Almere, Amersfoort, Amsterdam, Assen, Borger-Odoorn, Delft, Dordrecht, Eindhoven, Enschede, Gaasterlân-Sleat, Gorinchem, Groningen, Harlingen, Hengelo, 's-Hertogenbosch, Hof van Twente, Lelystad, Middelburg/ Vlissingen, Nijmegen, Oss, Sluis/Hulst/Terneuzen, Zaanstad, Zoetermeer
Verslag werkbijeenkomst Nijmegen 7 oktober 2011 Deel I Opening door wethouder Beerten in het voorzieningenhart De Ster. Hoe ver is Nijmegen eigenlijk met de realisatie van Integrale Kindcentra? Alle basisscholen in Nijmegen verbreden op termijn hun aanbod en ontwikkelen zich tot scholen waar behalve onderwijs ook voor-, tussen- en naschoolse opvang wordt geboden. Uiteindelijk is het de bedoeling dat deze scholen onder 1 regie gaan samenwerken. Wethouder Beerten benadrukt dat het om de ontwikkeling van het kind gaat. De wethouder is voortdurend op zoek naar manieren om die ontwikkeling te (blijven) stimuleren. Als het Integraal Kindcentrum, waar een sluitend aanbod van zorg, opvang en onderwijs centraal staat, de kansen van kinderen optimaal kan ondersteunen, is hij voorstander van deze centra! Maar het moet geen blauwdruk worden. Afhankelijk van de mogelijkheden per wijk, locatie en behoefte zoekt hij naar een passende oplossing, dit pleit dus per definitie voor diversiteit. Er zijn verschillende uitgangssituaties: sommige voorschoolse voorzieningen zijn in hetzelfde gebouw of dicht bij een school gehuisvest, andere voorschoolse voorzieningen niet. Deze diversiteit in aanbod is belangrijk en wil gemeente Nijmegen behouden om ouders hierin keuzevrijheid te kunnen bieden. Het is in Nijmegen een interactief proces en de inhoudelijke betrokkenheid van alle partners is groot. Dit betekent ook dat de politieke keuzes in een wisselwerking met belanghebbenden worden gemaakt en dat beleid dus niet eenzijdig wordt ontwikkeld. De gemeente is één van de spelers in een netwerk, waarbij sprake is van gedeelde verantwoordelijk. Tot de kernpartners behoren ouders, aanbieders van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, schoolbesturen en de gemeenteraad. De afgelopen tijd is er bijvoorbeeld vanuit gemeente veel geïnvesteerd in ouderbetrokkenheid in dit proces. De gemeente wil graag de behoeftes van ouders beter in beeld brengen en daarop goed anticiperen. Nijmegen heeft een klankbordgroep voor de ouders opgericht. En recent heeft men een digitale vragenlijst voor ouders uitgezet. Binnen één week waren er 90 reacties van ouders. Ouders blijken vooral behoefte te hebben aan diversiteit, keuzemogelijkheden. De wethouder ziet ook dat de bezuinigingen op de kinderopvang gevolgen hebben voor de behoefte aan kinderopvang. Wethouder Beerten ziet voor zichzelf vooral een verbindende rol voor de gemeente, het bij elkaar brengen van zowel commerciële als niet-commerciële partijen. Hij verbindt ook intern verschillende gemeentelijke beleidsterreinen aan elkaar, onder andere bestaat er nauwe samenwerking met de portefeuille van zijn collega wethouder Bert Frings. De start vindt hoe dan ook plaats bij het onderwijs- en jeugdbeleid. Uit de zaal wordt gevraagd of doorcentralisatie van OHV een voor- of nadeel is geweest voor dit proces in Nijmegen. Beerten benadrukt dat er een afhankelijkheidsrelatie is rondom dit thema. Nijmegen ziet de doordecentralisatie niet als een nadeel. De gemeente heeft goede relaties met de schoolbesturen. Voor schoolbesturen is de nieuwe taak lastiger gelet op het ontbreken van voldoende expertise.. En financieel ligt het risico nu bij de schoolbesturen. . Beerten heeft niet het idee dat de doordecentralisatie het in de praktijk veel uitmaakt. Veel hangt af van de relatie tussen gemeente en scholen. De autonome keuzes van de scholen kunnen de realisatie van IKC’s echter wel
bemoeilijken. De Europese aanbestedingsregels maken het daarnaast lastig om de samenwerking met de kinderopvang tot stand te brengen. Op de vraag of de gemeente financieel heeft bijgedragen om de BSO te realiseren zegt Beerten daar inderdaad de middelen voor vrij gemaakt te hebben. De gemeente betaalt ook de coördinatie van brede scholen. De scholen met gewichtenkinderen krijgen hierbij prioriteit. Vanaf 2013 wil de gemeente Nijmegen een nieuw beleidskader invoeren. Hierin zal niet één integrale visie worden opgenomen, uitgangspunt is maatwerk per wijk. Uitgangspunt is de doorontwikkeling van het Nijmegese concept van de bredeschool. In het Coalitieakkoord is afgesproken op termijn de peuterspeelzalen onder de kinderopvang te brengen. Veel ouders kunnen dan gebruik maken van de kinderopvangtoeslag. De gemeente raamt de besparing die dat oplevert op 6 ton.
