Samenleving Wijken en m l e n i n g e n
Gemeente Delft
Retouradres:WlJkenen voorzieningen. Postbus 78,2800 ME Delft
De Torenhave MartinusNUhafflaan2 2624 ES Delft Bankrekening BNG 28.50.01.787 t.n.v. gemeente Dele Behandelddoor letje Thijsse Telefoon 06 52739269
[email protected]
Aan de leden van de gemeenteraad 14015 Internet
VERZONDEN Datum
www.delít.nl
2 3 FEB. 2012 Onderwerp
internationaalgeorienteerd basisonderwijs (IGBO) DelftiRijswijk Ons kenmerk
1205111 Uw brief van Uw kenmerk
Geachte leden van de raad, Hierbij informeren wij u over de voortgang van het realiseren van internationaal georiënteerd basisonderwijs (IGBO) voor DelfüRijswijk.
De gemeentelijke ambitie Wij sturen op de mogelijkheden om de economie en de werkgelegenheid te versterken. De kenniseoonomie groeit en wordt steeds belangrijker voor Delft met de Technologische Innovatie Campus Delft als ruggengraat. De komende jaren wil Dem de mogelijkheden van de kenniseconomieverder uitbreiden. Voor een goed internationaal ondernemersklimaatzijn in Delft diverse faciliteiten specifmk voor expats opgezet. Een gericht expatbeleid brengt ook het realiseren van voorzieningen met zich mee. Wij zien daarin een belangrijke rol weggelegd voor het Internationaal Engelstalig basisonderwijs. Haalbaarheid Om de mogelijkheden van een IGBO te onderzoeken hebben wij gezamenlijk met Rijswijk onderzoek gedaan naar de haalbaarheid. De belangrijkste condusie: in Delft en Rijswijk is bij de gevestigde internationaal georiënteerde instellingen voldoende potentiele vraag aanwezig om een IGBO te realiseren. De verwachting is zelfs dat de vraag zo groot is, dat dit de bestaanszekerheidvan IGBO in de nabij gelegen gemeenten Rotterdam en Den-Haag niet nadelig zou beïnvloeden. Dit is voor het ministerie van OCW een belangrijke voorwaarde om IGBO in een gemeente toe te kennen. De positieve conclusies van het rapport over de haalbaarheid zijn voor ons aanleiding geweest om het traject van realisatie verder in te zetten. De belangrijkste vervolgstap was het vinden van een geschikte onderwijspartner die een licentie aanvraag kon indienen. Wij zijn daarop in gesprek gegaan met Librijn onderwijs die in Delft en Rijswijk het openbaar onderwijs verzorgen. Toen dit niet haalbaar bleek heeft de Laurentiusstichtingde positie overgenomen. Het schoolbestuur van de stichting heeft aangegeven de aanvraag te zullen indienen. De gemeenten Delft en Rijswijk ondersteunen actief deze aanvraag en hebben dit per brief aan de stichting bevestigd.
Vervolgtraject In 2012 zal de Laurentiusstichting een aanvraag voor IGBO indienen bij het ministerie van OCW. Naast de steun van de beide gemeenten, is de steun van internationale ondernemingen en kennisinstituten in de aanvraag van groot belang. De komende tijd zullen organisaties benaderd worden om de ondersteuning van IGBO mede vorm te geven. Daarnaast zal er samen met het bestuur van de Laurentiusstichting gekeken worden naar geschikte beschikbare huisvesting voor het starten van een IGBO-locatie binnen de gemeentegrenzen DeWRijswijk. Hierbij geldt de wettelijke verplichting dat de gemeente waar de school is gehuisvest verantwoordelijk is voor de huisvestingskosten, zoals dat ook geldt voor reguliere basisscholen. De gemeente krijgt hiervoor een bijdrage via het gemeentefonds.
Wij zullen de raad informeren over de uitkomst van de aanvraagprocedure en de vervolgstappen om te komen tot een IGBO. Het onderzoeksrapport naar haalbaarheid van een IGBO voor DelftIRijswijk is ter kennisname bijgevoegd.
Hoogachtend, het college van
drs. T.W. Andriessen 1,s.
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN DE START VAN EEN IGBO-LOCATIE (INTERNATIONAAL GEORIENTEERD BASISONDERWIJS )
BINNEN DE GEMEENTEN DELFT EN RIJSWIJK
B.J.R.REDDER MEI, 2011
Haalbaarheidsonderzoek IGBO-locatie Delft/Rijswijk 2011
2
INHOUDSOPGAVE 1.
ALGEMEEN
3
2.
ONDERZOEKSVRAGEN
4
3.
INTERNATIONALE BASISSCHOLEN
5
4.
AANPAK
8
5.
BEGRIPPENKADER 5.1. LANDELIJKE KADERS 5.2. KERNBEGRIPPEN 5.3. OVERHEIDSUBSIDIE? 5.4. WETTELIJKE KADERS PARTICULIERE SCHOLEN 5.5. WETTELIJKE KADERS OVERHEID BEKOSTIGD 5.6. HET ONDERWIJS OP INTERNATIONALE SCHOLEN 5.7. AANPAK EN PLANNING START
9 9 9 10 11 12 14 16
6.
GESPREKKEN MET BEDRIJVEN EN (SCHOOL)ORGANISATIES19
7.
SAMENVATTING GESPREKKEN
20
8.
HAALBAARHEIDSANALYSE 8.1. UITKOMSTEN INTERNATIONALE BEDRIJVEN 8.2. UITKOMSTEN EXPATS 8.3. VRAGENLIJST INTERNATIONALE BEDRIJVEN 8.4. VRAGENLIJST EXPATS
24
BEDRIJFSPLAN IGBO DELFT/RIJSWIJK 9.1. BEGROTING 9.2. EXPLOITATIEBEGROTING
49 51 53
9.
10. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
25 27 32 41
55
3 1.
Algemeen
In de economische beleidsspeerpunten van Delft/Rijswijk staat onder meer: “Internationale bedrijven zorgen voor veel werkgelegenheid, de werknemers (expats) zijn een belangrijke doelgroep . Het bestaande internationale vestigingsklimaat biedt ook aanknopingspunten voor het creëren van een onderscheidend profiel. Het behalen van de ambitie kan dus veel positieve neveneffecten (onder andere imagoversterking) genereren. Het is daarom van belang om een aantal zaken op te pakken”. Vanuit deze gedachtegang worden ook doelstelling binnen de Economische Visie (2010-2018 Rijswijk) geformuleerd in een stappenplan. Hierin wordt omschreven wat de gemeente Rijswijk moet ondernemen om haar sterke economische positie te behouden en versterken. De Economische Visie moet dienen als onderlegger en uitgangspunt voor diverse dossiers, die affiniteit hebben met de regionale economie. Het stappenplan richt zich op vier pijlers en een aantal voorwaarden. Een van de pijlers is het internationaal vestigingsklimaat. Er is een fasering van de stappen/acties geformuleerd en er wordt specifiek benoemd welke rol Economische Zaken in de acties vervult. De uitvoering van deze actiepunten moet leiden tot het behoud en de versterking van de economische positie van Rijswijk. Een van de onderdelen binnen het internationaal vestigingsklimaat is een gericht expatbeleid. Het college van Delft stuurt op de mogelijkheden om de economie en de werkgelegenheid in de stad te versterken, door de voorwaarden te bieden waarin economische initiatieven optimaal kunnen groeien. De slogan Delft creating history vat de sociaal-economische ambities van de stad samen. De kenniseconomie groeit en wordt steeds belangrijker voor Delft, met de Technologische Innovatie Campus Delft als ruggengraat. In de verbreding van Delft Kennisstad naar Delft, stad van historie, technologie, innovatie en creativiteit liggen de economische kansen voor Delft. In de komende jaren wil de stad de mogelijkheden van de kenniseconomie vol uitbouwen; door het instellen van een transitiefonds voor economische en duurzame innovatie, meerwerk te maken van het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid, ruimte te bieden aan startende ondernemers en creatieve initiatieven, in te zetten op een industriële biotech-campus, de vestiging van het Science Centre met het watercentrum, en voldoende huisvesting te bieden voor studenten. Om de kansen te benutten, moeten alle kennispartners in de stad aan de slag met één gezamenlijk verhaal voor Delft. De gemeente werkt dit masterplan, samen met de TU Delft en de andere kennispartners in de stad, uit. Een van de aandachtspunten daarbij is een goed klimaat voor expats. Daarbij speelt huisvesting en onderwijs een belangrijke rol. In de regio zijn enkele grote maar ook kleinere internationale bedrijven en organisaties gevestigd. Beide gemeenten en de regio varen wel bij de aanwezigheid van internationale organisaties en hun personeel. Organisaties als EOB en Shell helpen de regio landelijk en internationaal op de kaart te zetten. Men heeft zich uitgesproken om zich in te spannen voor een goed internationaal ondernemersklimaat. Bovenstaande visies hebben er toe geleid dat er sinds 2009 diverse faciliteiten specifiek voor expats zijn opgezet. Een gericht expatbeleid raakt direct ook de voorzieningen rondom “internationaal” Engelstalig onderwijs. Op 1 januari 2004 hebben de gemeenten Delft en Rijswijk hun openbare basisscholen overgedragen aan het bestuur van Librijn openbaar onderwijs. Dit schoolbestuur heeft als bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor 12
4 openbare basisscholen, 8 in Delft en 4 in Rijswijk. Librijn openbaar onderwijs is verantwoordelijk voor het openbaar primair onderwijs in Delft en Rijswijk. De 12 aangesloten basisscholen worden bezocht door ongeveer 3.000 leerlingen en er zijn circa 320 medewerkers werkzaam. Librijn biedt een scala aan onderwijsmogelijkheden. Naast reguliere scholen, elk met een eigen moderne onderwijskundige visie, biedt Librijn ook Montessori, Freinet en Dalton onderwijs en zijn er 2 scholen voor speciaal basisonderwijs. De Stichting Librijn Openbaar Onderwijs heeft naar de beide gemeenten toe aangegeven een IGBO-locatie te willen faciliteren. 2.
ONDERZOEKSVRAGEN
De beide gemeenten hebben besloten in een eerste fase een onderzoek te laten verrichten door externe ervaringsdeskundigen naar de haalbaarheid van een IGBO-afdeling. Het doel van een haalbaarheidsonderzoek naar een IGBO-afdeling is om inzichtelijk te maken:
hoeveel kinderen, die aan de IGBO verbonden criteria voldoen, in de verschillende leeftijdscategorieën kunnen worden verwacht in de periode 2012-2017, uitgesplitst per jaar en leerjaar; naar welk vervolgonderwijs deze kinderen zullen gaan (uitgesplitst naar reguliere school, IGVO of internaat); mogelijke concurrentie-effecten bij de overige IGBO-scholen in de relevante regio; de omvang van de investeringen op basis van kengetallen en het basisprogramma voor een IGBO school conform het rapport „Deuren open‟; de exploitatietekorten in de aanloopfase (aanloopkosten); structurele kosten; een risicoanalyse; financieringsmogelijkheden/ bereidheid tot medefinanciering door derden; van welke bedrijven in Delft/Rijswijk melden werknemers kinderen voor IGBO aan; het belang en de voorkeur voor een locatie binnen de regio Delft/Rijswijk (Indien er een locatie in de regio komt, stuurt een ouder dan ook zijn/haar kind hiernaar toe? En heeft de ouder dan nog voorkeur voor de locatie Delft, Rijswijk of het grensgebied).
Het is relevant met enige kennis na een mogelijk tweede fase te kijken aangezien deze fase voortbouwt op de kengetallen en voorwaarden van het eerste onderzoek. Voor een goed begrip van het plan van aanpak van de eerste fase schetsen wij u beelden van een mogelijke fase 2. De vergelijkingen zijn meegenomen vanuit eerder gepleegde werkzaamheden bij een ander bestuur. In Regio Delft/Rijswijk is een groot aantal bedrijven met internationale werknemers gevestigd. Voor deze bedrijven is de aanwezigheid van internationaal onderwijs, als onderdeel van een compleet pakket aan voorzieningen, een belangrijke economische vestigingsfactor. Een internationale basisschool kan hierdoor een regionale onderwijsvoorziening zijn.
