Een OB/MB project van het IVN Veldhoven / Vessem
najaar 2008
Planten maken zaden en die zaden moeten op een geschikt plekje terechtkomen, waar ze uitgroeien tot nieuwe planten. Om deze reis te maken hebben ze slimme oplossingen bedacht en de bedoeling is dat de kinderen verschillende manieren van zaadverspreiding ontdekken.
Doelgroep: groepen 1 t/m 4 Plaats: een bosgebied met veel boomsoorten of een park rondom de school Doel: Kinderen kennis laten maken met de verschillende manieren waarop planten hun zaden verspreiden Middelen: Bij dit project horen rugzakjes met materialen. Deze kun je reserveren bij Hetty Fokkens, tel. 254 30 77
Najaarsproject 2008: Met de zaadjes op reis
Achtergrondinformatie: Zaden worden op verschillende manieren verspreid: -door de wind. Planten geven zaadpluis, waarbij het zaadje aan een parachuutje ver wegzweeft (paardenbloem, wilg, populier, klein kruiskruid). Andere planten geven hun zaden vleugeltjes om als helikopter weg te schroeven (esdoorn, iep, dennen, sparren, berk). -door het water. De zaden blijven zo lang mogelijk drijven en reizen met het stromende water mee (waterlelie, gele lis). -door dieren. a. Zoogdieren (vos, konijn, eekhoorn, hond) nemen de zaden in hun vacht mee (klis, kleefkruid, tandzaad, nagelkruid). Sommige zoogdieren leggen een wintervoorraad aan (eekhoorn) en eten bessen (vos). b. Vogels (merel, lijster) eten de bessen, waarna de pitten met de uitwerpselen ver van de moederplant terecht kunnen komen. Sommige vogels (Gaai) leggen een wintervoorraad aan van beukennootjes, eikels, kastanjes en kunnen niet alle begraven zaden terugvinden. c. Insecten (mieren) verslepen de zaden van viooltjes en stinkende gouwe, omdat ze het mierenbroodje (voedzaam aanhangsel aan het zaadje) graag lusten. -door de mens. Dit kan opzettelijk gebeuren door de boer, die zaait of onopzettelijk, waarbij de zaden aan schoenzolen (weegbree) of aan kleren (kleefkruid) worden meegenomen. -door de plant zelf. Hij heeft allerlei manieren bedacht om de zaden weg te schieten (springzaad, reigersbekje, brem). De klaproos maakt een strooikokertje, waaruit de zaden door beweging van de wind worden uitgestrooid. Opmerking: aan de ene kant wil de plant de zaden verspreiden, maar aan de andere kant mogen ze niet gegeten worden door dieren die er niets mee te maken hebben. Daarom zijn sommige bessen giftig en hebben tamme en wilde kastanjes en beukennootjes stevige bolsters ter bescherming. De hazelnoot heeft een harde vrucht, die niet verspreid hoeft te worden, omdat hij goed in de schaduw van moeder kan blijven staan.
2
Najaarsproject 2008: Met de zaadjes op reis
De uitvoering van het project Inleiding: Als inleiding op de excursie, waarbij we met de zaadjes op reis gaan, kan in de klas de opdracht gegeven worden om fruit mee te nemen. De vruchten worden geschild en gedeeld om de pitten te ontdekken. Geblinddoekt mogen de kinderen het fruit proeven en zeggen welke vrucht het is. Als voorleesverhaal kan het verhaal: Elzenkind gelezen worden.
Excursie: -Kies een bosgebied met veel boomsoorten of zet een wandeling uit in een park of rond de school. -Bespreek de rugzakjes met materialen (verschillende zaden ter vergelijking, loepjes, schepjes, zakjes). -Verdeel de klas in groepjes. Elk groepje heeft een leider en een rugzakje. De leider heeft het werkblad met de mogelijke opdrachten. -Sta onderweg op verschillende plaatsen stil en voer de opdrachten uit. -Onderweg verzamelen de kinderen zaden om op school te verwerken.
Verwerking: Met de gevonden zaden kan een tentoonstelling ingericht worden. Verder zijn er genoeg mogelijkheden bij de handenarbeidles om ermee aan het werk te gaan.
Bijlagen: -Opdrachtenblad -Zaadverspreiding: plaatjesblad en opplakvel voor groep 3 en 4 -Kleurplaat voor groep 1 en 2 -Voorleesverhaal: Elzenkind
Rugzakken De rugzakken bevatten: Loepje, schepje, loeppotjes, boterhamzakjes zaden van bv.: zomereik, Amerikaanse eik, wilde kastanje, tamme kastanje, zeeden, douglasspar, grove den, fijnspar, lariks, beuk, els, hazelaar klis, kleefkruid, paardenbloem en gele lis.
3
Najaarsproject 2008: Met de zaadjes op reis
Opdrachten bij de excursie: Met de zaadjes op reis. Bepaal zelf op welk moment een opdracht uitgevoerd kan worden. De volgorde is dus willekeurig. •
Op een plek met beukennootjes, eikels of kastanjes. Neem een noot uit de rugzak, vertel erover en zeg: wie van jullie kan er ook zo’n zaadje vinden.
•
Op een plek met veel dennen. Neem een dennenappel uit de rugzak, vertel over de verspreiding. Ga op zoek naar dennenappels. Er zijn verschillende soorten. Probeer zoveel mogelijk soorten te vinden.
