provincie groningen commissie welzijn, zorg en cultuur Sekretariaat: Sint Jansstraat 4, 9712 JN Groningen, tel. 050-3164107
VERSLAG van de vergadering van de statencommissie Welzijn, Zorg en Cultuur op 23 oktober 2002 van 09.00 tot 10.30 uur. Aanwezig: B. Kolk (PvdA), voorzitter; H.H.J. Boer (PvdA); M.J. Jager (CDA); mevr. F. Stavast (GroenLinks, vervanger van de heer R.H. van Biessum); A.M.K.D. Folkerts (GroenLinks); R.C.E. Neef (VVD); J.W.F. Boon-Themmen (VVD); H. Hemmes (SP) en H. Koot (D66). Afwezig met kennisgeving: mevr. A.Vlietstra-van Goor (CDA), de heer H.J.B. Spoeltman (PvdA); mevr. C. Visscher-Meijst (GPV), de heer J. Warris (RPF), de heer R.H. van Biessum (GroenLinks) en mevr. F.Q. Graper-van Koolwijk (D66). Voorts aanwezig: de heren H. Bleker (gedeputeerde) en J.C. Gerritsen (gedeputeerden); de heer A. Lammerts (secretaris); de heer Dijkstra (ambtenaar) en de heer Th. Poggemeier (verslag). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter heet iedereen van harte welkom en opent de vergadering. In het bijzonder verwelkomt hij de heer Koot (D66) die voor het eerst als Statenlid aan de commissie deelneemt. 2.
Regeling van de werkzaamheden
Voorstellen vreemd aan de orde De voorzitter deelt mee dat er geen andere voorstellen zijn ingediend. De heer Jager (CDA) merkt op dat hij de vorige commissievergadering verzocht heeft of de kwartaalrapportages Jeugdzorg Groningen behandeld kunnnen worden in deze commissie. Hij stelt voor de meest recente kwartaalrapportage de volgende keer op de agenda te zetten en elke volgende rapportage als normale procedure in de eerstvolgende commissievergadering te bespreken. De voorzitter antwoordt dat de betreffende kwartaalrapportage te laat voor de agenda binnen is gekomen en dat deze de volgende keer vanzelfsprekend op de agenda komt. Ook kunnen volgende rapportages, indien zij ten minste op tijd binnen komen, in volgende vergaderingen worden besproken. De heer Jager (CDA) suggereert dat eventueel bij voldoende tijd ook een voorstel tot agendering gedaan kan worden nadat de agenda al verstuurd is. Vaststelling van de agenda De voorzitter stelt de agenda als zodanig vast.
1
3.
Gelegenheid tot spreken van niet-Statenleden
Er heeft zich geen inspreker gemeld. 4.
Vaststelling verslag van de vergadering van 26 augustus 2002 + toezeggingenlijst
Het verslag wordt zonder wijziging vastgesteld. Mevr. Boon-Themmen (VVD) vraagt naar aanleiding van de eerste toezegging of al een exacte datum bekend is voor de hoorzitting in november waarvoor leden van deze Statencommissie zullen worden uitgenodigd. De voorzitter antwoordt dat deze datum nog niet bekend is. De heer Bleker (gedeputeerde) voegt toe dat dit in voorbereiding is. De brief inzake Landbouw en Zorg (toezegging 2) is onderweg. Het rapport mbt. bereikbaarheid/beschikbaarheid van ziekenhuizen (toezegging 3) wordt in november a.s. aan de Tweede kamer aangeboden en zal ook aan de statencommissie worden gezonden. Met betrekking tot toezegging 1 van cultuur zegt de heer Gerritsen (gedeputeerde) zegt dat het college van GS inmiddels op hoofdlijnen een besluit heeft genomen over de lijn in de Medianota en het bijbehorend budgetcontract. Hij gaat ervan uit dat de commissie daarover spoedig wordt geïnformeerd. In deze kwestie is de druk weggevallen daar nu duidelijk is dat de reguliere financiering van de regionale omroepen pas per 1-1-2004, in plaats van 1-1-2003, wordt overgeheveld naar de provincies. Dit staat los van eventuele extra steun voor RTV Noord. Hierover vindt nader beraad en overleg plaats. 5.
