Op te bergen in de band van 15 november 2006
de leden van de commissie wordt verzocht hun eventuele opmerkingen binnen acht dagen na ontvangst aan de commissiegriffier mede te delen.
van de vergadering van de Statencommissie Omgevingsbeleid
gehouden op 1 november 2006
INHOUD Opening Mededelingen Vaststelling van de agenda Verslag vergadering van 20 september 2006 en lijst van toezeggingen Ingekomen stukken Rondvraag IPO-aangelegenheden Brief van 14 september 2006, kenmerk 37/5.16/2006010647, over Verblijfsrecreatie in kwetsbare gebieden Brief van 18 juli 2006, kenmerk 28/5.23/2005005207, afschrift aan de minister van verkeer en waterstaat, over Decentralisatie contractsector- met onderbouwing Brief van 5 oktober 2006, van het college van gedeputeerde staten, kenmerk 40/5.2/2006011335, over de Bestuursrapportage 2006-II (achtmaandsrapportage) Statenstuk 2006-244; Nota van aanbieding Begroting 2007 Sluiting Toezegging Bijlage
4 4 4 4 4 5 6 7 11 15 16 25 26
2
STATENCOMMISSIE OMGEVINGSBELEID Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgevingsbeleid, gehouden op 1 november 2006 in het provinciehuis te Assen.
Aanwezig: G. Roeles (VVD, voorzitter) H. Baas (ChristenUnie) N.B. Bossina (VVD) A. Haar (D66) J. Haikens (VVD) J. Heetebrij (ChristenUnie) H.R. Hornstra (PvdA) mevrouw I.J. Huisman-Holmersma (PvdA) B. Janssen (CDA) C.D. de Jong (Fractie de Jong) mevrouw M.J. Kaal (CDA) W.H. Kuiper (GroenLinks) A. Lanting (Actief Liberaal Drenthe) E. Olij (PvdA) A.G.H. Peters (CDA) B. Popken (OPD) J. Slagter (PvdA) K.H. Smidt (VVD) M.J. Smit (D66) mevrouw H.G. Stoel-Snater (PvdA) M.P. Turksma (PvdA) J.B. Wassink (GroenLinks) G. Wieringa (DrentsBelang) Th. J. Wijbenga (CDA) Voorts aanwezig: mevrouw A. Haarsma (PvdA, gedeputeerde) mevrouw A. Edelenbosch (PvdA, gedeputeerde) mevrouw T. Klip-Martin (VVD, gedeputeerde) S.B. Swierstra (VVD, gedeputeerde) J. Pijlman (commissiegriffier) Met kennisgeving afwezig : G.A.W. Fonk (Actief Liberaal Drenthe) mevrouw S. van de Vijver-Geitz (PvdA)
3
1.
Opening
De VOORZITTER opent de vergadering. 2.
Mededelingen
De VOORZITTER deelt mee dat de heer Fonk en mevrouw Van de Vijver verhinderd zijn. 3.
Vaststelling van de agenda
De agenda wordt conform ontwerp goedgekeurd en vastgesteld. 4.
Verslag vergadering van 20 september 2006 en lijst van toezeggingen
De VOORZITTER merkt op dat in de vergadering van 20 september 2006 is gemeld dat de heer Wieringa afwezig was met kennisgeving. Dit is niet in het verslag terug te vinden. Het verslag wordt met inachtneming van het vorenstaande goedgekeurd en vastgesteld. 5.
Ingekomen stukken
De VOORZITTER merkt op dat een brief van de heer Peddemors is nagekomen. Deze brief kan worden betrokken bij de behandeling van agendapunt 8. Er is ook nog een erratum nagekomen op de toelichting van het programma van de bestuursrapportage. Deze kan worden betrokken bij agendapunt 10, de Bestuursrapportage 2006-II. De heer LANTING vraagt of de notitie over Paard en Landschap van het Ministerie van LNV op 6 december 2006 kan worden geagendeerd. De VOORZITTER zegt toe dat deze notitie op de agenda zal komen. De heer SMIT merkt over ingekomen stuk B1, de e-mail van de heer Groeneveld over de N34 en 100 kilometer verkeersborden op, dat hij vindt dat de heer Groeneveld wel een punt heeft. Het is op die weg heel onduidelijk wat nu precies de maximumsnelheid is en hij vraagt of hier nog eens goed naar kan worden gekeken. De heer SWIERSTRA antwoordt dat hier goed naar zal worden gekeken. Er wordt hard gewerkt aan de N34, de provincie zit in een procedure om de weg over te nemen van Rijkswaterstaat en bij de renovatie van de weg en nieuwe investeringen daarin zal er expliciet worden gekeken naar de manier waarop snelheidshandhaving ook voor de weggebruiker duidelijk is. Voor het stuk dat al gereed is zal er extra naar worden gekeken in het kader van de analyse van ongevallen die er hebben plaatsgevonden. De heer POPKEN merkt ten aanzien van ingekomen stuk A1, de Nota energiebeleid 2006-2010: Energiek Drenthe en het Uitvoeringsprogramma 2006-2007 op dat het een uitvoerige nota is waar de staten verder mee kunnen. Er wordt ook gesproken over de bewustwording tot energiebesparing. Dat is een moeilijk punt, want die bewustwording is er nog lang niet, zodat daar nog veel extra aandacht aan besteed zal moeten worden. De heer SLAGTER merkt ten aanzien van ingekomen stuk A2 over de Netwerkanalyses Regio Groningen-Assen en Zuid-Drenthe op dat hij heeft gehoord dat die analyses de stevige basis van toekomstig beleid gaan vormen. Welk traject gaan de staten daarvoor bewandelen?
4
De heer SWIERSTRA antwoordt dat deze netwerkanalyses in de commissie besproken kunnen worden, maar zij vormen vervolgens een basis voor de input voor de discussie wat er wel of niet moet gebeuren. Op het moment dat het Provinciaal verkeer- en vervoersprogramma (PVVP) wordt gemaakt, dan zullen netwerkanalyses daarvan één van de bijlagen en onderdelen vormen op basis waarvan de keuzes in het PVVP worden gemaakt. Als het gaat om nieuwe investeringsprogramma’s dan zullen de netwerkanalyses daarbij zeer leidend zijn in de voorstellen die worden gedaan. Het is niet zo dat de netwerkanalyses als zodanig een besluit vormen om bijvoorbeeld wegen aan te leggen, maar het zijn wel serieuze en gezamenlijk gemaakte analyses van wat nodig is aan maatregelen, vooral in relatie tot de ruimtelijke en economische ontwikkelingen zoals die in staten en raden zijn besloten. Dat is ook de basis voor de onderhandelingen met het Rijk over een aantal knelpunten die al wel in het beleid zitten en die door het Rijk nog niet worden onderkend en waarvoor het dan ook nodig is om een onderbouwing te leveren. Het zijn dus zeer serieuze stukken in de vorm van belangwekkende en onafhankelijk gedane analyses die samen met gemeenten en rijk zijn opgesteld en die dus de uitgangspunten vormen voor verder beleidsvoering. De heer SLAGTER vraagt wat de uitkomst van het op 5 oktober 2006 gevoerde overleg met de minister is geweest. Heeft dat geleid tot prioritering en hoe heeft de minister tegen de netwerkanalyse ZuidwestDrenthe aangekeken als zijnde een gebied dat geen prioriteit heeft? De heer SWIERSTRA antwoordt dat de commissie het officiële stuk zal worden toegezonden. In de brief van de minister aan de Tweede Kamer geeft zij een oordeel over de netwerkanalyse en dat zal hij de commissie ook doen toekomen. Grosso modo kan worden gezegd dat de netwerkanalyses door de minister worden erkend zoals hij dat net heeft beschreven en deze vormen dus een basis voor de verdere onderhandelingen. Voor het overige is ten aanzien van de Netwerkanalyse Groningen-Assen het belangrijkste dat er op dit moment nog niets is uitgekomen, niet anders dan dat net als bij andere regio’s er € 5 miljoen ter beschikking is gekomen voor de zogenaamde quick wins. Een lijstje van maatregelen dat op korte termijn kan worden vastgesteld, zodat een aantal verkeersmaatregelen op korte termijn genomen kan worden. Daar heeft de provincie een keurige lijst voor ingeleverd en dat geld zal worden besteed aan het transferium Hoogkerk. Daar zal dan ook snel aan worden begonnen. Voor ZuidDrenthe zijn regionale analyses niet heel expliciet aan de orde geweest, want deze passen op dit moment niet in de prioriteit van de minister. Daarvan is dus gezegd dat zij op de zogenaamde samenwerkingsagenda van rijk en regio komen om verder te kijken wat er de komende jaren kan worden gedaan en hoe er financiering voor bij elkaar kan worden gekregen. De netwerkanalyse Zuid-Drenthe ligt dus open op tafel, maar heeft dus niet geleid tot prioriteitsstelling bij de minister. De ingekomen stukken worden voorts conform het voorstel afgedaan. 6.
Rondvraag
De heer HORNSTRA merkt op dat er iedere dag iets in de krant staat over de nota Energiebeleid 20062010 en er is twee keer heel uitvoerig over gediscussieerd. Het lijkt hem nu niet juist indien de nota in de la verdwijnt en er verder niets meer mee gebeurt. Hij complimenteert de gedeputeerde voor het feit dat een aantal opmerkingen die de commissie heeft gemaakt naar aanleiding van de conceptnota goed door het college in de nota zijn verwerkt. Op één onderwerp zal zeker nog eens worden teruggekomen en dat heeft te maken met de opmerkingen die in de nota staan over het POP. Naar zijn mening geven die opmerkingen de ruimte die de staten hiervoor ook al een paar keer hebben gevraagd en vastgesteld. Er is weliswaar tussen fracties een verschil van mening over de interpretatie van het POP, maar er is in het verleden ooit een motie aangenomen die naar de mening van spreker toch de ruimte geeft die de staten met elkaar hebben afgesproken. Ten aanzien van de afschaffing van de subsidies die in het kader van de Milieukwaliteit Electriteitsproductie (MEP) worden verstrekt, antwoordt hij dat in het gehele verhaal een aantal doelstellingen en een aantal manieren om die doelstellingen te halen staat, waarbij het vooral om de CO2-reductie gaat die zal moeten worden gerealiseerd door het biomassaverhaal. Het 5
ziet er niet naar uit dat die doelstellingen worden gehaald. Is door het college nagedacht over de vraag hoe die doelstellingen eventueel wel kunnen worden gehaald en komt er een extra inzet? Wanneer stelt het college de commissie daarvan op de hoogte? Van de nota Energiebeleid gaat ambitie uit en daar waren college en staten het over eens. Dan is het wel heel merkwaardig dat in de begroting één zinnetje staat dat het probleem met deze ambitie is dat deze misschien niet kan worden uitgevoerd omdat er een beperking is als het gaat om de formatie. Het is heel vreemd dat het college dat opmerkt, want als er wordt afgesproken dat het college iets moet doen, dan moet het college dat gewoon doen en als het college daar geen formatieve ruimte voor heeft, dan moet het college met een voorstel komen. De PvdA zal dit zeker steunen wanneer er meer formatie voor nodig mocht zijn. Hij vindt het dus heel merkwaardig dat dit er staat. Mevrouw KLIP antwoordt dat alle onderwerpen zijn verwerkt en zij heeft ook de indruk dat het college een iets andere interpretatie heeft gegeven aan het idee wat nu werkelijk de strekking en de impact was van de beide moties van juli 2004 en de motie die vorig jaar bij de behandeling van de Voorjaarsnota is aangenomen. Wat betreft de afschaffing van de MEP-subsidie heeft ook het college daar al over nagedacht. Tot nu toe zijn er 36 biomassa- en vergistingsinitiatieven gerealiseerd, maar gemeenten weten niet wat er op dit moment nog in de pijplijn zit. Er zijn naar verwachting 25 initiatieven in voorbereiding en daarvan gaan er ongeveer 20 niet door ten gevolge van de afschaffing van die MEP-subsidies, maar zoals bekend is, is het Rijk bezig om samen met alle partners in het land te kijken wat er dan voor in de plaats kan komen, want dat er een nieuwe regeling komt is duidelijk. Op 2 november 2006 vindt er een bijeenkomst in het provinciehuis plaats waar het college samen met Energyvalley en Bio-energie Noord en alle partijen zal kijken wat er kan worden gedaan om invloed uit te oefenen op de vormgeving van de nieuwe regeling. Zij zijn er zeer alert en actief mee bezig en spreekster verwacht ook dat de initiatieven die nu niet doorgaan weliswaar vertraagd zoveel mogelijk onder die nieuwe regeling zullen gaan vallen. Ten aanzien van de vraag naar de beperking van de formatie antwoordt zij dat zij dit niet zo snel kan vinden in de begroting, maar zij gaat ervan uit dat het klopt wat de heer Hornstra zegt. In dat geval heeft de heer Hornstra gelijk dat als er een tekort aan formatie is, terwijl het college wel al haar ambities wil waarmaken, het college in dat geval terug moet komen naar de commissie met een voorstel. Er is afgesproken dat na een jaar een tussenbalans zal worden opgemaakt die door spreekster zal worden gegeven. In haar optiek komt die tussenbalans er veel eerder, aangezien het verstandig is om aan het einde van deze statenperiode en op tijd voor de behandeling van de Voorjaarsnota over die tussenbalans te spreken. Het college wil dit plannen voor de commissievergadering van februari 2007, maar het is aan de wijsheid van het presidium om daarmee akkoord te gaan. Het college zal hier een informatiebijeenkomst veertien dagen van tevoren aan vooraf laten gaan. Indien dan blijkt dat er te weinig geld beschikbaar is voor de uitvoering of voor de formatie, dan stelt zij voor om dit in die tussenbalans mee te nemen, want de tijd tussen juli 2006 en het maken van de begroting was te kort om dat één op één te vertalen. De heer HORNSTRA antwoordt verder te kunnen met het heldere antwoord van de gedeputeerde. Op 23 november 2006 zal er in dit provinciehuis een heel aardige bijeenkomst plaatsvinden over het klimaat en energie, die wordt geleid door gedeputeerde Klip. Hij hoopt dat daar veel statenleden aanwezig zullen zijn. 7.