•
Op een plek met veel bessen. Vertel over de verspreiding. Zoek als gids zoveel mogelijk verschillende bessen. Teken met een stokje op het pad een raster. Sorteer de bessen op kleur, op vorm, op aantal.
•
Ga op zoek naar plekjes waar de zaden naar toe zijn gereisd. Ontdek jonge kiemplantjes. Ontdek uitwerpselen van vogels. Ontdek knaagsporen van eekhoorns en muizen.
•
Op een open plek of bij een bosrand. Vertel over verspreiding door de wind. Ga op zoek naar planten met pluisjes.
•
Samenvatting op een bospad. Teken een raster en schrijf of teken hierin: dieren, vogels, mens, wind, zelf. De verzamelde zaden worden in het goede hokje neergelegd.
•
Op een plek met jonge kiemplantjes. Graaf ze uit en vertel over de zaden en de wortels. Zijn er ontkiemende eikels te vinden?
•
Op een plek met verschillende loofbomen. Vaak zitten de zaden in bolsters of napjes, als bescherming. Laat voorbeelden uit de rugzak zien: beukennoot, hazelnoot, wilde kastanje, tamme kastanje, Amerikaanse eikel, zomereikel.
•
Op een plek bij een akker. De mens verspreidt opzettelijk de zaden: maïs, graan, voederbieten.
•
Speelse opdrachten: a. Leg je naam in dennenappels of eikels. b. Wie kan de zaden het verst weg gooien. c. Verstop zaden in de grond, net als een eekhoorn, en laat de kinderen ze opgraven (schepje). d. Pluis: blaas het pluis weg en probeer het weer te vangen. e. Help mee aan de verspreiding door zaden op een goed plek (welke?) te begraven (schepje). f. Vleugeltjes: kies een hoog punt en laat de zaden wegwieken.
4
Najaarsproject 2008: Met de zaadjes op reis
Opdracht: Knip de onderstaande plaatjes uit en plak ze op de juiste plaats op de volgende pagina.
5
Najaarsproject 2008: Met de zaadjes op reis
6
Najaarsproject 2008: Met de zaadjes op reis
verspreiding door dieren
verspreiding door de wind
verspreiding door water
verspreiding door de plant zelf
7
Najaarsproject 2008: Met de zaadjes op reis
Kleurplaat voor de onderbouw:
8
Najaarsproject 2008: Met de zaadjes op reis
Voorleesverhaal: Elzenkind. Langs de kant van de weg langs een slootje stond een rij elzenbomen. Aan die bomen zaten dikke elzenproppen. Het waren net kleine huisjes, maar er woonden geen kinderen in, nee, er woonden kleine donkere zaden in. Ieder elzenprophuisje had wel 20 kamers en in ieder kamertje woonde een zaadje. Dat was een grote familie! Aan één van de elzenbomen zat een hele dikke tak. Aan die tak, vlak boven het water, zat een dikke elzenprop. Daar woonde een klein zaadje met al zijn broertjes en zusjes. Het heette Elzenkind. Elzenkind had het er wel naar zijn zin, maar toch was hij erg nieuwsgierig hoe het er buiten zijn kamertje uit zou zien. Op een dag stond hij voor het open raampje toen plotseling een rukwind hem naar buiten trok…. Elzenkind was zo licht en klein, dat de wind hem gemakkelijk kon optillen. Daar vloog hij! Na veel wervelingen belandde Elzenkind in het slootje. Hij bleef heerlijk op zijn rug drijven. Wat was het buiten mooi! Elzenkind keek zijn ogen uit. Hij dreef langs graspollen en langs stijve rietstengels, die hem heel hoog toe leken. Eventjes schrok hij toen hij het hoofd van meneer rat naast zich zag. Maar meneer rat knikte Elzenkind vriendelijk toe met zijn hoofd met donkere kraaloogjes en zwom rustig door. “Kwaak, kwaak”, klonk het opeens en daar botste Elzenkind tegen de zachte verenbuik van moeder eend aan, maar die had het niet eens door. Verder ging de reis……. langs hoge bomen en struiken, die er heel anders uitzagen dan Elzenkind thuis ooit gezien had. In een bocht van het slootje zag Elzenkind een mooi plekje, waar hij best zou willen wonen. Een golfje tilde Elzenkind op en zette hem op het vaste land. Hè, hè, hij was best wel een beetje moe. Jaren gingen voorbij. Elzenkind woonde nog steeds op de oever, maar…..wat was hij veranderd! Elzenkind, dat kleine donkere zaadje, had wortels gekregen, waarmee hij stevig in de grond kon staan. Zijn lijfje was uitgegroeid tot een stammetje met mooie groene en bruine kleuren en aan zijn takken zaten kleine knopjes. Wat voelde Elzenkind zich groot! Af en toe streken er vogels in de takken neer. Dan luisterde Elzenkind naar het zingen van de vogels. Hij kende al hun liedjes. Op een warme voorjaarsdag voelde Elzenkind dat er iets met hem gebeurd was. Hij voelde zich zo wonderlijk! Elzenkind keek naar zijn takken….. O, wat was dat mooi! Aan zij takken bungelden tere gouden draadjes. De knoppen waren uitgekomen door de warmte van de zon. Alle vogels keken er bewonderend naar. Ze vonden het fijn om ertussen te zitten. Soms blies de wind tussen de takken en dan zag Elzenkind kleine gouden stofwolkjes. Jarenlang bleef Elzenkind op dat mooie plekje aan de oever staan en voelde zich gelukkig met de wind, de vogels en de andere bomen….. 9