Verslag COR-Themadag d.d. 27 oktober 2011 Locatie: Klooster Mariënburg Tijd: 10.00 uur – 15.30 uur
• Thema 1 “Ontvlechting en onthechting”: het uit elkaar halen van de religieuze instelling en de zorginstelling. Waar moet aan gedacht worden als een KVH wordt omgevormd tot een reguliere zorginstelling? Hoe waarborg je de belangen van de religieuzen bij een voorgestelde fusie met een reguliere zorginstelling? Sprekers: Mevr. Marie Louise Luybregts, directeur zusters Franciscanessen Oirschot Dhr. Piet van Zijl, organisatieadviseur KplusV
• Thema 2 “Spiritualiteit van de oudere religieuzen”: hoe dicht je de kloof tussen de zorgbehoevende religieus en de zorgverlener in een omgeving die steeds minder kennis en ervaring heeft met de religieuze leefwereld? Sprekers: Mevr. Moni Klein Gunnewiek, pastor bij de zusters van Liefde te Raalte Dhr. Eric Corsius, beleidsmedewerker Redemptoristen van St. Clemens
Joop Peters, voorzitter van de COR, heet de ca. 65 aanwezigen middels onderstaande inleiding van harte welkom. Eerwaarde zusters, broeders, paters, dames en heren, Het is mij een genoegen u namens de Commissie Ouderenzorg Religieuzen allen van harte welkom te heten op deze themadag 2011. Een genoegen vanwege • het feit, dat ik u zo dadelijk weer een voltallige commissie kan presenteren, • en dat die commissie inmiddels alweer bijna een jaar ondersteund wordt door een beleidsmedewerker • en er een ongewoon grote belangstelling is voor deze themadag en wel zo zelfs dat wij mensen moesten teleurstellen. Dat laatste maakt uiteraard geen deel uit van mijn genoegen. In mijn inleiding wil ik iets zeggen over de samenstelling en de ondersteuning van de COR. Voorts over de zaken waarmee wij ons in het afgelopen jaar hebben beziggehouden. Vervolgens iets over de actuele ontwikkelingen en tenslotte iets over de mogelijkheid van regiobijeenkomsten. Samenstelling en ondersteuning van de COR Naast de bestaande leden van de Cor: Zr. Greet van de Burg, Pater Rein van Langen, Armand Villevoije en ik zei de spreker, is er enthousiast gereageerd op onze oproep in het COR-nieuws en prijzen wij ons gelukkig met de komst van drie nieuwe commissieleden. Ik stel ze aan u voor: • mw. Marie-Louise Luybregts, directeur bij de Zrs. Franciscanessen van Oirschot,
COR themadag 27102011
pagina 1 van 23
• • •
mw. Cynthia Lieshout stafmedewerker bij Reliëf, de vereniging van christelijke zorgaanbieders (Cynthia moet zich voor vandaag helaas verontschuldigen) en de heer Wien Pijnenburg, directeur van het KVH Oud Bijdorp in Voorschoten. De COR wordt ondersteund door Yvonne van Geffen, Yvonne combineert die functie met die van beleidsmedewerker voor de Zrs. Franciscanessen van Veghel. Yvonne maakt ook deel uit van het stafbureau van de KNR, waardoor de COR activiteiten echt deel uitmaken van het geheel aan KNR-activiteiten.
Activiteiten in het afgelopen jaar In het afgelopen jaar hebben we ons onder andere beziggehouden met de personele invulling van de COR. U zult wellicht begrijpen dat het niet vanzelf is gegaan. Na het vertrek van Veronique Tubée in 2010 zijn we naarstig op zoek gegaan naar een opvolger. Het feit, dat de ondersteuning zich moest beperken tot een gemiddelde van acht uur per week en er in onze profielschets ook vanuit gegaan werd, dat de beleidsmedewerker het veld moest kennen, was aanleiding te gaan zoeken in het netwerk van de KNR en COR-leden. Er hoefde uiteindelijk geen stormnovene aan te pas te komen, om Yvonne te kunnen strikken en wij zijn blij met haar komst. Ook u moet haar aanwezigheid niet onopgemerkt gebleken zijn, wij weten dat het COR-nieuws een veelgelezen bulletin is. Dat bleek al uit de reacties die wij kregen op onze oproep voor nieuwe COR-leden. Via het COR-nieuws hebben zij zich nader aan u voorgesteld. Een van de nieuwe commissieleden heeft een achtergrond die u misschien is opgevallen. Dat is Cynthia Lieshout. Als stafmedewerker van Reliëf denken wij via haar ook bij die organisatie een ingang te hebben, omgekeerd is dat ook het geval. Het is een vereniging die zich onder andere heeft beijverd voor de handhaving van geestelijke zorg in de instellingen. Daarnaast kwamen in onze vergaderingen, respectievelijk op het bureau van de beleidsmedewerker zaken aan de orde die te maken hebben met de algemene belangenbehartiging, zoals pgb en kapitaalslasten, maar ook hele specifieke kwesties waar een KVH, of religieus instituut mee zit of tegen aanloopt. Vaak is er voor een dergelijke kwestie niet direct een pasklare oplossing voor handen, wel denkkracht vanuit de commissieleden, óf kunnen wij meedenken over de uiteindelijke oplossingen óf kennen wij een instelling of r/i die eerder een dergelijk probleem aan de orde gehad heeft en kunnen wij een verbinding leggen. Wij zijn dan wel geen zelfstandige vereniging meer, maar de KNR is dat wel en vanuit het bureau en de andere daarbij aangesloten r/i’s moeten we toch mogelijkheden hebben een organisatie te helpen daar waar nodig. Actuele ontwikkelingen Als COR proberen wij u op de hoogte te houden van alle ontwikkelingen in de ouderenzorg en de mogelijke consequenties voor de zorg aan oudere religieuzen. U bent geïnformeerd over de brief die de staatssecretaris over de langdurige zorg heeft geschreven. Ik ga daar nog even op in. Die staat op de eerste plaats in het teken van: • een betere kwaliteit en goede zorg door extra middelen voor personeel(s)ontwikkeling, versterking van de positie van de cliënt, • beter toezicht ook door IGZ, • veiligheid voor ouderen en • minder overhead en regels. Uiteraard gaat het ook over het geld dat met ouderenzorg gemoeid is, al staat dit tussen de regels door geschreven. Dit ligt nu tussen de ruim 12 en 15 miljard. In een tijd als deze, waarbij in Europees verband niet op tien miljard meer of minder wordt gekeken, mag je de raming grof houden. Er zijn en worden natuurlijk ook maatregelen bedacht om die kosten beheersbaar te maken en te houden.
COR themadag 27102011
pagina 2 van 23
• • •
•
•
•
Aanspraken op de AWBZ worden beperkt. Begeleiding gaat naar de WMO, Revalidatie gaat naar de zorgverzekeringswet. Dat betekent voor verpleeghuizen die revalidatiezorg leveren in de toekomst via de DBC-systematiek gefinancierd worden (diagnosebehandelcombinatie). Dat is de systematiek die in de ziekenhuizen wordt gehanteerd en waar veel over te doen is en is geweest. Onze branchevereniging Actiz organiseert bijeenkomsten voor zorgaanbieders die in de toekomst revalidatiezorg willen blijven leveren. Het is onvermijdelijk, dat de eigen bijdragen in de kosten van de zorg zullen toenemen. Opname van ouderen in een instelling zal zo lang mogelijk uitgesteld worden. In het kader van de ZZPfinanciering worden afspraken gemaakt met de cliënt welke zorg wel en niet overeenkomstig de zorgzwaarte en financiering geleverd kunnen worden. Zorgaanbieders zullen meer moeten gaan aangeven, of wensen voor extra zorg en/of dienstverlening kunnen worden gehonoreerd en zo ja wat daarvan de (financiële) consequenties zijn. Dat is eigenlijk al langer het geval door de invoering van die ZZP-financiering, maar de noodzaak goede afspraken te maken wordt steeds groter. Als de onvermijdelijke opname toch plaatsvindt wordt een bijdrage gevraagd in woonkosten. Dat heeft weer consequenties voor het inkomen van ouderen en er wordt nagedacht over de wijze waarop een en ander te compenseren valt, bijvoorbeeld door huursubsidie. De mogelijkheden van het gebruikmaken van het PGB wordt beperkt.
