‘Verzorgingshuis weg, hele dorp gedupeerd’ De imposante entree van woonzorgcentrum De Weyert ademt bepaald niet de sfeer van een klassiek bejaardentehuis. Met zijn ruime constructie van glanzend hout en glimmend glas is dit complex een van de grootste gebouwen in het Drentse dorpje Dwingeloo. Een moderne blikvanger, die niettemin goed in de landelijke omgeving past. Na een verbouwing van circa 5,5 miljoen euro, die in november 2012 werd afgerond, denkt De Weyert voorbereid te zijn op de toekomst. Als de jongste maatregelen van het kabinet tenminste geen roet in het eten gooien.
De opvallende gevel, nadrukkelijk gericht op de oude Brink van Dwingeloo, mocht beslist geen zorguitstraling krijgen. Dat wilden woningcorporatie Actium (de eigenaar) en zorgverlener ZZWD (de huurder) niet. De ingang van het complex, bestaande uit 28 aanleunwoningen en een verzorgingshuis voor maximaal 60 ouderen waarvan 12 plaatsen voor ouderen met dementie in twee groepswoningen, moet gastvrijheid uitstralen: niet alleen voor bewoners en personeel van het woonzorgcentrum, maar voor het hele dorp. Gerard Schoep, directeur-bestuurder van Zorgcentra Zuidwest Drenthe (ZZWD), vertelt tijdens een rondleiding langs de geclusterde woningen dat de aangekondigde bezuinigingen op de ouderenzorg weleens heel verkeerd kunnen uitpakken in krimpgebieden zoals rond Dwingeloo. Ze leiden volgens hem tot uitkleding of zelfs sluiting van verzorgingshuizen op het platteland, waardoor ontmoetingsplekken en algemene voorzieningen verdwijnen voor hele dorpen. En die sluiting zou weer een averechts effect hebben op wat de overheid beoogt; namelijk dat ouderen langer in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen, ondersteund door hun persoonlijke netwerk.
De Weyert biedt volgens Schoep allerlei algemene voorzieningen die een functie hebben voor de hele dorpsgemeenschap. Zo zijn in het restaurant van het woonzorgcomplex ook ‘buitenstaanders’ welkom. In de volwaardige horeca-keuken bereiden koks dagelijks 150 warme maaltijden voor senioren uit de regio die niet meer zelf kunnen koken. In de Weyert vinden ook dagactiviteiten plaats, zoals geheugentrainingen, en er is een kapsalon die volgens Schoep een wijkfunctie heeft. Natuurlijk is er nog een klein winkeltje waar iedereen terecht kan. Dat winkeltje kan dan wel niet opboksen tegen de prijzen van de nabije C1000 maar de mensen die moeilijk naar de gewone winkels kunnen, zijn er blij mee. In het regeerakkoord is afgesproken dat ouderen die naar een instelling verhuizen, zelf gaan betalen voor hun huisvesting, gas, licht, water en voorzieningen. Alleen de zorg zal nog worden vergoed. Mensen met een relatief beperkte zorgbehoefte kunnen niet langer in het verzorgings- of verpleeghuis terecht. Op de vrijgekomen plaatsen kunnen ‘gewone’ huurders komen, maar als zij niet meebetalen aan de algemene voorzieningen in het woonzorgcomplex, komen die onder druk te staan. “Ik denk dat zorgaanbieders in krimpgebieden op termijn gedwongen worden huizen te sluiten”, zegt Schoep. “Verzorgingshuizen zullen met leegstand te maken krijgen, terwijl er tegelijkertijd een tekort dreigt aan geschikte huisvesting voor zelfstandig wonende ouderen.” Het aantal ouderen in de regio groeit de komende tijd nog wel, maar het inwonertal loopt in dit gebied terug. Deze krimp van het aantal inwoners leidt tot een relatief hogere vergrijzing en dat zet de voorzieningen onder druk. Schoep maakt zich zorgen dat er onvoldoende jongeren zijn om de ouderen thuis te ondersteunen en ook onvoldoende passende seniorenwoningen met goede faciliteiten. Zijn organisatie heeft drie relatief kleine locaties. Naast Dwingeloo zijn er in Ruinen en Havelte woonzorgcomplexen waar aanleunwoningen gebouwd zijn rond een verzorgingshuis (met lichte zorg maar ook verpleeghuiszorg). “De tafeltje-dekjeservice die wij niet alleen vanuit onze locatie in Dwingeloo organiseren maar ook in Ruinen en Havelte, komt onder druk te staan”, specificeert Schoep zijn betoog. “Misschien is het straks niet meer mogelijk mensen warme maaltijden thuis te brengen. Wellicht verdwijnt