Mededelingen gedeputeerde (IPO/SNN/overige mededelingen)
De heer Gerritsen (gedeputeerde) meldt inzake de stand van zaken cultuureducatie dat in de stuurgroep waarin het kunstencentrum, erfgoedaanbieders en de Inspectie voor het Onderwijs zijn vertegenwoorigd, tweemaal een goede inhoudelijke discussie heeft plaatsgevonden. Gelijktijdig is een nader onderzoek door mevr. Klaassen samen met de stuurgroep in gang gezet naar een concrete werkwijze van een vraaggerichte aanpak, omdat op concreet niveau nog vragen zijn gerezen. Hoofdlijn zal zijn een facilitaire gerichtheid richting basisscholen. Daar de positie van basisscholen verschillend is, zal de aanpak gedifferentieerd moeten zijn. Spoedig zal de commissie een nadere rapportage over dit onderzoek ontvangen. Concrete stappen worden door de stuurgroep gezet richting basisscholen om met vertegenwoordigers van het veld nadere invulling te geven aan het Bureau Cultuureducatie. De vraag leeft hoe de scholen gefaciliteerd moeten worden zodat zij zelf vorm kunnen geven aan de cultuureducatie. Er wordt naar gestreefd om per 1-1-2003 van start te gaan. De heer Koot (D66) begrijpt dat de commissie een uitgewerkt plan zal ontvangen over wat er inhoudelijk en feitelijk gebeurt. De heer Gerritsen (gedeputeerde) bevestigt dit plan inclusief organisatorische uitwerking toegezegd te hebben. De heer Bleker (gedeputeerde) meldt dat in verband met perikelen op regeringsniveau vertraging is opgelopen bij de parlementaire behandeling van de Wet op Jeugdzorg. Inhoudelijk is het niet zo belangrijk welk kabinet deze wet vormt geeft, daar zowel staatssecretaris Vliegenthard als de staatssecretaris Ros dezelfde lijn volgden en voort wilden gaan met de wet als zodanig, met, waar het gaat om het beleidterrein van mevr. Ros, een beperkt aantal toevoegingen, zoals de introductie van de gezinscoach en, waar het gaat om het beleidsterrein van de heer Donner, een wijziging van het onderdeel jeugdreclassering in de jeugdzorg. Het IPO heeft op 2 oktober jl. overleg gevoerd met de bewindslieden en gebleken is dat men verder wil met deze wet. Op 31 oktober a.s. zal waarschijnlijk nieuw overleg plaatsvinden. In Groningen zijn de meest betrokken partijen de zorgaanbieders en de
2
Provincie. Op voorstel van Jeugdzorg en GGZ Groningen zal voor de buitenwereld een Bureau Jeugdzorg worden gerealiseerd zoals bedoeld in de wet, waarin de toegang, screening en eerste diagnose is ondergebracht en waarbij men voor alle jeugd- en opvoedingsvragen terecht kan. De GGZ en Jeugdzorg Groningen verkennen de mogelijkheid om op 5 lokaties, zijnde lokaties van GGZ; deskundigen samen te brengen die dit bureau gestalte dienen te geven om als één geheel praktisch te kunnen functioneren zonder dat andere zaken in de wet, zoals de ontvlechting, in werking worden gesteld. Het Provinciaal Bestuur ondersteunt die ambitie van de twee belangrijkste partijen en ook de andere organisaties zijn bereid te bezien of zij zich daarbij kunnen aansluiten. Dit geldt voor de Kinder en Jeugdpsychiatrie en Justitie. Met betrekking tot het landelijke beeld lijkt het erop dat de huidige bewindslieden een scherpere scheiding willen tussen het bureau en overige zorgaanbieders. Zij zijn van mening dat de keuzemogelijkheid van cliënten met betrekking tot de zorgaanbieders verder moet worden vergroot en dat het aanbod in het bureau niet te omvangrijk moet worden. Hier zou voornamelijk doorverwezen dienen te worden naar de zorgaanbieders. De voorzitter voegt toe dat een deel van deze problematiek de volgende keer op de agenda zal komen bij de behandeling van het plan Jeugdhulpverlening. Mevr. Folkerts (GroenLinks) is verheugd over de genomen initiatieven, maar is verbaasd dat partijen zich terughoudend opstellen tegenover de ontvlechting. Zij vraagt of dit voorkomt uit de behoefte om hier alsnog op terug te kunnen komen of dat dit anders moet worden gezien. Mevr. Boon-Themmen (VVD)vraagt hoe de situatie is van het bureau dat bezig is de ontvlechting vorm te geven. Heeft zij haar werkzaamheden opgeschort? Wat zijn in dit verband de financiële consequenties van de status quo bij de doorvoering van de Wet op de Jeugdzorg? De heer Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat Jeugdzorg en de GGZ het front-office op een praktische manier vorm geven. Beide organisatie staan huiverig voor onomkeerbare organisatorische en rechtspositionele ingrepen met betrekking tot de ontvlechting zolang de wet niet het afrondende stadium heeft bereikt. Elders in het land hebben voorlopers organisatorische consequenties getrokken vanuit verwachtingen over de wet. Zij moeten nu een en ander terugdraaien. Bij het Provinciaal Bestuur bestaat begrip voor deze houding van de betrokken partijen. Overigens is Jeugdzorg Groningen intern de discussie over de kwestie wel reeds aangegaan. Over het externe bureau meldt hij dit nu ondersteunend functioneert voor de activiteiten van de GGz en Jeugdzorg om vorm te geven aan het front-office. De overige activiteiten staan op een laag pitje. De financiële consequenties voor Groningen komen in het plan Jeugdhulpverlening aan de orde. De financiële consequentie op landelijke schaal zijn problematisch. Met mevrouw Vliegendhart heeft het IPO vlak voor het demissionair worden van het kabinet Kok principe-afspraken gemaakt voor het financieel kader voor de invoering van de wet. Nu dienen geactualiseerde afspraken gemaakt te worden. Overeengekomen is dat het systeem van bekostiging op basis van prijzen keer aantallen uitgangspunt blijft omdat in de wet het recht op jeugdzorg is verankerd, maar de precieze invoering is een zaak van nadere uitwerking. De betrokken bewindslieden hebben verzekerd dat er geen extra geld zal zijn. Men is al blij dat de jeugdhulpverlening van bezuinigingen is gevrijwaard. De voorzitter sluit dit punt af daar geen verdere vragen worden gesteld. 6.