Ook religieuze instituten, waarvan leden via de AWBZ, c.q. d.m.v. de ontvangst van een PGB zorg ontvangen hebben en krijgen hiermee te maken. Of er nu sprake is van eigen verzorgingshuis of verpleeghuis/verpleegafdeling, of men de zorg geleverd krijgt van een andere zorgaanbieder, dat maakt niet uit. Daarnaast zult u, als houder van een instelling, moeten laten zien dat aan alle eisen van wet- en regelgeving wordt voldaan. Dus kwaliteitswet, wet medezeggenschap, veiligheidseisen (brand-, legionella) en toezicht (Governance). Of daarnaast de verantwoordingsplicht naar partijen zoals Zorgkantoor, straks zorgverzekeraar en kwaliteitsinstituut, in het kader van minder overhead en regeldruk minder inspanning gaat vragen dan nu is een vraag. Nog even over de financiële consequenties: religieuzen zullen er rekening mee moeten houden, • dat indicaties met verblijf nog minder makkelijk worden gegeven. • dat geïndiceerden met een lage zorgzwaarte niet meer in aanmerking komen voor een intramurale zorginstelling. • dat PGB’s alleen worden toegekend voor de dekking van zorgkosten, die in de plaats komen van de kosten samenhangend met geïndiceerd verblijf. • dat de vergrijzing toeneemt, personeel schaars wordt en leegstand in de komende acht jaar steeds minder vergoed wordt, in 2018 helemaal niet meer. En dat scheiden van wonen en zorg een feit wordt. De COR wil die ontwikkelingen zoveel mogelijk volgen en u er via het nieuwsbulletin op attenderen en zo nodig dit in bijeenkomsten aan de orde stellen. Voor alle KNR-leden of in de regio. Ook hopen wij vanuit het veld te blijven horen waar u tegen aan loopt. We zitten weliswaar niet wekelijks bij elkaar, maar “via de mail kan veel”. Wellicht wordt u wat zorgelijk van al deze ontwikkelingen. Maar uit de praktijk blijkt dat het juist de kleinere instellingen zijn die goed scoren op kwaliteit van zorg en vaak makkelijker op veranderingen in kunnen spelen.
COR themadag 27102011
pagina 3 van 23
Naar mijn idee zijn het juist de korte communicatielijnen in ons soort kleine instellingen die de bedrijfsvoering mogelijk maken. En als het op onderdelen moeilijk wordt is het goed elkaar in de regio op te zoeken. Regio-bijeenkomsten Dat brengt mij op een onderwerp, dat ik graag ook onder uw aandacht breng en dat is het volgende. In het verleden maakte de COR, als categorale commissie van eerst het SBBF en later VVBF gebruik van regionaal overleg tussen kloosterverzorgingshuizen. Dat was oorspronkelijk de AKOR. Met de gang van vele KVH’s op de lekenmarkt is dat kaarsje uitgegaan. Toch kunnen wij ons voorstellen dat juist in deze tijd samenwerking op regionaal niveau nuttig is. En dan doel ik op functionele samenwerking tussen organisaties gericht op de zorg en dienstverlening aan dezelfde doelgroep: die van de religieuzen. Ik denk dat het kleiner worden van de zorgorganisatie, respectievelijk de zorgafdeling voor religieuzen in een groter geheel specifieke vraagstukken problemen met zich mee kunnen brengen, zoals in de twee thema’s van vandaag aan de orde komen. Dat blijkt ook uit vragen die het bureau zoal bereiken. Wij willen vandaag peilen in hoeverre (weer) belangstelling bestaat voor overleg op regionaal niveau, laat ik het een COR-kring noemen. Wij kunnen een dergelijk overleg niet faciliteren, zoals in het verleden waarbij de beleidmedewerker alle overleggen ondersteunt. Wel ligt er een aanbod van het bureau KplusV dat tegen naar onze mening beperkte kosten dat overleg te ondersteunen. Waarom KplusV, ik zeg dat maar heel open: omdat dat een goed bureau is, waar er meer van zijn, wij bevelen ze niet specifiek aan: er ligt een aanbod. U krijgt de gelegenheid vandaag uw belangstelling schriftelijk kenbaar te maken. Wellicht dat u daar met elkaar in de pauzes over van gedachten wil wisselen. Ik kom er graag vanmiddag nog op terug. Afsluiting In de thema-bijeenkomst van vandaag staan we stil bij twee actuele thema’s. In het eerste wordt ingegaan op de consequenties van de keuze om het religieuze instituut los te maken van de zorginstelling. Die keuze kan onvermijdelijk zijn bij afnemende bestuurskracht van een r/i en de behoefte zich te concentreren op het “klooster” zijn, in plaats van ook werkgever en beheer van een zorginstelling. In het tweede thema wordt ingegaan op een belangrijk aspect van het kloosterleven, c.q. het leven in een kloostergemeenschap en dat is de organisatie van de spiritualiteit. Ik wens ons allemaal een interessante dag toe, met interessante inleidingen en discussies daarover en hopelijk ook een zinvol treffen van elkaar in de pauzes en geef nu graag het woord aan de 1e spreker van vandaag Marie-Louise Luybregts.
****
De inleiding die mevr. Marie Louise Luybregts zal houden over het thema “Ontvlechting en onthechting” congregatie en zorginstelling zal zij met behulp van een PowerPointpresentatie verduidelijken (bijlage 1). Onderstaand de integrale tekst van haar inleiding: “Goedemorgen/goedemiddag, Mijn naam is Marie-Louise Luybregts en ik werk als directeur bij de congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot. Sinds medio dit jaar maak ik tevens deel uit van de COR, die COR themadag 27102011
pagina 4 van 23
deze dag georganiseerd heeft. Toen Yvonne van Geffen mij vroeg of ik voor deze themadag iets wilde vertellen over de verhouding van de congregatie ten opzichte van onze zorginstelling heb ik dat graag aan haar toegezegd. Waarom wil ik het verhaal met u delen? Als congregaties zitten we denk ik allemaal in hetzelfde schuitje. Congregaties hebben momenteel volop te maken met een vergrijzend ledenbestand. Aanwas van jonge mensen is er niet of nauwelijks en waar er voorheen veel mantelzorg aan elkaar gegeven werd wordt dit steeds moeilijker. De afhankelijkheid van een professionele zorginstelling neemt steeds meer toe. In veel gevallen doet men dan als vanzelfsprekend een beroep op de zorginstelling die men veelal zelf in het verleden in het leven heeft geroepen. Een logische stap, maar we dienen te beseffen dat die zorginstelling zelf ook druk bezig is met overleven in de nieuwe tijden. Er komen nieuwe doelgroepen in het vizier van de zorgorganisatie en de verzakelijking neemt toe. Waar men vroeger zelf als congregatie veel directer aan het roer stond van de zorgorganisatie, gaan we steeds meer toe naar een zorgaanbieder-zorgvrager relatie. En dat is niet altijd eenvoudig. Tijdens deze presentatie wil ik u in het kort iets vertellen over de weg die onze congregatie is gegaan in haar relatie met haar zorgaanbieder Amaliazorg. Ik zal u iets vertellen over de ontstaansgeschiedenis en over het traject van de zogenaamde ontvlechting die we de afgelopen jaren samen hebben doorlopen. Uiteraard is er gelegenheid tot het stellen van vragen. Historie Zoals veel andere congregaties was een van de goede werken van de Franciscanessen van Oirschot het verlenen van zorg aan bejaarden. Zusters van de congregatie werkten in het hele land in allerlei huizen voor ouderenzorg. In 1963 werd de Wet op de Bejaardenhuizen van kracht. Deze wet stelde stringente eisen aan behuizing, beheer, exploitatie en personeel. Bovendien vroeg het zeer veel aanpassingen aan de gebouwen om aan de vereisten van de wet te kunnen voldoen. Dit tastte het eigen vermogen van de congregatie zeer aan. Daarom richtte de congregatie in 1969 een aparte stichting op zonder winstoogmerk met als doel huisvesting, verzorging en eventueel verpleging van bejaarden en anderen, die passend onderdak moesten ontberen, te verschaffen. In 1975 (1974 Wet op de Kloosterbejaardenoorden) werd een tweede exploitatiestichting opgericht; Stichting Kloosterbejaardenoord Amalia van Solms. Doelstelling van deze stichting was het bieden van huisvesting, verzorging en verpleging van de bejaarde zusters van de congregatie. In Oirschot werd er zorg verleend op twee locaties; het Hof van Solms en Klooster Nazareth, In Oisterwijk in klooster Catharinenberg en in Gemert in klooster Nazareth. In 1995 vond er een inhoudelijke statutenwijziging plaats i.v.m. een bestuurlijke fusie met het KVH van de Missiezusters van Asten. Administratief werden deze drie genoemde stichtingen (de congregatie, de stichting voor zorg en huisvesting en de stichting Amalia van Solms) vanuit 1 administratie beheerd. Bovendien trad de stichting Amalia van Solms op als werkgever voor al het personeel. Mijn verhaal beperkt zich in deze context tot de relatie van de congregatie met de stichting Amalia van Solms. In de genoemde KBO huizen leefden geïndiceerde en niet-geindiceerde zusters bij elkaar. Het bestuursbeleid van de congregatie is er altijd op gericht geweest om de zusters die dat wensten COR themadag 27102011
