Vier bouwstenen om kleine, unieke opleidingen te verduurzamen Gebaseerd op ‘Schakels naar duurzaamheid’ (Bureau Turf, september 2014)
29 september 2014
Vooraf De waarde van de kleinschalig specialistische beroepen voor Nederland is groot. Maar de onderwijsinfrastructuur van de kleine, unieke opleidingen is binnen het huidige onderwijsbestel uitermate kwetsbaar. De noodzaak om de problemen van de kleine, unieke beroepsopleidingen aan te pakken wordt breed onderkend. In het najaar van 2013 hebben de ministeries van OCW, EZ en SZW opdracht gegeven tot een pilot-onderzoek met als doel inzichten te ontwikkelen in hetgeen er nodig is om klein, uniek beroepsonderwijs voor Nederland te behouden. Vakmensen investeren veel tijd en energie in hun opleidingen, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van lesmateriaal, het leveren van gereedschap en machines en het geven van gastlessen. En ook de vakdocenten en onderwijscoördinatoren zijn met hart en ziel betrokken bij hun opleidingen. Aanvullend is een aantal maatregelen van overheidswege noodzakelijk. Op basis van de resultaten van het pilot-onderzoek beschreven in het rapport ‘Schakels naar duurzaamheid’ (Bureau Turf, september 2014) en de ervaringen vanuit het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen formuleert SOS Vakmanschap bouwstenen voor duurzaam uniek specialistisch beroepsonderwijs. “Vooruitlopend op de uitkomst van de pilots heeft de regering een aantal stappen gezet om de positie van 1 kleinschalige, unieke opleidingen te waarborgen”, schrijft minister Bussemaker. De grootschalige transitie in het mbo maakt het nu mogelijk voor eens en voor altijd een duurzaam fundament te bouwen voor kleine, unieke beroepsopleidingen. We zijn er bijna, er is nog één duwtje nodig!
1
Ministerie van OCW “Nota naar aanleiding van het verslag” over “Voorstel van Wet tot Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarkt en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs)” d.d. 9 september 2014
1
Vijf voorwaarden voor succes 2
Kleine, unieke opleidingen zijn kwetsbaar. In ‘Schakels naar duurzaamheid’ staat: “Vanuit het eigen ecosysteem, door voortdurend te zoeken naar financiële mogelijkheden, met grote inzet van de branche en door slimme combinaties of nieuwe onderwijsconcepten houdt men de opleidingen in de lucht. Het werkt, zolang het duurt.” En: “School en branche komen, eventueel met steun van derden samen een heel eind, maar het lukt niet om duurzame oplossingen te creëren. Er is veeleer sprake van een precair evenwicht en een stand van overleven, dan van handelen of ontwikkelen vanuit een stabiele situatie.” SOS Vakmanschap ziet vijf voorwaarden om deze instabiele situatie duurzaam te maken. Voorwaarde 1 Bestaansrecht van kleine unieke opleidingen erkennen Wanneer Nederland de kleine, unieke beroepsopleidingen erkent als aparte ‘familie’ binnen het mbo, is er ruimte om te praten over het specialistisch karakter en de invloed hiervan op de “Kleine specialistische vakopleidingen onderwijsuitvoering. De huidige veralgemenisering biedt weinig ‘bungelen’. Ze bestaan op hun locaties bij ruimte voor specialistische kwalificaties, de mogelijkheden van de gratie van de welwillende aandacht en de specialistenopleiding zijn beperkt en keuzedelen zijn inzet van een aantal betrokkenen die er ontoereikend voor het vereiste niveau van specialisatie. De wat mee hebben en de opleiding restauratievakmensen vrezen bijvoorbeeld dat hun kwalificaties belangrijk vinden. In de uitvoering zijn ze worden beperkt tot keuzedelen en er zo geen tijd is voor de vaak afhankelijk van andere opleidingen. groeiende kwaliteitseisen die het werkveld stelt. Ze functioneren in een ‘landelijk ecosysteem’ dat geen rekening houdt met Met aanvullend onderzoek ontstaat goed zicht op de hun specifieke eigenheden, maar arbeidsmarkt en het onderwijs van deze bijzondere afgestemd is op grootschaligheid.” (uit beroepsgroepen. Voorwaarde voor deze erkenning is een ‘Schakels naar duurzaamheid’) afbakening van de kleine, unieke