Ingekomen stukken (ter kennisneming)
A.
IPO-stukken
Mevr. Folkerts (GroenLinks) brengt naar voren dat in het verslag van 13 juni jl. op p.1 en 2 een passage staat over de boekwaardeproblematiek in de ouderenzorg. Zij vraagt naar aanleiding van een notitie die de Commissie Etty heeft geschreven over deze problematiek, in welke mate deze problematiek een rol speelt als remmende factor op de gewenste ontwikkelingen en in hoeverre de Provincie daarin een breekijzerrol zou kunnen vervullen.
3
De heer Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat de situatie in Groningen niet echt knellend is vergeleken met andere delen van het land. Gemiddeld gekomen komt men wel uit. Bij veel verpleegtehuizen is een en ander verdisconteerd in de financiële opzet. Het IPO is terughoudend bij het al te sterk gezamenlijk optrekken op dit onderdeel, omdat dat wel eens ten koste zou kunnen gaan van die regio's of provincies waar het probleem zich in die mate niet voordoet. B.
Andere brieven GS
6.1 Brief GS van 23 september 2002, nr. 2002-12668/38/A.8,IEE. Kompas/provinciale bijdrage t.b.v. op te richten fonds Kunst en Economie. 6.2 Brief GS van 23 september 2002, nr. 2002-13337/38/A.14,RRL. Cofinanciering projecten Europese Plattelandsontwikkelingsprogramma jaarprogramma 2003 6.3 Brief GS van 30 september 2002, nr. 200208961/39/A.11,IWW. Subsidieverzoek t.b.v. organisatie Jaar van de Boerderij 2003. Op de vraag van de voorzitter naar commentaar heeft niemand iets te melden, zodat deze brieven voor kennisgeving worden aangenomen. 7.
Brief van G.S. d.d. 3 september 2002, nr. nr. 2002-11.935/35/A.73, CB (daarna ingekomen stuk PS-agenda) inzake het Jaarverslag Archiefinspectie
De heer Neef (VVD) heeft waardering voor het werk van de Archiefinspectie dat zijns inziens overzichtelijk is neergelegd in het jaarverslag 2001. De Archiefinspectie heeft een wens neergelegd omtrent de personele invulling. Het College heeft allereerst in noordelijk verband besloten om een kleine uitbreiding aan de personeelsformatie te geven. Zijn vraag luidt of het besluit, dat van beperkte financiële reikwijdte is, is ingegeven door financiële overwegingen of dat daaraan ander overwegingen ten grondslag lagen. Mevr. Folkerts (GroenLinks) sluit zich aan bij de vorige spreker. Bovendien staat in het actieplan een passage over het ontbreken van archivarissen buiten de provinciehoofdsteden en dat daardoor de kwaliteit van de dienstverlening passief is. In Groningen zijn wel een aantal archiefarchivarissen buiten de stad Groningen werkzaam, maar in het Westerkwartier is er bij de aanstelling van een nieuwe functionaris iets misgegaan. Zij wil graag weten wat daarvan de achtergrond is en welke uitbreidingsmogelijkheden er zijn. De heer Gerritsen (gedeputeerde) meldt dat ook het College veel waardering heeft voor het werk van de archiefinspectie. Het belang daarvan neemt toe vooral in verband met de grotere vraag naar gegevens van juridische, maar ook van cultuurhistorische aard. De archiefinspectie stelt zich in toenemende mate actief op hetgeen wordt ondersteund met een eerste stap naar personele uitbreiding. Verwacht wordt dat hiermee voorlopig kan worden volstaan. Nadere verslaglegging wordt afgewacht op grond waarvan geevalueerd kan worden of de maatregel toereikend is. Stimulerend wordt opgetreden waar het gaat om streekarchivarissen voor een aantal gemeenten. Daarbij gaat het ook om inloop van achterstanden, zoals het geval is in Delfzijl en omliggende gemeenten. In het algemeen is het de bedoeling dat gemeenten zelf stappen zetten, omdat zij ook zelf daartoe een wettelijke verplichting hebben. De heer Dijkstra (ambtenaar) geeft toelichting op het geval van het Westerkwartier. Er waren twee gemeenten bereid om samen met twee andere gemeenten een archivaris aan te stellen. Die twee andere gemeenten besloten hetzij aanstelling uit te stellen, hetzij zelf aanstelling te doen. Dit komt vaker voor en meestal wordt dan wel voldaan aan de administratieve functie van het gemeentearchief, maar blijft de
4
culturele functie zwak of niet ingevuld. Overigens behoort archivering tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid. Op dit moment zijn er verder geen concrete initiatieven. De voorzitter geeft gelegenheid voor een tweede termijn. De heer Koot (D66) vraagt hoe de culturele component buiten de stad tot uitdrukking komt. Wordt gestimuleerd dat er private organisaties of netwerken zich daarmee bezig houden? De heer Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat benutting van die archieven en het organiseren van zaken op basis van die archieven hoofdzakelijk in handen ligt van de Groninger Archieven en de streekarchivaris in Delfzijl en omstreken. Verder behoort dat toch tot de taak der gemeenten. De heer Dijkstra (ambtenaar) vult aan dat historische verenigingen steeds meer gaan doen. Een voorbeeld vormen de historische verenigingen in en rond het Oldambt die wel het initiatief hebben genomen om verder te komen met digitalisering en personele kosten. 8.
