Verslag van de Forca Expertmeeting “ Hoe deal je met middelengebruik door jongeren in gedwongen kader” Datum Locatie
: 3 november 2015 : Zaalverhuur 7 in Utrecht
Met dank aan Joke Gierveld en Melle Dotinga
1
Inleiding De voorzitter, mw. Elly Westerbeek hoofd beleid en waarnemend directeur bij de Verslavingsreclassering, heet alle deelnemers van harte welkom. Zij benadrukt het doel van de meeting, namelijk kennisuitwisseling vanuit respect voor elkaars discipline. Het programma voorziet in 2 workshoprondes na de presentaties verzorgd door Ferry Goossens van het Trimbos instituut en Sophie Koek van de divisie forensische zorg sector jeugd. De opdracht voor de workshopsleiders en de deelnemers is om concreet te maken wat nu de ideale situatie zou zijn en waar we met elkaar over 3 jaar willen staan. De voorzitter spreekt de hoop uit dat deze expertmeeting een aanzet zal zijn voor het verder brengen van het onderwerp.
Presentatie: het gebruik van uitgaansdrugs anno 2015, trends en ontwikkelingen door Ferry Goossens wetenschappelijk medewerker van het Trimbos Instituut. Ferry Goossens start zijn presentatie met een referentie aan het dilemma voor medewerkers in de gesloten setting. Een dilemma dat in de discussie met de zaal later ook terugkomt, namelijk de dubbel rol van gatekeeper en sfeerbewaker ineen. Hij licht hij de ontwikkelingen en trends van de laatste jaren toe. Zijn focus ligt daarbij op ecstasy; de huidige uitgaansdrug. Vooraf schetst hij een algemeen beeld: 60% van de studenten gebruikt wel eens drugs, meer dan ¼ miljoen Nederlanders tussen de 15 en 64 jaar heeft het afgelopen jaar ecstasy gebruikt en 70% van de Nederlanders geeft aan in het verleden wel eens de drug gebruikt te hebben. Als het gaat om actueel gebruik (laatste maand), onderscheidt hij verschillende specifieke groepen: hoger opgeleiden, mensen in verstedelijkte gebieden en uitgaanders. Vanaf 2009 is een forse stijging te zien, vooral onder Amsterdamse clubgebruikers. Een drietal oorzaken liggen daaraan ten grondslag: 1. De ontwikkeling van de festival en dance wereld met een groei van 30%. Omdat dance en middelengebruik samengaan is ook een stijging van het gebruik van ecstasy zichtbaar. 2. Open communicatie. Gebruik van ecstasy is geen taboe meer. Er wordt onderling makkelijk over gesproken wat de toegankelijkheid verhoogt. 3. De prijs en beschikbaarheid van de drug. Voor de prijs van € 3, 90 is een pil verkrijgbaar waarmee gebruikers een hele avond toe kunnen. Goedkoper dan alcohol en enig andere drug. Oorzaken die ertoe geleid hebben dat momenteel in piek in gebruik zichtbaar is. Op zijn vraag aan de zaal of dat erg is, krijgt hij genuanceerde antwoorden. Gebruik onder jongeren wordt steeds normaler gevonden en waarom eigenlijk niet. “ Iedereen doet het”. Ferry Goossens benadrukt dat gebruik van ecstasy in tegenstelling tot het gebruik van cocaïne en speed weinig veiligheidsrisico’s mee zich mee brengt. Tegelijkertijd wijst hij op toenemende aantallen intoxicaties, veroorzaakt door de toename van de werkzame stof MDMA vanaf 2009. Vanuit de zaal wordt gevraagd wat de achterliggende reden van deze toename is. Zijn antwoord illustreert wat er momenteel gaande is, namelijk ordinaire marktwerking.
2
Partijen bieden tegen elkaar op om hun marktpositie te verstevigen. Gevraagd naar het waarschuwingsbeleid van het Trimbos instituut merkt hij op dat het Trimbos enige terughoudendheid betracht vanwege de aanzuigende werking. Vanuit het Trimbos instituut gaat wel een alert uit als er sprake is van een buitengewoon hoge dosering. Vervuiling komt bijna niet voor. Tot slot: ecstasy is niet verslavend afgezet tegen andere drugs als cannabis. In het tweede deel van de presentatie gaat Ferry Goossens in op overige, nieuwe middelen, te weten; Lachgas, bekend van ballonnen. Door in- en uit te blazen ontstaat er een roes. Het gebruik hiervan is vanaf 2008 de laatste jaren gestegen van 3 naar 33%. Puffer(tjes)gebruik. Een vrij onbekend verschijnsel ook voor het gezelschap in de zaal. GHB. Vanaf 2007 is een enorme groei zichtbaar, die in 2014 afvlakt. Is zeer verslavend. Wordt gebruikt in het uitgaansleven en bij thuisgebruik. Nog onbekende middelen als 2 C-B en 4 fluoramfetamine. Psycho actieve middelen vrij te verkrijgen via internet, althans nog zolang ze niet op de lijst van verboden middelen staan. Hij rondt de presentatie af met cijfers over middelengebruik van jongeren in JJI’s; Het % jongeren dat tenminste ooit in het leven cannabis heeft gebruikt is veel hoger onder jongeren in JJI’s -80%- (voorafgaand aan verblijf) in vergelijking met jongeren in het regulier onderwijs -30%-. hetzelfde geldt voor harddrugs. 225 bij de JJI jongeren in vergelijking tot 67% bij de jongeren in regulier onderwijs. Ook tijdens het verblijf in de JJI’s zegt nog 1/3 van de jongeren alcohol te gebruiken; 65 v% cannabis en 6% enige harddrugs.