beroepsopleidingen waar overeenstemming over is. Voorwaarde 2 Landelijk bundelen van krachten Door krachten te bundelen, ontstaat synergie en groeit de slagkracht. Doordat het speelveld van kleine, unieke opleidingen “Voor het kleinschalig specialistisch landelijk is, zal deze bundeling ook landelijk moeten zijn. Het gaat beroepsonderwijs is de relatie tussen daarbij om samenwerking tussen het bedrijfsleven en het opleiding en arbeidsmarkt en die tussen onderwijs, tussen opleidingslocaties van dezelfde opleiding en school en branche een cruciale tussen verschillende kleine, unieke opleidingen. voorwaarde. Die relatie is niet vanzelfsprekend optimaal.” (uit ‘Schakels De unieke specialistische beroepsgroepen en de bijbehorende naar duurzaamheid’) opleidingen zijn klein en slecht zichtbaar voor (aankomend) leerlingen. Jongeren kennen beroepen als worstmaker, landmeter en orthopedisch technicus niet en zien deze opleidingen niet staan tussen het grote aanbod van onderwijsinstellingen. Door samen te werken en opleidingen te bundelen, vergroot je de zichtbaarheid. Voorwaarde 3 Beschermen van duurzame opleidingsarrangementen Het tegengaan van ondoelmatige spreiding van opleidingen is een belangrijke voorwaarde voor succes, zo blijkt uit het pilot-onderzoek van de restauratieberoepen, landmeters en de zeevisvaart. Door kleine, unieke opleidingen te beschermen kan het bedrijfsleven haar bijdrage gericht inzetten en ga je ondoelmatige concurrentie om leerlingen tegen. Bovendien voorkom je dat een laatste unieke opleiding ongewenst stopt, zoals bij de modelmakers is gebeurd. Het ontbreekt het bedrijfsleven veelal aan slagkracht om succesvol te ageren tegen versnippering of het verdwijnen van de laatste opleiding. De bestaande onderwijsconstructie die 2
Bureau Turf “Schakels naar duurzaamheid” september 2014
2
”Een aantal pilots beschouwt de continuïteit van aandacht, expertise op het gebied van kleinschalig beroepsonderwijs/vakmanschap, het signaleren van ontwikkelingen en het zorgdragen voor kennisdeling van wat werkt door een derde partij ook als vorm van beschermende maatregel.” (uit ‘Schakels naar duurzaamheid’)
hiervoor een vangnet vormt, verliest per 1 augustus 2015 haar wettelijke basis. De opleidingen tot schoenhersteller en orthopedisch technicus zijn hierdoor direct in gevaar, maar indirect ook alle andere unieke opleidingen.
Doordat samenwerkingsafspraken momenteel enkel op vrijwillige basis gemaakt kunnen worden, leiden veranderende individuele omstandigheden er met regelmaat toe dat een of meer partijen op de samenwerking terugkomen, zoals het geval is bij de landmeters. Ook bij goede landelijke afspraken is het nog steeds mogelijk dat een andere school met dezelfde opleiding start, waardoor het onderwijsaanbod versnippert en de kwaliteit en financiële haalbaarheid op alle opleidingslocaties onder druk komt te staan. De schoenherstellers, hoefsmeden en pianotechnici zijn hier bijvoorbeeld voor op hun hoede. Wanneer een opleiding zekerheid heeft, kan het investeren in de toekomst en bouwen aan kwaliteit. Voorwaarde 4 Bekostigen van duurzame opleidingsarrangementen Alle pilots kampen met bekostigingsproblemen doordat ze dure materialen, gereedschappen en apparatuur nodig hebben en hier weinig inkomsten tegenover staan vanwege de lage “Door hun geringe omvang en hogere leerlingenaantallen. De overheid bekostigt immers per leerling. uitvoeringskosten vanwege het Bovendien maakt het cascademodel langer opleiden kostbaar, specialistische karakter zijn er in alle zoals de landmeters merken. Het bedrijfsleven draagt gevallen bekostigingsproblemen. Daardoor bovenmatig veel bij, maar de financiële draagkracht van de wordt soms jaarlijks de afweging gemaakt: kleinschalige bedrijven en brancheverenigingen is niet groot en moeten we deze opleiding volgend jaar nog O&O-fondsen zijn veelal niet beschikbaar. De mogelijkheid van wel aanbieden?” (uit ‘Schakels naar een bestemmingsheffing zoals de pianotechnici en duurzaamheid’) schoenherstellers hiervoor in