5 Buitenlandse werknemers die hier door hun bedrijf tijdelijk worden gestationeerd, hebben behoefte aan internationaal onderwijs voor hun kinderen. Nederlandse ouders die opteren voor uitzending naar het buitenland, kunnen kiezen voor internationaal georiënteerd onderwijs dat aansluiting vindt op scholen in het buitenland. Een internationale basisschool trekt nieuwe bevolkingsgroepen met een eigenwoningbehoefte aan en kan zo bijdragen aan de economische groei en kennisinnovatie (kwalitatief en kwantitatief). Internationale bedrijven en instellingen zullen aldus aangetrokken worden door een volledig aanbod van internationaal onderwijs (p.o. en v.o.). De IGBO Stichting Librijn Regio Delft/Rijswijk zal bestemd zijn voor: o kinderen van buitenlandse ouders die in Nederland wonen of werken; o kinderen van Nederlandse ouders, voor zover deze kinderen in het buitenland hebben gewoond en daar onderwijs hebben gevolgd; o kinderen van Nederlandse ouders die tijdelijk in Nederland wonen en uitzicht hebben opeen werkkring in het buitenland; o overeenkomstig de Nederlandse onderwijsregelgeving zal de toegang ook tot deze categorieën beperkt blijven en staat deze specifieke voorziening niet open voor andere leerlingen. Het onderwijsaanbod op de IGBO Stichting Librijn Regio Delft/Rijswijk zal zijn afgestemd op deze specifieke doelgroep en het volgende omvatten: o Engels als voertaal; o een internationaal erkend curriculum waarmee aansluiting op internationale scholen in het buitenland (primary en secondary) is gewaarborgd; o English as a Second Language (ESL) als hulpprogramma; o onderwijs in Nederlandse taal & cultuur gedurende circa 30% van de onderwijstijd; o integratiemomenten met Nederlandse leerlingen (bij algemene schoolactiviteiten, feesten, sportdagen e.d.) o Het internationaal onderwijs zal worden gegeven door leerkrachten die zeer taalvaardig zijn in ‟t Engels (native/near native) en beschikken over Nederlandse of in Nederland erkende bevoegdheden. o Er wordt gestreefd naar een samenwerkingsrelatie met een school voor voortgezet onderwijs in de regio waar een aansluitend internationaal curriculum (inclusief examenafsluiting) wordt geboden voor leerlingen van 12 tot ca. 18 jaar (voortgezet onderwijs). Voor de IGBO Stichting Librijn Regio Delft/Rijswijk wordt gestreefd naar erkenning door het Ministerie van OCW en aansluiting bij het landelijk verband van The Dutch International Primary Schools. 3.
Internationale (basis)scholen in Nederland.
Internationaal (basis)onderwijs in Nederland wordt geboden binnen enkele particuliere scholen, alsmede binnen de afdelingen voor Internationaal Georiënteerd Basisonderwijs(IGBO) van reguliere basisscholen die door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkend en (extra) gesubsidieerd worden.Als voorbeeld van particulier internationaal onderwijs kunnen als relevante voorzieningen worden genoemd: Eerde/Ommen: International School Eerde tevens kostschool, gelieerd aan SG Landstede. Eerder werkt met internationale curricula voor kinderen van 4 tot 18 jaar. Schoolgeld ca. € 12.000 per leerling per jaar (exclusief boarding).
6 Andere particuliere internationale scholen zijn beperkt in aantal en liggen vooral in de Randstad. De groep door het Ministerie van OCW erkende en gesubsidieerde zgn. IGBOscholen telt momenteel 11 scholen, verspreid over Nederland. Deze scholen bieden een internationaal programma, veelal gericht op het International Primary Curriculum en curricula van het Britse primair onderwijs. Tegelijkertijd wordt integratie met de Nederlandse "moederschool" nagestreefd. Het onderwijs wordt vooral door "(near) native speakers" gegeven. Vanwege de rijksbekostiging staan deze scholen ook onder toezicht van de rijksinspectie. Ook voor deze gesubsidieerde scholen worden „schoolfees‟ gevraagd (tussen € 2.500 en €4.000 per leerling per jaar) omdat de subsidiëring niet kostendekkend is (hetgeen ook door het Ministerie onderkend wordt). De elf IGBO-scholen in ons land zijn momenteel (2011): -
Maastricht 217 leerlingen1 Arnhem 170 leerlingen Groningen 72 leerlingen Hilversum 253 leerlingen Rotterdam 151 leerlingen Leiderdorp 132 leerlingen Den Haag 703 leerlingen Eindhoven 450 leerlingen Amsterdam 268 leerlingen Almere 35 leerlingen Enschede 28 leerlingen
De IGBO scholen zijn gespreid over het land. Dat hangt samen met een door het Ministerie van OCW bewust gevoerd spreidingsbeleid en behoeftebeleid. In dat kader kan worden geconstateerd dat vanuit de regio Regio Delft/Rijswijk bezien de „dichtstbijzijnde‟ scholen voor primair onderwijs zijn gevestigd in Den Haag en Rotterdam (resp. HSV en de Blijberg). Marktverkenning Omwille van een doelmatige organisatie van een IGBO Stichting Librijn is het van belang de potentiële „markt‟ in kaart te brengen. Mede met behulp van bijvoorbeeld een optionele Stichting Internationaal Onderwijs Regio Delft/Rijswijk (SIO Regio Delft/Rijswijk) , een sponsorstichting voor het internationaal onderwijs), kan een verbinding met bedrijven en instellingen worden aangegaan voor plaatsing van kinderen van expats op de korte en langere termijn. In het kader van mogelijk ontwerp en implementatie van een IGBO Stichting Librijn, 2011 en verder, zijn op termijn tenminste de volgende acties vereist: · · · · · ·
Verkrijgen van erkenning bij Ministerie OCW Opstellen bedrijfsplan Marktpeiling (fase 1) Visiebepaling Communicatie (waaronder werving en PR). Leggen van contact met een potentiële aanbieder van IGVO (deels fase 1)
1
Bron Jaarverslag 2009 Internationale Scholen
7 · Aansluiting bij The Dutch International Primary Schools (verband IGBOscholen). · Verwerven van subsidies · Verwerven van bedrijfsbijdragen (deels fase 1) · Realiseren van huisvesting. · Werving en selectie van personeel. · Voorbereiding curriculum. Deze voorlopige beelden zijn van belang, aangezien ze in de eerste fase van het onderzoek onderdeel dienen uit te maken van de te voeren gesprekken met stake-holders. Voorlopige financiële uitgangspunten: In de meeste gevallen start een IGBO en wellicht ook de IGBO Stichting Librijn binnen het gebouw en de context van een basisschool. Deze context drukt de kosten sterk, maar is veelal alleen mogelijk zolang de populatie relatief beperkt blijft. Op den duur houdt men veelal rekening gehouden worden met een ander type huisvesting en mede daardoor hogere kosten (en wellicht ook hogere schoolfees). Daartoe is ten eerste vereist dat de IGBO Stichting Librijn Regio Delft/Rijswijk wordt erkend door het Ministerie van OCW. Vervolgens is in het navolgende uitgegaan van het huidige subsidieregime voor IGBO-scholen. Dat staat echter ter discussie; verlaging dreigt. De kosten van leerlingen op internationale scholen zijn relatief hoog. Dat wordt met name verklaard door de volgende factoren: - kleine klassen vanwege grote verschillen in Engelse taalvaardigheid en culturele verschillen (hogere personeel- en ruimtebehoefte); - noodzaak van extra personeel voor aanvullend taalonderwijs (Engels en Nederlands); - extra aandacht (en dus personeelskosten) vanuit management en administratie vanwege oudercontacten (veel meer leerling-mutaties), extra fondsenwerving,internationale netwerken e.d.; - hogere personele kosten vanwege werving deels uit het buitenland, soms bijzondere arbeidsvoorwaarden en extra scholingskosten; - hogere kosten voor aanschaf materialen (internationaal curriculum), begeleiding en aansluiting bij internationale netwerken en organisaties; - hoger facilitair niveau (bibliotheek, mediatheek, overblijfmogelijkheden e.d.) ter aansluiting bij internationale standaarden. Vanwege deze extra kosten is de overheidssubsidie voor internationale scholen niet kostendekkend. Het is daarom gebruikelijk (en geoorloofd) dat internationale scholen„schoolfees‟ vragen. Wij gaan hierbij uit van een range tussen € 2.500 en € 4.000 euro. Dergelijke schoolfees worden meestal grotendeels door de werkgevers van expats vergoed. De kosten per leerling internationaal zijn ongeveer € 8.500, terwijl de kosten van een “reguliere” leerlingen liggen tussen de € 4.000 en € 5.000. De extra leerlingkosten zijn sterk afhankelijk van schaalgrootte: variërend tussen € 13.000 bij 20 leerlingen tot € 8.100 bij 60 leerlingen.Bij „gemiddeld‟ leerlingenaantal van 30-40 bedragen de kosten circa €9.200.
4.
AANPAK FASE 1
8 Bovenstaande verkenningen leiden tot een referentiekader voor het plan van aanpak.Vanuit ervaring weten wij dat er los van de analyse op het marktpotentieel van leerlingen een nog belangrijker element een rol speelt voor de instandhouding van een IGBO-afdeling. Dat is namelijk of er ook een reële kans bestaat het marktpotentieel aan kinderen “te pakken”. Anders gezegd zal er een te verwachten bereidheid bestaan bij de ouders van de kinderen , juist hun kinderen naar deze IGBO-afdeling te sturen. We weten dat ook bedrijven en educatieve instellingen in deze een zeer belangrijke factor zijn. Dit is relevant voor het onderzoek. Activiteiten: Algemeen: Oriënterende gesprekken op basis van het bovenstaande, gericht op kennismaking, uitdieping van de bij betrokkenen levende ideeën, verwachtingen en verkenning van eventuele gevoeligheden. Draagvlak en betrokkenheid genereren is een belangrijk fundament voor het gehele proces; 2. Analyse kengetallen doelgroepleerlingen in het PO, aangrenzend IGBO en IGVO; 3. Gedegen analyse bij de grootste regionale bedrijven en/of instellingen voor de doelgroep populatie; hetgeen een reële extrapolatie op dient te leveren; 4. Analyse leerlingenstroom IGBO en IGVO Den Haag en Rotterdam; 5. Landelijke analyse van begroting en exploitatie (startende) IGBOafdelingen; 6. Blauwdruk van een meerjarenbegroting 2011-2016 voor een IGBOafdeling bij de Stichting Librijn, inclusief risico-analyse; 7. Inleidend gesprek met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven over draagvlak, haalbereidheid van een Stichting Internationaal Onderwijs Regio Delft/Rijswijk (SIO Regio Delft/Rijswijk) , een sponsorstichting voor het internationaal onderwijs). Tevens wordt de wijze van maximale betrokkenheid geïnventariseerd; 8. Afstemming met en draagvlak peiling bij bestuurders van regionale basisscholen voor een nieuwe IGBO-afdeling in de regio Delft/Rijswijk; 9. Afstemming met, draagvlak , knelpuntenanalyse voor het realiseren van een IGBO-afdeling bij de desbetreffende basisschool van Stichting Librijn; 10. (Tijdens de gesprekken) Verkenning subsidie vanuit SIO en bedrijfsleven voor het lopend haalbaarheidsonderzoek; 11. Oriëntatie op de onderwijshuisvesting. 1.
5.
Begrippenkader,Start van een internationale school in Nederland
9 Voor een goed begrip en duiding van de context en beleidsbesluiten geven we u eerst een beeld van grote landelijke kaders (bron: Stichting Internationaal Onderwijs) 5.1. Inleiding Landelijke kaders In Nederland is een flink aantal internationale scholen gevestigd. Onder „internationale scholen‟ worden in deze publicatie verstaan: scholen die op de eerste plaats bestemd zijn voor kinderen van tijdelijk in Nederland verblijvende expatriates („expats‟). Ondanks het reeds beschikbare aanbod, worden nog regelmatig verkenningen uitgevoerd naar de mogelijke start van nieuwe voorzieningen voor internationaal onderwijs. Dat sluit ook aan bij de beoogde ontwikkeling van Nederland als aantrekkelijke vestigingsplaats voor internationale bedrijven en instellingen. Dit kader is gericht op scholen voor primair en voortgezet onderwijs (voor kinderen van 4 tot ca. 18 jaar). De informatie is gebaseerd op de informatie zoals die per 1 januari 2010 beschikbaar was.Ondanks pogingen tot zorgvuldigheid kunnen de juistheid en compleetheid van het gestelde in deze publicatie niet worden gegarandeerd en kunnen hier dus geen rechten of aanspraken aan worden ontleend. 5.2. Kernbegrippen Onderstaande begrippen zijn niet alfabetisch geordend, maar op basis van onderlinge samenhang.
Internationalisering: aanduiding van bijzondere aandacht voor internationale aspecten en contacten binnen het Nederlandse curriculum in reguliere Nederlandse scholen.
Tweetalig onderwijs: (voortgezet)onderwijs bestemd voor reguliere Nederlandse leerlingen, als regel volgens het reguliere Nederlandse curriculum en opleidend voor Nederlandse diploma‟s, deels gegeven in de voertaal Engels (of een andere moderne vreemde taal). Ook wel aangeduid als bilinguaal onderwijs of „bilingual education‟.
Bilingual MYP: (voortgezet)onderwijs bestemd voor reguliere Nederlandse leerlingen, deels gegeven in de voertaal Engels, volgens een internationaal curriculum (het IB Middle Years Programme).
Versterkt talenonderwijs: regulier Nederlands primair of voortgezet onderwijs met extra lessen in moderne vreemde talen.
Internationaal onderwijs/internationale scholen: onderwijs/scholen met een internationaal curriculum, primair bestemd voor kinderen van „expats‟, niet zijnde buitenlandse scholen of Europese scholen.
Expats: expatriates die tijdelijk in Nederland verblijven (van buitenlandse of Nederlandse nationaliteit), alsmede Nederlanders die terugkeren van buitenlandse uitzending of voor wie uitzending aanstaande is.
Buitenlandse scholen: in Nederland gevestigde scholen, ingericht volgens een nationaal (niet-Nederlands) curriculum, veelal met verbindingen met het „thuisland‟. (Zoals British Schools, American Schools, Deutsche Schule, École Français e.d.)
10
Europese scholen: scholen in stand gehouden door de Europese Unie, primair bestemd voor kinderen van personen verbonden aan EUinstellingen. (In Nederland is een Europese school in Bergen gevestigd.)
Particuliere scholen: scholen die niet mede worden gefinancierd uit structurele subsidies van de Nederlandse rijksoverheid.