Presentatie: (herziene) visie op middelengebruik en drugsontmoediging door Sophie Koek, beleidsmedewerker bij de divisie forensische zorg sectie jeugd van het ministerie van Veiligheid en Justitie Sophie Koek start haar presentatie met de mededeling dat de visie in ontwikkeling is. Het document visie op middelengebruik en drugsontmoediging stamt uit 2011. Belangrijk is dat zich de afgelopen jaren een ontwikkeling voltrokken heeft van drugontmoediging naar visie op middelengebruik. Bij die ontwikkeling heeft het concept van het orthopedagogisch leefklimaat uit 2013 een belangrijke rol gespeeld. Met name de in het concept genoemde randvoorwaarden als steun, stimulans en aanmoediging, betrouwbaarheid en respect dragen bij aan de verhoging van de intrinsieke behandelmotivatie bij de jongeren. Een en ander heeft geleid tot een aangepaste visie op middelenbeleid. Deze visie is gebaseerd op een drietal uitgangspunten, te weten: 1. De JJI’s voeren een transparant, specifiek ontmoedigingsbeleid en richten zich zowel op preventie en behandeling als op toezicht en controle, 2. Invoer van drugs en handel in middelen zijn niet toegestaan in een JJI en worden gesanctioneerd,
3
3. Jeugdigen met problematisch middelen gebruik of verslavingsproblematiek moeten worden toe geleid naar de juiste interventie. De algemene doelstelling van de visie is; het voorkomen en terugdringen van middelengebruik door jeugdigen die kort of langdurig in een JJI verblijven. Te realiseren door de inzet van: * deskundig personeel, * interventies, * betrokken ouders/verzorgers en een * eenduidige uitvoering van het beleid. Tegen deze achtergrond formuleert Sophie Koek de visie en wel als volgt: De JJI draagt zorg voor een leefomgeving waarin alcohol en drugs worden geweerd uit de inrichting. Signalering, preventie en behandeling staan centraal in de aanpak van (problematisch) middelengebruik. Deskundigheid onder personeel en een behandelaanbod toegespitst op < een leven zonder> middelengebruik vormen hierbij cruciale elementen. Tevens draagt de JJI zorg voor gedegen toezicht en voert controles uit ter voorkoming van gebruik en verspreiding van verboden middelen. Gevraagd naar reacties uit het publiek op deze visie wordt Sophie geconfronteerd met de opmerking dat de visie zich exclusief lijkt te richten op de periode binnen de JJI. Aansluitend volgt de vraag naar wat er gedaan wordt voor jongeren die weer teruggaan. Sophie vult aan dat er ook visies ontwikkeld zijn op ouderparticipatie en systeemnetwerken. Deze visies zijn weliswaar apart ontwikkeld maar zijn in de praktijk geïntegreerd. Een tweede reactie uit het publiek stelt een soortgelijk aspect aan de orde, namelijk hoe bereid je de jongere voor op terugkeer naar een samenleving die bol staat van gebruik. Marijke van Genabeek, aanwezig als inhoudelijk directeur van de 3 rijksinrichtingen, merkt op dat er gewerkt wordt aan de aansluiting tussen binnen en buiten. De gezinsgerichte interventie met middelengebruik, de MDFT, kan hierbij goed ingezet worden. In het tweede gedeelte van haar presentatie gaat Sophie in op de praktijk binnen de JJI’s met de uitgangspunten voor behandelbeleid, het voorbeeld van B4U, controle en toezicht en sancties. De gestelde vragen naar aanleiding van het tweede gedeelte van de presentatie zijn in grote mate eensluidend, namelijk in hoeverre sluit de visie aan op de methodiek. Illustratief is het dilemma dat een deelnemer naar voren brengt; hoe repressief moeten en kunnen we zijn, immers jongeren uitsluiten daarvan kan geen sprake zijn. Geredeneerd vanuit die onmogelijkheid is altijd sprake van een zekere mate van wrijving. Sophie Koek geeft aan dat haar grens een justitiële is. Zij benadrukt dat het daarom zo belangrijk is om jongeren te wapenen voor de buitenwereld. Vanuit het publiek wordt nog een drietal aspecten aangereikt die gemist worden, namelijk * een groepsgerichte aanpak in het kader van middelengebruik, * het positief bekrachtigen van jongeren,