Brief van GS van oktober 2002, nr. 2002-14494/40/A.10, IWW, betreffende het zwemonderwijs
De heer Hemmes (SP) is blij dat een jaar na dato toch nog antwoord is gekomen op zijn vraag of het provinciebestuur een stimulerende rol met betrekking tot het zwemonderwijs zou kunnen spelen bij hiaten in het rijksbeleid. Ontevreden is hij met de inhoud van de brief met name als het gaat om zwemonderwijs aan allotochtone medebewoners en om mensen uit de laagste inkomensklasse. Sommige gemeenten hebben daarvoor voorzieningen getroffen, maar andere gemeenten niet. Daarom handhaaft hij zijn vraag en roept het College op om, daar waar die hiaten zijn (het gaat landelijk om 7%, maar in Groningen mogelijk om een hoger percentage), de kar te trekken, temeer daar het voormalige kabinet de motie tot volledig landelijke dekking van het zwemonderwijs weigert uit te voeren. De heer Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat het College het belang van het zwemonderwijs onderkent en dat de brief veel informatie te bieden heeft, met name over de toezeggingen van de vorige gedeputeerde in relatie tot de gemeenten. Het rijksbeleid biedt volgens hem aanknopingspunten en er is een eerste stap gezet in relatie tot 36 gemeenten waar speciale aandacht besteed wordt aan het zwemonderwijs. Hij zegt toe actieve steun te verlenen aan de voorgenomen verbreding van het zwemonderwijs met speciale aandacht voor allochtone groepen. De heer Hemmes (SP) heeft vertrouwen in de toezegging en blijft de gang van zaken volgen. 9.
Brief van GS d.d. 29 augustus 2002, nr. 2002-12.649a/35/A.74,CC. Subsidie 4 Mijl van Groningen. Zie ook ingekomen brief van Bobstart Groningen van 20 augustus 2002, betreffende bezwaar hoogte subsidie WK Bobstart 2002
Mevr. Boon-Themmen (VVD) informeert of ook de brief dd. 20 aug 2002 van Bobstart wordt behandeld. De voorzitter antwoordt dat deze brief binnenkwam nadat de commissiepost verzonden was en een dag voor de behandeling op tafel kwam. Op dat moment werd geoordeeld om de brief te beantwoorden waarna deze formeel aan dit agendapunt is toegevoegd. De heer Koot (D66) is verbaasd over de gang van zaken, want de brief is binnengekomen op 22 augustus en op 26 augustus was er een vergadering. Hij informeert waar dit is blijven hangen. De voorzitter antwoordt dat de brief te laat is binnengekomen voor behandeling. Gemeend is de zaak
5
verder af te handelen omdat deze niet meer in de commissie meegenomen kon worden. De heer Boer (PvdA) verzoekt om een inhoudelijke toelichting, met name over het verschil van de aangevraagde subsidie en de uiteindelijke subsidieverstrekking. De heer Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat de zaak bij de commissie bezwaarschriften ligt, welke daarover een oordeel zal geven. Hijzelf maakt uit de brief op dat heer Arend Glas weliswaar zegt dat in het overleg in december en maart jl. is gesproken over een bedrag van € 10.000,00, maar dat daarover geen toezegging is gedaan. Hierover zal de Commissie Bezwaar en Beroep een uitspraak doen. Mevr. Boon-Themmen (VVD) bepleit om in het vervolg wat praktischer te handelen. Ook bij Statenvergaderingen wordt wel eens een nagekomen punt meegenomen. Dit heeft wrevel opgeroepen welke eenvoudig voorkomen had kunnen worden. De heer Jager (CDA) tekent protest aan omdat de brief volgens hem duidelijk een bezwaarschrift is en daarvoor bestaat een aparte beroepscommissie bestaat. De commissie Welzijn, Zorg en Cultuur moet zich niet in die procedure mengen. Mevr. Boon-Themmen (VVD) meent dat de brief geen bezwaarschrift is. De voorzitter merkt op dat de brief niet aan de commissie gericht was, maar aan het Provinciaal Bestuur. Mevr. Boon-Themmen (VVD) is van mening dat de brief toch geen bezwaarschrift is. Verder is het indienen van een bezwaarschrift mogelijk binnen zes weken nadat een besluit is genomen. Bovendien was de brief gericht aan de heer Lammerts, secretaris van deze commissie. De voorzitter besluit de discussie met de opmerking dat een en ander verder zal worden behandeld in de commissie Bezwaar en Beroep. 10.
