Versloot 4% Partners Soestdljkseweg zuid 15 - 3732 HC De Bilt
telefoon 030 - 2201304
fax 030 - 2201084
Rapport
1
nventarisatie Behoefte Gedragsmatige Opleiding Veiligheid
mei 1996
Versloot & Partners
Versloot
&
Partners
Inhoud
Samenvatting
1.
Inleiding
II.
Opzet Inventarisatie
6
0 1. Achtergronden
6
9 2. Werkwijze
7
9 3. Vragen
11
9 4. Planning
11
Resultaten
12
9 1. Interviews: Het proces
12
§ 2. Interviews: Opleiding
14
9 3. Opmerkelijke punten uit de interviews
15
3 4. Brainstorm
17
9 5. Afsluitende vragen
19
IV.
Conclusies
20
V.
Reacties op de onderzoeksresultaten
22
III.
25
Bijlagen
Rapptx-1 Inventansatle Opleldmgsbehoette Veilig Werken hjkswaterstaat
me1 1996
2
Versloot & Partners
Samenvatting In opdracht van de Hoofddirectie van de Waterstaat en Adviesdienst Verkeer en Vervoer heeft Versloot & Partners een inventarisatie uitgevoerd naar de behoefte aan een gedragsmatige opleiding Veilig Werken voor Wegwerkers. Daartoe zijn elf medewerkers van Rijkswaterstaat en twee medewerkers uit de aannemerij geïnterviewd. Negen van hen hebben - aansluitend aan het interview - deelgenomen aan een brainstorm. De leidraad wordt gevormd door twee hoofdvragen: 1.
Bestaat er behoefte aan een gedragstraining “Veilig Werken voor Wegwerkers”?
2.
Lndien behoefte bestaat, hoe ziet een dergelijke training er dan uit?
De belangrijkste resultaten zijn: De meeste aandacht, activiteiten en kennis binnen Rijkswaterstaat is tot nu toe gericht op de rationele kant van veiligheid: regels, procedures en richtlijnen. Een groeiende groep mensen vindt het van belang om ook de irrationele kant te belichten: zaken als onzekerheid, onrust en spanning: Bij aanvang van het interview vindt men dat de gebruikelijke
veiligheidsmaatregelen
gedrag en eigen verantwoordelijkheid
toereikend zijn, gaandeweg het gesprek worden
steeds meer een belangrijk item en aan het eind van
de brainstorm vindt men dat er zo spoedig mogelijk een training “Veilig Werken voor Wegwerkers” moet komen. Het belangrijkste doel vindt men dat de wegwerker zich persoonlijk werk. Voor het belang geeft men gemiddeld het cijfer 8,9.
veiliger voelt in het
Aandacht voor de irrationele kant van veiligheid door middel van een training “Veilig Werken voor Wegwerkers” biedt nieuwe perspectieven en mogelijkheden om nòg veiliger te werken. Aangezien men behoefte heeft aan een gedragsmatige training “Veilig Werken voor Wegwerkers”, men het belangrijk vindt, steeds enthousiaster is geworden en zo spoedig mogelijk van start wil gaan, acht Versloot & Partners het van zeer groot belang dat spoedig wordt gestart met de ontwikkeling van een training.
Rappxt In\entansatle Opleldmgsbehoefte VeIlq Werken RIJkswaterstaat me1 1996
3
Versloot
&
Partners
Men geeft aan zo spoedig te willen starten met pilotgroepen. Voorafgaand hieraan acht Versloot & Partners de volgende deelstappen in het kader van de ontwikkeling
van de
training in ieder geval van belang: 1.
Inventarisatie bestaande opleidingen specifiek gericht op de gedragsmatige aspecten van veiligheid.
2.
Ontwikkelen van een globaal trainingsplan: l
interview met wegwerkers (jargon, animo, specifieke wensen)
l
introductie van trainers in de cultuur en de specifieke problematiek
l
inventarisatie middelen: beeldmateriaal, simulatiemateriaal.
3.
Inventarisatie van bestaand beeldmateriaal en selectie op bruikbaarheid.
4.
Pilots in september of oktober bij enkele dienstkringen die verschillen wat betreft verkeersintensiteit.
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte VellIg Werken Rijkswaterstaat
me1 1996
4
Versloot
1.
&
Partners
Inleiding
Opdrachtgever:
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat- Generaal Rijkswaterstaat Afdeling HW-IR / regionale directies Contactpersonen: Ing. S.P. Berrevoet en ing. A. Noordegraaf
Projectleiding:
Adviesdienst Verkeer en Vervoer
Projectleider:
Ing. J.M. Boone
Onder verantwoordelijkheid
van AVV (projectleider
de heer ing. J.M. Boone) is het
Project Opleidingen Veilig Werken voor Wegwerkers ontwikkeld (februari 1996). De inventarisatie door Versloot & Partners is onderdeel van Deelplan 1: Behoeften aan Opleidingen
Achtergrond Binnen Rijkswaterstaat
groeit het besef dat de problematiek van de veiligheid van de
wegwerkers niet alleen vakinhoudelijk, maar ook gedragsmatig aangepakt dient te worden. Daartoe 1s aan Versloot & Partners gevraagd te inventariseren in hoeverre bij medewerkers en leidinggevenden van Rijkswaterstaat en de aannemerij behoefte bestaat aan opleiding, gericht op de gedragsmatige aspecten van veilig werken.
Doel Nog verder verbeteren van de veiligheid van wegwerkers.
~~--_~Rapport Inventansatte Opleldmgsbehoefte Velhg Werken kjkswaterstaat
me1 1996
Versloot
11.
8z Partners
Opzet Inventarisatie
0 1. Achtergronden Ontwikkelingen binnen Rijkswaterstaat
l
Voor opleidingen voor uitvoerend en toezichthoudend personeel bij wegwerkzaamheden werd in het verleden vooral de aandacht gericht op het vergroten van de kennis en de kunde op het betreffende vakgebied. De toegenomen aandacht voor een betere beveiliging van de werkplek vereist meer dan slechts vergroting van kennis. Dit is onder meer aan het licht gekomen tijdens discussies met deelnemers aan de voorlichtingsbijeenkomsten
in het kader van de nieuwe richtlijnen
voor maatregelen bij werken in uitvoering op autosnelwegen (voorjaar 1995). Probleemverkennend onderzoek door Versloot & Partners: Fase 1
l
In het voorjaar van 1995 gaf de Hoofddirectie (contactpersoon de heer ing. S.P. Berrevoet) onderzoek door bureau Versloot & Partners de opdracht voor een probleemverkennend middel van interviews en waarneming op de werkplek. De resultaten van dit onderzoek (juni 1995) versterkten de bevindingen bij bovengenoemde voorlichtingsbijeenkomsten. Naast vakinhoudelijke
zaken dienen ook gedragsmatige aspecten aan de orde te komen in
de opleidingen voor wegwerkers. Versloot & Partners benadert de geconstateerde problematiek vanuit een bedrijfspsychologische hoek. De voorstellen zijn dan ook gebaseerd op gedragsmatige veranderingen. De verkenning heeft geleid tot drie aanbevelingen: 1.
Ontwikkeling
van een ongevalsdraaiboek:
door dit protocol worden ongevallen en bijna-ongevallen
systematisch geïnventari-
seerd, geanalyseerd, gecommuniceerd en gereduceerd. 2.
Professionele opvang na trauma: Ter voorkoming van een Post Traumatisch Stress Disorder (P.T.S.D.) dient direct na een (bijna-)ongeval deskundige begeleiding aanwezig te zijn.
3.
Het opzetten van een gedragstraining voor de medewerkers gericht op: -
doorbreken machocultuur
-
reductie van angst (zowel bij de wegwerker als bij het thuisfront)
-
bewustwording van reële risico’s
-
hanteren van eigen verantwoordelijkheid
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte VellIg Werken Rqkswaterstaat mei IY96
6
Versloot & Partners Een deel van deze trainingen kan ook door de partners gevolgd worden. Gebruik kan worden gemaakt van een speciaal te ontwikkelen discussievideoftlm, die aansluit bij de wegwerkerscultuur, humoristisch is en een uniforme toonzetting aan de training geeft. Voor de leidinggevenden dezelfde training, met als toevoeging kennis over: -
stressherkenning
-
omgaan met lastige situaties
-
begeleiding van medewerkers na een (bijna-)ongeval
De hierboven genoemde ontwikkelingen
hebben ertoe geleid, dat de Hoofddirectie van de
Waterstaat AVV heeft verzocht om te fungeren als opdrachtgever voor een vervolgopdracht, uit te voeren door Versloot & Partners. Deze opdracht sluit aan op de laatstgenoemde aanbeveling van fase 1: het ontwikkelen van een gedragstraining voor de medewerkers. De vervolgopdracht, aangeduid als fase 2, luidt: Inventariseren in hoeverre bij medewerkers en leidinggevenden van Rijkswaterstaat en de aannemerij behoefte bestaat aan opleiding gericht op de gedragsmatige aspecten van veilig werken.
