Vier jaar ‘TSROA’ Zaaien, laten bloeien en oogsten Lilian Woudstra
Vier jaar ‘tijdelijke subsidieregeling raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt’ (TSROA) Zaaien, laten bloeien & oogsten
Nijmegen, oktober 2013 Lilian Woudstra
Uitgevers: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen en IVA beleidsonderzoek en advies Mercator 1, Toernooiveld 212, Postbus 9048, 6500 KJ Nijmegen Telefoonnummer: 024-365 35 00, fax: 024-365 35 99 Email:
[email protected] Website: www.ru.nl/its
© 2013 ITS/IVA Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ITS. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Inhoudsopgave
Vier jaar TSROA: geleerde lessen ..................................................................................................... i Uitgelicht: de prijsoogst'……………………………………………………………………………………xii 1. Inleiding ......................................................................................................................................... 1 1.1 Aanleiding TSROA ...................................................................................................................... 1 1.2 Vier jaar TSROA in vogelvlucht .................................................................................................. 1 1.3 Onderzoeksvragen monitoring .................................................................................................... 2 1.4 Onderzoeksopzet ........................................................................................................................ 3 2. Bereik van de subsidieregeling: overzicht aanvragen, toekenningen en bereikte deelnemers .... 5 2.1. De opzet van de TSROA-regeling ............................................................................................. 5 2.2. Bereikte aanvragers: een overzicht ........................................................................................... 6 2.3. De toegekende projecten: een overzicht ................................................................................... 7 2.4 De deelnemers: bereik in de praktijk .......................................................................................... 9 3. Lessen met betrekking tot succes- en faalfactoren in de aanpak van kwetsbare jongeren ....... 13 3.1 De aanwezigheid van een regisseur......................................................................................... 13 3.2 De kracht van rolmodellen/maatjes/vertrouwenspersoon ......................................................... 15 3.3 Verborgen kracht duurzaam weten aan te boren ..................................................................... 17 3.4 Ontwikkelen en benutten van groepsgevoel ............................................................................. 19 4. Lessen met betrekking tot organisatorische en beleidsmatige succes- en faalfactoren ............ 21 4.1 Spanning tussen kwaliteit en efficiency .................................................................................... 21 4.2 Birds of a feather flock together? .............................................................................................. 22 4.3. Tijdig contact weten te leggen met relevante partijen ............................................................. 23 4.4 Stem van de jongeren ............................................................................................................... 24 4.5 De vorm is de boodschap ......................................................................................................... 25 5. Knelpunten overgang onderwijs naar arbeidsmarkt ................................................................... 26 5.1 Kwaliteit keuzeproces voor school, studie en beroep ............................................................... 27 5.2 Verwachtingen en eisen vanuit school ..................................................................................... 29 5.3 Belasting in de privésituatie van de jongere ............................................................................. 31 5.4 Opgebouwde sociale netwerk ................................................................................................... 32 5.5 Behaalde diploma, ervaring en competenties........................................................................... 33
5.6 Economische noodzaak om te werken ..................................................................................... 34 5.7 Verwachtingen en eisen vanuit de jongere ten aanzien van werk/stage .................................. 34 5.8 Kwaliteit en intensiteit zoekproces naar werk/stage ................................................................. 35 5.9 Wensen werkgevers ................................................................................................................. 36 5.10 Vraag op de arbeidsmarkt....................................................................................................... 36 5.11 Discriminatie ........................................................................................................................... 37 5.12 Periode van inactiviteit ............................................................................................................ 37 6. Opbrengsten en bereikte mate van activering ............................................................................ 39 6.1 Algemene opbrengsten en interne doelbereiking ..................................................................... 39 6.2 Mate van activering ................................................................................................................... 41 Bijlage 1: Overzicht projecten ......................................................................................................... 44 Bijlage 2. Overzicht interviews ........................................................................................................ 57 Bijlage 3. Overzicht opbrengsten per project .................................................................................. 59 Bijlage 4. Overzicht kwantitatieve monitor ...................................................................................... 79
Vier jaar TSROA: geleerde lessen
Inleiding Het kabinet streeft ernaar dat iedereen zo veel mogelijk naar vermogen participeert in de samenleving. Niemand wordt afgeschreven en iedereen wordt aangesproken. Een bijzondere uitdaging hierbij vormt de aansluiting en de toetreding op de arbeidsmarkt van jongeren die een relatief kwetsbare positie hebben. Het gaat onder andere om laagopgeleide allochtone jongeren, zwerfjongeren, jongeren met een arbeidshandicap en tienermoeders. Om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor deze kwetsbare jongeren te helpen verbeteren is in 2008 de tijdelijke regeling raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in het leven geroepen. In totaal hebben in de periode 2008-2012 52 projecten subsidie gekregen om te experimenteren met aanpakken om deze aansluiting voor kwetsbare groepen jongeren te verbeteren. Het gaat om zeer diverse projecten. Dit komt tot uiting in: Achtergrond aanvrager: overwegend onderwijsinstellingen, maar ook maatschappelijke en culturele stichtingen of re-integratiebureaus/organisaties op het gebied van jobcoaching/arbeidstraining. Doelstellingen: variërend van o.a. het geven van arbeidsmarktvoorlichting en het creëren van leerwerkbanen tot aan het voorkomen van voortijdig schoolverlaten en sociale activering. Doelgroep: vso/praktijkschoolleerlingen, Wajongeren, tienermoeders, werkloze jongeren, allochtone jongeren, zwerfjongeren, etc. Aantal deelnemers: van één tot tweeduizend (in het geval van een project gericht op leerlingen van vso/praktijkscholen in Nederland), met een gemiddelde van rond de vijftien. Een uitgebreid overzicht van de inhoud van de projecten is te vinden in bijlage 1. Doel monitor In dit rapport worden de resultaten beschreven van de monitor van de projecten waaraan subsidie is verleend. Doel van de monitor was in eerste instantie om zicht te krijgen in wat deze projecten ons kunnen leren ten aanzien van het verbeteren van de positie van diverse groepen kwetsbare jongeren in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. In het licht van de dynamiek van de huidige tijd, met voorgenomen bezuinigingen en uiteenlopende nieuwe ontwikkelingen op diverse betrokken beleidsterreinen (de participatiewet, overheveling jeugdzorgtaken aan gemeenten, entreeopleidingen in het mbo, passend onderwijs, etc.), kunnen inzichten uit deze projecten een belangrijke toegevoegde waarde hebben. Vanaf de kabinetswisseling in 2010 zijn in tweede instantie - op verzoek van SWZ –ook enkele meer kwantitatieve gegevens van de deelnemers aan de projecten in kaart gebracht. Dit is gedaan aan de
i
hand van een standaard invullijst met achtergrondinformatie over de deelnemers. Deze lijst is op twee momenten ingevuld door de projectleiders van de gesubsidieerde projecten: (a) aan het begin van het project en (b) aan het eind van het project. Op basis van de ingevulde gegevens wordt, als indicatie voor de opbrengst van de projecten, de situatie van de deelnemers aan het begin van het project vergeleken met hun situatie aan het eind van het project. Het vaststellen van effecten van de TSROA is echter een delicate en lastige opgave. Het gaat om zeer diverse, kleinschalige, kortlopende en experimentele projecten, waardoor onze verwachtingen ten aanzien van duidelijk waarneembare effecten enigszins getemperd dienen te worden. Voor de projecten in 2008 en 2009 (en een deel van de projecten in 2010) zijn de eindverantwoordingrapportages van de betrokken projecten bestudeerd. Hierbij zijn de kwantitatieve opbrengsten per project zo veel mogelijk in kaart gebracht. Denk bijvoorbeeld aan het aantal gecreëerde en door kwetsbare groepen jongeren vervulde leerwerkbanen. Uitkomsten Opzet en uitwerking in de praktijk Doel van de TSROA-regeling was om vernieuwende aanpakken te ondersteunen op het gebied van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor kwetsbare groepen jongeren. Hierin is men gedeeltelijk geslaagd. De vernieuwing bestaat in de praktijk vooral uit het op een nieuwe locatie, in een nieuw beroepsveld of voor een nieuwe doelgroep opstarten van soortgelijke initiatieven als elders al bestaan. Daarnaast is de subsidie veel gebruikt voor het ontwikkelen van nieuwe aspecten binnen al bestaande projecten (aangepast lesmateriaal/leslocatie, inrichten leerwerkplaats, financiering extra ondersteuning, etc.). De subsidie heeft op deze manier gefungeerd als belangrijke steun in de rug bij het opstarten van nieuwe initiatieven of bij het ontwikkelen van nieuwe aspecten in een reeds bestaande aanpak. In het laatste geval ging het veelal om de inzet van maatjes (o.a. door stages in duo’s te lopen met een leerling van een hoger opleidingsniveau, ter ondersteuning op een leerwerkbaan door een jonge werknemer binnen hetzelfde bedrijf, ter begeleiding van zwerfjongeren om hun leven te normaliseren, etc.). In de ervaring van projectleiders blijkt de inzet van maatjes goed te werken. Zij maken hulpverlening laagdrempelig, weten kwetsbare jongeren aan te spreken en kunnen intensieve persoonlijke aandacht geven. Het is echter belangrijk te voorkomen dat deelnemers zich te veel gaan hechten aan één persoon, met name wanneer maatjes gedurende een stageperiode of een schooljaar worden ingezet. Een belangrijke voorwaarde bij de TSROA-regeling was daarnaast om jongeren een stem te geven in de inrichting en uitvoering van de projecten. Niet in alle projecten is hier expliciet aandacht aan besteed. In diverse projecten gebeurde dit door de inzet van jongeren in de uitvoering (als maatje voor kwetsbare doelgroepen of door jongeren een andere rol in de uitvoering te geven). Bij de opzet van projecten zijn jongeren over het algemeen minder betrokken. Er zijn geen signalen dat als projecten niet expliciet de stem van de jongeren verwerken in hun project, het project geen succes
ii
kan worden. Wel zijn er aanwijzingen dat het niet vroeg genoeg betrekken van de doelgroep leidt tot over het hoofd zien van belemmeringen die het succes van een project in de weg kunnen staan. Bereik Met vier jaar TSROA zijn zeer diverse partijen bereikt. De subsidieregeling had vooral de interesse van onderwijsinstellingen, uiteenlopende maatschappelijke en culturele organisaties en organisaties op het gebied van jobcoaching/re-integratie/arbeidstraining, etc. De meest populaire doelgroepen waar projecten zich op richtten, waren vso/praktijkschoolleerlingen, Wajongeren en jonge moeders/ouders. Daarnaast richtten projecten zich ook regelmatig op werkloze jongeren (geen Wajong) en allochtone jongeren. Naar schatting zijn rond de 5.200 mensen bereikt met de projecten. Het gaat (op basis van beschikbare gegevens bij 18 projecten en 337 deelnemers) met name om mannen tussen de 18 en 27 jaar zonder startkwalificatie. Zij zaten voorafgaand aan het project veelal thuis (zonder opleiding en werk). 35% had een uitkering. Geleerde lessen Er zijn diverse lessen uit de projecten naar voren gekomen voor een soepele overgang van school naar werk bij kwetsbare jongeren. Echter, niet elke kwetsbare jongere is hetzelfde en kwetsbaarheid komt voort uit diverse achterliggende redenen. Wat goed werkt voor jongeren met autisme, hoeft hierdoor helemaal niet aan te slaan bij jongeren met andere stoornissen/ gedragsproblemen, laat staan bij tienermoeders. Projectleiders wijzen in dit verband regelmatig op het belang van maatwerk. Met speciale kennis en kunde zijn veel kwetsbare doelgroepen goed te begeleiden en goed te bemiddelen. Echter, deze kennis ontbreekt vaak op scholen of bij het UWV, waardoor de neiging bestaat om te focussen op die doelgroepen die met minder specifieke kennis en kunde makkelijk te begeleiden zijn. Ondanks de verschillen tussen doelgroepen noemen wij hier toch enkele rode draden. Het gaat om: Aandacht geven aan de ontwikkeling van zowel structurele kenmerken (aanbieden opleiding op maat, vinden leerwerkbaan, etc.) als culturele kenmerken (maatschappelijk perspectief bieden, normen en waarden, werknemersvaardigheden, etc.) van kwetsbare groepen jongeren. Bij diverse groepen kwetsbare jongeren ligt een deel van hun kwetsbaarheid in een zekere cultuurkloof. School, werkgevers, maatschappelijke instellingen vragen allemaal om een zekere mate van kennis en conformiteit aan geldende normen en waarden: iets waar niet alle kwetsbare groepen jongeren gelijk al goed aan kunnen voldoen. Voor deze groep jongeren is het belangrijk, naast kennis en vaardigheden op school of op het werk over te dragen, ook voldoende aandacht te schenken aan de ontwikkeling van culturele aspecten in hun houding en gedrag. Het is belangrijk om in de aanpak van maatschappelijke kwetsbaarheid niet alleen op de jongeren zelf te focussen, maar ook op andere belangrijke partijen rond deze jongeren. Kijken we naar de diverse knelpunten waar kwetsbare groepen jongeren tegenaan lopen in de transitie van school naar werk, dan zien we zowel oorzaken op individueel niveau, maar ook
iii
1
maatschappelijke oorzaken: o.a. bij werkgevers en onderwijsinstellingen. Kwetsbaarheid is niet uitsluitend het gevolg van gedrag of kenmerken van de jongere zelf, maar komt ook tot stand in interactie met de maatschappij. Een beter begrip en leren omgaan met de zwakke en sterke kanten van kwetsbare jongeren in onderwijs en op de arbeidsmarkt is hiermee eveneens van invloed op een succesvolle transitie van school naar werk. Jobcoaches vervullen richting werkgevers hierin bijvoorbeeld een belangrijke rol. Het belang van sociale relaties (binding) bij het binnen boord krijgen en houden van kwetsbare groepen jongeren. Aan de ene kant kunnen sociale relaties (vrienden die een slecht voorbeeld geven, gebrek aan ondersteuning binnen het gezin, anderen die een beroep op je doen) kwetsbare jongeren doen afdrijven van school en werk, maar aan de andere kant zien wij ook dat door het opbouwen van een band met iemand (projectleider, maatjes, overige deelnemers) deelnemers gemotiveerd raken om stappen te zetten richting school of werk. Wat opvalt in de interviews is dat de meeste succesvolle projecten die projecten zijn waarbij begeleiders een band weten op te bouwen met de deelnemers en ze een luisterend oor bieden. Pas wanneer er een band is opgebouwd, stellen de jongeren zich open. De band en het begrip dat ze krijgen van projectleiders of maatjes zorgt voor een veilige omgeving waarin deelnemers niet het idee hebben afgewezen of veroordeeld te worden. Een integrale aanpak van problemen waarbij de jongere centraal wordt gesteld. Kwetsbare groepen jongeren hebben vaak problemen op meerdere terreinen en passen moeilijk binnen ‘het systeem’. Door niet het systeem, maar de jongere centraal te stellen kan hier effectiever mee worden omgegaan. Er ontbreekt echter vaak een regievoerder die het overzicht kan houden over hoe het met de jongere op diverse terreinen (schulden, huisvesting, school, stage, etc.) gaat en hierop actie onderneemt. Ook de privacywetgeving werkt dit tegen. Meer arbeidsgerichtheid in het onderwijs. Een succesvolle overgang naar de arbeidsmarkt lijkt er één te zijn waarbij deze overgang geleidelijk gaat, met ondersteuning vanuit school. Diverse projecten voegen daarom tussenstappen in tussen de beschermde schoolomgeving en de arbeidsmarkt. Dit gebeurt in de vorm van werken in een externe omgeving (leerwerkbedrijf van school, sociale ondernemingen, leerafdelingen, etc.) waarin deze jongeren intensief begeleid worden in het aanleren van werknemersvaardigheden voordat de stap gemaakt wordt naar meer reguliere stages en een volwaardige baan. Scholen kunnen hierin een helpende hand bieden door kwetsbare jongeren tijdens hun eerste transitiestappen richting arbeidsmarkt ook op hun werkplek intensief te begeleiden, maar ook werkgevers zo veel mogelijk te ondersteunen. Diverse projecten lopen aan tegen ‘perverse’ effecten van gevoerd beleid.1 Beleidsmaatregelen leiden er bijvoorbeeld toe dat onderwijsinstellingen of projecten de toeleiding van de meest kwetsbare groepen jongeren naar onderwijs en/of arbeidsmarkt in de weg kunnen gaan staan, omdat zij vooral bezig zijn met het afdekken van de eigen financiële risico’s en het behalen van prestatieafspraken en normen (denk aan het door het vasthouden aan vaste instroommomenten niet snel kunnen overstappen of inschrijven aan een opleiding, onder aan Een pervers effect is een economische term die een effect van beleid beschrijft dat niet de bedoeling van de beleidsmakers was en daar soms zelfs precies tegenin druist. Een pervers effect is daarmee een voorbeeld van een onbedoeld gevolg.
iv
de wachtlijst plaatsen van leerlingen met minder kans op een diploma, etc.). Maar ook het feit dat kwetsbare groepen jongeren als kwetsbaar worden beschouwd heeft geleid tot perverse effecten. Hierdoor zijn mensen in hun omgeving geneigd deze jongeren sterk in bescherming te nemen, wat leidt tot passiviteit en het in stand houden van een gebrek aan zelfredzaamheid. Opbrengsten en mate van activering Kijken we naar de opbrengsten van de gesubsidieerde projecten dan zien we het volgende beeld: Minimaal 177 voorlichtingsbijeenkomsten zijn gehouden over diverse onderwerpen; Er zijn 8 (deels ook gecertificeerde) leerwerkafdelingen/leerwerkplaatsen ingericht; Er zijn rond de 100 plaatsen in activerings/voorschakel/empowermenttrajecten beschikbaar gekomen; Er zijn rond de 360 leerwerkbanen/werkervaringsplaatsen beschikbaar gekomen; Minstens 71 maatjes hebben extra zorg en ondersteuning geboden; Er zijn rond de 50 opleidingsplaatsen in een experimentele setting mogelijk gemaakt. Kijken we naar de mate waarin projecten erin geslaagd zijn de maatschappelijk kwetsbare deelnemers te activeren richting een grotere maatschappelijke betrokkenheid (op basis van beschikbare gegevens bij 18 projecten en 341 deelnemers die het project daadwerkelijk hebben afgemaakt), dan zien we dat men bij 44% erin geslaagd is jongeren stappen te laten zetten op de participatieladder. Vanuit een situatie van thuiszitten, volgen van alleen een opleiding, of een leerwerkbaan/werkervaringsplaats zijn zij geactiveerd richting een opleiding (10%), leerwerkbaan of werkervaringsplaats (17%) of betaalde baan (17%). Bij een groot deel (50%) heeft men de huidige situatie weten te handhaven: veelal zijn dit projecten die extra ondersteuning hebben geboden om kwetsbare leerlingen binnen boord te houden. Tot slot is bij 6% van de deelnemers een achteruitgang waarneembaar: het gros hiervan zit thuis terwijl dit voorheen niet zo was. Aa nk no p ing sp unt en vo o r n ieuw jeu gdb ele id Bij de aanpak van een soepele overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt voor kwetsbare groepen jongeren zijn diverse partijen betrokken. Uit de geleerde lessen zijn diverse aanknopingspunten voor verbeteringen door deze partijen af te leiden. In de volgende paragrafen gaan wij op deze aanknopingspunten in. Daarbij vermelden we per paragraaf eveneens op welke partij(en) dit aanknopingspunt betrekking heeft. Centrale regie binnen een integrale aanpak (overheidsbeleid) Voor een sluitende oplossing van de problemen waarmee kwetsbare jongeren kampen, is een integrale aanpak nodig. Integraal in de zin van: over verschillende gebieden heen (bijvoorbeeld school en thuis); met verbindingen tussen diverse stappen op weg naar werk; en
v
aandacht voor het netwerk om de kwetsbare jongeren heen (soms moeten ook bijvoorbeeld ouders betrokken worden in een aanpak). Het is daarom belangrijk om vanuit de overheid meer samenwerking tussen partijen in de keten te stimuleren en te faciliteren in jeugdbeleid, bijvoorbeeld door in dit beleid (financiële) samenwerkingsprikkels aan te brengen2. Deze samenwerking betreft overigens niet alleen een goede informatie-uitwisseling m.b.t. gemeenschappelijke cliënten, maar ook effectief gebruik van bij verschillende instanties aanwezige kennis en kunde over effectieve begeleiding en bemiddeling van kwetsbare doelgroepen. Ontwikkelingen als de overheveling van taken naar gemeenten, het ontschotten van budgetten en passend onderwijs bieden hiervoor juist op dit moment kansen. Daarnaast wordt specifiek gewezen op het belang van iemand die in het netwerk van betrokken organisaties de regierol pakt en het geheel blijft overzien. Ook dit is iets wat meer gestimuleerd en gefaciliteerd zou kunnen worden in beleid, bijvoorbeeld in de vorm van de financiering van jobcoaches tijdens stages (en niet pas bij daadwerkelijke toetreding op de arbeidsmarkt). Voor de groep kwetsbare jongeren gaat het dan vooral om iemand die zij vertrouwen die op allerlei gebieden ondersteuning (emotioneel, maar ook in praktisch opzicht zoals bij het invullen van formulieren, etc.) kan bieden. Waar centrale regie ook een belangrijke bijdrage kan leveren, is in de ondersteuning van werkgevers. Vanuit een één-loketgedachte kan de centrale regievoerder potentiële werkgevers/praktijkbegeleiders aanzienlijk ontlasten met vragen en zaken die geregeld moeten worden als men wil gaan werken met specifieke kwetsbare groepen jongeren, zoals Wajongeren of jongeren uit het speciaal onderwijs. Werkgevers vinden het onplezierig dat zij bij verschillende instanties moeten zijn bij de inzet van kwetsbare groepen jongeren, zowel wat betreft vragen als bestaande regelingen om de factor arbeid goedkoper te maken, een aangepaste werkplek te financieren, jobcoaches te bekostigen. Vanuit dit perspectief zijn ontwikkelingen als Werkgeverservicepunten en Werkbedrijven zeer interessant. Maar ook regelingen zelf zouden meer opgezet kunnen worden vanuit een één loket-gedachte: geen afzonderlijke subsidies bijvoorbeeld, maar een fiscale regeling (waar de accountant op kan attenderen) waarmee de factor arbeid goedkoper kan worden gemaakt, de inzet van praktijkbegeleiders/coaches/maatjes kan worden bekostigd, etc. Als er sprake zou moeten zijn van een subsidieregeling, dan zou gekozen kunnen worden voor een ‘cocktail model’ voor de subsidieregeling waaruit – al naar gelang de voorkeur of voorkeuren - de loonkosten, verzuimkosten, begeleidingskosten, etc. kunnen worden gesubsidieerd.
Het bieden van voldoende nazorg en een lange termijnstrategie (maatschappelijk middenveld) Uit het onderzoek komt het belang van voldoende nazorg voor een duurzame toeleiding naar opleiding of arbeidsmarkt naar voren. Ook na afsluiting van een traject hebben deelnemers vaak 2
Bijvoorbeeld door het financieel belonen van organisaties die samenwerken om nieuw “integraal” aanbod te realiseren.
vi
nog extra aandacht en begeleiding nodig. Die projecten waarin hiertoe de mogelijkheden worden geboden zijn het meest succesvol. In projecten die langer doorlopen dan de subsidietermijn is dit vaak informeel goed mogelijk, omdat jongeren de betreffende projectlocatie nog steeds kunnen bezoeken (om andere deelnemers te bezoeken, maar ook om even bij te kletsen met de projectleiding). In andere projecten zien we dat dit informeel door projectmedewerkers gebeurt uit een gevoel van betrokkenheid. Bij trajecten zou de nazorgfase echter meer als een integraal deel van het werk moeten worden beschouwd. Dit betekent ook dat er tijd en geld voor beschikbaar zou moeten zijn. Daarnaast maken de resultaten duidelijk dat het belangrijk is om een lange termijnstrategie te hanteren in de toeleiding van kwetsbare groepen jongeren naar opleiding of arbeidsmarkt3. Kleine, losstaande projecten brengen een grote kans op kapitaalvernietiging met zich mee. Er moet meer worden gedacht in ketens die leiden naar een duurzame positie op de arbeidsmarkt. Projecten moeten aan de voor- en de achterkant goed worden geborgd. Aan de voorkant betekent dit dat deelnemers een duidelijk beeld van zichzelf en voldoende zelfvertrouwen moeten hebben (empowerment) om in staat te zijn na te denken over de toekomst en actie te ondernemen. Indien eerste acties zijn ondernomen (bijvoorbeeld een traject gericht op wegnemen van situationele barrières of een traject waarbij men een maatschappelijk aanvaard levensritme leert) is het daarna essentieel dat er kan worden doorgestroomd naar een passend vervolgtraject en voldoende nazorg geboden wordt om deze overstap succesvol te maken. Instanties zouden meer kunnen nadenken over toekomstige stappen van de jongere nadat het traject afgerond is en hier het gesprek over openen. Het is belangrijk na de overstap naar school of werk niet gelijk uit het oog te verliezen, maar ook op het werk en/of de opleiding de jongere in de gaten te blijven houden om een duurzaam effect te waarborgen. Eventueel kunnen nieuwe contacten (mentoren en/of praktijkbegeleiders) hierbij ook een rol spelen. Persoonlijke aandacht (maatschappelijk middenveld, professionals/particulieren) Maatschappelijk middenveld Zoals eerder werd aangegeven is persoonlijke aandacht een belangrijke succesfactor bij het in beweging krijgen van kwetsbare groepen jongeren. Persoonlijke aandacht maakt het mogelijk een band op te bouwen met de jongere. Echter, vaak ontbreekt het in instituties aan voldoende tijd hiervoor. In het onderzoek komt een interessante oplossing voor dit dilemma naar voren: de inzet van maatjes/rolmodellen. Maatjes/rolmodellen kunnen – mits voorzichtig ingezet – in tijden van bezuiniging toch een zekere vorm van intensieve begeleiding en persoonlijke aandacht mogelijk maken.
3
Dit hoeft echter niet als zodanig te worden gecommuniceerd aan de betreffende jongeren. Die zullen als eerste stap eerder
open staan voor overzichtelijke, kortdurende activiteiten. Van daaruit kan echter worden verder gewerkt richting opleiding en arbeidsmarkt.
vii
Professionals/particulieren Voor professionals en particulieren geldt dat om een persoonlijke band met jongeren op te bouwen – naast tijd – ook een bepaalde opstelling nodig is: het bieden van een luisterend oor en het aangaan van een gesprek in plaats van te handelen (en te oordelen) op basis van aannames. Zoals beschreven hebben kwetsbare groepen jongeren vaak negatieve ervaringen met vertegenwoordigers van diverse instituties in de Nederlandse samenleving, waardoor zij geen band met de samenleving hebben opgebouwd of hier zelfs afstand van hebben genomen. Professionals en particulieren die erin slagen met jongeren in gesprek te gaan over hun gedrag en de redenen hiervoor – zonder jongeren het gevoel te geven daarvoor gelijk te worden afgewezen of veroordeeld – kunnen dit proces tegen gaan.