pagina 5 van 23
zo lang mogelijk in 1 van de huizen te laten wonen. De extra kosten om dit mogelijk te maken, bijvoorbeeld door het aanstellen van meer personeel dan volgens de ministeriele richtlijnen was toegestaan, droeg de congregatie zelf. Ik noem dat wel eens een (“formatie met een gouden randje”). Dat is niet onaardig of denigrerend bedoeld, maar het geeft aan dat er meer mogelijk was dan bij reguliere bejaardenhuizen. Deze reguliere huizen werkten formeel volgens de wet. In de loop der jaren is men de aanwezige formatie in onze KBO’s gaan beschouwen als normaal terwijl het dat strikt genomen niet was. Voorgeschiedenis ontvlechting In 2000 wordt door de zorginstelling Amalia van Solms aan de zorgkantoren op hun vraag kenbaar gemaakt dat de kloosters vanaf 2004 onder bepaalde voorwaarden leken kunnen gaan opnemen. Oirschot en Oisterwijk lijken zich het beste te gaan lenen voor verpleeghuiszorg. In 2002 heeft een vertegenwoordiging van de congregatie een conferentie met de zorginstelling om scenario’s te gaan ontwikkelen. Kiest men voor afbouw of uitbouw. Men kiest voor uitbouw. De zorginstelling gaat zich ontwikkelen tot een reguliere zorginstelling en kan daardoor in de toekomst ook ouderen cliënten van buiten de congregatie gaan opnemen. Deze uitbouw wordt beschouwd als het beste scenario om de Zorg tot en met de laatste zuster te garanderen. Uitbouw: impliceert verbouwingen en overdracht van eigendom van klooster Catharinenberg aan de zorginstelling. Op basis van het genoemde scenario werden afspraken met zorgkantoor en het toenmalige College Bouw gemaakt en allerlei vergunningen werden aangevraagd. Organisatorische ontvlechting Vanaf eind 2006 begin 2007 kwamen de gesprekken op gang met de zorginstelling over de organisatorische ontvlechting. Een aantal factoren speelden daarbij een rol. • Het opstellen van een formeel huurcontract met de zorginstelling nieuwe stijl. • De positie van de administratie. We hadden op dat moment 1 administratie die zowel werkte voor de congregatie als voor de zorginstelling. • De positie van Amaliazorg als werkgever • De bestuurlijke deelname van zusters van de congregatie aan het bestuur/raad van toezicht van Amaliazorg De wijze van kostendoorberekening en een andere klantenkring van Amaliazorg maakten het noodzakelijk om op een andere manier de kosten door te berekenen. De bijeenkomst van de toenmalige VOR in maart 2007 was een belangrijke eye-opener. In het overleg met de directeur/bestuurder van Amalia van Solms zijn deze zaken besproken
Resultaat eind 2009/begin 2010 De transformatie van de zorginstelling naar reguliere instelling is een feit. Amalia van Solms gaat als Amaliazorg in het Raad van Toezicht model verder en de nieuwe cliënten worden opgenomen. De congregatie voert zelf in eigen beheer haar administratie, los van Amaliazorg De congregatie treedt op als werkgever voor haar eigen personeel. Personeel direct verbonden aan de congregatie (pastoraal werkers, communiteitsleiding, mantelzorgers, gastvrouwen, administratie, secretaresse en directeur) COR themadag 27102011
pagina 6 van 23
Zusters maken niet langer deel uit van de Raad van Toezicht van Amaliazorg Nieuwe systematiek van kostendoorberekening op basis van afgesproken prijzen per eenheid product Tevreden? De congregatie is tevreden met het resultaat. Congregatie en zorginstelling blijven verbonden met elkaar, maar ieder met eigen zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Zorginstelling heeft haar basis in de historie met de congregatie, maar maakt zelf haar eigen toekomst. Ze is als het ware erfgename van de congregatie, maar moet zelf werken met de erfenis! De congregatie moet dat ook kunnen accepteren. Leerpunten in het gehele traject Leg de afspraken die de zorginstelling maakt met het zorgkantoor vooraf goed vast en benoem daarin de wezenlijke afspraken voor de congregatie. Baseer je op de juiste aannames ten aanzien van mortaliteit. Zoals u weet worden leden van congregaties over het algemeen ouder dan ‘gewone burgers” Dit heeft consequenties voor de capaciteit en bezetting van verpleeg- en verzorgingsplaatsen. Blijf werken aan de relatie met de zorginstelling. Voor congregaties is dit één van de belangrijkste relaties. Zorg voor heldere en transparante afspraken met elkaar. Werk met offertes en zie erop toe dat geleverd wordt wat is afgesproken”. ---------
Opmerkingen en vragen n.a.v. bovenstaande: • Ik mis in dit verhaal twee belangrijke steekwoorden nl. bewonerscommissie en ondernemingsraad. Marie Louise Luybregt: De sinds 1 januari 2007 van kracht zijnde statuten voorzien in de mogelijkheid van twee centrale cliëntenraden. De bij Amaliazorg betrokken religieuze instituten vormden vanaf die tijd één centrale cliëntenraad voor religieuzen. De leden van die cliëntenraad kwamen voort uit de, voor elke locatie gevormde, lokale cliëntenraad. Deze lokale cliëntenraden hadden geen statutaire basis. Inmiddels hebben zich ook “leken” (niet religieuzen) gevestigd. Nu alle locaties volledig zijn bezet is in 2010 het initiatief genomen voor de vorming van een centrale cliëntenraad voor religieuzen en leken. In 2010 heeft de instelling van één centrale cliëntenraad plaatsgevonden en deze gaat vanaf 2011 echt van start. De Wet Medezeggenschap Cliëntenraden Zorginstellingen is hierbij leidend. In de centrale cliëntenraad zitten afgevaardigden van de lokale cliëntenraden. Ondernemingsraad Binnen de organisatie bestaat een centrale ondernemingsraad waarin, volgens een door de OR vastgestelde verdeelsleutel, elke locatie is vertegenwoordigd. De leden van de OR worden elke drie jaar opnieuw gekozen. De OR en de directeur/bestuurder komen zes maal per jaar in overlegvergadering bij elkaar en bespreken alles wat door de OR als relevant wordt aangemerkt. De OR sluit tweemaal per jaar voor de vergadering van raad van toezicht en raad van bestuur aan COR themadag 27102011
pagina 7 van 23
en gaat elk jaar eenmaal op bezoek op elke locatie om direct contact te houden met alle medewerkers. De directeur van de congregatie heeft binnen Amaliazorg een andere positie gekregen. Hij bemoeit zich niet met de zorginkoop. Dit is de taak van de zorgmanager. De toewijzingscommissie houdt zich bezig met het toewijzingsprocedure. Wanneer bij overlijden geen religieus aanspraak wil maken op de vrijgekomen plaats, zal de zorginstelling deze plaats bestemmen voor een niet religieus. Amalia van Solms heeft geen formele toewijzingscommissie, maar heeft wel een goede relatie met de zorgmanager. Met deze persoon zijn afspraken gemaakt om de vrijgekomen plaatsen geruime tijd te reserveren voor religieuzen. De zusters komen dan wel in aanmerking voor de AWBZ. Belangrijk is om hierover goede afspraken te maken met het zorgkantoor. Dit laatste geldt ook voor de zorginstelling. ******** Tweede deel van de ochtend krijgt de heer Piet van Zijl gelegenheid om zijn visie als organisatieadviseur bij KplusV op het thema “ontvlechting en onthechting” aan de hand van een Powerpointpresentatie (bijlage 2) toe te lichten. Hij stelt zich in het kort voor. Als organisatieadviseur houdt hij zich bezig met zorg en met name bij de kleinere ouderenzorgorganisaties. Deze kleine zorgorganisaties hebben in het zorgveld een bepaalde meerwaarde. Hij vindt het jammer dat ze vaak hun zelfstandigheid moeten opgeven. Als interim directeur bij KVH’s heeft hij de nodige ervaring met bepaalde problemen in de zorg en gaat er vanuit dat de aanwezigen in de zaal nog meer ervaring hebben op dit gebied.. Sheet 3 Piet van Zijl heeft De Toren van Babel als metafoor gekozen voor het proces van ontvlechting en onthechting. Hierbij zijn veel partijen en externe toezichthouders betrokken. Ondanks dat ze allemaal het beste voor hebben, spreken zij toch verschillende talen. Dit maakt het proces van verzelfstandiging ingewikkeld en lastig. Sheet 4 en 5 (vooraf – talen) Vier talen spelen bij alle processen van ontvlechting een belangrijke rol. Met name geldt dat voor de organiseertaal en onthechtingstaal. De zorgtaal en de religietaal lopen als het ware door het hele traject heen. Deze talen moeten worden vormgegeven door personen die een focus hebben op een van die talen. Deze processen lopen niet altijd goed en zijn vaak lastig.