IPO-aangelegenheden
De heer SMIDT merkt op dat op de website van het IPO een artikel stond over de Wet Ammoniak en Veehouderij (WAV) in de Tweede Kamer. De stemming hierover is gisteren geweest. Er was een afspraak dat op het moment dat de wetgeving op dit gebied herzien zou worden, de provincie opnieuw aan de slag zou gaan met de Drentse Ammoniakkaart. Nu moet dit verhaal natuurlijk nog door de Eerste Kamer, maar wat is nu het traject dat wordt gelopen in het kader van de actualisering van de Ammoniakkaart?
6
Mevrouw KLIP antwoordt dat in de vorige commissievergadering het rapport van de klankbordgroep uit de staten aan de orde is geweest. Er is toen duidelijk afgesproken dat er eerst zou worden gewacht totdat ook de Eerste Kamer akkoord was gegaan met het nieuwe wetsvoorstel voordat de provincie daadwerkelijk aan de slag zou gaan. De klankbordgroep was het daar unaniem mee eens, aangezien de provincie Drenthe de vorige keer als voorloper in Nederland heeft gefungeerd. Daar was niet iedereen even gelukkig mee, dus zij stelt voor om, voordat met de nieuwe kaart wordt begonnen, er nogmaals zal worden gewacht totdat de Eerste Kamer akkoord is gegaan. De heer SMIDT deelt de constatering dat niet iedereen blij was dat Drenthe voorop liep, niet. Er zijn nu nog provincies waar problemen zijn met de vergunningverlening en die zijn in Drenthe toen wel opgelost. Mevrouw KLIP dankt de heer Smidt voor dit compliment namens het college. 8.
Brief van 14 september 2006, kenmerk 37/5.16/2006010647, over Verblijfsrecreatie in kwetsbare gebieden
De VOORZITTER merkt op dat de gedeputeerde heeft toegezegd met een nader voorstel te zullen komen, waarin de wijze van inventarisatie van andere knelpunten in Drenthe en van het instrumentarium worden meegenomen. De heer BAAS heeft dit stuk met veel belangstelling en interesse gelezen. Hij vond het een creatief document dat geen pasklare oplossingen biedt, maar dat een aantal oplossingsrichtingen probeert aan te wijzen. Hij heeft gelezen dat er nog meer komt, want de Milieufederatie en de RECRON zullen nog wel met iets komen. Hij neemt aan dat het college zelf al druk doende is om hierover gedachten te vormen en te kijken of hiervoor beleid op stapel gezet kan worden. Het is misschien prematuur om nu al uitgebreid op dit stuk in te gaan, want hij had dit liever gedaan samen met de Statencommissie BFE, aangezien het hier vooral gaat over de economische gevolgen die dit voor de hele sector kan hebben. Het is een sector die het hier en daar niet zo makkelijk heeft. Zo hebben campings die geen vaste, puur toeristische plaatsen kennen, het economisch erg zwaar. Er zijn dus meer dingen dan alleen maar dit punt en die hangen wel met elkaar samen, dus als het gaat om een integrale benadering is dit er ook een goed voorbeeld van. Hier speelt een aantal zaken bij, maar hij is toch gecharmeerd van dit document en heeft vooral gekeken naar zaken als verevening en verhandelbare ontwikkelingsrechten. Dat zijn allemaal termen die hij toch leuk vindt omdat zij best wat openingen voor de oplossing van het probleem kunnen bieden. In het document is ook te lezen dat saneren makkelijker is en beter haalbaar dan verplaatsen. Aan de andere kant ziet hij dan ook weer een spanning met het feit dat deze sector een hele belangrijke economische drager is en dan is saneren niet het eerste waar hij aan denkt. Kortom, er zit een aantal belangwekkende richtingen in die hij graag aan het college meegeeft. Het college moet hier stevig op broeden en hij ziet met veel belangstelling het voorgenomen beleid van het college tegemoet op het moment dat duidelijk is hoe Milieufederatie en RECRON hierover denken. De heer PETERS heeft afgelopen maandag met zijn fractie een werkbezoek gebracht aan de gemeente Westerveld. Op het programma stond onder meer verblijfsrecreatie in kwetsbare gebieden. Er is daar gesproken met vertegenwoordigers van RECRON en met recreatieondernemers. Het komt dus toevallig goed uit dat dit samenvalt met behandeling in deze commissie. Hij kan zich vinden in het betoog van de heer Baas om dit rapport eerst voor kennisgeving aan te nemen. Hij vindt het op zich al heel bijzonder dat Milieufederatie en RECRON samen kunnen werken aan een dergelijk onderwerp dat veel impact heeft en aandacht verdient en waarvan de partners op dit moment zelf vragen om even in de luwte verder te mogen werken. Op dit moment zijn zij concreet met vier bedrijven bezig en de bedoeling is om in de toekomst meer gebiedsgericht te gaan werken. Hij is nieuwsgierig wat daaruit komt. Het moet alleen niet te lang gaan duren. Ook is hij nieuwsgierig of er nog meer instrumenten ontwikkeld gaan worden, want de aanvullingen die hier genoemd worden hebben vooral met geld te maken. Misschien zijn er nog 7
slimmere oplossingen? Hij is dus heel nieuwsgierig hoe zich dit zal ontwikkelen, vraagt of beide organisaties daadwerkelijk in de luwte hun werk kunnen gaan doen en ziet dan wel wat eruit komt. De heer LANTING merkt op dat deze hele statenperiode al over dit onderwerp wordt gesproken, zoals bij het project Westerveld en het POP. Er moest nog wel wat op dit gebied gebeuren en ondertussen is het zo dat het toerisme in die streek toch wat terugloopt. Er moet daar dus eigenlijk wel wat gebeuren. Over het rapport is hij wel wat teleurgesteld, want het geeft nog eens alle onmogelijkheden aan en benadrukt deze. Concrete oplossingen worden niet genoemd. Ook is de onderzoeksopdracht wat smal, want er wordt alleen de opdracht gegeven aan het kennis- en innovatiecentrum om alternatieve financieringsmogelijkheden te onderzoeken uit de markt. Hij vraagt zich af of dat niet wat breder had gekund en vraagt om bijvoorbeeld te kijken naar de aanpassing van grenzen. Het is namelijk redelijk nijpend wanneer het toerisme daar afneemt. Dat de Milieufederatie en RECRON zich daar verder in willen verdiepen is op zich wel een goede zaak, maar hij vraagt zich af of de staten daar geen nadrukkelijker rol in willen hebben. Zo is er bij de ammoniakproblematiek een klankbordgroep geweest en hij vraagt zich af de staten zich ook met deze problematiek kunnen bezighouden middels een soort van klankbordgroep. Ten aanzien van de financiering wordt een viertal mogelijkheden aangegeven, vooral ook ten aanzien van de marktwerking. Zo worden er mogelijkheden aangegeven voor ontwikkelingsrichtingen, grondaankopen en dergelijke. Dat is iets nieuws en als dat wordt ontwikkeld kost dit ook weer ontzettend veel tijd. Spreker weet niet of voor dat gebied die tijd nog wel beschikbaar is Grotere recreatieondernemers zeggen al dat het in Nederland allemaal erg moeilijk is, dat zij hun werkterrein hebben verplaatst naar Duitsland en dat wat zij in Nederland hebben wel bijhouden, maar geen nieuwe dingen meer realiseren en daarvoor de grens overgaan omdat het in Nederland allemaal veel te lang duurt. Daarom vindt spreker het niet nodig om allerlei nieuwe dingen te ontwikkelen aangezien er ontwikkelingsrechten zijn die voor de sector kostprijsverhogend werken. Andere financieringsmogelijkheden onderschrijft hij op zich wel, maar zij kosten alle wel veel geld voor de overheid, terwijl hij in de stukken heeft gelezen dat het Rijk wel van alles wil maar dat het niets mag kosten. Het geld moet dus wel uit de markt komen De heer SMIDT merkt op dat dit een prachtige gereedschapskist is met heel mooi gereedschap, maar hij constateert ook dat het huis wrak wordt en aan onderhoud toe is. Er doen zich nu ook allerlei creatieve mogelijkheden voor en niets doen leidt ertoe dat bedrijven langzamerhand verpauperen en het landelijk gebied zijn economisch draagvlak kwijtraakt, wat zijn effect heeft op de leefbaarheid. Het wordt wel tijd dat er politieke keuzes worden gemaakt. Hij vindt het ook raar dat een rapport in opdracht van het Ministerie van LNV wordt gemaakt en dat er keurig allerlei gereedschappen worden aangeleverd, maar dat dan de uitvoering van het werk weer aan de provincie wordt overgelaten of dat die uitvoering via het ILG geregeld moet worden. Hij is ook benieuwd naar de reactie van het college hierop, met in het achterhoofd het feit dat hij er wel een voorstander van is om de twee partners in een zekere rust hieraan te laten werken. De heer DE JONG merkt op dat toerisme een belangrijk aandeel heeft in de Drentse economie en natuurlijk speelt de verblijfsrecreatie daarin een navenante rol. Het is logisch dat verblijfsrecreatie zich juist concentreert op de mooie plekken in Drenthe. De EHS zou erdoor belast worden en vandaar dat er de nodige aandacht aan wordt geschonken, teneinde dit tegen te gaan. Waaruit de druk bestaat die er op de EHS wordt uitgeoefend, blijft dan onduidelijk. Wel biedt dit rapport aanknopingspunten om te proberen een aantal impasses te doorbreken en de staten kunnen er een rol in spelen om boter bij de vis te doen, aangezien iedereen vindt dat Drenthe de plaats toekomt in het toerisme die het ook verdient. Daarbij hoort het ook kunnen kamperen op mooie plaatsen, want de provincie heeft niets aan promotie van deze provincie indien die plaatsen niet met de tent bezocht mogen worden. De heer KUIPER merkt op dat dit stuk een aantal zeer waardevolle ideeën op een rijtje bevat, maar hij zit alleen met het probleem waarom dit nu wordt besproken, terwijl het in december ook in de begeleidende brief staat en de commissie in de loop van november/december nader wordt geïnformeerd. De discussie kan dan ook wat uitvoeriger plaatsvinden op het moment dat de RECRON en de Milieufedera8
tie erbij zijn betrokken. Dat laat onverlet dat een aantal ideeën op een rijtje is gezet die prima zijn. De positieve dingen daarvan vormen zaken waar op een heel creatieve manier mee kan worden omgegaan. Er is geconcludeerd dat 70 procent van de recreatieve terreinen in Drenthe op slot zullen gaan als gevolg van de richtlijnen voor Natura-2000. Dat is een Europese richtlijn die een inperking zal verzorgen. Wel is er een paragraaf gewijd aan welke subsidiemogelijkheden er zijn en welke steun er kan komen, maar er zit ook een aantal beperkingen die Europa stelt aan ontwikkelingen in Drenthe. Hij vraagt of voorafgaande aan de behandeling in deze commissie er op een goede manier aandacht besteed kan worden aan dit probleem. Het was een eenmalige gebeurtenis om bij de WAV-kaart een soort van klankbordgroep in het leven te roepen. Het was op zich goed om dit zo te doen, maar het moet geen gewoonte worden omdat er dan een vreemde verwevenheid ontstaat van verschillende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Bovendien wordt dan niet helder hoe het college moet worden afgerekend op datgene wat de commissie zelf heeft voorgesteld. Hij is dan ook geen voorstander van het in het leven roepen van een klankbordgroep in dit geval. De heer SLAGTER heeft gezien dat in november/december het stuk van de Milieufederatie en de RECRON wordt verwacht. Daar dit stuk van importantie is omdat er behoorlijk wat nieuwe gegevens in staan, vindt hij toch dat de staten een podium moeten hebben om hier iets over te zeggen. Spreker denkt dat de werkstukken indien die straks met elkaar worden vergeleken, wel erg op elkaar gaan lijken. In dit stuk worden veel instrumenten aangedragen die hij straks ook gaat tegenkomen. Wat hem opviel was de uitdrukkelijke opmerking in het stuk dat ook al worden alle nieuwe instrumenten gebruikt, er toch een groot financieel probleem overblijft en dat zal maar een deel van de problematiek oplossen. Heeft dit ook een rol gespeeld bij het overleg en de samenstelling van de budgetten van het ILG, want spreker kan zich voorstellen dat dit punt daar aan de orde is gekomen. In dit stuk wordt gezegd dat de problemen zo groot zijn, dat zij moeten worden uitgesmeerd over vijftien jaar. Dat is een optie wanneer er geen geld is, maar de provincie kan ook besluiten er zelf wel iets aan te doen. Er is bovendien een aantal onderdelen waar morgen mee kan worden begonnen, bijvoorbeeld als het gaat om landinrichtingsprojecten, boerderijen die vrij komen en die gunstig kunnen worden gebruikt. Een derde punt dat hem opviel was dat het ministerie hulp aanbiedt. Het ministerie zegt een gereedschapskist te hebben, evenals de expertise en dat zij daarom best de provincieambtenaren wil begeleiden en opleiden, zodat de provincieambtenaren vertrouwd raken met de nieuwe instrumenten. Gaat het college daar ook gebruik van maken? De heer WIERINGA wil het rapport dat in november/december van de hand van RECRON en de Milieufederatie verschijnt, graag afwachten. Daarbij wijst hij op het stuk dat op 31 oktober 2006 is binnengekomen, waarbij door verschillende partijen wordt gewezen op de problematiek die hier speelt en hoe die op een eenvoudige manier kan worden opgelost, zoals dat ook door die partijen wordt aangegeven. Partijen vragen namelijk om de problemen eindelijk eens goed op te lossen. Mevrouw EDELENBOSCH antwoordt dat de voorzitter heeft aangegeven dat de gedeputeerde met een nader voorstel zou komen in verband met de recreatie in kwetsbare natuur. Daar is de vorige keer echter een streep doorheen gezet. In het verslag van de op één na laatste commissievergadering stond dat zij een toezegging zou hebben gedaan om met een projectvoorstel te zullen komen om vervolgonderzoek te doen. Dat heeft spreekster echter niet toegezegd en dat heeft zij de vorige keer gememoreerd. Spreekster heeft de commissie echter dit rapport toegestuurd omdat het Ministerie van LNV dat onderzoek al had gedaan. Met de heer Kuiper was spreekster zeer verbaasd dat dit nu ter bespreking op de agenda staat, aangezien dit linea recta naar de Milieufederatie is doorgestuurd. Iedereen die zegt dat er iets moet gebeuren, heeft er zelf bij gezeten dat zij in de op één na laatste vergadering het projectvoorstel van de Milieufederatie en de RECRON heeft behandeld, waarbij het de dinsdag daarna van een financiering is voorzien door het college. Nog voor de zomervakantie is dit als beschikking en als een opdracht naar de Milieufederatie gegaan. In de krant van afgelopen zaterdag heeft daar ook een kort verslag over gestaan. De timing kan niet beter zijn en in dat verslag wordt gevraagd de RECRON en Milieufederatie rust te geven. De organisaties werken aan kansrijke doelen en het komt erop neer dat de 9
