Verslag van het derde EFT-congres op 27 en 28 maart 2014, ‘Joining Self & Society’
Lucia van der Sluijs
Lucia van der Sluijs*
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
268
De Stichting Emotionally Focused Therapy vierde haar vijfde verjaardag met een drukbezocht tweedaags congres, voorafgegaan door een dag met twee masterclasses. Er waren veel sprekers en workshopgevers: Sue Johnson, maar ook andere internationale kopstukken als Jim Furrow, die zich vooral bezighoudt met Emotionally Focused Family Therapy (EFFT) en Yolanda von Hockhauf, die sprak over individuele EFT en de interactie tussen cliënt en therapeut. Nederland was goed vertegenwoordigd, onder andere met Nelleke Nicolai die sprak over gehechtheid en Marcel Schmeets over epigenetica. Het was een congres waarin veel facetten van de EFT belicht werden én waarin een poging werd gedaan om verbinding te leggen tussen wat er gebeurt in de therapiekamer en de ontwikkelingen in de samenleving, waar individualisering en marktwerking steeds grovere vormen aannemen. Karin Wagenaar, voorzitter van de Stichting EFT, opende de eerste congresdag. Zij besprak een aantal maatschappelijke ontwikkelingen die haar zorgen baren: de crisis en de bezuinigingen, waardoor de sociale verschillen vergroot worden en het sociale vangnet verdwijnt. Mensen worden toenemend individueel verantwoordelijk gehouden voor hun problemen, maar dit kan er juist toe leiden dat schaamte toeslaat en mensen gesloten worden. Terwijl, aldus Wagenaar, juist het delen van kwetsbaarheid de weg is naar de oplossing van problemen. Relatie- en gezinstherapie worden niet meer vergoed en hulpverleners raken hun werk kwijt. De stichting werkt mee aan onderzoek naar de effectiviteit van relatietherapie en lobbyt voor vergoedingen voor relatie- en gezinstherapie. Tegen het DBC-’dictaat’ in blijft de stichting proberen verbindingen te leggen tussen individuele problemen, relatieproblemen en sociale problemen. Dagvoorzitter en bestuurslid Peter Verboom bood Sue Johnson haar, in het Nederlands vertaalde, boek aan: Veilig verder, EFT bij trauma (Emotionally Focused Therapy with Trauma Survivors: strengthening attachment bonds, 2002) met een verhaal uit zijn eigen leven. Hij vertelde hoe zijn vader, getraumatiseerd door de oorlog, een zware last legde op zijn gezin. En hoe opa zijn kleinzoon lichtheid en plezier bood en daarmee wellicht hielp te voorkomen dat hij een tweedegeneratieoorlogsslachtoffer werd. Dit soort verhalen zijn kleine schatten die het belang van hechtingsfiguren in het leven illustreren.
* Lucia van der Sluijs is maatschappelijk werker/systeemtherapeut en EFT-therapeut. Zij is werkzaam bij PsyQ Groningen, Eetstoornissen & Obesitas en Persoonlijkheidsproblematiek.