Zet jongeren in hun kracht (overheidsbeleid, maatschappelijk middenveld en professionals/ particulieren) Overheidsbeleid/maatschappelijk middenveld De roep klinkt om een andere beeldvorming rond kwetsbare groepen jongeren. Nu worden deze door overheidsmaatregelen en in communicatie nog veelal neer gezet als ‘sneu’, terwijl projectleiders graag willen laten zien dat deze jongeren daadwerkelijk een toegevoegde waarde hebben. Dit zou in de communicatie vanuit de overheid of andere partijen beter opgepakt kunnen worden. Een voorbeeld van een project dat de beeldvorming van leerlingen van praktijkscholen positief probeert te beïnvloeden is ‘Focus op Ons’. In dit project presenteren de leerlingen zich op een dvd. Hierbij is de gekozen insteek om bedrijven te laten zien wat de praktijkschool is en wat leerlingen van de praktijkschool kunnen. De door zowel schoolleiding als leerlingen gedragen boodschap hierbij is dat deze leerlingen misschien minder goed leren, maar beter zijn met hun handen dan andere leerlingen. Maatregelen vanuit de overheid benadrukken echter niet zozeer deze kracht, maar richten zich juist op een financiële vergoeding voor werkgevers om eventueel productiviteitsverlies door het inzetten van kwetsbare groepen jongeren te compenseren (zoals de no-riskpolis waarbij eventuele ziekte van de jongere wordt vergoed door UWV). In de praktijk zit de weerstand voor het inzetten van bijvoorbeeld jongeren met een beperking echter niet zozeer in het feit dat deze groep minder productief is, maar maakt men zich zorgen over hoe men deze jongeren moet begeleiden. Hier zou men in communicatie-uitingen en beleidsmaatregelen beter op kunnen aansluiten. De komende jaren liggen hier volop kansen, omdat vele sectoren zullen kampen met een tekort aan personeel. Het zou interessant zijn om na te gaan om welke sectoren het gaat en in hoeverre groepen kwetsbare jongeren hier met succes kunnen worden ingezet. Daarnaast kan gedacht worden aan alternatieve overheidsmaatregelen ter ondersteuning van bedrijven bij het beter benutten van het potentieel van kwetsbare jongeren: Compensatie van het inzetten van breed opgeleidde praktijkbegeleiders (die weten hoe om te gaan met de doelgroep, hoe sociaal gedrag kan worden aangeleerd, etc.); Jobcoaches om succesvol met diverse groepen kwetsbare jongeren om te kunnen gaan;
viii
Het werken binnen bedrijven met maatjes, waarbij een (jonge) werknemers de kwetsbare jongeren ondersteunen, helpen en begeleiden zowel functioneel als niet functioneel.
Professionals/particulieren Ook op microniveau zijn er aanbevelingen te doen die maatschappelijk kwetsbare jongeren in hun kracht zetten. Het gaat om: Het zetten van opeenvolgende kleine stappen op weg naar een groter einddoel Breek grote stappen op in behapbare stukken en vier successen: kleine successen leiden tot zelfvertrouwen. Het bieden van voldoende uitdaging Laten dragen van verantwoordelijkheid en leren in de praktijk met echte opdrachten in een realistische werkomgeving: jongeren serieus nemen leidt ertoe dat zij het project ook serieus nemen. Een geleidelijke overgang naar steeds zelfstandiger leren en werken De balans tussen ondersteuning en zelfstandigheid dient gaandeweg het project steeds meer te verschuiven naar zelfstandigheid. Belangrijk is ook om de geboden ondersteuning gedurende een traject niet te abrupt te stoppen wanneer een traject ten einde loopt. De afloop van een traject betekent immers vaak niet dat deze persoon volleerd is.
Benutten van alternatieve vormen van leren (maatschappelijk middenveld, overheidsbeleid) Maatschappelijk middenveld Kwetsbare groepen jongeren zijn veelal jongeren die moeite hebben met de gangbare manier van leren en werken. Zij leren niet zozeer door over de leerstof te lezen en naar instructies te luisteren, maar door dingen veel in de praktijk te doen en te ervaren. Theoretisch zijn ze niet sterk, maar praktisch vaak des te meer. Dit maakt het echter lastig om een diploma te halen. Deze groep is gebaat bij alternatieve vormen van leren (lesmateriaal dat meer visueel is ingesteld, lesprogramma’s met voldoende ruimte voor leren in de praktijk, deelcertificaten in onderwijs, voorbereiding op zelfstandig ondernemerschap, etc.). Bij bepaalde groepen kwetsbare jongeren speelt ook een culturele kloof tussen maatschappij en jongere een rol. Bij deze groep is het belangrijk om – naast oog voor het overdragen van kennis en vaardigheden – ook voldoende aandacht te hebben voor werknemersvaardigheden, bijvoorbeeld tijdens stages, als onderdeel van onderwijs in het kader van burgerschapsvorming (domein identiteit), door maatjes/jobcoaches in te zetten op de werkplek, etc. Overheidsbeleid De rol van leerkrachten, maar ook andere vertegenwoordigers van instituties in de samenleving met wie jongeren al op jonge leeftijd te maken krijgen, is essentieel. Weten zij met de jongeren een positieve band op te bouwen (in plaats van het gevoel te geven te worden afgewezen of te worden veroordeeld), dan verloopt de binding met de samenleving als geheel vaak ook soepel. Hun
ix
impliciete verwachtingen vertalen zich door in vertoond gedrag. In jeugdbeleid zou meer aandacht aan dit mechanisme kunnen worden besteed en hoe (met welk gedrag vanuit professionals) dit positief kan worden beïnvloed.
Stimuleren van sociaal ondernemerschap en eigen initiatief (overheidsbeleid, maatschappelijk middenveld, professionals/particulieren) Professionals/particulieren Steeds vaker ontstaan er mengvormen tussen (a) onderwijs en arbeid (zie o.a. eigen leerwerkbedrijven van scholen of leerafdelingen in organisaties) en (b) commerciële en ideële organisaties (commerciële bedrijven die met een opleidings- of sociale activeringscomponent beginnen). Diverse succesvolle projecten in de monitor zijn hier een voorbeeld van (zie o.a. The Colour Kitchen, Bikkels & Bikes, Bij de Buuf, etc.). Het gaat veelal om maatschappelijk betrokken particulieren of professionals uit het veld die aanliepen tegen de stroperigheid van bestaande systemen en besluiten dingen op hun eigen manier te doen (bijvoorbeeld nadat veranderingen van binnenuit op niets zijn uitgelopen). Door hun grote betrokkenheid en de kleinschaligheid van deze projecten, slagen deze projecten er makkelijker in kwetsbare groepen jongeren aan te spreken en iets voor hen te betekenen. Maar ook op andere manieren zien wij terug hoe het initiatief van een enkele bevlogen persoon veel kan veranderen: bijvoorbeeld door niet te denken vanuit taken en verantwoordelijkheden, maar naar wat nodig is en hoe dit kan worden bereikt. Overheidsbeleid/maatschappelijk middenveld Sociale ondernemers vallen vaak tussen wal en schip met hun mengvormen van onderwijs en arbeid en commerciële en ideële organisaties. Aan de ene kant moeten zij voldoen aan de eisen zoals die gesteld worden aan reguliere ondernemingen. Aan de andere kant moeten zij voldoen aan eisen die worden gesteld aan ideële/educatieve organisaties. Dit kan met elkaar botsen. Enkele concrete voorbeelden: De doelgroep van kwetsbare groepen jongeren maakt het soms moeilijk om aan bepaalde verplichtingen die gelden voor ondernemers te voldoen (denk aan verplichte vca-certificaten bijvoorbeeld); Subsidievoorwaarden met betrekking tot het niet mogen hebben van eigen inkomsten als project, waardoor men niet voor subsidie in aanmerking kan komen indien projecten een mengvorm kennen van commerciële en ideële/educatieve doeleinden.
Inrichting subsidies rond de aanpak van jeugdproblematiek (overheidsbeleid) De gesubsidieerde projecten lopen in de praktijk regelmatig aan tegen wet- en regelgeving die – bedoeld of als gevolg van optredende perverse effecten bij bestaande regels – de uitvoering ernstig belemmeren. Ook komen zij regelmatig in tijdnood, met minder goede resultaten dan oorspronkelijk
x
was beoogd tot gevolg, doordat zij tijdens de looptijd van het project bezig zijn met het leggen en opbouwen van relevante contacten. De meest succesvolle projecten zijn hierdoor vooral die projecten die voortbouwen of aansluiten bij al bestaande initiatieven. Deze observaties leiden tot verschillende mogelijke aanbevelingen voor de inrichtingen van eventuele nieuwe subsidies op dit terrein. Allereerst is – zoals ook al in eerdere rapportages is opgemerkt – een looptijd van een jaar voor de opzet en uitvoering van experimentele projecten te kort. Dit betekent dat of de maximale looptijd van de projecten in subsidieregelingen moet worden aangepast (bijvoorbeeld een verhoging naar maximaal twee jaar, met eventueel een go/no go moment na afloop van het eerste jaar), of er gekozen moet worden voor andersoortige projecten (bijvoorbeeld geen nieuwe ideeën, maar uitgewerkte plannen, projecten die voortborduren op eerdere projecten waardoor de infrastructuur al ontwikkeld is, of juist projecten die zich uitsluitend richten op het leggen van contacten en opzetten van een methodiek). Daarnaast is er bij de experimentele projecten ook sterk behoefte aan ondersteuning bij wet- en regelgeving die als knellend ervaren wordt. Denk aan niet aanleveren van namen van potentiële kandidaten voor trajecten door UWV i.v.m. privacywetgeving, het met behoud van uitkering mee kunnen doen aan bepaalde projecten, het tussen wal en schip vallen van projecten die zowel commerciële als ideële doeleinden nastreven en daarbij geconfronteerd worden met als tegenstrijdig ervaren eisen, etc. Een idee om in deze behoefte te kunnen voorzien zou zijn om naast de subsidieregeling te werken met begeleiding van gehonoreerde experimenten, liefst in interdepartementaal verband. Door een gehonoreerd project te beleggen bij een specifieke beleidsambtenaar of team en deze te laten fungeren als breekijzer bij het oplossen van problemen door het belang van de jongeren centraal te stellen, kunnen er snellere en betere resultaten worden bereikt (casusadoptie). Tot slot zien we in verschillende projecten dat men pas laat na gaat denken over hoe het betreffende project te continueren valt zonder TSROA subsidie. Door hierover al vragen op te nemen in de te schrijven subsidievoorstellen zouden projecten eerder en meer bewust gemaakt kunnen worden van het belang hier over na te denken en actie op te ondernemen. Of er kan gevraagd worden om meer te preciseren wat met de startsubsidie bekostigd gaat worden en wat naar verwachting in de toekomst op een andere wijze kan worden gefinancierd.
xi
Uitgelicht: de ‘prijsoogst’ In dit katern willen we drie inspirerende projecten graag nader uitlichten. De prijsoogst van vier jaar TSROA als het ware. Het gaat om kleinschalige initiatieven en laagdrempelige, makkelijk overdraagbare tips die zij anderen kunnen meegeven. Tips van projecten over hoe een blijvende bijdrage te leveren aan de positie van kwetsbare groepen jongeren op de arbeidsmarkt. Voorbeelden van sociale innovatie, met sociale ondernemers die vanuit particulier initiatief de dingen aanpakken. Dit zijn: Meer dan mama/ Bij de buuf, Zeewolde The Colour Kitchen, Amsterdam Bikkels & Bikes, Groningen Veel leesplezier en inspiratie toegewenst!
MEER DAN MAMA/BIJ DE BUUF DOOR DE BASISZ
Stichting De Basisz is een particulier initiatief dat is ontstaan na een tragisch ongeval in Zeewolde waarbij 5 jongeren de dood vonden. Corine Kroon en Martine Kruider, betrokken bij de jongerensoos van de plaatselijke kerk, ondervonden toen dat jongeren hun verhaal bij hen deden en dat zij iets voor jongeren konden betekenen. Dit leidde tot het idee om nog méér te doen. Met een eigen stichting in de vorm van een leer- werk- en trainingscentrum, in een kringloopwinkel.
Inmiddels vijf jaar later omvat De Basisz niet alleen de kringloopwinkel, maar ook een koffiecorner gerund door tienermoeders, groenonderhoud door kwetsbare jongeren en bestaat de mogelijkheid om in huis cursussen, workshops of een opleiding (in samenwerking met ROC Landstede) te volgen. Welbewust nog steeds als zelfstandige stichting, want …
“wij passen niet bij de gevestigde orde. Bijvoorbeeld alleen al doordat wij altijd denken in mogelijkheden, geen 9tot 5 mentaliteit hebben – want de behoeften van jongeren doen zich niet uitsluitend tussen 9 en 5 voor – , mensen niet in hokjes indelen, en gelijk aan de slag kunnen en willen als iemand zich aanmeldt zonder lange intakeprocedures”.
Inkomsten komen uit de omzet van de winkel en andere activiteiten en vanuit opdrachtgevers als de sociale dienst en de gemeente die trajecten voor jongeren inkopen. Daarnaast is men sterk afhankelijk van vrijwilligers en goodwill van andere partijen om in behoeften te voorzien. Hierin gaat men ver: voor een deelnemer die een hulphond nodig heeft, wordt bijvoorbeeld momenteel een sponsorloop georganiseerd. De tips van De Basisz Voor een succesvol jongerenproject zijn volgens de Basisz drie dingen essentieel: 1. Luister goed naar wat de doelgroep wil. Praat mét in plaats van over en laat ze meebepalen. 2. Geef kwetsbare jongeren de tijd die ze nodig hebben. Het duurt even voordat ze zichzelf durven blootgeven en nieuw aangeleerd gedrag heeft tijd nodig om zich te verankeren. Laat ze pas los als ze er klaar voor zijn, niet als de projecttijd ‘klaar’ is. Biedt nazorg en bouw dit geleidelijk af. 3. Voel je als organisatie niet verheven boven de jongeren. Bij de Basisz zijn oudere medewerkers, de leiding en vrijwilligers ‘collega’s met meer ervaring’. Iedereen werkt
xii
gewoon mee op de werkvloer en eet samen tussen de middag en 1 keer per week na het werk. Zorg er echter wel voor dat het ook weer niet ‘te klef’ wordt: het is wel de bedoeling dat de jongeren uiteindelijk doorstromen! De boodschap van De Basisz De boodschap van De Basisz is gericht aan ambtenaren/bestuurders. Zij worden opgeroepen meer durf te tonen en te denken in mogelijkheden in plaats van volgens vaste regels en procedures en vanuit korte termijn denken. Zo is de Basisz momenteel bezig om een nieuwe deelactiviteit gericht op ‘biologisch boeren’ van de grond te krijgen. Veel geld is er niet nodig: alleen iets om de begeleiding in het eerste half jaar (tot de eerste oogst) te overbruggen. Daarna kan het project (dat dan werk biedt aan zo’n twintig deelnemers) zichzelf bedruipen. Sociale investeerders in jongerenprojecten zijn met de oplopende jeugdwerkloosheid hard nodig, maar juist nu staan budgetten onder druk en lijkt er steeds minder mogelijk.
Tour (partycatering). Opleiding en begeleiding worden zo veel mogelijk gefinancierd vanuit trajectfinanciering van het UWV (Wajong), en gemeenten (sociale activering), door diverse particuliere fondsen, door samenwerking met andere organisaties op het gebied van re-integratie en natuurlijk voor een gedeelte uit de inkomsten van de commerciële activiteiten. De jongeren worden een jaar lang begeleid door praktijkbegeleiders op de werkvloer en op persoonlijk vlak door een coach. De lessen worden verzorgd in samenwerking met het ROC. Ook de theorielessen vinden plaats bij The Colour Kitchen en worden voor het grootste deel gegeven door eigen medewerkers. Dit laatste is belangrijk, om de zorgvuldig opgebouwde veilige omgeving te kunnen blijven garanderen. Na het behalen van een diploma worden de leerlingen door The Colour Kitchen ondersteund in het vinden van een baan of een vervolgopleiding. Bij plaatsing worden oud-leerlingen minimaal nog een half jaar begeleid op hun nieuwe werkplek door hun eigen coach.
THE COLOUR KITCHEN The Colour Kitchen is een commercieel bedrijf met een groot maatschappelijk hart. Opgestart vanuit het idee om mensen van verschillende culturen met elkaar te laten verbroederen in restaurants in achterstandswijken, werd de TSROA-subsidie aangevraagd om jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt uit de buurt van het restaurant op te leiden tot kok of in de bediening, met erkend diploma. Met de lessen die geleerd zijn uit het gesubsidieerde project, heeft The Colour Kitchen zich steeds verder kunnen ontwikkelen. In plaats van 10 leerlingen worden er inmiddels op jaarbasis ongeveer 75 leerlingen opgeleid. Niet alleen meer in het Colour Kitchen restaurant, maar inmiddels ook in The Colour Kitchen at Work (bedrijfscatering in diverse kantoorgebouwen) en in The Colour Kitchen on
De tips van The Colour Kitchen De basisingrediënten voor het activeren van kwetsbare jongeren naar onderwijs en arbeidsmarkt zijn volgens The Colour Kitchen de volgende: 1. Een realistische (commercieel volwaardige) omgeving waarin jongeren een vak kunnen leren. Wanneer jongeren daadwerkelijk zien
xiii
en ervaren wat zij kunnen bereiken, werkt dit zeer inspirerend. Wel is het belangrijk om potentiële deelnemers vooraf goed te selecteren om teleurstelling te voorkomen. 2. Creëer een veilige omgeving en geef aandacht. Belangrijk hiervoor zijn o.a. een goede selectie van medewerkers (medewerkers die werken vanuit hun hart) en het zorgen voor positieve team- en groepsdynamiek (bijvoorbeeld door elkaar altijd een hand te geven bij binnenkomst en vertrek, gezamenlijk koffie drinken/lunchen). 3. The Colour Kitchen probeert haar leerlingen zoveel mogelijk in haar eigen kracht te zetten. Ga niet op de stoel van de leerling zitten. Geef ruimte en grijp alleen in wanneer het nodig is. Leerlingen moeten fouten kunnen maken om van te kunnen leren. De boodschap van The Colour Kitchen Ook in tijden van toenemende jeugdwerkloosheid is het belangrijk om je met jongerenprojecten vraaggericht op te blijven stellen en te zoeken naar kansen in de markt:
Neem niet automatisch aan dat er behoefte is aan je business model of aanbod, zelfs als het op andere plaatsen of branches een succes is. Doe marktonderzoek: wat is er echt nodig in deze regio volgens diverse stakeholders? Wat is nodig in deze branche (zonder diploma kom je als kok maar moeilijk aan de slag bijvoorbeeld, terwijl dit nauwelijks een struikelblok vormt in de bediening)? Kun je jongeren niet doorplaatsen? Biedt ze dan in ieder geval de kans, in een zo realistisch mogelijke omgeving om zoveel mogelijk hun werkritme te behouden en relevante werkervaring op kunnen doen.
BIKKELS & BIKES DOOR STICHTING GOED BEZIG! Bikkels & Bikes, de sociale onderneming van Erwin Grose en Agnes Nanninga (zie foto), is
geboren uit nood. Voor een fietsenwinkel en -werkplaats waar jongeren zonder start-kwalificatie werkervaring konden opdoen, kon het wijkteam in het Groningse Lewenborg maar geen geschikte uitvoerende partij vinden. Uiteindelijk besloten Agnes, zijdelings betrokken bij het wijkteam, en Erwin, die ervaring had met dergelijke projecten in Amsterdam en het wijkteam adviseerde, het dan gewoon zelf maar te doen. Met behulp van de TSROA-subsidie kon hun eigen stichting met het project (toen nog onder de naam ‘demarrage’) van start. ‘Los van het systeem’ werken blijkt achteraf ook voordelen te hebben. Als kleine stichting zijn ze immers zeer wendbaar, goed in staat maatwerk te leveren en blijft er weinig geld aan de strijkstok hangen. Maar nog beter: je kunt werken vanuit een eigen visie. Eigen onderwijsarrangementen bieden die beter passen bij de doelgroep en de arbeidsmarkt door de inhuur van professionals die de nadruk leggen op leren door te doen (en minder op theorie en kwalificaties), reverse learning toe te passen, (waarbij jongeren zelf aangeven wat ze willen leren van deze professionals), jongeren niet sociaal te activeren met standaardactiviteiten maar met werk dat bij ze past, en door het ondernemerschap in mensen aan te boren.
xiv
Om het project voort te kunnen laten bestaan is samenwerking met andere partijen nodig. Hierbij wordt in de uitvoering zoveel mogelijk samengewerkt met zzp-ers en kleine bedrijven met gelijkdenkende mensen om de visie en authenticiteit van Goed Bezig (als in ‘niet behorend tot de gevestigde orde’ en geen ‘logge bureaucratie’) te bewaken. Dit netwerk maakt andere uitstroomrichtingen (o.a. groenvoorziening, autotechniek), geldstromen (verkoop van fietsen via marktplaats, scooteronderhoud voor pizzakoeriers, tuinonderhoud) en ondersteuning (o.a. counseling, jobcoaching) mogelijk. Verder is er inmiddels een contract met het UWV, dat zorgt voor de broodnodige basisfinanciering. De tips van Bikkels & Bikes 1. Niets moet. Disciplinerende maatregelen werken niet volgens Goed Bezig of in ieder geval niet duurzaam. Jongeren willen
keuzes maken (meepraten, denken, beslissen) en serieus genomen worden. Echter, overal "moeten ze altijd van alles". Dus als ze niet willen, dring het ze niet op maar ga samen zoeken naar een alternatief: wat wil je en waar ben je goed in? Vanuit dit samen zoeken naar alternatieven zijn al veel mooie nieuwe initiatieven voortgekomen (zie hierboven). 2. Neem de tijd. Laat jongeren in hun eigen tempo erachter komen wat ze willen. Dit betekent maatwerk, breed opleiden, maar ook flexibiliteit: blijkt iets het toch niet helemaal te zijn, dan moet er omgeschakeld kunnen worden. 3. Biedt jongeren een plek waar ruimte is om zichzelf te zijn. Wil je jongeren binden, dan is het belangrijk om ze zich thuis te laten voelen. Hiervoor is er bij Bikkels & Bikes bijvoorbeeld dagelijks een gezamenlijke lunch en op vrijdagmiddag wordt er gezamenlijk een snack gehaald.
Bikkels & Bikes boodschap aan anderen In deze tijden van oplopende jeugdwerkloosheid is het makkelijk om ontmoedigd te raken. Deze tijd biedt echter ook kansen: Er zijn veel 50-ers en 60-ers die momenteel hun baan verloren zijn, maar zich nog graag actief willen inzetten, veel vakkennis hebben en over een schat aan levenservaring beschikken. Er staan veel panden leeg. Door de vergrijzing en een gebrek aan (goede) technische opleidingen zal er over een aantal jaren een groot tekort zijn aan technici. Veel jongeren, en met name kwetsbare jongeren, hebben moeite met het vinden van een stageplaats of leerwerkbaan. Vaak hebben deze jongeren echter ‘gouden handjes’ als het gaat om sleutelen. Wil je echt wat betekenen voor kwetsbare jongeren, dan liggen er juist nu kansen, zeker op het gebied van technische beroepen. Goed Bezig adviseert anderen dan ook: gewoon doen en je daarbij niet laten afschrikken wanneer bestaande partijen drempels opwerpen. Regel de dingen op eigen kracht: werk met de middelen die je wel hebt.
xv
Hoofdstuk 1 Inleiding 1 .1 Aa n le id in g T SR OA Met de meeste jongeren in Nederland gaat het goed. Er is echter ook een deel waarmee het minder goed gaat. Het gaat hierbij veelal om jongeren die maatschappelijk kwetsbaar zijn: die in hun contacten met maatschappelijke instellingen (o.a. de school, de arbeidsmarkt, maar ook justitie, jeugdzorg, etc.) vooral en steeds opnieuw te maken krijgen met de controlerende en sanctionerende aspecten ervan en minder profiteert van het positieve aanbod4. Hierdoor vindt er minder sociale binding met de maatschappij plaats. Om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor kwetsbare jongeren (zoals allochtone jongeren, jongeren met een arbeidshandicap, laagopgeleide jongeren of tienermoeders) te verbeteren is bij de behandeling van de SZW begroting voor 2008 het amendement Van Hijum c.s. door de Tweede Kamer aangenomen. Dit amendement wil deze aansluiting door middel van het subsidiëren van projecten bevorderen om voortijdig schoolverlaten aan te pakken en de arbeidsparticipatie van minder kansrijke jongeren te verhogen. Hiertoe is de tijdelijke subsidieregeling raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in het leven geroepen waarvoor in de periode 2008-2011 subsidieverzoeken konden worden ingediend. Centraal stond de aanpak van problemen op het raakvlak onderwijs-arbeidsmarkt. Dit omvat onder andere het vinden van leerbanen en stages, de voorlichting en begeleiding bij de beroepskeuze, als ook de toetreding en begeleiding op de arbeidsmarkt aansluitend op de opleiding. Meer specifiek was de regeling bedoeld voor de ondersteuning van projecten met een vernieuwende aanpak. Met het geld van de subsidie konden beginnende, maar veelbelovende projecten een steuntje in de rug krijgen bij de opstart. Belangrijke voorwaarde was een beslissende stem van jongeren in de inrichting en de uitvoering van de projecten. 1 .2 Vier jaa r T SROA in vo g e lvlu cht In vier jaar tijd zijn in totaal 343 subsidies bij het ministerie aangevraagd door uiteenlopende partijen. Hiervan zijn er 52 toegekend. Het gaat om zeer diverse projecten.
4
Vettenburg, N, & Walgrave, L. (2002). Een interpretatie van theorieën over persisterende delinquentie: maatschappelijke
kwetsbaarheid, In Goris, P & Walgrave, L. (Eds.), Van kattenkwaad en erger. Actuele thema’s uit de jeugdcriminologie (pp. 44-59). Leuven: Garant.
1
De projecten zijn divers in: Aantal deelnemers: dit varieert van één tot naar schatting tweeduizend deelnemers (Focus op Ons). Doorlooptijd en intensiteit: het gaat zowel om eenmalige activiteiten als om projecten waarin er dagelijks contact is gedurende een schooljaar. Activiteiten: dit varieert van het geven van voorlichting met betrekking tot beroepskeuzes tot projecten waarin jongeren door middel van bijvoorbeeld een plaatsing op werkervaringsplaatsen daadwerkelijk worden bemiddeld naar arbeid. Doelstellingen: dit wisselt van het voorkomen van voortijdig schoolverlaten tot sociale activering van thuiszittende jongeren of het creëren van leerwerkbanen voor kwetsbare groepen jongeren. Doelgroep: tienerouders, praktijkschoolleerlingen, Wajongeren, allochtone jongeren, zwerfjongeren, betrokken partijen rond kwetsbare jongeren in onderwijs en op de arbeidsmarkt en nog veel meer. 1 .3 On de rzo ek s vr ag en mon it or in g De gesubsidieerde projecten werden – tijdens hun looptijd – gemonitord door IVA beleidsonderzoek en advies. Dit is gedaan vanuit drie verschillende perspectieven, die we ‘zaaien’, ‘laten bloeien’ en ‘oogsten’ hebben genoemd. De drie perspectieven worden hieronder nader toegelicht. Allereerst is in kaart gebracht wat er met de TSROA-regeling gezaaid is in Nederland. Wie kwamen met aanvragen? Wat voor soort aanvragen zijn toegekend? Op wat voor kwetsbare groepen jongeren waren deze projecten gericht? En wie zijn er bereikt? Vervolgens is gekeken naar de ervaringen die de projecten hebben opgedaan in hun eerste jaar met hun aanpak van kwetsbare groepen jongeren (‘laten bloeien’). Centraal hierbij staan de leerervaringen die de projecten bieden ten aanzien van het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Deze vraag is eens te meer relevant in de dynamiek van de huidige tijd, met bezuinigingen en uiteenlopende nieuwe ontwikkelingen op diverse betrokken beleidsterreinen. Denk aan de ontwikkeling naar meer aandacht voor arbeidsgerichtheid in het voorgezet speciaal onderwijs (Werkscholen, Boris brengt je bij ’n baan, etc.), meer aandacht voor de begeleiding van kwetsbare groepen jongeren in het reguliere onderwijs (o.a. passend onderwijs), meer aandacht voor arbeidsmatige activiteiten in de dagbesteding van zorginstellingen (die onder druk staat door wijzigingen in de AWBZ) en meer aandacht voor activering van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (Participatiewet). Meer specifiek richten we ons bij de beantwoording van de vraag naar leerervaringen op de volgende deelvragen: 1. Wat ziet men in de projecten als belangrijke randvoorwaarden, succes- en faalfactoren en best practices die overdraagbaar zijn naar andere initiatieven?