ook de kapsalon uit het woonzorgcentrum. De eigenaar hoeft bij ons nu niet de volledige huur te betalen.” Kunt u dan niet meer huur vragen aan de kapper, en iets meer voor de bezorgde maaltijden die nu 7 euro 50 kosten? “Dat soort vragen stellen wij ons ook. Wij willen graag dat het woonzorgcentrum een ‘reuringgebied’ is. Er moet wat te beleven zijn, dat vinden mensen belangrijk. Maar wat hebben zij daar voor over? Natuurlijk kunnen ouderen ook thuis kant en klare maaltijden in de magnetron opwarmen. Maar de vrijwilligers die hen een warme maaltijd brengen, signaleren ook problemen. Wij hechten aan dit nabuurschap. Wij willen in ons restaurant niet concurreren met de lokale horeca, maar toch ook geen restaurantprijzen vragen voor onze maaltijden. Want anders komt hier niemand meer.” Tijdens de rondleiding is het stil in De Weyert. Het loopt tegen de avond, de bewoners zitten op hun kamer, het restaurant is alleen tussen de middag open, en over de biljarttafel hangt een groen doek. Even verderop, op het dorpsplein, is wel leven. De eettentjes daar hebben aardig wat klandizie. Maar dat is niet Schoeps doelgroep. “Wij richten ons nadrukkelijk op ouderen die bij het leuk vinden bij anderen aan te schuiven. In de dorpshoreca komt een ander publiek.” Aan Gerard Schoep de vraag voor welke van zijn locaties sluiting dreigt? “De Weyert hier in Dwingeloo is nu toekomstbestendig en in Ruinen begint de nieuwbouw bijna, maar voor de Molenhof in Havelte voorzie ik problemen. Dat is nog een klassiek verzorgingshuis. Die locatie is 40 jaar oud, heeft relatief kleine appartementen en is aan renovatie toe. De woningcorporatie heeft zijn bouwprojecten nu echter voor een half jaar stilgelegd.” Betreffen uw zorgen niet vooral eigen lijfsbehoud? Is het realistisch drie grote keukens te hebben in drie nabijgelegen dorpen? Kleine streekziekenhuizen bieden toch ook niet meer alle operaties aan? “Ik spreek natuurlijk als directeur van een zorgorganisatie, maar vind dat de gemeenschap net zo zou moeten denken. Havelte kan toch eigenlijk niet zonder een woonzorgcentrum. Het is voor mensen heel belangrijk om in hun eigen dorp te kunnen blijven wonen. We hebben het hier niet over een tijdelijke opname. Is het credo nu juist niet dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving moeten blijven wonen en daar met hun netwerk zo
veel mogelijk hun eigen zelfredzaamheid organiseren? Ik ben niet de enige die problemen voorziet. Collega Arend Schenkel van de zorggroep Tellens in Bolsward schreef de staatssecretaris hier al maanden geleden een brandbrief over.” Waar moeten mensen heen als het zorgcentrum in Havelte dicht zou gaan? “Wij vragen ons af of er dan wel voldoende geschikte huisvesting voor ouderen is. Senioren die geen boterbrief meer krijgen voor verblijf in een intramurale instelling maar wel kampen met regieverlies, zoeken een beschutte leefomgeving. Die vinden zij niet zomaar achter in de straat. Wij ondervinden een zekere concurrentie van particuliere initiatieven. In Havelte is niet alleen een klein particulier verzorgingshuis gekomen maar ook een particulier initiatief voor groepswoningen voor dementerenden, hetgeen wij ook in onze plannen hebben staan. De initiatiefnemers veronderstellen dat er bij ons iets ontbreekt. Dat heeft te maken met het beeld van het klassieke bejaardenhuis. Uit een imago-onderzoek van drie jaar geleden bleek dat regionale inwoners de zorg in onze huizen goed vinden en de zusters lief, maar ze zeiden dat ze er niet wilden wonen omdat je er alleen maar zou kunnen sjoelen en bingoën.” Wat is er nodig? “We moeten meer aantrekkelijke activiteiten naar onze woonzorgcentra halen. Dan durf ik de concurrentie met particuliere initiatieven wel aan. De oplossing vraagt inspanningen van alle partijen, van gemeenten tot welzijnsorganisaties. We moeten partners vinden om de handen op elkaar te krijgen. Nu hebben we hier in Dwingeloo een zorgcentrum met allerlei activiteiten en even verderop een welzijnsgebouw, ook met activiteiten en drie biljarttafels. We onderzoeken of we dingen samen kunnen doen. Daar is bereidheid tot loslaten voor nodig. We mogen niet te bezitterig zijn. Elke organisatie wil graag laten zien wat hij allemaal presteert, maar in de toekomst moeten we vooral trots zijn als we iets realiseren waar de gemeenschap heel blij mee is. Het gaat niet om de eer en glorie van jou als directeur, maar om de wezenlijke verbeteringen voor een gebied en zijn inwoners.”