Investeringsfonds Kindcentra – toelichting door John Ringens van het Waarborgfonds Kinderopvang Begin 2010 waren er signalen dat pensioenfondsen mogelijk interesse zouden hebben om te investeren in maatschappelijk vastgoed (zoals schoolgebouwen, brede scholen en integrale kindcentra). Naar aanleiding hiervan is voormalig staatssecretaris Dijksma een traject gestart om de (on)mogelijkheden van het creëren van een investeringsfonds te verkennen. Naast OCW zijn bij dit traject ook de VNG, de PO-Raad, de vereniging van woningbouwcorporaties Aedes, het Service Centrum Scholenbouw en het Waarborgfonds Kinderopvang betrokken. Na een eerste inventarisatie bleken betrokkenen voorzichtig positief te staan ten opzichte van het idee van een investeringsfonds. Na deze eerste gesprekken heeft OCW laten onderzoeken of een investeringsfonds financieel voordeel zou kunnen opleveren bij de bouw en/of het beheer van een schoolgebouw. In het onderzoek zijn varianten van een fonds vergeleken met de huidige situatie. Uit dit onderzoek blijkt dat een fonds meerwaarde kan hebben ten opzichte van de huidige situatie. Dat kan als het fonds zich richt op zowel nieuwbouw als bestaande bouw en als volgt werkt: - Bij nieuwbouw is het fonds al betrokken bij de voorbereidingsfase. De school/de gemeenten stelt een programma van eisen op. Vooraf is helder hoe het nieuwbouwproces er uit ziet. Dat proces wordt strak aangestuurd door het fonds, waardoor nieuwbouw sneller verloopt dan gewoonlijk. - Het fonds regelt alles: van ontwerp tot en met het beheer/de exploitatie. Het fonds sluit huurcontracten met de toekomstige gebruikers. Ook bestaande schoolgebouwen kunnen door het fonds worden overgenomen en vervolgens worden verhuurd aan gemeenten. De zorg voor het gebouw ligt bij het fonds. De gebruikers kunnen zich richten op hun kerntaken.. Het fonds wordt pas interessant voor investeerders als een minimumomvang wordt gerealiseerd van circa € 100 mln. Een gemiddeld nieuwbouwproject in het primair onderwijs kost € 4 à 5 mln. Uit de zaal wordt gevraagd wat de voordeel van investeringsfonds voor gemeenten is ten op zichtte van het zelf doen. Gemeenten kunnen immers relatief goedkoop kapitaal aantrekken en er hoeft geen winstmarge voor het fonds te worden gecreëerd. De grootste voordeel is voor gemeenten die zelf geen of weinig expertise hebben en/of weinig middelen. Hoe duur is expertise door het investeringsfonds? Dat is nog lastig aan te geven want het fonds moet zich nog ontwikkelen. John geeft aan dat hoe het fonds ingericht moet worden ook nog de vraag is. Er zijn plannen om een kenniscentrum op te richten. Het kenniscentrum is in dat geval een kwartiermaker voor het investeringsfonds.