IGO/IGBO/IGVO: Internationaal Georiënteerd (Basis- c.q. Voortgezet) Onderwijs; aanduiding van internationale afdelingen van Nederlandse scholen die zijn erkend en mede worden gefinancierd uit structurele subsidies van de Nederlandse rijksoverheid.
Dutch International (Primary/Secondary) Schools: aanduiding van de groep van scholen met een IGO/IGBO/IGVO-erkenning. De Nederlandse gesubsidieerde internationale scholen hebben zich onderling verenigd. In The Dutch International Primary Schools (tDIPS) zijn de scholen met een IGBO-afdeling verenigd en in The Dutch International Secondary Schools (tDISS) zijn de scholen met een IGVO-afdeling verenigd. Beide organisaties werken nauw samen en houden bijvoorbeeld gezamenlijk de website www.dutchinternationalschools.nl in stand. The Dutch International Schools vormen een platform voor uitwisseling van ervaring en deskundigheid tussen bestuursvertegenwoordigers en schoolleiders, initiëren en stimuleren scholing en training en behartigen de belangen van de aangesloten scholen in contacten met het Ministerie van OCW en andere organisaties en instellingen.
School fees: door ouders/verzorgers te betalen schoolgeld voor kinderen op internationale en buitenlandse scholen.
IPC: International Primary Curriculum; internationaal curriculum voor het primair onderwijs.
IBO :International Baccalaureate Organization
IB PYP/MYP/DP: International Baccalaureate Primary Years Programme / Middle Years Programme / Diploma Programme; internationale curricula voor resp. het primair onderwijs, de onderbouw van het voortgezet onderwijs en de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.
IGCSE: International General Certificate of Secondary Education; internationaal erkende variant van het Britse diploma voortgezet onderwijs.
5.3. Overheidssubsidie? Internationaal onderwijs wordt in Nederland zowel aangeboden in particuliere scholen2 als in door de Nederlandse rijksoverheid erkende en gesubsidieerde scholen. In beide gevallen zijn (deels) andere randvoorwaarden aan de orde. Vandaar dat een keuze uit een van beide varianten van belang is voor het verdere uitwerkingstraject.
2
Een voorbeeld van een particuliere internationale school is de International School of Amsterdam, gevestigd in Amstelveen en de International School in Eerde.
11 Uiteraard levert overheidssubsidiëring inkomsten op en lijkt als zodanig aantrekkelijk. Welke motieven kunnen dan toch leiden tot een keuze voor een particuliere internationale school? 1) Het is denkbaar dat erkenning/subsidiëring door de Nederlandse rijksoverheid niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de belangstelling voor de school onvoldoende kan worden aangetoond of binnen relatief korte afstand al een door de Nederlandse rijksoverheid erkende/gesubsidieerde school gevestigd is. 2) Het is denkbaar dat school niet wenst te voldoen aan de voorwaarden die door de Nederlandse rijksoverheid worden gesteld als voorwaarden voor erkenning/subsidiëring (zoals de verplichte verbinding aan een reguliere Nederlandse school; deze voorwaarden worden hierna nader besproken). 3) Het is denkbaar dat de school niet afhankelijk wenst te zijn van subsidiëring door de Nederlandse rijksoverheid. 5.4. Wettelijke kaders voor particuliere internationale scholen Particuliere scholen voor internationaal onderwijs hebben niet te maken met overheidsregels die specifiek gericht zijn op internationaal onderwijs. Daarentegen dient wel rekening gehouden te worden met algemene regelgeving voor het aanbieden van onderwijs. De Nederlandse onderwijswetten (i.c. de Wet op het Primair Onderwijs en de Wet op het Voortgezet Onderwijs) kennen een aantal algemene bepalingen waaraan alle onderwijsaanbieders zich moeten houden, ongeacht de vraag of zij overheidssubsidie genieten. Zo is de verplichting opgenomen dat de start van een particuliere school binnen vier weken gemeld moet worden aan het Ministerie van OC&W. In het kader van deze algemene onderwijswettelijke regels vragen met name de volgende drie inhoudelijke zaken aandacht:
Bevoegdheid en bekwaamheid onderwijspersoneel. Onderwijs mag alleen worden gegeven door personen die een onderwijsbevoegdheid hebben die erkend is op basis van de onderwijswetten en in het bezit zijn van een „verklaring omtrent het gedrag‟. Een particuliere internationale school moet er dus zorg voor dragen dat z‟n personeelsleden voldoen aan de bevoegdheids- en bekwaamheidseisen van de onderwijswetten (of een beroep kunnen doen op de ontheffingsmogelijkheden die de onderwijswetten in dit verband kennen). Leerplicht. In Nederland gevestigde kinderen tot ca. 18 jaar zijn leerplichtig.Dat wil zeggen dat ze in beginsel een school moeten bezoeken die voldoet aan de vereisten van de Leerplichtwet. Particuliere scholen voldoen niet automatisch aan de Leerplichtwet. Ze moeten daartoe eerst erkend worden. Erkenning vindt plaats door de leerplichtambtenaar van de gemeente waar de school is gevestigd. Deze vraagt daartoe het advies van de Inspectie. Een particuliere internationale school doet er dus goed aan zich in een zo vroeg mogelijk stadium te melden bij de lokale leerplichtambtenaar en in overleg met deze beambte erkenning te bewerkstelligen. Onderwijskwaliteit en Inspectietoezicht. Via de leerplichterkenning zal de Inspectie een oordeel geven over de basiskwaliteit van een particuliere internationale school. Op de site van de Onderwijsinspectie zijn de „toezichtskaders niet-bekostigd onderwijs‟ te vinden die de Inspectie daarbij hanteert.
12 Een particuliere internationale school dient er dus zorg voor te dragen dat het onderwijsaanbod voldoet aan gangbare kwaliteitscriteria, zowel kwalitatief (onderwijsaanbod) als kwantitatief (onderwijstijd). Er is een politieke tendens om het kwaliteitstoezicht op particuliere scholen te intensiveren. In dat kader kan nadere regelgeving binnenkort aan de orde zijn.
5.5. Wettelijke kaders voor overheid bekostigde internationale scholen In Nederland bestaat een aantal scholen voor primair en voortgezet onderwijs met afdelingen voor internationaal onderwijs die door de rijksoverheid (Ministerie van OC&W) als zodanig erkend en gesubsidieerd worden. De oudste van deze scholen/afdelingen dateren uit het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Deze scholen hebben zich verenigd onder de noemer „Dutch International Schools‟. Inmiddels betreft het 11 scholen voor primair onderwijs en 10 scholen voor voortgezet onderwijs. Het overheidsbeleid ten aanzien van erkenning en bekostiging van dit type scholen heeft zich in de loop der tijd geleidelijk ontwikkeld. In het overheidsbeleid wordt dit type onderwijs aangeduid als Internationaal Georiënteerd (Basis- c.q. Voortgezet) Onderwijs (IGO/IGBO/IGVO). Voor het internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs bestaat inmiddels een uitgewerkte ministeriële regeling. Voor internationaal georiënteerd primair onderwijs wordt nog aan zo‟n regeling gewerkt. Hierna worden eerst enkele algemeen geldende uitgangspunten besproken. Vervolgens wordt ingegaan op het IGBO. Het Nederlandse Ministerie van OC&W heeft enkele motieven om IGO te erkennen en te bekostigen: Binnen het IGO wordt aangepast onderwijs geboden voor een specifieke groep kinderen die in het reguliere onderwijs niet zondermeer opgevangen kunnen worden (onderwijskundig motief). Het IGO kan dienen als overbrugging naar (re-)integratie van kinderen uit het buitenland in de Nederlandse maatschappij en het reguliere Nederlandse onderwijs (integratiemotief). IGO tegen een relatief lage school fee kan een aantrekkelijke vestigingsfactor zijn voor buitenlandse bedrijven en instellingen (economisch motief). Het Nederlandse Ministerie van OC&W erkent en subsidieert het IGO alleen als ‘afdeling’ verbonden aan een reguliere (erkende en bekostigde) Nederlandse school. Dat betekent dus dat altijd een bestaande Nederlandse basisschool en/of school voor voortgezet onderwijs de basis moet bieden van waaruit het IGBO of IGVO start. Voor wat betreft het voortgezet onderwijs moet het daarbij gaan om een scholengemeenschap die ten minste havo en vwo omvat. De vereiste koppeling met een reguliere school heeft deels te maken met het integratiemotief. Deels echter ook met de procedurele werkwijze van het ministerie om alleen subsidierelaties te willen onderhouden met scholen die erkend zijn volgens de onderwijswetten.
13
Hoewel het Ministerie van OC&W aanvragen voor een IGBO- en een IGVOafdeling afzonderlijk toetst (door verschillende directies binnen het ministerie), is een criterium bij toetsing dat in een gemeente (of in de directe nabijheid) zowel een IGBO- als een IGVO-vestiging aanwezig zou moeten zijn (of binnen afzienbare tijd zou moeten komen). Bij een IGBO-initiatief moet daarom altijd de (toekomstige) beschikbaarheid van een IGVO-voorziening worden betrokken en omgekeerd. In het kader van dit onderzoek gaan we verder niet in op de specifieke eisen rondom het IGVO, maar richten we ons op het IGBO. Voor het IGBO ontbreekt vooralsnog een uitvoeringsregeling zoals de Beleidsregel IGVO. Dit wordt onder andere veroorzaakt door het feit dat de Wet Primair Onderwijs geen bepaling kent naar analogie van artikel 73 WVO (cursusartikel) die het Ministerie de ruimte geeft specifieke bekostigings- en inrichtingsvoorschriften te stellen voor „afdelingen‟ van basisscholen 3. Zo‟n wettelijke basis en uitvoeringsregeling voor het IGBO is wel „in de maak‟. Tot die tijd wordt door het Ministerie van OCW voor het IGBO een beleid gevoerd dat in grote lijnen analoog is (mutatis mutandis) aan het hierboven ten aanzien van het IGVO gestelde. Daarbij worden voor de stichting en opheffing van IGBO-afdelingen uiteraard wel andere normen gehanteerd dan voor het IGVO. Het Ministerie van OCW hanteert momenteel voor het toestaan van een nieuwe IGBO-afdeling een (verwacht) leerlingenaantal van tenminste 80. Beëindiging van de bekostiging komt aan de orde indien de IGBO-afdeling gedurende drie achtereenvolgende jaren door minder dan 30 leerlingen is bezocht. Financiën Toestemming voor de start van een IGO-afdeling leidt ook tot subsidieaanspraken voor de leerlingen die op deze afdeling worden ingeschreven. De subsidie (bekostiging) omvat in hoofdlijnen drie componenten: Ten eerste mogen deze leerlingen meetellen voor de reguliere leerlinggebonden bekostiging die de school van het Ministerie van OCW. Die bedraagt voor een leerling in het basisonderwijs circa € 4.000 per jaar en in het voortgezet onderwijs ca. € 6.000 per jaar 4. Ten tweede wordt door het Ministerie een toeslag op deze reguliere bekostiging gegeven. Deze toeslag bedraagt circa € 1.000 per leerling per jaar. Ten derde worden de IGO-leerlingen meegeteld voor de huisvestingsvergoedingen die de gemeente ontvangt. Een school kan op vergoeding voor de kosten van huisvesting als regel alleen aanspraak maken op het moment dat een nieuw schoolgebouw nodig blijkt. Deze vergoedingen verschillen per gemeente en zijn niet direct inzichtelijk. Daarbij kan de gemeente besluiten meer of minder dan de rijksvergoeding ter beschikking te stellen. De praktijk leert echter dat deze overheidsbekostiging niet dekkend is voor de werkelijke kosten van een IGO-afdeling. Die werkelijke kosten liggen namelijk 3
Dientengevolge tellen binnen het basisonderwijs IGBO-leerlingen vooralsnog wel mee voor het leerlingenaantal van de school in het kader van instandhouding. 4
De in deze paragraaf genoemde bedragen zijn globale indicaties, gebaseerd op de situatie per begin 2010.
14 om meerdere redenen hoger. Meerkosten worden onder andere veroorzaakt door: kleinere klassen (vanwege een kleinere schoolgrootte en noodzakelijk grotere individuele aandacht wegens taal- cultuur- en niveauverschillen); een breed vakkenaanbod en het uitgangspunt dat in het voortgezet onderwijs de meeste vakken op twee niveaus worden gegeven; werving van personeel (onderwijsgevenden en management) in het buitenland („native speakers‟); lidmaatschap van (en kwaliteitszorg vanuit) internationale onderwijsorganisaties; deskundigheidsbevordering in het buitenland (congressen en workshops voor onderwijsgevenden en management). Daarnaast verwachten expats in de regel een hoger niveau van uitstraling van de school en het schoolgebouw dan volgens Nederlandse normen gebruikelijk is. Te denken valt aan cateringvoorzieningen, moderne onderwijsmiddelen (smartboards, laptops), culturele- en sportfaciliteiten, geluids- en lichtinstallaties en dergelijke. Vanwege deze omstandigheden bedragen de kosten per leerling op internationale scholen al gauw ten minste zo‟n € 8.000 per leerling in het basisonderwijs tot zo‟n € 12.000 per leerling in het voortgezet onderwijs. Het feitelijke kostenniveau hangt o.a. sterk samen met de schoolgrootte. Het verschil tussen exploitatielasten en overheidssubsidies wordt in de praktijk gedekt door middel van school fees en (veelal incidenteel) bedrijfsbijdragen of andere vormen van sponsoring. School fees op bekostigde internationale scholen in Nederland variëren tussen circa € 2.500 en € 6.000 per leerling per jaar. Een en ander samenvattend: Bedragen per leerling Kosten per leerling regulier
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
± € 4.000
± € 6.000
Kosten per leerling internationaal
± € 7.500 - € 9.000
± € 11.000 - € 13.000
OCW-subsidie per leerling regulier
€ 4.000
€ 6.000
Extra OCW-subsidie internationaal
€ 1.000
€ 1.000
€ 2.500 - € 4.000
€ 3.700 - € 6.000
Schoolfee per leerling
6. Het onderwijs op internationale scholen Uiteraard gaat het bij internationaal onderwijs om de inhoud van het onderwijsaanbod. Internationale scholen dienen een onderwijsaanbod te hebben dat: niet aan een bepaald land of een bepaalde cultuur gebonden is; ruimte geeft voor taal- en cultuurdifferentiatie; niet teveel complicaties oplevert bij tussentijdse instroom en uitstroom;
15
zo mogelijk opleidt tot een eindniveau dat internationaal een bepaalde erkenning heeft.