9 2. Werkwijze Interview & Brainstorm met dertien direct betrokkenen, geselecteerd door de heer ing. J.M. Boone en de heer ing. S.P. Berrevoet: elf medewerkers van Rijkswaterstaat en twee medewerkers uit de aannemerij. Wie zij, geïnterviewd? Deskundigen Rijkswaterstaat van:
Functie:
Dienstkring St. Joost te Maasbracht
Plaatsvervangend Hoofd / Hoofd Technische Dienst
Directie Zuid-Holland te Rijswijk
Uitvoeringsleider
Dienstkring Rhoon
Hoofd Dienstkring
Dienstkring Friesland te Hurdegaryp
Hoofd Technisch Beheer
Dienstkring Planken Wambuis te Wolfheze
Kantonnier / toezichthouder
Rapport Inventansaue Opleldmgsbehoefte Velhg Werken hJkswaterstaat
me1 1996
7
Versloot
& Partners
Dienstkring Amsterdam te Laren
Verkeerscoördinator / assistentrayonopzichter
Dienstkring Auto Snelwegen Eindhoven
Arbofunctionaris
Dienstkring Auto Snelwegen Eindhoven
Rayonopzichter
Directie Noord-Holland
Assistent-projectleider
Afd. Uitvoering Werken
(TZU) te Haarlem Meetkundige Dienst te Delft
Hoofd Buitendienst
Bouwdienst Regionale afdeling N-W te Diemen
Hoofd Regionale afdeling N-W
Deskundigen uit de aannemerij van: VBW-Asfalt
Functionaris promotie / kwaliteit /
te Breukelen
marketing / opleiding Traffic Service Van Strien BV te Kerkdriel
Directeur
De geïnterviewde groep vormt een dwarsdoorsnede van Rijkswaterstaat en van organisaties waarmee Rijkswaterstaat veel samenwerkt. De geïnterviewden werken verdeeld over het hele land en in verschillende sectoren, in functies variërend van toezichthouder tot hoofd dienstkring. Alle geselecteerden hebben ervaring in het werken aan de weg. Procedure . Bij het samenstellen van de geïnterviewde groep zijn de eerste contacten gelegd door de heer ing. J.M. Boone en de heer ing. S.P. Berrevoet. .
Aan de contactpersonen medewerker
is zowel telefonisch als schriftelijk
gevraagd of zij een
van de dienst wilden selecteren en benaderen voor deelname aan
groepssessie en / of individueel interview. .
Versloot & Partners heeft met de geselecteerden afspraken gemaakt.
.
In de bevestigingsbrief
vanuit Versloot & Partners is het kader van de bijeenkomst
geschetst en zijn ter voorbereiding reeds de hoofd- en subvragen vermeld. De procedure verliep soepel. Zowel de contactpersonen als de geselecteerde medewerkers bleken op de hoogte van het onderwerp bij het eerste contact dat door Versloot & Partners werd gelegd. Alle geselecteerde medewerkers bleken bereid deel te nemen.
Rapport Inventansaue Opletdmgsbehoefte Veiltg Werken Rqkswaterstaat met 1996
s
Versloot & Partners Methode
Versloot & Partners is een groep bedrijfspsychologen
die zich bezighoudt
met het
vergroten van arbeidsrendement in organisaties. Het bureau heeft ervaring met onderzoek, advies en training op het gebied van gedrag in werksituaties. De specifiek voor dit traject ontwikkelde methode wordt hieronder beschreven. Daar zowel bureau Versloot & Partners als het onderwerp van gesprek relatief nieuw was voor medewerkers van Rijkswaterstaat, is gekozen voor de volgende opzet: . externe locatie: het kantoor van Versloot & Partners is voor de deelnemers een nieuwe omgeving, waarbij ze nog geen associaties of herinneringen hebben .
deelnemers worden niet alleen uitgenodigd voor interview, maar hen wordt ook de mogelijkheid geboden tot gedachtenwisseling met collega’s
.
voor de meeste deelnemers duurt het programma een hele dag. Enerzijds geeft dit aan dat aan het onderwerp belang wordt gehecht, anderzijds biedt het de mogelijkheid een opbouw aan te brengen in het programma: van situatiegericht naar persoonsgericht. a. individuele interviews b. lunch in groepje van drie collega’s c. brainstorm in groepje van drie collega’s
a.
Individuele interviews De geïnterviewde
is benaderd als deskundige op zijn werkgebied: zijn mening is
gevraagd, niet ter discussie gesteld of becommentarieerd. Gestructureerde communicatietechnieken bieden niet alleen een respectvolle manier van interviewen, maar ook optimale omstandigheden waarin een proces zich kan voltrekken. De opbouw van de vragen was als volgt: Na vragen over functie, werkervaring en werkgebied werden vragen gesteld over veiligheid in het algemeen, opleidingen en vervolgens behoefte aan gedragstraining “Veilig Werken van Wegwerkers”. Kortom: geleidelijk van omgevingsgericht naar gedragsgericht. b.
Lunch met collega’s: informele introductie of hernieuwde kennismaking
Rapport inventansaue Opleldmgsbehoefte Vethg Werken RIJkwaterstaat
met 1996
9
Versloot & Partners
C.
Brainstorm in groepje van drie Doel: het triggeren van zoveel mogelijk latent aanwezige ideeën. De opzet van de brainstorm was als volgt: 1. foto’s van werksituaties 2. vrije expressie 3. drie brainstormvragen 4. afsluitende schriftelijke vragen. Evenals bij de interviews is de opbouw van de brainstorm van omgevingsgericht naar gedragsgericht.
1.
De foto’s waren speciaal voor dit doel geselecteerd: visueel middel, herkenbaar, spreekt aan. We vroegen de deelnemers zoveel mogelijk zaken te noemen die in het kader van veiligheid voor verbetering vatbaar waren.
2.
Vervolgens werden de deelnemers uitgenodigd voor het onderdeel vrije expressie. De deelnemers werd gevraagd, een wervende illustratie te maken voor het affiche voor de training “Veilig Werken voor Wegwerkers”. Daar tekenen een heel andere activiteit is dan praten, schept het de ruimte voor gevoelens en ideeën die niet aan de oppervlakte liggen. Nabespreken met elkaar levert extra informatie op.
3.
Drie brainstormvragen.
Veel vragen geformuleerd,
na zorgvuldige
afweging drie
gekozen waarvan verwacht werd dat ze de meeste informatie opleverden: inhoud, sfeer en succescriteria 4.
Om een duidelijker beeld te krijgen van het belang dat gehecht wordt aan al hetgeen in het voorgaande is gezegd, is afgesloten met concrete, kwantitatieve vragen.
Literatuur in het kader van de gehanteerde methode: Hollander, J. en L. Derks, Essenties van NP, Servire, Katwijk 1996. Vrolijk, A., Gesprekstechniek, Bohn StafJeu Van Loghum, Houten 1991. Oomkes, F.R., Handboek voor gesprekstraining, Boom, Meppel 1976.
Rapport Inventarlsaue Opleldmgsbehoefte Vellig Werken Rijkswaterstaat
me1 1996
10
---
-s
Versloot & Partners 0 3. Vragen Hoofdvragen 1.
Bestaat er behoefte aan een gedragstraining “Veilig Werken voor Wegwerkers”?
2.
Indien behoefte bestaat, hoe ziet een dergelijke training er dan uit?
Subvragen . In hoeverre bestaat behoefte aan opleiding
met betrekking
tot veilig
gedrag,
aanvullend op of voorafgaand aan vakinhoudelijke opleidingen? .
Welke medewerkers van Rijkswaterstaat hebben behoefte aan een dergelijke training?
.
Bestaat binnen de aannemerij ook behoefte aan training? Voor welke (categorieën) medewerkers?
.
Hoe vaak moeten/kunnen trainingen worden herhaald?
.
Hoe zou een training er uit zou moeten zien?
.
Welke opleiding(-en), cursus(-sen), of training(-en) zijn u bekend?
.
Welke (bestaande) opleiding(-en), cursus(-sen), of training(-en) heeft u de afgelopen twee jaar gevolgd? Wat heeft u er van geleerd?
0 4. Planning maart 1996
Interviews en brainstomsessies Tussenrapportages Tussentijdse presentatie voorlopige bevindingen aan
26 maart 1996
deelnemers periodiek overleg HW-WXB
Presentatie voorlopige bevindingen aan klankbordgroep, te vormen uit vertegenwoordigers van enkele van de aan het onderzoek deelnemende diensten en/of bedrijven
16 april 1996
Presentatie concept-rapport aan de heer ing. J.M. Boone en aan de heer ing. S.P. Berrevoet
uiterlijk 15 mei 1996
Eindrapportage Rapport met bevindingen interviews en/of brainstormrondes
uiterlijk 1 juni 1996
Rapport Inventansaue Opletdmgsbehoefte Veilig Werken RiJkswaterstaat me1 1996
11
Versloot & Partners
111.