het leven hadden geroepen, is vervallen door het verdwijnen van het Hoofd Bedrijfschap Ambachten. Als er meer geld beschikbaar is, is het mogelijk te investeren in materialen en apparatuur en energie te steken in het verhogen van de kwaliteit van de opleiding. Voorwaarde 5 Kennis- en expertisedeling Het onderwijsveld en de arbeidsmarkt zijn continu in beweging en onderwijsoplossingen blijven door hun kleine omvang en specialisme kwetsbaar. Het bouwen van onderwijsarrangementen voor kleinschalige specialistische opleidingen vraagt specifieke expertise ten aanzien van onderwijsvormen, passende leermiddelen en de nauwe samenwerking met het bedrijfsleven met een lage organisatiegraad. Vandaar dat structurele kennisvergaring en –deling is nodig om hier zicht en regie op te houden. Uiteraard op landelijk niveau. Partijen die zich de afgelopen jaren als probleemeigenaar hebben opgesteld ten aanzien van kleinschalige specialistische opleidingen, verdwijnen in de grootschalige transitie in het mbo. Deze transitie vormt daarentegen ook een grote kans voor het kleinschalig specialistisch beroepsonderwijs: waar de afgelopen jaren met veel vindingrijkheid oplossingen zijn neergezet door de grenzen van het (on)mogelijke op te zoeken, geeft deze transitie de ruimte om een duurzame structuur te verankeren binnen het stelsel.
3
Ingezet beleid De afgelopen jaren is de erkenning van het belang van kleinschalig specialistisch vakmanschap gegroeid. Minister Bussemaker schrijft: “Een specifiek aandachtspunt betreft kleine unieke opleidingen met een goed 3 arbeidsmarktperspectief. Die wenst de regering juist graag te behouden.” Deze erkenning resulteert in steeds meer politieke en bestuurlijke aandacht voor het klein, uniek beroepsonderwijs. Dat is terug te zien in het beleid dat de minister van OCW heeft ingezet. Zorgplicht doelmatigheid De zogenaamde zorgplicht doelmatigheid houdt in dat scholen “het risico van ondoelmatigheid in de 4 onderlinge relatie onderkennen” en van daaruit met elkaar overleggen. Voorwaarde hiervoor is dat inzichtelijk is welke school welke opleidingen gaat aanbieden of hiermee stopt. Vandaar dat de wetswijziging voorziet in een meldverplichting van starten en stoppen. Ook wil de minister versnippering voorkomen door het per 1 januari 2017 mogelijk te maken dat bepaalde kwalificaties alleen door vakinstellingen en aoc’s 5 gegeven kunnen worden. De Raad van State is bezorgd over de kleine, unieke opleidingen: “Omdat het wetsvoorstel gepaard gaat met een korting op het macrobudget, bestaat het risico dat kleinschalige, arbeids- en kapitaalintensieve opleidingen nog vaker plaats zullen moeten maken voor grotere, winstgevende opleidingen. Gelet hierop adviseert de Afdeling (de Raad van State) te voorzien in aanvullende maatregelen voor het behoud van kleine, unieke 6 opleidingen, indien dit behoud gewenst wordt.” Specifiek over de kleine, unieke opleidingen schrijft de minister dat met het wijzigingsvoorstel de mogelijkheden worden vergroot om waar nodig concentratie van het aanbod te realiseren. “Zo heeft de regering met de zorgplicht doelmatigheid de mogelijkheid in te grijpen als het aanbod van kleinschalige, unieke opleidingen onder druk staat door concurrentie en/of door de teruglopende arbeidsmarktvraag 7 schaalvoordelen niet kunnen worden gerealiseerd. Daarmee kan concentratie worden afgedwongen.” Zorgplicht arbeidsmarktrelevantie De zorgplicht arbeidsmarktrelevantie is er op gericht dat scholen alleen opleidingen aanbieden waar vraag naar is vanuit het bedrijfsleven. Scholen worden verplicht te zorgen voor een goede, objectieve informatievoorziening aan aankomende deelnemers over relevante aspecten van de opleiding, waaronder de 8 onderwijskwaliteit en het arbeidsmarktperspectief. “Goede informatievoorziening kan de keuzes van 9 deelnemers veranderen en eraan bijdragen dat tekorten zich in de toekomst minder snel zullen voordoen.” De bronnen die scholen gaan gebruiken voor hun informatievoorziening zijn CBS en/of ROA. Beide bronnen geven aan dat kleine opleidingen niet worden meegenomen in de analyses, omdat men zich richt op opleidingen met jaarlijks meer dan 100 gediplomeerden (CBS) en er te weinig respondenten zijn om uitspraken over de kleine opleidingen te doen (ROA). Hierdoor krijgt het bedrijfsleven een belangrijke rol: “Het