2
2. Welke knelpunten worden gerapporteerd bij de overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt? Zijn deze knelpunten oplosbaar en hoe dan? Vanaf de subsidieronde in 2010 is er een tweede doel van de monitor bijgekomen, namelijk om, daar waar mogelijk, ook te monitoren wat de meer kwantitatieve opbrengsten van de gesubsidieerde projecten zijn (‘oogsten’). Het gaat hierbij om een cijfermatige onderbouwing van de oogst van de verschillende projecten in termen van activering van deelnemers richting opleiding of arbeidsmarkt. 3. Hoe vruchtbaar zijn de verschillende projecten in termen van tevredenheid van deelnemers en in de mate van activering van deelnemers richting een opleiding of arbeidsplaats? Samen leiden alle bevindingen ons tot de beantwoording van de laatste onderzoeksvraag. Deze luidt als volgt: 4. Komen er uit de projecten aandachtspunten naar voren met betrekking tot het huidige of nieuw te ontwikkelen jeugdbeleid? En zo ja, om wat voor aandachtspunten gaat het? 1 .4 On de rzo ek sopz et Ter beantwoording van de verschillende onderscheiden onderzoeksvragen heeft IVA de volgende stappen in het onderzoek gezet: Zaaien: Om inzicht te krijgen in het bereik van de subsidieregeling is een inhoudsanalyse gedaan op enkele hoofdkenmerken van de subsidieaanvragen (gehonoreerd en niet-gehonoreerd). Daarnaast zijn enkele kenmerken van de bereikte deelnemers geanalyseerd. Laten bloeien: (a) Voor het in kaart brengen van de leerervaringen van de projecten zijn telefonische interviews gehouden met de projectleiders van alle betrokken projecten. (b) Een selectie van projecten is daarnaast bezocht voor een nadere verdieping van de leerervaringen. Op locatie zijn deelnemers, maatjes en/of projectleiders geïnterviewd. Oogsten: (a) Bij de projecten waaraan in 2010 en 2011 subsidie is toegekend (en die redelijkerwijs cijfermatige data met betrekking tot activering richting opleiding of arbeidsmarkt konden aanleveren) zijn gegevens verzameld met betrekking tot enkele achtergrondkenmerken van de deelnemers (door middel van een in te vullen Excel-overzicht gericht aan de projectleiders van de betreffende projecten). In te vullen gegevens hadden zowel betrekking op de situatie van de deelnemers aan het begin als aan het eind van de projecten. Door de eindsituatie per deelnemer te vergelijken met zijn of haar beginsituatie kan een indicatie worden gegeven voor de mate van activering in het project. (b) Bij de projecten waaraan in 2008 en 2009 subsidie is toegekend is het eindverslag van de betreffende projecten doorgenomen om cijfermatige gegevens met betrekking tot activering richting opleiding of arbeidsmarkt en/of andere opbrengsten zo veel mogelijk te achterhalen.
3
Zaaien
Hoofdstuk 2 Bereik van de subsidieregeling: overzicht aa nvragen, toekenningen en bereikte deelnemers 2 .1 . De o pze t va n de T SR OA -r eg e lin g In tijden van economische crisis is het belangrijk dat iedereen zo veel mogelijk naar vermogen participeert in de samenleving. Het kabinet wil voorkomen dat mensen afhankelijk worden van een uitkering, te snel worden afgeschreven en permanent langs de kant komen te staan. Niemand wordt afgeschreven en iedereen wordt aangesproken. Dit geldt niet alleen voor oudere medewerkers, maar ook voor jongeren. Een bijzondere uitdaging hierbij vormt de aansluiting en de toetreding op de arbeidsmarkt van jongeren met een relatief kwetsbare positie, zoals laagopgeleide allochtone jongeren of jongeren met een arbeidshandicap. Zij kunnen op allerlei momenten in hun opleiding of bij de toegang tot de arbeidsmarkt voor grote uitdagingen komen te staan. Tijdens de eerste baan, bij het zoeken naar een goede stageplaats of leerbaan, of bij het maken van een beroepskeuze bijvoorbeeld. Om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor deze kwetsbare jongeren te helpen verbeteren is bij de behandeling van de SZW begroting voor 2008 het amendement Van Hijum c.s. door de Tweede Kamer aangenomen. Dit amendement wil deze aansluiting door middel van het subsidiëren van kansrijke experimenten op dit gebied bevorderen. Hiertoe is de tijdelijke subsidieregeling raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in het leven geroepen waarvoor in de periode 2008-2011 subsidieverzoeken konden worden ingediend. Centraal stond de aanpak van problemen op het raakvlak onderwijs-arbeidsmarkt. Dit omvat onder andere het vinden van leerbanen en stages, de voorlichting en begeleiding bij de beroepskeuze, als ook de toetreding en begeleiding op de arbeidsmarkt aansluitend op de opleiding. Meer specifiek was de regeling bedoeld voor de ondersteuning van projecten met een vernieuwende aanpak om voortijdig schoolverlaten aan te pakken en de arbeidsparticipatie van minder kansrijke jongeren te verhogen. Met het geld van de subsidie konden beginnende, maar veelbelovende projecten een steuntje in de rug krijgen bij de opstart. Deelnemende bedrijven werden daarnaast gedurende hun looptijd gemonitord om te zien welke lessen uit de vernieuwende aanpakken te trekken waren. Tot slot ging het om projecten voor en door jongeren. Jongeren moesten daarom zo veel mogelijk een stem en rol hebben in de inrichting en uitvoering van het project.
5
2 .2 . Be re ikt e aa n vr age rs: ee n ove r z icht Op basis van de TSROA-regeling zijn in totaal 343 subsidies bij het ministerie aangevraagd door uiteenlopende partijen (zie figuur).
De meeste subsidieverzoeken kwamen van (a) onderwijsinstellingen (25%), gevolgd door (b) advies/onderzoeksbureaus (16%) en (c) re-integratie & jobcoachorganisaties/arbeids-trainingscentra, etc. (16%). Subsidieverzoeken komen ook regelmatig van (d) maatschappelijke & culturele stichtingen en verenigingen uit het maatschappelijk middenveld (13%). Minder frequent (minder dan tien procent van het totaal aantal aanvragen) zijn subsidieverzoeken vanuit (e) instellingen op het gebied van zorg en welzijn, (f) overheidsinstellingen, (g) het bedrijfsleven (individueel of netwerk van bedrijven) en (h) zelfstandige leerwerkbedrijven/SW-bedrijven.
De verdeling over deze verschillende soorten aanvragers is door de jaren heen redelijk stabiel. Opvallend is wel dat het aantal subsidieverzoeken vanuit onderwijsinstellingen sterk fluctueert (zie figuur). Dit eindigt in 2011 met een behoorlijke dip ten opzichte van 2010 (van 28% in 2010 naar 17% in 2011).
6
Het verminderde aandeel subsidieverzoeken vanuit onderwijsinstellingen komt vooral ten gunste van subsidieverzoeken vanuit maatschappelijke en culturele organisaties (+10%) en in mindere mate re-integratie & jobcoachorganisaties/arbeidstrainingscentra (+4%); instellingen op het gebied van zorg en welzijn (+2%) en het bedrijfsleven (+2%). 2 .3 . De t oeg ek end e pr o je cte n: e en o ve rz ic ht In totaal zijn van de 343 subsidieverzoeken er 52 toegekend: in de periode 2008-2010 jaarlijks vijftien; in het laatste jaar zeven. Ook bij de toegekende subsidieverzoeken (in vergelijking met het eerder gegeven overzicht van het totaal aan binnengekomen subsidieverzoeken) zijn projecten van onderwijsinstellingen het zwaarst vertegenwoordigd: 34% (zie figuur).
Nummers twee en drie verwisselen echter van plaats: Waar bij de binnengekomen subsidieverzoeken advies/onderzoeksbureaus en re-integratie, jobcoachingsorganisaties en arbeidstrainingscentra de gezamenlijke tweede plaats bezetten, komen advies/onderzoeksbureaus bij de gehonoreerde subsidies niet meer in de top drie voor; Organisaties op het gebied van re-integratie, jobcoaching en arbeidstrainingscentra scoren in plaats van een tweede een derde plek (14%); De tweede plek wordt bij de toegekende subsidies ingenomen door maatschappelijke en culturele organisaties: 20% (bij het totaal aantal binnengekomen subsidies stond deze categorie nog op de 3e plek). Het aandeel van de diverse soorten subsidievragers is redelijk gelijk verdeeld over de verschillende rondes van de TSROA.
7
Overigens is in 2008 één project uiteindelijk niet van start gegaan. In de praktijk zijn er dus binnen de TSROA 51 projecten uitgevoerd. Het betreft een grote diversiteit aan projecten. Een en ander wordt hieronder puntsgewijs toegelicht:
Overzicht diversiteit in doorlooptijd en intensiteit De projecten varieerden van projecten met eenmalige activiteiten, via projecten waarbij men een paar keer per jaar activiteiten uitvoerde tot aan projecten waarbij er wekelijks (of meerdere keren per week) contact was met deelnemers. Dit laatste kwam het meeste voor (zie figuur).
In een enkel geval vonden daarnaast activiteiten plaats naar behoefte van de deelnemer en kon de frequentie hiervan per deelnemer sterk wisselen. Dit geldt met name voor projecten waarbij buddy’s/maatjes werden ingezet om de deelnemers te ondersteunen bij (persoonlijke) problemen.
Overzicht diversiteit in doelstellingen: Activiteiten binnen de projecten variëren daarnaast van het geven van normalisering/voorschakeltrajecten (n=8), via voorlichtingsbijeenkomsten voor de doelgroep (n=13), tot terugleiden naar opleiding en/of werk (n=14) en het bieden van extra begeleiding - zowel op vakinhoudelijk als persoonlijk vlak - tijdens opleiding en stage (n=16).
8
Overzicht diversiteit in aantal deelnemers: In totaal zijn met de projecten naar schatting rond de 5.200 mensen bereikt5. In de praktijk varieerde het aantal deelnemers van één tot naar schatting tweeduizend deelnemers (Focus op Ons). In de meeste projecten lag het deelnemertal echter rond de 15 deelnemers.
Overzicht diversiteit in doelgroep: De projecten richtten zich tot slot op zeer diverse doelgroepen binnen de groep kwetsbare jongeren. Meest populaire doelgroepen zijn vso/praktijkschoolleerlingen en Wajongeren, gevolgd door jonge moeders/ouders. Verder is er veel aandacht voor jongeren met een beperking (zonder Wajong status), werkloze jongeren, allochtone jongeren of kwetsbare jongeren in het algemeen. Meer incidenteel is er o.a. aandacht voor zwerfjongeren, plattelandsjongeren, hangjongeren en jonge gedetineerden.
Een uitgebreid overzicht van de inhoud van de gesubsidieerde projecten is te vinden in bijlage 1. 2 .4 De d eeln e me rs: be re ik in d e p ra kt ijk Alle projecten streven ernaar de positie van kwetsbare groepen jongeren op school en/of op de arbeidsmarkt te verstevigen. Dit wil echter niet zeggen dat met de projecten altijd (alleen) kwetsbare jongeren tussen de 18 en 27 bereikt zijn, of jongeren uit de specifiek beoogde doelgroep van de projecten.
5
Sommige projecten schoten met hagel: zij richtten zich op jongeren in het algemeen (bijvoorbeeld leerlingen van een school), in de hoop ook de gewenste doelgroep aan kwetsbare jongeren te bereiken. Dit is bijvoorbeeld vaak het geval bij voorlichtingsbijeenkomsten. Bij dit soort projecten ontbreken overigens überhaupt vaak gegevens over deelnemersaantallen. Andere projecten richtten zich in eerste instantie niet op de doelgroep zelf, maar op betrokken partijen bij de doelgroep: bijvoorbeeld om het debat met betrokkenen van overheidinstanties en bedrijfsleven aan te gaan over hoe Wajongeren succesvol aan het werk kunnen komen en blijven. In andere gevallen is men bezig met voorbereidende activiteiten (bijvoorbeeld opzetten en laten accrediteren van leerwerkplaatsen in penitentiaire inrichtingen) ten behoeve van de doelgroep. De leeftijdsgrenzen van de subsidieregeling worden door projecten niet streng gehanteerd. Zo doen aan de projecten in een aantal gevallen zowel jongeren mee die ouder zijn dan 27, als jongeren onder de 18. Daarnaast zijn kwetsbare groepen jongeren niet altijd gemakkelijk te bereiken en vast te houden in projecten. (a) In verschillende projecten (zeven in totaal) is gekozen voor een andere doelgroep omdat het de projectleiders niet lukte de oorspronkelijk beoogde deelnemers te
Van twee projecten konden gegevens over deelnemersaantallen niet worden vastgesteld.
9
bereiken. Daarnaast zijn in 27 projecten minder deelnemers uit de beoogde doelgroep bereikt dan oorspronkelijk was beoogd. (b) Diverse projecten hebben te kampen met uitvallende deelnemers (de totale uitval bestaat naar schatting uit minimaal 125 jongeren). Uitval wordt veelal veroorzaakt door: Een gebrek aan motivatie (o.a. doordat werk in projecten onbetaald blijft en deelnemers er regelmatig onrealistische verwachtingen/beelden ten aanzien van werk/opleiding op na houden); Problemen in de privésfeer (o.a. zwangerschap, huisvesting, etc.); Gezondheidsproblemen (zowel geestelijk als lichamelijk); Het belanden van deelnemers in het informele en criminele circuit. Uitvallers vinden we voornamelijk in de groep jongeren die aan het begin van het project geen opleiding volgden, maar ook niet werkten (‘thuiszitters’). 68% van de uitvallers is uit deze groep afkomstig. Nog eens 20% betreft jongeren die voorheen op school zaten (op basis van gegevens over 18 projecten in de laatste twee jaar). Meer specifieke informatie over de bereikte deelnemers kunnen we alleen geven over in totaal 18 projecten uit de laatste twee jaar van de TSROA. Vanaf toen zijn namelijk – waar mogelijk – ook meer kwantitatieve gegevens opgevraagd, op persoonsniveau van de deelnemers. In totaal hebben we van 345 deelnemers enkele achtergrondgegevens (sekse, leeftijd, doelgroep, uitkering of niet, in het bezit van een startkwalificatie, hun activiteiten voordat het project begon).
Gebaseerd op de aangeleverde gegevens over deze groep deelnemers zijn met de projecten voornamelijk mannen bereikt: 69% van de deelnemers is man tegenover 31% vrouwen. Het merendeel van de deelnemers bevindt zich binnen de leeftijdscategorie 18-27 jaar: 82%. Diverse deelnemers (13%) zijn jonger dan 18 en een kleine groep (5%) is juist ouder dan 27. 35% van de deelnemers had voorafgaand aan het project een uitkering. 94% van de deelnemers beschikte niet over een startkwalificatie. Voordat de projecten van start gingen zaten de meeste deelnemers thuis (zonder opleiding of werk). De meeste van hen hadden hun opleiding niet afgemaakt (83%). Een ander groot deel van de deelnemers volgden een opleiding.
10
De meeste deelnemers die een opleiding volgden, volgden een opleiding op minimaal mbo-niveau 2 (60%). Veertig procent volgde een opleiding op maximaal niveau 1 (praktijkonderwijs, vso, AKA). Een enkeling was net klaar met zijn/haar opleiding of (gedeeltelijk) aan het werk. Van de werkende jongeren hadden de meesten een (parttime) baan met een tijdelijk contract. De meest bereikte doelgroepen zijn werkloze jongeren met een Wajong-uitkering (19%) en allochtone jongeren (20%). In de doelgroep komen ook veel jongeren voor met meervoudige problemen (12%), een beperking (11%) of jongeren die hangen op straat (10%).
Onder de noemer ‘anders’ vinden we o.a.: Jongeren die niet weten wat zij willen (4x) Jongeren die geen stageplek kunnen vinden (4x) Jonge vaders (2x)
11
Laten bloeien
Hoofdstuk 3 Lessen met betrekking tot su cces- en faalfactoren in de aanpak van kwetsbare jongeren
In de komende hoofdstukken gaan we in op verschillende inzichten die uit de interviews met projectleiders (en in sommige gevallen deelnemers en maatjes, coaches of rolmodellen) naar voren komen. In dit hoofdstuk staan de succes- en faalfactoren centraal in de aanpak van kwetsbare jongeren. Bij genoemde succesfactoren wordt ook beschreven hoe hiermee in één of meerdere projecten concreet wordt omgegaan. Deze beschrijvingen dienen als best practice om over te kunnen dragen aan andere initiatieven. 3 .1 De a anw ezig he id va n e en reg iss eur Een belangrijke succesfactor waar verschillende projectleiders op wijzen is dat er iemand is met een regiefunctie in het leven van kwetsbare jongeren. Kwetsbare jongeren hebben te maken met problemen op veel verschillende gebieden. Een vast aanspreekpunt voor de jongere, met wie hij/zij een band kan opbouwen, maar ook iemand die als verbinder kan fungeren tussen de verschillende werelden waarin de jongere zich begeeft, zoals school, stage en de thuisplek, is daarmee een belangrijke succesfactor voor een snelle en voorspoedige transitie van school naar werk. Voor jongeren is het belangrijk dat er een constante factor is tegen wie zij kunnen zeggen dat zij het even niet weten, terwijl deze constante factor het tegelijkertijd ook makkelijker maakt om vroegtijdig problemen te signaleren en aan te pakken. Verschillende projecten zetten hiervoor speciale coaches in. Enkele voorbeelden:
Eén projectleider beschrijft hoe belangrijk het is de kwetsbare jongeren niet uit het oog te verliezen als ze stage gaan lopen. Als het op de stageplek namelijk niet goed gaat, komt deze groep uiteindelijk vaak ook niet meer naar school. Het betreffende project probeert dit verschijnsel tegen te gaan door o.a. jobcoaching tijdens de stage te faciliteren. Uitgangspunt hierbij was om een soort kring te creëren van school, jobcoaching en werk om de leerling heen. De jobcoach vormt daarbij de spil en is het centrale aanspreekpunt voor de leerling. Deze jobcoach is zowel op de werkvloer als in het klaslokaal aanwezig. “Een leerling moet gewoon weten bij wie hij terecht kan met vragen en hij hoeft niet te weten wie door wie betaald wordt. Daar bedoel ik mee dat er een veilige en duidelijke structuur om hem heen gebouwd wordt. Wie dat is moet niet uitmaken, als hij maar antwoord krijgt op zijn vraag. De jongeren mogen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd”.
13
Daarnaast maakt de aanwezigheid van een jobcoach in de klas en op de werkvloer een constante vertaling mogelijk van theorie naar praktijk. In een ander project wordt gewerkt met transitiecoaches die leerlingen in het speciaal onderwijs begeleiden bij de overgang van school naar werk (of eventueel vervolgonderwijs of dagbesteding). Ook hier wordt gewezen op het belang van structuur voor kwetsbare groepen jongeren. Jongeren worden in dit project niet geconfronteerd met steeds wisselende docenten, maar er is een vaste docent (de transitiecoach) die individuele onderwijs- en stagearrangementen organiseert en uitvoert. “Veel dingen waar deze jongeren niet goed in zijn, zijn juist de dingen die ze moeten doen in het huidige onderwijssysteem. Denk aan communiceren en onderhandelen met veel verschillende personen omdat aan elk vak een andere docent verbonden is. Wij hebben dit daarom omgedraaid. De docent, niet het vak, staat centraal.” Hierdoor is het mogelijk een sluitend traject te organiseren, dat zowel voorziet in de behoefte aan (eventueel) zorg, onderwijs en het opdoen van werkervaring. Tot slot werden in weer een ander project begeleiders vanuit een GGZ-instelling opgeleid als praktijkbegeleiders zodat zij zowel kennis hadden van de zorg voor leerlingen met psychische problemen, maar ook van de lesstof en de werkzaamheden die leerlingen binnen hun instelling leerden in een traject op weg naar herstel en participatie in de maatschappij6. “Hun rol was erg belangrijk. Zij kunnen de deelnemers op twee vlakken ondersteunen in plaats van een praktijkbegeleider vanuit de onderwijsinstelling. Dat is erg waardevol gebleken in dit traject”.
Indien een dergelijke regiefunctie ontbreekt, verschuilen diverse betrokken partijen zich soms achter de grenzen van hun verantwoordelijkheden. Dit kan ertoe leiden dat géén van de betrokken partijen relevante signalen oppikt en aanpakt, met alle negatieve gevolgen voor het succes van het project van dien. “Je hebt een verbinder nodig die het hele project overziet, van de bovenste lagen tot aan de jongeren. Iedereen werkt namelijk vanuit zijn eigen positie en de werkwerelden van de diverse betrokken partijen zijn erg verschillend [...] . We hebben gemerkt dat we iemand miste die net een stapje hoger staat om te zien dat iets langs elkaar heen gaat of niet goed gaat en kan zeggen dat we bij elkaar moeten komen om het te bespreken. Mensen zagen wel dat dingen niet goed gingen vanuit hun eigen positie, maar zijn vervolgens verbaasd dat het niet goed ging met de jongeren”. Een regievoerder is niet alleen belangrijk vanuit het oogpunt van de jongeren zelf, in één van de projecten wordt gepleit voor een regievoerder die werkgevers helpt bij het in dienst nemen en houden van kwetsbare groepen jongeren. Dit project wijst erop dat werkgevers op zich wel bereid zijn om met bijvoorbeeld Wajongeren te werken, maar dat je ze daarbij moet ontzorgen bij alles wat hierbij komt kijken. Dit betekent niet alleen de regie voeren over de administratieve rompslomp die hierbij komt kijken (denk aan regelen financiën, inschrijven UWV), maar ook het betalen van extra voorzieningen op de werkvloer en het bieden van praktische ondersteuning bij de begeleiding 6
Het project was hierbij overigens in eerste instantie gericht op herstel. Leren wordt gezien als één van de benodigdheden
om perspectief en hoop op te bouwen voor een gelukkig leven (en dus leren leven met de aandoening of genezen). Daarnaast biedt leren in het groen een extra stimulans voor de gezondheid (o.a. goed tegen stress).
14
(aanwijzingen hoe om te gaan met bepaald gedrag, extra ondersteuning bij het behalen van verplichte certificaten, etc.). 3 .2 De k rac ht va n rolmo de lle n /ma at j es /ve r tr ouw ensp er so on In verschillende gesubsidieerde projecten zijn rolmodellen en/of maatjes ingezet. Rolmodel’ dient hierbij breed te worden opgevat: het kan ook gaan om jobcoaches of een stagebegeleider waarmee de jongere een goede band heeft opgebouwd. Daarnaast ontstaan rolmodellen soms spontaan in een project omdat jongeren een band opbouwen met één van de betrokkenen, zich naar deze persoon willen spiegelen en/of deze persoon niet willen teleurstellen. Het gaat hierbij veelal om mensen die zeer betrokken bij de deelnemers zijn en die moeite doen om met ze te praten en ze te begrijpen. Eén van de deelnemers aan het project de Arbeidsformule legt uit dat het verschil zit in aan de ene kant de betrokkenheid (“als het slecht weer is, haalt hij ons bijvoorbeeld op”), maar ook de manier van communiceren van deze werkgever (“Je kunt goed met hem praten, ook privé enzo. Hij praat heel motiverend en wil het beste voor ons. Dat geeft zelfvertrouwen en dan wil je ook je best voor hem doen”).
De persoonlijke aanpak vanuit rolmodellen en maatjes blijkt een belangrijke stimulans voor kwetsbare groepen jongeren te zijn. Deze stimulans komt voort uit: Identificatie; Ervaren begrip; Laagdrempeligheid van de geboden ondersteuning; Intensieve, individuele aandacht; Authenticiteit. Identificatie was o.a. een belangrijke stimulans voor de deelnemers aan het project ‘Een zeker zelfbeeld’. De tienermoeders in dit project gaven aan in het verleden vaker aan projecten te hebben deelgenomen (vaak om even onder de mensen te zijn in plaats van alleen thuis met de kinderen te zitten), maar zonder deze projecten als nuttig te ervaren. Met deze insteek begonnen de deelnemers ook aan ‘Een zeker zelfbeeld’. De eerste bijeenkomst (zonder rolmodel) veranderde hier nog weinig aan. In de daaropvolgende workshops vertelden telkens wisselende rolmodellen (tienermoeders met een moeilijk verleden die met succes aan het werken en/of studeren zijn) hun verhaal en raakten de deelnemers gemotiveerd om eerste stappen te zetten richting opleiding en/of werk. Zij konden zich identificeren met deze rolmodellen en kregen het gevoel begrepen te worden. Dit gevoel ontbreekt bij de professionals die hen normaal gesproken begeleiden of trainingen geven. Identificatie en het gevoel begrepen te worden is makkelijker bij maatjes van de eigen leeftijd, los van de achtergrond van deze leeftijdsgenoten. Maatjes van dezelfde leeftijd spreken
15
dezelfde taal als de doelgroep en deelnemers nemen hierdoor sneller iets van ze aan, of in de woorden van een buddy: “Het is makkelijker voor jongeren om te luisteren naar iemand van je eigen leeftijd in plaats van een ouwe lul die je niet eens wilt leren kennen”. Deelnemers zijn verder ook eerder bereid iets te vertellen aan hun maatje dan aan bijvoorbeeld de school-/projectleiding, officiële instanties of ouders. Maatjes zijn ‘laagdrempelig’. Jongeren stappen volgens diverse projectleiders en buddy’s niet zo snel af op professionele hulpverlening: ze gaan niet naar een speciaal gebouw ‘waar je echt niet gezien wilt worden’. Een maatje of een punt op school waar je terecht kunt (iemand zonder opvoedkundige rol zoals een docent of mentor die heeft) spreekt veel meer aan. Zij leren de deelnemers persoonlijk kennen - met hun goede en minder goede kanten - , maar oordelen niet en weten het ook niet per se beter. Maatjes en rolmodellen kunnen daarnaast al hun aandacht aan één of enkele personen geven: iets wat in de reguliere hulpverlening door tijdgebrek en financiële middelen vaak niet mogelijk is. Daarbij komt dat die aandacht veelal vrijwillig gegeven wordt, met aandacht voor de persoon. Het is hierdoor authentiek en persoonsgericht. Reguliere hulpverlening is in de ogen van deelnemers juist meer zakelijk: het zijn professionals die ‘gewoon hun werk doen’. Professionals hebben in hun beleving de neiging labels op te plakken, waarna er alleen nog maar beroepsmatige aandacht is voor dat label en niet meer voor de persoon erachter. Intensieve en authentieke aandacht blijkt echter van groot belang, zoals terug te zien is in onderstaand citaat van een deelnemer aan het project Autotechniek: “Door gebrek aan contacten en begrip voor mijn situatie is het prettig dat er iemand naar mij luistert en mij probeert verder te helpen. De meeste mensen die mij in het verleden hebben begeleid hadden niet zo’n lang uithoudingsvermogen en staakten hun begeleiding. […] De intensieve begeleiding van de begeleider en het idee dat er altijd iemand voor je klaar staat om je verder te helpen geven mij veel vertrouwen”. Maar er kunnen ook negatieve aspecten kleven aan de band tussen deelnemer en maatje/rolmodel. Allereerst waarschuwen enkele projecten voor de kans op te veel hechting tussen deelnemer en buddy of coach. Het intensieve contact kan niet alleen heel uitputtend zijn voor coaches (‘het vreet je leeg’), maar daarnaast is het ophangen van begeleiding aan één persoon ook te kwetsbaar, zeker als het gaat om een onervaren en jong maatje. Daarnaast blijkt bij peer-2-peer begeleiding dat deelnemers en maatjes soms juist te dicht bij elkaar staan voor een succesvolle uitvoering van een project. Bij het project Preventie tienerouders was het oorspronkelijk de bedoeling om niveau vier leerlingen niveau twee leerlingen te laten begeleiden.