Congresverslagen
269 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
Sue Johnson, grondlegster van de EFT, nam het stokje over. Zij vertelde over hoe het zelf, de identiteit, gevormd wordt door hechting. Niet alleen van baby’s in de ouderkindrelatie, maar ook van volwassenen in de partnerrelatie. Identiteit is geen verzameling van eigenschappen, maar iets wat ontstaat en verandert door de ervaringen die iemand opdoet in relatie met anderen. Dat wat door een ouder met vreugde in een kind gezien wordt, ontwikkelt zich. Wij leren onszelf kennen door te verwerken hoe anderen op ons reageren. Dat hechting het zelf vormt is niet alleen een psychologisch, maar ook een biologisch gegeven. Hoe bepalend de ander is, laat het bekende Hand-holding experiment zien. Op hersenscans is het verschil zichtbaar gemaakt tussen hoe mensen, in een voor hen bedreigende situatie, reageren wanneer ze de hand vasthouden van hun partner of die van een vreemde en wanneer ze de hand vasthouden van hun partner binnen een veilige relatie, na twintig EFT-sessies. Binnen een onveilige relatie lichten veel stressgebieden op in de hersenen. Na de therapie lichten nog steeds veel stressgebieden op wanneer iemand de hand van een vreemde vasthoudt, maar beduidend minder wanneer de hand van de partner vastgehouden wordt. Verbinding met een geliefde is dé manier om de moeilijkheden en bedreigingen in ons leven te kunnen dragen en verwerken. Dit is, betoogde Johnson, de meerwaarde van EFT boven individuele therapie. In individuele therapie moet eerst gewerkt worden aan het creëren van een veilig contact waarbinnen iemand durft te veranderen. Bij EFT worden, door het creëren van een veilige band tussen de partners, hen gereedschappen aangereikt om elkaar te veranderen. Johnson stelde dat, door mensen te helpen zich te hechten en te leren empathischer met eigen en elkaars kwetsbaarheden om te gaan, ook de maatschappij verandert. Ze haalde een onderzoek aan waaruit blijkt dat mensen meer empathisch en meer altruïstisch worden nadat hen gevraagd is te denken aan iemand waar ze van houden. Ze eindigde haar lezing met een video waarin we een bedelende blinde man zien. Er komt een jonge vrouw naar hem toe die zijn bordje met ‘blind’ verandert in ‘it’s a beautifull day and I can’t see it’. Ook dát is EFT: mensen helpen hun noden zo te verwoorden dat ze empathie oproepen, waardoor er verbindingen kunnen groeien. Na de koffiepauze sprak Jim Furrow, professor in Relatie- en Gezinstherapie aan de Fuller Graduate School of Psychology, Pasadena, Californië. Hij doet al 25 jaar onderzoek naar, en schrijft over, de effectiviteit van EFT en is bezig met de ontwikkeling van de Emotionally Focused Family Therapy (EFFT). Hij vroeg zich af hoe de ontwikkeling geweest zou zijn binnen de gezinstherapie, wanneer de grote grondleggers het belang gezien hadden van de wijze waarop emoties relaties vormgeven. Hoe zou het zijn geweest als Minuchin, naast zijn focus op patronen, ook het belang van emoties had onderkend? Wat als Satir, naast het belang van een gevoel van eigenwaarde, ook de waarde van een gevoel van veiligheid had gezien? Ik vraag me af of Furrow zich wel realiseert hoeveel er binnen de EFT toch ook geleund wordt op het werk van Minuchin: iedere EFT-therapie begint immers met de zoektocht naar disfunctionele relatiepatronen. EFT is vooral schatplichtig aan
Lucia van der Sluijs Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
270
Bowlby, op wiens theorieën over hechting verder is gebouwd. Furrow sprak dan ook over het grote belang van een veilige hechting tussen ouders en kind en de impact hiervan op de mogelijkheden van dit kind om als volwassene een liefdevolle relatie te ontwikkelen. Dit betekent dat ouders goed oog moeten hebben voor wat hun kind nodig heeft; niet alleen zicht hebben op bedreigingen, maar ook op de wijze waarop het kind reageert. Hij illustreerde dit met een enig filmpje: een meisje is met haar vader in de speeltuin, hangt aan een klimrek en vindt dit reuze spannend. Wanneer ze een hand moet loslaten om de volgende spijl te kunnen pakken, roept ze ‘I need you’, waarop vader direct komt. Wanneer ze beide handen weer vast heeft, roept ze ‘I don’t need you’, waarop vader zich weer terugtrekt. En dit een tiental keren direct achter elkaar. Te veel zorg zou een gevoel van incompetentie kunnen opleveren, te weinig zorg leidt tot een onveilig gevoel. Conflicten binnen het gezin leveren een grote bedreiging op voor