical reflection about the planning of one's life. (This entails protection for the liberty of conscience and religious observance.)
7. Affiliation. A. Being able to live with and toward others, to recognize and show concern for other human beings, to engage in various forms of social interaction; to be able to imagine the situation of another. (Protecting this capability means protecting institutions that constitute and nourish such forms of affiliation, and also protecting the freedom of assembly and political speech.) B. Having the social bases of self-respect and non-humiliation; being able to be treated as a dignified being whose worth is equal to that of others. This entails provisions of non-discrimination on the basis of race, sex, sexual orientation, ethnicity, caste, religion, national origin.
8. Other Species. Being able to live with concern for and in relation to animals, plants, and the world of nature.
9. Play. Being able to laugh, to play, to enjoy recreational activities.
10. Control over one's Environment. A. Political. Being able to participate effectively in political choices that govern one's life; having the right of political participation, protections of free speech and association. B. Material. Being able to hold property (both land and movable goods), and having property rights on an equal basis with others; having the right to seek employment on an equal basis with others; having the freedom from unwarranted search and seizure. In work, being able to work as a human being, exercising practical reason and entering into meaningful relationships of mutual recognition with other workers.
Bijlage E
Wie deed wat
Samen: ontwerp hoofd- en deelvragen, bespreken theorie. Benaderen organisatie. Organisatie bezoeken. Bespreken van ieders deelvraag en conclusies. Amber verzamelde veel informatie voor de probleemschets. Deze heeft Kiki gecontroleerd en verwijzingen gezocht. Kiki schreef over problemen rond globalisering. Myrte schreef de overige inleiding, en redigeerde het geheel, Laura en Kiki controleerden dit. Laura schreef de basistekst voor de conclusie. Myrte heeft deze geredigeerd. Voorbereiden presentatie, powerpoint maken, presenteren. Myrte: Organisatie mailen met onderzoeksvraag na het maken van de afspraak. Opmaak bronnenlijst, vormgeving, bij elkaar voegen van de stukken, eindredactie. Laura: Opstellen topiclijst na bespreking samen. Conclusie schrijven. Kiki: tweede bezoek voor extra informatie, controleren informatie Amber (verwijzingen toevoegen). Toevoegen globalisering aan inleiding.
Bijlage F
Reflecties
Kiki In het algemeen waren het project en de samenwerking voor mij een goede ervaring.
Ik had naar het project uitgekeken, omdat ik de praktische kant van de studie vaak mis en het leuk vind om het „veld‟ in te gaan. Het liep toen toch anders dan ik had gepland omdat ik door privé omstandigheden in het begin heel erg afgeleid was. Hierdoor is de beginfase van het onderzoek een beetje aan me langs gegaan, waardoor ik me niet optimaal met het doel en de opzet kon identificeren. Ik heb ook twee begeleidingsbijeenkomsten gemist. De motivatie bereikte een dieptepunt. Een verhelderend gesprek met Myrte en Laura heeft er echter voor gezorgd dat we allemaal weer in dezelfde boot te kwamen zitten. We hebben allemaal eerlijk verteld hoe het met de motivatie ervoor staat en we hebben duidelijke afspraken gemaakt. Toen kwamen ook het bezoek bij stichting ROS eraan, wat energie in de zaak bracht. Vooral het tweede bezoek bij ROS, waar ik alleen op stap was vond ik heel leerzaam en ook inspirerend. Met de mensen daar te praten en zich te verplaatsen in hun levenssituatie geeft je een andere kijk op je eigen leven en de grotere samenhangen. Ik heb ook nu nog contact met een van de geïnterviewden die ik daar heb gesproken en heb hem uitgenodigd naar Utrecht. De samenwerking voor de presentatie verliep heel goed. Alle drie hebben we de ruimte gevonden om in eigen stijl en met eigen boodschap aan het woord te komen. We hebben een hele dag samen gezeten en waren goed voorbereid. Door het werk hieraan ben ik ook meer ingestemd op mijn deelvraag. Het redactieproces verliep dan weer wat moeizamer voor mij. Ik was er heel blij mee dat Myrte het voortouw heeft genomen voor structuur heeft gezorgd. Zij heeft mij zelfs wat tips gegeven voor mijn deelvraag en mijn tekst op spelling en zinsbouwfouten en gelezen. Tegenover mijn eigen werkhouding ben ik best kritisch. Ik ben te laat begonnen met schrijven en heb veel van het theoretische werk aan Myrte en Laura overgelaten. Toch ben ik blij dat we het nu met z‟n allen af hebben gemaakt. Ik heb er zeker wat van opgestoken!
Laura Door mijn nalatigheid van het vorige jaar moest ik tegelijkertijd met dit onderzoek ook de vakken HO en I&O inleveren. Dit zorgde bij mij voor best veel spanning, helemaal toen één persoon uit ons groepje wegviel omdat ze deze vakken ook moest inhalen en daar de tijd voor wilde nemen. Ik heb er
aan gedacht om te stoppen, maar dankzij een motiverend gesprek met Myrte ben ik toch doorgegaan. Zij was de drijfveer van het project. Ik ben haar en Kiki erg dankbaar voor hun begrip, geduld en inzet. Ik heb mijn best gedaan om bij te dragen waar ik kon, en ik hoop dat mij hoofdstuk een solide en duidelijke bijdrage levert aan het geheel.
Myrte Deze samenwerking was echt een nieuwe ervaring voor mij, ik heb er veel van geleerd. Ten eerste vond ik het onderzoek inhoudelijk gewoon erg leuk, geweldig om bij die organisatie rond te kijken. Theoretisch heb ik mij verdiept in twee zaken die ik al langer eens wilde uitzoeken. Ten tweede heb ik niet vaak zo prettig samengewerkt. We hebben hele verschillende werkstijlen en inhoudelijke invalshoeken, maar doordat we vanaf het begin heel expliciet afspraken hebben gemaakt en verwachtingen hebben verhelderd, verliep het eigenlijk wel soepel. Er waren vaak irritaties, maar deze werden direct uitgesproken. Er was een vrij grote mate van acceptatie, wel inhoudelijk overleg maar ook ruimte voor ieders eigen „ding‟, ook in het opzicht van stijl en werkwijze. Dit zijn belangrijke factoren voor effectiviteit (van overleg bijvoorbeeld). Dat werkt erg goed, daardoor konden we wel steeds direct gewoon verder. Dit neem ik echt mee voor volgende samenwerking. Ik heb in dit onderzoek een beetje het voortouw gehad, qua initiatief/overzicht/aansturing. Zo belde ik aan het eind een paar keer naar de meiden, van „hoe zullen we dit en dat doen‟ en „hoe ver ben je met dit en dat‟. Ik hield het eind document in beheer, waardoor het overzicht bij mij lag. Doordat we vanaf het begin heldere afspraken hebben gemaakt en de rolverdeling expliciet tot stand kwam vond ik dit echt prima, ook wel leuk eigenlijk, en ik heb er niet veel meer werk in gestoken dan ik waarschijnlijk zou hebben gedaan bij een ander groepje. Dan had ik misschien iets meer tijd in het individuele deel gestoken, of in meer achtergrond informatie opzoeken. Een expliciete rolverdeling en verheldering van verwachtingen neem ik zeker mee in latere samenwerking.