16
“Dat werkte helemaal niet, dat kwam veel te dichtbij. De zwangere meiden wilden niet dat iedereen op school het wist. We hadden van tevoren bedacht dat het juist wel veilig zou zijn om het zo te doen, maar we kwamen er al snel achter dat dat niet het geval was”. Tot slot kan het ook voorkomen dat maatjes gedrag vertonen waarvan de projectleiding niet wil dat de deelnemers dit gaan overnemen. 3 .3 Ver bo rg en kra cht d uu rza am w eten aa n te bo re n Kwetsbare jongeren zijn niet alleen kwetsbaar: zij hebben ook bepaalde krachten. Door de focus op wat zij niet kunnen, blijft wat zij wél kunnen echter vaak verborgen. Projecten die de overgang van school naar werk succesvol weten te begeleiden, weten deze ‘verborgen’ kracht duurzaam aan te boren. Dit doen deze projecten door: Het zetten van opeenvolgende kleine stappen op weg naar het einddoel; Het bieden van voldoende uitdaging; Een geleidelijke overgang naar steeds zelfstandiger leren en werken; Nazorg over grenzen heen. De genoemde punten worden in het vervolg van deze paragraaf één voor één verder toegelicht. Allereerst zien we dat projecten de stappen die gezet moeten worden in het bereiken van het einddoel opdelen in kleinere, beter behapbare stappen voor kwetsbare groepen jongeren. Bijvoorbeeld niet in één keer een omvangrijk examen afleggen, maar veel kleine tussenexamens. Bij het succesvol afleggen van elke stap stijgt het zelfvertrouwen en de motivatie om door te gaan bij kwetsbare groepen jongeren. Daarnaast dienen activiteiten uitdagend en leerzaam te zijn. Het laten dragen van verantwoordelijkheid werkt hierbij goed. Uit verschillende projecten komt het beeld naar voren dat dit de jongeren aanspreekt. In The Colour Kitchen bijvoorbeeld maken de deelnemers vanaf dag één uit van een écht bedrijf en zijn zij hiermee medeverantwoordelijk voor het bedrijfsproces en –resultaat. Hiermee is dit project in hun ogen niet ‘weer een projectje’ zoals vele andere projecten en trajecten die zij in het verleden hebben gedaan. De projectleiding geeft aan dat door de verantwoordelijkheid die de bedrijfsmatige omgeving met zich meebrengt de deelnemers zich sneller aanpassen en sneller een arbeidsethos ontwikkelen. Uit het geven van verantwoordelijkheid aan deze groep spreekt impliciet ook dat men vertrouwen heeft in de jongeren en dat kan heel aanmoedigend werken op het zelfvertrouwen en de verdere ontwikkeling van kwetsbare groepen jongeren. Zij voelen zich serieus genomen en nemen hierdoor ook het project serieus. Ook in andere projecten worden bedrijven opgestart waarin kwetsbare groepen jongeren kunnen leren en werken. Vanuit school bijvoorbeeld. Echter, lang niet in al deze projecten komt de (bedrijfsmatige) verantwoordelijkheid die leerlingen dragen goed tot uiting. In sommige andere projecten werken de kwetsbare jongeren bijvoorbeeld niet met geld en hebben zij geen inzicht in de relatie tussen hun gedrag, de gedraaide omzet en het effect hiervan op het voortbestaan van het project. Het werk
17
voelt voor hen hierdoor veel meer vrijblijvend: de noodzaak tot ontwikkeling neemt af. Of in de woorden van één van de projectleiders (van het project Demarrage): “Het gaat om echte klanten, met echt contact, met echt geld. Er wordt hier niet een fiets met dezelfde problemen steeds doorgegeven aan de volgende deelnemer. Deze realiteit zet ze in een bepaalde modus: hoe kun je voorkomen dat je geld verliest of hoe juist meer verdienen? Als je het werk niet goed doet, komt de klant niet terug.” Ten derde wordt door projectleiders gepleit voor een geleidelijke overgang naar steeds zelfstandiger werken en leren voor kwetsbare groepen jongeren. Daarbij moet men allereerst de juiste balans weten te vinden tussen enerzijds ondersteuning bieden en anderzijds loslaten. Het idee bestaat bij enkele projectleiders dat kwetsbare groepen jongeren soms juist te veel in bescherming worden genomen, wat passiviteit en een gebrek aan zelfredzaamheid en zelfvertrouwen in de hand werken. School is bijvoorbeeld een meer beschermde wereld dan de praktijk, waarin bepaalde dingen vanuit de jongeren zelf worden verwacht. Kwetsbare jongeren zouden beter op deze verandering kunnen worden voorbereid door deze groep meer te ondersteunen bij het zelf doen en ze hierin geleidelijk aan ook steeds meer zelfstandigheid te geven: “Je kunt dingen aandragen, maar ze moeten het uiteindelijk zelf doen. Het is zoals het Engelse spreekwoord: ‘you can take a horse to the water, but you cannot make it drink’. Dit kan lastig zijn om in de praktijk te brengen, omdat je soms de meest verschrikkelijke verhalen hoort. Dan heb je al snel de neiging van ach kom maar, ik doe het wel voor je”. Daarnaast zijn succesvolle projecten veelal ook projecten waarbij een zekere nazorg wordt geboden: het contact wordt voortgezet nadat de jongere een volgende stap heeft gezet in de keten van toeleiding naar onderwijs en arbeidsmarkt. Veel projecten richten zich namelijk op één bepaald onderdeel (bijvoorbeeld sociale activering, opbouwen zelfvertrouwen, een werkervaringsplaats, deel van een opleiding, etc.) uit de gehele keten van toeleiding naar onderwijs en arbeidsmarkt van kwetsbare jongeren. Daarna volgt een overstap naar een vervolgtraject of een reguliere opleiding of baan. Zonder zijwieltjes, maar met een steuntje in de rug … . In veel projecten wordt er hard aan gewerkt om deelnemers te laten fietsen met zijwieltjes. Aan het eind van het project gaan de zijwieltjes eraf, er wordt nog een zetje gegeven en daar gaan ze … . Maar iedereen die heeft leren fietsen weet dat dit vaak niet gelijk goed gaat. Het is een stuk prettiger als iemand je nog even vast heeft en met je mee rent, om je op te vangen als je valt. Iemand die niet alleen helpt bij het leren fietsen met zijwieltjes, maar die je ook op weg helpt in de richting van het einddoel: goed leren fietsen.
18
Een warme overdracht van het ene naar het andere traject is vaak niet geregeld. Projecten kunnen dit op verschillende manieren oppakken. Het kan informeel gebeuren (omdat het project met nieuwe deelnemers doorloopt en oud-deelnemers gemakkelijk eens kunnen binnenwippen), maar soms is het ook formeel georganiseerd (een ‘warme’ overdracht vanuit het speciaal onderwijs naar arbeidsmarkt in de vorm van een transitiecoach die verantwoordelijk is voor een overstapplan én nazorg na het sluiten van een arbeidscontract).
3 .4 On tw ikk e le n en be nut ten va n gr oe ps ge vo e l Een andere belangrijke succesfactor die uit de monitoring van de projecten naar voren komt is groepsgevoel. Kwetsbare groepen jongeren zijn heel loyaal richting hun vrienden, familie of andere groepen waar zij zich mee identificeren. Dit is in het verleden vaak lastig gebleken doordat zij hierdoor moeite hebben ‘nee’ te zeggen tegen allerlei verlokkingen of andere zaken, maar kan ook juist worden benut in projecten. Verschillende projecten doen dit, meer of minder bewust. In bijvoorbeeld The Colour Kitchen ontstond het groepsgevoel voor een deel vanzelf, omdat de deelnemers heel intensief met elkaar optrekken (stage én onderwijs wordt gezamenlijk doorlopen) en hierbij een gemeenschappelijk doel hebben (het halen van een diploma). Er is echter ook bewust op gestuurd door de projectleiding. Zo heeft van te voren een selectie plaatsgevonden op de emotionele stabiliteit van de deelnemers om te zorgen dat er niet te grote verschillen waren tussen de deelnemers. Verder wordt de dag altijd gezamenlijk begonnen met een kop koffie en ‘even bijkletsen’, worden gemeenschappelijke uitjes georganiseerd en spreekt de projectleiding deelnemers aan op gedrag dat niet in lijn is met de teamgeest. Het ontstane groepsgevoel zorgt ervoor dat deelnemers elkaar helpen en zich aan elkaar kunnen optrekken. Ook vindt er sociale controle vanuit de groep plaats, waarbij deelnemers elkaar bellen als iemand afwezig is. Waar een telefoontje van coach of praktijkbegeleider nog wel eens genegeerd wordt, nemen zij altijd op als een andere deelnemer belt. Het belang van groepsgevoel werd ook duidelijk in de gesprekken met de deelnemers. Hoewel de meeste gesproken deelnemers aangeven koken leuk te vinden, blijken zij toch vooral met zachte dwang door hun jobcoach naar The Colour Kitchen te zijn gestuurd. Zij zijn echter o.a. blijven hangen bij dit project doordat ze het leuk vinden om deel uit te maken van een team. Een groepsgevoel ontstaat echter niet altijd vanzelf. In o.a. de projecten ‘Zomerjongeren’ en ‘KunSTART’ ontbrak het de deelnemers aan groepsgevoel, waardoor de activiteiten uiteindelijk niet goed van de grond kwamen. Een groepsgevoel was in het project ‘Zomerjongeren’ door een flexibele in- en uitstroom van deelnemers zeer moeilijk te creëren. Deelnemers kenden elkaar over het algemeen niet of nauwelijks en bouwden ook geen band met elkaar op. Van o.a. ‘KunSTART’
19
leren we hoe belangrijk de samenstelling van de groep is voor de motiverende kracht van groepsgevoel. De leerlingen in de leerafdeling hadden weinig met elkaar en elkaars ideeën over op te starten activiteiten binnen de leerafdeling gemeen, waardoor ze niet tot een gezamenlijk doel konden komen en zich geen groep voelden. Niet alle activiteiten in projecten zijn tot slot geschikt om in groepsverband te ondernemen. Behoeften aan bepaalde vormen van ondersteuning van deelnemers zijn zeer persoonsgebonden (problemen met schuldeisers, niet durven reizen met het openbaar vervoer, etc.) en hierdoor niet geschikt om in groepsverband aan te pakken. Bij The Colour Kitchen wordt hierdoor naast de groepsactiviteiten (stage, les, huiswerkbegeleiding) ook veel individuele ondersteuning verleend gericht op de persoonlijke en sociale ontwikkeling van de deelnemers). Daarnaast moet er voldoende vertrouwen tussen groepsleden zijn gegroeid, wil het groepsgevoel ook positief werken als deelnemers gevraagd wordt zich open op te stellen in een groep. Wanneer een ander zich veilig genoeg voelt om zich bloot te durven geven in de groep, kan dit heel inspirerend en bemoedigend werken en ervoor zorgen dat overige deelnemers ook deze drempel durven over te steken. In een project voor tienermoeders had de projectleider bijvoorbeeld de indruk dat de deelnemers veel opener waren dan in één op één gesprekken. In een ander project moesten deelnemers echter bij de eerste bijeenkomst in de groep een maatje kiezen. Dit mondde vooral uit in stoerdoenerij en ondoordachte keuzes.
20
Hoofdstuk 4 Lessen met betrekking tot organisatorische en beleidsmatige succes- en faalfactoren Op basis van de interviews met projectleiders zijn – naast succes- en faalfactoren in de inhoudelijke aanpak van kwetsbare groepen jongeren – ook diverse factoren achterhaald die te maken hebben met organisatorische of beleidsmatige randvoorwaarden voor het succes van projecten. Deze bespreken we in dit hoofdstuk. 4 .1 Spa nn in g t uss en kw alite it en eff ic ien cy Wat opvalt in de interviews met projectleiders is hun worsteling met het aan de ene kant vinden van een goede balans tussen het leveren van kwaliteit om te komen tot een succesvolle transitie van school naar arbeidsmarkt; en aan de andere kant, dit te doen op een efficiënte manier. Voor het succes van projecten wordt veel belang gehecht aan kleinschaligheid, intensieve begeleiding en maatwerk, maar voor het betaalbaar en kostendekkend houden van de activiteiten is massa maken, standaardisatie en geen al te grote tijdsinvesteringen juist veelal het devies. We zien projecten hier op verschillende manieren mee omgaan: Niet te kleine, maar ook niet te grote groepen samenstellen; Groepsmaatwerk; Aanvullende geldstromen. Voor het uit de kosten komen van projecten is een goede groepsomvang belangrijk. Met meer deelnemers of massa, gaat dit makkelijker. Echter, dit staat haaks op de behoefte aan intensieve begeleiding van kwetsbare groepen jongeren. Het is belangrijk een goede balans te vinden. Diverse projectleiders noemen een groepsaantal van tien leerlingen als er les wordt gegeven. Dit aantal kan hoger liggen als het gaat om het volgen van onderwijs binnen reguliere onderwijsinstellingen. Bij het creëren van werkervaringsplaatsen in een penitentiaire inrichting, kwam men er bijvoorbeeld tijdens de uitvoering van het project achter dat de bekostiging van een mbo-opleiding met het maximaal aantal te realiseren plaatsen (op basis van 4 beschikbare lastoestellen) in de aanwezige metaalbewerkingwerkplaats te kostbaar was. Wel kon een kortere en goedkopere cursus worden verzorgd. Andere projecten schipperen tussen enerzijds maatwerk leveren en anderzijds een zekere mate van standaardisatie. Dit betekent veelal minder maatwerk in het tegemoet komen aan individuele wensen en interesses van de jongeren zelf. Zo richt men zich bijvoorbeeld op toeleiding van een groep jongeren naar slechts één of enkele beroepen binnen dezelfde context (bijvoorbeeld kok en gastheer). Jongeren reageren hier wisselend op. Een deel geeft al bij voorbaat aan geen interesse te hebben, een ander doet mee maar valt later alsnog uit, omdat het betreffende werk niets blijkt te zijn, en weer anderen beginnen door het ontwikkelde groepsgevoel een zekere interesse te
21
ontwikkelen en blijven hangen. In projecten waar jongeren op veel verschillende momenten in- en uitstromen en redelijk individuele trajecten volgen (groepsgevoel is er dan veelal niet), is voldoende diversiteit om aansluiting te vinden bij hun interesses en kwaliteiten een duidelijk voordeel voor het slagen van een project. Binnen het project ‘Promoveren’ heeft men zo veel mogelijk diversiteit gecreëerd rond één centraal thema (fietsen). Hoewel het project, net als vele andere projecten, draait om fietsen, is het werken met fietsen slechts een middel en niet het doel. Het project is niet gericht op het toeleiden van jongeren naar de fietsenmakerbranche. Jongeren kunnen allerlei interesses en kwaliteiten uitproberen in één van de vele activiteiten binnen het project: voorlichting over fietsdiefstal op scholen, graveren van fietsen op markten, beheer van fietsenstallingen (identificeren en weghalen van wees- en gestolen verzekerde fietsen), contact met verzekeraars over gevonden gestolen fietsen, verkoop, reparatie, etc., etc. Tot slot zien we dat verschillende succesvolle projecten voor het bereiken van een goede balans tussen kwaliteit en efficiency putten uit andere geldstromen (bijvoorbeeld door te leunen of voort te bouwen op andere initiatieven). Zo combineren zij diverse geldstromen om (extra) kwaliteit te kunnen leveren: geld uit UWV-potjes, de AWBZ, onderwijsgelden, etc. 4 .2 B ir ds o f a fe ath er f loc k to ge the r? We zien in de maatschappij een steeds grotere verwevenheid tussen onderwijs en praktijk (arbeid), maar ook tussen sociale en commerciële doelen. In beroepsopleidingen mbo bestaat bijvoorbeeld tegenwoordig 40 tot 60% uit beroepspraktijk. Daarnaast starten opleidingen eigen opleidingsbedrijven waarin leerlingen werken voor echte opdrachtgevers. En ondernemers begeven zich steeds vaker op het pad van sociaal ondernemen: zij starten bijvoorbeeld commerciële restaurants waarin kwetsbare groepen jongeren een kans geboden wordt. Projectleiders geven echter aan dat deze verwevenheid nog onvoldoende terug te zien is in het huidige overheidsbeleid. Geïnterviewden wijzen op:
De scheiding tussen onderwijsgelden en gelden voor arbeidsmarktmaatregelen (die gelden voor werkenden) die belemmerend kan werken. Zo lopen bepaalde kwetsbare groepen jongeren op de arbeidsmarkt al bij de beroepspraktijkvorming (bpv) tijdens hun studie aan tegen problemen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij jongeren met een handicap. Zij hebben vaak extra faciliteiten en begeleiding nodig op hun bpv-plek, bijvoorbeeld de begeleiding zoals UWV jobcoaches die bieden nadat zij de school hebben verlaten. In het praktijkonderwijs is al succesvol geëxperimenteerd met het uitzetten van stagejobcoaches en ook in de gesubsidieerde TSROA-projecten zien we dat de ondersteuning tijdens de stage door particuliere jobcoaches zeer gewaardeerd wordt door zowel leerlingen als werkgevers; Het haaks op elkaar staan van de visie vanuit onderwijspraktijk en sociaal beleid in sommige gevallen. In het arbeidsmarktbeleid wordt steeds meer uitgegaan van de mogelijkheden van mensen in plaats van hun beperkingen (zie ook de doelstellingen van de voorgenomen invoering
22
van de Participatiewet). In de onderwijspraktijk is dit nog niet vanzelfsprekend (hoewel met de invoering van passend onderwijs en wet kwaliteit vso wel stappen gezet worden om hier verandering in te brengen). Bij slechte prestaties in het reguliere onderwijs wordt veelal de (negatieve) aandacht gericht op wat iemand niet kan, terwijl op praktijkscholen en vso-scholen leerlingen nog vaak ‘gepamperd’ worden. Dit tot ergernis van hun leerlingen die niet wensen te worden weggezet als ‘zielig’. Ook in de arbeidsoriëntatie zouden praktijkscholen en vso-scholen meer aandacht kunnen besteden aan de mogelijkheden op de arbeidsmarkt volgens enkele geïnterviewden; Het tussen wal en schip vallen van sociale ondernemingen qua overheidsbeleid. Door de bezuinigingen worden mengvormen tussen commerciële en sociale/educatieve instellingen steeds populairder, maar zij passen lastig in bestaande regels en beleid. Zo worden bijvoorbeeld geen eigen inkomsten toegestaan bij projecten die voor subsidie in aanmerking willen komen. Aan de ander kant worden aan deze ondernemingen dezelfde regels en eisen gesteld waaraan ‘normale’ ondernemers dienen te voldoen (o.a. VCA). Deze regels drukken vaak zwaar op de begroting van projecten, zeker als men alleen moet draaien op ‘subsidiegeld’. Sommige projecten hebben zich hierbij duidelijk verkeken op de hardheid van deze eisen; Het elkaar tegen werken van beleidsmaatregelen op verschillende gebieden. Bestaand beleid maakt deelnemers bijvoorbeeld soms bang het ‘risico’ van deelname aan een project aan te gaan. In diverse projecten zien deelnemers bijvoorbeeld af van deelname, omdat zij hun uitkering verliezen bij deelname of er in inkomen op achteruit gaan.
4 .3 . T ijd ig c ont act w e ten t e le gg en me t rele va n te p ar t ijen In projecten is een belangrijke faalfactor het niet tijdig contact leggen met relevante partijen. Men schat bijvoorbeeld veelvuldig verkeerd in hoeveel tijd nodig is om medewerking van benodigde instanties te krijgen, dit speelt vooral bij scholen die zouden moeten meewerken. Projecten lopen hierbij in het bijzonder tegen de volgende problemen aan: Een gebrekkige aansluiting van het project op het aangeboden curriculum (scholen); Onderlinge gevoelens van concurrentie; Wet op de privacy. Deze problemen worden hieronder kort één voor één besproken. We zien dat in projecten die te maken hebben met scholen regelmatig vertraging oplopen doordat (a) relevante vakken eerder of later worden gegeven dan voor een goede aansluiting met het project gewenst zou zijn, (b) er binnen scholen pas op een latere termijn dan aanvankelijk gedacht tijd gevonden kan worden voor deelname aan het project, of (c) scholen überhaupt geen tijd weten te vinden om de projecten in te passen binnen hun curriculum. Een verkeerde inschatting van de tijd die het kost om medewerking van scholen te krijgen, ligt aan de andere kant ook aan het feit dat scholen - in tegenstelling tot wat projectleiders vooraf vaak aannemen - lang niet altijd enthousiast zijn over de projecten. Een voorbeeld:
23
“We dachten een cadeautje te brengen voor de scholen: een project wat wij zelf zouden regelen en financieren. Maar de belangstelling was niet zo groot en werd meer als een last ervaren. Wat we in het vervolg moeten doen is ons eigen warme netwerk inschakelen”. Het blijkt lastig te zijn om bij scholen binnen te komen wanneer contact wordt gezocht op directieniveau. Om écht aan de slag te kunnen met jongeren moet men bij leraren, begeleiders en jobcoaches zien te komen. Ook wanneer directies van te voren hebben toegezegd mee te werken aan het project is dit géén garantie voor succes. De betreffende docent of begeleider moet ruimte willen maken en vinden voor het betreffende project. Een goede ingang voor diverse projecten blijken stagecoördinatoren te zijn. Daarnaast zijn verschillende projecten aan het experimenteren met het direct werven van jongeren (deelnemers of maatjes) via Hyves en Facebook of door te flyeren op plaatsen waar jongeren samenkomen en hen daar aan te spreken. Verder stuiten projecten soms op weerstand bij andere partijen uit gevoelens van onderlinge concurrentie (scholen die niet open staan voor initiatieven van externe partijen om bijvoorbeeld vsv tegen te gaan, consultatiebureaus die niet willen meewerken aan projecten gericht op tienermoeders, instellingen op het gebied van daklozenopvang die niet willen meewerken aan projecten gericht op zwerfjongeren, etc.). Betrokken partijen zijn soms bang voor gezichtsverlies of om hun budget kwijt te raken. Hierdoor hebben zij moeite met nieuwkomers met een nieuw project, willen zij bijvoorbeeld geen namen van potentiële deelnemers aandragen of stellen zij zich niet flexibel op bij botsende afspraken. Zo komt het bijvoorbeeld regelmatig voor dat deelnemers aan projecten op een bepaald moment volgens de regels van het project zouden moeten werken, maar tegelijkertijd bijvoorbeeld een overleg hebben met hun woonbegeleider. In geval van onderlinge concurrentie wordt hierbij het eigen belang centraler gesteld dan het belang van kwetsbare jongeren. Om dit tegen te gaan is het belangrijk met relevante partijen al in een vroeg stadium een goede band op te bouwen. Tot slot spelen privacyoverwegingen soms een belemmerende rol. Veel kwetsbare groepen jongeren hebben meervoudige problemen. Het is dan belangrijk om de hulplijnen goed op elkaar af te stemmen. Projectleiders die hierbij de regisseursrol willen pakken lopen echter aan tegen de privacywetgeving. Formeel mogen de diverse partijen niet zomaar informatie met elkaar uitwisselen, waardoor er al snel een circus aan toestemming vragen en verklaringen laten tekenen voor nodig is om met elkaar af te stemmen. Hierdoor wordt het lastig een deelnemer snel ergens op aan te spreken. Ook bij het vinden van deelnemers kunnen privacyoverwegingen roet in het eten gooien. Het UWV geeft in veel gevallen geen namen door aan projectleiders in verband met de wet op de privacy en ook andere instanties, zoals buurthuizen, zijn soms terughoudend bij het helpen met werven uit privacyoverwegingen. 4 .4 Ste m va n d e jon ge re n Diverse ervaringen binnen de TSROA-projecten wijzen op het belang om al in een vroeg stadium contact te hebben met de doelgroep over de opzet en inhoud van het project. Diverse projecten
24
waren vóór en door jongeren ontwikkeld en/of uitgevoerd, vaak in de vorm van begeleiding door maatjes. In andere projecten was de inbreng van jongeren veel beperkter of afwezig. Een aantal van deze projecten stuitte nu onderverwacht op weerstand tegen bepaalde onderdelen in het programma. Zo liep een project gericht op sollicitatietraining aan allochtone vrouwelijke leerlingen aan tegen veel weerstand op één onderdeel van het programma: personal branding. “Ik zou een volgende keer nadrukkelijker checken bij de doelgroep of iets zinvol of werkbaar is. Niet alleen bij de schoolleiding, maar echt in de doelgroep. Bij personal branding bleek er bijvoorbeeld veel angst te zijn voor de reactie van thuis en daar was meer dan de helft uitval. Ze waren bang dat hun ouders of andere familie het niet goed zouden vinden wanneer een filmpje van zichzelf op internet zou komen”. Er zijn echter ook projecten die, zonder een duidelijke actieve inbreng van de deelnemers zelf, succesvol zijn. Zij luisteren naar de stem van de jongeren door te observeren en in gesprek te blijven zodat ze weten wat er leeft. 4 .5 De vo rm is de b oo ds cha p Een interessante bevinding die uit het onderzoek naar voren komt is dat het heel belangrijk is hoe over jeugdbeleid wordt gecommuniceerd richting de doelgroep. Verschillende kwetsbare groepen jongeren staan volgens geïnterviewde projectleiders terughoudend tegenover de reguliere hulpverleningsinstanties. Er is een hoge drempel om hier naar toe te stappen. Succesvolle projecten proberen daarom juist op een laagdrempelige manier ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld door te werken met ‘maatjes’ of ‘buddy’s’. Ook worden activiteiten bewust anders gepositioneerd dan als project, officiële cursus of lezing. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over ‘koffie praten’ als het gaat om discussiebijeenkomsten over een bepaald onderwerp met een educatieve ondertoon. Een andere geïnterviewde projectleider legt uit: “We brengen het niet zozeer als een project. Er zijn maatjes en je kunt er gebruik van maken, als je wilt. Zodra we het gaan bestempelen, moet je uitkijken. Dan krijgen ze etiketjes en dat werkt tegen. Dan zeggen ze dat ze niet willen meewerken aan het project. Daarom zeggen we je kunt gebruik maken van een maatje als je wilt. Daar kunnen we je informatie over geven”.
25
Hoofdstuk 5 Knelpunten overgang onderwijs naar arbeidsmarkt In dit hoofdstuk staan diverse geconstateerde knelpunten op het raakvlak tussen onderwijs en arbeidsmarkt centraal die uit de interviews naar voren kwamen en hoe in diverse projecten met deze knelpunten wordt omgegaan. Hiermee beantwoorden we de derde onderzoeksvraag: ‘Welke knelpunten worden gerapporteerd bij de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt? Zijn deze knelpunten oplosbaar en zo ja, hoe dan?’ De meeste projecten focussen zich in hun projectaanpak op welbekende knelpunten. Her en der komen uit de interviews minder bekende knelpunten naar voren. Een samenvatting van belangrijke variabelen die van invloed zijn op een succesvolle transitie - op basis van de interviews - staat in onderstaand model (geïnspireerd op Wanberg et al, 2002)7. De knelpunten en hun mogelijke oplossingen zullen in de volgende paragrafen één voor één worden toegelicht.
7
Wanberg, C., Song, Z., & Hough, L. (2002). Predictive validity of a multidisciplinary model of reemployment success.
Journal of Applied Psychology, 87 (6), 1100-1120.
26
5 .1 Kw alite it ke uzepr oc es vo o r s ch oo l, s tu d ie en b er oe p De kwaliteit van het keuzeproces voor een school, studie en beroep heeft grote gevolgen voor de toekomst van jongeren. Een verkeerde keuze leidt tot uitval bij een opleiding en mogelijkerwijs tot het überhaupt niet afmaken van school. 5.1.1 Op basis van welke gronden wordt gekozen? Jongeren kiezen in de beleving van geïnterviewden projectleiders vaak voor een school, studie of beroep op basis van ‘oneigenlijke’ gronden: Ze kiezen wat hun vrienden kiezen; Hun keuze is gebaseerd op het vrije systeem dat op een bepaalde afdeling gehanteerd wordt; Hun keuze is gebaseerd op de locatie van de school; Ze kiezen een vak vanwege de leuke leraar/lerares; Hun keuze wordt bepaald door wensen en voorkeuren van hun ouders. De inhoud van beroep of opleiding sluit hierdoor niet altijd aan bij de persoonlijke interesses en kwaliteiten van jongeren, wat kan leiden tot voortijdige schooluitval. Wat jongeren echter ook belangrijk vinden bij school, beroep en werk is dat zij zich ergens thuis voelen. Daarvoor is het belangrijk om te weten wat voor soort mensen ergens werken, een bepaald beroep uitoefenen of op school zitten. Voor de jongeren zelf zijn dit dus niet per se ‘oneigenlijke’ redenen. Sterker nog in diverse projecten wordt juist gewezen op het “thuisgevoel of het groepsgevoel” als succesfactor in de projecten. Hierdoor lukt het om jongeren te binden en boeien. Vaak gaat het immers om jongeren met een kwetsbare positie in de maatschappij, die zich door de maatschappij vaak afgewezen voelen op hun verleden, gedrag en uiterlijk. In het project The Colour Kitchen bleek bijvoorbeeld uit gesprekken met enkele deelnemers dat zij in eerste instantie niet bijzonder veel interesse hadden in koken, maar met zachte dwang vanuit het UWV naar The Colour Kitchen waren gestuurd. Zij zijn echter – in tegenstelling tot bij eerdere opleidingen en/of trajecten blijven hangen omdat ze zich thuis voelden bij de mensen in dit project (staf en deelnemers). Projecten die op deze knelpunten in spelen zijn o.a. Geraakt & Geboeid, MBO gidsen 2.0, Wajong promotieteam en de Beroepenbus. De meeste van deze projecten proberen jongeren (en hun ouders) meer informatie te geven over de inhoud van opleidingen en beroepen voor een betere keuze op ‘eigenlijke’ gronden. Het project MBO gidsen 2.0 pakt het anders aan: daar wil men door het inrichten van een online platform potentieel aankomende leerlingen de mogelijkheid bieden via het chatten met huidige studenten ook antwoord te vinden op vragen als of er leuke mensen op school zitten, er leuke leraren zijn, etc. Overigens bleek dit voor de communicatieafdeling van de betreffende scholen in de praktijk nog een brug te ver.