Er bestaat geen „voorgeschreven‟ internationaal curriculum. Internationale scholen zijn vrij in de invulling van hun onderwijsprogramma. In de praktijk sluiten scholen meestal aan bij een bepaald standaardcurriculum, ook om de leerkrachten enig houvast te geven. Op internationale scholen in Nederland komen de volgende curricula het meest voor: binnen het basisonderwijs: het International Primary Curriculum (IPC); het Primary Years Programme van de IBO(IB PYP);in de onderbouw van het voortgezet onderwijs: het Middle Years Programme van de IBO (IB MYP); het International General Certificate of Secondary Education (IGCSE) van de Cambridge International Education Institute;in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs: het IB Diploma Programme (het Internationaal Baccalaureaat of IB-DP) van de IBO. International Primary Curriculum Het IPC is op dit moment de meest gebruikte standaard in internationale scholen in Nederland. Dit curriculum is in 2000 ontwikkeld door Engelse en Nederlandse onderwijsspecialisten. Het programma omvat het onderwijs in alle vakken, behalve taal en rekenen. Internationale scholen in Nederland die het IPC gebruiken, wijken voor de onderwijsaanpak in taal en rekenen vaak uit naar de Britse onderwijsmethodes. Er bestaat inmiddels ook een Nederlandstalige versie van het IPC die door een aantal reguliere Nederlandse scholen gebruikt wordt. Een school die het IPC wil gaan gebruiken, moet daarvoor een licentie hebben en de nodige materialen aanschaffen. Daaraan zijn kosten en levertermijnen verbonden, maar er hoeft niet aan bepaalde voorwaarden vooraf te worden voldaan. Uiteraard moeten de onderwijsgevenden wel vertrouwd zijn of raken met het werken met het IPC. Enige training is daarbij vereist. Invoering en ontwikkeling van het IPC wordt in Nederland begeleid via IPC Nederland, een dochteronderneming van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (www.ipcnederland.nl). Zie voor verdere informatie ook www.internationalprimarycurriculum.com. IB Primary Years Programme Het PYP wordt op dit moment op enkele internationale scholen in Nederland gebruikt. Het PYP is een onderdeel van het doorlopend curriculum van de International Baccalaureate Organization (IB; www.ibo.org/pyp/). De IB Organisatie is een particuliere organisatie die in de praktijk in de wereld marktleider is op het gebied van internationaal diplomagericht onderwijs vergelijkbaar met het VWOdiploma. De IBO gaat uit van een integrale benadering van kennis- en ontwikkelingsgebieden en heeft z‟n vakkenaanbod daarop ingericht. De IB Organisatie is gevestigd in Genève (Zwitserland), maar zal binnenkort waarschijnlijk deels naar Nederland verhuizen. Een school die wil gaan werken volgens het IB PYP-curriculum moet daarvoor eerst toestemming („authorization‟) krijgen van de IB Organisatie. Deze
16 toestemming wordt verleend op basis van een schriftelijke beoordelingsprocedure. Nadat de toestemming is verkregen, wordt de school vanuit de IB Organisatie bezocht en gecontroleerd op naleving van het programma. Dat kan in het uiterste geval leiden tot verlies van de IB PYPlicentie.
5.7. Aanpak en planning van de start van een internationale school Indien de start van een voorziening voor internationaal onderwijs overwogen wordt, dan worden de volgende stappen aanbevolen: 1.
Globale indruk van het potentieel. Aanleiding voor het initiatief tot het starten van een internationale school zal liggen in enige indruk omtrent de belangstelling voor zo‟n voorziening. Alvorens tijd, energie en kosten te steken in de ontwikkeling van zo‟n initiatief, is aan te bevelen gegevens te verzamelen over de mogelijke belangstelling voor zo‟n school. Dat is in de praktijk een lastige opgave omdat vaak het aanbod mede de vraag bepaalt. Met andere woorden: het aanbod van internationaal onderwijs kan er toe leiden dat meer internationaal georiënteerde bedrijven en instellingen, en daarmee expats zich in de regio gaan vestigen. Een eerste marktonderzoek zou zich kunnen richten op het aantal internationaal actieve bedrijven en instellingen in de regio, het aantal (kinderen van) expats dat reeds gevestigd is of te verwachten valt, het bestaande aanbod aan internationaal onderwijs e.d. Contacten met de gemeente (economische zaken) en de kamer van koophandel kunnen in dit stadium dienstig zijn.
2.
Afweging particulier gefinancierd of bekostigd. In de ontwikkelaanpak van een internationale school scheelt het nogal of gemikt wordt op overheidssubsidiëring of particuliere bekostiging. In dit vademecum zijn de elementen voor afweging genoemd. Het verdient aanbeveling die afweging in een vroeg stadium te maken, althans voor wat betreft de eerste voorkeur (later kan altijd nog bijstelling plaatsvinden). De uitkomst van de principekeuze is medebepalend voor het verdere traject.
3.
Indien bekostigd: selecteren van basisschool en school voor voortgezet onderwijs als „moederscholen‟. Indien de voorkeur uitgaat naar een door de overheid gesubsidieerde internationale school, dan leidt dat ertoe dat gestreefd wordt naar de toevoeging van een IGO-afdeling aan bestaande reguliere scholen. Er moeten dus scholen (en hun besturen) worden gevonden die bereid zijn zo‟n afdeling onder hun hoede te nemen. Het mede beheren van een IGOafdeling aan een reguliere school is geen sinecure. Het heeft grote impact op bestuur, schoolleiding en de rest van de school. Zo zal het bestuur van de school financieel in het project betrokken worden en bestuurlijke eindverantwoordelijkheid gaan dragen, ook voor het IGO. De schoolleider
17 zal mede eindverantwoordelijk worden voor het IGO en daarom zowel qua taal (Engelstaligheid) als qua onderwijskennis betrokken moeten kunnen en willen zijn bij zo‟n voorziening. En vervolgens heeft de mogelijke start van een IGO-afdeling ook gevolgen voor de personeelsleden, ouders en leerlingen van de reguliere school. Zij zullen met een internationale gemeenschap te maken krijgen, op het schoolplein, in de school e.d. Uiteindelijk zal waarschijnlijk worden gestreefd naar zowel een aanbod voor internationaal basisonderwijs als een aanbod voor internationaal voortgezet onderwijs. In de praktijk kan dit gefaseerd worden aangepakt (bijvoorbeeld eerst internationaal basisonderwijs en daarna internationaal voortgezet onderwijs). Maar ook indien gestart wordt met bijvoorbeeld alleen IGBO, moet toch in deze fase ook al nagedacht worden over de toekomstige mogelijkheden voor IGVO. Daarbij moet gewezen worden op het belang van goede aansluiting tussen het internationaal basisonderwijs en internationaal voortgezet onderwijs ter plaatse. Leerlingen die uitstromen uit de IGBO-afdeling zullen vrijwel altijd (indien ze in Nederland blijven) doorstromen naar het IGVO in dezelfde plaats of regio. Voor expats komt zelfs het Nederlandse onderscheid tussen aparte scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs vreemd voor. In de wereld van internationaal onderwijs wereldwijd zijn verticale scholengemeenschappen die zowel basis- als voortgezet onderwijs omvatten eerder regel dan uitzondering. Die trend volgend, ontstaan ook in Nederland steeds meer geïntegreerde voorzieningen voor IGBO en IGVO (bijvoorbeeld in Den Haag en Amsterdam). Complicatie daarbij is vaak dat in de Nederlandse praktijk de bestuurlijke verantwoordelijkheid over basisonderwijs enerzijds en voortgezet onderwijs anderzijds gescheiden is. 4.
Opstellen globaal business plan. Het financieel rond krijgen van plannen tot start van een internationale school is in de praktijk een van de grootste uitdagingen. Het opstellen van een globaal business plan kan helpen om enige indruk te krijgen van de haalbaarheid, benodigde leerlingenaantallen voor financiële levensvatbaarheid en realistische ambitieniveaus.
5.
Onderzoek van het potentieel. In een planmatige aanpak zal vervolgens een onderbouwde prognose van leerlingenaantallen moeten worden opgesteld. Zo‟n prognose is nodig voor de onderbouwing van het business plan, maar ook voor de eventuele aanvraag van overheidserkenning. Voor het opstellen van een dergelijke prognose is inschakeling van deskundige ondersteuning aan te bevelen. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van deskundigen op het gebied van scholenplanning (onder andere te vinden bij de landelijke organisaties van onderwijswerkgevers) of bij gespecialiseerde onderzoeksbureaus. Zoals eerder opgemerkt, is het voor de doelgroep van internationaal onderwijs altijd lastig een betrouwbare prognose op te stellen omdat het aanbod in zekere zin de eigen vraag zal creëren.
6.
Indien bekostigd: aanvragen van toestemming Ministerie OCW. Indien wordt gestreefd naar een bekostigde internationale school, dan dient vervolgens de aanvraag daartoe te worden gezonden aan het Ministerie van OCW. Voor het IGVO zijn daarvoor specifieke vereisten en termijnen gesteld in de eerder genoemde Beleidsregel IGVO. Een dergelijk verzoek zal worden behandeld door de Directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie. Een erkenningsverzoek voor IGBO zal moeten worden ingediend bij de Directie
18 Primair Onderwijs van het Ministerie. Beide verzoeken worden afzonderlijk behandeld en beoordeeld, maar uiteraard vindt binnen het Ministerie wel onderlinge afstemming plaats. Voor het IGBO zijn geen specifieke eisen gepubliceerd waaraan een aanvraag moet voldoen. In de praktijk zal echter altijd ten minste een onderbouwde leerlingenprognose moeten worden ingediend waarbij rekening gehouden is met de opvangcapaciteit van de reeds bestaande voorzieningen. De behandeltermijn van een erkenningsverzoek bedraagt ten minste enkele maanden. Het is mogelijk dat vanuit het Ministerie tussentijds nadere informatie wordt opgevraagd.
7.
Zoeken van huisvestingsmogelijkheden. Het vinden van adequate huisvesting voor de nieuwe internationale school zal een belangrijk aandachtspunt zijn. Meestal zal worden gestart in voorlopige huisvesting om de feitelijke ontwikkeling van het leerlingenaantal af te wachten. Daarbij zullen leegstaande lokalen in bestaande schoolgebouwen als regel op de eerste plaats verkend worden. Overleg met de gemeente en met de gebruiker van het betreffende schoolgebouw ligt daarbij voor de hand. Nadat huisvesting gevonden is, zal moeten worden bezien in welke mate bouwkundige aanpassingen nodig zijn. Daarbij dient bedacht te worden dat internationale scholen vaak werken met kleinere groepen, maar daarentegen wel vaak meer ruimtes nodig hebben voor een meer gedifferentieerd vakkenaanbod. Ook moet bezien worden welk meubilair moet worden aangeschaft en welke besteltermijnen daarmee gemoeid zijn.
8.
Uitwerking business plan en fondsenwerving. In deze fase van het traject is ook de nadere uitwerking en het sluitend maken van het business plan op z‟n plaats. Er zal nu immers enig zicht bestaan op de haalbaarheid van overheidsbekostiging, er is een prognose van het leerlingenaantal, de huisvestingssituatie komt enigszins in beeld en kosten voor leermiddelen en personeel kunnen worden begroot. Bij de uitwerking van het business plan zal nu ook moeten worden bepaald wat de hoogte van de school fees zal worden en hoe een eventueel tekort op andere wijze kan worden gecompenseerd.
9.
Personeelswerving. Voor de start van een internationale school zijn als regel ten minste een manager (schoolleider of afdelingsleider) en een aantal leerkrachten vereist. In dit verband wordt wederom gewezen op de gemiddeld kleinere groepsgrootte. Bij werving van personeel moet het gaan om kandidaten die zeer goed Engelstalig zijn, bekend zijn met internationaal onderwijs (bij voorkeur met het gekozen curriculum) en beschikken over adequate diploma‟s en ervaring. In de praktijk is het lastig om die te vinden, zeker binnen Nederland. Voor een of meer van de functies zal daarom ook internationaal geworven moeten worden. Dat stelt specifieke eisen aan de wervings- en selectieprocedure en kost veel tijd. Eventueel kan daarbij gebruik gemaakt worden van gespecialiseerde wervingsbureaus. Belangrijke hobbels zijn de bevoegdheidserkenning en eventueel benodigde werkvergunningen. Voor informatie over de internationale werving van onderwijspersoneel wordt verwezen naar een vademecum van het Europees Platform over dit onderwerp (www.europeesplatform.nl).