Resultaten
8 1. Interviews: Het proces Alleen datgene wat door meer dan één deelnemer is genoemd, wordt weergegeven. Individuele meningen zijn daardoor minder herkenbaar. De nadruk ligt op de grote lijn. Bij aanvang van het interview
reageerden de deelnemers zeer verschillend
op het
onderwerp “veiligheid”. Reacties varieerden van min of meer afhoudend, zoals “Het ligt aan het verkeer” en “Bij ons komen geen ongelukken voor”, tot zeer betrokken, zoals “Veiligheid vind ik van belang: ik heb al voorbereidende gesprekken gevoerd met collega’s” en “Ik heb al het een en ander op papier gezet ter voorbereiding”. Als factoren die van invloed zijn op veiligheid noemt men in eerste instantie de volgende
groepen: l
de omgeving / de werkplek
l
de weggebruiker
Ten aanzien van de omgeving / de werkplek noemt men veel factoren, waarbij men blijk geeft van veel kennis omtrent technische details: de richtlijnen Werk in Uitvoering,
de
voor- en nadelen van types afzettingen, de voor- en nadelen van barriers. Ook de weggebruiker wordt veel genoemd als oorzaak van gevaarlijke situaties: deze is in toenemende mate agressief en niet altijd geneigd zich te houden aan voorschriften. Hoewel er altijd nog wat te wensen overblijft, is men het er over eens dat de richtlijnen voor maatregelen bij Werk in Uitvoering vorig jaar zorgvuldig aangescherpt zijn, dat de voorlichting zorgvuldig is verlopen en dat hiermee veel verbeterd is. Het meest gevaarlijk vindt men de niet-normale situaties, het gedrag van de wegwerker dat “even tussendoor” plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld “even oversteken”. Gaandeweg het interview wordt steeds helderder, dat richtlijnen en maatregelen weliswaar zeer belangrijk zijn, maar slechts een deel van het verhaal vormen. De richtlijnen voor maatregelen bij Werk in Uitvoering op autosnelwegen van C.R.O.W. (november 1995) vindt men duidelijk, “maar hoe krijgen we de wegwerker zo ver dat hij Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte Veilig Werken Rijkswaterstaat
mei 1996
12
Versloot & Partners zich er ook aan houdt?” Als het er op aankomt, is het gedrag van de werknemer van belang: hoe beïnvloed je dat gedrag? Ondanks alle maatregelen heeft de wegwerker zelf een belangrijke verantwoordelijkheid.
Ter illustratie een citaat:
“Gedrag is binnen Rijkswaterstaat een “ondergeschoven kind”: Onze organisatie gaat er prat op om met techniek bezig te zijn”. Gaandeweg het proces wordt gedrag steeds meer een belangrijk “item” in de gesprekken. Onafhankelijk
van elkaar werden de geïnterviewden zich steeds meer bewust van het
belang van eigen gedrag in het kader van veiligheid. Via een gestructureerd proces komen geïnterviewden
tot eenzelfde conclusie: aan veiligheid zit niet alleen een rationele kant
(regels, procedures en richtlijnen), maar ook een irrationele kant (spanningen, onrust, etc.). Tot op heden was het beleid met name gericht op de rationele kant, en met succes. Men werd zich echter in toenemende mate bewust van het belang van de irrationele kant. Men werd steeds enthousiaster om hier iets aan te gaan doen. Over spanningen zegt men “We hebben het er niet zo over, maar het lééft wel!” Gesignaleerd gedrag dat van invloed is op de veiligheid is bijvoorbeeld: . machogedrag: onderling niet over angst of spanningen praten . brandweermannencultuur: er direct op af, direct oplossen en weinig oog voor beleid op de langere termijn .
een gezellige werksfeer, waardoor men het lastig vindt collega’s aan te spreken
.
een schroom om collega’s van een ander rayon aan te spreken op onveilige afzettingen
.
gebrek aan assertiviteit: een wegwerker spreekt zelden de leidinggevende aan op een onveilige afzetting
Tussen medewerkers van Rijkswaterstaat en medewerkers van de aannemerij bestaan geen grote verschillen in opvattingen over veiligheid, gedrag en de behoefte hier iets aan te doen. Tot slot twee
.
uitspraken dieillustratief zijnvoorhetproces:
Toen ik hier naar toe kwam dacht ik nog “Waar hebben jullie het over, jullie maken een probleem”, maar ik vind nu dat er zo snel mogelijk een training moet komen.
.
Toen je me belde zou ik het belang een 2 hebben gegeven, maar nu ik jullie rapport heb gelezen en hier ben geweest geef ik het een 8.
Geïnterviewden
geven aan dat de behoefte bestaat om hier iets aan te doen en dat een
gedragstraining hen een geschikt middel lijkt.
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte Vethg Werken Rqkswaterstaat me1 1996
13
Versloot & Partners Aansluitend hierop wordt hieronder een samenvatting gegeven van de huidige stand van zaken met betrekking tot opleidingen binnen Rijkswaterstaat.
0 2. Interviews: Opleiding Bij onderstaande vragen met betrekking tot opleiding gaat het om de mening en ervaring van de geïnterviewden. Daar zij vanuit hun recente herinnering spreken, beslaan genoemde antwoorden niet het volledige opleidingsaanbod binnen Rijkswaterstaat. 1.
Gewoonten met betrekking tot opleiding binnen Rijkswaterstaat
2.
Welke opleidingen volgt men?
3.
Wat zit er aan veiligheid in bestaande opleidingen?
4.
Met welke opleidingsinstituten werkt men?
1.
Gewoonten met betrekking tot opleiding binnen Rijkswaterstaat De gewoonten rondom opleidingen binnen Rijkswaterstaat volgt:
karakteriseert men als
Rijkswaterstaat hecht belang aan opleiding en ontwikkeling en stelt hiervoor
l
budget ter beschikking. l
De houding van de medewerkers ten opzichte van opleiding is wisselend: sommigen zijn enthousiast, anderen gaan wanneer cursussen verplicht worden. Stimulerend vindt men mogelijkheden tot uitwisseling en het deelnemen met de eigen groep.
2.
Welke opleidingen volgt men? VakonleidinPen zoals asfalt, riolering, beton, Weg & Werk, Weg & Werk Veilig Plus van ROVAE, scholingsdagen aannemer, kantonnierscursussen. Cursussen richtliinen en nrocedures, zoals omgaan met verkeerssignaleringssysteem, voorlichting
nieuwe richtlijnen,
bouwprocesbesluit,
voorlichting
milieu, voorlichting
bouwprocesbesluit,
over Rijkswaterstaat
als organisatie,
arbocursus Uniforme
Administratie Voorschriften. Vaardigheidscursussen, coördinator,
zoals EHBO, EHBO Bedrijfsbescherming,
kostprijsberekening,
cursus (Noord-Holland),
basiscursus arbo-
computercursussen (WP), aspiranthulpverleners-
managementcursussen.
Rapport Inventarlsatle Opleldmgsbehoefte Veiltg Werken Rqkswaterstaat me1 1996
14
Versloot & Partners 3.
Wat zit er aan veiligheid in bestaande opleidingen? In de volgende opleidingen kantonnierscursussen,
zit volgens de geïnterviewden
asfalt en riolering,
een deel veiligheid:
asprirant-hulpverlenerscursus,
EHBO
Bedrijfsbescherming. Meer aandacht voor de irrationele kant van veiligheid zou een waardevolle aanvulling zijn. 4.
Met welke opleidingsinstituten werkt men? De opleidingsinstituten ROVAE.
die het meest frequent worden genoemd zijn PBNA en
Over deze instituten is men tevens het meest enthousiast. Zij werken
regelmatig met docenten die tevens werkzaam zijn binnen Rijkswaterstaat. Ook worden Stichting Beroepsopleiding
Weg- en Waterbouw en het Nederlands
Instituut voor de Arbeidsomstandigheden (NIA) genoemd.
8 3. Opmerkelijke
punten uit de interviews
Men ervaart met betrekking tot veiligheid de volgende discrepanties: tussen weggebruiker en wegwerker. De weggebruiker houdt zich niet altijd aan de regels, terwijl aan de andere kant Rijkswaterstaat niet altijd even geloofwaardig
is:
niet altijd wordt zichtbaar gewerkt achter de afzetting. Rijkswaterstaat zou meer aan informatievoorziening tussen veiligheid
kunnen doen.
en betaalbaarheid:
men heeft het idee, dat beslist wordt om
goedkoper te werken door te bezuinigen op afzettingen. tussen veiligheid
en de omvang van het werk. Voortdurend wordt een afweging gemaakt tussen gemak en veiligheid: Waarom een hele afzetting (een heel “circus”) voor een klusje van een paar minuten? Men heeft het idee, dat een betere doorstroom van het verkeer beleidsmatig een hogere prioriteit heeft dan de veiligheid van de wegwerker:
“Verkeer gaat voor de
wegwerker”. Maatregelen die bedoeld zijn om veiligheid te bevorderen kunnen neveneffecten hebben die de situatie juist onveiliger maken: door grootte en opzienbarend uiterlijk trekken ze de aandacht, waardoor het verkeer ernaar toe trekt, hetgeen onveiligheid in de hand werkt.