27
5.1.2 Hebben de jongeren een realistisch en duidelijk beeld van wat ze willen en kunnen? Ook lastig is dat het kwetsbare jongeren vaak ontbreekt aan een goed beeld van hun wensen en mogelijkheden. Hierbij is er een groep (of hun ouders) die hun mogelijkheden overschat en een groep die hun mogelijkheden juist onderschat. Met name allochtone jongeren hebben te maken met duidelijke voorkeuren bij hun ouders. Die zien hun kinderen graag stijgen op de maatschappelijke ladder en willen dat hun kind een studie/beroep dat cultureel aanvaardbaar én met een hoge status kiest. Dit leidt echter vaak tot onrealistische verwachtingen. In het project Beroepenbus was het daarom oorspronkelijk ook de bedoeling (nevendoel) om - naast allochtone jongeren zelf - ook hun ouders beter voor te lichten over studies, beroepen en arbeidsmarkt. In de praktijk is dit echter niet van de grond gekomen8. Maar ook onderschatting komt veel voor. Een groot deel van de kwetsbare jongeren heeft tijdens hun leven al veel teleurstellingen meegemaakt en hierdoor een laag zelfbeeld gekregen (‘ik kan toch niets’). Dit beeld van zichzelf staat hen in de weg om succesvol te zijn in het onderwijs en de arbeidsmarkt. Veel projecten besteden in eerste instantie daarom veel tijd aan het werken aan het zelfbeeld van de jongeren. Er worden kleine stappen gezet en waardoor redelijk snel en gemakkelijk persoonlijke successen geboekt kunnen worden die leiden tot meer zelfvertrouwen. Maar er kan ook meer indirect aan het zelfbeeld van kwetsbare groepen jongeren worden gewerkt, bijvoorbeeld door de inzet van positieve voorbeelden (rolmodellen) om te laten zien dat het ook anders kan. Dit wordt met name gedaan in projecten gericht op leerlingen in het praktijkonderwijs of vso om te doorbreken dat zij na het verlaten van de school als enige optie zich aan te melden voor een Wajong-uitkering zien. Tot slot hebben kwetsbare groepen jongeren vaak een slecht zicht op hun eigen interesses en kwaliteiten en hoe deze passen bij een opleiding en/of beroep. Ook daar richten diverse projecten zich op. Bijvoorbeeld door de inzet van diverse instrumenten om interesses en competenties van jongeren vast te stellen. Bij het laatste loopt men soms aan tegen de moeite die kwetsbare groepen jongeren hebben met zelfreflectie of de noodzaak hiervan niet inzien, zoals duidelijk wordt in het volgende citaat: “Dat ze moeten gaan denken over: wat wil je worden enzo, een assessment gaan doen waarvoor ze 150 vragen moeten invullen … dan vallen ze af. Het zijn hele praktische mensen. Die komen niet door schilderen bij een beroepskeuze. De vraag alleen al: goh, wat wil je nu later? Een aantal jongeren keek naar zichzelf en had zoiets van: ik wil gewoon werken, man. Maakt niet uit wat!”
8
Problemen die men tegen kwam hadden o.a. te maken met de verschillende talen die de deelnemende ouders spreken,
tegenstrijdige voorkeuren bij ouders voor wel of geen bijeenkomsten met deelnemers van verschillend geslacht, het niet inzien van het belang/de mogelijkheid een ondersteunende rol te spelen bij deze keuze (wordt gezien als dat de school behoort te doen en niet de ouders of men denkt er niets van te weten, etc.). Maar ook niet alle jongeren zitten op betrokkenheid van hun ouders te wachten: zij zijn bang hun vrijheid te verliezen.
28
Andere projecten proberen jongeren hun talenten en interesses juist heel praktisch te laten ontdekken in een carrousel van korte snuffelstages (Wajong Tandem, Empowerment met Perspectief, FutureMovie). Door een korte snuffelstage krijgen de jongeren niet alleen een beter beeld van de mensen die in een bepaald beroep werken, maar ook over de arbeidsomstandigheden die een beroep met zich mee brengt en hoe die bij ze passen. Hier wordt door de jongeren uit henzelf weinig over nagedacht. In Met De Kop in de Wind leidt men jongeren met een stoornis in het autistisch spectrum op voor de binnenvaart. Uitval in dit project wordt o.a. veroorzaakt doordat jongeren erachter komen moeite te hebben veel van huis weg te zijn. Bij The Colour Kitchen bleek op het moment dat de leerlingen de praktijk in gingen, het werken in de avonduren (wat erbij hoort in de horeca) niet altijd goed te bevallen. 5 .2 Verw ac ht in ge n en e ise n va n u it s ch ool Een tweede belangrijke factor voor een succesvolle transitie is het kunnen voldoen aan de verwachtingen en eisen vanuit school. Kwetsbare jongeren zijn vaak jongeren die niet goed in het schoolsysteem passen vanwege zeer uiteenlopende redenen (o.a. cognitieve vaardigheden, gedragsproblemen, persoonlijke omstandigheden, afwijkende normen en waarden). 5.2.1 Zelfredzaamheid In de maatschappelijke kwetsbaarheidstheorie neemt de school een belangrijke plaats in bij het ontwikkelen van binding met de samenleving9: Door het ontwikkelen van een positieve band met leerkrachten gaat een kind zich inzetten, ontwikkelt het interesse in schooltaken en voelen zij zich geremd door de leraar ongewenst gedrag te vertonen. Voor maatschappelijk kwetsbare jongeren is het echter lastig om een dergelijke positieve band te ontwikkelen, omdat zij vaak moeite hebben zich aan te passen aan de impliciete normen, waarden, verwachtingen en eisen vanuit school. De schoolcultuur en de cultuur vanuit thuis of persoonlijke omstandigheden thuis botsen. De zelfredzaamheid (mate van ‘opgevoedheid’ als het ware) van kwetsbare jongeren is lager dan gewenst en ook goede ondersteuning hierin vanuit thuis ontbreekt vaak. Zelfredzaamheid is nodig voor het (op tijd) op school komen, huiswerk maken en lessen volgen. Voor kwetsbare groepen jongeren is dit vaak lastig. De doelgroep heeft vaak problemen met op tijd uit bed komen, het maken en nakomen van afspraken en zich kunnen concentreren op de les. Veel projectleiders wijzen erop dat de jongeren zich heel slecht aan afspraken houden, soms zelfs geen agenda hebben/bijhouden. Ook vinden ze het moeilijk om weerstand te bieden aan afleiding/verleidingen: iemand die ze tegen komen op weg naar school en lang niet hebben gezien, even naar de supermarkt in de pauze van een kwartier terwijl de supermarkt 20 minuten lopen is, het net gekregen huurhuis gaan schilderen onder schooltijd omdat ze er onmiddellijk van willen
9
Bakker, K., Pannebakker, M. & Snijders, J. (1999). Kwetsbaar & competent. Sociale participatie van kwetsbare jeugd.
Theorie, beleid en praktijk. Utrecht: NIZW; Vettenburg, N & Huybrechts, I. (2001). Onveiligheidsgevoelens en antisociaal gedrag. Een onderzoek naar de samenhang tussen onveiligheidsgevoelens bij leerkrachten en het antisociaal gedrag bij leerlingen. Leuven: Onderzoeksgroep Jeugdcriminologie.
29
genieten, etc. Tot slot ontbreekt het aan de benodigde planning en zelfdiscipline voor het maken van huiswerk. Zij hebben niet geleerd te leren. Diverse projecten spelen hierop in door jongeren langzaam aan meer zelfredzaamheid aan te leren en/of bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding te bieden. Andere projecten proberen meer rekening te houden met het korte concentratievermogen van de doelgroep door regelmatig af te wisselen van dingen doen en luisteren. Weer andere projecten zoeken een afgeschermde omgeving op met weinig afleiding/verleiding. 5.2.2 Taalvaardigheid Een tweede belangrijke verwachting vanuit school is een bepaald niveau aan taalvaardigheid, terwijl kwetsbare groepen jongeren vaak juist zwak met taal zijn. Dit geldt niet alleen voor het Nederlands, maar ook voor het Engels. Dit maakt het volgen van onderwijs voor hen een stuk moeilijker. Maar het geldt breder: ook lezen, schrijven en het opnemen van schriftelijke informatie is lastig voor kwetsbare groepen jongeren volgens diverse projectleiders. “De deelnemers hebben vaak een hekel aan lezen: ze willen niet lezen of schrijven. Een klein element dat toch heel groot is”. In diverse projecten wordt daarom gewerkt aan het ontwikkelen van ander lesmateriaal, dat beter aansluit bij kwetsbare groepen jongeren. Zo is binnen het project Met de Kop in de Wind lesmateriaal ontwikkeld met veel beeld, grote letters en audiovisueel materiaal. 5.2.3 Systeemdenken vs. leerlinggericht Binnen het onderwijssysteem gelden tot slot allerlei regels die binnen scholen kunnen leiden tot systeemdenken. Systeemdenken komt o.a. tot uiting in diverse gevolgen van de outputfinanciering die onderwijsinstellingen krijgen: scholen worden afgerekend op het aantal diploma’s dat ze afgeven. Dit geeft allerlei prikkels die niet per se in het belang van individuele leerlingen zijn. Niet alle leerlingen zijn bijvoorbeeld in staat om een diploma te halen (bijvoorbeeld door taalprobleem of onvoldoende theoretisch niveau), maar dit betekent niet dat zij niet goed zijn in het vak waarvoor zij worden opgeleid. Zij vallen hierdoor vaak zonder diploma uit. MIJN SCHOOL (een initiatief dat vanuit de TSROA-regeling subsidie heeft gekregen voor het ontwikkelen van een leerafdeling voor hun leerlingen binnen een lokaal cultureel centrum) is een initiatief waar men vanuit het systeem van de leerling het onderwijs probeert aan te pakken. Lukt het niet om een regulier diploma te gaan halen, dan wordt gewerkt met deelcertificaten en een voorbereiding op het zelfstandig ondernemerschap bijvoorbeeld. Doel is om de leerling zoveel mogelijk volwaardig te laten participeren in de maatschappij, maar dat kan en hoeft niet altijd via een diploma. Door de outputfinanciering proberen scholen daarnaast voor een passende begroting zo veel mogelijk leerlingen binnen te halen met een kans op een diploma. Jongeren met een stempel (bijvoorbeeld ‘lastig, want van school gestuurd’ of ‘weet niet wat-ie wil, want verkeerde studiekeuze gemaakt’) dreigen hierdoor bij een beperkt aantal plaatsen onderaan de wachtlijst te belanden. Een
30
aantal scholen (o.a. Het Graafschap College met MIJN SCHOOL)10 pakken het bewust anders aan. Zij richten zich juist op kwetsbare doelgroepen met speciale onderwijsarrangementen. Kwetsbare jongeren worden gezien als een nieuwe markt die om een nieuw onderwijsaanbod vragen. Tot slot maken diverse aspecten in het onderwijssysteem maatwerk leveren en flexibiliteit lastig: Tussentijds instromen (waardoor leerlingen die een verkeerde keuze hebben gemaakt bijvoorbeeld niet thuis hoeven komen te zitten), wordt bijvoorbeeld gehinderd door vaste peildata voor de financiering van onderwijs en vaste startmomenten. Hierdoor zijn scholen niet snel geneigd nieuwe leerlingen ‘tussendoor’ in te schrijven. Daarnaast blijkt het lastig in één en dezelfde omgeving te werken met verschillende onderwijsvormen voor verschillende doelgroepen. Diverse projecten leveren daarom bewust maatwerk op locaties die afgezonderd zijn van reguliere onderwijslocaties. Bijvoorbeeld omdat de doelgroep (denk aan ex-delinquenten) leidt tot onrust onder de ouders van leerlingen of omdat de manier van onderwijs geven niet past in het reguliere systeem. Zo bleek de afwisseling in doen en luisteren (waarbij de leerlingen een aantal keer per les vanuit het leslokaal naar het praktijklokaal liepen) en regelmatig pauzeren in één van de projecten, te leiden tot klachten bij andere leraren. Leraren vonden het te onrustig in de gang. 5 .3 Be la st in g in de pr ivé s itu at ie va n de jo ng er e Diverse jongeren hebben te maken met een thuissituatie die hen zwaar belast. Bijvoorbeeld door ziekte, handicap of verslaving van een familielid of zichzelf, armoede, schulden en woonproblemen, een moeilijke echtscheidingssituatie, huiselijk geweld, de zorg voor eigen kinderen/broertjes en zusjes, etc. Deze belasting speelt op verschillende manieren een rol bij het volgen van onderwijs of werk.
10
Bij MIJN SCHOOL probeert men voortijdige schoolverlaters bijvoorbeeld niet weer terug te laten stromen in het reguliere
onderwijs, maar heeft men enkele opleidingen volgens een nieuw concept ontwikkeld dat deze doelgroep veel beter aanspreekt. Doel is om de leerlingen arbeidsproductief te krijgen op het niveau waarop ze passen (i.p.v. ze een bepaald diploma te laten halen). Samen met de leerling wordt zijn/haar doel bepaald en de weg daar naar toe in de vorm van een individueel trajectplan. Alle opdrachten, projecten, stages zijn echt, hebben maatschappelijke relevantie en hebben een directe link naar passend werk. Tot slot kunnen leerlingen op ieder moment doorstromen of als het nodig is een stapje terug doen, om jongeren de gelegenheid te geven zaken op orde te brengen of te ontdekken of de opleiding wel/niet past.
31
5.3.1 In fysiek opzicht (tijd en plaats) Allereerst kan de privésituatie van jongeren het lastig maken om fysiek naar school of werk te gaan: In veel van de gesubsidieerde projecten wordt bijvoorbeeld gewezen op problemen bij het volgen van onderwijs, een stage, of welke gestructureerde activiteit dan ook, bij jongeren met een (geestes)ziekte. Meerdere keren zijn deelnemers bijvoorbeeld (tijdelijk) uitgevallen doordat zij vanwege hun ziekte opgenomen zijn en dus niet in staat zijn naar school, stage of andere activiteiten te gaan. Andere jongeren kampen met angststoornissen, een handicap, verslaving of de zorg voor kinderen/overige familieleden waardoor zij moeite hebben het huis te verlaten of tijd te vinden voor school en werk naast therapie of afspraken met hulpverleners. Soms is ook geld een achterliggend probleem dat het moeilijk maakt naar school of werk te komen: er moet voldoende bijverdiend worden of geld ontbreekt om reiskosten te kunnen betalen of beltegoed te kopen om je af te melden. Niet op komen dagen is een veelvoorkomend probleem onder kwetsbare groepen jongeren. In de dagelijkse praktijk van school en werk wordt dit slecht geaccepteerd. In de gesubsidieerde projecten wordt hier bewust veel losser mee omgegaan. Jongeren worden niet gelijk veroordeeld voor het niet op komen dagen, maar men gaat in gesprek met elkaar over het hoe en waarom hierachter. Er wordt besproken in hoeverre aangedragen redenen in de maatschappij als geldig worden gezien en gezamenlijk gewerkt aan hoe problemen die school of werk in de weg staan kunnen worden aangepakt. 5.3.2 In mentaal opzicht In andere gevallen werkt de belasting vooral mentaal uit: jongeren worden opgeslokt door problemen in hun privéleven, waardoor er weinig ruimte meer in hun hoofd is voor werk of school. Zij zijn wel fysiek aanwezig, maar zijn er in hun gedachten niet bij of houden zich in bij activiteiten. Bijvoorbeeld omdat zij bang zijn iets niet te kunnen, zich niet durven uiten in het openbaar of omdat zij zich schamen geen ontbijt of lunch te kunnen betalen, of zich niet goed kunnen concentreren door een lege maag. Diverse projecten proberen jongeren met problemen in hun privésituatie extra te ondersteunen om overbelasting en daarmee uitval op school of werk te voorkomen. Vaak wordt hierbij gewerkt met maatjes of buddy’s met wie de jongeren laagdrempelig kunnen praten over hun problemen. 5 .4 Op ge bo uw de s ocia le ne tw er k Het sociale netwerk (familie, vrienden, kennissen) dat jongeren hebben weten op te bouwen is zowel positief als negatief van invloed op een succesvolle transitie van school naar werk. Aan de ene kant kunnen sociale contacten een belangrijke stimulans en motor zijn voor een succesvolle transitie. Bijvoorbeeld door een helpende hand te bieden bij huiswerk, problemen thuis, het vinden van werk, etc. Maar het kan ook negatief werken: door negatieve ervaringen met maatschappelijke instellingen zoals school of stage zoeken kwetsbare jongeren vaak steun bij een peergroup met diezelfde negatieve ervaringen en kunnen zij (als compensatie voor hun falen in de reguliere
32
maatschappij) een eigen antiwaardesysteem gaan ontwikkelen11. Zo eindigen zij met slechts die mensen in hun netwerk die – net als zijzelf - weinig kennis hebben van de taal en cultuur in ‘mainstream’ Nederland of hier zelfs afwijzend tegenover. Dit staat een succesvolle participatie in de samenleving in de weg. Zeker als de afwijkende denkbeelden betrekking hebben op de rol van school of werk in iemands leven. In enkele van de gesubsidieerde projecten is geprobeerd bewust meer diversiteit te creëren in het sociale netwerk van hangjongeren. Vaak gebeurt dit door succesvolle leerlingen aan kwetsbare leerlingen te koppelen, maar ook buiten de schoolcontext wordt dit gedaan. In één project bijvoorbeeld werden jonge professionals van Boskalis gekoppeld aan hangjongeren uit Rotterdam. Zo raakten de hangjongeren zich bewust van het feit dat tattoos en piercings sommige mensen afschrikken, dat het niet overal normaal wordt gevonden dat je binnen met je jas aan en petje op zit en dat niet iedereen straattaal spreekt. 5 .5 Beh aa ld e d ip lo ma , er va r ing en co mpe te n ties Natuurlijk zijn ook het hoogst behaalde diploma en de opgedane werkervaring en competenties van belang voor een succesvolle transitie van school naar werk. Zonder startkwalificatie bijvoorbeeld is het zeer lastig om aan werk te komen. Diverse projecten richten zich daarom op het creëren van doorlopende leerlijnen, aangepaste opleidingsprogramma’s en het laten opdoen van relevante praktijkervaring voor jongeren voor wie het halen van een startkwalificatie lastig is. Het gaat dan veelal om vso/praktijkschoolleerlingen. Zij hebben aan het einde van hun schooltijd geen startkwalificatie en beschikken evenmin over veel relevante praktijkervaring. Enkele voorbeelden van aanpakken uit vier jaar TSROA- projecten:
11
Intensieve samenwerking met praktijkopleiders tijdens het verblijf van de leerlingen op de praktijkschool. Zo draaien leerlingen van de praktijkschool in het project Peer Support mee in de bouwploegen op de eigen werkplaats van het opleidingsbedrijf SSPB (Samenwerkingsverband Praktijkopleidingen Bouw) om dichter bij het bouwvak te komen. Onder supervisie van o.a. een BBL-leerling uitvoerder voeren zij opdrachten uit voor echte klanten. Aansluiting bij tijdelijke culturele initiatieven waarbij leerlingen ingezet worden op (ver-) bouwwerkzaamheden op locatie (o.a. bouw of onderhoud schip). Ontwikkelen doorlopende leerlijn Praktijkonderwijs – MBO – Arbeidsmarkt. Binnen o.a. het Alfacollege zijn toeleidingstrajecten ontwikkeld voor leerlingen vanuit het praktijkonderwijs naar mbo niveau 1 en 2. Deze verlopen redelijk succesvol, maar de overgang richting arbeidsmarkt (in de vorm van stage of baan) blijkt een grote stap. Hier
Vettenburg, N. (2006). Maatschappelijke kwetsbaarheid verminderen door de binding met school te verhogen. In Loots, C.
& Schaumont, C. Kwetsbare jongeren (pp. 41-64). Oud-Heverlee: Don Bosco.
33
hebben de voormalig praktijkschoolleerlingen extra ondersteuning nodig. Deze wordt geboden in de vorm van maatjes. Ontwikkeling speciale opleidingen met een intensief en aangepast programma voor moeilijk lerende jongeren.
5 .6 Eco nomis che noo dza ak o m te w erke n De economische noodzaak om te werken lijkt op het eerste gezicht een belangrijke stimulans om te leren en te werken, en zo een positieve invloed te hebben op een succesvolle transitie van school naar werk. Immers, wanneer jongeren niet de noodzaak voelen te gaan werken, zijn zij niet bereid veel moeite te steken in school, stage of werk. Hierbij zien we dat meisjes bereid zijn zich heel kwetsbaar op te stellen door zich financieel afhankelijk te maken van hun huidige partner. Eén van de deelneemsters aan een project in Rotterdam zag bijvoorbeeld voor zichzelf het nut niet van deelname aan het project - of school en werk überhaupt. Zij was immers toch de vriendin van een jongen die op weg was profvoetballer te worden. Echter, de economische noodzaak om te werken kan ook een negatief effect op school en werken hebben. Jongeren met financiële problemen (zelf of in hun omgeving) zijn zeer op de korte termijn gericht en kiezen hierdoor eerder voor een laaggeschoolde baan zonder opleiding dan te investeren in opleiding en stages. De tijd en het geld die dit hen kost, kunnen zij zich niet veroorloven naar hun gevoel. Een concreet voorbeeld: Voorbeeld Een jongen deed mee aan een leerwerktraject dat leidt tot geschoold werk. Zijn moeder is een alleenstaande vrouw en het gezin heeft moeite de eindjes aan elkaar te knopen. De jongen heeft een vriendin en wil gaan samenwonen. Daar heeft de jongen echter onvoldoende geld voor. Zijn moeder kan hem hier ook niet bij helpen: sterker nog, hij stopt haar en zijn broertjes en zusjes wanneer hij kan wat geld toe. Omdat hij toch graag wil samenwonen, besluit hij uit het leerwerktraject te stappen en een baan te nemen als magazijnmedewerker. Hierdoor heeft hij voldoende inkomen om te gaan samenwonen en zijn moeder te steunen. Hij heeft geen boodschap aan het feit dat hij op langere termijn meer geld kan verdienen door zijn opleiding af te maken.
In vier jaar TSROA zijn er geen projecten geweest die zich specifiek op deze invloed op een succesvolle overgang van school naar werk gericht hebben. 5 .7 Verw ac ht in ge n en e ise n va n u it de jon ge re t en a anz ie n va n w erk /st ag e Voor een succesvolle en snelle transitie van school naar werk spelen ook verwachtingen en eisen vanuit de jongeren ten aanzien van werk een rol. Diverse jongeren hebben onrealistische verwachtingen en onredelijke eisen ten aanzien van werk en/of stages.
34
Zo verwachten jongeren bijvoorbeeld op hun stageplek gelijk dezelfde verantwoordelijkheid te dragen als volleerde collega’s. Als zij niet gelijk op niveau mogen functioneren, voelen zij zich benadeeld. Ook is loon of behoud van uitkering vaak een heet hangijzer. De jongeren (of hun ouders) zien in eerste instantie weinig in onbetaalde stages, ook al hebben ze nog geen werkervaring.
In de projecten probeert men hiermee om te gaan door verwachtingen zo veel mogelijk bij te stellen, te overleggen over een overbruggingsperiode van deelname aan het project met behoud van uitkering, waarna – inmiddels met enige ervaring en benodigde werknemersvaardigheden – het aanbieden van half jaar contracten bespreekbaar gemaakt kan worden. Kwetsbare groepen jongeren zijn verder ook weinig realistisch in het inschatten van de negatieve gevolgen die hun kledingkeuze, tattoos en piercings kunnen hebben op het vinden van werk in bepaalde branches. Populaire beroepen bij kwetsbare jongeren zijn beroepen die passen in de beleveniscultuur waarin we momenteel leven. In deze beleveniscultuur zijn mensen constant op zoek naar ervaringen die hen uittillen boven de gewoonheid van het dagelijks leven en beroepen die hieraan bijdragen spreken de jongeren aan. Diverse projecten werken bijvoorbeeld met leerwerktrajecten in de horeca. Alle media-aandacht heeft het beroep van kok ‘stoer’ gemaakt; het is niet langer iets voor ‘gays’ of ‘domme kinderen’, aldus de deelnemers aan het project Colour Kitchen. Het beroep kent hierdoor een zekere status, zeker in eetculturen als de Surinaamse cultuur. Andere projecten proberen op andere manieren een stoer imago te onderstrepen. Zo werd in het project Jongeren in de Steigerbouw bewust de link gelegd met extreme sporten als de klimsport. Onduidelijkheid is er over de aantrekkelijkheid van het sleutelen aan scooters en auto’s. In de ervaring van sommige projectleiders knappen jongeren hierop af, omdat ze er vies van worden. In het project Demarrage trekt het kunnen sleutelen aan scooters juist jongeren uit de buurt aan. Zij hebben inmiddels binnen het project al meerdere scooters succesvol weten te ‘pimpen’ voor de verkoop. Tot slot wordt door meerdere projectleiders wederom gewezen op de sfeergevoeligheid van kwetsbare groepen jongeren. Dit doet hen vermoeden dat de inhoud van de baan minder van belang is; de sfeer binnen een bedrijf echter veel meer. 5 .8 Kw alite it en inten s ite it z oek pr oc es na ar w erk /st age Een succesvolle transitie hangt ook af van de kwaliteit en intensiteit van het zoeken naar werk/stage en verschillende onderdelen binnen dit proces, zoals je goed weten te presenteren in sollicitatierondes of het verkrijgen van relevante informatie over werk en stages uit je netwerk. Diverse projecten richten zich op verbeteringen in dit proces bij kwetsbare groepen jongeren. Zo is in Netwerken op het Platteland een workshop ontwikkeld en gegeven aan plattelandsjongeren om beter gebruik te maken van hun contacten op het platteland bij het vinden van een baan of stage. In Be in Charge werd allochtone meiden extra ondersteuning aangeboden bij het zich zelfverzekerd presenteren op de arbeidsmarkt, wat een andere houding en vaardigheden vereist dan traditioneel
35
van huis uit wordt meegegeven. In diverse andere projecten is aandacht voor het belang van kleding, op tijd komen en beleefdheidsvormen als je op sollicitatiegesprek mag komen. 5 .9 Wen sen w erkg e ve rs Net als scholen werken vanuit bepaalde verwachtingen en behoeften, doen werkgevers dat natuurlijk ook. Zij verwachten vooral dat basale werknemersvaardigheden aanwezig zijn bij hun personeel. Bij kwetsbare groepen jongeren schort het hier echter vaak nog aan. Om deze jongeren zo lang mogelijk binnen boord te houden op een opleiding wordt veelal een veilige omgeving gecreëerd, waarin jongeren fouten kunnen maken en hiervan kunnen leren. De overgang naar de praktijk waarin dingen die nog veilig kunnen binnen de poorten van de school niet meer geaccepteerd worden, is echter groot. Om deze overgang te verkleinen en een succesvolle transitie te vergemakkelijken, proberen diverse projecten de stap van de veilige schoolomgeving naar de praktijk geleidelijk te laten verlopen. Bijvoorbeeld in de vorm van het inrichten van speciale leerrestaurants, een fietsenwinkel gerund door kwetsbare jongeren, etc. MIJN SCHOOL werkt daarbij met een 3 fase systeem. In fase I werkt men in groepjes aan projecten binnen de veilige omgeving van de school. In fase II werkt men in groepjes aan projecten in een veilige omgeving buiten de school (=in een leerafdeling bijvoorbeeld). In fase III werkt men individueel aan projecten in de buitenwereld. Vaak worden deze initiatieven (fietsenwinkel, leerrestaurant) zelf opgezet als leerafdelingen, omdat voor grote groepen leerlingen die nog in het beginstadium van het opbouwen van hun werknemersvaardigheden zitten nog onvoldoende stageplekken beschikbaar zijn bij reguliere werkgevers. Verder zien we dat werkgevers niet altijd gewend zijn om te gaan met flexibel werken of de mogelijkheden hiervoor ontbreken. Dit is een punt waar in het bijzonder tienermoeders tegenaan lopen bij het vinden van een stageplek. Het Zadkine College heeft hiervoor het Leerflexpunt opgericht dat o.a. tienermoeders helpt met het vinden van een stageplek door werkgevers te informeren over de mogelijkheden van deze groep. 5 .10 Vr aa g o p d e a rbe ids ma rkt De vraag op de arbeidsmarkt aan arbeidskrachten is eveneens een belangrijke invloed op een voorspoedige transitie van school naar werk. Daar waar tekorten aan personeel zijn, kan men immers als werkgever minder kieskeurig zijn. In dergelijke situaties zien we dat werkgevers eerder bereid zijn zich open te stellen voor kwetsbare doelgroepen. Een voorbeeld: “Als ze geen personeel hebben, ligt hun schip gewoon een week stil en wordt er niets verdiend. Dan denken ze meestal: dan toch maar zo’n rotjochie”.