Brief van GS d.d. 16 september 2002, nr. 2002-12954/37/A.15.IWW. Vervolgaanpak regiovisie zorg
De voorzitter legt de vergadering het volgende voor. De Regiovisie Zorg is een stuk dat later in de Staten aan de orde komt. Het is de vraag of dat gebeurt voordat het duale stelsel in werking treedt. Indien het na de betreffende datum aan de orde komt, valt er weinig meer aan te wijzigen. Als de commissie echt wil bepalen waaraan het stuk moet voldoen, dan moet dat van tevoren volledig worden aangegeven. Hij geeft de commissie in overweging het stuk over de regiovisie nu ter kennisgeving aan te nemen en dat in een aparte of volgende vergadering bepaald wordt aan welke eisen deze moet voldoen. Op grond van deze eisen wordt dan vervolgens achteraf getoetst, als het uiteindelijke stuk bij de commissie op tafel komt, of aan de eisen wordt voldaan. Met deze werkwijze die gebruikelijk zal worden onder het duale stelsel, kan dan alvast geoefend worden. De heer Jager (CDA) merkt op dat in het huidige stelsel deze commissie een commissie van advies is; terwijl dit in het duale stelsel niet zo is. Dat betekent dat als onder het duale stelsel in de commissievergadering uitgangspunten worden gedefinieerd, het College die ook als vaststaand gegeven zou moeten beschouwen. Nu echter gaat het om een advies van een commissie en geen bindend advies van de Staten. Hij vraagt hoe de voorzitter hier tegen aankijkt. Dient het hier geformuleerde advies voorgelegd te worden aan de Staten die het eerst bekrachtigen? Of wordt het voorgelegd aan de gedeputeerden die ons toezeggen zich te houden aan het advies? De voorzitter meent dat elke fractie nu zijn positie met betrekking tot de regiovisie kan aangeven. Straks is het advies van de commissie geen advies meer aan het College, maar aan de Staten. Men zou dus een advies kunnen formuleren waaraan het uiteindelijke stuk over de regiovisie moet voldoen en
6
deze dan vervolgens toetsen. Het College kan dat advies wel naast zich neerleggen, maar dan riskeert zij een conflict met de Staten. De heer Jager (CDA) meent dat het wel wenselijk is om als commissie, op weg naar het duale systeem, de kaders aan te geven waarbinnen een regiovisie ontwikkeld moet worden. De heer Boer (PvdA) stemt er inhoudelijk mee in om een regiovisie te ontwikkelen over de GGz, het gehandicaptenbeleid en het ouderenbeleid en zijn fractie hecht aan het politieke debat om uitgangspunten voor de regiovisies te formuleren waar GS mee aan de slag kan gaan. Hij meent dat een beginstadium het juiste moment is om daarover te gaan discussiëren. Mevr. Folkerts (GroenLinks) merkt op, wat betreft het politieke debat, dat hetzelfde geldt voor haar fractie. Zij heeft moeite in te zien in hoeverre een en ander verschilt van brainstormsessies in het verleden bij de start van nieuwe ontwikkelingen. Zij vraagt zich af of daar zo formeel over gedaan moet worden. Over het voorstel merkt zij op dat zij een integrale aanpak een goede zaak vindt en zij hoopt dat die aanpak ertoe zal leiden dat de verschillende sectoren die nu nog separaat van elkaar opereren, gemakkelijker met elkaar gaan samenwerken, zodat steunpunten voor ouderen, gehandicapten en mensen van de GGz ontstaan. Mevr. Boon-Themmen (VVD) is ook voorstander van de integrale aanpak en zij wil graag dat een visie op de curatieve zorg in het geheel wordt meegenomen. De heer Jager (CDA) geeft als reactie op het stuk dat ook de CDA-fractie zich goed kan vinden in een integrale aanpak. Als argument daarvoor wordt aangegeven dat het gaat om verbreding en niet alleen om het onderwerp zorg. Opvallend is volgens hem dat op de eerste pagina van de brief nog gesproken wordt over de regiovisie ouderenzorg in plaats van ouderenbeleid. Hij neemt aan dat het hier nog een vergissing betreft. Het gaat vooral om de combinatie van zorg, veiligheid, maatschappelijke participatie en welzijn, etc.. De heer Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het College zich goed kan voorstellen dat de Staten op een goed moment een politieke en inhoudelijke discussie op hoofdpunten over de regiovisie wensen te voeren en hij verneemt graag of het College daaraan, in ondersteunende zin, een bijdrage moet leveren. Inhoudelijk gaat het inderdaad niet alleen om zorg, maar ook om vervoer, wonen en dienstverlening, etc.. Ontkennend is zijn antwoord op de vraag of er een regiovisie moet komen op de curatieve zorg. Wel moet goed naar de ketens in de zorg worden gekeken om de specifieke aspecten van bijvoorbeeld het ouder worden integraal en op een goede manier aan bod te laten komen. Mevr. Boon-Themmen (VVD) vraagt of het College van mening is dat de curatieve zorg met betrekking tot bepaalde doelgroepen wel bij de regiovisie