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte Veilig Werken fiJkswaterstaat
me1 1996 -- -
15
Versloot & Partners Met betrekking tot
opvang naongeval zijn
de reacties zeer verschillend:
van “goed
geregeld” tot “helemaal niet geregeld”. Sommigen geven aan dat geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid
in contact te treden met een sociaal bemiddelaar. In het
algemeen is men van mening, dat hier in het verleden te weinig aandacht aan is besteed, maar dat de behoefte bestaat. Als voorbeeld
wordt het recent ontwikkelde
traumabestrijdingsprogramma
van de
Dienstkring Haarlem (zie bijlagen, Inhaken juli 1995, Profiel oktober 1995) genoemd. De uitgangspunten zijn goede voorlichting, stresspreventie, registratie van (bijna-)ongevallen en een praktijkgerichte,
effectieve opvang van mensen die bij een ongeluk betrokken zijn
geweest. De opzet maakt een doordachte en zorgvuldige
indruk. Daar het Haarlemse
initiatief al ver ontwikkeld is kan de aldaar opgedane ervaring ten goede komen aan andere regio’s en dienstkringen. Ongevallen zijn alleen bij de politie te achterhalen, voor zover deze daarbij betrokken is. Ongevallen
worden binnen Rijkswaterstaat
niet geregistreerd,
laat staan de bijna-
ongevallen, zodat de kans om van deze voorvallen te leren onbenut blijft. Een gegeven is dat de alertheid afneemt gedurende de werktijd en de werkweek, met name ‘s nachts tussen 2 en 4 uur. Op dat moment vindt men het rijgedrag ook het gevaarlijkst. Over
spanningen bijwegwerkers enthuisfront uit men zich verschillend:
Sommigen zeggen dat bij de wegwerkers sprake is van onderhuids levende spanningen, die vanwege de verhoogde aandacht van de politiek, de Arbeidsinspectie en Rijkswaterstaat nu meer naar buiten komt (ook een gespannen thuisfront). Anderen hebben de indruk dat het niet zo leeft. Maar dat kan ook zijn, voegt men toe, doordat men weinig geneigd is erover te praten. Medewerkers uit de aannemerij geven nadrukkelijk
aan dat wegwerkers een
steunin de
rug ervaren door de toename van aandacht voor veiligheid de afgelopen twee jaren. Het gevoel dat “er wat wordt gedaan” binnen de organisatie is voor hen belangrijk: dit kan fungeren als een stimulans om zelf weer alerter te worden. Meer stemmen gaan op voor complete een proef plaatsgevonden,
afzetting van een weg. Bij
die volgens geïnterviewden
“de ruit van Breda” heeft
gelukt is. Ook wordt vaker
overwogen meerdere werken per afzetgebied te plannen.
Rapport Inventarlsaue Opleldmgsbehoefte Veiltg Werken RlJkswaterstaat me1 1996
16
Versloot & Partners
5 4. Brainstorm In het interview ging het om het inventariseren van de behoefte aan training. Tijdens de brainstorm was die vraag naar de behoefte niet meer aan de orde. Centraal stond de vraag “Stel dat er een gedragstraining “Veilig Werken voor Wegwerkers” komt, hoe ziet die er dan uit?” Doel: het triggeren van zoveel mogelijk latent aanwezige ideeën. Tijdens het onderdeel “Vrije expressie”, waarin deelnemers gevraagd werd een wervende illustratie te maken voor het affiche voor de training “Veilig Werken voor Wegwerkers” maakte één van de deelnemers de hiernaast afgebeelde tekening: “Werk veilig, gebruik je hersenen”. Deze is gekozen vanwege de ontspannen houding van de afgebeelde persoon. Hieruit spreekt dat deze gemoedstoestand nu nog een utopie is, maar dat de wens leeft dat wegwerkers in de toekomst in een dergelijke gemoedstoestand kunnen werken. De samenvatting
van de antwoorden op de brainstormvragen
wordt hieronder kort
weergegeven. Een uitgebreidere versie is als bijlage opgenomen. Vraag 1. Wat dient in de training te worden behandeld? Antwoorden zijn achteraf ingedeeld in vier clusters: 1.
Voorlichting
2.
Gedrag
3.
Praktijkconfrontaties
4.
En als er dan toch wat gebeurd is?
Welke van deze onderdelen vindt men het meest belangrijk? Voorlichting
over richtlijnen
wordt door velen zeer belangrijk gevonden. Na discussie
vindt men gedrag de belangrijkste categorie: . elkaar aanspreken op onveilig gedrag . versterken van de assertiviteit: onder andere de werkgever
aanspreken op een
onveilige afzetting .
verantwoordelijkheid
.
effecten van eigen gedrag op anderen
.
omgaan met agressie van de weggebruiker
voor jezelf en voor anderen
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte Veihg Werken
hJkSWaterStaat
mei 1996
17
Versloot & Partners Vraag 2. Hoe merk je dat de training een succes is? Antwoorden zijn achteraf ingedeeld in drie clusters: 1.
Reacties tijdens en na de cursus: men heeft het erover!
2.
Metingen
3.
Acties t gedrag
Welk cluster vindt men het belangrijkst? Cluster 2. - Metingen is het meest belangrijk. Men noemt zowel objectieve als subjectieve maten. Het meest belangrijk vindt men de subjectieve maat: de wegwerker voelt zich persoonlijk veiliger in het werk. Wanneer men zich persoonlijk veiliger voelt, is men tevens zelfbewuster, assertiever en bewuster van eigen verantwoordelijkheid. Dit wordt geïllustreerd door de hiernaast afgebeelde tekening “Veilig? Dus veilig”: Links is een grote vrachtwagen te zien, een kleine barrier en een nog kleinere wegwerker: een illustratie van hoe nietig een wegwerker zich kan voelen in zijn werkgebied. In de situatie rechts is de zon gaan schijnen, de vrachtwagen is veel kleiner geworden, de barrier groter en de wegwerker is nog veel groter geworden: Hij is gegroeid, meer opgewassen tegen de omgeving. Cluster 1 is een belangrijke voorwaarde: Om goede resultaten te kunnen bereiken, dienen de reacties tijdens de cursus positief te zijn. Vraag 3. Welke sfeer dient een training uit te stralen? De meest genoemde, belangrijkste punten zijn: . geen benadering “van bovenaf’, maar een sfeer van gelijkwaardigheid . onderling uitwisselen van ervaringen en manieren van werken .
praktisch oefenen met herkenbare, gevaarlijke situaties
.
afwisseling
Randvoorwaarde:
verplichte deelname
Men is het erover eens dat de gedragstraining “Veilig Werken voor Wegwerkers” verplicht moet worden gesteld, zowel voor medewerkers van Rijkswaterstaat als voor medewerkers uit de aannemerij. Men beveelt aan de training onderdeel te maken van de certificering. Medewerkers van Rijkswaterstaat schatten in dat aannemers minder bereid zijn geld te
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte VellIg Werken Rijkswaterstaat
me1 1996
18
-------
Versloot & Partners steken in een training dan medewerkers van Rijkswaterstaat, omdat zij met meer verloop te maken hebben. Opvallend was, dat de deelnemers heel creatief waren, met veel ideeën kwamen (zie bijlage) en een duidelijk beeld voor ogen hadden van hoe een gedragstraining
“Veilig
werken voor Wegwerkers” er uit kan zien. Daarnaast had de brainstormbijeenkomst
positieve neveneffecten. Gedurende het verloop
werd men steeds enthousiaster over de training en de onderlinge uitwisseling van ideeën en ervaringen vond men leerzaam.
5 5. Afsluitende vragen Wilt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven in welke mate u de gestelde doelen van de training, zoals vermeld onder brainstormvraag 1, haalbaar acht ? . Gemiddeld 7,3 (Spreiding van 6 tot 8). Op welke termijn is de start van de training Veilig Werken wenselijk? . Overwegend zo spoedig mogelijk. Op welke termijn is de start van de training Veilig Werken haalbaar? . Belemmeringen ziet men vooral in de ontwikkeling, niet in implementatie
in de
organisatie: “Dan beginnen we toch gewoon...“. Wanneer men een schatting maakt, geeft men “dit jaar nog” aan. Uit hoeveel dagdelen dient de training Veilig Werken te bestaan? . Totaal twee dagdelen wordt veruit het meest genoemd. In welke frequentie dient training plaats te vinden? . Eén maal per jaar is het meest voorkomende antwoord. Op welke locatie? . Op (herkenbare) werkplek. Wilt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe belangrijk u het vindt dat er een training komt ? . Gemiddeld 8,9 (Spreiding van 7 tot 10).
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte Veihg Werken R1Jkswaterstaat me1 1996
19
Versloot & Partners
IV.