Sheet 7 (fasering) Het is van belang om bij elk van deze fases stil te staan en met name de eerste 4 fases. Vooral ook wat voor gevolgen een en ander op de lange termijn kan hebben. De mortaliteitscijfers spelen hierbij ook een belangrijke rol. Als er over 4 à 5 jaar nog een kleine groep overblijft, waar moet dan rekening mee worden gehouden. Goede afspraken m.b.t. de toekomst moeten duidelijk worden vastgelegd ook met betrekking tot de scheiding van wonen en zorg. Wat te doen als de omstandigheden veranderen. Piet van Zijl adviseert ook om met de partijen die zorg moet vormgeven duidelijke intentieafspraken te maken. Zaken zullen in de toekomst immers veranderen en zekerheden vallen grotendeels weg. COR themadag 27102011
pagina 8 van 23
Sheet 8 (stap 1: uitgangspunten) Hierbij is het van belang dat er heldere randcondities worden geschapen: • Zorg – AWBZ en aanvullende verzekering • Aspecten die belangrijk zijn aan de zorg meegeven. Sheet 10 (stap 3: uitwerking) 1. Duidelijkheid bieden over welke diensten er aangeboden worden aan eigen leden en welke voor niet kloostergebonden leden. 2. De manier waarop het bestuur vorm moet krijgen; maar in situaties waarin men los van elkaar komt te staan. Is de religie van een bestuurder bijvoorbeeld belangrijk? 3. “Zorg met een gouden randje” moet in verhouding staan tot de financiële bijdrage. 4. Blijft de congregatie zeggenschap houden m.b.t. de zorggroep. 5. Financiering komt uit het normatief huisvestingscomponent. Sheet 11 (stap 4: besluitvorming) Piet van Zijl adviseert om de procedure van amendering en goedkeuring proberen na te streven. Tot slot geeft hij de aanwezigen mee om ondanks de verschillende talen die men spreekt, open en eerlijk met elkaar te blijven communiceren. **** Vragen en opmerkingen naar aanleiding van de tot nu toe gehouden inleidingen: •
Bestaat er een checklist om de stappenplan in de verschillende fases en taken handen en voeten te geven?
Piet van Zijl Ik ben begonnen met een checklist maar ben er vanaf gestapt omdat ik vond dat ik een stapje terug moest doen. Het is echter wel mogelijk om punten die blijven liggen in een dergelijke checklist vast te leggen. •
Op welke manier kan men wat het personeelsbestand betreft anticiperen op de afname van de aantal bewoners?
Het is aan te raden om personeel op tijdelijke basis aan te stellen met de mogelijkheid om het contract een paar keer te verlengen. Volgens J. Peters kan de branchevereniging de nodige informatie hierover geven. De wetgeving op dit gebied verandert nl. snel. De mogelijkheid dat de werkgever bij onduidelijke afspraken zich hieraan de vingers brandt, is niet denkbeeldig. •
Het aannamebeleid staat in schrille tegenstelling tot de zgn. “Zorg met een gouden randje”. Om de zorg met een ‘gouden randje” te kunnen verwezenlijken is het noodzakelijk meer personeel aan te nemen. Zou hierop niet de slogan “ziel en zakelijkheid” van toepassing kunnen zijn?
•
Ik heb moeite met de term “gouden randje”. Eigenlijk zou iedereen hiervoor in aanmerking moeten komen. Voor de komende jaren krijgen we meer geld te besteden. Het zou goed zijn om voor dit geld meer ‘bezielende’ zorg in te kopen.
COR themadag 27102011
pagina 9 van 23
•
De jonge generatie die intern mantelzorg bood aan de oudere religieuzen, is aan het verdwijnen. Deze situatie is vergelijkbaar met niet-religieuzn die geen kinderen hebben die voor hen zorgen. Zorg met “gouden randje” moet het ontbreken van de mantelzorg compenseren.
Volgens Piet van Zijl is hier sprake van verschil in taal. De bereidheid moet aanwezig zijn om meer te betalen voor extra zorg. Als congregatie zou men bij de gemeente een ingang moeten kunnen vinden waardoor meer middelen beschikbaar gesteld worden. Hij is van mening dat religieuzen zich anders moeten positioneren en hun verhaal naar buiten duidelijk moeten uitdragen. •
In onze congregatie is de procedure reeds in gang gezet. Hoewel je bij het aannemen van personeel op de hoogte bent van hun religieuze achtergrond is nooit te voorspellen hoe het in de praktijk uitpakt. En religieuze achtergrond alleen is niet voldoende. Ze moeten in staat zijn verschillende ‘talen’ te spreken. In werkelijkheid blijkt het lastig te zijn om de spiritualiteit te behouden. Wat mij ook opvalt is dat het moeilijk is om in een verpleeghuis de sfeer van het klooster te handhaven.
Marie Louise Luybregts vindt het belangrijk om de medewerkers duidelijk te maken dat men oog moet blijven houden voor het leven van de religieuzen. P. van Zijl voegt hieraan toe dat het ook belangrijk is om te weten op welke manier het religieuze leven in het zorgcentrum kan worden gecontinueerd. De religieuze geschiedenis is zo wezenlijk. Het is zinvol om mensen te hebben die hiervoor kunnen zorg dragen. *** Thema 2 “Spiritualiteit van de oudere religieuzen” zal aan de hand van een PP-presentatie (bijlage 3) worden belicht door mevrouw Moni Klein Gunnewiek, sinds 2000 pastor bij de zusters van Liefde van O.L.V., Moeder van Barmhartigheid in Raalte. Deze actieve congregatie is in 1832 gesticht door mgr. Zwijsen omdat hij iets aan de armoede in Tilburg wilde doen. Deze congregatie leefde vanuit de Vincentiaanse spiritualiteit, waarbij barmhartigheid centraal stond. In totaal waren er 10.000 zusters werkzaam in de zorg en het onderwijs niet alleen in Nederland en andere Europese landen maar ook in Azië, Afrika, VS en Zuid-Amerika. De oudere zusters konden terecht in meerdere KVH’s die inmiddels allemaal opengesteld zijn voor niet-religieuzen. In sommige wonen helemaal geen zusters meer. Ook het KVH bij het moederhuis in Tilburg is niet meer exclusief voor religieuzen. Angeli Custodes was vroeger (tot jaren ’60/’70 vorige eeuw) een ziekenhuis “van” de zusters met pension voor ouderen met een afgesloten kloosterdeel. Nu is het een KVH geworden waarvoor een gedeelte is bijgebouwd. Ontwikkelingen vanuit de Zorggroep Tot 2003 was het een zelfstandig huis waar 85 zusters woonden. 40 woonden in het verzorgingshuis, 30 op de verpleegafdeling en 15 zelfstandig met gebruikmaking van de aanwezige faciliteiten (inleun). Een directeur had de zakelijke verantwoording voor de zorg. Een kloosterleiding ontfermde zich over kloosterzaken. COR themadag 27102011
pagina 10 van 23
In 2033 is de Zorggroep Raalte (waaronder 3 verzorgingshuizen) gefuseerd en één combinatie geworden met Angeli Custodes. In de huidige situatie (zie sheet) bestaat de kloosterleiding uit leken en de pastorale zorg nemen een priestercollega en ik voor onze rekenig. Ontkloosteren… Deze ontwikkeling heeft zich heel geleidelijk voltrokken. Na de fusie kwam vanuit de directie de behoeft aan eenheid. Hoewel Angeli Custodes vroeger een gesloten imago had, kiest men er nu voor om een plek te zijn waar in principe iedereen zich thuis moet voelen. Dit nieuwe imago hield in dat er naar buiten toe niet meer over klooster wordt gesproken en niet te veel de nadruk wordt gelegd op “zusters”. Men spreekt nu meer over “gewone” bewoners. De afdelingen kregen nieuwe namen, die niet geassocieerd werden met de bijbel. Het was nog net niet zo dat de kruisen en beelden moesten verdwijnen. ….of toch niet? Laatste jaren ontstaat er een tendens waarbij juist meer de nadruk wordt gelegd op eigenheid, eigen karakter. Wat voorheen als een negatief imago werd ervaren, wordt nu weer gezien als iets positiefs. De kloosterachtergrond wordt nu juist als sterk en aantrekkelijk ervaren. De religieuze sfeer straalt rust en aandacht uit. In de ontwikkeling van de nieuwe plannen, waarbij een gedeelte wordt bestemd als zorghotel, zal bezinning en spiritualiteit centraal staan. Management – kloosterleiding - pastor Vanuit de lekenbewoners bleek behoefte te bestaan aan een pastor. Ik ben sinds 2003 ook in dienst van de zorggroep (eerst stichting). Hierdoor is de betrokkenheid bij de gehele organisatie groter geworden (voorgangster had alleen contact met de kloosterorganisatie). • Als enige ben ik in dienst van beide organisaties; de enige met formele en informele contacten met iedereen in huis. Ik sta niet voor de belangen van één bepaalde groep. Ik kan als een onafhankelijk persoon opereren. • Ik kan soms ook een bemiddelende rol spelen tussen management en kloosterleiding. Bij de cliënten uit zich dat in een individuele benadering (zorggroep; bij de zusters in een gezamenlijke benadering (kloosterleiding). • Vanuit het management kreeg ik het verzoek om deel te nemen aan het structureel overleg en communicatie • Op beleidsmatig gebied ben ik ook betrokken bij beleidsplannen m.b.t. de palliatieve zorg, euthanasiebeleid en activiteiten naar familie, • Betrokken bij begeleiding en scholing van medewerkers: • Scholing over religieuze feesten, kerkelijk jaar ed. Vaak vindt uitleg ook plaats op de werkvloer. dansgroep op goede vrijdag), gewoon op werkvloer uitleg. Met medewerkers op bezoek in Tilburg (moederhuis) • Organiseren van bedevaart naar Lourdes. Medewerkers op bezoek in Tilburg • Groepsgesprekken over zingeving, zinvragen.