3
Ministerie van OCW “Nota naar aanleiding van het verslag” over “Voorstel van Wet tot Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarkt en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs)” d.d. 9 september 2014 4 Ministerie van OCW “Voorstel van Wet tot Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarkt en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs)” d.d. 23 mei 2014 5 Kamerbrief minister van OCW “Ruim baan voor Vakmanschap: een toekomstgericht MBO” d.d. 2 juni 2014 6 Raad van State “Advies Wetsvoorstel macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs” d.d. 3 februari 2014 7 Idem voetnoot 3 8 Idem voetnoot 4 9 Idem voetnoot 3
4
bedrijfsleven [zal] ook veel duidelijker de toekomstige arbeidsmarktvraag moeten articuleren en een 10 aantrekkelijk beroepsperspectief moeten schetsen.” Adviescommissie De minister gaat een onafhankelijke adviescommissie om een uitspraak vragen wanneer partijen niet tot overeenstemming komen over een goede aansluiting van het opleidingenaanbod op de arbeidsmarkt of een doelmatige spreiding van het opleidingenaanbod. Indien een ondoelmatige situatie blijft voortduren en dit niet door de partijen wordt opgelost, is een sluitstuk nodig met de mogelijkheid tot ingrijpen door de minister. De Raad van State vraagt zich af of een meldingsplicht, aangevuld met een overlegverplichting, tot een doelmatig en arbeidsmarktgericht opleidingsaanbod leidt: “Niet kan worden gezegd dat de kleine, unieke 11 opleidingen die de laatste jaren zijn verdwenen, onopgemerkt zijn verdwenen.” De minister onderkent dat met zelfregulering mogelijk niet alle knelpunten worden oplost. “Het is denkbaar dat onderwijsinstellingen 12 geen geschil ervaren over onvoldoende arbeidsmarktperspectief, terwijl de zorgplicht niet wordt nageleefd.” De regering roept daarom op signalen te melden, want “het is van essentieel belang dat signalen over het niet naleven van de zorgplichten de overheid bereiken.” De minister stelt bovendien dat zij in die gevallen vanuit haar stelselverantwoordelijkheid aan zet is. Aanpassing prijsfactoren De onderwijsraad bepleit in het advies “Zicht op macrodoelmatig opleidingsaanbod” extra bekostiging door de 13 overheid voor kleine, unieke opleidingen. De minister wil dat de bekostiging zoveel mogelijk aansluit bij de kostenstructuren zodat onderwijsinstellingen in staat zijn die opleidingen aan te bieden waar de arbeidsmarkt om vraagt. De Commissie Herziening Prijsfactoren MBO adviseert de minister kostprijsberekeningen te laten 14 uitvoeren voor alle opleidingen. Bovendien adviseert ze onderzoek uit te voeren naar de definitie en afbakening van de kostbare (waaronder kleine unieke) opleidingen. Zolang deze informatie niet voor handen is, adviseert de commissie de hoogste opleidingsfactor (1.8) toe te kennen aan “opleidingen in het domein ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek die ontwikkeld zijn door het kenniscentrum SVGB (dat zich richt op uniek vakmanschap)” en de “buitencategorie unieke, kleinschalige vakopleidingen op basis van de 15 criteria van SOS Vakmanschap (bijvoorbeeld de hoefsmid).” Dit advies is door de regering overgenomen : “Vooruitlopend op de uitkomst van de pilots heeft de regering al op basis van een onafhankelijk advies besloten om in het kader van de extra middelen uit de begrotingsafspraken 2014 (structureel 75 miljoen vanaf 16 2015) voor een aantal ambachtelijke beroepen de prijsfactor te verhogen.” Overigens geeft de commissie Herziening Prijsfactoren MBO aan dat verhoging van prijsfactoren voor bepaalde opleidingen niet automatisch leidt tot een hoger budget voor die opleidingen, want: “De mbo-bestuurder blijft verantwoordelijk voor interne budgettoewijzing.”