19 10. Werving van leerlingen. Indien voldoende zekerheid bestaat over de te verwachten start van de internationale school (overheidserkenning indien vereist, huisvesting beschikbaar, financiering „rond‟, personeel te verwachten) dan kan gestart worden met een PR-campagne om bekendheid te geven aan de start van de school en de werving van leerlingen. Het is aan te bevelen de school te starten per 1 augustus van enig jaar omdat dat als begin van het schooljaar voor leerlingen een goed instapmoment is. Internationale scholen hebben overigens vervolgens, veel meer dan reguliere scholen, te maken met tussentijdse instroom en uitstroom van leerlingen gedurende het schooljaar. 6.
Gesprekken met bedrijven en (school)organisaties
Er zijn oriënterende gesprekken geweest op basis van het bovenstaande, gericht op kennismaking, uitdieping van de bij betrokkenen levende ideeën, verwachtingen en verkenning van mogelijkheden tot realisatie. Daarnaast is er door de gemeente Delft en Rijswijk een uitgebreid overzicht aangeleverd van bedrijven die mogelijk expats in dienst hebben. Deze lijst is door ons verkleind na een eerste verkenning op grootte van het aantal mogelijk aanwezige expats. De overgebleven bedrijven zijn telefonisch benaderd met de vraag of ze tot de doelgroep behoorden voor dit onderzoek en zo ja, of men in dat geval bereid was mee te werken aan een web-survey (versie voor organisaties). Slechts enkele bedrijven hebben daarna toegezegd deel te willen nemen aan de web-survey. De meeste bedrijven vonden het gezien het aantal expats dat ze in dienst hebben niet echt zinvol. U vindt de bedrijven die wel hebben deelgenomen terug bij de resultaten van de websurvey “uitkomsten onderzoek internationale bedrijven”. Bijna alle benaderde bedrijven hebben mondeling aangegeven het initiatief tot het starten van een Internationale school in de gemeenten Delft/Rijswijk een goed initiatief te vinden. Dat geldt zowel voor bedrijven die geen expats in hun medewerkersbestand hebben als voor bedrijven die een enkele expat in dienst hebben. Men noemt hierbij voornamelijk twee redenen: o o
Ondersteunend voor het vestigingsklimaat; Ondersteunend voor de vestiging van expats, het “halen” van kenniswerkers.
Met enkele bedrijven is door ons direct persoonlijk contact gezocht. Dit zijn organisaties waarvan verwacht mocht worden dat men gezien het aantal expats een directe betrokkenheid heeft bij Internationaal onderwijs. De gesprekken hebben plaatsgevonden met: o
Onderwijsorganisaties - Stichting Librijn, de heer Klompmaker - Grotius College, de heer Otten - HSV te Den Haag, de heer Grijze - Blijberg te Rotterdam, mevrouw Everaars - Prinseschool te Enschede, de heer Jansen - Rijnlands Lyceum, de heer Knoester
o
Bedrijven en organisaties - Deltares, mevrouw Cox - IKEA, de heer Turabaz - SHELL, de heer van Hout
20 -
TUD, de heer Rullman TNO, de heer Honselaar EPO, de heer Jurrien UNESCO, mevrouw de Jager Wintershall, de heer Maartens DSM, de heer Fens
o
Netwerkorganisaties - ICP te Den Haag i.a.m. British School, mw. Van Haelst - Stichting Internationaal Onderwijs (SIO), de heer „s Gravesande en de heer Groot
7.
Samenvatting gesprekken op kernpunten
De gesprekken hebben in alle openheid en verkenning plaatsgevonden. Daar waar in de websurveys specifiek de resultaten vermeld zijn, wordt hier samengevat een indruk weergegeven van de verschillende gesprekken op basis van kernpunten die van belang zijn voor de Internationale school. De resultaten per gesprek en bijvoorbeeld de individuele regelingen voor werknemers worden hier niet nader genoemd. Dat is als zodanig met de gesprekspartners afgesproken. Specifieke bevindingen zijn mondeling met de opdrachtgever doorgesproken. o
IGBO te Den Haag en te Rotterdam De scholen kennen de laatste jaren een goede basis in leerlingen aantal en daarmede een gezonde financiering. De HSV heeft zelfs wachtlijsten. Dit heeft onder meer te maken met een veranderd beleid bij Shell. Daar waar Shell vroeger volledig de kosten voor het onderwijs voor de kinderen van haar werknemers vergoedde geldt daar nu een vaste fee per contractperiode. Shell werknemers kiezen in toenemende mate voor het IGBO i.p.v. de British School. Zowel het IGBO te Den Haag als te Rotterdam betrekken nauwelijks leerlingen vanuit de gemeente Delft of Rijswijk voor hun IGBO-school, resp. één en zes (2010/2011). De International School the Hague (van het Rijnlands) heeft de afgelopen periode gebruik gemaakt van een licentie van de HSV om internationaal basisonderwijs aan te bieden. Dat gaat per 1 augustus 2011 veranderen. De stichting “het Rijnlands” is voornemens bestuurlijk een basisschool over te nemen. Men is in gesprek met het Ministerie om een zelfstandige licentie voor een IGBO afdeling te verkrijgen. Het Rijnlands streeft naar een Internationale Campus voor de leeftijdsgroep 4 tot 18 jaar in den Haag.
o Alle bedrijven en organisaties waarmee gesproken is ondersteunen het oprichten
van een Internationale basisschool binnen de gemeentegrenzen van Delft/Rijswijk. De redenen die het meest genoemd worden zijn: - versterken van de infrastructuur; - nabijheid van goede onderwijsvoorzieningen voor hun medewerkers; - goed omgevingsklimaat voor gezinnen; Men vraagt aandacht voor: - beschikbaarheid van huisvesting; zowel huurwoningen, koopwoningen als huisvesting in de hogere marktsector; - voorschoolse- en buitenschoolse opvang; - de representativiteit van de onderwijsvoorziening; - facilitering in informatievoorziening, een internationaal loket voor nieuwe expats; - aandacht voor werkbegeleiding en mogelijkheden voor partners. Bedrijven en organisaties staan verschillend in de wijze waarop ze de Internationale school financieel kunnen ondersteunen. De meeste gesprekspartners geven aan dat hierover in een later stadium nader over gesproken kan worden.
21 Hierbij kan gedacht worden aan: - directe financiële ondersteuning inzake huisvesting; - een jaarlijks basisbedrag; - een bijdrage aan een mogelijk in te richten “support stichting internationaal onderwijs”; - support in goederen en middelen - eenmalige investering bij het opstarten; - indirecte ondersteuning vanuit lobby en comité van aanbeveling. De meeste bedrijven, waaronder EPO, hebben secundaire arbeidsvoorwaarden voor hun medewerkers inzake vergoeding van kosten voor kinderen voor het volgen van Internationaal onderwijs. Deze regelingen verschillen in hoogte en in looptijd. De medewerkers van bedrijven gebruiken verschillende voorzieningen voor PO en VO, zowel IGBO/IGVO als de private scholen. Voor de meeste organisaties geldt dit niet. Men moet dan denken aan Unesco, TNO en TUD. Alle gesprekspartners hechten aan een versterking van een hoogwaardig profiel in de regio met termen als “kennisregio” en “innovatieregio”. Er is een algehele tendens dat werknemers kiezen voor een langere verblijfsduur in Nederland.
o
De ontwikkelingen in de regio Delft/Rijswijk/Den Haag gaan wat betreft de inrichting van Internationale onderwijsvoorzieningen snel. Op donderdag 14 april 2011 heeft de Raad van Bestuur van de Europese Scholen in Brussel ingestemd met de vestiging van een Europese School voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs in Den Haag. De school wordt onderdeel van de Stichting Het Rijnlands Lyceum. Het Rijnlands Lyceum heeft scholen in Wassenaar, Oegstgeest en Sassenheim. Ook de International School of The Hague is onderdeel van het Rijnlands Lyceum. De Europese School zal vallen onder het Nederlandse onderwijsbestel. De Europese School start per 1 september 2012 met 2 kleutergroepen (nursery) en 1 groep 3. In de daaropvolgende jaren volgen de overige leerjaren van de basisschool (primary). In 2014 start de school voor voortgezet onderwijs. Het diploma van de Europese school geeft toegang tot het hoger onderwijs in Europa en daarbuiten. In de school wordt in het begin gewerkt met 3 taalsecties: Nederlands, Engels en Spaans. De school is bestemd voor de kinderen van medewerkers van Europese instellingen zoals Europol, Eurojust, het Europees Octrooibureau (EPO) en ESA/Estec. Op het moment wordt gezocht naar een geschikte locatie voor de Europese School Den Haag. EPO had tijdens de gesprekken nog geen voornemen en/of beleid dat kinderen van medewerkers in het kader van tegemoetkoming in de financiering verplicht naar de Europese School moeten. Daarnaast is het Rijnlands voornemens haar voorziening IGBO/IGVO verder te ontwikkelen in Den Haag. De British School is recent gevestigd in Leidschenveen met de bedoeling een volwaardige vestiging te realiseren voor meer dan 500 leerlingen in de leeftijd van 3 tot 11 jaar. In Pijnacker wordt per augustus een tweetalige Montessori-basisschool (Casa) geopend. Het is de bedoeling dat er volledig tweetalig onderwijs in elke groep wordt gegeven. Het is niet direct te vergelijken met het IGBO en bedient een andere doelgroep. Expats zouden we theoretisch ook kunnen benaderen als beleidsafhankelijk inzake
22 financiering en als beleidsonafhankelijk inzake financiering van de kosten van het onderwijs van hun kinderen. Dat is in deze zin van belang omdat de kosten per soort onderwijs sterk verschillen, zowel tussen PO en VO als tussen het IGBO/IGVO en het Private Onderwijs. In het kader van dit onderzoek zijn al deze recente bewegingen van belang voor beleidsmakers, de schoolbesturen en de ouders. Een goede onderwijsvoorziening vraagt en om voldoende leerlingen en een solide financiële basis. o
Stichting Librijn heeft, zoals benoemd, aangegeven aan goede voorziening voor IGBO te willen starten. Men heeft daarvoor de benodigde expertise in huis. Dit betreft de ervaring in het werken met het IPC. De bestuurder, de heer Klompmaker, heeft aangeven met direct betrokken partijen graag in gesprek te zijn over de structuur, de inrichting, de voorzieningen en de meerjaren financiering. Het voortgezet onderwijs is niet betrokken in dit onderzoek. Er is wel gesproken met de rector van het Grotius College. Het Grotius College biedt tweetalig onderwijs aan en is deels op Engels in het VO gecertificeerd vanuit het IB. De bestuurder heeft aangegeven graag in gesprek te zijn over een internationale onderwijsvoorziening PO-VO binnen de gemeenten Delft/Rijswijk. Lijst Bedrijven, welke na selectie telefonisch zijn benaderd
Kolom1 Bedrijfsnaam Alcatel-Lucent Nederland B.V. Allseas Engineering B.V. Alstom Transport BV AppliedBiosystems Int. AtosOrigin Nederland BV AVerMedia Technologies Europe B.V. Biothane Systems International B.V. BMW Group Nederland B.V. BrukerAxs B.V. Burg Industries Canon Business Center Den Haag Cef Safety Systems B.V. Cheil Europe Limited ChiesiPharmaceuticals B.V. City Box Rijswijk B.V. Cofely West Utiliteit BV Colt International (Glasconstructies) Coutts Nijhoff International CRH Europe P&D DeltaSync DHL DSM Electronics &Telematics B.V. Em.TV &Wavery B.V. Emerson Process Management Enraf B.V. / Honeywell
23 European Patent Office Exact Festo B.V. Fircroft Engineering Services Limited First Technology Safety Systems (Europe) B.V. Formica Nederland B.V. Freecom B.V. Global Tax Network B.V. Haagse Hogeschool HaiLun Business Hotel (China hotel holland) Halliburton B.V. Henze Autobanden B.V. H-Flex B.V. Hortimax B.V Houtschild Internationale Boekhandel B.V. IBM Intec Engineering Bv International Innovation Company JKT Foods Europe BV Kellogg Brown & Root Netherlands B.V. K-TEK B.V. Leica Microsystems B.V. Logica Nederland B.V. Makro Delft Maxim Integrated Products Menrad Nederland B.V. MenziesAviation Mojo Concerts B.V. MPM International Oil Company BV MS Europe B.V. MWH B.V. National Semiconductor B.V. NEN O.C.S. Nederland B.V. Octagon Cis B.V. Parametric Technology Nederland B.V. Prysmian Cables and Systems B.V. Rhenus RPS Advies B.V. Samsung Electronics Benelux B.V. Schneider Electric Energy Netherlands B.V. Tri-Wall Europe (David S. Smith) B.V. Tui Nederland B.V. Van Ameyde International B.V. Verebus Engineering B.V. Volt Delta International B.V. Welch Allyn Cardio Control B.V. Wintershall Nederland B.V.
8.