kinderen, vandaar het belang van de EFFT, zo betoogde Furrow. Binnen de EFFT worden gezinnen geholpen om hun negatieve patronen te identificeren, worden ouders gestimuleerd meer open te zijn voor de behoeften van hun kinderen en dit ook in hun gedrag te tonen. Eigenlijk is dit de rode draad in het hele betoog van Furrow: kijk goed, zie wat de ander beweegt en wat de ander nodig heeft. Met een film illustreerde Furrow zijn begrip defensive exclusion (het defensieve terugtrekken): ouders falen in het bieden van veiligheid, zorg en liefde. Daarin onderscheidde hij twee typen: –– de ontregelde zorg (dysregulated caregiving): de ouder is overspoeld door angst voor de kinderen en zichzelf. De ouder voelt zich kwetsbaar en machteloos en krijgt een negatief beeld van het kind; –– de beperkte zorg (constricted caregiving): de ouder verwijdert zich uit de zorgsituatie vanuit de gedachte dat het kind zelf wel in staat is zich in de situatie te redden, waarbij een groot risico bestaat op parentificatie. Het lijkt mij dat beide typen naadloos in elkaar kunnen overlopen. In het filmpje over de therapie van Leah (11 jaar) toonde hij een gezin van een New Yorkse brandweerman, waar de ouders werkloos en dakloos zijn. De ouders hebben steeds vaker conflicten, waarbij vader agressief kan worden en moeder geneigd is zich terug te trekken. Ook het zusje trekt zich terug. Leah laat vooral haar boosheid zien, maar is onderliggend erg bang, vooral voor de agressie van haar vader. Het is mooi om te zien hoe de therapeut voorwaarden schept om Leah met haar ouders hierover te laten praten. De therapeut helpt Leah door te praten over wat hij aan haar ziet, zodat zij kan vertellen hoe ze zich voelt. Ontroerend hoe Leah de veiligheid in dit gesprek blijft creëren en testen door afwisselend te vertellen over haar angsten en haar vader te knuffelen. Vader kan op een bepaald moment zeggen dat hij ook bang is, maar ook nog steeds een sterke man, waardoor Leah zich gezien en erkend voelt én haar vader weer als veilige haven kan voelen. Uit het ruime aanbod koos ik na de lunch voor de workshop EFT bij vermijdende stellen, door Karin Wagenaar en Jeroen Bakker, beiden werkzaam op het Centrum
Congresverslagen
271 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
voor Psychotherapie Pro Persona in Lunteren. Wagenaar en Bakker begeleiden samen partnerrelatiegroepen met mensen met vooral het vermijdende (cluster C ) type persoonlijkheidsstoornis. Het was een inspirerende workshop waarin vanuit verschillende perspectieven werd ingegaan op het werken met vermijdende stellen. In hun verhaal trof mij dat vermijders vaak hun gevoelens onderdrukken, wat een verhoogd cortisolniveau en vermoeidheid veroorzaakt. Ze zijn vaak rationeel en afstandelijk en ontwijken oogcontact. Dat ziet er ongeïnteresseerd uit en levert het risico op dat de therapeut ook ongeïnteresseerd raakt. Het zelfbeeld van een vermijder is vaak overmatig negatief en kritisch, hij voelt zich in de war en tekortschieten, beoordeeld en leeg. Het beeld van de ander is ook negatief: een vermijder leeft in een gevaarlijke wereld. Om de interactie bij een vermijdend stel en de daarbij typerende EFT-cirkels te kunnen begrijpen, is het goed om het begrip mentaliseren erbij te betrekken. Wagenaar en Bakker definieerden dit begrip als: kunnen ‘voel-denken’ over jezelf en de ander. Je kunt mentaliseren over jezelf, de ander en de relatie. Vermijders zijn sterk geneigd ook dit mentaliseren te vermijden, waardoor er een leegte ontstaat in de relatie. De therapeut loopt een aantal risico’s in het therapieproces met een vermijdend stel. Wanneer de hechtingsstrategie van de therapeut vooral deactiverend is, is de therapeut té voorzichtig en bestaat het risico dat er niets gebeurt. De therapeut moet meer risico durven nemen en niet samenvallen met de innerlijke angst van de cliënt voor het ‘ondragelijke gevoel’. De hyperactiverende therapeut werkt te snel, moet leren de innerlijke angst van de vermijdende cliënt te verdragen zonder het te willen ‘oplossen’. Ook is van belang je te realiseren dat vermijders amper taal hebben voor de eigen binnenwereld en die van de ander. Het is noodzakelijk de cliënt bij de hand te nemen en voorzichtig maar vasthoudend dit nieuwe gebied in te leiden. Na de workshops kwamen we weer plenair bij elkaar voor een lezing over gehechtheid en psychopathologie van Nelleke Nicolai, psychiater en psychotherapeut, gespecialiseerd in vroegkinderlijk