moet worden betrokken en of de spreiding van curatieve zorg daarbuiten moet worden gehouden. De heer Bleker (gedeputeerde) meldt dat aan de orde zal komen naar aanleiding van de VNZ-notitie van IPO, waarin voorstellen worden gedaan die minder uitgaan van spreiding, maar vanuit een werkwijze via welke tijdig verschralingen in het aanbod en de bereikbaarheid van de zorg worden gesignaleerd en verbeteringen op regioniveau kunnen worden aangebracht. In antwoord op mevr. Folkerts antwoordt de gedeputeerde dat gecombineerde steunpunten een uitkomst kunnen zijn, maar dat zij dat in de politieke uitgangspunten nota aan het College moet voorleggen. Het College gaat voort en wacht af of er nog sturing vooraf vanuit de Staten zal komen. Mevr. Folkerts (GroenLinks) vraagt wat de gedeputeerde zelf van de mogelijkheid vindt dergelijke steunpunten te laten ontstaan. De heer Bleker (gedeputeerde) antwoordt veel mogelijkheden te zien. Bij combinatie van verschillende
7
functies zal het draagvlak om deze steunpunten te laten ontstaan, groter zijn. Er doen zich reeds interessante initiatieven voor. De samenwerking tussen het Zonnehuis en het Martini Ziekenhuis om in Zuidhorn een poly voor ouderen vanuit het Westerkwartier te laten functioneren, is daarvan een voorbeeld. De voorzitter geeft gelegenheid voor de tweede termijn en vraagt de commissie ook zijn voorstel te overwegen. De heer Jager (CDA) brengt naar voren dat in de bijlage bij de betreffende brief een bepaalde fasering is opgenomen waarin - in de eerste periode tot januari a.s. - een regiegroep bezig zal zijn met het opstellen van een visiedocument. Daar het voorstel nieuw is kan hij slechts vermoeden dat zijn fractie het wel wenselijk zal vinden dat zo een visiedocument als basis kan functioneren voor de discussie die hier over uitgangspunten zal worden gevoerd. Als de gedeputeerde nu toe kan zeggen dat het stuk voor begin januari a.s. beschikbaar komt, dan kan in die maand die discussie gevoerd worden. De heer Boer (PvdA) kan zich voorstellen dat gediscussieerd wordt op basis van een bepaald stuk, maar dat deze commissie toch in staat moet zijn om vanuit de eigen politieke ideeën algemene lijnen te formuleren voor de betreffende visies. Hij hecht eraan om geen voorgekookte stukken te krijgen waarover slechts in de zijlijn gediscussieerd kan worden. De heer Jager (CDA) benadrukt dat hij niet doelt op voorgekookte stukken. Het lijkt hem handig om te vernemen wat in de ogen van de regiegroep de knelpunten vormen die aanvulbaar zijn vanuit politiek oogpunt. De heer Koot (D66) begrijpt dat de gedeputeerde wil aansluiten bij initiatieven van onderaf waarbij vervolgens bekeken wordt wat de knelpunten zijn. Een dergelijke aanpak lijkt hem niet onaantrekkelijk. Mevr. Folkerts (GroenLinks) sluit zich aan bij het voorstel van de heer Jager (CDA) . De voorzitter concludeert dat de commissie zich aansluit bij het voorstel Jager (CDA) en bekeken zal worden hoe daaraan invulling kan worden gegeven. De heer Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het College haar uiterste best doet om het duale werken al zoveel mogelijk te introduceren en als vanuit de Staten wordt gezegd dat zij een moment willen hebben om politieke kaders voor de regiovisies te formuleren, dan lijkt het College dat de lijn Boer (op basis van eigen inzichten en informatiebronnen) meer voor de hand te ligt dan de lijn Jager (op basis van een stuk van GS). In het laatste geval meent de heer Bleker dat de commissie de gelegenheid moet bieden aan GS om met haar gesprekspartners de regiovisies gestalte te geven. De informatie die te zijnertijd daaruit voortkomt, kan dan ook beschikbaar komen voor de commissie om deze te betrekken bij de discussie over uitgangspunten. Daarbij dient de betrokkenheid van GS bij de laatste discussie beperkt te zijn. Beide partijen hebben dan een eigen planning en GS zal dan geen specifiek document produceren om de commissie tot het optimum van dualisme te brengen. De heer Jager (CDA) meent naar aanleiding van de bijlage bij de brief dat het wel belangrijk is dat, behalve met betrekking tot de discussie over inhoudelijke uitgangspunten, er drie andere punten zijn, te weten ontwikkelingen en trends, knelpunten in de aansluiting en een bijlage met kerngegevens waarover het zeer wenselijk is dat GS ook in een duaal stelsel de betreffende gegevens, mede vanwege de mankracht die haar ter beschikking staat, aanlevert. Het is niet wenselijk dat Statenleden deze gegevens zouden moeten opzoeken als deze in dit huis beschikbaar zijn. De voorzitter rondt de discussie af met de opmerking dat met deze toevoeging het stuk voor kennisgeving wordt aangenomen en dat terug wordt gekomen op de verdere aanpak.