COR themadag 27102011
pagina 11 van 23
Maar de nadruk moet echter liggen bij de sfeer in huis, de houding van de verzorgenden t.o.v. de bewoners. Het respecteren van de vieringen etc. Dit alles niet alleen vóór de zusters maar ook in het belang van de zusters. In het kader van aandacht voor zingeving en spiritualiteit is een van mijn taken om te proberen de “ziel” in de zorg te behouden. T.a.v. de medewerkers probeer ik hen het religieus besef bij te brengen: hoe ga je ermee om en hoe houd je rekening met wat de bewoners belangrijk vinden. Hierbij speelt de kennis van het kloosterleven een belangrijke rol. Kapel De kapel en de vieringen vallen geheel onder verantwoordelijkheid van de Congregatie. Vieringen zijn nadrukkelijk open voor iedereen (bewoners, familie en buurt) Voordelen: - katholieke vieringen tegemoetkomend aan behoeften zusters; - aandacht aan kloosterfeesten/gedenkdagen, soms aparte vieringen; - daarvoor, verbondenheid uitdrukkend met zusters in den lande; - gebed voor overleden zusters ook uit andere huizen; - uitvaart in huis van eigen zusters, kerkhof in tuin De congregatie heeft bepaald dat de kapel alleen bestemd is voor vieringen, eventueel een enkel concert. Wel toegelaten worden: - bepaalde vieringen die onder Zorggroep vallen; - vieringen gezamenlijke ziekenzalving voor alle katholieken - jaarlijkse gedachtenisviering voor alle bewoners De kapel is dus niet altijd toegankelijk voor zusters. Uitvaart voor andere bewoners is helaas niet toegestaan. De aanwezigheid van de kapel is medebepalend voor het karakter van het huis. ONTWIKKELINGEN CONGREGATIE Voor degenen die vanuit de kloosterorganisatie de zusters begeleiden is het van essentieel belang op de hoogte te zijn van de geschiedenis c.q. achtergrond van de betreffende religieuzen. Door hiervan op de hoogte te zijn, kan men meer begrip opbrengen voor de oudere religieuzen. De huidige zusters in de verzorgingshuizen (meesten zijn ruim boven de 80) hebben de eerste 20 jaren nog een “klassiek” kloosterleven gekend, waarbij een strakke dagorde van werk en gebed gold. Definitieve afscheid van familie; niet meer thuis logeren; geen uitvaarten van ouders bijwonen; het dragen van habijt; krijgen van andere naam; geen eigen keuze wat werk, opleiding en woonplek betreft maakten deel uit van de religieuze achtergrond met grote nadruk op eenheid en wereldwijde uniformiteit. De periode na WO II tot eind jaren ’50 werd gekenmerkt als een periode van verstarring met strenge naleving van de geldende regels, absoluut gezag, grote vroomheid (bv afbidden). Alles werd voorgeschreven. Hiertegen kwam verzet en dat leidde in de jaren ’50 tot ’60 tot ingrijpende veranderingen op religieus gebied en met name op het kloosterleven.
COR themadag 27102011
pagina 12 van 23
Er kwam een grote mate van vrijheid: men kreeg keuzevrijheid m.b.t. familiecontacten, woonplek, kleding enz…………. De gevolgen in het verleden laten wat betreft problemen en behoeften op de drie gebieden, bepaalde overeenkomsten zien met het ouder van nu. Werk Er kwamen steeds meer regels t.a.v. het werk, waardoor zusters “gewone” werknemers werden (qua opleiding, werktijden). De religieuzen vormden een minderheid in eigen instellingen (ook in leiding) en moesten hierdoor ook andere werkzaamheden zoeken. De term liefdewerk verdwijnt. Men koos nu voor eigen ontwikkeling en ontplooiing. Gemeenschapsleven Grote communiteiten werden opgeheven. Men zocht z’n toevlucht in kleinere gemeenschappen of gingen zelfs alleen wonen. In kleinere gemeenschappen was men meer op elkaar aangewezen, met “echt“, persoonlijk contact. Nu is er meer pluriformiteit en zijn de onderlinge verschillen duidelijker. Om samen besluiten te kunnen nemen, werd communicatie heel belangrijk wat niet altijd eenvoudig blijkt te zijn. Geestelijk leven Ook hierin had men meer vrijheid en verscheidenheid. Voorheen was het gebedsleven strikt voorgeschreven, nu geeft men er een eigen invulling aan d.m.v. lezen en studie bijv. (niet iedereen hetzelfde) OUDER WORDEN ALS ZUSTER VAN LIEFDE Werk Het werk heeft voor belangrijk deel de identiteit van de zusters bepaald. Dit was ook min of meer een voorwaarde om zuster te kunnen worden. Er was altijd wel een taak te vervullen. Nu zorg te moeten ontvangen als je altijd zorgverlener was, valt menigeen zwaar. Kennis en ervaring op jongere zusters overbrengen kan ook niet meer. Gemeenschapsleven Samenleven in kleinere groepen viel niet altijd mee. Door zorgbehoeften zijn ook deze communiteiten weer uiteen gevallen. Nu wordt men gedwongen om na jarenlang alleen gewoond te hebben opnieuw samen in groepen te leven met personen vanuit andere achtergronden. Er zijn geen jongere zusters meer, die afleiding bieden of aan wie kennis kan worden overgedragen; nu bestaat de groep enkel uit ouderen die de hele dag bij elkaar zijn en erg op elkaar letten. Ondanks dat men in een groep woont, is de eenzaamheid groot. De zusters zijn erg op elkaar aangewezen omdat hun contact met de familie toch anders is dan bij de andere bewoners. Het samenwonen met andere bewoners roept ambivalente gevoelens op. Vanuit hun roeping stellen de religieuzen hun huizen open voor anderen die zorg nodig hebben. Hierdoor maakten de zusters kennis met een andere wereld, kregen andere gespreksstof en input. Daarentegen werden zij geconfronteerd met het gemis van eigen kinderen en kleinkinderen. COR themadag 27102011 pagina 13 van 23
De rust, beslotenheid, eenheid, dagritme en religieuze uitstraling veranderen hierdoor. Het is dan ook van belang om te zoeken naar manieren waardoor het gevoel van het zijn van één “gemeenschap” te versterken c.q. te waarborgen. Geestelijk leven De verandering van strak voorgeschreven geestelijk leven naar grote vrijheid werd door veel zusters als een bevrijding ervaren; voor anderen was het een groot verlies. Grote diversiteit kan een verrijking zijn, maar tegelijkertijd ook problemen opleveren met name door grote verschillen in religieuze ontwikkeling. Bijvoorbeeld door missie. De verschillen uiten zich in de liturgie en wijze van viering. Voor sommigen is hun houvast weggevallen. (Wat moet ik geloven/bidden?). Veranderingen voor zusters De komst van leken werd positief ontvangen (ook vanuit roeping). Hoe noemen we hen? De komst van de eerste man bracht het nodige teweeg. Men kreeg andere gespreksstof, contacten, gezelligheid. Anderzijds: - het thuisgevoel was verdwenen. Het hele huis is niet meer van hen alleen. Er zijn nu ook afgesloten ruimtes. De bewoners hoeven/kunnen zich niet meer te bemoeien met de alledaagse dingen zoals afvalscheiding, tafel dekken etc. De koelkastjes in de refters zijn niet meer toegankelijk - veel meer drukte en onrust in huis. Er komen “onbekenden” in hun huis. - men weet niet meer alles van iedereen - confrontatie met gemis van familie, kinderen en kleinkinderen - aanpassing dagritme bv. kapeltijd - grote behoefte aan “onder ons”-gevoel, eigen ruimte, eigen samenkomsten, aandacht voor kloosterzaken, samen vieren Spiritualiteit oudere zusters Leven voltooien, kunnen beamen Niet alles was goed, onder ogen zien, rafelige randen, losse eindjes accepteren Roeping iedere dag beantwoorden vanuit concrete omstandigheden Levensverhaal hierbij is van essentieel belang. Specifieke vragen voor religieuzen: - identiteit (collectief, individueel identiteitsbesef) - roeping door Wie/tot wat (verwachtingen van kloosterleven) - rol van geloften (zoals gehoorzaamheid in werk, armoede nu) - in het einde staan (individueel geen (klein) kinderen), als congregatie) - zingeving kern van het religieus-zijn, wat betekent het om nu zuster van Liefde te zijn? Belangrijk zijn: • gedeelde spiritualiteit – barmhartigheid nu, t.o.v. elkaar, maar ook t.o.v. jezelf? van (barmhartigheid) doen naar → (barmhartig) zijn • kunnen ontvangen (na een leven lang nadruk gelegd te hebben op geven) ook als liefdewerk; besef dat het altijd begint met ontvangen van God COR themadag 27102011
pagina 14 van 23
•
voltooiing / overgave (“heiliging’ niet als zelfheiliging), je “doet”, bewerkt het niet, het gebeurt aan je.