Haalbaarheidsanalyse door middel van websurveys
24 Om een meer gedegen analyse te verkrijgen van wensen en keuzes van ouders en bedrijven zijn er twee web-surveys ontwikkeld. Een web-survey op het niveau van ouders en een web-survey op het niveau van de bedrijven. Enkele bedrijven (zowel de bedrijven waar persoonlijk mee is gesproken als de bedrijven die telefonisch zijn benaderd) hebben deze ingevuld. De resultaten leest u terug in “Uitkomsten onderzoek onder internationale bedrijven”. De web-survey onder ouders is uitgezet door enkele relevante deelnemende bedrijven onder hun eigen medewerkers. De stichting Librijn heeft de websurvey uitgezet onder hun ouderbestand dan wel bij ouders die zich in het verleden hebben aangemeld bij stichting Librijn vanuit belangstelling voor IPConderwijs of Internationaal onderwijs. Deze resultaten leest u terug in “Uitkomsten onderzoek expats” . Gezien de beperkte omvang van de surveys worden de kernvragen in het rapport direct weergegeven en is niet gekozen voor diverse bijlagen. Ouders en bedrijven hebben een aankondiging van het onderzoek ontvangen met een directe link (URL) naar het onderzoek. De aankondiging treft u hieronder: The municipalities of Delft and Rijswijk and the superintendent of “StichtingLibrijn” kindly ask your help. In Delft and Rijswijk are large international companies and organisations located. Both municipalities are benefiting from the presence of international organisations and their staff. The municipalities want to make an effort for a good international business climate. Since 2009 several facilities were designed specifically for expatriates. An important item in the expatriate policy is the facility of "international" English education. “Librijn” is a foundation which offers public primary education in the municipalities Delft and Rijswijk. In the future Librijn wants to start a Dutch International Primary School (DIPS). A DIPSschool works with a certified International curriculum, has qualified teachers (native speakers) and guarantees a good on-going curriculum into Dutch International Secondary Education. The Dutch International Primary School is connected to a regular Dutch Primary School. To start a Dutch International Primary School in the municipalities Delft and Rijswijk it is necessary to have an idea about how many children might attend this school in the future. The estimated number of expected children is one of the indicators to get funding from the Dutch Ministry of Education. This is a feasibility research into International Primary Education. The questions in this survey concern parents with children who qualify for internationally oriented education. The definition of this group is mentioned below: - Students whose parents are staying in the Netherlands or an adjacent foreign country concerning their work for a considerable time and do not have the Dutch nationality; - Students who have the Dutch nationality and enjoyed a considerable part of their education abroad; - Students who have the Dutch nationality and whose parents will be sent to a foreign country for their work within a short time. Completing this survey will take up to 15 minutes. At the end you have the ability to add a comment. Although your organisation tried to make a selection of parents related to the items of this survey as good as possible, it might be the survey is not suitable to you . In that situation we kindly ask you for statistic reasons to reply by email (
[email protected]) with a small comment (for instance: name of your company and “not suitable”). Click here for Survey for Expats Parents(Ctrl + Mouse click)
25 8.1.
Uitkomsten onderzoek onder internationale bedrijven
Een aantal (internationale) bedrijven uit Delft en Rijswijk hebben deelgenomen aan het haalbaarheidsonderzoek voor een nieuw te starten IGBO in de regio. Deze bedrijven die hebben deelgenomen aan dit onderzoek variëren van 14 tot aan 6100 medewerkers. In de onderstaande grafiek wordt inzichtelijk gemaakt hoeveel procent van het totale personeelsbestand van deze bedrijven uit expats bestaat.
Een groot deel van de bedrijven verwacht een groei in het totale personeelsbestand de komende vijf jaar. 67% van de bedrijven denkt dat het aantal expats in de komende vijf jaar zal groeien met maximaal 5% ten opzichte van de huidige situatie. Het aantal expats met kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar varieert sterk per bedrijf. 70% van de bedrijven denkt dat het opzetten van een Internationale School in de regio Delft/Rijswijk een positieve ontwikkeling is. 55% denkt echter dat het voor de expats niet zo veel uitmaakt of er een Internationale School in de regio is aangezien veel expats in Den Haag wonen en hun kinderen daar naar (een internationale) school gaan. Wanneer er wordt gevraagd naar Voor-en Naschoolse opvang en Internationaal Middelbaar Onderwijs in de regio Delft/Rijswijk dan komt een zelfde beeld naar voren. De meeste bedrijven hebben geen beleid waarin wordt voorgeschreven aan welke voorwaarden het curriculum de scholen van de kinderen van hun expats aan moeten voldoen. Geen van de bedrijven heeft andere voorwaarden waar de scholen aan moeten voldoen. Ruim 66% van de bedrijven betaalt (een deel van) het schoolgeld van de kinderen van hun expats. Geen van de bedrijven verwacht hierin een verandering in beleid voor de komende periode. Als er een Internationale School in de regio Delft/Rijswijk is, zijn alle bedrijven bereid om de kinderen van hun expats daar op te verwijzen.
26 Een derde van de bedrijven heeft een voorkeur voor een locatie van de IGBO tussen Delft en Rijswijk in. Hetzelfde percentage heeft een voorkeur voor Delft, ruim 22% ziet graag de locatie in Rijswijk. 11% heeft geen mening wat betreft de locatie van de te starten IGBO. Bij bovenstaande interpretatie moet opgemerkt worden dat er meer bedrijven in Delft zijn geïnterviewd dan in Rijswijk. Tevens is er geen rekening gehouden met het aantal expats van bedrijven in de verschillende gemeenten en de wijze waarop bedrijven al dan niet secundaire voorzieningen hebben voor huisvesting van hun werknemers en een regeling om bij te dragen in de kosten van het onderwijs.
27 8.2.
Uitkomsten onderzoek expats
279 werknemers van (internationale) bedrijven uit Delft en Rijswijk hebben deelgenomen aan het haalbaarheidsonderzoek voor een nieuw te starten IGBO in de regio. 30% van de respondenten werkt in Delft, 70% werkt in Rijswijk. Internationaal Georiënteerd Basisonderwijs (IGBO) is bedoeld voor de volgende categorieën kinderen: 1. Kinderen van buitenlandse ouders die in Nederland wonen of werken; 2. Kinderen van Nederlandse ouders, voor zover deze kinderen in het buitenland hebben gewoond en daar onderwijs hebben gevolgd; 3. Kinderen van Nederlandse ouders die tijdelijk in Nederland wonen en uitzicht hebben op een werkkring in het buitenland. In het onderzoek is aan de respondenten gevraagd tot welke categorie zij zichzelf en hun kinderen rekenden. Er zijn twee categorieën toegevoegd (i.e. geen kinderen of een combinatie van de eerste 3 categorieën). De verdeling van de respondenten over de verschillende categorieën is in de grafiek op de volgende pagina weergegeven. 65% van de respondenten van dit onderzoek is tussen de 30 en 40 jaar oud, 30% valt onder de categorie 41 tot 50 jaar oud. Het grootste gedeelte van de respondenten (87%) geeft aan al langer dan vijf jaar in Nederland te werken en wonen.
28
Aan de deelnemers van het haalbaarheidsonderzoek is gevraagd of ze kinderen hadden en zo ja in welke leeftijdscategorie. In onderstaande grafiek is af te lezen hoe deze verdeling er uit ziet.
In de tabel op de volgende pagina is het totaal aantal kinderen van de respondenten per leeftijdscategorie af te lezen.
29
Categorie 1
2
3
4
5
Toatal
0-4 jaar
141
60
3
0
0
204
4-12 jaar
80
112
12
4
5
213
12-18 jaar 16
6
3
0
0
25
Ouder dan 2 18 jaar
4
3
0
0
9
Totaal
182
21
4
5
451
239
Ruim 84% van de respondenten heeft interesse in een IGBO in de regio Delft/Rijswijk. Een aantal respondenten geeft specifiek aan dat ze interesse hebben voor een „Europese‟ school waar naast Engels ook aandacht is voor de Franse, Duitse en Italiaanse taal en cultuur. Bijna 83% van de respondenten is tevens geïnteresseerd in Internationaal Georiënteerd Voorgezet Onderwijs (IGVO). Daarnaast heeft 75% interesse voor Voor- en Naschoolse opvang in de regio Delft/Rijswijk. Kijkend naar de scholen waar de kinderen van de respondenten op dit moment heen gaan, dan gaat een groot aantal naar een Nederlandse basisschool. Onderstaande grafiek is een weergave van de antwoorden die de respondenten hebben gegeven. Hierbij moet worden opgemerkt dat 45% van de respondenten met kinderen de categorie „Anders, namelijk‟ heeft ingevuld. De meeste kinderen van deze respondenten zijn nog niet leerplichtig en gaan naar de kinderopvang. Dit is dan ook congruent met de voorgaande grafiek en tabel.
30
80% van de respondenten geeft aan dat hun werkgever geen beleid heeft waarin wordt voorgeschreven aan welke voorwaarden het curriculum de scholen van hun kinderen aan moeten voldoen. De meeste respondenten (62%) geven aan dat hun bedrijf geen andere voorwaarden heeft waar de scholen aan moeten voldoen. 37% van de respondenten geeft aan dat zij het antwoord op deze vraag niet weten. 66% van de respondenten geeft aan dat hun werkgever (een deel van) het schoolgeld van hun kinderen betaalt. Bijna 69% van de respondenten is bereid om zelf (een deel van) het schoolgeld voor hun kinderen te betalen. Wanneer er wordt gevraagd naar de mening van de respondenten over de intentie van de gemeenteraden van Delft en Rijswijk om een IGBO te gaan starten is ruim 66% van de respondenten het daar volledig mee eens. In onderstaande grafiek is de mening van alle respondenten over deze intentie opgenomen.
31
Als er een Internationale School in de regio Delft/Rijswijk is, is ruim 84% van de respondenten bereid om hun kinderen daar naar school te laten gaan. Ruim 40% van de respondenten heeft een voorkeur voor een locatie van de IGBO tussen Delft en Rijswijk in. Naar een diepere interpretatie (opm. van de onderzoeker) van de antwoorden: Er is een grote groep ouders van EPO en TUD geweest die de vragenlijst hebben ingevuld. SHELL heeft vanwege intern beleid de vragenlijst niet gericht weggezet, dat geldt evenzo voor Deltares, Wintershall en IKEA. De cijfers geven daarmede wel een beeld, maar nog geen evenwichtig beeld of “harde” garanties. Bedrijven als EPO, SHELL, IKEA, UNESCO, TUD, TNO geven in de gesprekken aan te verwachten dat (veel) ouders belangstelling hebben voor een IGBO in Delft/Rijswijk. De eerste twee bedrijven hebben een bijdrage in de kosten, de andere bedrijven niet. EPO heeft op dit moment geen gericht beleid inzake de nieuwe Europese school in Den Haag. Ouders zijn vrij een keuze te maken voor welke school dan ook. De financiële ondersteuning is daarvan niet afhankelijk. SHELL, Wintershall en IKEA laten evenals EPO de keuze aan de ouders en hebben een financiële regeling. Organisaties als UNESCO, TUD, TNO, Deltares verwachten dat ouders bereid zijn een schoolfee te betalen. De zogenaamde 30% regeling (fiscaal) geeft daartoe ook ruimte.
32 8.3.
Vragenlijst internationale bedrijven
1. What's the name of your organisation? Anwers Allseas Engineering B.V. BMW Group Nederland Cheil Netherlands European Patent Office Exact Festo HortiMaX BV Prysmian Cables and Systems B.V. Samsung Electronics Europe Logistics B.V. Shell TU Delft UNESCO-IHE WintershallNoordzee B.V.
2. What's the location of your organization? Answer options Response Delft
64,3%
Rijswijk
35,7%
3.
All questions beneath apply to the location in Delft or Rijswijk of your organisation. Which category applies to your organisation? Answer options Response International company
66,7%
University
6,7%
Dutch branch of an international company
6,7%
Other
19,9%
33 4. What is the total staff (in terms of fulltime equivalents) of your organisation? Answer options Response 0-99 fte
21%
100-249 fte
29%
250-499 fte
7%
More than 500 fte
43%
5. What is the percentage of expats on total staff in your organisation? Answer options Response 0-5 %
38%
6-15%
31%
15-25% More than 26%
0% 31%
6.
What is the estimated growth of total staff for the next 5 years within your organisation (in terms of percentage)? Answer options Response 0-5%
61%
6-15%
15%
16-25%
8%
More than 26%
8%
I don't expect growth
8%
7.
What is the estimated growth of expats for the next 5 years within your organisation (in terms of percentage)? Answer options Response 0-5%
67%
6-15%
8%
16-25%
0%
More than 26%
0%
I don't expect growth
25%
34 8. What is the estimated percentage of expats with children in the age between 0 and 4? Answer options Response 0-9%
62,5%
10-19%
12,5%
20-39%
12,5%
40-59%
0%
60-75%
0%
76% or more
12,5%
9. What is the estimated number of children of expats in age between 0 and 4? Answers Response Total
521
10. What is the estimated percentage of expats with children in the age between 4 and 12? Answer options Response 0-9%
71,4%
10-19%
14,3%
20-39%
0%
40-59%
14,3%
60-75%
0%
76% or more
0%
11. What is the estimated number of children of expats in age between 4 and 12? Answers Response Total
768
12. What is the estimated percentage of expats with children in the age between 12 and 18? Answer options Response
35 0-9%
75%
10-19%
12,5%
20-39%
0%
40-59%
12,5%
60-75%
0%
76% or more
0%
13. What is the estimated number of children of expats in age between 12 and 18? Answers Response Total
768
14. From the organisation point of view: is there interest in International Primary Education in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options Response Yes
70%
No
30%
From the expat point of view: is there interest in International Primary Education in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options
Response
Yes
54,5%
No
45,5%
15. From the organisation point of view: is there interest in International Secondary Education in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options Response Yes
54,5%
No
45,5%
16. From the expat point of view: is there interest in International Secondary Education in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options Response
36 Yes
40%
No
60%
17. From the organisation point of view: is there interest in pre- and afterschool care in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options Response Yes
50%
No
50%
18. From the expat point of view: is there interest in pre- and afterschool care in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options Response Yes
33,3%
No
66,7%
37
What kind of school(s) do the child(ren) of your expats attend at this moment?