trauma. Psychopathologie ontstaat niet direct vanuit een bepaalde hechtingsstijl, betoogde Nicolai. Wel is het zo dat een goede hechtingsstijl meer mogelijkheden biedt op allerlei levensgebieden en dus meer bescherming biedt. Vermijders, of afkoelers, zoals Nicolai ze noemt, gaan hun gevoelens steeds minder waarnemen, doordat ze die hun hele leven al onderdrukken. Echter het lichaam neemt het wel waar, wat kan leiden tot bijvoorbeeld een hoge bloeddruk. Afkoelers lijden makkelijk aan somatische klachten. Nicolai noemde ook de categorie externaliserende afkoelers, die geneigd zijn zichzelf groter te maken en minachtend te zijn over de ander. Een type dat je niet snel in de therapiekamer zult vinden, maar eerder in de politiek. Emoties naar boven halen en mensen helpen hun emoties te verwoorden is het meest helpend in het therapeutisch proces, maar wordt in de huidige ggz te weinig gedaan. Momenteel wordt er, stelde Nicolai, ook onder therapeuten vaak negatief gedacht over afhankelijkheid: daar moet een einde aan komen. In therapie zou men
Lucia van der Sluijs Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
272
juist moeten onderzoeken wat de gehechtheidsbehoeften zijn en hoe daar gehoor aan gegeven kan worden. Naast een veilige therapeutische relatie, is dat wat werkt. Hoewel ze voor een uur op het programma stond, was Nicolai in een half uur met haar lezing klaar, waarbij ze zo snel praatte dat het lastig te volgen was. Jammer, want ze heeft veel interessants te vertellen. Het extra half uur werd gevuld met vragen uit de zaal voor Sue Johnson en Jim Furrow. Het is makkelijk Johnson op haar praatstoel te krijgen over thema’s als het belang van verbinding en gehechtheid, over de waarde van het herkennen en erkennen van emoties. Aardig vond ik haar gedachte over de impact van technologie op de ontwikkeling van onze kinderen: doordat de communicatie steeds meer via technologie, internet, facebook en dergelijke verloopt, zou het kunnen dat kinderen steeds minder goed non-verbale communicatie en dus ook emoties kunnen ‘lezen’. Aangezien verbondenheid gecreëerd wordt door het spiegelen van emoties, zou dat kunnen leiden tot een maatschappij zonder verbindingen: nog meer los zand. De dag werd afgesloten met een uitermate vermakelijk cabaretvoorstellinkje door Tim Zingt, waarin hij ons meenam in zijn relatieperikelen. Een paar mooie zinnen hieruit: ‘ik wil alleen bij jou zijn, maar ik ben alleen bij jou’; ‘mijn relatie is net een sprookje... als ik thuiskom zit de heks al te wachten’ en ‘zij maakt van mijn hart haar moordkuil: zij praat te veel en ik sla dicht’. Yolanda von Hockhauf was de eerste spreker van de tweede congresdag. Zij was vanaf het begin met Sue Johnson betrokken bij de ontwikkeling van de EFT. Haar lezing ging over The corrective emotional experience. Ze startte in het Nederlands: ze is in Canada uit Nederlandse ouders geboren en komt nu al 15 jaar regelmatig naar Nederland. Ze krijgt applaus voor deze, met enige moeite in het Nederlands gesproken woorden, waarmee ze het thema van haar lezing illustreert: dit was voor haar een correctieve ervaring: ze heeft een risico genomen en daar positieve feedback op gekregen. Een correctieve ervaring is een ervaring die tot verandering leidt. Hiervoor moet je iets nieuws doen, ofwel risico nemen, maar is ook veiligheid nodig. In een therapeutische relatie proberen we veiligheid te creëren waardoor mensen risico’s durven nemen om zodoende correctieve ervaringen te kunnen opdoen. Een angstige cliënt heeft het gevoel te verdrinken en doet er alles aan om dat te voorkomen. Een redder die aan de kant blijft staan, bereikt de cliënt niet. Een redder die erbij in springt en mee naar beneden wordt gezogen, helpt niet. Maar je moet er, aldus Von Hockauf, wél bij zijn: je moet het water in en de cliënt de grond onder de voeten laten voelen. Heel angstige cliënten kunnen de geruststelling niet voelen omdat de angst te groot is. Geruststellend is vooral: er zijn, bereikbaar zijn, consistent zijn. Een vermijdende cliënt steekt alleen een teen in het water. Je kunt dan niet het diepe in gaan en roepen dat het er heerlijk is. Je moet bij de cliënt blijven en onderzoeken hoe het voelt om het water te voelen en alle kleine stappen bevestigen. Alle zaken die over emotionele verbindingen gaan extra belichten. En dat alles vooral langzaam. Maar bij vermijdende cliënten kun je wél de emoties verhogen, wat je bij angstige cliënten juist niet moet doen.