Pastorale/geestelijke/zielzorg zijn in bovengenoemde ontwikkelingen van groot belang.
De voorzitter dankt mevrouw Moni Klein Gunnik voor haar heldere en uitgebreide inleiding en geeft vervolgens het woord aan de heer Eric Corsius die vanuit zijn invalshoek het thema “Spiritualiteit van de oudere religieuzen” zal belichten.
Een huwelijk met twee bruidschatten Inleiding Invalshoeken De vraagstelling van dit onderdeel luidde: “Hoe dicht je de kloof tussen de zorgbehoevende religieus en de zorgverlening in een omgeving die steeds minder kennis en ervaring heeft met de religieuze leefwereld?” Ik wil deze vraagstelling aanpakken vanuit twee verschillende invalshoeken, die ik meebreng als theoloog, als betrokkene bij het religieuze leven en als personeelsadviseur. Dat is ten eerste de invalshoek van het inhoudelijke, theologische nadenken over religieus leven. Hierbij stellen zich vragen rond spiritualiteit en geloof, beleving en leefwereld, mensbeeld en samenlevingsvisie. Vervolgens is het de invalshoek van de organisatie als leef- en werkgemeenschap waar mensen (in hun verschillende rollen en posities) zorg dragen voor het goede leven: dat van zichzelf en dat van de ander. Tegen deze achtergrond kom ik tot de volgende opbouw van mijn inleiding. Stappen I. Het eerste hoofdstuk behelst een fenomenologie van de vraagstelling en het religieuze leven. Het woord ‘leven’ staat daarbij centraal. II. De volgende stap bevat een kritische kijk op bepaalde spanningen tussen de leefwereld van religieuzen en het zorgsysteem. III. Het derde hoofdstuk bestaat in het benoemen van enkele hinderlijke vanzelfsprekendheden in ons waarnemen en denken. IV. De laatste stap is het aanreiken van enkele praktische perspectieven en handvatten. I. Een kleine fenomenologie Het eerste wat in het oog springt als ik kijk naar de vraagstelling is het thema ‘leven’. Het woord ‘leefwereld’ komt er immers prominent in voor. Bovendien is het woord ‘leven’ onvermijdelijk als we het hebben over religieuzen. De religieuze staat is immers een levensvorm, een levensstaat, een wijze van leven. Zo noemen we het ook: vita COR themadag 27102011
pagina 15 van 23
consecrata, religieus leven. De religieuze staat gaat over het hele leven, in al zijn facetten en dimensies en die weer in hun onderlinge, integrale samenhang. Laten we de rijkdom van dat leven dan eens onder ogen nemen.
1.1. De structurering van de tijd en de ruimte De religieuze levensvorm ziet erop toe, dat het leven in al zijn dagelijks elementen bewust doorleefd en vormgegeven wordt. Dat uit zich in de structurering van de tijd, van dag tot dag. Elk moment in de cirkel van de dag heeft alle aandacht en alles is even belangrijk. De gebedsmomenten, de maaltijden, de momenten van rust en ontspanning: ze worden op elkaar afgestemd en worden gecultiveerd als de onlosmakelijke en onmisbare onderdelen van één geheel. Geen enkel onderdeel van het dagelijks leven is zonder betekenis. Er is voor alles een bepaalde tijd gereserveerd, geregeld en geheiligd. En analoog daarin is er ook voor alles een eigen plaats en ruimte. Multifunctionele ruimtes kent het religieuze leven ten diepste niet.
1.2. Het ritme van enkeling en gemeenschap Deze omgang met tijd en ruimte krijgt extra diepgang door de balans tussen het leven van de enkeling en dat van de gemeenschap. Bij elke gemeenschap ligt het accent anders, maar altijd is er een bewuste zorg dat zowel het individu tot zijn recht komt als de gemeenschap. Juist dit ritme structureert de tijd en ruimte. De religieus koestert enerzijds een welbegrepen eenzaamheid, waarin zij of hij leeft voor Gods aangezicht. Zij of hij heeft daarom ook haar eigen tijden en momenten, een eigen gebedsleven en eigen keuzesituaties. Dat veruitwendigt zich in de ruimte: ieder heeft een eigen kamer of cel, een eigen bed, bijbel en benodigdheden. Anderzijds krijgt het gemeenschappelijke uitdrukkelijk en nadrukkelijk aandacht: in gezamenlijk gebed, de liturgie, de gezamenlijke recreatie, de gezamenlijke maaltijden, het gemeenschappelijke beraadslagen en besluiten. Er zijn gemeenschappelijke tijden en momenten. En ook dit weerspiegelt zich in de ruimte: grote refters, recreatieruimtes, kapittelzalen en gebedsplaatsen. Men komt samen op afgesproken tijd en plaats. (Bij de gemeenschap gaat het er overigens niet alleen om, dat men dezelfde dingen tegelijk doet, dat de neuzen de zelfde kant op staan: die gemeenschap is er ook op gericht dat men zich toekeert naar elkaar, dat men er voor elkaar is en zorg draagt voor het lichamelijke en spirituele heil van elkander. De gezamenlijke tijd is ontmoetingstijd, de gemeenschappelijke ruimte ontmoetingsruimte.) Kortom: het religieus leven kenmerkt zich door een ritme van eenzaamheid en gemeenschap en dat slaat neer in de structurering van tijd en ruimte.
COR themadag 27102011
pagina 16 van 23
1.3. Levensloop Leven is tijd. Het is de indeling, de structurering, de ritmisering van die tijd. De tijdsdimensie betreft echter niet alleen de cirkelgang van elke dag en elk jaar. Ze betreft ook de rechte lijn van de levensloop. De religieus maakt aan het begin van haar of zijn ‘loopbaan’ een keuze om de levensweg af te leggen voor het aangezicht van God. Ze wil op die weg vooruitgaan, groeien, rijpen en elke levensfase spiritueel doorleven. De religieus kijkt terug en vooruit. De religieus deed al aan retrospectie en levensloopplanning voordat deze woorden bestonden.
II. Spanningen tussen leefwereld en zorgsysteem De bewuste doorleving en vormgeving van tijd en ruimte, als enkeling en gemeenschap, op het niveau van het dagritme en op het niveau van de levensloop: dat alles maakt deel uit van de ‘leefwereld’ van de religieus. De vraagstelling van vanmiddag signaleert nu een kloof tussen leefwereld en zorgverlening. Dit duidt er wellicht op dat de zorgverlening als systeem geen recht doet aan precies deze invulling van de leefwereld. En inderdaad zijn er aanwijzingen van die spanning. Zonder uitputtend te willen zijn neem ik enkele spanningen door. Ik heb daarbij een zorginstelling voor ogen, waar religieuzen sterk zijn vertegenwoordigd, al dan niet doordat de instelling is voortgekomen uit een KVH.
2.1. Vervreemding in de beleving van ruimte en tijd Ten eerste kun je je afvragen of het systeem van de zorgverlening voldoende is afgestemd (en kan worden afgestemd) op het dagritme, op de dagelijkse structurering van de dag, op de bijbehorende structurering van de ruimte, op het ritme van alleen en samen. Vooral de behoefte om als gemeenschap op afgesproken tijden en plaatsen samen te komen vraagt alle aandacht. Er zijn zorginstellingen die bewust rekening hiermee houden. Maar het is niet altijd eenvoudig. Soms zijn er ook grenzen aan het mogelijke. Persoonlijke verzorging en verpleging staan misschien per definitie op gespannen voet met een bepaald dagritme. Uitwassen zoals pyamadagen daar gelaten, is het nu eenmaal onvermijdelijk dat mensen op elkaar moeten wachten en ná elkaar aan de beurt komen. Maar de grens tussen het praktisch-onvermijdelijke en gemakzucht wordt overschreden, als een zuster of broeder uit louter praktische overwegingen het eten op haar of zijn kamer krijgt. Bovendien zijn er ook systeemfouten. Wat ervan te denken als een instelling, waar veel religieuzen wonen, vol trots aankondigt dat voortaan iedereen naar het restaurant kan gaan wanneer hij of zij wil? Dat zij of hij daar kan eten wat zij of hij wil? Dat hij of zij kan opstaan wanneer zij of hij wil?