Diverse projecten zijn bijvoorbeeld opgestart vanuit of voor sectoren waar een tekort aan personeel dreigt door de vergrijzing.
36
Het gaat dan o.a. om: Autotechniek; Bouw; Stratenmakers; Steigerbouw; Binnenvaart. Ondanks duidelijke tekorten staan individuele werkgevers binnen deze en andere sectoren echter nog steeds niet te springen om kwetsbare groepen jongeren aan te nemen of een leerplek aan te bieden. Door de economische crisis hebben bedrijven moeite het hoofd boven water te houden en draait men met minimale bezetting. Hierdoor hebben zij weinig tijd voor begeleiding en zoeken zij vooral naar de allerbeste onder de (kwetsbare) jongeren. Volgens enkele projectleiders zien we een dergelijke verdringing van moeilijk bemiddelbare kwetsbare jongeren ten gunste van de sterksten. 5 .11 D is cr imin at ie Naast inhoudelijke gronden die het inzetten van kwetsbare groepen jongeren voor werkgevers (maar ook scholen) lastig maken, zijn er ook minder rationele gronden die een rol spelen. Dit heeft veelal te maken met een negatieve stereotypering van diverse doelgroepen. Werkgevers hebben vaak geen beeld van de mogelijkheden van de doelgroepen, vooral als het gaat om voormalig vso/praktijkschoolleerlingen. In overheidscommunicatie en –beleid wordt (impliciet) vaak nog benadrukt wat groepen kwetsbare jongeren niet kunnen (bijvoorbeeld door financiële compensatie van productiviteitsverlies). Verschillende projecten proberen hier verandering in te brengen, bijvoorbeeld door het maken van een magazine, dvd of via voorlichtingsbijeenkomsten. Of werkgevers maken zich zorgen over hoe hun klanten tegen de inzet van kwetsbare groepen jongeren aankijken. Bij een project in Rotterdam bestond bij één van de deelnemende winkeliers bijvoorbeeld het vermoeden dat de winkel minder klanten kreeg omdat ze een gekleurde jongen uit een achterstandswijk op een werkervaringsplaats hadden aangenomen. Hierop werd besloten de jongen te ontslaan. 5 .12 Pe r iod e va n in ac tivit e it Een cruciaal moment in de succesvolle transitie van kwetsbare groepen jongeren van school naar werk zijn periodes waarin de jongeren om uiteenlopende redenen thuis komen te zitten. Bijvoorbeeld door zwangerschap, het niet kunnen vinden van een stage, of omdat ze niet gelijk kunnen instromen op een opleiding, geen baan kunnen vinden, etc. Tijdens deze periodes van inactiviteit raken jongeren een dagelijks werkritme en andere basale werknemersvaardigheden ontwend. Diverse projecten hebben zich gericht op het herstel hiervan in sociale activeringstrajecten.
37
Oogsten
Hoofdstuk 6 Opbrengsten en bereikte mate van activering In dit hoofdstuk gaan we in op de oogst van de gesubsidieerde projecten. Hierbij kijken we enerzijds naar wat er met het geld gedaan is in de projecten (wat is er opgeleverd: aantal gecreëerde leerwerkbanen bijvoorbeeld of de ontwikkeling van een methodiek), waarbij we dit afzetten tegen dat wat vooraf beloofd was in de projectplannen. Anderzijds kijken we naar de bereikte mate van activering, waarbij we inzicht proberen te krijgen in het effect dat de projecten hebben bereikt bij de deelnemers. 6 .1 A lge me ne op bren gst en en in ter ne doe lbe re ik ing Het vaststellen van de oogst van de TSROA is een delicate en lastige opgave. Hoewel de regeling bedoeld is om problemen op het raakvlak van onderwijs en arbeidsmarkt aan te pakken om jongeren succesvol naar de arbeidsmarkt te begeleiden, gaat het om zeer diverse projecten met zeer diverse doelstellingen. Immers, waar het ene project zich richt op het toeleiden van deelnemers naar een concrete arbeidsplaats, houden andere projecten zich bezig met het geven van arbeidsmarktvoorlichting; is hun ambitie vooral de kwetsbare jongeren meer zelfvertrouwen en vaardigheden bij te brengen om zich beter staande te kunnen houden in hun leven; of zijn zij gericht op het ontwikkelen van methodieken om lesstof aan te passen aan specifieke doelgroepen. Hoe nu al deze uiteenlopende doelstellingen met elkaar vergelijken bij het vaststellen van effecten? En op basis van welke uitkomstmaat? Voordat wij hiertoe een poging doen – door de beginsituatie van deelnemers te vergelijken met hun situatie aan het eind van het project – geven we allereerst een overzicht van de meer algemene opbrengsten van de projecten (wat is er gerealiseerd?) en de interne doelbereiking door de projecten (wat hebben projecten aangegeven dat ze zouden bereiken en is dat ook bereikt?). We beginnen met een kort overzicht van de belangrijkste opbrengsten die de projecten gezamenlijk hebben weten te realiseren. Wij focussen ons hierbij op opbrengsten die meerdere keren voorkomen. In bijlage 3 is een exact overzicht te vinden van de opbrengsten en interne doelbereiking per project. In de projecten zien wij een aantal opbrengsten meerdere keren terugkomen. In totaal hebben de projecten o.a. het volgende gerealiseerd: Rond de 130 methodiekbeschrijvingen, stappenplannen en toolboxen; Minimaal 177 voorlichtingsbijeenkomsten over diverse onderwerpen12; 17 mediaproducten (documentaires, voorlichtingsfilm, tijdschrift, betaversie website, etc.); 8 (deels ook gecertificeerde) leerwerkafdelingen/leerwerkplaatsen; 12
Van sommige projecten is het aantal bijeenkomsten dat georganiseerd is niet exact bekend. Daar is uitgegaan van een
minimum van 1 bijeenkomst.
39
Rond de 100 beschikbare plaatsen in activerings-/voorschakel- en empowermenttrajecten; Rond de 360 beschikbare leerwerkbanen/werkervaringsplaatsen voor kwetsbare jongeren; Zorgverlening door 71 maatjes13. Rond de 50 opleidingsplaatsen in een experimentele setting (nieuw te ontwikkelen of op maat te maken opleidingen).
Kijken we naar de doelen die de projecten zichzelf gesteld hadden en de mate van realisatie hiervan (=interne doelbereiking), dan zien wij het volgende beeld:
Het merendeel van de projecten is gedeeltelijk geslaagd; Meer dan een kwart van de projecten is geslaagd of grotendeels geslaagd volgens (de gestelde doelen in) hun eigen projectplan; Daar staat tegenover dat 21% niet geslaagd is.
Belangrijke redenen hiervoor liggen in: Organisatorische problemen (bijvoorbeeld als gevolg van niet meewerkende derde partijen, inflexibele regels en voorschriften waar men zich aan moet houden); Onvoorziene omstandigheden (o.a. noodweer tijdens een evenement of veranderende wetgeving en als gevolg daarvan veranderende instroom in bedachte projecten); Verkeerde inschatting wensen en behoeften doelgroep (bijvoorbeeld willen werken in (te grote) groepen terwijl deelnemers behoefte hebben aan meer individuele begeleiding) en daarmee samenhangend onrealistische verwachtingen ten aanzien van de resultaten (o.a. al willen werken naar toeleiding naar opleiding/arbeidsmarkt, terwijl de doelgroep eerst nog genormaliseerd en geactiveerd dient te worden); Verlies aan focus (allerlei redelijk onbewuste verschuivingen ten aanzien van het projectplan zoals het verleggen van de focus in doelgroep, het ondergesneeuwd raken van activiteiten gericht op toeleiden naar opleiding en/of werk, etc.). Dezelfde redenen als hierboven werden genoemd voor projecten die niet zijn geslaagd, zien we – hoewel in mindere mate - terug bij projecten die gedeeltelijk geslaagd zijn.
13
Hierbij zijn alleen die projecten meegerekend die de subsidie hoofdzakelijk (naast het opzetten van het project en
projectmanagement) hebben gebruikt voor zorgverlening door maatjes aan kwetsbare jongeren.
40
6 .2 Ma te va n a ct ive r in g Bij in totaal 18 projecten en 337 deelnemers zijn zowel aan het begin als aan het eind van het project gegevens over de situatie van de deelnemers (o.a. opleiding, werk, thuiszitten) opgevraagd. Met een vergelijking tussen de begin- en eindsituatie is een indicatie voor de bereikte mate van activering in de projecten te geven – zij het met de nodige kanttekeningen. Het vaststellen van effecten van de TSROA is een delicate en lastige opgave. Het gaat allereerst om kleinschalige, kortlopende en experimentele projecten, waardoor onze verwachtingen ten aanzien van effecten enigszins getemperd dienen te worden. Te meer omdat het effect van de projecten pas echt goed vast te stellen is op langere termijn. Daarnaast gaat het om zeer verschillende projecten, waardoor het aan één uitkomstmaat waarop alle projecten kunnen worden gemeten ontbreekt. Immers, waar de een zich richt op het toeleiden van deelnemers naar een concrete arbeidsplaats, houden andere projecten zich bezig met het geven van arbeidsmarktvoorlichting om een goede opleidingskeuze te faciliteren en voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Ook was het voor de deelnemende projecten niet altijd gemakkelijk de gevraagde informatie volledig aan te leveren. Van sommige deelnemers ontbreken daarom deels gegevens. Tot slot dient in gedachte te worden gehouden dat op basis van de verzamelde gegevens geen oorzakelijke verbanden vast te stellen zijn: zijn er verschillen tussen begin- en eindsituatie van deelnemers, dan is het betreffende project hier niet per se voor verantwoordelijk. De geconstateerde verschillen kunnen ook het gevolg zijn van andere invloeden op de deelnemers. Om meer te kunnen zeggen over de bereikte mate van activering, gaan we in deze paragraaf nader in op de verschillen tussen begin- en eindsituatie (uitgaande van het hoogst bereikte niveau van participatie) van deelnemers die de projecten hebben doorlopen. De benodigde gegevens voor deze vergelijking zijn bekend bij in totaal 337 deelnemers.
41
Als we de totalen van de gekleurde balken onderling vergelijken zien we het volgende beeld: De meeste deelnemers zitten aan het eind van de projecten op school (32%); 28% van de deelnemers heeft het project niet afgemaakt. Echter, dit is niet altijd het gevolg van een gebrek aan interesse of motivatie bij de deelnemers. Sommige afhakers zijn overgeplaatst naar een ander traject dat beter bij ze past, anderen wachten bijvoorbeeld nog op een plaatsing op een werkervaringsplaats of een leerwerkbaan die nog niet gevonden is. Tot nu toe is deze groep echter in deze projecten nog niet veel verder gekomen als het gaat om actieve participatie in de maatschappij; 14% werkt; 13% heeft een leerwerkbaan of een werkervaringsplaats; 9% zit aan het eind van het project thuis (n=30, waarvan 20 met een uitkering); 4% is net klaar met zijn/haar opleiding. De verschillende kleuren in de balken staan voor de diverse herkomst (=beginsituatie) van de deelnemers in deze groep. Beginnend met de grootste groep (de schoolgangers: 48% maximaal mbo-1, 52% minimaal mbo-2), bekijken we voor elke groep de bereikte mate van activering. Het volgen van een opleiding houdt voor het merendeel van de deelnemers een handhaving van de beginsituatie in: zij volgden ook al een opleiding voordat het project begon. Er is kortom geen sprake van een duidelijke activering in maatschappelijke participatie. Aan de andere kant betekent dit ook dat de deelnemers niet voortijdig de opleiding hebben verlaten: het doel dat veel projecten met deelnemers in deze categorie voor ogen hadden. Voor 18 deelnemers is het volgen van een opleiding wel een duidelijke stap vooruit: zij zaten voorheen thuis. Een deel van de deelnemers (n=46) heeft daarnaast aan het eind van het project een baan. Hier zien wij een aanzienlijk verschil in activiteit tussen de begin- en eindsituatie van diverse deelnemers: meer dan de helft van de deelnemers in deze groep zat eerst namelijk thuis, zonder opleiding en/of werk. De overige deelnemers zaten op school/waren daar net klaar mee of hadden voorheen ook al werk. 43 deelnemers hebben aan het eind van het traject een leerwerkbaan/werkervaringsplaats. Ook in deze groep zien we een aanzienlijke activering. Voorheen zat het grootste deel van deze groep thuis (n=33) of zaten zij alleen op school (n=8). In 36 gevallen gaat het hierbij overigens om een combinatie van werken en leren. 31 deelnemers zitten aan het eind van de trajecten thuis. Van deze thuiszitters was het merendeel ook al een thuiszitter aan het begin van het traject. Echter, bij het overige deel (n=11) zijn de projecten er niet in geslaagd te voorkomen dat deelnemers vanuit een opleiding of leerwerkbaan/werkervaringsplaats, etc. verder afgleden in inactiviteit. De groep die aan het eind van de projecten net klaar is met zijn/haar opleiding is beperkt. Het gaat om 13 mensen. Het grootste deel hiervan was voorheen een thuiszitter zonder opleiding en/of werk.
42
Dit houdt een aanzienlijke activering in. De rest van de deelnemers heeft zijn/haar beginsituatie min of meer gehandhaafd (volgden al een opleiding of waren daar voor het begin van het project ook al net mee klaar)14. Samenvattend zien wij de volgende resultaten bij de deelnemers die de projecten hebben afgemaakt (n=241):
14
Bij de meeste deelnemers heeft men de status quo weten te handhaven: medewerkers zijn niet afgegleden naar een hogere mate van inactiviteit, maar zijn ook niet doorgestroomd naar meer actieve vormen van participatie in de maatschappij; In 44% van de gevallen participeren de deelnemers actiever in de maatschappij aan het eind van het project dan voorheen. In 6% van de gevallen heeft men niet kunnen voorkomen dat deelnemers minder actief zijn gaan participeren in de maatschappij na afloop van de trajecten.
In dit laatste geval gaat het om een kortlopend project.
43
Bijlage 1: Overzicht projecten
Gesubsidieerde projecten 2008 Naam aanvrager
Projectnaam
Inhoud
ROC Flevoland
Moeder en kind
PSW i.s.m. gemeente Breda, UWV en vso-scholen
Wajong promotieteam
Voorlichting over werk aan scholieren met beperkingen; Stages en leerwerktrajecten bevorderen; Werken aan beeldvorming bij werkgevers over jongeren met beperkingen.
ROC ter AA
Beroepenbus
Allochtone jongeren als rolmodel; Vanuit de beroepenbus voorlichting over vervolgstudie en beroep aan ouders en jongeren.
BSW bedrijven / Kpabel
Voorschakeltraject Wajong
Vorm van buddy systeem tussen jonggehandicapten, wajongers en jongeren met sw-indicatie en mbo’ers; Via voorschakeltraject vaststellen wat de mogelijkheden zijn voor een vervolgopleiding.
Samenwerkingsverband Praktijkopleidingen bouw (SSPB) Gilde Zorg
Peer support: samen bouwen aan werkers door werkers Wajong kennisbus
Doorstromen vanuit praktijkschool naar een praktijkopleiding bij de SSPB.
Oorspronkelijk gericht op het verbeteren van de uitgangspositie van jonge moeders op de arbeidsmarkt; Deze potentiële uitvallers behouden in het onderwijs; Omdat doelgroep niet goed kon worden bereikt gericht op AKA opleiding; TopWork Moeder-kindhuis fungeert als leerwerkbedrijf voor AKA-leerlingen; Aanvullend ook aandacht voor preventie tienermoederschap in deze groep.
In Rotterdam, Den Haag, Gouda, Zwolle en Utrecht rijdt de bus naar leerwerkbedrijven; In de bus debat over knelpunten die aansluiting van wajongeren bemoeilijken tussen wajongeren en vertegenwoordigers van praktijkonderwijs, ROC, UWV, bedrijfsleven.
44
ROC Horizon college
Maatwerk voor werken in de ICT
Experiment met maatjes-samenwerking tussen leerlingen in het MBO; De leerling met een functiebeperking in de ICT-opleiding wordt gekoppeld aan een oudere leerling op mbo-niveau 3; Door dit experiment inzage krijgen in verdere verbetering van de stagebegeleiding van leerlingen met beperkingen zoals o.a. autisme.
Plattelands Jongeren Service
Netwerken op het platteland
Verbeteren arbeidsparticipatie op het platteland; Jongeren worden getraind in het leren netwerken met werkgevers.
Alfa-college
Een maatje meer
T.b.v. leerlingen uit het praktijkonderwijs ontwikkelen van een doorlopende leerlijn van Pro- MBO- arbeidsmarkt; Meer begeleiding van uit MBO naar arbeid; Ook hier maatjes begeleiding door een oudere leerling.
Weer aan Werk BV
Autotechniek voor jongeren
Allochtone jongeren, met problemen op meerdere terreinen. Ook enkele veelplegers; Zij krijgen toegang tot een leerwerkplek in de autotechniek; Intensieve betrokkenheid reclassering en werkgevers, met daar waar mogelijk het gezin erbij betrekken; De bedrijfsopleiding wordt ingekocht bij ROC Midden Nederland speciaal voor deze jongeren, die de scholing ook apart volgen; Scholing in het bijzonder gericht op beroepshouding en gedrag van de jongeren; Daarna eventueel doorstromen naar regulier onderwijs.
Albeda College
Future Movie
Rotterdamse jongeren met meervoudige problemen maken een documentaire over hun eigen leven: thuis en op school; Dient als spiegel om meer inzicht te krijgen in eigen kunnen en beperkingen; Enthousiasmeren/activeren om zo ook de houding t.o.v. school en werk positief te beïnvloeden.
De Basisz
Meer dan Mama
Opvang en begeleiding van tienermoeders in Zeewolde; Zij krijgen hulp bij de verzorging van de baby en trainingen en cursussen;
45
Dit dient als middel om hen in beeld te houden en de kans te vergroten op een terugkeer naar school of naar een baan. Mind at Work
Zwerfegels en buddies: een borstelige weg naar werk
Dit project is een spin-off van het project Almeerkans dat eerder gelopen heeft en zich richtte op voortijdige schoolverlaters met psychosociale problemen. Zwerfegels richt zich op dakloze jongeren; De oudere jongeren uit Almeerkans treden op als buddy voor de nieuw ingestroomde jongeren. Samen stellen ze een trajectplan op met kleine ontwikkelstapjes richting normalisering.
VMS
Jong aan de slag met gezond straatwerk
Er komt een netwerk van jonge stratenmakers dat zich richt op de instroom van jongeren in de sector; Gefocust wordt op jongeren die nu als hangjongeren veel buiten zijn en werkloos zijn; Men verwacht dat de overstap naar buiten werken deze jongeren minder zwaar zal vallen.
46
Gesubsidieerde projecten 2009 Naam aanvrager
Projectnaam
Inhoud
Stichting Plattelands Jongeren Service, Utrecht
Nieuwe wegen, andere banen.
Stimuleren van zelfstandig ondernemerschap op het platteland; Jongeren krijgen gericht via peer-colleges informatie aangereikt over het starten als ondernemer; De peer colleges worden gegeven door andere jongeren die al ondernemer zijn.
ROC Friese Poort, Drachten
Jongeren investeren in jongeren
Gericht op jongeren met complexe problemen die dreigen uit te vallen uit het onderwijs; Met het inzetten van tutors (hbo-studenten en oudere mbo’ers) krijgen de probleemjongeren korte tijd een maatje aangeboden; De tutor staat de jongere bij met raad en daad.
De Bolster, Groningen
Voorportaal werkomgeving
Studerende jongeren aan de docentenopleidingen interesseren voor het VSO en PRO onderwijs; De jongeren in het vso en praktijkonderwijs geven voorlichting aan de hbo-studenten om te bevorderen dat de kennis over laagopgeleide jongeren met een Wajong achtergrond toeneemt; Dit moet de kans vergroten dat hbo’ers in de toekomst kiezen voor een baan in het vso en praktijkonderwijs.
Alfa college, Groningen
Meet and Greet
Methodiekontwikkeling die voortijdig schoolverlaten vermindert en duurzaam perspectief biedt aan jongeren met gedragsproblemen en/of cognitieve leerproblemen; Deze jongeren volgen de opleiding tot Horeca-assistent op niveau 2; De opleiding is in een voor jongeren veilige omgeving van een speciaal door het ROC daartoe ingericht eetcafé.
Stichting Free-XS, Dronten
Verbouw jongeren ontmoetingsboot Free-XS
Het verbouwen van een boot tot een jongeren-ontmoetingsplek; De jongeren klussen op en aan de boot onder begeleiding van vakmensen; Door de concrete werkzaamheden (plafond monteren, vloer leggen, keuken en bar
47
installeren) maken de jongeren kennis met disciplines die ze later op de arbeidsmarkt kunnen inzetten. JOBSTAP, Oosterbeek
Focus op ons
Gericht op jongeren met beperkingen in het vso en praktijkonderwijs; Jongeren maken een eigen voorlichtingsfilmpje en leren daarmee inzicht krijgen in eigen talent, mogelijkheden en beperkingen; Het filmpje is bedoeld voor presentatie aan werkgevers en hen te wijzen op de arbeidsmogelijkheden van deze potentiële jonge werknemers.
ROC Zadkine, Rotterdam
Jonge moeders voor jonge moeders
Het Zadkine Leerflexpunt gaat jonge moeders die op zoek zijn naar een leerbaan of stageplaats actief begeleiden naar de werkgevers; Het Leerflexpunt gaat werkgevers actief informeren over de kansen die de jonge moeders hen bieden, nieuw arbeidspotentieel aanwijzen/aanbieden; De jonge moeders worden ondersteund met plannen en op elkaar laten aansluiten van werk en zorg voor het kind; Hiervoor worden o.a. twee stagiaires ingezet die zelf jonge moeders zijn.
Stichting De Basisz, Zeewolde
Koffiecorner/Lunchroom Bij de Buuf
Gericht op jonge moeders; Combinatie bieden van werk en (kinder)opvang zodat de moeders stappen richting terugkeer naar het onderwijs of een baan kunnen gaan plannen; In een eerder project ‘Meer dan mama’ is de doelgroep in beeld gebracht en via koffiemeetings dichter bij nadenken over participatie gebracht; Nu gaan de moeders onder begeleiding zelfstandig een koffiecorner/lunchroom runnen.
Stichting PSW, ’s-Hertogenbosch
Zomerjongeren
Jongeren met multiproblemen in begeleidings-trajecten dreigen in de zomerperiode terug te vallen in ongewenst gedrag; Het risico dreigt dat zij aangeleerde vaardigheden op die manier teniet doen; Jongeren worden actief betrokken bij het
48
opzetten van activiteiten tijdens de zomer. Stichting Gilde Zorg, Gouda
Wajong Kennisbus 2010
Lokaal netwerk rondom Wajong jongeren in 4 grote steden wordt in beeld gebracht; Tour met kennisbus waarin betrokkenen bij de participatie van Wajongers en Wajongers zelf in gesprek gaan over onderwerpen die betrekking hebben op de arbeidsparticipatie van de populatie van de Wajong; Bedrijven worden bezocht. Werkgevers en jongeren komen met elkaar in contact en spreken over wensen van beide partijen m.b.t. het verbeteren van de arbeidsparticipatie van deze categorie jongeren.
Raad en Daad ism de stichting opleidingsbedrijf VSB, Dordrecht
Jongeren in de steigerbouw
Duurzame werving van personeel voor de steigerbouw; Deze sector is onvoldoende bekend bij jongeren en trekt hen minder aan; Door middel van een sportieve link naar de klimsport jongeren met elkaar en onder begeleiding de basis laten leggen voor arbeidsmarktperspectief in deze sector.
Stichting RBO, Groningen
Jongeren in de redactie
Jongeren met een beperking krijgen de kans de redactie van een magazine te verzorgen; Het magazine is bedoeld voor jongeren met dezelfde achtergrond en voor partijen die betrokken zijn bij scholing, opleiding en arbeid van jongeren met een beperking; De jongeren krijgen verschillende taken die van hen de nodige inzet vragen (interviewen, fotograferen, verslaglegging, redactie, vergaderen etc., etc.).
The Colour Kitchen Stichting, Breda
Colour your dreams
In Amsterdam Nieuw West worden jongeren geselecteerd voor een leerbaan in de horeca; Werken en leren wordt gecombineerd. Doel is een kwalificatie op niveau 2; Tegelijkertijd ondersteuning bij het zoeken naar een baan in een van de andere vestigingen van de Colour Kitchen of daarbuiten.
TNO, Hoofddorp
Een zeker zelfbeeld
Jongeren uit één buurt (in Deventer) komen samen in dit project; Ze worden getraind in vaardigheden en in het ontwikkelen van competenties waarmee zij:
49
o meer vertrouwen krijgen in eigen kunnen o problemen kunnen benoemen en kunnen nadenken over oplossingen o leren door te zetten en te netwerken bij hun oriëntatie op de arbeidsmarkt; Jonge rolmodellen geven presentaties (leeftijdsgenoten die wel met succes uit probleemsituaties zijn gekomen en als voorbeeld kunnen dienen). ROC van Amsterdam en Onderwijs Consumenten Organisatie. (OCO), Amsterdam
MBO gidsen 2.0
De (oudere) leerlingen stellen een gids samen vanuit eigen kennis over en ervaring met allerhande vragen over opleidingsloopbaan en arbeidsmarktoriëntatie; Doel is een gids die jongeren (en hun ouders) beter aanspreekt dan de nu gehanteerde voorlichtingsbrochures; Men gaat diverse mogelijkheden (weblog, chat, peer-workshops) benutten om het voorlichtingsmateriaal zo aansprekend mogelijk te maken voor jongeren zodat zij die ook raadplegen bij vragen en problemen die zij ervaren.
50
Gesubsidieerde projecten 2010 Naam aanvrager
Projectnaam
Inhoud
Bureau arbeidsparticipatie De Spinaker, Heerhugowaard
De ArbeidsFormule (DAF)
Het voortgezet speciaal onderwijs zoekt actief aansluiting met werkgevers in de regio; In een niet-klassikale setting een alternatief onderwijsarrangement bieden voor Wajong-gerechtigden i.s.m. bedrijfsleven; Door samenwerking met bedrijf Dagje Daf is er de beschikking over concrete leer/stage/werkmogelijkheden.
ROC Friese Poort, Drachten
Preventie tienerouderschap
Aanpak voortijdige schooluitval als gevolg van tienerzwangerschap; Voorlichting geven m.b.t. veilige seks; Maakt gebruik van peer-to-peer coaching. Het pakket aan hulpmaatregelen bevat ondersteuning bij seksuele voorlichting (preventie), problemen met huisvesting, financiën en andere sociale aspecten van tienerzwangerschap (begeleiding).
Albeda College, Rotterdam
Meet, Eat & Act
Het bieden van een fysieke, veilige, niet schoolse setting waarin AKA leerlingen met een kwetsbare achtergrond (tienermoeders, asielzoekers, ex-gedetineerden, ex-verslaafden, dak- en thuislozen) zich verder kunnen ontwikkelen; Er wordt samen gekookt, gegeten en zo ontstaat er ruimte voor het opbouwen van sociale contacten; Daarnaast worden workshops gegeven over diverse onderwerpen zoals seksuele voorlichting, voedingsleer, budgettering, sociale vaardigheden en sollicitatietraining.