4
* de inbreng vanuit de verslavingszorg. Uit het antwoord wordt duidelijk dat de visie nog getoetst gaat worden bij de JJI’s zelf. Tot nu toe is geen inbreng geweest vanuit de verslavingszorg. De suggestie wordt op prijs gesteld en meegenomen als vervolgactie. De laatste vraag is die naar de dekking van B4U of die voldoende is voor de verschillende mate van verslaving bij jongeren. De conclusie vanuit de zaal is dat B4U niet alles dekt en dat meer interventies voorhanden zouden moeten zijn. Ook zouden verslavingszorgorganisaties al meer dan tot nu toe bij de trajecten binnen de JJI’s betrokken moeten zijn. De voorzitter sluit het algemene gedeelte van de ochtend af door te wijzen op de waardevolle discussies aangaande de dilemma’s tussen enerzijds repressie en behandelen en anderzijds tussen visie en methodiek. Tot slot bedankt zij de deelnemers voor hun inbreng.
Plenaire afsluiting Expertmeeting Middelengebruik De voorzitter opent het plenaire gedeelte met een paar zaken die haar zijn opgevallen. De dilemma’s die in de ochtend aan de orde kwamen, werden ook besproken in de workshops. Onder meer het terugdringen van gebruik; de samenwerking in de keten en de overdracht van de ene naar de andere begeleidende organisatie. Hierna vraagt ze de workshopleiders om naar voren te komen en beurtelings duidelijk te maken welke actiepunten volgens hun deelnemers de komende drie jaar bereikt moeten worden. 1. De verslavingszorg is te weinig aanwezig in de JJI’s. Het is bekend dat zo’n 80% van de jongeren gebruikt. Belangrijke vraag is hoe de instellingen buiten de JJI’s te integreren in de interventies. Het is ook belangrijk om medewerkers goed op te leiden als het om middelengebruik. Vaak is de gedachte bij medewerkers: ‘Ik heb het onder controle, dus jij moet dat ook kunnen.’ De kennis over middelengebruik moet vergroot worden. Bovendien moet er meer een houding komen van ‘wat hebben wij gedaan om het gebruik te verminderen.’ 2. Binnen de forensische setting worden risicotaxaties gemaakt. Waarom gebeurt dat niet bij de JJI’s? Er is meer samenwerking nodig en binnen en buiten moeten beter aansluiten ‘Wat erna’ kan echt wel beter, maar veel gaat op veel plekken ook al goed. Over drie jaar moeten we goed weten wie welk instrument gebruikt en we moeten dezelfde taal spreken. Als er wordt afgeweken van de afspraken moet dat goed onderbouwd worden. 3. Gedwongen afkicken? De balans tussen veiligheid en behandelen moet steeds gemaakt worden. Geef motiverende gesprekvoering een echte plek in de aanpak over de volle breedte van de instellingen en gebruik het niet als trucje. Over drie jaar moet er een speciale verslavingskliniek voor jongeren zijn, want hun problematiek verschilt nogal van die van volwassenen.
5
4. Integrale aanpak. We missen een echt fundament. Het wordt tijd om met elkaar het spel te spelen. Elkaar opzoeken en voor resultaten gaan. Dat vraagt beter getrainde medewerkers, beter afgestemde methodieken, een meer gezamenlijke visie en bovenal goed gebruik van elkaars expertise. 5. JJI’s in praktijk. Over drie jaar moeten alle relevante medewerkers getraind zijn in motiverende gespreksvoering. Die aanpak moet volledig geïntegreerd zijn. We moeten naar meer open gesprekken. Verder is het essentieel op de behandeling en bijvoorbeeld copingvaardigheden te versterken. Omgaan met terugval moet vast onderdeel van de behandeling worden. Net als het structureel verhogen van de behandelmotivatie. Het wordt tijd dat er ook aandacht voor verslavingsaanpak tijdens kort verblijf komt. De voorzitter rondt het geheel af met de boodschap dat het vergroten van kennis en kunde continu aandacht vraagt. De professionalisering en samenwerking kunnen nog verder groeien. Het wordt tijd om bruggen te slaan, ook tussen jeugd en volwassenen. ‘We moeten leren om steeds meer en beter van binnen naar buiten te redeneren.’
6