Conclusies
Het is de geïnterviewden
steeds duidelijker
geworden, dat aan veiligheid
zowel een
rationele (regels, procedures en richtlijnen) als een irrationele kant (spanningen, onrust) zit. De meeste aandacht, activiteiten en kennis binnen Rijkswaterstaat is gericht op de rationele kant van veiligheid. Een groeiende groep mensen vindt het van belang om ook de irrationele kant te belichten: zaken als onzekerheid, onrust en spanning. Wanneer daarvoor op een structurele manier ruimte wordt geboden, komen veel duidelijke ideeën naar voren over hoe een training “Veilig Werken voor Wegwerkers” er uit kan zien en neemt het enthousiasme van de betrokkenen toe.
Irrationeel:
’ \
- onrust - angst - spanning - ontkenning - “het leeft wel”
Y 7
1
\ 7
Rapport Inventarlsdtle Opleldmgsbehoefte VeIlq Werken Rqkswaterstaat me1 1996
1 \
20
& Partners
Versloot
Inhoudelijk
vindt men gedrag het meest belangrijk, naast voorlichting
praktijkconfrontaties
over richtlijnen,
en hoe te handelen als er tòch wat gebeurt. Met gedrag wordt
bedoeld: wat doe je tijdens het werk met betrekking tot je eigen veiligheid en die van collega’s. Qua sfeer is, naast ruimte voor uitwisseling van werkwijzen en afwisseling, een niveau van gelijkwaardigheid Het belangrijkste
tussen trainer en deelnemer het meest belangrijk.
doel van de training vindt men, naast objectieve
wegwerker zich persoonlijk veiliger voelt in het werk. Dit betekent
maten, dat de
nietdat er naar wordt
gestreefd dat de wegwerker zich niet meer bewust is van het gevaar, maar dat hij zich niet onveilig voelt. Onveilige gevoelens gaan gepaard met onrust en spanningen, zowel bij thuisfront als wegwerker. Dit brengt met zich mee dat men minder geconcentreerd en met minder plezier werkt. Wanneer men zich persoonlijk
veiliger voelt, is men tevens
zelfbewuster, assertiever en bewuster van eigen verantwoordelijkheid. Voor het belang van de training geeft men gemiddeld het cijfer 8,9. Men wenst dat de training zo spoedig mogelijk van start gaat en zowel door medewerkers van Rijkswaterstaat als door medewerkers uit de aannemerij verplicht wordt gevolgd. De reacties uit het periodiek overleg en de klankbordgroep versterkten de resultaten van de inventarisatie (zie hoofdstuk V): zo snel mogelijk van start gaan, beginnen met pilots. Aandacht voor de irrationele kant van veiligheid door middel van een training “Veilig Werken voor Wegwerkers” biedt nieuwe perspectieven en mogelijkheden om nòg veiliger te werken. Aangezien men behoefte heeft aan een gedragsmatige training “Veilig Werken voor Wegwerkers”,
men het belangrijk vindt, steeds enthousiaster is geworden en zo
spoedig mogelijk van start wil gaan, achten wij het van zeer groot belang dat op korte termijn wordt gestart met de ontwikkeling van een training. Men geeft aan te willen starten met pilotgroepen. Voorafgaand hieraan acht Versloot & Partners de volgende deelstappen in het kader van de ontwikkeling van de training in ieder geval van belang: 1.
Inventarisatie bestaande opleidingen specifiek gericht op de gedragsmatige aspecten van veiligheid (bijvoorbeeld Nederlandse Spoorwegen, Schiphol, DSM).
2.
Ontwikkelen van een globaal trainingsplan: - interview met wegwerkers (jargon, animo, specifieke wensen) -
introductie van trainers in de cultuur en de specifieke problematiek
-
inventarisatie middelen: beeldmateriaal, simulatiemateriaal.
3.
Inventarisatie van bestaand beeldmateriaal en selectie op bruikbaarheid.
4.
Pilots in september of oktober bij enkele dienstkringen die verschillen wat betreft verkeersintensiteit.
Rapport Inventansatle Oplerdmgsbehoefte Velhg Werken hjkswaterstaat
me1 1996
21
Versloot & Partners
V.
Reacties op de onderzoeksresultaten
51. Periodiek overleg HW-WXB De reacties op de presentatie van de onderzoeksresultaten tijdens het periodiek overleg HW-WXB
op 26 maart 1996 worden hieronder samengevat.
De bevinding dat de meeste aandacht, activiteiten en kennis binnen Rijkswaterstaat gericht is geweest op de rationele kant van veiligheid
vindt herkenning. De gepresenteerde
tekening (pagina 17), die de irrationele kant, het gevoel dat mensen in hun werk kunnen hebben illustreert,
maakte indruk. Het cijfer voor het belang (8,9) vond men hoog.
Enthousiaste reacties in de vorm van “Wanneer gaan we beginnen?”
92. Bijeenkomst klankbordgroep De bevindingen tijdens de bijeenkomst met de klankbordgroep, gevormd uit enkele van de aan het onderzoek deelnemende diensten en bedrijven op 16 april 1996 worden hieronder samengevat. De contactpersonen
zijn per brief benaderd om een medewerker te selecteren voor
deelname aan interview en/of brainstorm (zie Procedure, pagina 8). In dezelfde brief werd hen tevens gevraagd, deel te nemen aan een klankbordgroep met als doel het bespreken van het conceptrapport. Het animo bleek groot: het merendeel toonde zich in principe bereid. Uiteindelijk
waren acht mensen aanwezig: vertegenwoordigers van Dienstkring St. Joost
te Maasbracht (twee), Dienstkring Auto Snelwegen Eindhoven, Meetkundige Dienst te Eindhoven, Bouwdienst Regionale afdeling N-W te Diemen, VBW-Asfalt
te Breukelen,
AVV en Hoofddirectie. Drie van hen waren geïnterviewd in het kader van de inventarisatie. Programma van de bijeenkomst van de klankbordgroep: 14.00 -
14.15 uur
introductie
14.15 -
15.00 uur
reacties en opmerkingen naar aanleiding van conceptrapport
15.00 -
15.15 uur
pauze
15.15 -
15.35 uur
groepsgewijze gedachtenwisseling
15.35 -
16.30 uur
plenaire gedachtenwisseling
16.30 -
17.00 uur
evaluatie en afsluitende schriftelijke vragen
22
Versloot & Partners Reacties op het conceptrapport Men kon zich in het algemeen vinden in de lijn van het conceptrapport. Genoemde punten zijn verwerkt in het definitieve rapport. Groepsgewijze gedachtenwisseling Aan drie subgroepen werd de volgende vraag voorgelegd: Stel, u bent allen groepslid van de projectgroep die zich tot doel stelt om de training “Veilig
Werken voor Wegwerkers”
tot een succes te maken, Welke stappen zou u
ondernemen tot aan de eerste training? Denkt u bijvoorbeeld aan: a)
Tijdspad
b)
Inhoudelijk
c)
Contacten
Nadat de subgroepen zich een half uur teruggetrokken
hadden, werden hun ideeën
besproken. Een uitgebreide beschrijving van de antwoorden per groep zijn weergegeven in de bijlage. Ook al leggen de drie subgroepen verschillende accenten, ze zijn het eens over het volgende:
.
Doelgroepen bepalen en indien nodig specificeren opleidingsbehoefte per doelgroep
.
Inventarisatie bestaande opleidingen bij branches met vergelijkbare werkomstandigheden
.
Begin snel met pilots
.
Begin klein: pilots doen voor verschillende omstandigheden, regio’s en manieren van werken, verkeersintensiteit; verschillende accenten
Incidenteel genoemde opmerkelijke punten: . Training voor iedereen die - onder verkeer - met werkzaamheden aan of bij de weg bezig is (totaal +/- 7.500 man, van Provincie, Gemeente en Waterschappen) .
Gelegenheid tot spuien stimuleert betrokkenheid, men kan zijn verhaal kwijt
.
Follow-up: terugkoppeling vanuit pilots naar de organisatie en ontwikkeling training
.
Aandacht voor marketing en voorlichting
.
Middelen: video’s inventariseren of zelf maken.
Rapport Inventansatte Opieldmgsbehoefte Velhg Werken RlJkswaterstaat mei 1996
23
Versloot 81Partners
Afsluitende
vragen
Wilt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe belangrijk u het vindt dat er een training komt ? . 8,6. Wilt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven in welke mate u de gestelde doelen haalbaar acht ? . 7,6. Op welke termijn is de start van de training Veilig Werken wenselijk? . Overwegend zo spoedig mogelijk, uiterlijk begin ‘97. Op welke termijn is de start van de training Veilig Werken haalbaar? . Gemiddeld binnen een half jaar. Uit hoeveel dagdelen dient de training Veilig Werken te bestaan? . Overwegend uit twee dagdelen (spreiding één tot vier).
In welke frequentie dient training plaats te vinden? . Het vaakst wordt één maal per jaar genoemd. Tevens wenst men een “opfrisser”. Op welke lokatie? . Werksituatie, regionaal.
Conclusie De reacties uit het periodiek overleg en de klankbordgroep versterkten de resultaten van de inventarisatie.
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte Veilig Werken RiJkswaterstaat me1 1996
24
Versloot & Partners
Bijlage 1 1.