8
11.
Brief van GS d.d. 27 september 2002, nr. 2002-14.072.IWW. Voortgangsrapportage provinciaal asielzoekersbeleid
De voorzitter merkt op dat dit stuk ook geagendeerd is bij de commissie Bestuur en Financiën en dat hier de welzijnsaspecten centraal staan. Mevr. Boon-Themmen (VVD) heeft met belangstelling kennis genomen van deze voortgangsrapportage, maar mist rapportage over de opvanggerelateerde problematiek, met name de zorgproblematiek, de gezondheidszorg en de maatschappelijk zorg. Aanvankelijk is opgemerkt dat hier knelpunten te verwachten zijn. Zij vraagt welke knelpunten zich hebben voorgedaan, in hoeverre deze zijn opgelost en of er nog andere knelpunten zijn. Mevr. Folkerts (GroenLinks) merkt op dat deze problematiek uitgebreid besproken is bij de Algmene Beschouwingen. Toen is ook gevraagd om een financieel overzicht van uitgaven en bij deze wil zij daar inzicht in krijgen. Nu is er sprake van een verminderde instroom en daardoor is leegstand ontstaan. Dit heeft op termijn forse consequenties met name voor de werkgelegenheid in de provincie. Indertijd zijn projecten opgezet om langdurig werklozen in te zetten bij de asielzoekerscentra. Graag wil zij weten wat er nu met deze mensen gebeurt en wat in het algemeen de consequenties zijn van de verminderde instroom. De heer Boer (PvdA) meent naar aanleiding van de voortgangsrapportage dat op een pragmatische manier invulling is gegeven aan het asielzoekersbeleid. Belangrijk is na te denken over een structurelere rol van de provincie op langere termijn. Het aantal asielzoekers is drastisch naar beneden gegaan. Er is behoefte aan twee zaken: 1) de omslag richting permanente kleinere centra ingepast in de omgeving en 2) het flankerend beleid. Hij oordeelt positief over het stuk, maar wil meedenken over hoe een en ander op structurele wijze moet worden aangepakt. De heer Hemmes (SP) meent dat dit beleid nooit helemaal (structureel) is vast te leggen. Bij calamiteiten in de wereld stromen de asielzoekerscentra weer vol. De heer Boer (PvdA) reageert dat dit hem bekend was bij zijn betoog. De heer Bleker (gedeputeerde) meldt dat het College ook behoefte heeft om in de loop van het volgend jaar te gaan bepalen wat een meer permanente rol van de provincie zou kunnen zijn. Nu bestaat die rol uit de reactie op onvoorziene omstandigheden. De meer permanente rol zou betrekking moeten hebben op de ruimtelijke componenten, de opvang en het ondersteunende flankerend beleid. Ook moet worden afgewacht hoe in een nieuw bestuurscollege uitgangspunten worden geformuleerd. Het huidige beleid is op initiatief van de Staten als beleid van het College overgenomen. Betreffende de opvanggerelateerde problematiek (de zorg) heeft het College met een bijzonder fenomeen van doen gehad. Het belangrijkste knelpunt bij de toename van het aantal (grote) asielzoekerscentra was dat onvoldoende zorgaanbod aanwezig was. Nu heeft het COA zich ontwikkeld als een staatje in de staat waarbij zij haar eigen zorg heeft georganiseerd en in concurrentie is getreden met andere zorgaanbieders. Concreet heeft het COA een landelijke afspraak met een landelijke ziektekostenverzekeraar en via deze weg contracteert zij huisartsen, praktijkverpleegkundigen en sociaal verpleegkundigen. Dit was een noodgreep om de basiszorg in de centra op te lossen, maar het leidde tot concurrentie op de arbeidsmarkt. De keerzijde is dat nu, met een forse terugloop van het aantal asielzoekers, uitstroom is te verwachten van zorgpersoneel uit de centra naar de omgeving. In het kader van het project Huisartsenzorg dient men nu goed op te letten wie voor inzet beschikbaar komt. COA heeft, anders dan het geval is bij particuliere huisartsen, op grote schaal de praktijkverpleegkundigen als voorportaal van de huisartsen geïntroduceerd. Deze zouden nu heel goed ingezet kunnen worden voor de versterking van de
9