Congresverslagen
273 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
Wij moeten, vervolgde Von Hockauf, onze cliënten helpen te doen wat ze normaal nooit doen. De eerste plaats waar ze dat doen, is bij ons. Ónze compassie verandert de betekenis van de emoties en maakt dat cliënten ook met meer compassie naar zichzelf kunnen kijken. De correctieve ervaringen die een cliënt met de therapeut opdoet, worden door de cliënt meegenomen in andere relaties en veranderen daarmee de samenleving, als een steen die rimpelingen in het water maakt. Dit is voor cliëntgerichte experiëntiële therapeuten gesneden koek. Voor mij als systeemtherapeut ook niet nieuw, maar wel weer goed om nog eens te horen en over na te denken. Vooral door de beelden die Von Hockhauf gebruikte, werd het helder en tastbaar. Na de pauze kwam Marcel Schmeets aan het woord. Hij is kinder- en jeugdpsychiater en psychoanaliticus en vooral geïnteresseerd in het snijvlak psychiatrie/psychoanalyse/neurobiologie en hield een lezing over epigenetica. Wat op het eerste EFTcongres in 2010 ook al opviel, is zijn talent om op een begrijpelijke manier ingewikkelde neurobiologische processen uit te leggen. Schmeets had het over een paradigmawijziging: waar men er vroeger van uitging dat genen een biologisch gegeven zijn, blijkt nu dat genen ook onder invloed van emoties kunnen veranderen. Chromosomen en het erfelijk materiaal daarop zijn wel een biologisch gegeven, echter chromosomen kunnen door omstandigheden al dan niet geactiveerd worden. Dat bijvoorbeeld roken en stress(hormonen) tijdens de zwangerschap van invloed zijn op het erfelijk materiaal, was al veel langer bekend. De laatste tien jaar wordt steeds duidelijker dat ook emotionele, psychologische omstandigheden, niet alleen prémaar ook postnataal, chromosomen aan of uit kunnen zetten en zodoende het erfelijk materiaal beïnvloeden. Schmeets vertelde over een onderzoek waarbij ratten een angst is aangeleerd voor rozenwater. Ook de kleinkinderen van die ratten hadden angst voor rozenwater, hadden deze angst geërfd. Een ander onderzoek toonde aan dat eeneiige tweelingen, dus geboren met identiek genetisch materiaal, na drie jaar al tien procent verschil in genetisch materiaal hebben, en na vijftig jaar meer dan zeventig procent verschil. Ofwel: het leven zet genen aan en uit. Daaruit volgt dan dat ook therapie zelfs op het genetisch niveau verandering kan bewerkstelligen. Na de pauze koos ik voor de workshop ‘Ernstige lichamelijke ziektes in relaties’ van Christien de Jong en Jolanthe de Tempe. Christien de Jong is als psychotherapeut/ systeemtherapeut verbonden aan het Amsterdams Instituut voor Gezins- en Relatietherapie en heeft als aandachtsgebied de behandeling van systemen die ten gevolge van een ernstige lichamelijke ziekte ontregeld zijn geraakt. Jolanthe de Tempe werkt als systeemtherapeut en EFT-therapeut bij Molemann Mental Health in Almere. Beiden hebben ook een eigen praktijk in Amsterdam. Ze werken samen in de begeleiding van mensen met kanker en hun sociale omgeving. De Jong en De Tempe onderscheidden drie belangrijke fasen in het ziekteproces: de acute, de chronische en de terminale fase. Vooral de faseovergangen zijn voor paren erg zwaar. De overgang naar een volgende fase roept rouw op: ontkenning, boosheid en angst. De rouwreacties van de patiënt en de omgeving lopen vaak niet synchroon