staten nog drie van deze rapporten kunnen opvragen in de sfeer van financiën of ruimtelijke ordening, maar dat er niet één instrument is dat de oplossing biedt. Er zal moeten worden gekeken wat er gezamenlijk bij elkaar gelegd kan worden en de ene keer zit dat op gemeentelijk en de andere keer op provinciaal niveau. Partijen moeten soms gewoon inschikken met elkaar en sommige dingen kunnen in het geheel niet. Dat wordt even afgewacht aan de hand van het onderzoek of het project waar de Milieufederatie mee bezig is en daar zal een aantal zaken uit voortkomen die specifiek voor Zuidwest-Drenthe spelen. Daar zal een oplossing voor moeten worden geboden en er zal ook een aantal zaken structureler in het andere deel van Drenthe of andere delen van Drenthe gebruikt kunnen worden. Zo wordt er geprobeerd om uit te diepen wat er mogelijk is en spreker denkt dat er ook iets uit kan komen wat nergens anders gedaan is, omdat partijen willen dat er wat geregeld gaat worden. Op een aantal detailopmerkingen wil zij verder wel ingaan, maar bij sommigen leeft het idee dat het college dit onderzoek heeft gedaan en dat is dus niet waar. Het onderzoek is ook alleen maar op financieel gebied gedaan en daar waar het bij de ruimtelijke ordening alleen maar op de regels vastzit, is dat een punt dat hier niet in zit. Er zal dus moeten worden gekeken waar daarvoor de ruimte is. Zij heeft heel goed begrepen dat die broedende kip even niet moet worden gestoord, maar zij maakt wel van de gelegenheid gebruik om naar aanleiding van wat zij deze week in de krant heeft gelezen, even met iemand van de Milieufederatie hierover te spreken. Zij gelooft vooralsnog dat dit in januari 2007 bij de commissie komt, dus de onderzoeksresultaten worden in ieder geval in de commissievergadering van januari of februari 2007 aangeboden. Daarbij kan de commissie dit instrumentarium gebruiken, maar er zijn ook andere mogelijkheden en dan kan worden gekeken of de provincie zaken moet gaan opschalen of juist gaan financieren of andere besluiten moet gaan nemen. Wellicht dat er ook een randje in het POP moet worden gewijzigd, maar dat weet zij nu nog niet omdat dit pas in januari op tafel komt. Op dat moment wordt daar opnieuw over gesproken. Met betrekking tot de opmerking van de heer Wieringa over de brief van 31 oktober 2006, merkt zij op dat de heer Wieringa die brief nog eens goed moet lezen, want die brief gaat niet over dit onderwerp, maar over een onderwerp dat een aantal maanden geleden is uitgediscussieerd, namelijk over permanente bewoning van recreatiewoningen. Dat is een heel ander onderwerp als waarover nu wordt gesproken. De heer BAAS suggereert om te zijner tijd in januari of februari 2007 twee commissies bij dit agendapunt te betrekken, namelijk deze commissie en de Statencommissie BFE. Hij vraagt of dan ook de gedeputeerde die toerisme en recreatie in portefeuille heeft, aanwezig kan zijn. De heer SLAGTER had nog een vraag over de financiering en het ILG en een vraag over de gereedschapkist van het Rijk en de scholing van provinciale ambtenaren. Mevrouw EDELENBOSCH merkt op dat het makkelijk is dat er in dit verhaal wordt geconcludeerd dat provincies financiële ruimte binnen het ILG hebben. Gisteren is besloten door het college dat het bestuursakkoord op voorbehoud van de goedkeuring van de staten getekend kan worden. Begin volgende week krijgen de commissieleden dat als een dik pakket thuis gestuurd. Onder de doelen die erin staan moet dan worden gekeken wat het Rijk over heeft voor recreatie en toerisme. Het is dus heel gemakkelijk te zeggen dat de provincie dit in het ILG moet regelen, maar dan zal zij met de minister om tafel moeten gaan en de vraag te stellen of het geld dat aan al die doelen is gekoppeld, ook daarvoor bestemd mag worden. Dat heeft de minister op dit moment niet zo gefinancierd, dus het Rijk zal een aantal van deze zaken moeten financieren. Het Rijk zal zijn handen daar ook niet zomaar van af kunnen trekken. Als er iets mogelijk moet worden gemaakt zullen provincie en rijk dus samen aan tafel moeten. De provincie ontvangt ook graag steun van het Ministerie van LNV, maar op dit terrein ontbreekt het de provinciale ambtenaren en de mensen die erbij betrokken zijn niet aan kennis, maar het gaat erom of alle partners die betrokken zijn in dit gebied en in dat speciale maatwerk, elkaar kunnen vinden. Daar zit dus meer het knelpunt, dan bij gebrek aan kennis. Overigens ziet zij nog niet snel een ambtenaar van het Ministerie van LNV naar de provincie afzakken om de provincie bij te staan, maar de provincie zal er eens een beroep op doen.
10
9.
Brief van18 juli 2006, kenmerk 28/5.23/2005005207, afschrift brief aan de minister van verkeer en waterstaat, over Decentralisatie contractsector- met onderbouwing
De heer SLAGTER merkt op dat de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Overijssel en Drenthe beide in principe bereid zijn om de spoorlijn over te nemen. Zij hebben de brief geschreven in gezamenlijkheid en er staat een aantal voorwaarden in genoemd. Als hij die voorwaarden leest gaan deze uit van een bepaalde minimale lijn die dan nog moet worden gehandhaafd. Daar kunnen vraagtekens bij worden gezet. Willen de staten die lijn overnemen? Als hij kijkt naar de netwerkanalyse ZuidDrenthe en de ambitie die daaruit spreekt, vraagt hij zich af of er niet naar verdubbeling moet worden gewerkt. Een andere vraag is of als die lijn in deze staten wordt overgenomen, er niet voor moet worden gezorgd dat er net als bij de N34 een goede bonus wordt meegegeven, zodat de provincie hier iets mee kan? Deze dingen ziet hij nergens terug, dus hij vraagt de commissie en de gedeputeerde of er op deze weg voortgegaan moet worden of dat de staten een andere route moeten kiezen. De heer PETERS heeft de brief en de toelichting van de PvdA gelezen. Hij is nieuwsgierig wat nu de opvatting van de PvdA is. Deze fractie stelt nu wel een vraag aan de rest van de commissie en de PvdA concludeert wel dat er een heel magere lijn wordt overgenomen, maar spreekt zich verder niet uit wat hieraan kan worden gedaan. Uit de brief van het college blijkt dat het college daarin precies heeft verwoord wat er in de toelichting is geschreven, namelijk dat het op deze voorwaarden niet kan en dat er aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. De eerste reactie die spreker heeft op de brief van het college is dat het een goede en adequate houding is geweest. Spreker is heel content met de brief die het college heeft geschreven. De heer SLAGTER merkt op dat dit niet zijn vraag is. Ook hij is content met de brief van het college. De vraag is of er al een reactie op de brief is en of er nieuwe feiten zijn, want anders praten partijen elkaar achterna. Ervan uitgaande dat er sprake is van een hele magere lijn met bovendien een jarenlange onderhoudsachterstand, vraagt hij zich af of de provincie dan wel eigenaar moet willen worden. Het is dan beter om als provincie een hoge ambitie te hebben en voor verdubbeling van de wegen te gaan in plaats van in stilte een magere lijn over te nemen. De heer PETERS leest nu juist in de brief van het college dat het college precies niet datgene wil wat de PvdA ook niet wil. De heer SLAGTER wijst erop dat de voorwaarden in de brief uitgaan van de lijn zoals deze er nu ligt. Daarbij is er een grote achterstand en als de minister nu zegt dat daaraan door het Rijk wordt bijgedragen, dan gaat het alleen om de lijn zoals die er nu ligt. Dat vindt spreker ook een magere lijn. De heer SWIERSTRA antwoordt dat de colleges van gedeputeerde staten van Overijssel en Drenthe een brief hebben gestuurd naar de minister, nadat de provincies al geruime tijd in overleg zijn met het Ministerie over overneming van de lijn Zwolle-Emmen. Spreker brengt in herinnering dat er ongeveer twee jaar geleden plotseling een brief van het Rijk over tafel kwam met de vraag of dat de provincie deze lijn zou willen overnemen. Toen hebben de provincies gezegd dat dit te snel ging, want het overnemen van spoorlijnen heeft heel veel consequenties. Daarom wilden beide provincies een en ander eerst doorrekenen en kijken wat zij nu precies willen, evenals welke voorwaarden daaraan gesteld moeten worden. Het feit dat het Rijk nu zegt dat de provincies die lijn over moeten nemen, is een besluit dat het Rijk niet uit weelde neemt. Stel dat provincies en rijk er niet uitkomen, wat gebeurt er dan met een dergelijke lijn? In de afgelopen jaren heeft de provincie met veel kunst en vliegwerk het station Dalen nog weten open te houden en of het uiteindelijk open moet blijven is een tweede. Dat heeft wel te maken met bezuinigingen op die lijn en het feit dat die lijn niet in het kernnet van de NS zit. Dat betekent dan ook dat als het Rijk die lijn zou houden, het buitengewoon twijfelachtig is wat er op die lijn gebeurt indien deze niet in het kernnet blijft zitten. Investeringen kan de provincie, wanneer zij niet zelf aan het 11