10
Ministerie van OCW “Nota naar aanleiding van het verslag” over “Voorstel van Wet tot Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarkt en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs)” d.d. 9 september 2014 11 Raad van State “Advies Wetsvoorstel macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs” d.d. 3 februari 2014 12 idem voetnoot 10 13 Kamerbrief minister van OCW “Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht MBO” d.d. 2 juni 2014 14 Commissie Herziening Prijsfactoren MBO “Prijsfactoren onder de loep – op weg naar een robuust prijsfactorenmodel in het mbo” d.d. 5 juni 2014 15 Staatscourant Nr. 24746, d.d. 3 september 2014 16 Idem voetnoot 10
5
OV-kaart Per 1 januari 2016 krijgen ook minderjarige mbo-leerlingen de beschikking over een ov-kaart, waarmee “aan 17 deze doelgroep voor het eerst een landelijk dekkende reisvoorziening [wordt] geboden.” Dit vergroot de toegankelijkheid van landelijke opleidingen. Het wetsvoorstel voor het ov-arrangement zal naar verwachting in 2014 aan de kamer worden aangeboden. Kwaliteit kleine opleidingen Op verzoek van de minister van OCW voert de Inspectie van het Onderwijs in het eerste half jaar van 2014 een 18 onderzoek uit naar de kwaliteit van kleine opleidingen. Kleine opleidingen (met minder dan 15 leerlingen) worden momenteel niet betrokken in het reguliere toezicht. Onderzocht wordt of kleine opleidingen kwetsbaar zijn voor kwaliteitsproblemen. Ook het aanbieden van een groot aantal kleine opleidingen zou de complexiteit in de bedrijfsvoering beïnvloeden en daarmee van invloed zijn op de prestaties van de onderwijsinstelling in haar geheel. Eind 2014 verschijnt de eindrapportage van het onderzoek ‘Kwaliteit van kleine opleidingen’ met daarin de resultaten van het gehele onderzoek. Transitie infrastructuur mbo Per 1 augustus 2015 worden de wettelijke taken van de Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven 19 overgeheveld naar de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven die sectorkamers inricht waar beroepen en onderwijs gezamenlijk overleggen over het onderwijs. Sectorkamer 8 voor ‘specialistische ambachten en kleine beroepen’ voorziet in aandacht voor kleine unieke opleidingen. De invulling van de taken en bevoegdheden van de sectorkamer is in ontwikkeling. Verkenning landelijke vakinstelling De minister van OCW heeft in haar brief ‘Ruim baan voor Vakmanschap’ aangegeven dat zij overweegt een nieuwe vakinstelling in het leven te roepen om het kleinschalig, uniek vakmanschap ook voor de toekomst te 20 behouden. En met een motie heeft de Tweede Kamer de regering verzocht om “te komen tot de inrichting 21 van landelijke vakinstellingen voor kleinschalig uniek vakmanschap.” Minister Bussemaker heeft een verkenner gevraagd haar te adviseren over haalbaarheid en draagvlak voor een nieuwe vakinstelling voor klein, uniek beroepsonderwijs. Het onderbrengen van deze opleidingen in een nieuwe vakinstelling vergroot de herkenbaarheid voor het bedrijfsleven en leerlingen en het eigenaarschap binnen een mbo-instelling. “Bovendien kan […] een nieuwe landelijke vakinstelling eveneens bijdragen aan concentratie van het 22 aanbod.” Het advies van de verkenner wordt in december 2014 verwacht.