COR themadag 27102011
pagina 17 van 23
2.2. Het loskoppelen van zingeving en gemeenschap Het Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg onderscheidt vier domeinen. Wonen en leven, participatie, mentaal welbevinden en lichamelijk welbevinden. Ik verbaas me er over dat participatie en sociaal leven als een apart domein worden behandeld naast het domein van mentaal welbevinden, met zijn dimensies van zingeving en identiteit. Juist bij religieuzen maakt participatie en samenleven innerlijk deel uit van dit ‘mentale welbevinden’. Participatie en zingeving kun je niet na elkaar afvinken. Het ene maakt deel uit van het andere. In de praktijk zal het wellicht loslopen, maar bij een starre toepassing van dit model ligt een systeemfout op de loer. De religieus zal de zorgverlener niet begrijpen en zich niet begrepen voelen, als zingeving en gemeenschapsleven worden benaderd als twee verschillende dimensies van het leven. Vervreemding blijft dan niet lang uit.
2.3. Onteigening Het HKZ-model en andere kwaliteitssysteem hameren op cliëntgerichtheid en – tevredenheid. Er bestaan instrumenten en systemen om daaraan te werken: raadpleging en medezeggenschap in verschillende vormen, tevredenheidsmeetsystemen etc. Ook hier dreigt vervreemding en zelfs ontvreemding plaats te vinden. Hoe paradoxaal ook: gevoelsmatig krijgt menige religieus eerder minder te zeggen dan meer als zij of hij in een zorginstelling ‘terecht komt’ (let u op deze veel gebruikte formulering!). De religieus die van huis uit gewend is aan gestructureerde zeggenschap en medezeggenschap over het gezamenlijke leven in huis (via kerkrechtelijk gewaarborgde democratische procedures) wordt opeens een individuele klant die uiteindelijk ook iets mag zeggen. Je kunt nog zoveel zeggenschap en ‘eigen regie’ toegeschoven krijgen als individuele zorgontvanger: als je gewend bent om als lid van de gemeenschap iets te zeggen te hebben over de hele organisatie, is dat een gevoelsmatige inperking van jewelste. Deze inperking is extra voelbaar als de zorginstelling een voormalig klooster is, dat je dagelijks herinnert aan andere tijden. Gebouwen hebben immers een geheugen. Terzijde: de ervaring dat je eigen huis niet meer helemaal je eigen huis is, is niet alleen de ervaring van religieuzen. Het is een klassiek probleem van het familiebedrijf, waarover zelfs een hele wetenschap zich buigt (Nijenrode heeft zelfs een leerstoel familiebedrijfskunde). In dat verband is het aardig om op te merken, dat de KNR sinds kort aandacht geeft aan dit denkmodel. Ook familiebedrijven in de ‘wereld’ worstelen met de problematiek van het uit elkaar drijven van het bedrijfssysteem en het familiesysteem.
2.4. Gevolgen van uitbesteding Veel taken van de gemeenschap zijn uitbesteed aan betaalde krachten en vrijwilligers. Dat betreft niet alleen taken van de gemeenschap ten behoeve van kerk en samenleving (onderwijs, zorg, pastoraat), maar ook veel taken binnen en ten behoeve COR themadag 27102011
pagina 18 van 23
van die gemeenschap zelf. In een zorginstelling wordt dit uitbesteden op de spits gedreven: noodzakelijkerwijs wordt de onderlinge zorg en zorgzaamheid van de zusters en broeders vervangen door zorg door derden. Dat heeft verschillende effecten. 2.4.1. De zorg wordt niet alleen geleverd en uitgevoerd door derden, maar ook georganiseerd, aangestuurd, gecontroleerd en gereguleerd door derden. Als iemand uw kousen vervangt dan heeft u te maken met dat aardige meisje dat aan uw benen frunnikt, maar indirect ook met haar leidinggevende, met stafdiensten en commissies in huis, met directie, bestuur en toezichthouder, met het indicatieorgaan en uiteindelijk met de minister. Soms voel je ook aan den lijve dat er veel geregel plaats vindt rond jouw zorg. 2.4.2. Bij dat geregel hoort ook dat de zorg wordt opgedeeld in kleinere en grotere eenheden, ‘componenten’. In de leefwereld en in de zorg die het leven zelf is, hangt echter alles met alles samen. Het leven is één groot dynamisch geheel. Overigens geldt dit niet alleen voor religieuzen. 2.4.3. De uitbesteding heeft ook (maar niet noodzakelijk!) tot gevolg dat zorg wel heel erg tot ‘werk’ wordt. Op zich is dat geen bezwaar, ware het niet dat we de laatste decennia ook anders zijn gaan nadenken over ‘werk’. Werk is iets dat je los moet zien van je leven. Professionaliteit is ‘afstandelijkheid’ gaan betekenen. We zien gelukkig echter dat steeds meer professionals – met name maar niet alleen in de zorg – de behoefte hebben om werk weer hechter te verbinden met het leven. Werken doe je in relaties (met collega’s en met de mensen voor wie je het doet) en de werkorganisatie is ook een leef- en werkgemeenschap. Werken is niet alleen iets wat je naast je ‘eigenlijke leven’ doet, maar een zingevende invulling van het leven en een bron van ‘eigenlijkheid’. (Al is het goddank niet de enige bron van geluk en zingeving.)
III. Hinderlijke vanzelfsprekendheden. Ik heb enkele spanningen tussen leefwereld en zorgsysteem benoemd. Onder andere hieruit wil ik de vanzelfsprekendheden benoemen, die ons waarnemen, denken en doen beïnvloeden. Een soort gewetensonderzoek dus: Hoe kijken wij naar de zorg van en voor religieuzen? Waardoor laten we ons onbewust of ondoordacht leiden? Een eerste valkuil bestaat erin, dat vanuit een goedbedoelde inzet voor eigen regie en zelfstandigheid, de individuele religieus isoleren uit haar of zijn gemeenschap. Voor een religieus hoort die gemeenschap juist bij haar of zijn identiteit. Ons moderne individualisme wordt dan de kam waarlangs we alle schapen scheren. Nu zouden we van de weeromstuit ook in een ander uiterste kunnen vallen en de gemeenschap idealiserend en kritiekloos voorop gaan plaatsen. Religieuzen ervaren de relativering van de gemeenschap soms ook als een bevrijding. Ze maken graag eigen keuzes - ook als het gaat om zaken als intimiteit en ethische vraagstukken. Die hebben ze niet totaal weg gedelegeerd aan de gemeenschap. Soms echter worden ethische vragen weggehouden bij religieuzen – of niet eens aan de orde gesteld. Vragen rond intimiteit, levensbeëindiging, niet-reanimeren: de religieuzen zullen er wel niet mee bezig zijn, ze zullen wel het bekende katholieke standpunt hebben of misschien COR themadag 27102011
pagina 19 van 23
zelfs schrikken van die onderwerpen, wordt dan gedacht. Alsof religieuzen niets gewend zijn… Het vraagt om aan- en invoelingsvermogen van de zorgaanbieder en zorgverlener, om te polsen hoe de balans tussen individu en gemeenschap is bij de concrete gemeenschap die zij in huis hebben en de leden ervan. Het vraagt ook om oog voor de accentverschillen per religieus instituut. En dan zijn er nog de gender-verschillen, die tussen mannen en vrouwen. Fijnmazig kijken is het devies. Dan begrijp je de verschillende waardering van individualiteit en gemeenschapsleven. (Je bent dan overigens ook bedacht op andere accentverschillen, zoals bij de waardering van assertief gedrag, van persoonlijke verzorging etc.) Dat we aan dat fijnmazig kijken niet altijd toekomen is de uiting van een breder probleem. Het is het probleem van de beeldvorming ten aanzien van religieuzen ons vaak in de weg zit. Dat leidt bijvoorbeeld zowel tot demoniseren als tot romantiseren van de religieuze traditie. Dat gebeurt in golfbewegingen. De generatie van mijn ouders koesterde niet altijd warme herinneringen aan de zusters in school en ziekenhuis, hetgeen vaak tot karikaturen leidde. Daarop reageerden feministische auteurs als Van Heijst met een indrukwekkend eerherstel. Hoe dan ook: beelden doen hun werk. Bijna vergeten we dat religieuzen ‘net mensen’ zijn, in soorten en maten. Maar het zijn wel bijzondere mensen, met een complexe identiteit. Dat vraagt om aandachtig, subtiel kijken en luisteren, met oog voor complexiteit, paradoxen en nuances.