Samenvatting van antwoorden op de drie brainstormvragen
Vraag 1: Wat dient in de training te worden behandeld? Antwoorden zijn achteraf ingedeeld in vier clusters/categorieën: 1.
Voorlichting
2.
Gedrag
3.
Praktijkconfrontaties
4.
En als er dan tòch wat gebeurd is?
1.
Voorlichting . over richtlijnen en verkeersmaatregelen l
2.
over verantwoordelijkheden
leidinggevende en wegwerker
Gedrag l
houding weggebruiker en omgaan met agressie
l
houding wegwerker en anticiperen op het te verwachten gedrag weggebruiker
.
eigen verantwoordelijkheid
/ assertiviteit
- hoe elkaar aanspreken op onveilig gedrag - hoe de leidinggevende aan te spreken op een onveilig afzetgebied - verantwoordelijkheid .
voor jezelf en anderen
sturen / beïnvloeding / sociale vaardigheden - hoe weggebruiker beïnvloeden - sociaal gedrag
3.
Praktij kconfrontaties l
praktijkgevallen aan de hand van video’s en foto’s: - confronterende video’s - bloopers
.
gevaarlijke situaties
.
effecten van eigen gedrag op weggebruikers en collega’s
.
oefenen met behulp van een maquette: wat doe je in welke situatie?
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte Veilig Werken Rijkswaterstaat
met 1996
25
Versloot
4.
&
Partners
En als er dan tòch wat gebeurd is? l
hoe te handelen bij ongevallen
.
openheid betreffende bijna-ongelukken
.
opvang na meemaken ongeval om trauma’s te voorkomen
Van deze clusters vindt men gedrag de belangrijkste.
Vraag 2. Hoe merk je dat de training een succes is? Antwoorden zijn achteraf ingedeeld in drie clusters: 1.
Reacties tijdens en na de training
2.
Metingen
3.
Acties / gedrag
1.
Reacties tijdens en na de training: Men heeft het erover!
2.
Metingen: Objectieve maten relateren aan nulmeting, zoals:
l
- kwaliteit afzettingen - aantal ongevallen - aantal schades - aantal claims van weggebruikers - minder sancties / commentaar van Rijkswaterstaat op slechte afzettingen - minder klachten van weggebruikers
l
Subjectieve maten, zoals: De wegwerker voelt zich persoonlijk veiliger in het werk, en dus: - zelfbewuster - meer zelfverzekerd - assertiever - en bewuster van eigen verantwoordelijkheid
3.
Acties / gedrag - afhandeling van de ongevallen - terugkoppeling bijzondere voorvallen
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte Veilig Werken Rijkswaterstaat
mei 1996
26
Versloot & Partners - mondiger optreden naar leidinggevenden (hen wijzen op verantwoordelijkheden) - meer duidelijkheid naar de weggebruiker: komt veiliger over Het belangrijkst veiliger
vindt men de subjectieve maat: de wegwerker voelt zich persoonlijk
in het werk. Wanneer men zich persoonlijk
veiliger voelt, is men tevens
zelfbewuster, assertiever en bewuster van eigen verantwoordelijkheid.
Vraag 3. Welke sfeer dient een training uit te stralen? Antwoorden zijn achteraf ingedeeld in vijf clusters: 1.
Organisatie / opzet
2.
Ambiance
3.
Trainer
4.
Groepssamenstelling
5.
Voor wie?
1.
Organisatie / opzet
2.
.
ruimte voor discussie onderling: uitwisseling van werkwijzen
.
smeuïg
.
veel laten zien
.
afwisseling
.
kort en krachtig: 10 minuten per onderwerp
. .
goede kwaliteit middelen goed verzorgd materiaal
.
de groep er vanaf het begin bij betrekken
.
onderlinge competitie: een veiligheidsprijs?
.
toeters en bellen, anders valt men in slaap
Ambiance l
gelijkwaardigheid! - hun onderwerpen / problemen staan centraal, niet die van Rijkswaterstaat - acceptabel, begrijpelijk - geen aanwezigheid van leidinggevenden - gevoel van eigenwaarde niet ondermijnen
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte Veth,o Werken Rqkswaterstaat mei 1996
27
Versloot & Partners
3.
.
informeel
l
leuk / lachen en niet te droog
.
“uitje” met de ploeg
Trainer . ter zake kundig: bevordert acceptatie . zowel man als vrouw .
4.
afwisseling in trainers
Groepssamenstelling l
de eigen groep of mensen uit verschillende regio’s
.
niet te massaal: 15 cursisten wordt veruit als ideaal genoemd. Velen noemen 20 het maximum.
5.
Voor wie? In ieder geval zowel voor wegwerkers als voor leidinggevenden,
in verschillende
groepen
Rapport lnventarlsatle Opleldmgsbehoefte VellIg Werken RlJkswaterstaat me1 1996
28
Versloot & Partners
Bijlage 2 Resultaten van de groepsgewijze gedachtenwisseling tijdens bijeenkomst klankbordgroep naar aanleiding van het concept-rapport, 16 april 1996. Vraag: Stel, u bent allen groepslid van de projectgroep die zich tot doel stelt om de training “Veilig Werken voor Wegwerkers” tot een succes te maken. Welke stappen zou u ondernemen tot aan de eerste training? Denkt u bijvoorbeeld aan: a)
Tijdspad
b)
Inhoudelijk
c)
Contacten
Subgroep 1 . Doelgroep
vaststellen
.
Specificeren opleidingsbehoefte per doelgroep
.
Inventarisatie bestaande opleidingen en procedures (bijv. N.S., D.S.M.)
.
Beslismoment: wie doet wat? Afstemmen opdrachtgever, rijk, aannemer, C.R.O.W.
.
Ontwikkelen
nieuwe opleiding of aanvullen bestaande opleiding. Proefdraaien bij
betrokkenen en aanpassen .
Inhoud: praktijkervaringen
meenemen in de cursus. Voorbeelden
spreken tot de
verbeelding .
Organisaties bewegen om bewust om te gaan met veiligheid, richtlijnen, etc.
Subgroep 2 Voor wie? Voor iedereen die - onder verkeer - met werkzaamheden aan of bij de weg bezig is (totaal +/- 7.500 man, van Provincie, Gemeente en Waterschappen) Tijdspad . Ieder jaar een bijeenkomst . Eerste keer: start iedereen. 500 sessies . Tweede keer: opfrisser en gedeeltelijk nieuw. Uitwaaierend effect . Tijdens het eerste kwartaal
Rapport Inventansatle Opletdmgsbehoefte VeIltg Werken Rqkswaterstaat me1 1996
29
Versloot & Partners Inhoudelijk Competente trainers: -
ter zake kundig
-
kennen doelgroep
Men moet zich kunnen herkennen in de trainer Inventariseren onveilige situaties: gelegenheid tot spuien stimuleert betrokkenheid, men kan zijn verhaal kwijt Inventariseren en uitwisselen van eigen oplossingen Aanbieden “standaard” oplossing (door trainer). Inddien geen oplossing wordt bedacht, gaat het punt naar de follow-up Follow-up Via mailings, etc. krijgt de organisatie signalen uit de training en zoekt mogelijkheden bedrijfsmatig te reageren op gesignaleerde problemen: hoe hiermee verder? Middel: video’s inventariseren of zelf maken
Subgroep drie Motivatie ten aanzien van de cursus (voor wie moet het?), probleemstelling
in kaart
brengen Nodig / nuttig / aangenaam Doelgroepen bepalen (diverse participanten) Marketing:
in voortraject
samenwerking
met andere instituten om draagvlak te
creëren: A.N.W.B., K.L.P.D., V.V.N. (Veilig Verkeer Nederland) Tijd / budget Marktinventarisatie Eenduidige aansluiting op/aan C.R.O.W. 96A (richtlijnen) Cursusmateriaal
Rapport Inventansatle Opleldmgsbehoefte Vellig Werken Rijkswaterstaat me1 1996
30
Versloot & Partners
Bijlage 3
Informatie: Directie Noord-Holland,
Communicatie, tel. 023 - 5301489
Rapport Inventarisatie Opleldmgsbehoefte Veihg Werken Rijkswaterstaat
me1 1996
31
Bijlage 3
traumabestrijding:
Nieuwe ,,lJr.a”“nllllllCI,
*a,,‘lra,llo
vrranJrn
‘IC ntcnr
geen zalvende taal, maar effectieve
rnm<,ncrt,
71, I~
IJC WIU~SIIC rwcJ<
I~,~II~II~. u~,crnt~rc
prm,~wl
s.cz~n
Rraiehu,~vaders
vcrnwlnvc~~
ils cc” Lint
g”mc”
mc, hbk,csofmakcn
IIICI .,i,,
r~rknnrc
,I~cdraa,J
1,~
oo,, IICC
plr.rr~ct,
tc V,~,“CII
I” Je file
tlrr
I(CCAII IW
W cprrrkcrr
krjkrn
cral
Img
niet
brr~r,,h
hun
hwdcn
uorJr”gcrcJcn
J,c I,,rrJonrnn~rtrar.