AtWork, Dordrecht
De Wajong Tandem
Wajongeren die op de arbeidsmarkt participeren worden ingezet bij begeleidingstraject nieuwe instromers; Nieuwe instromers lopen 3x3 dagen stage in verschillende bedrijven/beroepen voor een betere arbeidsmarktoriëntatie; Na afloop van iedere stage is er een workshop waarin de ex-Wajonger hulp biedt vanuit eigen ervaringen met studiekeuze, vragen over werk en oriëntatie op werk.
51
Stichting Studentec, Eindhoven
Be in Charge
De ontwikkeling van cultuurspecifieke trainingen/tools gericht op de positie en uitdagingen van allochtone vrouwen om een passende baan te vinden; Allochtone jonge vrouwen worden getraind in zelfredzaamheid en regievoering; Deze extra ondersteuning vindt plaats obv sollicitatietraining (personal branding, netwerken) en arbeidsmarktoriëntatie.
JOBSTAP-PrO REC Midden Nederland, Utrecht
Jongeren met de X-factor
Opzetten voorlichtingsestafette met daarin de hoofdrol voor jongeren die vanuit het praktijkonderwijs en een re-integratietraject een plekje hebben op de arbeidsmarkt; In een film worden een rolmodel en deelnemer gekoppeld en interviewen zij elkaar over hun ervaringen. Het vertonen van de film is onderdeel van een voorlichtingsbijeenkomst. Aan het eind wordt een OSCAR uitgereikt voor het beste filmpje; Doel is voorlichting, bewustwording, zelfontplooiing en actieve hulp aan jongeren met soortgelijke problemen. Gericht op jongeren met beperkingen in het vso en praktijkonderwijs.
Stichting Stelling Den Helder, Den Helder
Jongeren varen wel onder Napoleon
Jongeren kennis laten maken met het cultureel erfgoed van Den Helder en het ambacht van vletten bouwen; Jongeren uit het MBO (niv. 1), voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs doen op locatie praktijkervaring op o.l.v. hun eigen leermeester; De lokale scouting heeft een afsluitend evenement (vlettenrace) georganiseerd.
Samenwerkingsverband Move Your Skills, Leiden
ROC Zeeland, Vlissingen
Geraakt & Geboeid
Magasin de Jeunesse
Het opzetten en uitvoeren door mbo-leerlingen van een mbo-carrièredag ten behoeve van een betere arbeidsmarktoriëntatie bij vmbo-ers. Kwetsbare groepen jongeren van de praktijkschool van het ROC kunnen terecht op werkervaringsplaats in de winkel van een begeleid wonen locatie (Magasin de Jeunesse); De winkel biedt tevens een plek voor leerlingen van niveau 3 en 4 om stage te lopen, waarbij merchandising inspringend op evenementen in de regio van begin tot eind
52
geregeld wordt. Daarbij probeert men in de voorfase (ontwerp en fabricatie van producten) en nafase (verkoop) aansluiting te vinden met de praktijkschool; Tot slot biedt het project startersbegeleiding aan jongeren die ideeën hebben voor een eigen bedrijf. Stichting New Balance, Den Helder
Buddies en Rookies in de keuken
Extra dimensie geven aan leerwerktraject in restaurant Dok 51. Dok 51 creëert een leerwerkplek voor jongeren die dreigen uit te vallen omdat ze niet goed meekomen in het reguliere onderwijs; Extra begeleiding bieden door de inzet van maatjessysteem van ervaren jongere die nieuwkomer onder de hoede neemt; Begeleiding wordt niet alleen in de keuken geboden door samen te koken, maar ook op andere vlakken d.m.v. gesprekken met elkaar.
ROC A12 i.s.m. penitentiaire inrichting Arnhem, Arnhem
Vanuit Detentie naar Kwalificatie
Gedetineerden in de PI voorbereiden op de arbeidsmarkt door het aanbieden en opstarten van een mbo-2 opleiding in de PI; PI toe leiden naar accreditatie als erkend leerbedrijf; Uiteindelijk vanwege omstandigheden gekozen voor het aanbieden van de kortere NIL-lasopleiding.
ROC van Amsterdam, Amsterdam
Leerplanontwikkeling en methodiek-beschrijving voor een niveau 2 opleiding facilitair medewerker voor jongeren met een licht verstandelijke beperking
Verbeteren arbeidsmarktpositie Wajongeren; Leerplan wordt ontwikkeld om onderwijs op maat te ontwikkelen voor leren met beperkingen in de facilitaire sector; Resultaat moet zijn een diploma op mbo-2.
Jongerenelftal Nieuwegein 2011
Aanpak van voortijdig schoolverlaten door jongerencoaches uitvallers te laten ondersteunen bij de terugleiding naar onderwijs; In het elftal zitten jongerencoaches die zich uit probleemsituatie hebben gewerkt en ervaringsdeskundig zijn; Coaches bieden praktische en sociale ondersteuning bij motivatie en aanmelding opleiding.
Stichting Welzijn Nieuwegein, Nieuwegein
53
Stichting Boost, Amsterdam
Boost! In Business
Realiseren van leerwerkplekken voor zwerfjongeren in samenwerking met bedrijfsleven (hoteliers), hulpverlening en ROC; Tevens wordt een opleiding aangeboden.
Helicon opleidingen i.s.m. GGZ Oost Brabant, Boxtel
Natural Recovery
Jongeren met psychische aandoeningen op weg helpen naar participatie en re-integratie. Het herstelproces wordt in dit project ingevuld via een opleiding in de groensector. Tijdens de praktijklessen wordt samengewerkt met studenten van Helicon voor extra uitleg en ondersteuning. Begeleiders vanuit GGZ zijn opgeleid tot praktijkbegeleider en gaven praktijkles, beantwoordden vragen, gingen op bezoek bij stages, etc.
54
Gesubsidieerde projecten 2011 Naam aanvrager
Projectnaam
Inhoud
Maatschappelijk Ondernemen in Rotterdam en omgeving (MORE), Rotterdam
More Daad for Hidden Stars
Dit project is een combinatie van twee eerdere projecten: More Daad en Hidden Stars. Kwetsbare jongeren worden gedurende enkele maanden geplaatst op een werkervaringsplaats bij leden van het bedrijvennetwerk en partners; Ze worden begeleid in een aantal gezamenlijke bijeenkomsten door young professionals die al geruime tijd werkzaam zijn. De Young professionals werken bij Boskalis; de kwetsbare jongeren bij diverse andere bedrijven.
Graafschap college, Doetinchem
KunstART
Het project is gericht op leerlingen van MIJN SCHOOL, een school speciaal gericht op vsv-ers; Er wordt voor de leerlingen een leerwerkafdeling kunst en cultuur opgericht bij een plaatselijk cultureel centrum; Leerlingen uit verschillende jaren lopen op de leerwerkafdeling gezamenlijk stage; Hierin kunnen beginnende deelnemers een traject doorlopen om te ontdekken waar hun passie ligt en dit vertalen naar een visie op beroep/opleiding; Oudere leerlingen doen relevante werkervaring op.
Stichting Pak die kans i.s.m. Refrisk, Elst
Promoveren
Een re-integratietraject voor arbeidsongeschik-te jongeren, opgebouwd rond allerlei activiteiten rond gestolen verzekerde fietsen/weesfietsen. Denk aan sleutelen, contact onderhouden met verzekering, voorlichting ter preventie van diefstal, etc.); Eerst wordt er gewerkt in een trainingscentrum. Daarna is er een proefplaatsing op een werkervaringsplaats gericht op de aanpak van fietsendiefstal op locatie (promotie, controle, etc.); Tot slot kunnen de deelnemers in dienst komen bij het re-integratiebureau om van daaruit gedetacheerd te worden of te worden doorgeleid naar een andere werkgever.
55
Stichting New Balance, Den Helder
Met De Kop in de Wind
Jongeren met een stoornis in het autistisch spectrum (ASS) gaan het basisjaar van de opleiding matroos binnenvaart (niveau 2) volgen; Ze worden geplaatst bij binnenvaartschippers en begeleid door een jobcoach; Een deel van de vakken wordt gezamenlijk gevolgd op een eigen opleidingsschip; Met elkaar en onder begeleiding worden speciale didactieken ontwikkeld om de opleiding ASS-proof te maken.
Stichting Intorno, Rotterdam
De Fighter
Stichting Humanitas, Rotterdam
Empowerment met perspectief
Het schip de Fighter moet een podiumfunctie gaan vervullen voor Stichting Intorno; Voor het verrichten van opknap/ onderhoudswerkzaamheden zijn participatieplaatsen (volwassen re-integreerders) en stages (praktijkschool-leerlingen en reguliere leerlingen) beschikbaar gesteld; Er wordt gewerkt met tutoren, mentoren, werkbegeleider en vrijwilligers; Mentoren zijn volwassen re-integreerders (met een technische achtergrond). Tutoren zijn reguliere stagiaires MBO-4. Er is een werkbegeleider met didactisch relevante kennis van de doelgroep en er zijn vrijwilligers die begeleiden en uitleg geven. Marokkaanse hangjongeren gaan een traject in om ze perspectief te bieden en de kans te geven hun toekomst weer in handen te nemen; Er zijn 10 empowermentbijeenkomsten, die worden gevolgd door een stagecarrousel (facilitair, zorg, ondersteuning in de wijk).
Stichting Goed bezig in Groningen, Groningen
Demarrage
Kwetsbare jongeren worden in een nieuw te beginnen fietswerkplaats (met ook een commerciële inslag) begeleid op weg naar een baan, stage of school; Er worden praktijkgerichte technische lessen (door ervaren fietsenmaker) aangeboden die bijdragen aan hun persoonlijke en professionele ontwikkeling; Jongeren kunnen op eigen initiatief binnenkomen, of o.a. via sociale dienst, UWV, reclassering, re-integratiebureaus, ROC’s. Bezig met het aanbieden van de mogelijkheid om de AKA of niveau 2 opleiding fietstechnicus te volgen.
56
Bijlage 2. Overzicht interviews 2008 Moeder en Kind (ROC Flevoland)
Projectleider
Wajong promotieteam (PSW)
Projectleider
Beroepenbus (ROC ter AA)
Projectleider
Rolmodel
Voorschakeltraject Wajong (BSW/Kpabel)
Projectleider
Maatje
Peer support (SSPB)
Projectleider
Wajong kennisbus (Gilde Zorg)
Projectleider
Maatwerk voor werken in de ICT (ROC Horizon)
Projectleider
Netwerken op het platteland (PJS)
Projectleider
Een maatje meer (Alfa college)
Projectleider
Autotechniek voor jongeren (Weer aan Werk)
Projectleider
Deelnemer
Future Movie (Albeda College)
Projectleider
Deelnemer
Meer dan Mama (De Basisz)
Projectleider
Zwerfegels en buddies (Mind at Work)
Projectleider
Jong aan de slag met gezond straatwerk (VMS)
Projectleider
2009 Nieuwe wegen, andere banen (PJS)
Projectleider
Jongeren investeren in jongeren (ROC Friese Poort)
Projectleider
Voorportaal werkomgeving (De Bolster)
Projectleider
Meet and Greet (Alfa college)
Projectleider
Verbouw jongerenontmoetingsboot Free-XS
Projectleider
(Free-XS) Focus op ons (JOBSTAP)
Projectleider
Jonge moeders voor jonge moeders (ROC Zadkine)
Projectleider
Bij de Buuf (De Basisz)
Projectleider
Zomerjongeren (PSW)
Projectleider
Wajong Kennisbus 2010 (Gilde Zorg)
Projectleider
Jongeren in de Steigerbouw (VSB)
Projectleider
Jongeren in de Redactie (RBO)
Projectleider
Colour your Dreams (The Colour Kitchen)
Projectleider
4 deelnemers Praktijkbegeleider
3 deelnemers
Jobcoach,
5 deelnemers
leermeester Een zeker zelfbeeld, TNO
Projectleider
MBO gidsen 2.0 (ROCvA en OCO)
Projectleider
Rolmodel
3 deelnemers
57
2010 De Arbeidsformule (De Spinaker, BAP)
2 projectleiders
Preventie tienerouderschap (ROC Friese Poort)
Projectleider
Meet, Eat & Act (Albeda College)
Projectleider
De Wajong Tandem (AtWork)
Projectleider
Be in Charge (Studentec)
Projectleider
Jongeren met de X-factor (JOBSTAP)
Projectleider
Jongeren varen wel onder Napoleon (Stelling Den
Projectleider
Deelnemer
Helder) Geraakt & geboeid (Move your Skills)
Projectleider
Magasin de Jeunesse (ROC Zeeland)
Projectleider
Teamleider ROC
Deelnemer
Praktijkbegl. Buddies en rookies in de keuken (New Balance)
2 Projectleider
Vanuit detentie naar kwalificatie (ROCA12)
3 Projectleider
Leerplanontwikkeling facilitair medewerker voor
4 Projectleider
jongeren met een licht verstandelijke beperking (ROCvA) Jongerenelftal Nieuwegein 2011 (Stichting Welzijn
5 2 projectleiders
Nieuwegein)
6
Boost! In Business (Stichting BOOST)
7 Projectleider
Natural Recovery (Helicon)
8 Projectleider
2 jongerencoaches
Maatje
Deelnemer
2011 MORE Daad for Hidden Stars (MORE)
2 projectleiders
Deelnemer
KunstART (Graafschap college, mijn school)
2 projectleiders
2 deelnemers
Promoveren (Pak die Kans)
Projectleider
2 jobcoaches
Met de Kop in de Wind (New Balance)
Projectleider
Jobcoach
Deelnemer
De Fighter (Intorno)
Projectleider
Werkbegeleider
Deelnemer
Empowerment met perspectief (Humanitas)
2 Projectleiders
Rolmodel
2 deelnemers
Demarrage (Goed Bezig in Groningen)
2 projectleiders
Werkbegeleider
Deelnemer
58
Bijlage 3. Overzicht opbrengsten per project Naam project
Opbrengsten
Interne doelbereiking
15 AKA-leerlingen hebben gedurende 1 dag in de week
De oorspronkelijke doelstelling is niet behaald:
2008 Topwork Moeder en Kind,
gedurende een half jaar een ruimte voor kinderopvang
ROC Flevoland
(moederkindhuis) ingericht en hierbij geleerd over de
opvang van kinderen van tienermoeders, zodat deze groep hun
wettelijke eisen en hygiënische voorschriften waaraan je in de kinderopvang moet voldoen;
Doel was om het moederkindhuis ook in bedrijf te nemen voor de school af kan maken. Het is niet gelukt om deze groep te bereiken.
Dezelfde groep heeft daarnaast 10 bijeenkomsten
Ook de ruimte bleek niet langer beschikbaar waardoor het idee om het moederkindhuis als leerwerkbedrijf te laten functioneren voor
gevolgd en medegeorganiseerd m.b.t. (preventie van)
studenten van de opleiding Zorg & Welzijn evenmin gerealiseerd is.
tienerzwangerschap/-ouderschap. Wajong promotieteam,
Er is een Wajong promotieteam bestaande uit 3
PSW
Wajongers opgericht dat een jaar actief is geweest;
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
20 (potentiële) Wajongers zijn bereikt met voorlichting; Op 1 werkgeversbijeenkomst heeft het promotieteam
dan was beoogd;
gepresenteerd en er is daarna een ambassadeursnetwerk (3 personen) opgericht;
Er is een promotieteam opgericht, maar met minder deelnemers Er zijn minder (potentiële) Wajongers bereikt met voorlichting (20 i.p.v. 50);
Er is slechts 1 werkgeversbijeenkomst geweest i.p.v. de geplande 2.
Er is een methodiekbeschrijving gemaakt voor de oprichting en begeleiding van een Wajong promotieteam. Beroepenbus, ROC ter
AA
12 voornamelijk allochtone jongeren vormden een
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
promotieteam;
Er is een promotieteam dat voorlichting heeft gegeven;
220 jongeren (onduidelijk hoeveel allochtoon) zijn met
Dit bestaat echter slechts gedeeltelijk uit allochtone jongeren die
de voorlichting bereikt.
als rolmodel kunnen dienen;
59
Het is onduidelijk of en hoeveel allochtone jongeren met de voorlichting bereikt zijn;
Wajong
Voorschakeltraject, BSW/Kpabel
Er zijn geen allochtone ouders bereikt.
3 stageplekken voor studenten van de opleiding Social
De eigen doelstellingen zijn grotendeels behaald, echter:
Work (begeleiders);
15 beschikbare plaatsen in een voorschakeltraject;
5 deelnemers zijn voortijdig afgehaakt, 10 hebben het
10 deelnemers hebben het traject doorlopen i.p.v. de beoogde 12 personen.
volledige traject doorlopen.
Van deze 10 zijn 5 deelnemers intern geplaatst bij het deelnemende SW-bedrijf, 2 extern, 2 zijn in opleiding (BOL) en 1 is gedeeltelijk extern en gedeeltelijk intern geplaatst.
Peer Support, SSPB
Er is samenwerking tussen verschillende soorten onderwijs (praktijkonderwijs, opleidingsbedrijf met
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
BBL-opleidingen en BOL opleidingen MBO 1 t/m 4) in een onderwijsleerbedrijf ontwikkeld;
(39 i.p.v. 50);
Oorspronkelijk richtte men zich op zwak presterende leerlingen
39 zwak presterende leerlingen zijn bereikt die in dit
die uitstromen uit het praktijkonderwijs, maar tijdens het project
onderwijsleerbedrijf extra praktijkervaring konden
zijn ook deelnemers toegelaten die nog op de praktijkschool
opdoen;
onderwijs volgden;
Stages/beroepspraktijkvormingsplaatsen voor 26
reguliere jongeren. Wajong Kennisbus,
De kennisbus heeft gereden in 5 plaatsen;
GildeZorg
In de bus zijn debatten gehouden tussen professionals onderwijsinstellingen en Wajongers;
Uit de oorspronkelijk doelgroep zijn 24 jongeren bereikt; uit de groep praktijkschoolleerlingen nog eens 15.
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
uit het onderwijs, branches, bedrijfsleven,
Er zijn minder zwak presterende leerlingen bereikt dan beoogd
In plaats van de beoogde 40% (of 100 deelnemers) was in de praktijk 20% van de deelnemers een Wajonger (50 jongeren);
Er zijn meer professionals bereikt dan beoogd (200 i.p.v. 150).
Ook zijn per stad twee leerwerkbedrijven bezocht waar Wajongers een voorschakeltraject volgden;
60
In totaal waren er ongeveer 250 deelnemers, van wie ongeveer 50 Wajongers.
Maatwerk voor werken
College
Extra faciliteiten voor praktijkbegeleiding op de stage en
De eigen doelstellingen zijn behaald.
extra stagebeleiding vanuit de opleiding;
De gewenste duostage is vormgegeven in de praktijk;
1 duo-stageplek;
De methodiek is beschreven en vastgelegd.
Beschrijving mogelijke werkzaamheden voor een
in de ICT, ROC Horizon
duostage voor de ICT opleiding niveau 1 en 3 in het basisonderwijs. Werken op het
Er zijn 14 jonge trainers geworven om
De eigen doelstellingen zijn grotendeels behaald:
platteland,
netwerktrainingen mee te helpen ontwikkelen en te
Plattelandsjongeren
geven;
Services
Er zijn 36 trainingen gegeven;
Hiermee zijn 455 jongeren bereikt;
Aantallen trainers en deelnemers vallen binnen de beoogde range (10-20 en 400-800);
Er zijn minder trainingen gegeven dan beoogd (36 i.p.v. 40).
Een kant-en-klaar product dat een blijvend onderdeel van de activiteiten van de stichting vormt: reader, trainershandleiding en workshop met opdrachten.
Een maatje meer, Alfa
college
Er zijn 6 maatjes geworven (opleiding SCW of een
De eigen doelstellingen zijn behaald.
leerling van dezelfde opleiding maar op een hoger niveau);
De maatjes zijn ingezet ter extra ondersteuning van voormalig praktijkschoolleerlingen die nu een MBO-opleiding volgen: 15 in de BOL- en 3 in de BBL-opleiding;
Er is een aangepaste inschrijvings- en intakeprocedure voor de doelgroep opgesteld;
De ontworpen methodiek is beschreven en in de staande organisatie ingebracht.
61
Autotechniek voor
7 jongeren met een allochtone achtergrond en
De eigen doelstellingen zijn niet behaald:
jongeren, Weer aan
detentieverleden en niet ouder dan 27 zijn opgenomen
Werk
in het project;
Zij hebben een activeringsproject gevolgd, en zijn
deelnemers zit men daar ver uit de buurt;
begonnen aan opleiding en stage in de autotechniek;
Er is gesproken over maximaal 8 deelnemers. Met feitelijk 3 Ook was het doel dat de deelnemers in dienst kwamen bij de deelnemende werkgevers; Dit is slechts bij 1 deelnemer bereikt.
Hiervan zijn 3 bemiddeld naar een ander traject dat beter bij hen past (ander beroep bijvoorbeeld of afkickprogramma); 1 is in dienst genomen en maakt daarnaast zijn opleiding af; 1 zit in detentie; de overige 2 waren nog bezig met het traject aan het eind van het project.
Future Movie, Albeda
College
20 voortijdig schoolverlaters zijn begonnen aan het
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
maken van een persoonlijke documentaire, 13 hebben
het project afgerond;
Zij volgen een opleiding, maar voor een groot deel van
Er zijn 13 persoonlijke documentaires gemaakt i.p.v. de beoogde 15.
de deelnemers is geen passend werk/stage gevonden
Het was de bedoeling de deelnemers een opleiding en werk/stage aan te bieden. Dit laatste is niet goed gelukt.
i.v.m. ontbreken startkwalificatie.
De gebruikte methodiek is beschreven en opgenomen in het productenboek van het ROC;
Er wordt gesproken met UWV over de documentaires als alternatieve assessmentmethode.
Meer dan Mama, de
Basizs
Er is een groep van minimaal 18 tienermoeders bereikt,
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
van wie er wekelijks zo’n 10-15 deelnemen aan
koffiebijeenkomsten over allerlei onderwerpen.
1 deelnemer volgt inmiddels fulltime onderwijs; 3 is een
Men wilde 100% van de 40 bekende tienermoeders in Zeewolde bereiken. Dit zijn er in de praktijk 18 geworden;
Men wilde 60-80% weer op de rit krijgen, waarbij werk en
leer- werktraject geboden; 2 doen vrijwilligerswerk en 1
opleiding een belangrijke rol spelen. Bij 7 van de 18 (39%) is dit
heeft een parttime baan.
laatste deel gelukt.
62
Zwerfegels en Buddies,
Mind at Work
Er zijn 8 buddies geworven die zwerfjongeren wilden
De eigen doelstellingen zijn niet behaald:
begeleiden. Twee zijn er uitgevallen. Er waren daarmee
6 plaatsen voor zwerfjongeren beschikbaar;
Jong aan de slag met
gezond straatwerk, VMS
10 zwerfjongeren hebben zich aangemeld en 6 daarvan
de beoogde 12;
Het toeleiden naar onderwijs en arbeidsmarkt via het gebruik van
zijn gematcht aan een buddy die ondersteuning biedt bij
VORM (screeningsinstrument competenties deelnemers) en
persoonlijke en maatschappelijke problemen.
doorstroom naar het project Almeerkans is niet gerealiseerd.
Er zijn contacten gelegd voor het opstarten van vijf
De eigen doelstellingen zijn niet behaald:
regionale leerwerkprojecten waarin kortstondige
leerstages worden aangeboden voor nieuwe instroom in de sector;
Er zijn slechts 6 buddies en zwerfjongeren gekoppeld in plaats van
Twee trajecten zijn daadwerkelijk van start gegaan. Eén
Het streven was om een honderdtal deelnemers aan het traject te laten deelnemen;
De beoogde doorstroom naar reguliere scholingstrajecten is slechts bij twee deelnemers gerealiseerd.
werd opgestart op het moment van verantwoording (hiervoor hadden 10 deelnemers zich aangemeld).
Twee jongeren zijn definitief geplaatst;
Nog eens twee jongeren zijn geplaatst op een kortstondige stage, maar werden na enkele dagen niet geschikt voor het werk bevonden.
Er is een aangepast beroepsprofiel ontwikkeld voor nieuwe werkzaamheden in straatwerk.
Er is een methodiek beschreven voor het opstarten van regionale leerwerkprojecten.
63
2009 Meet and Greet, Alfa
college
In een veilige leeromgeving (eetcafé van de opleiding)
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
wordt nu ook de mogelijkheid geboden om de opleiding
horeca-assistent niveau 2 te gaan volgen;
Acht leerlingen van niveau 1 zijn ingestroomd. Twee
niveau 2;
leerlingen zijn uitgevallen (persoonlijke problemen en Eén leerling niveau 4 loopt stage in het eetcafé vanuit
5-10);
de opleiding facilitair leidinggevende;
Er is minder instroom van leerlingen dan gepland. Zowel op niveau 2 (beoogd was 10-15 leerlingen) als op niveau 4 (beoogd was
overstap naar BBL);
Het praktijklerentraject voor niveau 1 is doorontwikkeld naar
Er is slechts 1 Meet & Greet georganiseerd die geen duo-stages heeft opgeleverd.
Er is 1 Meet & Greet georganiseerd met het bedrijfsleven voor het werven van externe stages (nodig voor niveau 2);
Er zijn nog geen duo-stages geworven waarbij leerlingen van niveau 1 & 2 gezamenlijk met leerlingen van hogere niveaus stage gaan lopen.
Colour Your Dreams,
8,25 FTE aan leerwerkplekken gecreëerd;
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
Colour Kitchen
12 deelnemers van diverse culturele afkomst en niet
Er zijn 7 deelnemers i.p.v. de beoogde 10 deelnemers opgeleid;
ouder dan 28, van wie er 7 hun startkwalificatie hebben
6 deelnemers i.p.v. de beoogde 10 hebben een startkwalificatie
behaald;
Vijf uitvallers.
6 van de 7 geslaagden zijn doorgestroomd naar een
behaald.
reguliere baan (5) of regulier onderwijs (1).
1 jongere zit nog in het traject.
Koffiecorner/lunchroom
Er is een koffiecorner is gerealiseerd;
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
"Bij de buuf", De Basisz
15 jonge moeders werken hier actief in mee;
10 daarvan zijn ook in traject bij De Basisz:
verder uitbreiden. Dit is ten opzichte van het vorige project niet
leerwerktraject met allerlei cursussen, trainingen,
gelukt.
Men wilde eigenlijk de groep tienermoeders met wie contact is
bijeenkomsten, ontwikkeling op persoonlijk vlak,
64
uitgewerkt in een individueel trajectplan. Voorportaal
Werkomgeving, De Bolster
Er zijn vier excursies verzorgd voor studenten van
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
PABO's bij praktijkscholen en vso;
Module ontwikkeld voor PABO over leerlingen met
Er zijn minder leerbanen en stages bezet door PABO-studenten dan beoogd (17 i.p.v. 25);
beperkingen, structureel opgenomen in
Er zijn meer excursies verzorgd dan gepland (vier i.p.v. twee);
onderwijspakket;
Er is gezorgd voor een structureel vervolg door het ontwikkelen
Leerlijn speciaal onderwijs in curriculum Stenden
van een module en het opnemen van een leerlijn speciaal
hogeschool: met kijkdagen en verplichte stagedag;
onderwijs in het curriculum.
17 stageplekken voor hbo-studenten bezet door PABO-studenten (was voorheen 10).