roer zit, dan wel helemaal vergeten. Voor het overige is die lijn voor deze provincie wel van groot belang, want er zijn terecht een aantal punten met betrekking tot de ontwikkeling van Zuidoost-Drenthe aangegeven. Deze punten zijn tevens van belang voor de ontwikkeling en het verbeteren in het openbaar vervoer, van belang voor het netwerk en het is temeer van belang omdat het regionale spoorvervoer een heel belangrijke relatie heeft met het regionale streekvervoer. Er zijn dus veel redenen om met die lijn aan de slag te gaan. Er zit immers op die lijn ook veel vrachtverkeer dat voor Coevorden van belang is en al een groot aantal jaren geleden is er een studie naar die lijn gemaakt, met als uitkomst dat het mooiste zou zijn indien de lijn verdubbeld zou worden, maar de bedragen die daarvoor toen ter tafel kwamen - zo’n ƒ 750 miljoen, wat nu een bedrag van € 350 miljoen is - kan de provincie op dit moment absoluut vergeten. Toch vindt hij dat het van belang is om die lijn over te nemen en er de zeggenschap over te houden. Elders in het land is te zien dat dergelijke lijnen ook worden overgedragen en dat de enkele provincie die dat niet heeft gedaan, daar nu spijt van heeft omdat zij nu het stuur kwijt zijn. De provincies Overijssel en Drenthe proberen dus om tot een verstandige deal met het Ministerie te komen. Daarbij is het uitgangspunt dat de huidige dienstregeling in ieder geval gehandhaafd kan worden. Vervolgens biedt het de mogelijkheid om als die dienstregeling kan worden gehandhaafd een lijn aan te besteden dan is de verwachting dat op grond van de aanbesteding en de directere manier van aansturing, er een belangrijk voordeel wordt gerealiseerd om het dienstbetoon op die lijn verder te verbeteren. Daardoor is een aantal voorwaarden en vragen nader geformuleerd, waar nu niet en detail over gesproken moet worden, maar waarover wel zal moeten worden onderhandeld. Wel heeft het college op dit moment zeer regelmatig contact met de minister en van die zijde is er inmiddels enige reactie gekomen die nog niet tot hallelujageroep stemt. Dat heeft te maken met het feit dat het Rijk geen belang bij die lijn heeft, want anders zat de lijn wel in het kernnet. Er zal dus stevig moeten worden onderhandeld. Als de provincies er in slagen het huidig dienstbetoon te handhaven en er moet uitzicht bestaan op hoe er in de toekomst met die lijn zal worden omgegaan, dan kan er een voorstel komen dat uiteindelijk niet in stilte wordt genomen, maar wat in volle openbaarheid door de staten zal moeten worden genomen en waarbij dan ook de argumenten op tafel gelegd zullen moeten worden en de afweging moet worden gemaakt of de provincies dit aandurven of niet. Er zijn stevige punten op tafel gelegd, namelijk dat de provincies deze lijn niet voor een appel en een ei zullen overnemen en niet zonder dat de commissie een zekere mate van zekerheid heeft dat overname ook perspectief biedt voor de regio. De signalen die de commissie heeft gegeven zijn volstrekt helder en die moeten stevig overeind worden gehouden. Verder vraagt hij de commissie kennis te nemen van deze tussenstand en ook de inzet die naar het Ministerie is gepleegd, met de hoop dat op niet al te lange termijn het college met een nader uitgewerkt voorstel naar de commissie toe kan komen, waarvan hopelijk de conclusie is dat de provincies de lijn kunnen overnemen, want dat is wel wat voor Drenthe en NoordOverijssel van belang is. Als het er niet in zit, zullen de provincies de lijn niet overnemen en zal dat de conclusie van het voorstel zijn. De heer LANTING heeft waardering voor de inbreng van de PvdA, die aangeeft dat als de provincie de lijn zo kaal moet overnemen, de vraag stelt of de provincie die lijn dan wel moet willen overnemen. Daar heeft spreker over nagedacht en als hij dan teruggrijpt naar de ambitie van de Netwerkanalyse, die uitgaat van verdubbeling, dan is dat een goede zaak, want dit gebied blijft toch wat achter en dan is verbetering van de infrastructuur een goede zaak. Indien de provincie het dan zo kaal moet overnemen, dan denkt hij dat er een grotere inzet moet komen bij de onderhandelingen om er toch betere voorwaarden uit te kunnen slepen, want deze lijn heeft niet voor niets een onderhoudsachterstand. Er mag dus wat hem betreft nog fiks worden onderhandeld om er toch wat meer uit te slepen voor dit gebied. De heer POPKEN wijst erop dat er vaker over grensoverschrijdend verkeer is gesproken, zoals over de zweeflijn. Zijn er ook nog signalen dat er vanuit het Duitse gebied een verbinding op prijs wordt gesteld? Hij heeft niet precies in beeld hoe de situatie daar nu is, maar het zou wel kunnen. De heer KUIPER merkt op dat de brief over de decentralisatie van de contractsector bij de PvdA een gevoel heeft opgeroepen van zich zorgen maken over de ontwikkelingen. De gedeputeerde heeft uitge12
legd hoe de situatie nu is en daarbij intrigeerde hem één woordje, namelijk het woord "aanbesteding" die hierop zou volgen. Hij wijst daarbij op de situatie zoals die in Gelderland is ontstaan, waarbij een vervoersmaatschappij een lijn met railvervoer doet, maar ook het omringende busvervoer. Hij wijst er met nadruk op dat dit ontzettend veel kansen gaat bieden om het vervoerssysteem in die regio op een goede manier van de grond te krijgen. Dat kan dus ook in deze provincie. Op het moment dat er dus wordt aanbesteed, moet de vraag worden gesteld of het goed is om bus- en railvervoer in de gehele regio bij één partij neer te leggen, op dezelfde manier zoals het in Gelderland is gedaan. De heer WIERINGA vindt het goed dat het college in onderhandeling is met de overheid om het spoor over te nemen, maar het is wel belangrijk dat dit voor de juiste prijs wordt overgenomen. Er is enorm veel achterstallig onderhoud en er moet een passeerspoor bij Ommen worden aangelegd. Hij drukt het college op het hart om stevig te onderhandelen en de zaak niet over te nemen zoals het nu wordt voorgesteld. De heer HAAR vindt dat er gekozen moet worden tussen twee kwaden. Natuurlijk moet de vraag worden gesteld of deze overname wel gewenst is, maar tegelijkertijd moet de vraag worden gesteld wat er gebeurt als de provincie de lijn niet overneemt. Misschien is het wel zo dat de provincie in die situatie wel het beste zelf aan het stuur kan zitten in plaats van dat het Rijk dat doet. Wanneer hij naar de geschiedenis van die lijn kijkt en de lijn doortrekt naar de toekomst, dan vreest hij dat daar weinig positiefs van te verwachten is. Wanneer er al bijna 40 jaar niet in is geïnvesteerd dan is de verwachting weinig reëel dat er de komende jaren door het Rijk wel fors in geïnvesteerd gaat worden. De provincie is er dus niet alleen met de overname en dat deze uitonderhandeld wordt spreekt voor zich, maar er hoort uiteraard een exploitatieplan bij met investeringen, want wil die lijn tot ontwikkeling komen en van betekenis zijn voor het gebied Zuidoost-Drenthe, wat zeer nodig is wat betreft de economische ontwikkeling, dan zal er toch een investeringsplan moeten worden ingevuld voor de toekomst. Dat investeringsplan hoeft op zich geen geld op te leveren, maar mag geld kosten, aangezien er wordt gesproken over de economische ontwikkeling van Zuidoost-Drenthe. Niet alleen de overname van de lijn is van belang, maar ook de wijze waarop op termijn in de lijn wordt geïnvesteerd. De heer BAAS ziet de onderbouwing van de PvdA als een soort van steun in de rug voor het college. Het college heeft die brief terecht stevig ingezet en de PvdA ondersteunt dit nog eens. Hij vraagt wel aandacht voor vooral Coevorden omdat deze provincie in het verleden daar in financiële zin verstrekkende besluiten over heeft genomen waarin dat spoor juist een cruciale rol speelde. Het is van belang dat de provincie dit in principe overneemt, maar niet voor een appel en een ei. Er moet bij het Rijk stevig worden ingezet op een goede overname, zodat in de toekomst het belang van die lijn voor de economische ontwikkeling zal blijven gegarandeerd. De heer SLAGTER had het antwoord van de heer Swierstra wel verwacht. Sinds "Pieken in de Delta" is het zo dat het investeringsgedrag van het Rijk met de rug hol naar belangrijke delen van Drenthe is gericht. Nu is er weer sprake van een situatie waarbij het gaat om een verbinding. Er zijn grote verhalen en er wordt geprobeerd om het Noorden te ontwikkelen. Op het moment dat er zich kansen en voordelen voordoen, dan is er geen geld of is er een onwillig oor. De onderhandelingen moeten dus in ieder geval zwaar worden ingezet, maar als het resultaat bekend is moet het college met een investeringsplan richting de staten komen, zodat college en staten samen kunnen kijken wat er voor de regio kan worden gedaan. Daarbij kan deze treinverbinding een onderdeel zijn. Spreker heeft het idee dat die netwerkanalyse Zuid-Drenthe ook in de tweede categorie terecht is gekomen, maar als de heer Swierstra zegt dat dit niet het geval is, dan hoort hij dat nog wel. De heer SWIERSTRA antwoordt dat de netwerkanalyse Zuid-Drenthe in de tweede categorie valt, want dit geldt voor alle zogenaamde vrijwillige regionale netwerkanalyses. Het Rijk heeft in de nota Mobiliteit aangegeven dat voor een aantal randstedelijke gebieden een nadere netwerkanalyse moet komen, om daarmee een basis te vormen voor investeringen voor de grote infrastructuur en grote fileknelpunten. 13
Daar horen Groningen en Assen allebei bij en daar zijn Zwolle en Leeuwarden bijgekomen. Dat is het uiteindelijk dan ook want het gaat om twaalf netwerkanalyses waarop het Rijk zich heeft gebaseerd en daar ligt een relatie met het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT). Spreker heeft steeds gezegd dat hij een volledige noordelijke netwerkanalyse wil en daarvan heeft het Rijk gezegd daar uiteindelijk ook wel naartoe te willen, maar niet in deze fase op dit moment. Dat komt dan ook mogelijk volgend jaar, maar de provincie heeft toen aangegeven dat voor het eigen, ontbrekende deel; een eigen netwerkanalyse kan worden gemaakt. Voor dat laatste geldt dat dit via dezelfde spelregels moet gebeuren als de overige netwerkanalyses. In die zin zijn de analyses vergelijkbaar omdat zij volgens dezelfde systematiek zijn opgemaakt. Het Rijk heeft zich bij de verdeling van de zeer schaarse MIT-middelen beperkt tot de quick wins voor de grote stedelijke netwerken en enkele grote projecten die in aanmerking kwamen voor een planstudie of het MIT. Hij voegt daar nog aan toe dat er zeer zwaar is ingezet om de zuidelijke ringweg Groningen in de planstudiefase te krijgen, maar dat is op 5 oktober 2006 niet gelukt. De minister wilde dit absoluut niet en er ligt ook een nadrukkelijk koppeling met het Zuiderzeelijntracé dat nog niet is afgerond. Inmiddels is er in de Tweede Kamer brede steun verworven voor het wel op het MIT-plaatsen van de planstudie van de zuidelijke ringweg Groningen. Dat betekent niet dat de netwerkanalyse Zuid-Drenthe niet zeer zorgvuldig als basis wordt gebruikt voor de discussie over het spoor, want die bevestigt eerdere studies die zijn gevolgd. Het bevestigt dan ook dat het spoor wat het college betreft de ruggengraat vormt van een totale sociaaleconomische ontwikkeling en bij het verkeer- en vervoerssysteem als het gaat om het collectieve personenvervoer. Het is dus niet alleen belangrijk om die lijn te behouden, maar ook blijvend te ontwikkelen. Op het moment dat de provincie de verantwoordelijkheid hierover overneemt is het ook aan de provincie om die ontwikkeling mogelijk te maken en komt hij inderdaad op het punt van de heer Haar dat het niet voor niets is dat het Rijk deze lijn wil overnemen. De heer Haar ziet het als kiezen tussen twee kwaden, maar spreker zou het toch wat positiever willen zien, want het biedt ook een geweldige kans, maar dat betekent ook dat een ieder er in bepaalde opzichten ook wat voor over moet hebben Het is een kwestie van onderhandelen om ervoor te zorgen dat dit zo weinig mogelijk is en dat de kansen zo groot mogelijk zijn. Die kans zit hem dan ook in het combineren van allerlei andere zaken in de ontwikkeling van Zuidoost-Drenthe. De heer Kuiper refereert aan de combinatie streekvervoer en busvervoer. Het is ook sprekers bedoeling om beheer en concessieverlening onder te brengen bij het OV-bureau. Dat is een lijn waarover ook in Groningen wordt gesproken om te zorgen dat die integratie nog veel stringenter wordt. Er zijn veel redenen om dat te doen, dus dat zit helemaal tussen de oren. Onderhandelingen worden ook gedaan met behulp van alle expertise die al bij het OV-bureau zit, dus ook nu al wordt bij exploitatiemogelijkheden gelijk al de combinatie gelegd en gedacht met het regionale streekvervoer. Een investeringsplaatje moet er dan op enig moment bij, op de korte termijn en voor de lange termijn, dus datgene wat straks wordt voorgelegd zal een compleet beeld moeten geven op de robuustheid van de overname, zodat in ieder geval op korte termijn de lijn de functie vervult die de samenleving daar ook echt wenst. Het wordt best een drukke lijn en er zit ook zeker potentie in, maar dan moet het wel anders worden aangestuurd en hier en daar zal er moeten worden geïnvesteerd. Daar zullen afspraken over moeten worden gemaakt en de commissie is van spreker niet anders gewend dan dat hij probeert om zo hoog mogelijk uit te komen. Dat zal hij ook nu doen. Ten aanzien van de vraag naar grensoverschrijdend vervoer met Duitsland antwoordt spreker dat dit een langetermijn-verhaal is, waaraan in de railstudie van een paar jaar geleden wel aandacht is besteed. Zoals de commissie weet is de enige grensoverschrijdende lijn die er is de Bentheimer Eisenbahn, evenals een particuliere lijn en de provincie mag vooralsnog blij zijn dat het goederenvervoer naar Coevorden een duw in de rug kan krijgen en dat die shuttles inderdaad verder kunnen. Of op de langetermijn ook een verbinding van personenvervoer nodig is zal nader moeten worden bekeken, maar het is op dit moment geen onderdeel van de onderhandelingen, maar is mogelijk wel een deel van het beeld dat er op de lange termijn van zo’n lijn bestaat. De VOORZITTER concludeert dat het niet alleen bij de fracties tussen de oren zit, maar ook bij het college. Hij is ervan overtuigd dat dit onderwerp in de toekomst nog vaker aan de orde zal komen.
14
10.