Interactieve sessie: procesontwikkeling kindcentra- door Ineke Sagasser en Rein Zunderdorp Ineke Sagasser van KPC Groep presenteert de uitkomsten van de 0 – meting die onder de kopgroep gemeenten gehouden is. Met het onderzoek is vooral gekeken naar de stand van zaken rondom IKC in het gemeentelijk beleid en de rol van de wethouder in het proces. Stand van zaken IKC;s Het blijkt dat meer dan de helft van de respondenten de ambities van IKC opgenomen heeft in het collegeprogramma. Enkele aanwezigen zetten bij dit hoge getal kritische kanttekeningen. Het komt waarschijnlijk door de verschillen in interpretatie van de definitie. Wordt onder IKC ook brede school bijvoorbeeld bedoeld? Ineke geeft aan dat het kan. Gemeente Almere stelt voor om in het vervolgonderzoek in te gaan op de vormen van IKC’s. In deze kopgroep moet de discussie gevoerd worden over de definitie en de verdere invulling van IKC’s.
Vanuit de nulmeting blijkt dat het gemeentelijke IKC beleid nog in een startfase verkeert en zich vooral afspeelt in domeinen onderwijs en jeugd. Dat zou breder kunnen, gecombineerd met het economische beleid of veiligheid. De aanwezigen waarschuwen voor een te complex speelveld als er vele domeinen bij komen. De aanwezigen herkennen zich in het beeld van het onderzoek hoewel een nulmeting ook zijn beperkingen heeft in dit soort van trajecten. Wethouder Peeters merkt op dat een integraal kindcentrum ontwikkelen niet in één rechte lijn van A naar B plaats vindt. Het is een ontwikkeling waarin diverse stappen tegelijkertijd gezet worden. Het is een complex, maar ook zeker een leuk, creatief proces. Je kunt globaal twee processen onderscheiden: het politieke proces met de financiële vertaling en het praktijkproces. De wethouder kan het proces op verschillende manieren faciliteren, ondersteunen etc en dat kan per situatie verschillen. Er gebeurt een heleboel gelijktijdig en dat is moeilijk te meten. Inzet gemeenten De gemeentelijke inzet die het meest voor komt is het betrekken van basisscholen en kinderopvang als gelijkwaardige partners in initiatieven van lokale samenwerking (86%); een structurele inzet van gemeente om samenwerking vorm te geven (77%) en inzetten van verantwoordelijkheden voor huisvesting (73%). Huisvesting wordt vaak als een krachtig gemeentelijke instrument genoemd. Het ligt eraan hoe de gemeente de huisvesting inzet. In Den Bosch bijvoorbeeld wordt bij het realiseren van een nieuwe school meteen kinderopvang gekoppeld aan de school. De huur van KO kan de gemeente weer terugzetten in het schoolgebouw. Dus is het een goede deal. En gemeente kan vaak een lange termijn relatie met ko aangaan wat positief kan werken. Wie neemt het intitatief? Uit de nulmeting blijkt dat de wethouder vooral optreedt als initiatiefnemer en als verbinder tussen verschillende beleidsterreinen en tussen verschillende partners. Rene Peeters van gemeente Almere geeft aan dat hij als wethouder laatst bij de ondertekening van een intentieverklaring voor een integraal kindcentrum bij mocht wonen terwijl hij geen ondertekenaar was. Dat was een actie van onderop. Vanuit de inhoud is gemeente bijvoorbeeld wel verantwoordelijk voor bepaalde kwaliteit in de stad en kan vanuit die verantwoordelijkheid partijen verbinden. De gemeente Almere heeft een inhoudelijke visie ontwikkeld waarin op termijn (3 jaar) de peuterspeelzalen zijn opgegaan in de kinderopvang. De gemeente koopt dan peuterplaatsen in bij de kinderopvang en verbindt daaraan inhoudelijke voorwaarden. Belangrijk is dat de kinderopvang zich op maatschappelijke doelen richt.