17
Kamerbrief minister van OCW “Hoofdlijnen studievoorschot: naar een nieuw stelsel van studiefinanciering en een ambitieuze onderwijsagenda” d.d. 28 mei 2014 18 Kamerbrief minister van OCW “Macrodoelmatigheid mbo” d.d. 14 april 2013 19 Kamerbrief minister van OCW “Heroriëntatie wettelijke taken kenniscentra” d.d. 16 december 2013 20 Kamerbrief minister van OCW “Ruim baan voor Vakmanschap: een toekomstgericht MBO” d.d. 2 juni 2014 21 Motie van het lid Van Meenen, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33930 VIII, nr. 9 22 Ministerie van OCW “Nota naar aanleiding van het verslag” over “Voorstel van Wet tot Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarkt en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs)” d.d. 9 september 2014
6
Vier bouwstenen
Na analyse van het onderzoeksrapport ‘Schakels naar duurzaamheid’ concludeert SOS Vakmanschap dat er vier bouwstenen nodig zijn voor een duurzame opleidingsinfrastructuur voor kleine, unieke beroepsopleidingen. Bouwsteen 1 - Loket- en expertisepunt Een in te richten loket- en expertisepunt ondersteunt het kleinschalige bedrijfsleven en de kleine, unieke opleidingen vanuit vijf kerntaken: • Uitvoering geven aan Meldpunt voor Bedreigde Opleidingen en Beroepen: melders spreken, casebeschrijvingen maken, onderzoek doen, advies uitbrengen en werksessies organiseren. • Pro-actief kleine, unieke beroepsopleidingen monitoren: onderzoeken, ontwikkelingen signaleren evenals opleidingen die in de gevarenzone zitten. • Onderwijsoplossingen bouwen: partijen bijeen brengen, beweging organiseren, zoeken naar de beste onderwijsoplossingen, opleidingen en branches informeren over thema’s als kwalificatiestructuur, specialistenopleidingen, taal- en rekenen. • Zichtbaarheid bevorderen: instroombevordering, meestertitel, kleinschalig specialistisch beroepsonderwijs constructief agenderen bij overheid en politiek. • Ondernemerschap versterken: professionalisering beroepsorganisaties, ondernemerschap in opleiding, bij- en nascholing.
7
Bouwsteen 2 - Landelijke onderwijsinstelling unieke opleidingen Met een landelijke onderwijsinstelling voor kleine unieke opleidingen ontstaat een eigen plek, een ‘veilige haven’ voor unieke beroepsopleidingen. De landelijke onderwijsinstelling, met een eigen BRIN-nummer, zorgt voor duurzaamheid, kwaliteit én zichtbaarheid van de kleine, unieke beroepsopleidingen: • Duurzaam opleidingsaanbod door de oprichting van een vangnet • Toewijding en focus op kwaliteit • Concentratie zorgt voor zichtbaarheid De opleidingen van de onderwijsinstelling vallen onder dezelfde bestuurlijke entiteit, maar kunnen zowel centraal als decentraal worden uitgevoerd, wanneer hier overtuigende inhoudelijke redenen voor zijn (faciliteiten, ecosysteem, regiobepalend). Daar waar opleidingen decentraal worden uitgevoerd, worden duidelijke afspraken gemaakt tussen de bedrijfsleven, onderwijsinstelling en onderwijslocatie.
8
Bouwsteen 3 - Beschermingsmaatregel voor kleine, unieke opleidingen Voor de opleidingen waarvan onomstotelijk vaststaat dat het behoud ervan essentieel is voor Nederland 23 kunnen, onder strikte voorwaarden, een beschermingsmaatregel worden ingesteld. Onderwijs en bedrijfsleven stellen samen een plan op waarin is omschreven welke onderwijsoplossing zij voor ogen hebben voor een beroepsgroep. Daarbij komen onderwerpen aan de orde als leerlingenaantallen, leerwerkplekken, onderwijslocatie(s), kwaliteit, faciliteiten, draagvlak en samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, zoals de bijdrage van het bedrijfsleven aan de opleiding. Een onafhankelijke commissie beoordeelt dit plan en kent, in geval van goedkeuring, bescherming toe voor een periode van bijvoorbeeld vijf jaar. Aan de toegekende bescherming zijn rechten en plichten verbonden. De opleiding krijgt kostendekkende bekostiging en de garantie dat andere onderwijsinstellingen gedurende de afgesproken periode niet mogen starten met de opleiding. De aanvragers zijn daarentegen verplicht de opleiding de afgesproken periode uit te voeren, zoals omschreven in hun plan. Om in aanmerking te komen voor de beschermingsmaatregel moet zijn aangetoond dat het gaat om kleinschalig specialistisch vakmanschap. Essentieel daarbij is dat het beroep aantoonbaar toegevoegde waarde heeft voor Nederland, arbeidsmarktrelevantie heeft en dat er sprake is van gedeeld probleemeigenaarschap in onderwijs en bedrijfsleven. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de beslisboom van SOS Vakmanschap (zie bijlage voor toelichting). Voordeel van een dergelijke beschermingsmaatregel is dat de probleemeigenaren bedrijfsleven en onderwijs gezamenlijk een plan indienen dat past bij hun situatie en opleiding. Het samenstellen van een dergelijk plan vraagt echter veel van de betrokkenen. De grote administratieve en bestuurlijke lasten drukken op alle onderwijsinstellingen die een kleine, unieke opleiding willen (blijven) uitvoeren. Uit het pilot-onderzoek blijkt dat de restauratieberoepsgroepen, zeevisvaart en landmeters om bescherming vragen om hun versnipperde opleidingen doelmatiger in te richten. De hoefsmeden, pianotechnici, collectiebeheerders, worstmakers, schoenherstellers en orthopedische technici zien met name een preventief belang van een beschermingsmaatregel: “Er hoeft maar één ROC te zijn dat het een aantrekkelijke opleiding 24 vindt en dan treedt er weer versnippering op!”