huisartsenzorg. Wat eerst een nadeel was, wordt nu een voordeel. In het komende overleg met het COA over het convenant arbeidsmarktbeleid zal de component afspraken over het beleid ten aanzien van de uitstroom van personeel worden toegevoegd. Begin volgend jaar zal separaat een financieel overzicht ter beschikking komen. Er is veel geld ingezet voor scholing van asielzoekers voor het vergroten van hun kansen op de arbeidsmarkt. Met betrekking tot hun inschakeling in het vrijwilligerswerk constateert de heer Bleker dat de wil tot meewerking, zowel bij mensen in de centra als bij het COA, niet erg groot is. Dit zal ook punt van discussie worden met het COA. De voorzitter geeft gelegenheid voor de tweede ronde. Mevr. Boon-Themmen (VVD) begrijpt dat met het COA op sommige terreinen niet gemakkelijk convenanten te sluiten zijn en vraagt of dat inderdaad het geval is. De heer Bleker (gedeputeerde) benadrukt in dit verband dat er in Nederland beslist geen gebrek aan geld was om binnen de centra de zorg op orde te brengen. Als Provincie is het daarom niet nodig om een bijdrage te leveren en waren afspraken met het COA onnodig. Inzake het onderwijs ligt de zaak gecompliceerder, omdat het onderwijs buiten de centra gerealiseerd moet worden. Daarbij doen zich beginproblemen voor. Maar ook op dit terrein zijn noodzakelijke geldstromen richting onderwijsinstellingen gegaan. Het teruglopen van het aantal asielzoekers heeft ook hier ingrijpende gevolgen, waarbij het positieve punt is dat weer mensen op de arbeidsmarkt terugkomen die ingezet kunnen worden. Mevr. Folkerts (GroenLinks) is het met de gedeputeerde eens dat de basiszorg in de centra goed georganiseerd is, maar dat goede psychiatrische hulp ontbreekt voor mensen met traumatische ervaringen. In de procedures krijgt de psychiatrie onvoldoende aandacht waardoor sommige mensen onterecht terug moeten gaan. Als samenleving is daar onvoldoende op gereageerd. Zij dankt de gedeputeerde voor de toezegging met betrekking tot het financieel overzicht. De heer Koot (D66) opteert ook voor kleinere, permanente centra. Hij vraagt of dan ook wordt gedacht aan een betere inpassing en of er rekening wordt gehouden met het beleidsterrein ruimtelijke ordening. De heer Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat de in de Staten geaccordeerde nota staat dat op de langere termijn bij het College voorkeur bestaat voor kleinere, permanente centra die beter ingepast zijn in de bestaande bebouwing en de gemeenschappen. Nu is het wel zo dat de gemeenten uiteindelijk zelf kiezen of men die kleinere centra ook inderdaad wil. De voorzitter stelt vast dat dit agendapunt voldoende is behandeld. 12.
Rondvraag
De heer Boer (PvdA) vraagt naar aanleiding van de GS-besluitenlijst van 10 september jl., waarin een bijdrage van GS is afgewezen voor een interactieve bijeenkomst van een jongerendebat over cultuur en communicatie, omdat dit debat niet zou niet aansluiten bij het provinciaal beleid voor welzijn, zorg en cultuur, of niet toch een bijdrage zou kunnen worden verstrekt uit het speciale krediet voor jongerenparticipatie. Mevr. Boon-Themmen (VVD) merkt op dat zij signalen heeft gekregen dat het wachtlijstbeheer bij verzorgings- en verpleegtehuizen totaal niet werkt. Zij vraagt of daarin verbeteringen kunnen worden aangebacht. De heer Bleker (gedeputeerde) antwoordt de heer Boer dat heel goed gekeken is naar de aanvraag en met name ook naar de criteria van het genoemde krediet, maar dat honorering niet tot de mogelijkheden
10
behoort. Nadere motivatie is aangegeven in het (openbare) besluit. Met betrekking tot de vraag over het beheer van de wachtlijsten merkt hij op dat in de wereld van de zorgaanbieders grote ontevredenheid bestaat over het feit dat het wachtlijstbeheer en de betreffende bemiddeling door de wachtlijstbeheerders van het zorgkantoor ter hand worden genomen, terwijl de zorgaanbieders dat liever zelf hadden gedaan. Dat betekent dat het zorgkantoor de mensen op de wachtlijsten benadert en een oplossing zoekt. Dit kan zelfs een plaatsing zijn in een andere voorziening dan die van de betreffende zorgaanbieder, terwijl de zorgaanbieder liever zag dat plaatsing in eigen huis of voorziening had plaatsgevonden. Er is grote strijd geweest tussen zorgaanbieders en zorgkantoren over de vraag wie verantwoordelijk is voor de bemiddeling en zorgtoewijzing. Dit is mogelijk de achtergrond van de signalen die zijn opgevangen door mevr. Boon-Themmen. Mevr. Boon-Themmen (VVD) vraagt hoe de zorgaanbieder betrokken worden bij de bemiddeling. De heer Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat dit in regionale teams plaatsvindt waarin zorgaanbieders, alsmede indicatievertegenwoordigers en de bemiddelaars van het zorgkantoor, zitting hebben en overleg voeren. De voorzitter meldt dat het programma voor de excursie van 4 december a.s. is rondgedeeld en dat geen afmeldingen zijn ontvangen. 13.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 10.30 uur.
11