Anki Duin van Initiatief Andere Tijden in onderwijs en opvang bevestigt het beeld dat er ook vele initiatieven vanuit het veld (bijvoorbeeld onderwijs) ontstaan en daaruit de gemeente bereiken. In Nijmegen hebben de schoolbesturen en de kinderopvangorganisatie KION het voortouw genomen. Maar de gemeente Nijmegen heeft wel het intiatief genomen voor een convenant met de kinderopvang met het oog op de integratie van peuterspeelzalen en kinderopvang Zoetermeer stimuleert de de partijen in het veld het initiatief te nemen. Betrekken van ouders Opvallend in de nulmeting is dat de wensen van ouders vaak impliciet zijn. Dit uitkomst wordt door de aanwezigen zowel bevestigd als ontkracht. Ouderbetrokkenheid hangt af van de fase waarin dit proces zich bevindt. In Enschede worden de ouders er niet bij betrokken. Dat komt doordat ouders niet goed georganiseerd zijn rondom dit thema, er is geen ouderplatform. Met het ontwerpen van deze school in Nijmegen zijn de ouders wel benaderd voor informatie over wat ze belangrijk vinden (zie inleiding wethouder Beerten). Onder ouders in Nijmegen blijkt verzet te bestaan tegen de dominantie van het onderwijsperspectief. De gemeente moet hier alert op zijn. In Dordrecht worden de ouders regelmatig betrokken via de scholen. Ook in Almere is de gemeente regelmatig in gesprek met ouders over diverse zaken. Dit levert veel inspiratie op. In plattelandsgemeenten, waar het voortbestaan van de voorzieningen ter discussie staat is het betrekken van ouders erg belangrijk. Een mogelijkheid is om met ouders op thema in gesprek te gaan. Met de bevindingen van de ouders heeft de gemeente een heldere uitgangspositie om met de schoolbesturen in gesprek te gaan. Focus IKC Wethouder Noom benadrukt dat de focus van de wethouder veel uitmaakt. Kies je voor het opereren in breedte of focus je op de kern. Hoe groot is de integraliteit? Is het voldoende om een multifunctioneel gebouw in de wijk op te
zetten of ga je verder? In Hengelo is de ervaring dat men door de breedte soms niet meer aan kern toe kan komen. Zij hebben behoefte IKC dichter bij KO en onderwijs te brengen om betere verbinding te maken. In Groningen werd 15 jaar geleden door middel van multifunctionele schoolgebouwen gestreefd naar een sociale cohesie verbetering in de wijken via de vensterscholen. Dit lijkt inmiddels weer deels achterhaald te zijn bij de nieuwe bewoners. De gebouwen kunnen wel helpen om maatschappelijke doelstellingen te realiseren. Een evaluatie van de vensterscholen is nu in uitvoering. In Zoetermeer is de intentie om de Integrale Kindcentra breed op te pakken. In plattelands situatie ligt de focus vaak op behoud of opheffen van de voorzieningen vanwege krimp, De nulmeting wordt vooral gezien als een onderlegger voor de kopgroep voor verdere discussies.