Brief van 5 oktober 2006, van het college van gedeputeerde staten, kenmerk 40/5.2/2006011335, over de Bestuursrapportage 2006-II (achtmaandsrapportage)
De heer SMIDT vindt het goed om op twee-derde van het jaar bij te praten over een aantal zaken. Vorig jaar was het een slecht jaar als het gaat om de verwerving van hectares ten behoeve van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het ging om 99 hectare, terwijl er 500 hectare was begroot. Hij is benieuwd hoe dat dit jaar loopt? Waar ligt het aan dat het niet op schema ligt? Verder staat er een stukje in over de vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet (NB-wet). Dat ligt op dit moment moeilijk, want de NLTO zegt dat binnen drie kilometer van een NB-wet gebied plotseling een NB-wet nodig is en zelfs bij afwijkingen van bestemmingsplannen ook weer een toetsing plaats moet vinden. Daar is veel rumoer over. Hoe zit dat nu werkelijk? Van de RECRON verneemt hij dat voor droppings en georganiseerde evenementen ook een vergunning verplicht is. Er is dus redelijk wat rumoer over die vergunningverlening en de VVD-fractie heeft behoefte aan duidelijkheid op dit punt. Blijkbaar hebben er 59 overleggen plaatsgevonden en een aantal heeft geleid tot een procedure en tot vergunningverlening, maar dan zijn er nog 42 over waarin wel overleg is gevoerd maar waarin niet staat wat het gevolg is geweest, dus daar wil hij graag duidelijkheid over. De heer BOSSINA wijst erop dat op pagina 7 bij punt 5.3 staat dat er een achterstand is ten opzichte van het geplande aantal controles en dat komt omdat een drietal vacatures niet op tijd kon worden ingevuld of überhaupt niet kon worden ingevuld. Dat heeft tot gevolg dat niet valt te verwachten dat deze achterstand nog wordt weggewerkt. Is dat acceptabel? Ten aanzien van de bootactie merkt hij op dat die dit jaar niet wordt uitgevoerd omdat er geen projectleider is. Is te verwachten dat de personeelsformatie binnenkort weer op sterkte is? Mevrouw EDELENBOSCH antwoordt ten aanzien van de voortgang van de aankoop van hectares in het kader van de EHS dat er aan het einde van het jaar 2005 een behoorlijke meevaller is geweest. Er is dit jaar begonnen met een budget van € 3 miljoen en dat was na een maand of drie al uitgegeven. Gaande de septembermaand kreeg spreekster bericht dat dit € 8 miljoen werd en is de pot van de particuliere leningenconstructie verdeeld. Indien bij het Rijk geen geld wordt uitgegeven moet het terug naar de heer Zalm en daarom heeft het Ministerie van LNV een constructie bedacht met Natuurmonumenten, dus de bedragen die op de begroting staan voor aankopen in de EHS, worden daar geparkeerd. Dat heet dan de leningenconstructie en het bedrag dat er het lopende jaar kan worden besteed is verdubbeld. Dat betekent dat het college met grote voortvarendheid alles wat er in de BBL-pot zit, probeert door te leveren en dat er daarmee een behoorlijke nieuwe dynamiek is gekomen, zodat zelfs aan de Dienst Landelijk Gebied (DLG) is gevraagd om hier en daar strategisch aan te kopen en dingen pro-actief mogelijk te maken. Met betrekking tot de vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet is spreekster ook wat teleurgesteld over de voortgang van het Ministerie. Voor de zomer zou er al een publicatie komen over de gebieden. Ook kan de provincie pas met de beheerplannen aan de gang wanneer de gebieden definitief zijn vastgesteld. Zoals het er nu uitziet zet de minister op 15 november 2006 een handtekening, maar hij publiceert het pas en regelt de inspraak pas vanaf 8 januari 2007. Dan ligt het zes weken ter inspraak, dan moet alles worden verwerkt en dan pas krijgt hij definitief de begrenzing en kan er worden begonnen met het beheerplan. Het is steeds de bedoeling geweest dat de minister voor de overgangsperiode een handelingskader zou vaststellen. Dat heeft de minister heel lang voor zich uitgeschoven tot en met vandaag, maar hij heeft twee weken geleden een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin wordt gemeld dat in ieder geval het bestaande gebruik niet vergund hoeft te worden. Ten aanzien van droppings en preken merkt zij op dat dit in eerste instantie bij de gemeenten ligt, maar zij zal dit nazoeken. Zij dringt aan op helderheid, want wanneer de beheerplannen klaar zijn, kan de provincie het bestaande gebruik vergunnen en kan worden aangegeven hoe er met de rest wordt omgegaan. Ook zij wil hier dus graag mee opschieten, maar het probleem is inderdaad zo dat indien iemand op dit moment iets wijzigt of anders wil, dit per initiatief getoetst moet worden. Ook spreekster is daar niet gelukkig mee. 15
De heer WIJBENGA merkt op dat het al zou helpen dat wanneer voor de voorbeelden die de heer Smidt noemde, een regeling kan worden getroffen met recreatieondernemers in de vorm van een koppelvergunning. Zij moeten nu voor iedere afzonderlijke activiteit naar de provincie toe. Het kost iedere keer geld, want steeds moeten bureaus weer rapporten schrijven en dergelijke. Als er een vorm mogelijk is van koppelvergunningen, dan zou dat veel mensen in het gebied al een stukje tegemoetkomen. Mevrouw EDELENBOSCH antwoordt dat het college het zo makkelijk mogelijk probeert te doen en wat mogelijk is ook te regelen. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Wijbenga zal zij nog eens kijken naar de mogelijkheid van een vorm van koppelvergunning. Op dit moment ziet zij weinig ruimte om dingen anders te doen dan het Rijk, want zij hoort de meest bizarre dingen. Het college doet zijn best om het zo makkelijk mogelijk te maken. Maar daar waar dit kabinet kampioen deregulering zou zijn, constateert spreekster dat er nog steeds nieuwe regels bijkomen. Zij zal er nog eens naar kijken. De heer WIJBENGA antwoordt dat die regels vooral uit Brussel komen. Mevrouw EDELENBOSCH antwoordt dat ook het Rijk over de regels gaat die uit Brussel komen. Het moet wel eerst worden geregeld. De VOORZITTER wijst erop dat de vragen van de heer Bossina over handhaving gaan, maar de gedeputeerde die dit in zijn portefeuille heeft is er niet. Hij vraagt om deze vragen dan ook in de Statencommissie BFE aan de orde te stellen. De heer SMIDT ziet alleen in de jaarstukken hectares staan, zonder dat erbij is vermeld hoeveel geld er is uitgegeven. Bij de vier- en achtmaandelijkse rapportage krijgt hij geen enkele kwantitatieve informatie over hoeveel hectares EHS er nu werkelijk bij zijn gekomen. Nu is gesproken over doorlevering van al verworven gebieden. Hij is benieuwd naar een overzicht van het tempo waarin dit nu loopt. Ook bij deze taak zal straks ten aanzien van de realisering van de EHS in 2018 het ILG ingegaan worden. In 2005 is er een behoorlijke achterstand opgelopen en hoewel het nu meevalt met het geld, weet spreker op dit moment niet hoe het met de hectares zit. Mevrouw EDELENBOSCH zegt toe dat zij voor de volgende commissievergadering op papier zal zetten hoeveel hectares er tot nu toe zijn verworven ten behoeve van de EHS en hoeveel hectares er nog kunnen en zullen worden verworven. Dit is allemaal doorgerekend want anders had het college geen basis om met de minister te onderhandelen over wat er voor zeven jaar nodig is. Dat is allemaal gekoppeld aan de restanttaakstelling, die spreekster de commissie gewoon zal kunnen doen toekomen. (De voorzitter schorst de vergadering van 15.22 uur tot 15.30 uur) 11.
Statenstuk 2006-244; Nota van aanbieding Begroting 2007
De heer SLAGTER vraagt naar de geluidshinder van verkeerswegen. De PvdA heeft daar in het voorjaar vragen over gesteld en hij zou halverwege dit jaar omstreeks dit tijdstip informatie krijgen. De werkelijke geluidsuitstraling van het merendeel van de provinciale wegen moet op geluidskaarten worden weergegeven. Dat is een Europese verplichting waaraan in 2012 dient te worden voldaan. Deze provincie wil daar direct mee beginnen. Hoe staat het daar precies mee? Is die toezegging ook uitgevoerd? Er is zelfs een toezegging geweest dat er een pilot zou gaan lopen met betrekking tot geluidsreducerend asfalt. Gisteravond zag hij een persbericht dat hij die vraag eigenlijk niet meer hoefde te stellen, maar kan hij daar nog een toelichting op krijgen? Bij de regiovisie heeft hij een vraag over de vulling van het regiofonds. Daar heeft hij zojuist al informatie over gehad en hij weet deels het antwoord al, maar er wordt overgegaan tot de verhoging van de vulling. Hij vraagt of de plannen die nu opgenomen staan ook daadwerkelijk doorgaan. Hij heeft het Jaarplan 2005 immers nog in zijn achterhoofd, waarin veel plan16
nen stonden maar waarbij uiteindelijk weinig is uitgevoerd. Wordt er op deze manier geen dood geld in het Regiofonds gestopt? Op pagina 184 kwam hij Care Capital tegen in de Hunze. Wat moet hij zich voorstellen bij dat woondorp, hoe groot wordt het, wat gaat er naartoe en welke prachtige dingen moet hij zich daarbij voorstellen? Bij verkeer en vervoer heeft hij een vraag over het contractmanagement. Daar hoort hij ieder jaar lovende woorden over. Het betreft een contract voor de periode van 2004-2014 en bij de Actualisatie reserves en voorzieningen zag hij ook weer lovende woorden opgenomen, maar zijn vraag is of hij een tussentijdse rapportage kan krijgen over hoe dit werkt in de praktijk. Is het effectief, hoe wordt er met de middelen omgegaan en is er kwaliteitsverschil door op deze manier te werken? Dat zijn vragen die hij graag beantwoord zou willen zien. Met betrekking tot de concessie Zuidoost-Drenthe is hem ter ore gekomen dat er in die concessie een beleidsvrije ruimte is opgenomen. De vervoerder zou daar kwaliteitsverbetering gaan invullen, maar hij heeft gehoord dat dit een heel moeizaam proces is. Misschien moeten er toch mensen achter de broek worden gezeten en is het iets om die bonus-malusconstructie van de PvdA weer boven tafel te halen, zodat een vervoerder wel gaat doen wat van hem wordt verwacht. De heer WIERINGA wijst op pagina 38, waar wordt gesproken over de bereikbaarheid van NoordNederland. Welke maatregelen gaat de provincie ondernemen om de veiligheid en bereikbaarheid op het knelpunt Meppel-Zwolle te vergroten? Op het wegvak Meppel-Zwolle zijn de problemen snel op te lossen door de middenberm te asfalteren en er in het midden een afscheiding tussen aan te brengen. Hetzelfde gebeurt momenteel op het wegvak de Punt-Groningen. Aan elke kant ontstaat hierdoor een volwaardige extra rijstrook. Doordat de grond al in bezit is van de overheid kost dit minder geld en zonder lange procedures kan de provincie eenvoudig aan de slag. Er moet niet worden gewerkt met spitsstroken, want deze zijn te smal, onveilig en niet effectief. Om het fileprobleem op de A28 bij Groningen te kunnen oplossen is het van het grootste belang dat er ruimte op Drents grondgebied vrij wordt gemaakt voor een vierbaans autosnelweg bij de Hoornseplas via het omgelegde Eelderdiep naar de aansluiting A7 bij Hoogkerk. Op welke manier zorgt het college ervoor dat die ruimte op Drents grondgebied vrijblijft, zodat andere wegen gevrijwaard blijven van sluipverkeer? Dat geldt vooral voor de weg van Zuidlaren in de richting van Roden naar de A7. De heer KUIPER vraagt of de heer Wieringa ook al heeft nagedacht over het traject waar die vierbaans weg dan moet komen. De heer WIERINGA antwoordt bevestigend. Dit is verwoord in een zogenaamde Zuidtangentenstudie. Daarbij dient te worden gekozen voor de variant D1. De VOORZITTER wijst erop dat de heren Kuiper en Wieringa na afloop de tekeningen maar eens moeten bestuderen. De heer WIERINGA pleit ervoor dat de N33 wordt uitgevoerd als autosnelweg, zodat de veiligheid en bereikbaarheid toenemen. Het wegvak Assen-Gieten is voor één rijbaan al volledig uitgevoerd als autosnelweg en de andere baan ligt als zandbaan al 30 jaar volledig klaar als autosnelweg. Hier moet alleen nog asfalt op worden gedraaid. Welke stappen gaat het college ondernemen om de N33 uit te voeren als volwaardige autosnelweg? De heer HORNSTRA wijst erop dat de algemene beschouwingen al zijn geweest. Hij stelt de heer Wieringa voor om zijn bijdrage toch anders te brengen. De VOORZITTER is het daar helemaal mee eens. Hij vraagt de heer Wieringa zich te beperken tot de hoofdlijnen in plaats van stapsgewijs aan te geven hoe hij het wegenstelsel van geheel Drenthe wil aanpakken. Het moet gaan over de Nota van aanbieding van deze begroting.