Om
miirrr~n
Je slrcv
15 np m~I~.twfv.n
cc,, ““CLIUL
op
k,,,nr vrrncrkcn
IC
IIP, r,pcnJccl
cr\rr,nprr, vt,,
de Dacnstkrmg
het
In de ,v ,kt,,k T:,u,I,-IIuchc
hunnen
,ich
u,J ntwapclen
n, vcrlonp
~crw/l
,“~r
tr~um~hrrtr~tJ~ng~pr”grammrr~n
I,cJr~tfrl~~~al~ch~ppclItk
startgcgaan
mcdcwcrkcr.
en Tnon
Uwn
Il,,rlcm.
o.cr
slra~
5) r~rma~~
Ccrbramlr.
CII cffeclwc
I11~rlcn,
,,,,t
dc pl,lwwn~ pc”lllidcld w,ilml k
r Iwrv:ùr,, h, ,\< ,rr
;nnn
crl
s.,krc.
I:I rhra,,,t<
Icdcrcc,,
rn,,lc,,
Fc;d o+d
Jmr
TI, I,,,
I,,CII~CIIICII
>,c *rk\.c,kcn
izn
pd\.Igrn
3,’ , n yl 111% o,‘*c”‘,,ct
mi,
,,,”
NlCl<
rrluutdrr IC”
Wl,ll
dc p+~gcn
TILC xcowJc
n,nnrn
olgc,,<
heeft
nch
IC tn3,,,,>,,t,, .l.lr I,nb
18z.ctcnc”
Iranc
b.3” ‘IC mr~cnomcn
pwv~w,
nf ,n~“c!ct,
,,J\cr
I, ,k FC’“IF<”
“CII~V
11. II
bl,,
rawder
“IC, .~Ilcrn ns,cn’~.
zelf
le qn
onk
kunnen
I~Ju”,~
ita*
ior~~* cLIa Ir7ur111
w do t-ra*
I, crn I>h,“e”d np@cn
zninscn
Jw hl, cc” ongeluk TI,” gnwe
gp~ rwedc
wter
Han<
UI, ‘Her
Pcr,t
f~wrcn
nocm~n’
w~gchrwkcr ,\d,ttl
.
vcrlws
hcrbclccft.’
Irgr
II> trmrqe
rngt.
rn drprcsrw,tr,r ,xr~ll~rr Je mcnscn
Lat
crn,ngr
;rt .IlC”
co~mnuadxht
n.tuurb;k
Cn
ndg los.
Joel
om hrt
voor
tc bereldrn
lIJdC prKmw rlndl
bq
plaats
over
,n.l*r
ongcr~l
mcdcwcrker~ horen
YC
In, wclkc
bctrukkcn
brcn-
Als Ctrnt
lordrns
mr~nde”
c”nctuJccr~
vcrloorr.
wrk,
vm+w~ don,
Codrchrlx.dc
INH&”
juli
1995
men,rn
wordc~~
en grld
cn
op
rthf Yuw.IclI:cn ,rkcr
m
Anncn,~r,e tln,s
IC hi” JK dc
hr&,,h
,,rcun,wrng
Fr”
hJI
r~cktcrcrzurm.
IYI nrew
I< natuurl,,k
wrkncnwrr
gcm
l(‘cn
her
rllllrg
dat
gmril,,Le
rchadeondcnmdrn
voorqxd~g
JlC
nu I,
on, CII, lnd r,”
In dc *word<”
dcorganj<,loe
bclan~n~krr
“TI
rnqc uccr
I” dccnnrn,wc
GrrbrrnJs
“21, ,,I,,cIc”
Fn dat brlckcnt
mulder
Jar hel vcr-
Informatie: Directie Noord-Holland, Communicatie, tel. 023 - 5301489
Iluvwr
gncdr
trauma
bcJryf~~rts.of
op II@C,I
de wcrknemcr<
ncn,cn
mgcb~aLt
,v<~cc~~, ,nor,
rogcren
Ir~un~rlwr,,J,,~g
hit de perron”
naar
kunnen
m~“agrmrnrrc,l”
na twee
nwr
f’cr,ri.rnrdr,,LLc,,
her n~euwc
vwgrs~cld
IC allen
cn Jacper
fbqna-
md,cn
een
rrrkncmrrr
wel IC krl,gc”,
op her rcrwerk,ngproccr
werkmp~proccs
n~euwc,v
wordt
Ja
Ccrbrandr
vervolppc<,-rek
dal ~rccdegc~prck
kwcsrrc
hun.
thuafront
ontw~kkelcnd
ra”
YJ~ de 1°F \rn
cn cvcnluclrs~mpmmcn
rngcgaan
IC bcgclrtdrn
Indoen
dr rc KIBC op het
wken
*“rdl
nragcsch~kcIJ
Ccrhnnd%cn
maakt
PI1 cen ofwcc
71,” gcwcrr.
IS doe menw,,
de
op mogclllke
crcc~,
cen nch
ha tt.ec
nier
I-JII hrcfl
dlgcn
13 nu om kaart
y swmarlrch ‘Ilcl
mw
andere
I,~CII
IC rrrgcrrn.
hcgrl,Pt
gaat lq
toch cm klap
rod,t
kan ar”
onder
ta~rlrm .Ilccn
CI, -11 er
I” CC” gc<prrk
kww
nod.g
ICwhcnkcn ~1111 vz”
ntcnxr,
I” k<\crlx
cnarqcn
Signalen dc
wa! cr
omgaa.
,~rc>‘rex,re,
nut
\a,, bar
m.~ar bef Joel
tlcf
IMY~I.
wel I” de wr,,dclgqxn.
)ongc\alh
her
“IC, n,cpr
dw
ro
FC” wclkr
~l~prlooshr,J.
van
wccl
gebcurl
~c~n.rnd JE hem
Ccrbrandr
‘Van
n,n
nodig
rn nlgcmcrn
Gcrnl
w~vcrkcrr
Indwn
traum~prvtlwloop
CDI~I~FI mo
op
perronn
cn ernst~gc
Van dc ~rn
kan r,ch “la”,.
bcrcrichol
cc” L!rr
krqgcn
bcln>Lhc”c
Pclzr
hoofd
~3” dc wegwer
onmtdJc%tk
rn Jc
II,II;I”,CW~SIO~I
dc oPw,g
kwrtsb.xhc,d.
van ~nrrrerw.
nach!nwrrws
grb‘unlc
cr-arm
on schuldgcnxlcns. ra”
d.11
kus.
“1”
‘Het
rcgt Toon
D,c”
op n cp .~llrn~aal
op’anp
~771 rle iJacnr[rrang dal
zorgt
<,rcs<-
ongr\a1
ImJcnr.
vcr!rou~vcn~n~an
cnrcnPr,k~~rk.
vrn”“ndlnycll~,
Gcrnt
Techmxbe
\111 (h1,1,1-)
Crlcclle~c
cl, Hnnr Prr,,
nat CCII crnr,,g
nccmr
nwírurr-
trdhrn
rlch
,,,,ricn.
cn ervoor
Ildc dramaruche
gcwclcnr
re het CZ”
11,” ‘7”>27
ovgclukkcl!
bgbcdcn
Jcnpt.crvl~kw”tcn
al5 volgl
ZIIU J,,rbnt
me, ~~rmwrhefing
Ict<
It,k ,,,,.,an
hl,,
rrg,
puurgcluk.’
sant.
het goor-
bl,
IUSJCI, bi~krchxtc
lx, mlgclvkkcn
Toon Crrlrnd,
h,cfi
vn”rl,chrmg.
pcrlchlc.
bl~twnJgces~el,,k
tc hctu
cc” gnnl
n,lwclJ
,” ,lr~cmw,JrlJr
gcpr,
~~ulc
pvc’c”lle
I,.I,“.
bl@
“CYI
Gray,c
*mrvalII
g’““‘C
II~.,rl~m
kcrr l’~I~,upyw”~cn rin
,131
kqcn
l)~?rvn,
Ibc~rr,,,l,npnr~Jcr bl,
Jc m&*crkcrr
ais cewrn
,,.l,,,,,,
cn ccn hnpc
Ic~scl
o~cn,la,llJ
cr rllq
werd
m”geh,k ba,,
IC k>m,vn
pLnc”rin
Plcnrcn ver
rkr ,,w
.ccslcb,k
Drn~.L,mg touw
“C t,nn,ir<
11
tl~rrdnor
gr-
WC 1x1 nu;
Jat dcgtcwl,,kr
\n”r
. IIC~,,~,
I, ,,ng
t fucu cl cr tr,~
111cr over
g”cd
tncr CLII !TIU.,,,
mcrccn
“I> dr rrnr
dIC1
s!ccJr
Ri,i<
UII huui bandc”
IC Iqw
vaak
vc IICC
18. \r,‘$<,J..~w ~r,ly~tcrJ
IC
JA1 dc
Ik11 nu
nrin~rn
,, .~:slu.‘.
kort
worJt
u ,.xrnP crnp
k,,krn of- dll
gucde”
R,,kwarcrm
Yrul
PP
“mg
“>”
qvckcn
hel ,<,ing
cc”
r,.cLclorc
wr,cwcrkcr< “ICC,
xc1 JuoJebtk
CC” “111
IC” UI, 2: I, onghn~le,,
km
wwr
R,jL,~..lc,
~allorc(b,tn
“Wl
anrdru
hrrnprn
,111 n,. cc,, mrlwCccll
FI, d I” Iwhhcn
inc,
WIIIC nn
nu hrt ~<Jpcn*lc
Op PCP J~“IU!