Deel II Werkbezoek het voorzieningenhart De Ster – door Carla van den Bosch, Jos de Kleijne (Conexus); Helma Verbeet (KION) en Trude Ariaans (CJG) Voorzieningenhart De Ster is in opdracht van de gemeente Nijmegen en in nauw overleg met de gemeente en de gebruikers ontworpen en in 2007 in gebruik genomen. Het programma van het voorzieningenhart bestaat uit basisschool ‘Het Talent’, kinderopvang (kinderdagverblijf, peuterspeelzaal en naschoolse opvang), wijkvoorzieningen, culturele voorzieningen en sportaccommodatie. Anderhalf jaar geleden is CJG erbij gekomen. Het Voorzieningenhart bestaat uit diverse meer en minder openbare functies voor de wijk. Centraal in de openbare hal liggen de functies die voor iedereen van ‘s morgens zeven tot ‘s avonds tien uur te gebruiken zijn, zoals het wijkcentrum, sportfaciliteiten, ruimten voor creatieve en muzikale vakken, een grote zaal en een café. De school werkt met een bijzondere onderwijsfilosofie waarbij kinderen in de leeftijd van vier tot 12 jaar samen les hebben in units ter grootte van vier leslokalen. Deze onderwijsfilosofie is vertaald in onderwijsunits die zo gesitueerd zijn dat iedere unit een directe verbinding heeft met het centrale deel van de school en bereikbaar is zonder door een andere unit te gaan. De kinderen kunnen zo zonder gestoord te worden in hun eigen wereld werken, maar ook makkelijk contact hebben met de openbare ruimte. Deze gelaagdheid van openheid en geslotenheid is een centraal thema in het ontwerp. De schaal sluit steeds aan bij de gebruiker en ruimten zijn in hun gebruiksmogelijkheden multifunctioneel en duurzaam. De school en haar partners delen niet alleen het gebouw. De overtuiging is dat de school haar pedagogische ambities uitsluitend waar kan maken als zij daartoe intensief samenwerkt met andere organisaties. En dat gaat het beste als het onder één dak gebeurt. Er wordt waar nodig gezamenlijk naar gekeken hoe het kind zich optimaal kan ontwikkelen en welke bijdragen de verschillende partijen daaraan kunnen leveren. De samenwerking met andere instellingen is in de visie niet zozeer ‘probleemgericht’, maar in de eerste plaats ‘ontwikkelingsgericht’. Heeft een gezin of een kind zorgen of problemen, dan is bijvoorbeeld samenwerking met het CJG van belang. Hoewel de samenwerking binnen de Ster steeds beter gestalte krijgt, is de ambitie, de droom groter. Het Talent (de basisschool) spant zich in om de (brede) schoolontwikkeling verder uit te bouwen en zich samen met de partners van de Ster te ontwikkelen tot een kindcentrum. Dat betekent vormen van één organisatie met gezamenlijke doelstellingen. Ouders hebben dan te maken met één loket, waar ze dagarrangementen kunnen afnemen waarin onderwijs, opvang en eventueel andere diensten, zoals zorg zijn geïntegreerd. Er volgt een rondleiding door het gebouw in twee groepen.
Deel III Plenaire discussie – onder leiding van Rein Zunderdorp 1. 2. 3. 4.
Inhoudelijke breedte van het concept IKC. Hoe breed wordt een IKC? Is het een centrum voor de buurt of smaller? Wat betekent deze keuze voor de financiering en huisvesting? Hoe voorkom je dat het bij huisvesting niet alleen over het beheer gaat maar ook over de inhoud? Het proces voor de ontwikkeling van kindcentra, inclusief de monitoring/effectmeting Zorgstructureren binnen de kindcentra. Kan het IKC een aanjaagfunctie hebben?
Ad. 1.De aanwezige gemeenten denken verschillend over de breedte van IKC. Het is heel erg afhankelijk van de lokale situatie en de visie daarop. Gemeente Den Bosch geeft aan dat ze 10 jaar geleden met het brede school proces zijn begonnen. Toen was het uitgangspunt dat het niet groot genoeg kan zijn. Inmiddels zijn zij ervan overtuigd dat