IV. Handreikingen Hoe kunnen we hiermee nu verder? Ik spreek hier vooral met het oog op instellingen die zijn voortgekomen uit kloosters, al dan niet met de tussenstap van een KVH.
4.1. Opstelling van de systemen in het familiebedrijf Een belangrijke stap kan worden gezet op het niveau van de top van de zorginstelling. Deze dient zich ervan bewust te zijn, dat de religieuzen in voormalige KVH’s zich een grootaandeelhouder voelen en de hoeder van een familiebedrijfs-traditie. De religieuze gemeenschap moet worden gezien als een dialoogpartner en haar verhaal moet zorgvuldig worden verweven in het organisatieverhaal van de instelling – en dat dan niet als een politiek correct gebaar of beleefd eerbetoon, maar vanuit het besef dat dit verhaal een inspirerende kracht kan genereren voor ieder die leeft en werkt in de instelling. Want meer dan ooit worden werkorganisaties ervaren als leef- en werkgemeenschappen met een geschiedenis en een verhaal. Medewerkers laten zich binden en boeien, begeesteren en bewegen door dergelijke verhalen. Gebruik die rijkdom dan, die je in huis hebt. Ook als het, zoals de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid het zo mooi hebben geformuleerd, een ‘onvoltooid verhaal’ is. Dat daagt immers juist uit om er samen verder aan te schrijven.
COR themadag 27102011
pagina 20 van 23
4.2. Leiding Van het management op meer operationeel niveau vraagt dit om de zeggenschap en medezeggenschap subtiel te regelen. Doorbreek enerzijds de subassertiviteit van religieuzen die alles goed vinden en luister naar hun subtiele signalen. Probeer anderzijds dankbaar gebruik te maken van de traditie van gestructureerde medezeggenschap in religieuze gemeenschappen. Heb respect voor het Oude Testament van het religieuze instituut naast het Nieuwe Testament van de zorginstelling. Probeer die met elkaar te verbinden. Individualiseer de medezeggenschap en de inspraak niet - en reduceer die zeker niet tot alleen cliëntonderzoek. Accepteer bovendien, zoals in elk familiebedrijf, dat er naast de formele, zichtbare communicatiecircuits ook informele, minder zichtbare zijn. Zoek de ongeschreven regels op.
4.3. Dagelijks werk In het dagelijkse werk gebeurt het natuurlijk. Het komt aan op het directe contact tussen de zorgverlener en de religieus. Hier is de personeelsafdeling aan zet, om al dan niet in overleg met de geestelijke verzorging, invulling te geven aan de opleiding. In deze opleiding zal het kennismaken met het individuele en gemeenschappelijke verhaal van religieuzen een plaats moeten hebben, maar vooral ook de gevoeligheid en alertheid om hier dagelijks mee te werken. In de zorg moet het werken met levensverhaal en levensboek een geïntegreerde plaats hebben. Overigens werkt dit het beste als zorgverleners de waarde van het levensverhaal bij zichzelf ontdekken. Het eigen levensverhaal moet aan het begin staan van de bedoelde opleidingstrajecten. Zo komt de zorgverlener ook de bronnen van de eigen beroepsuitoefening op het spoor.
4.4. Verankering De verankering van het levensverhaal in de zorg stelt eisen aan beleid, cultuur, kennisoverdracht en concrete werkwijzen. Die laatste zijn cruciaal. Mensen gaan immers in iets geloven en er enthousiast over worden, als ze proefondervindelijk merken dat het werkt. Als in dagelijkse zorgzaamheid en zorg aandacht is voor het levensverhaal, ontstaat vanzelf een ‘narratieve mentaliteit’ of ‘cultuur’ in de werkgemeenschap. Ondersteunende organisaties als RELIËF (in deze ook gesprekspartner voor ActiZ) hebben daar beproefde middelen voor ontwikkeld. Ik noem enkele voorbeelden: handreikingen voor levensboeken en reminiscentiebijeenkomsten, handreikingen voor het inrichten van een ‘narratieve omgeving’ (zeg maar: een ruimte waarin het verhaal beeldend en tastbaar is weergegeven), het opnemen van een biografische paragraaf in zorgleefplannen etc. Om hiermee te werken en om vanuit het werken ermee te komen tot een andere cultuur, is er zoals gezegd een dankbare plaats weggelegd voor de opleider in samenspraak met de geestelijke verzorging.
COR themadag 27102011
pagina 21 van 23
Ik stel me een opleidingstraject voor waar al doende wordt geleerd te werken met verhaal en waarbij uit het doen inzichten en houdingen worden gepuurd. 4.5. Ten slotte: Omdenken naar overvloed Te vaak merk ik nog dat er vooral problematiserend wordt gesproken als het gaat over het huwelijk tussen zorg en religieus leven. Alsof het a priori en alleen maar lastig is, om het religieuze systeem en het zorgsysteem in elkaar te schuiven. De basis moet m.i. zijn, dat we leren denken en handelen vanuit de ‘overvloed’ en de ‘rijkdom’ in onze instellingen, vanuit de bruidschat die zowel religieuzen als de zorgverleners meebrengen. Zorgverleners en –ontvangers hebben elkaar veel te bieden en kunnen samen beter worden van hun onderlinge verbond. Laten we dat als een kans zien en die kans grijpen. Eric Corsius, Wittem/Eindhoven.
Naar aanleiding van de laatste twee inleidingen worden vanuit de zaal de volgende vragen gesteld: •
In hoeverre hebben de religieuze instituten hun visie t.a.v. de spiritualiteit vastgelegd? Op welke manieren begeleiden de medewerkers de bewoners hierin?
Moni Klein Gunnewiek De meeste medewerkers waren al in dienst bij het religieus instituut en zijn op de hoogte van de wensen van de bewoners. Uiteindelijk heeft de manager in dit opzicht een sturende functie naar de verzorgenden toe. Hoe dat concreet is zijn werk gaat is niet gemakkelijk weer te geven. Sfeer is immers niet tastbaar. Yvonne van Geffen Een manier om de medewerkers hierin te begeleiden is het geven van cursussen in de geschiedenis van de congregatie. Deze mogelijkheid wordt door veel congregaties geboden omdat ze dit net zo belangrijk vinden als het geven van andere cursussen. •
In hoeverre worden financiën aangewend om de spiritualiteit tastbaar te maken?
Moni Klein Gunnewiek Hiermee wordt verschillend omgegaan. Het is van belang om er al te luchtig mee om te gaan. Zij deelt de zorg ook en vraagt zich sterk af of er voldoende aandacht en/of geld aan besteed wordt. •
Iedere organisatie zou dit beleid eigenlijk moeten verankeren. Dit is net zo belangrijk als gastvrijheid en sfeer. Spiritualiteit behoort een van de kernwaarden te zijn. Levensverhaal moet gekoppeld worden aan religieus verhaal. Er bestaat veel behoefte aan gemeenschapszin.
•
In ons KVH in Nijmegen staat voor de bewoners het welbevinden, spiritualiteit en zingeving bovenaan. We geven zelf cursussen in spiritualiteit en zingeving. Naar mijn mening zijn er wel degelijk concrete manieren om het welbevinden en spiritualiteit te waarborgen.
COR themadag 27102011
pagina 22 van 23
Alle nieuwkomers (personeel en vrijwilligers) krijgen deze cursussen aangeboden om op deze manier zich beter te kunnen inleven in de sfeer van de religieuze leefwereld. Wij merken dat er vanuit de zorg veel behoefte is voor deze cursussen. Het is belangrijk om hierop in te spelen. Eric Corsius Het is niet verstandig om alleen op budgetten te gokken. Het zou ook goed zijn om binnen je personeelsadministratie te bekijken of een en ander in je H&R systeem ingebouwd kan worden. Wellicht kan dit een andere inzicht geven in de budgettering. Joop Peters dankt de aanwezigen en de sprekers voor hun bijdrage aan deze dag en terugblikkend op deze dag stelt hij vast dat de boeiende discussies die de behandelde thema’s hebben teweeg gebracht, zeker een vervolg moeten krijgen. Er zijn ideeën gelanceerd om in regioverband aan de gang te gaan om op deze manier inhoudelijk vraagstukken aan de orde te stellen. De KNR en de COR bieden directeuren/bestuurder van zorginstellingen, die zorg aan religieuzen verlenen, de mogelijkheid om aan de op te richten kring “COR-kring” deel te nemen. Belangstellenden kunnen zich via bijgaand formulier aanmelden. Na deze woorden sluit Joop Peters de bijeenkomst en nodigt iedereen uit om onder het genot van een verfrissing in de eetzaal over het besprokene met elkaar van gedachten te wisselen. ’s-Hertogenbosch, 4 november 2011 Sylvia Hobeijn
COR themadag 27102011
pagina 23 van 23