Lucia van der Sluijs Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
274
en copingstrategieën die eerder functioneel waren, moeten worden aangepast. De kern van de taak van de therapeut is, aldus De Jong en De Tempe, te zorgen voor een verbinding die goed genoeg is om deze klus te kunnen klaren. Dat betekent dat de therapeut niet moet focussen op de negatieve interactiecirkel, zoals bij de ‘gewone’ EFT, maar juist positieve interacties moet bekrachtigen. Het probleem is dat stellen makkelijk in oude patronen vast blijven zitten. Het is van belang dat het over het hier en nu gaat en dat de verbinding aan de orde komt met de ‘nieuwe kennissen’: het medische team dat nu zo’n belangrijke plek in het leven van de patiënten en hun familie is gaan innemen. In het begin, in de acute fase, is er vaak nog veel nabijheid. De overgang naar de chronische fase, de fase waarin je met het ziek zijn moet leren leven, is vaak heel zwaar. De focus op de zieke en de ziekte moet dan afnemen en weer naar het gewone leven worden verlegd. In deze fase is het risico aanwezig van vereenzaming van de patiënt: alleen-zijn met de angst. In de terminale fase staan de zieke en de ziekte weer centraal. Belangrijk is mensen te helpen hun hoop en vrees te leren verwoorden in een wens in relatie tot de partner. Bijvoorbeeld: ‘ik ben bang voor pijn’ herformuleren als: ‘dus jij hoopt dat...’ en vanuit deze hoop verder exploreren. De kern is vaak de hoop op kwaliteit van leven in verbondenheid en waardigheid. De workshop eindigde met een paar tips die ik jullie niet wil onthouden: –– externaliseer de ziekte/behandeling expliciet als gemeenschappelijke stressor, die het paar in een negatieve interactiecirkel brengt; –– normaliseer en valideer de overlevingsreacties van de partners op deze externe bedreigingen en de ‘klussen’ die de ziekte met zich meebrengt; –– help hoop en vrees te verwoorden in een wens in relatie tot de partner/het medisch behandelteam; –– focus op de verbinding onder druk: optimaal in plaats van ideaal; –– aandacht voor (herstel van) verbinding met het medisch behandelteam. Aan het einde van de dag werd het nieuwe boek van Sue Johnson, Love Sense, gepresenteerd. Johnson vertelde dat het feit dat ze een passie heeft om relaties te helen zodat mensen zelf geheeld worden, de inspiratie was voor dit boek. Ze hield een pleidooi voor betekenisvolle relaties in het algemeen en de langdurige, monogame relatie in het bijzonder. Heel scherp was ze over seksualiteit zonder verbinding, over de leegte van de ‘one night stand’: vermijders van emotionele verbinding maken van seks iets wat alleen gaat over prestatie en sensatie. Dat is als dansen zonder muziek. In haar verhaal zat naar mijn gevoel verder erg veel overlap met wat er eerder deze dagen al door haarzelf en verschillende anderen was gezegd. Ook in het afsluitende forum, waarin de verschillende sprekers vragen vanuit het publiek beantwoordden, kwam naar mijn gevoel niet veel nieuws meer naar voren. Maar misschien zat ik al te vol met informatie en was ik te moe om nog iets op te nemen? Al met al waren het zeer zinvolle dagen en ging ik tevreden en vooral geïnspireerd naar huis.