23
Het ministerie van OCW heeft gevraagd naar de nut en noodzaak van een licentiemodel, wij spreken liever van een beschermingsmaatregel voor kleine unieke opleidingen. 24 Bureau Turf ‘Schakels naar duurzaamheid ‘ september 2014
9
Bouwsteen 4 - Aangepaste bekostiging Een basisbekostiging per opleiding, aangevuld met de reguliere bekostiging per leerling, doet recht aan de vaste kosten die gemoeid zijn met het organiseren van benodigde apparatuur, materialen, lesmateriaal en vakdocenten voor deze opleidingen, los van het aantal leerlingen. Omdat bij kleine opleidingen de balans tussen vraag en aanbod – de behoefte aan voldoende en goed gekwalificeerd personeel en goed opgeleide uitstromers – zo nauw luistert, moet er geen ongewenste prikkel ontstaan om te groeien in leerlingenaantallen. Alle pilots noemen een hogere bekostiging als belangrijk onderdeel van een duurzame oplossing, wanneer deze dan wel ingezet wordt ten behoeve van de opleiding zelf. Het merendeel van de pilots geeft daarnaast aan dat de vraag vanuit de arbeidsmarkt nooit zo groot zal zijn dat er voldoende leerlingen zijn om een klas van te bekostigen. Anders gezegd: “Maximale concentratie kan nog steeds betekenen dat er sprake is van een aantal 25 onder de signaalwaarde.” De ideale mix Iedere bouwsteen op zich lost een stukje van het probleem op, maar het probleem vraagt om een meervoudige aanpak. “Hoewel bekostigingsproblemen wel de aanleiding kunnen vormen voor het stoppen met de opleiding, is bekostiging alleen onvoldoende voorwaarde voor duurzaamheid. Knelpunten van kleine specialistische opleidingen zijn vaak onderling verweven en het ene knelpunt kan het andere uitlokken. […] Daarbij geldt dat de relatie en samenwerking tussen scholen en branches voor de kleine unieke opleidingen 26 begin- en eindpunt vormen: het kan alleen maar samen.” De oplossing ligt dan ook in de combinatie. In de ideale mix zijn de landelijke onderwijsinstelling unieke opleidingen en het loket- en expertisepunt gecombineerd, ondersteund door een aangepaste bekostiging en een beschermingsmaatregel specifiek voor kleine unieke opleidingen. Het gaat om een totaaloplossing waarbij de aandacht voor en ondersteuning van kleinschalig specialistisch vakmanschap wordt verankerd in het onderwijsstelsel, en waarbij concentratie en de landelijke bundeling van krachten essentieel is.