17
De heer WIERINGA wijst erop dat dit allemaal in zijn bijdrage voorkomt. Zoals iedereen alle dagen kan vaststellen wordt de verkeersdrukte op de dodenweg N34 alle jaren groter. Zie ook de brief B1 van de heer Groeneveld. De heer BAAS hoort de heer Wieringa precies hetzelfde verhaal als vorig jaar houden. De heer WIERINGA wijst erop dat om de veiligheid en bereikbaarheid te vergroten, meerdere partijen het hebben over het verdubbelen van de N34. Hoe wordt hierover gedacht door het college? In 2007 wil de provincie de N34 tussen Ees en Gieten 22 weken afsluiten. Welke maatregelen gaat de provincie nemen, zodat het verkeer op een juiste manier wordt omgeleid? De heer HAAR realiseert zich dat dit nog niet om de begrotingsbehandeling gaat, maar de begroting 2007 dient wel als basis van deze bespreking. Wanneer er naar die begroting wordt gekeken in relatie met de interprovinciale vergelijking (IPV 2006) die hij heeft gekregen, dan wordt er in het bedrijfsleven vaak aan benchmarking gedaan. Bij overheden ligt dat vaak iets lastiger, maar de behoefte om vergelijkende cijfers te hebben met andere provincies is natuurlijk wel aanwezig. Het gaat dan niet zozeer om heel concrete resultaten, maar meer op een wat groter terrein. Wanneer hij een paar taken van de overheid kan verwoorden dan liggen die of op het beleidsvoorbereidende en beleidsontwikkelende terrein en aan de andere kant is de controlerende en evaluerende taak ook een heel belangrijke. Dat laatste spreekt het meest tot de verbeelding. Burgers en organisaties hebben daar heel vaak mee te maken, terwijl de beleidsvoorbereidende taak er veel minder duidelijk uitspringt. Toch keert deze in de begroting iedere keer weer terug en dat is voor hem een moeilijk grijpbaar fenomeen. Bij beleidsambtenaren vraagt hij zich dan ook af wat de effectiviteit hiervan is. Hoe dient dit te worden beoordeeld en hoe nuttig is het dat het daarvoor wordt ingezet? Hoe doen zij het precies? Een van de verantwoordelijkheden van de staten is ook om te kijken naar een effectief bestuur. Die zaak wil hij ook straks meenemen bij de behandeling van de begroting, maar die vraag legt hij nu al vast bij het college neer. Op welke wijze kan er worden vergeleken wat de verhouding moet zijn tussen de beleidsontwikkeling, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie? Zijn daar vergelijkende cijfers over met andere provincies? Zou daar op die wijze een bepaalde beoordeling aan kunnen worden gegeven? Daar heeft hij heel nadrukkelijk behoefte aan. De tweede algemene opmerking geldt niet specifiek voor het terrein van omgevingsbeleid, maar meer in de breedte van de provincie en omdat verkeer hier onderdeel van is, herhaalt hij dit nog eens. Het betreft hier de internationalisering waar de Drentse samenleving mee te maken heeft. Bij het verkeer heeft hij daar al eens aandacht voor gevraagd. Daar betrof het de verkeersveiligheid, de bewegwijzering en de verkeersaanduiding. Niet langer kan worden volstaan met het alleen in het Nederlands plaatsen van die bewegwijzeringen en aanduidingen. Internationalisering heeft te maken met begrijpbaarheid van informatie voor buitenlandse verkeersdeelnemers en dat aantal wordt steeds groter. Dit geldt niet alleen voor het verkeer, maar ook de arbeid wordt steeds internationaler en ook daarmee heeft de Drentse samenleving te maken. Hij vraagt aandacht voor deze aspecten en daarom noemt hij ze nu, hoewel hij daar later bij de behandeling van de begroting op terug zal komen. De heer SMIDT merkt op dat een beleidsuitgangspunt is dat deze provincie wil voorzien in de beton- en metselzandbehoefte. Bij de zandwinning wordt Gasselterveld gezien als een overbrugging, voordat de zandwinning in Zuidwest-Drenthe in 2013 in productie komt. Nu heeft spreker begrepen dat de gemeente daar niet aan meewerkt. Hoe komt de provincie nu uit met dit beleidspunt? Wil de provincie blijven voorzien in de behoefte aan beton- en metselzand en gaat het college daar stappen in ondernemen? De heer WIJBENGA heeft een aantal jaren bij de behandeling van de begroting het college opgeroepen om de lege vakken in de begroting als het gaat om afrekenbare doelen in te vullen en het college heeft daar deze keer een heel serieuze poging toe gedaan. De euforie was echter tijdelijk omdat de afrekening van al die streefwaarden zich buiten deze statenperiode zal afspelen. Toch is een compliment wel op zijn plaats. Hij heeft vastgesteld dat in deze begroting het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied (pMJP) alleen als systematiek is verwerkt. De bedragen en de feitelijke invulling ervan komen 18
dan in de maand december bij de achtste begrotingswijziging. Dit is voor hem van belang omdat het CDA nog een aangehouden motie heeft over de sociaaleconomische ontwikkeling van het platteland. Hij zal die motie dan ook niet bij deze begroting behandelen, maar bij de achtste begrotingswijziging. Hij ziet volgende week deze dikke enveloppe met belangstelling tegemoet. Zou het college de staten tegemoet willen komen door bij de behandeling van het ILG en het pMJP aan te geven waar de ruimte voor de staten ligt? Het college sluit een contract met het Ministerie van LNV en er wordt alleen geld ontvangen van LNV indien er rijksdoelen worden uitgevoerd, maar waar ligt de marge voor de staten als het gaat om schuiven met middelen? Wat is de beleidsvrijheid van de staten? Het zal de behandeling van het pMJP in de staten zeer ten goede komen als daar enige helderheid in ontstaat. Zijn fractie is verheugd dat de Vereniging Boer en Natuur in 2007 de eerste prestatiesubsidie zal ontvangen. Fijn dat Drenthe nu ook bij die beweging is betrokken en dat brengt hem op een vraag naar aanleiding van de bestuursrapportage. Onder 7.2. wordt melding gemaakt van de voorbereiding van de blauw-groene diensten in het Amerdiep. In de vorige commissievergadering is in dat kader ook gesproken over het Drentse Aa-gebied. De gedeputeerde heeft toen gezegd dat zij ernaar zou kijken. De vraag is of deze twee dingen met elkaar zijn te verbinden, zodat ook het Drentse Aa-gebied van de kennis die daar is opgedaan, gebruik kan maken. Als vierde trok ook het hoofdstuk Economie zijn aandacht en wel omdat daar een opmerking wordt gemaakt over beleidsontwikkeling. Daar wordt letterlijk gezegd dat er sprake is van een heroverweging van de inzet ten behoeve van de landbouw als onderdeel van het op te zetten uitvoeringskader van het Drents economisch beleid. Hij vraagt wat de heroverweging inzet ten behoeve van de landbouw precies inhoudt. In de begroting 2005 sprak het college de verwachting uit dat aan het einde van 2006 de inplaatsing van vier melkveehouderijen in de Veenkoloniën daadwerkelijk zou zijn gerealiseerd. Dat gaf hem hoop. In de Bestuursrapportage staat dat het allemaal zo’n vaart niet loopt. In de begroting van 2007 is het onderwerp helemaal niet meer terug te vinden. Daar is in het kader van het POP ook vrij uitgebreid over gesproken en hij wil graag weten hoe het ervoor staat. Is het project nu succesvol of niet? Waar ligt dit eventueel aan en kan het college dat toelichten? In de Bestuursrapportage, maar ook in de begroting, wordt geen melding gemaakt van het experiment van de ruimte- voor- ruimte-regeling. Wat is de stand van zaken? In de eindrapportage van de klankbordgroep wordt namelijk veel gewicht toegekend aan die ruimte-voor-ruimte-regeling en het zou hem een lief ding waard zijn wanneer de lering die met dit experiment is opgedaan in dit kader kan worden betrokken. De heer BAAS is blij dat in deze begroting het college nadrukkelijk heeft laten zien ernst te maken met het verzoek van de staten om de lege vakken in te vullen. Nu is te zien dat de nulmeting en streefwaarden wel zijn ingevuld en hoewel dat hier en daar nog niet is gebeurd zoals hij dat graag zou willen, is het misschien ook wel erg veel gevraagd om dat nu al helemaal rond te krijgen. Er is in ieder geval sprake van vooruitgang ten opzichte van voorgaande jaren en daar complimenteert hij het college voor. Het is de laatste begroting van dit college en dit college heeft al veel zaken op de rails gezet. Vandaar dat er in deze begroting geen grote ambities meer te vinden zijn, want een college moet niet over zijn eigen einde heen willen regeren. Op pagina 36 is te lezen dat er in 2007 een aantal luchtvaarttaken naar de provincie toekomt. Dat is belangrijk en daarvoor wordt een programmaplan opgesteld dat moet leiden tot luchtvaartbeleid. Dat klinkt wat erg voorzichtig, terwijl de provincie in 2007 al die taak krijgt. Hoe staat het precies met dat plan, hoe zit het met dat beleid en wanneer kunnen de staten daarover iets tegemoet zien? De heer LANTING leest op pagina 37 iets over de Nieuwveenselanden in Meppel, namelijk over de financiële gevolgen daarvan en de betrokkenheid van de provincie. Wat is het risico dat de provincie daarin loopt? Op pagina 52 gaat het over het verbeteren van infrastructuur, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen goederenvervoer, personenvervoer en gewoon vervoer en dan wordt later weer gezegd dat hieraan dezelfde eisen worden gesteld. Indien aan dezelfde eisen wordt voldaan, heeft een dergelijk onderscheid dan wel zin? Op pagina 127 gaat het over landgoederen en daar wordt gerept over de begeleiding van de afbouw van de rijksdoelen. Op pagina 136 wordt weer gesproken over een streven om in 2008 en later 20 stuks te realiseren. Wat is daar nu precies de bedoeling van? Hij vindt 19
dat als iemand een duur huis in het buitengebied wil bouwen, hij/zij dat zelf maar moet betalen. Op pagina 159 gaat het over de toeristische bestedingen. Doel is om deze te laten groeien en minimaal spoor te blijven houden met de nationale groei. Dit loopt nu drie jaar en hij vraagt of het college kan aangeven wat nu de stand van zaken is. Mevrouw EDELENBOSCH antwoordt dat de heer Smidt heeft gevraagd naar de voorziening voor betonen metselzand. Zoals in de pers was te lezen heeft het college twee maanden geleden een ontgrondingsvergunning verstrekt en tot op dat moment was het zo dat het goed in overleg met de gemeenten en redelijk in hetzelfde tijdpad liep. Het was de bedoeling dat het gelijktijdig met de bestemmingsplanwijziging van de gemeente ter visie kwam te liggen. Daar is een bespreking over geweest in de raad en wat zij weet is dat er een procedurefout is gemaakt, want de bestemmingsplanwijziging heeft slechts vier weken ter inzage gelegen en is onmiddellijk na bespreking in de raad opnieuw ter visie gelegd. Die zes weken zijn nog niet voorbij. Daar zijn nogal kritische opmerkingen over gemaakt, namelijk dat het wellicht beter zou zijn om een integrale, grote gebiedsontwikkeling door te maken alvorens over zandwinning te praten en naar aanleiding van die bespreking heeft het college anderhalve week geleden met wethouder Polman een gesprek gehad over de stand van zaken en hoe het in het verleden allemaal is gelopen. Zij verwacht dan ook dat over pakweg drie weken de inspraakprocedure voor het bestemmingsplan voorbij is en dan zal de raad er opnieuw over komen te spreken. Dat wordt op dit moment afgewacht. Spreekster gaat ervan uit dat dit uiteindelijk op zijn pootjes terechtkomt. De staten hebben in de vorige periode al gemeend dat er een overbruggingsperiode moest komen en toen is het college daarmee aan de gang gegaan. Spreekster is hier het laatste half jaar heel intensief mee aan de slag geweest en besloten is dat het na 2013 afgelopen is. Hij kan dan ook geen 30 hectare realiseren en daarom heeft hij zijn verzoek teruggebracht tot 22 hectare. Daar komt dan nog een aantal hectare aan afronding omheen omdat de gemeente dat moet regelen in een bestemmingsplan. Spreekster wacht voorlopig even af en gaat ervan uit dat vanwege de betrokkenheid van de gemeenten in het verleden, dit geen extra problemen zal opleveren. De heer Wijbenga heeft gelijk dat in dit boek alleen de systematiek van het pMJP in het boek staat. Dat komt omdat dit deze zomer is voorbereid en het college tot een week of drie geleden nog aan het onderhandelen is geweest. Op dat moment waren de exacte bedragen nog niet bekend. Deze bedragen zijn nu terug te zien in het pakket dat de commissieleden toegezonden krijgen en als de commissie dit accordeert wordt dit ook geactualiseerd met de begrotingswijziging. Spreekster ziet de motie daarover dan wel tegemoet. Zij hoopt dat daarover eerst in de commissie gesproken kan worden. Zij zal proberen om te kijken waar de marge zit om met ruimte te kunnen schuiven, maar dat lijkt spreekster zeker voor het eerste jaar zeer minimaal omdat het college met al die gebieden de afgelopen periode zoveel mogelijk zou willen continueren. Er liggen nog projecten en de realisatie van die projecten zit voor een groot deel vast op de afspraken die het college heeft met het Rijk over het geld, waarbij de provincie € 164 miljoen krijgt van het Rijk. Daar kunnen de staten niet in schuiven en ook in het Europees geld - € 21 miljoen - kunnen de staten niet schuiven. De ruimte van de staten zit ongeveer in een bedrag van tussen de € 5 miljoen en € 5,5 miljoen. De heer WIJBENGA kan zich voorstellen dat er niet kan worden geschoven met rijksgelden, maar hij vraagt zich wel af waarom er niet met Brusselse middelen kan worden geschoven. Mevrouw EDELENBOSCH antwoordt dat Brusselse middelen zijn gekoppeld aan de cofinanciering van de andere projecten. Het college probeert zoveel mogelijk die budgetten gekoppeld uit te zetten, dus wat de staten ter bespreking krijgen is per gebied een karakteristiek, want omdat de middelen behoorlijk minder zijn dan verwacht kan niet in alle Drentse gebieden hetzelfde worden gedaan. Er zullen dus prioritaire thema’s worden afgesproken en daarover krijgt de commissie het kaderstellende werk op tafel. Daaraan gekoppeld ziet zij wel hoe die budgetten gekoppeld gaan worden en uitgevoerd. De heer Wijbenga is blij dat Boer en Natuur subsidie krijgt en dan is spreekster ook blij, maar de provincie financiert die organisatie al jaren.