I drrcn
nnk
R,,L
1.1II ?:rcm
.Irrcc,lr<
n,r,
n,cr ,,,,,oL
Ir*rprrkrr<\~n
~r\d
k 11,
I,rr,“wnn
II hrt hrcl
OS>Kdc ~,,rJcw~rLrrr
IC,1 ,
I,,, yrr<~wlt,hr
dc wcrknam-
opvang
al 11, Jr Jms~krq
IIIc~~ w Illak,”
*
brgclctdmg
Je., >r
heden
rrallnlB
het
~rlhYl”t
IIw,r
Crz,cn mofd
,,,cc-
Jcs IC FC”dhd,JkC7,1
hl,,ùt ~,liJcrwmc,ru,r
m,<\cr
a”l.,l wikt.
ongrlukkcn
V bar WC” ,c
,
J I! bIlC \ 7Lcr,c ,nh.,~l,nr,,o
XLC,
Ac keer “13
rirh Leer \rawdt
scbcl<tpar~,,c,>.
opvang
v.a” l114n werk ra”
Tian
‘t~nnrg>n,u,,cdw
sortr hur km,> \oor
“,c”sc,, dc ncur
znrg,. waard
1s
>,-- --_-‘, ii
..
. .-
-.... ._-
-
..( .<
;-5-;.. .
:
Dienstkring
Haarlem neemt voortouw
bij effectieve opvang wegwerk&
.
--
.
Werken aan de weg is niet zonder nsico’s en brengt daarom spanning met zich mee. Niet alleen lopen de wegwerkers zelf gevaar, vaak zijn ze er ook als eerste bij als anderen een ongeluk hebben gehad. Zulke taumatische ervaringen stapelen zich in de loop der jaren op, terwijl het mcassenngsvennogen afneemt. BI] sommige wegwerkers kan dit tot blijvend geestelijk letsel lelden. Op initiatief van de dienstkrmg Haarlem IS daarom een traumabestrljdingsprogrammavan
start
gegaan. Een gesprek over stress en effectieve opvang.
W
erken .xan de weg 1sgevaarhik Alleen al m de dienstknng Haarlem zun germddeidnjiuen
pqlwagens
per ;aar berrokken bu zware ongelukken. En dan hcoben we her nog met over de talloze bunaongelukken; wegwerkers lujken er allang met meer van op als de emmers bu wqze van spreken uit hun handen worden gereden. Soms md:rdaad per ongeluk, maar met zelden ook bij wllze van ‘grap*
Gerrit Jordens
Hans Petit
Tot voor kort werd er nauwelijks over gesproken, maar de geestelijke belastmg voor de mede-
een goede voorlichtmg, stresspreventle, reglstra-
ernstig ongeval m de Schlpholtunnel. Het :oen-
werkers van Rilkswaterstaat wordt daardoor
tle van (bnna-)ongelukken
mahge hoofd van de dienstkrmg Haarlem vroeg
steeds zwaarder ‘Ze lopen met alleen zelf steeds
nchte, effectieve opvang van mensen die bij een
Pent om er aandacht aan te besteden. Peut
*er rlslco, vaak zqn ze ook als eerste ter plekke
en een praktrlkge-
ongeval betrokken zlln geweest. Gemt Jordens,
schreefvervolgens een nota waann de problema-
om hulp te verlenen als er een ongeluk IS
hoofd Technische Dienst en algemeen verrrou-
nek wordt uitgelegd. ‘Een psychotrauma ISeen
gebeurd’. vertelt Hans Pet& bednlfsmaatschao-
wensman van de medewerkers, ISdaar nauw bl1
geeste!lrke verwondmg dlc ontstaat doordat een
pchlk werker bl) Rv S Xoord-Hotland.
betrokken. ‘Deze mannen werken m de anom-
mens door een ramp. zo ISgetroffen dat hu
‘Deern-
stage gevallen Iaren de mensen vaak met meer
mitelt. Ze werken m wsselende ploegen. meebral mnerlnk geheel 01 gedeeltehrk m machteloze
los Je went er ook niet aan. Het ISeen mlsver-
met vreemde mensen. Neem nu een ongeluk.
woede ISvast bhlven zitten. Zonder dat hl1 her
stand om te denke.1 dat re een ongeluk mticiil-
Yadat alles 1sgeregeld en de slachtoffers zijn
ervaren van dat rJmpzahge gebeuren heelt kun-
kcr kunt verwerken, naarmare !e er meer hebt
weggebracht. blIJti de RW-er alleen achter HIJ
nen verwerken. Her manIfesteert zich m schuld-
meegemaakt, In de praktqk blqkt het tegendeei.
heeft memand om zl)n ervarmg mee te delen Bu gevoelens, angst, gevoelens van kwetsbaarheld.
Traumarlsche ervarmgen kunnen zich opstape-
de polme en de brandweer zn je meen perma-
len, renal het mcassermgsvermogen afneemt ’ &+tr,,d,ng
verlies van Interesse. slapeloosheld. nachtmcr-
nent team. BIJ ons heb Jeeenlingen. Van hen
ries en depressivlrex ’
wordt verwacht dat ze handelend optreden;
De nota leldde mderdsad tot een vorm van hulp-
om,rsnders zlm minder behulpzaam Pas nJdx
vcrlenmg ‘\Laar dat gebeurde op ‘toevalhgc’
ze gehandeld hebben. gaan ze nadenken ’
basis’. aidus lordens ‘US Ik m de wandelgangen
genomen btl het opzetten van een traumabestxi-
Het idee voor traumabestrqdmg onder wepver-
over een onge!uk hoorde en ws[ WC van onze
alngsprognmma
kers ontstond m 1992, naar aanleiding kan een
mcdc:+e:t;ers er511betrokken waren, zocht uk
De dxnstkrmg
6
Haarlem heeft het voortouib C’ltgxngspunren xn daarbil
26 oktober 1995
len op .\[aar er was te wemlg aandacht voor
Petrt en Jordens: ‘We wdlen naar de Ideale situatie dat emotioneel reageren normaal wordt.’
lazorg Er moest structureel aandacht komen.’
Tegenwoordig worden aile ongelukken,
hoe de sltuatle thms IS.Sommigen praten er
laten. Zodat duldehjk wordt dat Iedereen kan
thuis over en hebben daaraan genoeg. Maar
schnkken en datJeJe tot Iemand kunt wenden.
gaaroll RWS-medewerkers betrokken zijn,
soms IShet nodig het thulsfronc te waarschuwen
als le ergens mee zit. We tien
emeld bu de Controlekamer. Jordens neemt
voor stressreactles. .tis Ik er met uKkom, vemls
de mensen laag houden.’
Ler notie van en neemt contact op met de
& de medewerker door naar een deskundige.
Om de traumabesqdmg
errokken persoon. Hij voert een ortenterend
Soms komt een traumapsvcholoog aan te pas.’
ter te geven, moeten er mensen en mlddelen
esprek vlak na het ongeval. Daarna nnden ver-
De gesprekken vmden allemaal plaats op vqwd-
vrngemaakt worden. Er zal een cotmmssle wor-
olggesprekken plaats. Peut ‘Je moet letten op
hge basis. zegt Jordens. ‘We dwmgen memand
den samengesteld die de traumabestniding bege-
earag~erandermg. Dlegene die dat ais eerste
om naar een arts te gaan. Maar als Iemand pro-
leidt. Jordens en Peut gaan zich ook berader.
p de werkvloer kan merken, ISde dtrecte chef
blemen heeft, zal hl) met wetgeren. Tot nu toe
over een rampenplan dat bq ongelukken uit de
1 de medewerker. Daarom heeft die als taak
wordt ons werk op prqs gesteld ’ Pent. ‘We ml-
m stgnalerend op te treden. Gernt ISvervolgens et aanspreckpunt. omdat hl1 de vertrouwens-
len naar de Ideale sltuatle dat het emotioneel
kast kan worden getrokken. ‘Traumabestnidmg past bmnen her arbo-beleid. Ook als wl~ hier met
reageren om bepaaldedlr
meer werken. moet de opvang doorgaan ’
ian 15’
Machogedrag komt nog vaak voor onder de
normaal wordt
lrdens vult aan. ‘Ik kan goed mschatten of er
mannen op de weg, maar Iedereen ISmens We
.Lfer dank dan Inhuren.
ts aan de hand IS Je moet zo Iemand op het
hebben besloten om een ndeofilm te maken,
Noord-Holland
lIste moment aanspreken. Ik Informeer ook
waarm we mensen utt het veld aan het woord
de drempel voor
een structureel karak-
personeelsblad
tan R r\‘S