Jongeren investeren in
jongeren, ROC De Friese Poort
Aan 15 kwetsbare jongeren van de AKA-opleidingen is
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
door 26 peertutors extra zorgverlening geboden;
Er zijn voldoende tutoren geworven (beoogd was 10-30);
De peertutors waren mbo-4 leerlingen en
De tijd dat de tutoren de deelnemers begeleiden is echter korter
hbo-studenten die dit deden als werkervaringsplek/maatschappelijke stage;
dan beoogd (twee maanden i.p.v. een half jaar tot een jaar);
De begeleiding heeft zich toegespitst op het leren zich sociaal te
Er hebben acht ontmoetingen tussen de maatjes en
gedragen. Het ontdekken en ontwikkelen van talenten (o.a. door
deelnemers plaatsgevonden in twee maanden waarin
de inzet van de C-scan) en activiteiten ter ondersteuning op het
deelnemers ondersteuning werd geboden bij het leren
raakvlak onderwijs-arbeidsmarkt zijn niet gerealiseerd binnen dit
zich sociaal te gedragen;
traject. Wel is hiervoor samenwerking gezocht met een ander
De ontwikkelde hulpmiddelen zijn als onderdeel
traject (mentorprogramma Friesland). De resultaten van dit
opgenomen bij het vak LLB (leren, loopbaan en
project zijn echter onbekend.
burgerschap). Wajong Kennis Bus 2010,
Gilde Zorg
Er zijn dit jaar vier steden bezocht met de Wajong
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk gehaald:
kennisbus;
Het aantal deelnemers is minder dan beoogd (195 i.p.v. 200);
In totaal hebben 195 mensen deelgenomen, waarvan
Ook het beoogde aantal Wajongers onder de deelnemers is niet
17 ondernemers, 28 onderwijsinstellingen, 6
behaald (18% i.p.v. 35%).
onderzoekers, 10 overheidsinstellingen, 20 zorginstellingen, 19 UWV-ers, 58 re-integratiebureaus,
65
2 ouders van Wajongers en 35 Wajongers.
1 deelnemende werkgever heeft Wajonger aangenomen. Andere werkgevers hebben bekend gemaakt plaatsen beschikbaar te stellen;
Vragen van Wajongers over beroepenoriëntatie en om overige hulp zijn beantwoord en/of doorverwezen.
Focus op ons, Jobstap
24 jongeren met beperkingen afkomstig uit het
De eigen doelstellingen zijn grotendeels behaald:
vso/praktijkonderwijs hebben meegewerkt aan het
Er zijn iets minder jongeren die hebben meegespeeld in de film (en
maken van een voorlichtingsfilm over hun zoektocht
daarmee ook werkgevers die toestemming hebben gegeven om te
naar werk en leren;
filmen op de werkplek): 20 i.p.v. 25.
20 spelen een rol in de film. Nog 5 jongeren zijn betrokken geweest bij de organisatie van de première.
Ongeveer 2000 jongeren hebben de film inmiddels via hun praktijkschool gezien.
MBO gidsen 2.0, OCO en
Daarnaast hebben ook 20 werkgevers de film gezien.
Ontwikkeling van beta-versie van website met social
De eigen doelstellingen zijn niet behaald:
media-functie waarbij vmbo-leerlingen gematcht
ROCvA
Het op te leveren voorlichtingsproduct is nog niet live en daarmee
kunnen worden aan een mbo-leerling voor antwoorden
niet beschikbaar voor steun bij beroepsoriëntatie en
op maat bij vragen die leven rond de overgang van
opleidingskeuze.
vmbo naar mbo;
5 hbo-stageplekken voor de ontwikkeling van dit product (organisatie, uitvoering en verwerking panelbijeenkomsten met mbo-leerlingen);
Een deel van de panels wordt bezet door ervaringsdeskundige met een verkeerde studiekeuze.
66
Jongeren in de
steigerbouw, VSB
Er zijn 11 langdurig werkloze jongeren geselecteerd
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald;
voor de eerste fase van het traject waarin zij een
vierwekelijkse training in de steigerbouw hebben uitgevoerd;
Er zijn minder cursisten die aan de vierwekelijkse training hebben deelgenomen dan werd beoogd (11 i.p.v. 14);
Zeven deelnemers zijn geslaagd (met o.a.
Er zijn minder deelnemers geslaagd en doorgestroomd met een contract voor een tweejarig leerwerktraject (7 i.p.v. minimaal 10).
VCA-certificaat) en hadden interesse om door te gaan.
Zij hebben inmiddels allemaal stage gelopen en vervolgens een contract gekregen voor 2-jarig leerwerktraject.
Jonge moeders voor
jonge moeders, ROC Zadkine
Oprichting Zadkine jongerenteam – jonge moeders bij
De eigen doelstellingen zijn bereikt:
het Zadkine Leerflexpunt;
Het team verricht enerzijds activiteiten richting ondernemers (werven plekken) en anderzijds richting
het jongerenteam – jonge moeders was;
moeders (klaarstomen voor werk);
Het team bestaat uit 3 stagiaires die ook tienermoeder Zij hebben 28 moeders via individuele begeleiding naar
Het team is wel – zoals beoogd – samengesteld uit ervaringsdeskundigen;
zijn (1 hbo, 2 mbo);
Er is nergens aangegeven wat het streefaantal aan deelnemers van
Er is nergens aangegeven wat het streefaantal aan te begeleiden deelnemers was;
Zoals beoogd is een toolbox ontwikkeld.
werk/stage toegeleid;
Er is een toolbox ontwikkeld voor de aanpak van jonge moeders voor het Zadkine Leerflexpunt.
Verbouw Jongeren
6 kwetsbare jongeren hebben kortere of langere tijd via
De eigen doelstellingen zijn gehaald:
ontmoetingsboot
re-integratiebureau/begeleid werken verbouwingswerk
Gestreefd werd naar 5 kwetsbare jongeren. Dit zijn er 6 geworden;
Free-XS, Free-XS
aan de boot uitgevoerd (onder begeleiding).
Er zijn geen concrete uitspraken gedaan over doelen ten aanzien
Eén deelnemer is uitgevallen (aan het werk in een supermarkt), een ander gaat een opleiding volgen en de
van toeleiding naar school of werk;
Daar zijn ook geen activiteiten op ondernomen, behalve het
overige vier zijn op zoek naar een baan of een
uitvoeren van verbouwingswerk onder begeleiding om zo enige
vervolgtraject.
kennis en een werkritme op te bouwen.
67
Nieuwe wegen, andere
7 jonge ondernemers hebben een presentatie
De eigen doelstellingen zijn behaald:
banen,
ontwikkeld en 32 peercolleges gegeven over
Er waren 7 i.p.v. de beoogde 6 begeleiders;
Plattelandsjongeren
ondernemerschap;
Meer dan de beoogde 600 deelnemers zijn bereikt met de
Services
Hiermee zijn 650 jongeren bereikt;
3 jonge ondernemers hebben een vervolgtraject
peercolleges;
ontwikkeld en begeleid;
Hieraan hebben 30 jongeren deelgenomen;
3 jongeren worden gecoacht met het verder
En het aantal van 30 deelnemers aan het vervolgtraject is ook gerealiseerd.
ontwikkelen van hun productidee;
Het ontwikkelde lespakket wordt aangeboden via de website en is een blijvend onderdeel van de activiteiten van de stichting.
Zomerjongeren, PSW
Er zijn zomeractiviteiten georganiseerd voor jongeren
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
met multiproblemen die in verschillende trajecten
zitten. Dit om terugval in inactiviteit te voorkomen;
Er was minder uitval na de zomervakantie. Beoogd was echter geen uitval;
33 jongeren hebben aan 1 of meerdere activiteiten
Meer dan de beoogde 15 jongeren hebben deelgenomen;
deelgenomen.
Het educatieve element in het zomerprogramma is niet uit de verf
Er was veel minder uitval onder deze jongeren dan
gekomen, waardoor het secundaire doel van empowerment en
normaal het geval is na de zomermaanden.
meer zelfinzicht ten aanzien van passies en competenties voor werk niet gerealiseerd is.
Jongeren in de
redactieraad, RBO Groningen
Het project bood een leerwerkplaats voor 60 jongeren
De eigen doelstellingen zijn behaald:
met een beperking;
Zij kregen begeleiding van diverse professionals;
De hoofdredactie bestond uit 27 jongeren;
STERK is in een oplage van 10.000 verspreid onder
60 jongeren met een beperking hebben gebruik gemaakt van de geboden leerwerkplaats;
Het magazine is uitgebracht en verspreid;
diverse praktijkscholen, REC, VSO.
68
Een zeker zelfbeeld, TNO
Er zijn intakes geweest met 65 klanten van het UWV,
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
allen jonge moeders;
Er zijn twee groepen in plaats van één gedraaid;
23 klanten hebben meegedaan aan het traject;
Wel is de aandacht gefocust op tienermoeders (i.p.v. kansarme
Dit bestond uit meerdere workshops gericht op empowerment.
jongeren in het algemeen);
Het project heeft zich niet gericht op een specifieke wijk waarin
11 deelnemers zijn terug naar school gegaan, 2 zijn aan
jonge ambassadeurs aan de slag gingen met kwetsbare jongeren.
het werk, 3 volgen een concreet traject richting werken
Ambassadeurs waren gastsprekers die als ervaringsdeskundige
en/of leren;
kwamen vertellen over hun leven tijdens de workshops;
De ontwikkelde methodiek is beschreven en een medewerker van de gemeente getraind om de
Er zijn geen concrete uitspraken gedaan over deelnemersaantal of streefaantallen voor toeleiding naar school en/of werk.
workshops voortaan zelf te geven.
69
2010 De Arbeidsformule
Er is een AKA-gecertificeerde werkplaats bij Dagje Daf
Eigen doelstelling is gedeeltelijk behaald:
(DAF), Bureau
ingericht (voor onderhoudswerkzaamheden aan de
Arbeidsparticipatie De
Dafjes);
allemaal bij Dagje Daf. De jongeren hebben niet allemaal het
Hierop konden gemiddeld vier leerlingen tegelijk aan
traject afgemaakt;
Spinaker
het werk zijn;
Er zijn 13 jongeren geplaatst op leerwerkbanen i.p.v. 15, en niet
De beoogde catering/horeca-activiteiten bij dagje Daf met daarbij
In totaal 13 jongeren geplaatst op leerwerkbanen, maar
behorende leerwerkplaatsen zijn niet gerealiseerd. Hierdoor kwam
ook bij andere werkgevers dan Dagje Daf. Er waren 5
het aantal deelnemers bij dagje Daf uit op vier.
uitvallers. Meet, eat and act,
Albeda College
gemiddeld 25 a 40 deelnemers per meet, eat & act
Eigen doelstelling is gedeeltelijk behaald:
bijeenkomst;
In de bijeenkomsten wordt gezamenlijk gekookt en gegeten en worden workshops/voorlichtingslessen
15);
gegeven over diverse onderwerpen (o.a. gezonde voeding, omgaan met geld, zelfstandig wonen,
Er waren meer deelnemers dan oorspronkelijk beoogd (25-40 i.p.v. Met name gericht op huidige leerlingen in plaats van op de doelgroep die nog niet bekend is (zoals was beoogd);
Niet alle leefgebieden zijn in de workshops even goed aan bod
seksualiteit, sociale vaardigheden en
gekomen. Focus is in de praktijk vooral gelegd op het vergroten
sollicitatie-training);
van zelfredzaamheid. Werknemersvaardigheden en
25 bijeenkomsten in totaal;
arbeidsmarktoriëntatie ondergeschikt (één keer
Veel deelnemers komen uit het alfabetiseringstraject
sollicitatietraining).
van Albeda en daarnaast van de AKA-opleiding. Be in Charge, StudenTEC
Aan de workshops hebben 54 leerlingen deelgenomen (46 mbo en 9 hbo). Hiervan waren 34 deelnemers allochtone mbo-studentes en 6 allochtone
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald;
I.p.v. 60 allochtone vrouwelijke leerlingen hebben er in totaal 40 deelgenomen.
hbo-studentes;
Op het mbo waren7 uitvallers, op het hbo 1;
Van het totaal aantal deelnemers op mbo hebben er 8 geen werk en geen opleiding, 12 werken en 19 doen vervolgopleiding aan hbo;
70
Van het totaal aantal deelnemers op hbo hebben er 2 geen werk en geen opleiding, 5 werken en 1 doet een vervolgstudie.
De ontwikkelde methodiek/materialen zijn beschikbaar gesteld aan de deelnemende onderwijsinstellingen die daar behoefte aan hebben en via website.
Jongeren varen wel
In totaal hebben 14 leerlingen van
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
onder Napoleon, Stelling
praktijkscholen/vso/aka-opleiding ROC meegeholpen
Den Helder
met het bouwen van vletten;
Zo hebben zij kennis gemaakt met het oude
doelgroep deelgenomen;
scheepsbouwambacht en praktische vaardigheden buiten school opgedaan;
I.p.v. de beoogde 25 jongeren hebben 14 jongeren uit de Onduidelijk is in hoeverre er basale werknemersvaardigheden geleerd zijn;
Ook hebben zij kennis gemaakt met een belangrijk
Onduidelijk of deelnemers enthousiast zijn geworden voor een vervolgopleiding/werk op dit gebied.
onderdeel van het cultureel erfgoed van Den Helder. Natural Recovery,
Helicon
3 GGZ-locaties zijn Aequor gecertificeerde leerbedrijven
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk gehaald:
geworden en op deze locaties zijn ook praktijkopleiders
I.p.v. 9 jongeren uit de doelgroep hebben 7 de opleiding gevolgd;
opgeleid;
Het was de bedoeling dat de jongeren doorstroomden naar de
2 GGZ-medewerkers opleiding gevolgd tot medewerker zorgbedrijf;
Dagbesteding aangeboden in de vorm van
reguliere beroepsopleiding op niveau 2. Dit is bij 6 van de 9 gelukt;
Het beoogde 1-op-1 buddysysteem met reguliere studenten is niet van de grond gekomen.
AKA-opleiding in het groen als onderdeel van de weg naar herstel van jonge GGZ-cliënten;
9 jongeren hebben deelgenomen; 2 zijn uitgevallen;
6 deelnemers zijn geslaagd en doorgegaan met opleiding op niveau 2. 1 leerling zit nog in het instaptraject.
71
Buddies en Rookies in de
keuken, New Balance
Extra begeleiding is geboden aan nieuwkomers in het
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
leerwerktraject van restaurant DOK-51 in de vorm van
Er waren uiteindelijk minder buddies dan de geplande 10;
buddies;
Er waren meer rookies dan de geplande 5 en er hebben er ook
Aan het project hebben 10 buddies deelgenomen, van
meer dan 5 hun startkwalificatie behaald.
wie 5 dit tot aan het einde van het traject zijn blijven doen;
10 rookies hebben deelgenomen en 9 hebben hun startkwalificatie gehaald;
Leerplanontwikkeling en
Vier volgen een vervolgopleiding en vijf werken. Er is een leerplan ontwikkeld bij een groep van 15
De eigen doelstellingen zijn behaald:
methodiek-
deelnemers. Men wil het ontwikkelde materiaal gaan
Het leerplan is ontwikkeld;
beschrijving voor een
uitgeven naar aanleiding van interesse vanuit andere
Het lijkt effectief te zijn met 1 uitvaller en 14 leerlingen met zicht
niveau2 opleiding
ROC’s;
facilitair medewerker
De groep kende 1 uitvaller (privéproblemen). De
voor jongeren met een
verwachting is dat de overige 14 hun diploma gaan
licht verstandelijke
halen. Zeker de helft heeft daarnaast ook zicht op
beperking, ROCvA
betaald werk.
BOOST! In business,
Boost
op een diploma en/of werk.
Er werden aanvankelijk 12 leerwerkplekken voor
De eigen doelstellingen zijn niet behaald:
zwerfjongeren beschikbaar gesteld. In de praktijk
werden dit er 8. Er zijn 3 plekken beschikbaar voor
I.p.v. 15 zwerfjongeren een baan en opleiding te geven is dit vooralsnog slechts gelukt bij 5 zwerfjongeren.
snuffelstages voor zwerfjongeren;
16 zwerfjongeren hebben deelgenomen, van wie er 11 het project (nog) niet hebben afgemaakt;
5 zwerfjongeren zijn nog in het traject: 3 op niveau 2 en 2 op niveau 1).
72
Preventie
Enerzijds gericht op individuele begeleiding van
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
tienerouderschap, ROC
(aanstaande) tienerouders: het ging om 10 tienerouders
Er zijn 9-10 tienerouders bereikt i.p.v. 10-15;
Friese Poort
(waarvan 1 het traject niet heeft afgemaakt);
I.p.v. buddies van de eigen opleiding is gekozen voor buddies van
Anderzijds gericht op seksuele voorlichting. Hiervoor zijn tijdens de Leren, loopbaan en
andere opleidingen;
De buddies hebben vooral geholpen bij praktische zaken (hoe
Burgerschap-activiteitenweek 6 workshops
regel je het financieel? Hoe vertel je het je ouders?) i.p.v zaken
georganiseerd met gemiddeld 23 deelnemers.
zoals hulp bieden bij het vinden van stages.
Individuele begeleiding tienerouders werd verzorgd door hbo-stagiaires MWD en SPH;
De Wajong Tandem,
Er zijn geen tienerouders uitgevallen tijdens het traject.
15 Wajongeren is een traject aangeboden met 3 stages
De eigen doelstellingen zijn behaald:
van 3 dagen;
AtWork
11 ex-Wajongeren begeleidden de 15 Wajongeren tijdens de stages;
Er zijn meer Wajongeren en ex-Wajongeren bereikt dan beoogd (doel was 10 Wajongeren en 10 ex-Wajongeren);
Tijdens de stages ook workshops gericht op
Onduidelijk is of de jongeren een beter zicht hebben gekregen op wat ze kunnen en willen doen.
werknemersvaardigheden; Jongeren met de
3 Wajongeren zijn tussentijds uitgevallen.
31 jongeren hebben actief meegewerkt aan een
De eigen doelstellingen zijn grotendeels behaald:
voorlichtingsfilm over werkende ex-leerlingen vso/PrO;
X-factor, Jobstap/PrO-REC
Hiervoor zijn 14 werkplekken in kaart gebracht;
200 dvd's zijn beschikbaar (verspreid onder werkgevers,
te treden in koppels van 22 (in totaal dus 44 deelnemers i.p.v. 31);
gemeentes, UWV en scholen). Geraakt & Geboeid,
Move Your Skills
Doel was om 22 bijeenkomsten voor elk 30 zittende leerlingen te organiseren. Onduidelijk is in hoeverre dit gerealiseerd is.
9 stagiaires bij Move Your Skills hebben een MBO
De eigen doelstellingen zijn niet gehaald:
carrièredag georganiseerd;
Er zijn. ca. 300 jongeren vanuit het UWV benaderd en 2000 vsv-ers uit een bestand, verdere acties waren
Doel was om op 22 i.p.v. 14 werkplekken te filmen en daarvoor op
Het programma moest door noodweer voortijdig worden afgebroken;
Onduidelijk is hoeveel voortijdig schoolverlaters op het evenement
gericht op reguliere vmbo en mbo-leerlingen
zijn afgekomen en hoeveel zij er van hebben meegekregen om tot
Er waren 150 jongeren aanwezig en 40 volwassenen bij
een betere beroepsoriëntatie en opleidingskeuze te komen.
73
de opening van de dag aanwezig. Onduidelijk is hoeveel van de jongeren voortijdig schoolverlater (de kwetsbare doelgroep) waren. Magasin de Jeunesse,
Er is een winkel opgezet (Magasin de Jeunesse) in het
ROC Zeeland
pand van een begeleid wonen locatie met hulp bij de op-
De eigen doelstellingen zijn niet gehaald:
en inrichting van praktijkschoolleerlingen;
Het was de bedoeling de winkel te starten om de deelnemers uit de begeleid wonen locatie (48) een dagbesteding te bieden en toe
De winkel heeft 3 leerlingen van de praktijkschool een
te leiden naar een opleiding/werk.
werkervaringsplaats geboden;
De winkel biedt tevens een plek voor leerlingen van niveau 3 en 4 om stage te lopen;
Tot slot heeft het project startersbegeleiding aangeboden aan 7 jongeren die ideeën hebben voor een eigen bedrijf. Vanuit Detentie naar
Kwalificatie, ROC A12
Er is een geaccrediteerde leerwerkplaats
De eigen doelstellingen zijn niet behaald:
metaalbewerking ingericht in de betreffende
penitentiaire instelling (er was al een
Het is niet gelukt om een BBL-opleiding van start te laten gaan met de beoogde 20 gedetineerden.
metaalbewerkingplaats als dagbesteding voor de gedetineerden). Er is echter gekozen voor het opzetten van kortcursorisch onderwijs (NIL lasopleiding) in plaats van een BBL-opleiding;
Tijdens de looptijd van het project is het niet gelukt deze opleiding ook daadwerkelijk van start te laten gaan;
In een andere penitentiaire instelling is een leerwerkplaats wasserij ingericht die plaats biedt aan 5 of 6 kandidaten. Deze plaatsen zijn nog niet vervuld.
74
Jongerenelftal
Er zijn 10 coaches geselecteerd om voortijdig
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
Nieuwegein 2011,
schoolverlaters te begeleiden bij hun onzekerheid,
Stichting Welzijn
motivatie en praktische zaken (aanmelden bij een
gingen maken te laten begeleiden door 11 (i.p.v. 10) andere
Nieuwegein
opleiding bijvoorbeeld);
jongeren (hbo stagiaires MWD of ervaringsdeskundige met
Er waren 15 deelnemers: voortijdig schoolverlaters;
schooluitval/verkeerde keuzes). Focus is verlegd naar jongeren die
Er werd ook een tweedaagse communicatietraining aan
de school al hadden verlaten;
de deelnemers geven (gericht op sociale vaardigheden
Samenwerking met scholen wat te doen tegen voortijdig
en empowerment)
schoolverlaten en werkgevers bezoeken ter ondersteuning van
11 jongeren zijn begeleid en hebben het traject
praktische begeleiding tijdens de stage is niet van de grond
afgerond: zij zijn bemiddeld naar een opleiding,
gekomen;
eventueel in combinatie met een baan (1, rest reguliere
Streven was om 11 jongeren die de overstap van vmbo naar mbo
Focus is meer komen te liggen op praktische ondersteuning en
opleiding);
ondersteuning bij persoonlijke problemen dan op
Er is een toolbox gemaakt met de gebruikte tools en
arbeidsmarktoriëntatie.
een stappenplan.
75
2011 More Daad for hidden
stars, MORE
Een traject gericht op maatschappelijk verantwoord
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk gehaald:
ondernemen voor Young Professionals bij Boskalis
Er zijn 30 i.p.v. 40 jongeren in het traject opgenomen;
(coachen werkloze jongeren);
De beoogde 20 plaatsingen op een WEP zijn niet gehaald.
30 werkloze jongeren opgenomen in traject om te plaatsen op WEP;
7 hiervan begeleid door Young Professionals;
22 deelnemers zijn voor of na plaatsing uitgevallen;
7 deelnemers zijn aan het werk: 4 nog op een WEP en 3 in een reguliere baan.
KunstART, Graafschap
College
Oprichten van een leerwerkafdeling kunst & cultuur voor gezamenlijke stages van leerlingen van MIJN
Er zijn meer jongeren bij de leerwerkafdeling betrokken dan
SCHOOL (voortijdig schoolverlaters vooral);
beoogd en het voornemen is om de leerwerkafdeling voort te
Meer ervaren leerlingen helpen de minder ervaren
zetten;
leerlingen in hun ontwikkeling;
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
De leerwerkafdeling heeft voor zover bekend niet geleid tot
In totaal 20 leerlingen hebben hier stage gelopen; 1 is
nieuwe instroom in MIJN SCHOOL. Activiteiten gericht op het
afgehaakt;
binnenkrijgen van nieuwe (potentiële) voortijdig schoolverlaters
Het plan is om na de verbouwing van het cultureel
in het cultureel centrum en via de school zijn niet goed van de
centrum de leerwerkafdeling voor te zetten.
grond gekomen in de leerwerkafdeling;
Nog niemand onder de deelnemers heeft het diploma al behaald (beoogd was 4).
Promoveren, Pak die
30 Wajongeren hebben het re-integratietraject
De eigen doelstellingen zijn behaald:
doorlopen;
Het streefaantal deelnemers is gehaald;
14 deelnemers zijn uitgevallen;
Het streefaantal met een tijdelijk contract is ook behaald;
15 hebben werk (14 tijdelijk contract; 1 vast).
De rol van de vrijwillige ex-Wajongere is echter wel anders
Kans
ingevuld (hebben vooral verteld over hun ervaring en soms samengewerkt met deelnemers).
76
Met de Kop in de Wind,
10 deelnemers hebben aan het project deelgenomen;
De eigen doelstellingen zijn behaald:
New Balance
Zij hebben een arbeidsovereenkomst met een schipper
De enige doelstelling die specifiek is geformuleerd is het ASS-proof
gekregen en zijn begonnen aan het basisjaar van de
maken van het basisjaar van de opleiding Matroos Binnenvaart. Er
opleiding Matroos Binnenvaart (niveau 2);
is weinig uitval geweest, dus dit lijkt geslaagd.
1 deelnemer is uitgevallen;
Op basis van deze deelnemers zijn verschillende onderwijsmethoden ontwikkeld, geschikt voor jongeren met een ASS-stoornis (o.a. ontwikkeling van meer visuele onderwijsstof/opdrachten, huur schip voor gezamenlijke lessen: prikkelvrije omgeving, praktijkvoorbeelden bij de hand, meer afwisseling mogelijk tussen uitleg en doen).
De Fighter, Intorno
12 kwetsbare jongeren hebben onderhoudswerk
De eigen doelstellingen zijn gedeeltelijk behaald:
verricht aan het schip De Fighter dat een podiumfunctie
moet gaan vervullen;
Hierbij gaat het om vier thuiszitters. De rest deed dit als
Er werd gestreefd naar 12-13 kwetsbare deelnemers. Er hebben 10 het project geheel gevolgd;
In de praktijk heeft men zich voornamelijk op een specifieke
onderdeel van een stage of praktijktraining vanuit
deelgroep onder de vsv-ers gericht: AKA-leerlingen en
school;
praktijkschoolleerlingen die ook na afronding van hun opleiding
Twee deelnemers zijn uitgevallen (allebei thuiszitters);
geen startkwalificatie behalen.
De overige thuiszitters zijn een opleiding gaan doen na afloop van het project. De overige deelnemers hebben hun opleiding vervolgd.
Empowerment met
Perspectief, Humanitas
34 allochtone jongeren hebben deelgenomen aan
De eigen doelstellingen zijn niet bereikt:
(onderdelen) van het traject. Daarnaast heeft ook een
De groepstrainingsbijeenkomsten en het idee van het volgen van
autochtone leerling met een beperking meegedaan;
meerdere stages van 3 maanden is niet goed uit de verf gekomen
Deze jongeren kunnen naast hun opleiding een stage
(veel gestopt doordat ze stage vanuit school moesten lopen,
lopen of meerdere snuffelstages doen in verschillende
bijbaan hebben gekregen of het niet te combineren was met
disciplines om te ontdekken wat ze leuk vinden (n=19).
werk);
77
In andere gevallen gaat het om deelnemers die geen
Het project kent zeer veel uitval: 16 deelnemers hebben het
opleiding volgen of net klaar zijn, maar toch ervaring
traject niet afgemaakt. Daarmee is het streven van 30 deelnemers
willen opdoen (n=16);
niet gehaald.
Ook hebben verschillende jongeren (n=12) deelgenomen aan empowermenttrainings-bijeenkomsten.
Demarrage, Goed bezig
in Groningen
Er is een fietswerkplaats rond het
De eigen doelstellingen zijn niet gehaald:
opknappen/repareren van fietsen en brommers
gerealiseerd;
Hierin wordt aan 35 deelnemers een leerwerktraject geboden met praktijkgerichte technische lessen en
Het opleidingsdeel is nog niet uit de verf gekomen (aanbieden AKA opleiding en/of niveau 2);
Er zijn 3 jongeren aan een (leerwerk-) baan geholpen i.p.v. de beoogde 12.
aandacht voor persoonlijke ontwikkeling en werknemersvaardigheden;
Er zijn 7 deelnemers afgevallen;
6 thuiszitters zijn naar een opleiding (3), werk (2) of een combinatie van werken/leren (1) toegeleid.
78
Bijlage 4. Overzicht kwantitatieve monitor Naam Project
Aantal kwetsbare deelnemers (beginsituatie)
Be in charge Boost in Business Buddies en rookies in de keuken De ArbeidsFormule Jongeren varen wel onder Napoleon Jongerenelftal Nieuwegein Magasin de Jeunesse Methodiekontwikkeling facilitair medewerker voor jongeren met een licht verstandelijke beperking Natural Recovery Preventie tienerouders Wajongtandem De Fighter Demarrage Empowerment met perspectief KunSTART Met de kop in de wind MORE Daad for hidden stars Promoveren
46 16 10 13 14 11 14 15
TOTAAL: 18 projecten
345 deelnemers
9 10 15 12 35 35 20 10 30 30
79
Vier jaar ‘TSROA’ . Zaaien, Laten bloeien en Oogsten
80