Wat kunt u samen doen? “Gemeentelijke voorzieningen staan ook onder druk. Daarom kijken we wat er in een dorp te combineren valt. Het idee in Dwingeloo is nu een deel van de bibliotheekcollectie, de boeken voor ouderen, naar De Weyert verplaatsen en de jongerencollectie naar een school. Niet al onze ruimten worden zeven dagen per week, drie dagdelen per dag gebruikt. We zouden voor bepaalde activiteiten best een welzijnsclub binnen kunnen halen. Wij huren van Actium, maar zouden ruimte aan de Stichting Welzijn kunnen onderverhuren. Daar wordt iedereen beter van, maar je moet wel bereid zijn concessies te doen. Misschien kunnen we leerlingen van scholengemeenschappen in Assen, Meppel of Hoogeveen hierheen halen voor een koksopleiding. Vanaf 14 uur gebeurt er in onze keukens toch niets meer.” Schoeps organisatie ZZWD heeft net met de Stichting Welzijn De Wolden laten onderzoeken of ze de beschikbare vierkante meters in Ruinen beter kunnen benutten. Een optie is om alle welzijns- en kantoorfuncties van het sociaal-cultureel centrum De Tump (4000 m2) in de nieuwe algemene ruimten van het nieuwe Ruinse woonzorgcentrum Priensenije onder te brengen. Kunt u overzien wat u de komende tijd allemaal te wachten staat? Het is deels koffiedik kijken. We weten bijvoorbeeld niet of onze zorgorganisatie vrijkomende appartementen mag toekennen aan cliënten met grote beperkingen als bewoners met lichtere klachten wegblijven. Er zijn voorlopig nog voldoende ouderen met een hoge zorgzwaarte, maar krijgen we straks nog een vergoeding voor hen? Ons zorgkantoor heeft te kennen gegeven 12 procent minder zorg in te kopen in 2013 en dus niet meer voor alle plaatsen te betalen. Dan krijgen wij leegstand en omzetverlies. Momenteel heeft de helft van onze bewoners een zorgzwaartepakket 1 tot en met 4. Als die mensen hier straks niet meer wonen en we mogen hun plaatsen niet opvullen met cliënten met hogere ZZP’s dan hebben we over een paar jaar flinke leegstand.”
U kunt de vrijgekomen plekken toch ook verhuren als zelfstandige appartementen aan mensen met een indicatie voor extramurale zorg? “Dat kan ook, dan moet je verzorgingshuisplaatsen hebben die ook als volwaardige seniorenwoning of aanleunwoning verhuurd kunnen worden. Daar werken we in Ruinen nu aan. Daar zouden de wetten van de huurmarkt moeten gaan gelden. Nu brengen verzorgingshuisappartementen 700 à 800 euro per maand op omdat de bewoners een automatische vergoeding meebrengen voor de algemene ruimtes, maar zo’n bedrag kan je nooit aan kale huur voor een aanleunwoning vragen. De vraag blijft dus: hoe financieren we de algemene voorzieningen? Maar laten we het niet al te somber zien. Ik was onlangs op vakantie in Kameroen. Jongens, waar maken wij ons druk over, vraag je je dan af.” Antoinette Reerink, 19 februari 2013
Fotos: De Weyert en Antoinette Reerink
Het gezicht van extramuralisering De overheid zet flink de vaart achter een al eerder ingezette trend, het zogeheten extramuraliseren: ouderen langer zelfstandig laten wonen en niet zo snel als vroeger naar een verzorgings- of verpleeghuis laten verhuizen. Sinds dit jaar komen mensen met een lichte zorgvraag niet meer in aanmerking voor een verblijf in een zorginstelling. De komende jaren zullen ook mensen met een zwaardere zorgvraag thuis moeten blijven wonen. Het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg is op zoek gegaan naar de uitwerking van dit beleid in de praktijk. Hoe kijken zorgaanbieders, woningcorporaties, wetenschappers en gemeenten aan tegen deze maatregelen en wie zijn eigenlijk de hulpbehoevende mensen die dit raakt? Journaliste Antoinette Reerink reisde het land door en sprak zowel met ouderen als met bestuurders en medewerkers in de sectoren wonen en zorg. Volg haar in de artikelenserie ‘Het gezicht van extramuralisering’