door de grootte van de brede scholen te beperken er meer met de kinderen bereikt kan worden. Zij proberen complexiteit te verminderen. De focus ligt nu vooral op de integratie van opvang, onderwijs en zorg oriënteren op Den Bosch wil de leerkrachten voorzien van de kennis hoe zij met hun gedrag groepsdynamische en pedagogische processen positief kunnen beïnvloeden, wat ten goede komt aan de ontwikkeling van het kind. In de kindcentra gaat het om drie pijlers: -het pedagogische concept -de didaktiek -de groepsdynamiek Gemeente Groningen geeft aan dat zij ruime ervaring hebben met brede scholen en van velen beschikken. Zij hebben destijds gekozen voor een brede invulling. De gemeente faciliteert al die processen en dat is arbeidsintensief en soms ook lastig gebleken. De breedte wordt nu vaak als te groot ervaren. In eerste instantie was in Nijmegen de doelstelling om met brede scholen wijkontwikkelingen op gang te brengen. Dat moet niet de taak voor het onderwijs alleen zijn. Dus is deze doelstelling aangepast. Beerten denkt echt dat er straks één instelling is voor 0 – 12 jarigen waar sprake is van één doorgaande lijn. Functiedifferentiatie wordt op den duur makkelijker. Almere wil de stip op de horizon dichterbij brengen. Hij pleit voor één organisatie die niet onder de leiding van het onderwijs staat. Hij pleit voor een nieuw type organisatie. Zeeland geeft aan dat zij juist weer wegens de krimp de noodzaak hebben vele instellingen bij elkaar te brengen. Gemeente Zoetermeer licht toe dat zij bewust gekozen hebben voor een brede voorziening en dat zij daar heel tevreden over zijn. Bij hen vormt de brede school een hart voor sociale cohesie in de wijk. Rein Zunderdorp benadrukt dat de kracht van dit proces juist de verscheidenheid is. De ervaringen van de gemeenten over al die voor – en nadelen van de verbreding of juist van de versmalling van het concept zowel in grootstedelijke context als in de krimp regio’s geeft een brede scala van mogelijkheden voor de invulling van IKC’s. deze ervaringen kunnen straks goed gebruikt worden richting het landelijk politiek. Ad. 2. In Nijmegen vindt harmonisatie tussen peuterspeelzalen en kinderopvang plaats. Nu zijn ervoor nog verschillende financieringsstromen. Om beeld te geven van het beheer: in Nijmegen zijn er 4 managers beschikbaar voor 40 locaties. De managers doen het beheer en zijn in dienst bij de gemeente. In Eindhoven ging het juist fout met de beheerskwestie. Vaak wordt het beheer bij beleidsmedewerkers neergelegd en dat was in Eindhoven geen succes. Huisvesting is belangrijk in dit proces. Voorkomen moet worden dat de hoofddoelstellingen niet sneuvelen door beheer problematiek. Het is een punt wat zich volgens de deelnemers leent voor een onderlinge uitwisseling. In dat geval moet het nadruk op bestuurlijk strategische vlak liggen en niet op technische belemmeringen. De deelnemers hebben behoefte aan meer uitwisseling en kennis op het terrein van het financiële vraagstuk van de kindcentra. Bij de wethouders ligt die behoefte op financieel strategisch niveau, op ambtelijk niveau is behoefte aan financieel-technische uitwisseling. Ad. 3 Kennis over de effecten en monitoring in dit proces is gewenst. Het is bekend dat de materie moeilijk meetbaar is. Oberon is bezig om een onderzoek op te zetten. Wellicht kan de methodiek van Oberon gebruikt worden voordat de kopgroep zelf iets laat ontwikkelen. De wens heerst om zakelijker te kijken naar de brede school/kindcentraontwikkeling. Gemeente Almere heeft 2 jaar geleden een evaluatie naar het maatschappelijk effect van brede scholen laten uitvoeren. Het rapport kan onder de deelnemers verspreid worden. Ad. 4 Komt de volgende bijeenkomst aan de orde.
Vervolg Op 3 februari 2012 vindt in Utrecht een jaarconferentie voor de kopgroep plaats. Centraal staat de terugblik van de werkzaamheden van de kopgroep in 2011. De conferentie krijgt het karakter van een studiedag, waarin de belangrijke thema’s van de kindcentra uitgediept worden. Ook staat de vraag centraal hoe de kopgroep zich verder wil gaan manifesteren. Zijn er ambities om lobby richting landelijk politiek te trekken? Volgende bijeenkomst: 16 december , werkbezoek in Middelburg. Het hoofdthema is: IKC in de plattelandscontext. Er zijn een aantal scenario’s ontwikkeld hoe de gemeenten om kunnen gaan met de krimp en daarover wil de
gemeente Middelburg graag een discussie voeren met de kopgroep. Daarbij wordt ook een link gelegd met het masterplan huisvesting op groter gebied. Aanvullend wordt één thema uitgekozen voor verdere uitwisseling. Voor een volgend werkbezoek bieden de gemeenten Dordrecht, Borger - Odoorn (thema breed ingevulde accommodaties)en Groningen (eventueel in samenwerking), Zoetermeer en Den Bosch zich aan. In overleg met deze gemeenten zal de intiatiefgroep met een planning komen.