19. Does your organisation have requirements in terms of the curriculum of the school your child(ren) attend? Answer options Response No
90%
Yes, the IB Diploma Programme (IB DP)
10%
Yes, the International Primary Curriculum (IPC)
0%
Yes, the IB Primary Years Programme (IB PYP)
0%
Yes, the IB Middle Years Programme (IB MYP)
0%
20. Does your organisation have additional requirements in terms of school(s) the children of your expats attend? Answer options Response Yes No
0% 100%
38 21. How do you rate the quality of the school facilities in the municipalities Delft/Rijswijk?
22. Do you have an idea which schools children of expats attend after their primary education? Answer options Response I don't know
60%
Other
20%
Private Secondary School
10%
Dutch Secondary School
10%
Boarding school Abroad
0%
23. Does your organisation have a policy in paying school fees for the children of expats? Answer options Response Yes
66,7%
No
33,3%
24. Would your organisation be willing to pay a school fee for the children of your expats? Answer options Response Yes
66,7%
39 No
33,3%
25. What amount would your organisation be willing to pay as school fee per child for Primary Education? Answer options Response € 3.500 per child
20%
€ 5.000 per child
20%
Another amount
60%
26. Do you expect a changing policy in your organisation concerning expats with children? Answer options Response Yes
0%
No
100%
27. Delft and Rijswijk intend to start an International Primary School in their own municipalities. How do you rate is intention? Answer options Response I strongly agree
30%
I agree
30%
No opinion
40%
I disagree
0%
I strongly disagree
0%
28. Would your organisation be willing to let the children of your expats attend the International Primary School in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options Response Yes
100%
No
0%
29. In your opinion: what's the best location for the International Primary School Delft & Rijswijk? Answer options City of Delft
Response 33,3%
40 City of Rijswijk
22,2%
Border area between Delft and Rijswijk
33,3%
No opinion
11,1%
41 8.4.
Vragenlijst expats
1. What's the name of your organisation? Answers
Response
Allseas
2
Deltares
7
DSM
1
European Patent Office
190
FEMS
1
FlowNet
1
GreekMinistry of Education
1
Honeywell
1
Infor
1
Inter IKEA Systems B.V.
1
KPN
2
LUMC
1
Microsoft
1
Molo
1
NATO
1
OBS de Eglantie
1
Shell international
2
TNO
2
TUDelft
52
UNESCO-IHE
8
Wintershall Noordzee B.V.
1
2. What's the location of your organisation? Answer options
Response
Delft
31%
Rijswijk
70%
42 3.
Which category applies to your organisation?
Answer options
Response
International company
33%
Dutch company
3%
University
20%
Non governmental organisation (NGO)
21%
Other
23%
4.
The questions in this survey concern employees with children who qualify for internationally oriented education (IGBO). Which category applies to your situation? Answer options Response I'm a parent and I'm staying in the Netherlands concerning my work for a considerable time. I don't have the Dutch nationality
84%
My children have the Dutch nationality and enjoyed a considerable part of their education abroad
2%
My children have the Dutch nationality and I will be sent to a foreign country for my work within a short time
3%
I don't have children
6%
Other
5%
5. What's your age? Answer options Youngerthan 30
Response 3,5%
30-40 years
64,9%
41-50 years
30,1%
51-60 years
1,2%
Olderthan 60
0,4%
43 6. Where do you come from? Answer options Europe
Response 83%
Asia
8%
North America
3%
Middle East
3%
Africa
2%
South America
1%
7. How long have you been staying in the Netherlands? Answer options Response More than 5 years
69%
2-4 years
19%
1-2 years
9%
Lessthan a year
3%
8. What's your expected stay in the Netherlands? Answer options Response More than 5 years
87%
2-4 years
11%
1-2 years
2%
Lessthan a year
0%
44 9.
How many children in which age category do you have?
Category
1
2
3
4
5
Total
Age 0-4
141
60
3
0
0
204
Age 4-12
80
112
12
4
5
213
Age 12-18 16
6
3
0
0
25
Olderthan 18
2
4
3
0
0
9
Total
239
182
21
4
5
451
10. Do you have interest in International Primary Education in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options
Response
Yes
84%
No
16%
11. Do you have interest in International Secondary Education in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options
Response
Yes
83%
No
17%
12. Do you have interest in pre- and afterschool care in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options
Response
Yes
75%
No
25%
45 13. What kind of school(s) do your child(ren) attend?
14. Do you think it's preferable when a Dutch international Primary School (DIPS) is in the same building as a Dutch Primary School? Answer options Response Yes
45%
No
11%
No opinion/neutral
44%
15. Does your organisation have requirements in terms of the curriculum of the school your child(ren) attend? Answer options Response No
80%
Yes, the International Primary Curriculum (IPC)
11%
Yes, the IB Diploma Programme (IB DP)
7%
Yes, the IB Primary Years Programme (IB PYP)
2%
Yes, the IB Middle Years Programme (IB MYP)
0%
46 16. Please rate the following items according to the curriculum of a primary school your child(ren) attend
17. Does your organisation have additional requirements in terms of school(s) your child(ren) attend? Answer options Response Yes
2%
No
62%
I don'tknow
37%
18. Please rate the importance of the subsequent propositions for the school(s) your child(ren) attend?
47
19. How do you rate the quality of the school facilities in the municipalities Delft/Rijswijk?
20. Does your organisation have a policy in paying school fees? Answer options Response Yes
66%
No
34%
21. Would you be willing to pay a school fee per child yourself for Primary Education? Answer options Response No
25%
Yes, up to € 1.500 per child
33%
Yes, up to € 3.500 per child
19%
Yes, up to € 5.000 per child
17%
Anotheramount
6%
22. Delft and Rijswijk intend to start an International Primary School in their own municipalities. How do you rate is intention? Answer options Response I stronglyagree
67%
I agree
23%
No opinion
9%
I disagree
0%
I stronglydisagree
2%
48 23. Would you be willing to let your child(ren) attend the International Primary School in the municipalities Delft/Rijswijk? Answer options Response Yes
84%
No
16%
24. In your opinion: what's the best location for the International Primary School Delft & Rijswijk? Answer options Response City of Delft
35%
City of Rijswijk
23%
Border area between Delft and Rijswijk
41%
49 9.
Bedrijfsplan International Primary School Delft/Rijswijk
Inleiding In Delft/Rijswijk is een groot aantal bedrijven met internationale werknemers gevestigd. Voor deze bedrijven is de aanwezigheid van internationaal onderwijs, als onderdeel van een compleet pakket aan voorzieningen, een belangrijke economische vestigingsfactor. Een internationalebasisschool kan hierdoor een regionale onderwijsvoorziening zijn. Buitenlandse werknemers die hier door hun bedrijf tijdelijk worden gestationeerd, hebben behoefte aan internationaal onderwijs voor hun kinderen. Nederlandse ouders die opteren voor uitzending naar het buitenland, kunnen kiezen voor internationaal georiënteerd onderwijs dat aansluiting vindtop scholen in het buitenland. Een internationale basisschool trekt nieuwe bevolkingsgroepen met een eigen woningbehoefte aan en kan zo bijdragen aan de economische groei en kennisinnovatie (kwalitatief en kwantitatief). Internationale bedrijven en instellingen zullen aldus aangetrokken worden dooreen volledig aanbod van internationaal onderwijs (p.o. en v.o.). De Stichting Librijn, bevoegd gezag van het openbaar primair onderwijs in Delft/Rijswijk, wil internationaal basisonderwijs in Delft/Rijswijk bieden door een Internationale School in te richten.Librijn kiest in eerste instantie voor internationaal onderwijs verbonden aan een reguliere school voor primair onderwijs.De reden daarvoor is dat dit een betere basis biedt voor integratie met de Nederlandse cultuur en met de Nederlandse kinderen van de reguliere afdeling van de basisschool.Tevens biedt de integratie en samenwerking met een Nederlandstalige afdeling demogelijkheid aan leerlingen om door te stromen naar het Nederlandstalig onderwijs indien noodzakelijk en/of gewenst. Doelstelling Librijn zal met ingang van 2012 een internationale school starten voor kinderen van „expats‟ in de leeftijd van 4 tot 12 jaar(basisschoolleeftijd). De Internationale School Delft/Rijswijk zal bestemd zijn voor: o kinderen van buitenlandse ouders die in Nederland wonen of werken; o kinderen van Nederlandse ouders, voor zover deze kinderen in het buitenland hebben; o gewoond en daar onderwijs hebben gevolgd; o kinderen van Nederlandse ouders die tijdelijk in Nederland wonen en uitzicht hebben opeen werkkring in het buitenland. Overeenkomstig de Nederlandse onderwijsregelgeving zal de toegang ook tot deze categorieën beperkt blijven en staat deze specifieke voorziening helaas niet open voor andere leerlingen. Het onderwijsaanbod op de Internationale School Delft/Rijswijk zal zijn afgestemd op deze specifieke doelgroep en het volgende omvatten: o Engels als voertaal; o een internationaal erkend curriculum waarmee aansluiting op internationale scholen in het buitenland (primary en secondary) is gewaarborgd; o English as a Second Language (ESL) als hulpprogramma; o onderwijs in Nederlandse taal & cultuur gedurende circa 20% van de onderwijstijd; o integratiemomenten met Nederlandse leerlingen (bij algemene schoolactiviteiten, feesten,sportdagen e.d.).
Het internationaal onderwijs zal worden gegeven door leerkrachten die zeer taalvaardig zijn in ‟t Engels (native/near native) en beschikken over Nederlandse of in Nederland erkende bevoegdheden.
50 Er wordt gestreefd naar (en gewerkt aan) een intensieve samenwerkingsrelatie met een school voor voortgezet onderwijs in de regio waar een aansluitend internationaal curriculum(inclusief examenafsluiting) wordt geboden voor leerlingen van 12 tot ca. 18 jaar (voortgezet onderwijs). Voor de Internationale School Delft/Rijswijkis erkenning door het Ministerie van OCW een voorwaarde. De Internationale School Delft/Rijswijk zal ook een regionale functie kunnen vervullen als expertisecentrum voor internationalisering en Engelstalig onderwijs (vroegtijdig versterkt talenonderwijs). De schoolorganisatie en personele bezetting zullen worden ingericht op deze externe functie. Marktverkenning Omwille van een doelmatige organisatie van een internationale school is de potentiële „markt‟ in kaart gebracht. Er is een peiling („directe meting‟) onder de bedrijven en instellingen in de regio uitgevoerd naar concrete interesse voor plaatsing van kinderen van expats op de korte en langere termijn. Hiertoe zijn zo‟n 60 bedrijven en instellingen benaderd. Bij de groep IGBO-scholen1 blijkt een gemiddeld percentage van 0,16% van het inwoneraantal van de gemeente van vestiging de school te bezoeken. Hierbij zijn uitschieters in Hilversum (0,4%) en Leiderdorp (0,4%). Bedacht moet worden dat in deze cijfers ook een potentieel vanuit de regio in de omgeving van de vestigingsgemeente is inbegrepen. Voor de regio Delft (inwoneraantal 95379) en Rijswijk( inwoneraantal 47.041) zou zo‟n benadering een potentieel van zo‟n 227 leerlingen betekenen. In het bedrijfsplan wordt echter voor de startfase uitgegaan van een behoudende/voorzichtige prognose en wel als volgt: 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
20 30 40 50 60 90 100 110 125
Deze prognose kan op de korte termijn beïnvloed worden door de aankondiging van de start van de school. Op de langere termijn kunnen conjunctuur, vestigingsklimaat in Delft/Rijswijk, demografische ontwikkelingen en de naamsbekendheid van het internationaal onderwijs een rol spelen. 4. Internationale (basis)scholen in Nederland Internationaal (basis)onderwijs in Nederland wordt geboden binnen enkele particuliere scholen, alsmede binnen de afdelingen voor Internationaal Georiënteerd Basisonderwijs(IGBO) van reguliere basisscholen die door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkend en (extra) gesubsidieerd worden. De groep door het Ministerie van OCW erkende en gesubsidieerde zgn. IGBO-scholen telt momenteel 11 scholen, verspreid over Nederland. Deze scholen bieden een internationaal programma, veelal gericht op het International Primary Curriculum en curricula van het Britse primair onderwijs. Tegelijkertijd wordt integratie met de Nederlandse "moederschool"nagestreefd. Het onderwijs wordt vooral door "(near) native speakers" gegeven. Vanwege de rijksbekostiging staan deze scholen ook onder toezicht van de rijksinspectie.