25 26
Idem voetnoot 22 Bureau Turf ‘Schakels naar duurzaamheid ‘ september 2014
10
Bijlage - Toelichting bij de beslisboom 27
De beslisboom is het middel dat SOS vakmanschap gebruikt om te bepalen of er bij een melding bij het Meldpunt sprake is van een zeldzaam specialistische beroepsgroep met toekomstperspectief, die bedreigd wordt in haar voortbestaan. De indicatoren bepalen of een beroep binnen de bandbreedtes valt van de vijf onderdelen van de beslisboom. Het eindoordeel (wel of niet binnen de scope of in de gevarenzone) wordt bepaald door een mix van indicatoren en de overall expertise over het geheel. Deze beslisboom is ook te gebruiken als instrument voor de afbakening van kleine, unieke opleidingen. 1. Kleinschalig/zeldzaam Indicatoren • De beroepsgroep omvat <2500 werkzame personen. Dit gaat niet over een gehele branche maar over de afzonderlijke (specialistische) beroepen. • De beroepsgroep omvat 2500 – 5000 werkzame personen, maar is in aantal in snel tempo aan het afnemen. • De opleiding/kwalificatie omvat landelijk minder dan 100 leerlingen. 2. Specialistisch Indicatoren • Nieuwe aanwas voor de beroepsgroep is niet op te vangen met anders, kort- of niet geschoolde beroepsbeoefenaren. • Kwalificerende en specifieke opleiding is noodzakelijk voor het voortbestaan van de beroepsgroep, dat wil zeggen voor de kwaliteit / continuïteit / innovatie van het beroep. • Het merendeel (meer dan 50%) van de kennis en vaardigheden zijn uniek voor het beroep en komen niet overeen met de kennis en vaardigheden van andere beroepen. • Voor alle MBO-niveaus geldt dat het ten minste twee jaar kost om de benodigde kennis te verwerven, (complexe) vaardigheden in te slijten en de combinatie van beide in de beroepsuitoefening als beginnend beroepsbeoefenaar toe te kunnen passen. • Bij hogere MBO-niveaus kan er bovendien sprake zijn van vereiste specialistische kennis en vaardigheden voor bijvoorbeeld: o Complexe beslissingen binnen een werkveld of op het snijvlak van werkvelden, bijvoorbeeld techniek en zorg voor cliënten; o Het leveren van maatwerk/werk uitvoeren dat buiten gebaande paden valt; o Werk uitvoeren waaraan een groot afbreukrisico verbonden is.
27
Versie september 2014
11
3. Toekomstperspectief Indicatoren • Er zijn baankansen voor afstudeerders: nu en op de middellange termijn (ca. 2-5jr) is nieuwe instroom op de arbeidsmarkt gewenst. • Outsourcing van het beroep en/of de opleiding naar het buitenland is niet mogelijk of leidt tot kwaliteitsverlies; bijvoorbeeld vanwege dienstverlening aan particulieren, leveren van maatwerk (en intensieve communicatie daarover) aan bedrijven en particulieren. • Het beroep heeft aantoonbare toegevoegde waarden zoals: o Economische waarde o Consumentwaarde o Culturele en historische waarde o Waarde voor welzijn en gezondheid 4. Bedreigd Indicatoren • Er is onvoldoende gekwalificeerde, specifiek voor het beroep opgeleide instroom om de kwaliteit en wenselijke omvang van de beroepsgroep t.b.v. continuïteit/innovatie nu of op de middellange termijn (ca. 2-5jr) in stand te houden. Dit is een gevolg van één of meerdere van onderstaande kernproblemen: o Specialisme: De opleiding voor het beroep is onderdeel van een opleiding voor een bredere kwalificatie. Gediplomeerden zijn onvoldoende specifiek opgeleid voor het beroep om gekwalificeerd aan de slag te kunnen. o Uitvoerbaarheid: De kwalificatie en/of opleiding ontbreekt of dreigt te verdwijnen als gevolg van: Instroom: Het wenselijke en potentieel aantal leerlingen is te klein voor een gezonde, bekostigde (kwalificatie met bijbehorende) opleiding. Versnippering: De opleiding wordt – gezien de landelijke leerlingenaantallen – op onevenredig veel instellingen in Nederland gegeven. Financiering: Branche en opleiding hebben niet de mogelijkheden voldoende (aanvullend) te investeren. Samenwerking: Er is sprake van gebrekkige samenwerking tussen beroepsgroep (branche, vakverenigingen) en onderwijs (school, MBO Raad, andere rechtspersoon die met opleiders samenwerkt). o Uitstroom/doelmatigheid: Er is een opleiding, maar de uitstroom daarvan is (nu of op de middellange termijn) te klein om te voldoen aan de behoefte op de arbeidsmarkt. 5. Probleemeigenaarschap Indicatoren • De beroepsgroep en (potentiële) opleiders vinden het belangrijk dat de opleiding voor het beroep in Nederland blijft bestaan of (opnieuw) tot stand komt en zijn bereid zich hiervoor (naar draagkracht) in te zetten.
12