20
De heer WIJBENGA merkt op dat de subsidiëringssystematiek is veranderd, waardoor de subsidie voor deze organisatie wat zekerder is geworden. Mevrouw EDELENBOSCH antwoordt dat dit klopt en dat Boer en Natuur wat dat betreft onder de algemene subsidieverordening is gebracht. Het Drentse Aa-gebied is in dit geval als nationaal landschap beschouwd. De boeren van het project Amerdiep zitten in het zuidelijke gebied van het Drentse Aagebied en dat project moet eerst tot een goede conclusie komen. Zij heeft daar deze morgen in het overlegorgaan Drentse Aa een presentatie over gekregen en zolang dit nu op het spoor ligt wordt er voor het einde van het jaar een ambtelijk vooradvies uitgebracht en dan wordt er besloten over dit project. Dat komt in het overlegorgaan in februari 2007 aan de orde. Het is ontzettend ingewikkeld om structureeel boerenondernemers in dat gebied zekerheid te geven om aanvullende middelen als contraprestatie te geven voor wat zij doen en laten in het kader van maatschappelijke wensen. Gelukkig is het waterschap er voor dat gebied ook heel erg bij betrokken, dus of dat voor de rest van het Drentse Aagebied en de rest van Drenthe soelaas biedt weet zij niet. Immers, zij weet niet of dat overal uitgerold kan worden, want de bedragen die ervoor gevoteerd worden vanuit de provincie, de gemeenten en waterschappen, liegen er niet om. Zij wacht dan ook met kloppend hart af wat er uit het project Amerdiep voortkomt. Het project loopt op zich goed en iedereen is van plan er iets voor te doen, maar zij kan op dit moment niet zeggen of dit voor de rest ergens uitgerold kan worden, maar dat ziet de commissie vanzelf wel. In januari/februari kan de commissie van het project Amerdiep wel een resultaat verwachten. Met betrekking tot de heroverweging van de inzet ten behoeve van de landbouw antwoordt spreekster dat het college met een nieuwe basisnotitie bezig is die een grondlegger is in de uitvoering met betrekking tot landbouw in de ILG-periode. Heroverweging moet hier dan ook niet worden gelezen als vermindering, maar het kan ook meer zijn. Het gaat hier over structuurversterking en innovatie, maar ook over het ondernemersprogramma en spreekster wil dat eerst wel goede bevestigd zien. Verder zit hier niets achter en spreekster denkt alleen dat het goed is om af en toe een frisse nieuwe start te maken en dat is ook voor de langere periode een goede basis. De heer Lanting heeft het over landgoederen. Kortheidshalve brengt spreekster voor de zoveelste keer het succes van het Drentse landgoederenbeleid onder ogen van deze commissie en dat heeft niets te maken met een duur huis bouwen in het buitengebied. Er mag immers niet zomaar in het buitengebied worden gebouwd, maar een landgoed heeft ook een maatschappelijke functie. Het heeft een minimale oppervlakte bos, het moet worden opengesteld en van recreatieve ontsluiting worden voorzien en er is beleid dat dit op die plekken gebeurt waar het college dit ook heel graag wil. Mevrouw HAARSMA merkt op dat de heer Slagter een opmerking heeft gemaakt over Care Capital, ingepast in het Hunzegebied en hij was daar zeer verbaasd over. Spreekster was hierover net zo verbaasd. Het college heeft een atelierdag georganiseerd en daarbij ging het vooral over verschillende woonmilieus. Er is toen geconcludeerd dat hiermee verder moest worden gegaan. Dat gaat ook gebeuren en in februari 2007 zal de commissie daar een vervolg op krijgen. Ondertussen is een heel vlijtige ambtenaar hiermee aan de slag gegaan in het Hunzegebied. Dat is niet helemaal vreemd, want het Hunzegebied heeft gediend als een van de veertien voorbeelden van het Ministerie van VROM in het kader van de ontwikkelingsplanologie en de minister heeft toen vooral aandacht gevraagd voor de mogelijke ontwikkeling en wenselijkheid van woningbouw in dat gebied. Daar heeft het college met de gemeenten over van gedachten gewisseld. In het verleden is er ooit een Woonvisie tot stand gekomen en dat is toen helemaal mislukt. Die is helaas onderin de la terecht gekomen en die is niet meer teruggehaald. Wat dit college wel heeft gedaan is een gesprek voeren met de gemeentebesturen en er is gekeken of die wenselijkheid er ook is. Toen is er gezegd dat voorzichtig zou worden onderzocht of er woningbouw mogelijk is in het Hunzegebied. Indien Care Capital ingepast wordt in het Hunzegebied is dat veel te prematuur. Wat dat betreft is dit jammer voor de heer Slagter die kennelijk al een optie had willen nemen op een van de woningen. De heer Wijbenga had een opmerking over de stand van zaken met betrekking tot de ruimte- voorruimte-regeling. Het college heeft een gebiedsgerichte aanpak met de gemeente Hoogeveen en al werkende weg is het college tot de ontdekking gekomen dat er een groot knelpunt is in dit betreffende 21
gebied, maar dat de uitgangspunten en beleidsregels die zijn geformuleerd niet van toepassing zijn op dat gebied, aangezien het om een heel andere problematiek gaat. Het gaat namelijk om verrommeling van het gebied en daarvoor is de ruimte- voor ruimte-regeling niet geschikt. Immers, de regeling zou dan worden ondermijnd. Wel zal de provincie in het kader van de Structuurvisie wel samen optrekken met Hoogeveen om te kijken of deze problematiek kan worden aangepakt. Dat betekent dat het college nu met andere gemeenten in gesprek is om een ander gebied in aanmerking te laten komen voor de gebiedsgerichte benadering, dus daar wordt heel druk aan gewerkt. Er is ook nog een individueel geval in de gemeente Midden-Drenthe en dat loopt zeer voortvarend. De commissie weet dat in januari/februari 2007 de regeling wordt geëvalueerd, dus dat zal de commissie dan te horen krijgen. De heer WIJBENGA ziet dat het college naar een heel nieuw experiment gaat zoeken. Slaagt het college er dan toch in om de commissie hiervan in januari of februari verslag te doen? Mevrouw HAARSMA antwoordt dat dit ervan afhangt. Het college is lang bezig geweest, maar op enig moment is er gezegd dat hier niet mee verder moest worden gegaan, maar dat hier een andere benadering voor nodig was. Spreekster kan op dit moment niet één op één zeggen of dat lukt, maar mocht dit niet lukken dan zal de commissie dit bijtijds horen. Er wordt heel hard aan gewerkt. De heer Lanting heeft een opmerking gemaakt over Nieuwveenselanden. De provincie loopt daarbij absoluut geen risico. Het enige risico dat er bestaat is dat de woningbouw niet versneld op gang komt en daar zijn nu alle partijen mee bezig om dit zo snel mogelijk van de grond te trekken. Daar heeft zij alle vertrouwen in. De heer SWIERSTRA antwoordt dat de geluidskaarten in de loop van de komende jaren moeten worden gemaakt. Dat is allemaal nog niet klaar. Als het gaat om stil asfalt dan heeft de commissie daar net iets over kunnen lezen over de manier waarop dit wordt toegepast bij Duurzaam bouwen. Dat is ook de lijn en daar waar het nodig en wenselijk is wordt stil asfalt toegepast. De echte resultaten van de proefprojecten zijn er op dit moment nog niet, want die lopen daarvoor nog te kort. Het zal wat spreker betreft wel een onderdeel moeten zijn van het Provinciaal verkeer- en vervoerprogramma (PVVP) dat volgend jaar zal worden vastgesteld. Daar zal de discussie ten principale moeten worden gevoerd of het beleid dat er nu is voldoende is, of dat er een kop bovenop wordt gezet. Dat is ook een politieke overweging omdat het dan wellicht gaat om meer dan strikt wettelijk genomen noodzakelijk is. Op dit moment wordt er ook al meer gedaan dan wettelijk noodzakelijk is op bepaalde punten, maar het is vooral een politieke afweging die er moet worden gemaakt. Verder is er gesproken over dood geld. Dat is altijd een belangwekkend thema. In het Regiofonds wordt geld gestort voor al die zaken die worden uitgegeven en wanneer voorziene projecten om wat voor redenen dan ook nog niet worden uitgevoerd, dan hoeft de daarbij behorende verhoging van de dotatie nog niet te worden overgemaakt. Afgelopen jaar is dan ook gebleken dat dit voor een deel het geval is en daaruit komt die drie maal € 3,5 miljoen voort die ruwweg beschikbaar is over de jaren. Het is een uitstel van projecten en vanaf het moment dat deze worden uitgevoerd, treedt die dotatie gewoon weer in werking. Het is in die zin dus geen structureel geld. Voor wat betreft de stand van zaken rondom de uitvoering wordt er op dit moment niet meer geld betaald dan strikt nodig is en wat nodig is ligt vast in de investeringsplanningen voor het komende jaar. Die zijn nu ook bekend en daar kan de commissie over beschikken. Het betreft hier het onder andere het hele fietsverhaal en dat is het Uitvoeringsprogramma verkeer en vervoer van de regiovisie, waar voor de komende jaren - en vooral het komende jaar - een groot aantal projecten in zit in Noord-Drenthe ten aanzien van infrastructuur en openbaar vervoer. Het gaat daarbij om omleidingen, bushaltes, transferia en dergelijke. Over het contractmanagement is het college positief maar of dit nu terecht is, is iets wat het college zich ook heeft afgevraagd en daarom zal het contractmanagement een onderwerp van een van de doelmatigheidsonderzoeken zijn. Dat is dus al in gang gezet en de commissie wordt dan ook op haar wenken bediend. Het college heeft hier ook van gezegd dat het goed is om er eens naar te kijken en heeft zich afgevraagd of ervan geleerd kan worden en of het naar andere beleidsonderdelen kan worden uitgebreid of juist niet. Dat komt dus inderdaad niet in de vorm van een tussentijdse rapportage, maar dat laat spreker over aan het doelmatigheidsonderzoek, wat een volledig verhaal is. Dat doelmatigheidsonderzoek is voor 2007 gepland. Ten aanzien van de concessie voor het openbaar vervoer 22
Zuid-Drenthe, moet het vrije net nader ingezet worden door de vervoerder. Daar komt minder van terecht dan hij zou willen en dat is een onderstreping van de koers die de provincie is gaan varen met de instelling van het OV-bureau. Dat was namelijk vooral omdat de vervoerders in het bedrijfsleven teveel ontwikkelingen lieten liggen en met weinig kwamen. Daarom is ervoor gekozen om ruimte te bieden om binnen het contract zaken te ontwikkelen, maar daar komt te weinig van terecht en daar worden de vervoerders op aangesproken. Dat gaat binnenkort weer gebeuren want de verbeteringen die er gaan plaatsvinden komen allemaal bij het OV-bureau vandaan. Wel gebeurt er een aantal dingen, zoals de Flexbus in de Wolden en een aantal kleinere aanpassingen, maar dat komt allemaal bij het OV-bureau terwijl het eigenlijk bij de vervoerder weg zou moeten komen. Indien de vervoerders dit niet doen komen zij niet in aanmerking voor bonussen. Weliswaar zit er geen rechtstreekse malus in indien dit verhaal niet wordt ingevuld, maar op een gegeven moment speelt wel de vraag of de vervoerders zich nog aan de concessievoorwaarden houden. Daar wordt zeer scherp op toegezien en waar de vervoerder er niet aan voldoet, komt het OV-bureau hiermee en ontwikkelt zelf activiteiten. Ten aanzien van het bonusmalussysteem merkt hij op dat dit in de breedte geldt en zeer regelmatig worden er malussen en ook bonussen uitgedeeld. Dat werkt heel nadrukkelijk en gaat zo nu en dan om stevige bedragen. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met het halen van de rijtijden en dergelijke. Het gaat er dan niet alleen om dat er bonussen en malussen worden geïncasseerd, maar bedrijven worden ook nadrukkelijk op resultaten aangesproken. Indien er bijvoorbeeld problemen zijn met concessies, dan gaat de provincie daar bovenop zitten zodat het feitelijk verbetert, want de reiziger merkt niets van het uitdelen van een malus, maar heeft gewoon behoefte aan vervoer. Voor het traject Meppel-Zwolle aan de A28 loopt er een planprocedure en dat wordt dus gedaan zoals is afgesproken. Voor de zuidelijke ringweg geldt idem dito. De Tweede Kamer heeft de provincie gesteund in het starten van een planstudie en daar zal de nadere detaillering en uitwerking van de plannen in moeten komen. Belangrijkste basis daarvoor is de zogenaamde Verkenningenstudie alternatieven zuidelijke ringweg, die parallel aan de Netwerkanalyse is opgeleverd. De N33 wordt twee maal twee autoweg en de N34 wordt niet verdubbeld. De heer Haar heeft gesproken over benchmarking in het algemeen. Daar waar het kan, probeert het college te kijken hoe andere provincies het op bepaalde punten doen. Op het gebied van beheer en onderhoud zijn er bijvoorbeeld heel exacte benchmarks. Dat is de bedrijfsmatige kant van het geheel en daarbij is het makkelijker om onderling te vergelijken, hoewel de verschillende fysieke omstandigheden altijd leiden tot andere parameters. Daar kan een behoorlijke benadering van worden gemaakt en op dat punt scoort Drenthe buitengewoon goed. Ten aanzien van het beleidsmatige deel en de vraag wat al die beleidsambtenaren doen, antwoordt spreker dat dit veel moeilijker is te vergelijken omdat dit erg afhankelijk is van de politieke keuzes die er worden gemaakt over hoeveel beleid de provincie wil maken. Daarbij speelt de vraag wat er in de provincie moet gebeuren en welk soort problemen er spelen. Het is dus niet zo dat er kan worden gezegd dat de ene provincie veel meer beleidsambtenaren heeft dan de andere en dat het ene beter is dan het andere. Daarbij speelt ook nog een rol dat beleidsvoorbereiding door eigen ambtenaren kan worden gedaan, maar ook uitbesteed kan worden. Dat is bij iedere provincie weer een andere mix. In deze provincie is het zo dat de afgelopen jaren de formatie verkeer en vervoer relatief gesproken is ingekrompen, want er zijn veel meer taken bij gekomen. Weliswaar is het OV-bureau de deur uitgegaan, maar er zijn veel meer taken op het gebied van verkeer en vervoer en in verhouding is deze provincie er kwantitatief met het personeel op achteruit gegaan. Op hetzelfde moment investeert de provincie veel meer dan afgelopen jaren het geval is geweest vanwege sociaaleconomische ontwikkelingen en verkeersveiligheid. Het extra personeel wat nodig zou zijn om die omzet te genereren is niet bij de formatie op gezet, maar die wordt begrepen binnen de Investeringsnota, dus het bedrag dat ter beschikking is gesteld door de staten voor al die projecten, bevat de beleidsvoorbereiding in zijn algemeenheid indien daar extra mankracht voor nodig is. Of daar nog veel verder in kan worden gegaan dan op dit moment het geval is, durft spreker op dit moment niet te zeggen. Wel vindt hij dat er erg moet worden opgepast met de ene evaluatie na de andere, want er is ergens een grens aan de kosten en baten daarvan. Zo heeft hij net gisteren een overzicht gezien van alle controles en evaluaties op Europese en aanverwante subsidies en het is nog vele malen erger dan hij zich had voorgesteld. Het aantal controles is zo langzamerhand onvoorstelbaar groot. Daar moet deze provincie een goede mix in houden en daarom moet er worden geprobeerd om 23
de dingen die er in deze provincie worden gedaan een politieke lading te geven, wat betekent dat als de staten iets willen daar ook een aantal fte’s aan gekoppeld moet worden. Die fte’s worden vervolgens zo efficiënt mogelijk ingezet. Internationalisering is een zeer belangrijk punt, maar of dat ook in de vorm van bewegwijzering een andere vorm moet krijgen, gaat spreker wat te ver. Wat wel van belang is, is dat de ICT-aangelegenheden rondom al dit soort zaken, wel een duidelijke internationale component mee moet krijgen. De bedenkers en eigenaren van alle routesystemen worden dan ook voorzien van alle informatie die in deze provincie relevant is, en over dergelijke zaken vindt in landelijk verband overleg plaats in het zogenaamde "datawarehouse". Internationalisering als belangrijk onderdeel van provinciaal beleid heeft meer dan zijn warme belangstelling. Luchtvaarttaken zullen worden overgedragen aan de provincies en daar is in principe overeenstemming over. Over nadere details zal nog worden onderhandeld, want er moet natuurlijk formatie mee overgaan en bovendien moet er kennis en kunde over worden opgebouwd. De besluitvorming daarover is ietwat uitgesteld en dat heeft ook te maken met de kabinetscrisis en vervolgens het met zwangerschapsverlof gaan van de staatssecretaris. Dat betekent dat hij verwacht dat medio 2007 die discussie zal worden afgerond en dat betekent dat er in de loop van komend jaar voldoende tijd en gelegenheid zal zijn om de meer inhoudelijke discussie te gaan voeren over wat er precies aan luchtvaartbeleid wordt gedaan, maar ook hoe de verschillende taken die de provincie dan heeft worden gescheiden. Zo is de provincie zowel aandeelhouder als vergunningverlener en daarnaast is er een verantwoordelijkheid voor ruimtelijke ordening en de aanwijzing. Die hele discussie komt volgend jaar. In eerste instantie gaat het staande beleid zoals dat in de bestaande aanwijzingen is opgenomen, mee over naar de provincie. Materieel gezien hoeft daar op korte termijn niets aan te veranderen. Spreker is verzekerd dat er meer dan voldoende tijd is voor het voeren van een ordentelijke discussie over die andere elementen. Door de Nieuwveenselanden loopt een belangrijke provinciale weg en dat is een van de redenen dat de provincie zeer betrokken is in die discussie. Uiteindelijk zou dit financiële gevolgen kunnen hebben, maar dat is niet anders dan bij allerlei andere mogelijke projecten. De heer LANTING merkt op dat op pagina 52 bij de verbetering van der infrastructuur een onderscheid wordt gemaakt tussen het goederenvervoer en personenvervoer, terwijl in de doelen wordt aangegeven dat daarin geen onderscheid wordt gemaakt. Heeft de reden dat er wel onderscheid wordt gemaakt te maken met het feit dat goederenvervoer in binnensteden voorrang moet krijgen vanuit economisch oogpunt? Wat is de bedoeling van die uitsplitsing? De heer SWIERSTRA antwoordt dat aan goederenvervoer andere eisen worden gesteld dan aan personenvervoer en bovendien stelt het goederenvervoer zelf ook weer andere eisen aan de infrastructuur. Voor goederenvervoer gelden andere eisen, andere snelheden, breedtes, verkeerslichtinstallaties, onderhoud en dergelijke. Als het gaat om projecten, dan komen de projecten voor goederenvervoer voort uit de goederenvervoervisie die in Noord-Nederland is gemaakt. Dat zijn zaken die in overleg met het bedrijfsleven, maar ook in het belang van het bedrijfsleven, worden gedaan. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met ontsluitingen van bedrijventerrein en dat stuurt op een andere manier de prioriteiten van de snelle doorstroming van het personenvervoer en de verkeersveiligheidsaspecten daarvan. Mevrouw EDELENBOSCH antwoordt ten aanzien van de inplaatsing van melkveehouderijen in de Veenkoloniën dat zij aanvankelijk zeer hoopvol was en het idee had dat het aan het einde van het jaar met vier bedrijven zou lukken. Het gaat echter iets langer duren en daarom is aan de minister gevraagd of het budget over het volgende jaar overgeheveld mag worden, want dit wordt voor een groot deel uit geld van het Ministerie van LNV betaald. Er komen wel bedrijven in de Veenkoloniën, maar die komen helemaal zelf en het project voor de begeleiding is wat weerbarstiger, omdat heel veel boeren goede ondernemers zijn en zich niet laten plaatsen, maar hun eigen gang gaan. Zodra het is afgerond in de loop van 2007 zal zij de commissie daar verslag van doen. Dat inplaatsing langer duurt dan verwacht, zit niet vast op ruimtelijke beperkingen. De heer SMIDT wijst erop dat in de achtmaandsrapportage staat dat een van de vertragende oorzaken de vergunningverlening is. 24
Mevrouw EDELENBOSCH antwoordt dat dit iets anders is. Er is bijvoorbeeld iemand die al contact heeft gelegd met iemand die een bedrijf over heeft, maar dit bedrijf ligt net buiten de Veenkoloniën en dus is het in die gemeente een probleem om het zo te plooien dat het wel kan en dan moet iedereen willen meewerken. TWEEDE TERMIJN De heer WIERINGA vraagt welke maatregelen de provincie gaat nemen om het verkeer om te leiden op het moment dat in 2007 de N34 tussen Ees en Gieten wordt afgesloten. De VOORZITTER merkt op dat dit een vraag is die de uitvoering betreft. Het college zal er alle nodige aandacht aan besteden, zodat het verkeer daar zijn dagelijkse doorgang kan vinden. 13.
Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 16.30 uur.
Vastgesteld in de vergadering van de Statencommissie Omgevingsbeleid van 6 december 2006.
,voorzitter,
,commissiegriffier
25
TOEZEGGINGEN: gedaan in de vergadering van de Statencommissie Omgevingsbeleid op 1 november 2006 in het provinciehuis te Assen.
5.
De heer SWIERSTRA zegt toe dat hij de commissie het oordeel van de ruimte over de netwerkanalyse zal sturen.
6.
Mevrouw KLIP stuurt de tussenbalans over de uitvoering van de energienota voor de vergadering van februari 2007 aan de commissie.
16.
Mevrouw EDELENBOSCH zegt toe dat zij voor de volgende commissievergadering op papier zal zetten hoeveel hectares er tot nu toe zijn verworven ten behoeve van de EHS en hoeveel hectares er nog kunnen en zullen worden verworven. Dit is allemaal doorgerekend want anders had het college geen basis om met de minister te onderhandelen over wat er voor zeven jaar nodig is. Dat is allemaal gekoppeld aan de restanttaakstelling, die spreekster de commissie gewoon zal kunnen doen toekomen.
26
Lijst van toezeggingen Statencommissie Omgevingsbeleid (tot en met vergadering van 1 november 2006 bijgewerkt)
Korte termijn (binnen 3 maanden) Nr Datum toezegging 1.
17-10-2005 SC OGB
2.
21-11-2005 SC OGB
3.
12-04-2006 SC OGB
4.
01-11-2006 SC OGB
5.
15-03-2006 SC OGB
6.
23-05-2005 SC MWG
7.
12-04-2006 SC OGB
Afdoening
Mevrouw EDELENBOSCH zegt toe de commissie een stuk toe te sturen over de kosten van de nationale parken. Mevrouw EDELENBOSCH zegt toe dat zij het gesprek met de landinrichtingscommissie wil aangaan om te kijken of het wellicht in tweede instantie mogelijk is om alsnog het gehele Rundeproject, zoals dat destijds door de heren Van Westen en Berg is ontworpen, te realiseren. Tevens zal zij met de DLG bespreken wat er in de communicatie over het plan met de bevolking van de Foxel-Scholtenskanaal verkeerd is gegaan. Mevrouw EDELENBOSCH zegt toe dat zij de commissie binnenkort een samenvatting nog zal geven van wat Drenthe te kort komt in het bod van het Rijk, m.b.t. het ILG zodat de staten dat mee kunnen nemen in hun contacten met de leden van de Tweede Kamer Mevrouw EDELENBOSCH zegt toe dat zij voor de volgende commissievergadering op papier zal zetten hoeveel hectares er tot nu toe zijn verworven ten behoeve van de EHS en hoeveel hectares er nog kunnen en zullen worden verworven. Dit is allemaal doorgerekend want anders had het college geen basis om met de minister te onderhandelen over wat er voor zeven jaar nodig is. Dat is allemaal gekoppeld aan de restanttaakstelling, die spreekster de commissie gewoon zal kunnen doen toekomen. Mevrouw HAARSMA zegt toe dat de commissie de cultuurhistorische waardenkaart zal ontvangen en dat zal worden uitgezocht of de cultuurhistorische waardenkaart als uitwerkingsplan van het POP in de commissie dient te worden behandeld. Mevrouw KLIP zegt toe dat de staten op niet al te lange termijn worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het parkmanagementbeleid. Mevrouw KLIP zal onderzoeken wat nodig is en hoeveel tijd het kost om van Drenthe een energieneutrale provincie te maken, afhankelijk van de hoeveelheid tijd die het ambtelijk apparaat in een dergelijke exercitie zal moeten steken.
Onderzoek in gang gezet.
√
8.
12-04-2006 SC OGB
9.
01-11-2006 SC OGB
10.
01-11-2006 SC OGB
Mevrouw KLIP zegt toe dat zij de mogelijkheden voor een revolving fund voor particulieren die energiebesparende maatregelen willen nemen, zal onderzoeken. Mevrouw KLIP stuurt de tussenbalans over de uitvoering van de energienota voor de vergadering van februari 2007 aan de commissie. De heer SWIERSTRA zegt toe dat hij de commissie het oordeel van de ruimte over de netwerkanalyse zal sturen.
Onderzoek in gang gezet
Lange termijn 1.
12-04-2006 SC OGB
Mevrouw KLIP zegt toe dat het college volgend jaar met een uitvoeringsprogramma zal komen dat aan de ene kant een terugblik op het afgelopen jaar en een vooruitblik op datgene waarmee wordt doorgegaan of wat de provincie nog gaat doen, gekoppeld aan de CO2-winsten en het multipliereffect van het provinciale geld.
Moties 1.
15-06-2005 PS
2.
14-06-2006 PS
3.
14-06-2006 PS
PS verzoeken het college vóór 1 september 2005 aan provinciale staten van Drenthe een actieplan met betrekking tot de positie van Emmen in de Nota Ruimte als in de overwegingen bedoeld ter kennisneming voor te leggen. PS dragen het college op af te zien van het voornemen te bezuinigen op de Natuur- en Milieueducatie. PS draagt het college op de mogelijkheden van een starterslening, of andere gelijksoortige instrumenten, te onderzoeken en daarbij als voorbeeld het plan van de provincie Limburg te betrekken.
Actieprogramma wordt gemaakt. Begin december in GS.