51 Ook voor deze gesubsidieerde scholen worden „schoolfees‟ gevraagd (tussen € 2.500 en €3.800 per leerling per jaar) omdat de subsidiëring niet kostendekkend is (hetgeen ook door het Ministerie onderkend wordt). In Almere is in 2007 en in Enschede in 2008 een internationale school gestart. In Utrecht en Breda zijn op basis van recente onderzoeken ook initiatieven om met een internationale IGBO te starten. De scholen zijn gespreid over het land. Dat hangt samen met een door het Ministerie van OCW bewust gevoerd spreidingsbeleid. In dat kader kan worden geconstateerd dat vanuit deregio Delft/Rijswijk bezien de „dichtstbijzijnde‟ scholen zijn gevestigd in Den Haag, Rotterdam en Leidschenveen. De laatste betreft particulier onderwijs, c.q. the British School. Zo bezien is het Westen van Nederland geen „witte vlek‟. Vanuit een benadering van marktpotentieel en daarmede adequaat aanbod voor ouders en leerlingen echter wel. Dit wordt ook erkend door de Stichting IGBO waarmee afstemming is gezocht. Vanuit de bestaande scholen wordt een vestiging in Delft/Rijswijk niet als directe concurrentie ervaren. De leerlingenaantallen die vanuit beide gemeenten naar Rotterdam (de Blijberg) c.q. Den Haag (HSV) gaan zijn resp. 6 en 1. (Bron: directie van beide scholen). 9.1.
Begroting
Uitgangspunten: Navolgende begroting is afgestemd op een situatie waarin de Internationale School Delft/Rijswijk zal starten binnen het schoolbestuur Librijn en/of gedeelde huisvesting met een andere organisatie. Deze context drukt de kosten sterk, maar is alleen mogelijk zolang de populatie relatief beperkt blijft. Op den duur moet zodoende rekening gehouden worden met een ander typehuisvesting en mede daardoor hogere kosten (en wellicht ook hogere schoolfees). Ten aanzien van de leerlingenaantallen is uitgegaan van de eerder in dit plan aangegeven raming. De personele bezetting en het aantal groepen zijn afgeleid van het leerlingen aantal, rekening houdend met ervaringsgegevens van andere internationale scholen. In navolgende begroting is een extra (structurele) subsidiëring vanuit het Ministerie van OCW verwerkt. Daartoe is ten eerste nog vereist dat de Internationale School Delft/Rijswijk wordt erkend door het Ministerie van OCW. Vervolgens is in het navolgende uitgegaan van het huidige subsidieregime voor IGBO-scholen. Dat staat echter ter discussie; verlaging dreigt. Zoals hierboven al werd opgemerkt, zijn de kosten van leerlingen op internationale scholen relatief hoog. Dat wordt met name verklaard door de volgende factoren: o kleine klassen vanwege grote verschillen in Engelse taalvaardigheid en culturele verschillen (hogere personeels- en ruimtebehoefte); o noodzaak van extra personeel voor aanvullend taalonderwijs (Engels en Nederlands); o extra aandacht (en dus personeelskosten) vanuit management en administratie; o vanwege oudercontacten (veel meer leerlingmutaties), extra fondsenwerving, internationale netwerken e.d.; o hogere personele kosten vanwege werving deels uit het buitenland, soms bijzondere arbeidsvoorwaarden en extra scholingskosten; o hogere kosten voor aanschaf materialen (internationaal curriculum), begeleiding en aansluiting bij internationale netwerken en organisaties; o hoger facilitair niveau (bibliotheek, mediatheek, overblijfmogelijkheden e.d.) ter aansluiting bij internationale standaarden. In dit geval zijn voorts nog extra (personele) kosten aan de orde vanwege de beoogde regionale expertisefunctie. Vanwege deze extra kosten is de overheidssubsidie voor
52 internationale scholen niet kostendekkend. Het is daarom gebruikelijk (en geoorloofd) dat internationale scholen „schoolfees‟ vragen. Hierboven werd daarvoor al de range tussen € 2.500 en € 3.800aangegeven. Dergelijke schoolfees worden meestal grotendeels door de werkgevers van expats vergoed. Voor Librijn, als bestuur voor openbaar onderwijs, geldt dat gestreefd wordt naar laagdrempelige toegang tot het primair onderwijs in Delft/Rijswijk. Dit principe wil men ook zoveel als mogelijk laten gelden voor het internationaal basisonderwijs. Daarom wordt uitgegaan van een relatief minimale schoolfee van € 2.500. Dat betekent wel dat vooralsnog enige concessies moeten worden gedaan aan de mate van facilitaire luxe.En overigens kan ook een schoolfee van € 2.500 een drempel tot aanmelding zijn, vooral indien ouders dat bedrag niet kunnen verhalen op een werkgever. Voor die situatie kan Delft/Rijswijk een beurzenfonds instellen (c.q. op andere wijze in de verschuldigde schoolfee voorzien). Begroting van start- en investeringskosten: Voor de start van een Internationale School Delft/Rijswijk moeten eenmalige kosten gemaakt worden. Deze worden begroot als volgt: Soort Startkosten Projectleiding Communicatie en pr Werving en selectie5 Accommodatie plaatsing6 Scholing en begeleiding7 Investeringskosten Inrichten 3 lokalen8 Aanschaf methoden9 Inrichten mediatheek10 Totaal
Bedrag € € € € €
65.000 10.000 10.000 12.500 / PM 7.500
€ 27.500 € 20.000 € 6.000 €168.500
Van de stichting SIO is als tegemoetkoming in de kosten reeds een subsidie van € 10.000 toegezegd. Mogelijk dat eenzelfde bedrag extra bij start wordt toegezegd.
9.2.
Exploitatiebegroting
5
Bijzondere kosten vanwege werving in het buitenland, mogelijk verhuiskosten, aanvraag vergunningen e.d. 6 Afhankelijk van te kiezen huisvesting en/of Investeringen op nieuwbouw 7 Extra scholing en begeleiding voor nieuwe methodes in opstartfase. Komt vervolgens op regulier niveau terug in exploitatiebegroting. 8 Eerste inrichting van deze speciale groepen wordt niet regulier door OCW of gemeente vergoed. Niveau van inrichting ligt hoger dan regulier (bv. smartboards). Investeringsbedrag per groep: € 6.000 regulier + € 3.000 voor extra uitrusting. Komt vervolgens terug in exploitatiebegroting als afschrijving. 9
Conform internationaal curriculum. Komt vervolgens terug in exploitatiebegroting als afschrijving. Engels- en anderstalige leesboeken, woordenboeken, naslagwerken en andere documentatie. Komt vervolgens terug in exploitatiebegroting als afschrijving. 10
53 De hierna volgende exploitatiebegroting is gebaseerd op de volgende kengetallen. Deze begroting is reëel gezien de ervaringen die er zijn met de recente start van een andere IGBO de afgelopen twee jaar (bron: directie van de desbetreffende school). Bedragen per leerling OCW-subsidie per leerling regulier OCW-subsidie internationaal Schoolfee per leerling Kosten per leerling internationaal Kosten per leerling regulier
Primair Onderwijs € circa 4.000 € circa 1.05011 €3.250 € circa 8.25012 € circa 4.000
Vertrekpunten voor de inrichting zijn: o o o o
groepsgrootte (combinatiegroepen) 1 : 15 personele bezetting met invulling van functie teamleider, tijd voor marketing en professionalisering huisvesting binnen bestaande gebouwen afschrijvingstermijnen inrichting 8 jaar en methoden 4 jaar
Verder dient opgemerkt te worden dat: o o o
De formatieomvang voor de afdelingsleider, c.q. directie krap bemeten kan zijn. De fee per leerling de absolute basis is De kosten voor huisvesting erg afhangen van de wijze waarop er investering c.q. ondersteuning in de eerste jaren is vanuit de lokale overheid en bedrijfsleven
11
Volgens het huidige bekostigingsregime. Dit staat echter ter discussie (verlaging dreigt.)
12
Sterk afhankelijk van schaalgrootte: variërend tussen € 13.000 bij 20 leerlingen tot € 8.100 bij 60 leerlingen.Bij „gemiddeld‟ leerlingenaantal van 30-40 bedragen de kosten circa €9.200.
54 Schooljaar Aantal leerlingen
2011/2012 20
2012/2013 30
2013/2014 40
2014/2015 50
2015/2016 60
2
2
3
4
4
0,4 2,3 0,5 0,2 3,4
0,4 2,3 0,5 0,2 3,4
0,5 3,5 0,8 0,2 5,0
0,6 4,5 1,0 0,4 6,5
0,6 4,5 1,0 0,4 6,5
28.800
28.800
36.000
43.200
43.200
156.908
156.908 20.500
238.773 32.800
306.994 41.000
306.994
Bij een start kosten 2012 naar rato
Aantal groepen Personeel 13 Afdelingsleider 14 Leerkrachten LB Onderwijsassistent Adm. medewerker Totaal: Uitgaven 15 Personeel inclwgl Afdelingsleider fte 72.000
Leerkrachten fte 68.221 Onderwijsassistent fte 41.000 Adm. medewerker
20.500
41.000
6.480
6.480
6.480
12.960
12.960
212.688
212.688
314.053
404.154
404.154
3.300 17.100 6.750 10.000 15.203 52.353
3.300 17.100 6.750 10.000 15.203 52.353
3.300 17.100 8.850 15.000 19.372 63.622
4.400 22.800 10.500 20.000 22.759 80.459
4.400 22.800 11.250 20.000 24.847 83.297
265.041
265.041
377.675
484.613
487.451
80.000 20.800 65.000 99.241
120.000 31.200 97.500 16.341
160.000 41.600 140.800 35.275
200.000 52.000 162.500 70.113
240.000 62.400 195.000 0
265.041
265.041
377.675
484.613
497.400
0
0
0
0
9.949
Subtotaal:
Materieel Afschr. Inrichting Afschr. Methodes Scholing/Begeleiding Exploitatie lok. 16 Diversen 5,8% Subtotaal: Totaal: Inkomsten OCW regeling OCW internationaal School fees 3250 Donaties Totaal: Saldo
10. Conclusie en Aanbevelingen
De centrale vraag of het qua leerling potentieel haalbaar is binnen de gemeenten Delft/Rijswijk een IGBO te starten lijkt positief beantwoord te kunnen worden. 13
Afdelingsleider c.q. directie
14
De leerkrachten kosten zijn doorberekend op de feitelijke kosten, d.w.z. zonder GPL-factor. (Bron: Librijn)
15
Inclusief werkgeverslasten, exclusief indexering
16
Stichting Librijn kent 5,8% afdracht van de inkomsten voor bovenschoolse taken en facilitering, indicatiebedrag, niet feitelijk
55
De web survey onder ouders, het draagvlak bij het schoolbestuur Librijn , de betrokkenheid van bedrijven en organisaties lijkt gunstig genoeg. Er lijkt een goed potentieel aan leerlingen te kunnen zijn. Een eerder door de gemeente Delft uitgevoerd onderzoek door CAPAE (12/2009) naar het aantal expats geeft qua potentieel aan mogelijke leerlingen binnen deze gemeente eenzelfde uitkomst. Vanuit de gesprekken en de vragenlijsten zijn er kritische succesfactoren te benoemen. De mate waarin deze gerealiseerd kunnen worden, bepalen wellicht ook het succes op de middellange termijn van een Internationaal Georiënteerde Basisschool. We kunnen hierbij denken aan: 1.
2.
3. 4. 5.
6. 7.
8.
Bereikbaarheid en Nabijheid In deze dichtbevolkte regio is de nabijheid en bereikbaarheid van de school voor ouders en bedrijven een belangrijk punt. In samenhang met voldoende en op maatgerichte wooncapaciteit binnen de gemeentegrenzen van Delft/Rijswijk lijkt er voldoende animo bij ouders om hun kinderen naar het IGBO te laten gaan; Kwalitatief hoogwaardig voorzieningen niveau van de school. Een deel van de expats is gewend aan goede faciliteiten binnen het Internationaal onderwijs. Het voorzieningenniveau overstijgt de gemiddelde voorzieningen die een regulier bekostigde basisschool kan leveren. Belangrijk blijkt de uitstraling van het gebouw, ICT-faciliteiten, Engelstalige mediatheek, stafvoorzieningen; De kwaliteit van leerkrachten: het liefst native speakers, hoogwaardig gekwalificeerd; De aanwezigheid van voorschoolse en buitenschoolse opvang, alsmede voorschoolse educatie; Een gezonde financiële meerjarenbegroting, met in de aanloop een neutrale investeringspositie en exploitatie voor het betreffende schoolbestuur. De primaire investeringskosten en huisvesting dienen door andere partners (lokale overheid en bedrijfsleven) te worden ondersteund. Financiële risico‟s tijdens de groei van de school naar een financieel volwaardig zelfstandig opererend organisatie kunnen het beste afgedicht worden door het inrichten van een “Support-Stichting”. Het verkrijgen van een goedkeuring van OCW om een IGBO te starten. Het besef en de erkenning van het betreffende schoolbestuur dat het IGBO een bijzondere vorm van onderwijs is en daarmede de uitdrukkelijke wil dit voor de langere termijn tot een succes te maken; Het borgen van de doorgaande lijn PO-VO. Hiertoe dienen afspraken gemaakt te worden met een schoolbestuur en/of schoolbesturen voor het VO.
Onze aanbevelingen voor de volgende fase zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Stel vast welk schoolbestuur voor basisonderwijs de Internationale school gaat starten; Stel vast aan welk Brin nummer de IGBO gekoppeld gaat worden; Begin zo spoedig mogelijk met de aanvraag voor een licentie IGBO bij het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen; Stel een bedrijfsplan vast op basis van een meerjarenbegroting; Richt een comité van Aanbeveling in; Richt een “Support Stichting” in voor financiële ondersteuning; Organiseer met een of meerdere schoolbesturen een doorlopende lijn PO-VO;