Verslag Themabijeenkomst op dinsdag 24 mei 2011 in het Provinciehuis. Aan- en afwezigen: zie bij ALV Na een korte pauze heropent Marry de vergadering en heet van harte welkom de heer Ir. P. Jan Smits, Programmamanager Duurzame Ontwikkeling bij het Productschap Tuinbouw. De heer Smits zal een presentatie houden die de titel heeft gekregen: Toekomst Tuinbouw in de Biobased Economy. De heer Smits, die sinds begin dit jaar verantwoordelijk is voor het nieuw te ontwikkelen programma “Duurzame ontwikkeling & de tuinbouw in de biobased economy”, geeft aan dat het een innovatief onderwerp betreft, dat gelijkertijd al heel oud is. Vroeger, zo'n 100 jaar geleden, hadden we een biobased economy, later in het geïndustrialiseerde tijdperk hebben we een aardolie maatschappij gekregen en nu zie je dat de biobased economy weer aan het terugkomen is. De presentatie kent de volgende opbouw: 1. Introductie en Sectoroverzicht 2. Ontwikkelingen Productschap Tuinbouw 3. Biobased Economy: 3.1 Wat en waarom 3.2 Ambitie 3.3 Voorbeelden 3.4 Speerpunten, acties en projecten 3.5 Conclusie Allereerst enkele kerncijfers uit 2010 om een idee te krijgen wat de economische positie is van de tuinbouw in Nederland. Het aantal bedrijven bedraagt zo'n 30.000. De tuinbouw is verantwoordelijk voor 39% van de agrarische productiewaarde. De productiewaarde bedraagt € 7,9 miljard, waarvan € 5,2 aan siergewassen en € 2,7 miljard aan voedingstuinbouw. Bij de export gaat een bedrag om van € 15,5 miljard en bij de import € 8,2 miljard. De bijdrage aan de handelsbalans is 19% en het betreft een areaal van 149.000 ha, wat neerkomt op 3,6% van Nederland. Het aantal arbeidskrachten in de tuinbouw, inclusief uitzendkrachten, bedraagt 400.000. Daarbij moet men denken aan: 60% laaggeschoolde arbeid, 30% op MBO-niveau en 10% op HBO-niveau. Ter vergelijking, de horeca telt 300.000 arbeidskrachten en in de Rotterdamse haven werken zo'n 90.000 arbeidskrachten. De bijdrage van het eten van voldoende groente en fruit leidt tot 15% minder kinderen met overgewicht, 7% reductie van de criminaliteit en een daling van het aantal opnamedagen in het ziekenhuis. Een 40-jarige verlengt zijn levensverwachting met 0,8 jaar door voldoende groente en fruit te eten. Ten opzichte van 1990 heeft de tuinbouw in 2010 een energie-efficiëntie weten te halen van 47%. De tuinbouw levert voor 15% van het huishoudelijk gebruik aan energie. Het Productschap Tuinbouw (PT) is een samenwerkingsverband tussen werkgevers en werknemers met het doel om de Nederlandse tuinbouw sterker te maken. Het PT is in verschillende opzichten een unieke organisatie. Het is een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO); de afspraken die het productschap vastlegt, hebben kracht van wet voor de hele sector. Zo betalen alle bedrijven in de tuinbouwsector mee aan gemeenschappelijke activiteiten. Het productschap is de enige organisatie in Nederland die alle lagen uit de tuinbouwkolom verenigt. Alle bedrijven, vanaf veredelaar tot en met detailhandel, zijn betrokken bij het PT om de keten te versterken. Er is geen andere organisatie ter wereld als het productschap waarin werkgevers- en werknemersorganisaties zo nauw samenwerken in het belang van de sector. Het PT komt op voor de belangen van hoveniers, detailhandel, groothandel, im- en exporteurs tuinbouwproducten,
fabrikanten van tuinbouwproducten, veilingen/afzetorganisaties, telers, producenten van uitgangsmateriaal en de medewerkers van ondernemingen die actief zijn in de tuinbouwsector. Daardoor zijn er vele dragende organisaties binnen het productschap, zoals B4 (Bond van bloembollen), Tuinbranche Nederland, LTO Nederland, CNV en FNV, Nederlandse Bond van Boomkwekers, enz. Het bestuur van het PT bestaat uit vertegenwoordigers van de dragende organisaties. De voorzitter van het PT bekleedt een onafhankelijke positie en wordt benoemd door de Kroon. Het bestuur bepaalt het algemene beleid van het PT. Hieronder functioneren zeven sectorcommissies, die het programma van activiteiten en de hoogte van de heffingen bepalen voor hun sector. De sectorcommissies zijn door het bestuur gemandateerd. De taken van het PT bestaan uit het behartigen van het algemeen belang, van het sectoraal belang en het voert activiteiten uit in opdracht van de (Rijks)overheid (Medebewind) zoals de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) voor groenten en fruit (ca € 100 miljoen per jaar), het Schoolfruit en het CO2 sectorsysteem als tegenhanger van het Europese emissiesysteem. Ten aanzien van de rol van het PT kan het volgende opgemerkt worden: − het zorgt voor een efficiënte collectieve financiering (iedereen betaalt mee; geen vrijblijvendheid); − het speelt een belangrijke rol bij kennisontwikkeling; − het dient als een platform voor overleg; − het beschikt over een instrumentarium voor regelgeving op maat en met wettelijke kracht. De Nederlandse tuinbouw heeft internationaal een grote naam opgebouwd met kennis, innovatie, vakmanschap, goede productkwaliteit, hoge productiviteit en sterke logistiek. Om de internationale concurrentieslag in de komende jaren goed aan te kunnen, staan duurzaamheid, innovatie en ketensamenwerking hoog in het vaandel van de sector. Daarom ondersteunt het productschap initiatieven op het gebied van voedselveiligheid, kwaliteit, technisch en wetenschappelijk onderzoek, arbeid en promotie voor de tuinbouwproducten. De toekomstagenda van het PT bevat de volgende opgaven: 1. Marktmonitoring; 2. Standaardisatie informatielogistiek; 3. Gezondheid en Welbevinden; 4. Plantgezondheid en Fytosanitaire zaken; 5. Energie; 6. Water, bodem en bemesting; 7. Werken in de tuinbouw; 8. MVO en biobased economy; 9. Promotie. Ad 1. Kennis van consumenten en markt is essentieel voor de tuinbouwsector om de concurrentiepositie te behouden. Deze informatie is op veel plaatsen aanwezig, maar versnipperd en weinig toegankelijk voor bedrijven. Het PT zorgt ervoor dat alle ondernemingen in de tuinbouwketen toegang hebben tot actuele, niet concurrentiegevoelige marktinformatie waarin trends en de gevolgen ervan inzichtelijk zijn. Om de beste marktinformatie te verzamelen maakt het Productschap Tuinbouw waar mogelijk gebruik van bestaande bronnen zoals het CBS, Eurostat, UNCTAD, enz, maar ook van brancheorganisaties en banken. Ad 2. Om partner te blijven voor afnemers en om klanten goed te kunnen bedienen zijn goed functionerende ketens essentieel. Binnen deze ketens moet informatie snel en efficiënt gedeeld worden. Het bedrijfsleven investeert veel in hardware en software. Om informatie uit te kunnen wisselen met partijen in het tuinbouwnetwerk is het noodzakelijk om met elkaar afspraken te maken over welke informatie uitgewisseld wordt en in welke vorm deze informatie wordt uitgewisseld
(standaardisatie). Ad 3. Het eten van groenten, fruit, noten en zuidvruchten is belangrijk voor een gezond voedingspatroon. Sierteeltproducten spelen een belangrijke rol in het welbevinden van mensen. Tuinbouwondernemingen dragen zo bij aan de kwaliteit van leven van mensen. Daarbij moeten de producten gegarandeerd veilig zijn. Om veiligheidsrisico’s van producten en diensten te borgen zijn vrijwel alle ondernemers gecertificeerd. De vijf promotieorganisaties informeren consumenten over de bijdragen van tuinbouwproducten en –diensten aan de kwaliteit van leven. De ministeries EL&I en VWS en de Europese Commissie financieren projecten die de consumptie van groenten en fruit stimuleren: schoolfruit, smaaklessen en het Convenant Gezond Gewicht zijn hier voorbeelden van. De tuinbouwsector investeert via het PT in: Onderzoek, Wetgeving, Informatie en Projecten (Bouwen met groen en glas, Vaste planten in openbaar groen, enz.). Het PT brengt wensen van de sector op het gebied van levensmiddelen-wetgeving in bij de commissies van de Europese Unie en wereldwijd bij de Codex. Ad 4. Maatschappij en overheid eisen duurzame productie. Daarnaast is een onbelemmerde import en export cruciaal voor de concurrentiepositie van de Nederlandse tuinbouw. Het ministerie van LNV en de Plantenziektenkundige Dienst/VWA verzorgen wet- en regelgeving en vullen het beleid in. Keuringsinstellingen verrichten keuringen en geven certificaten af. Brancheorganisaties ondersteunen ondernemingen door uitleg van wet- en regelgeving en lobby. Het PT coördineert en financiert onderzoek naar geïntegreerde gewasbescherming. Samen met brancheorganisaties zorgt het PT voor passend beleid en wet- en regelgeving. Ad 5. Overheid en maatschappij willen het gebruik van fossiele brandstoffen en de emissie van CO2 sterk reduceren. Ook retailers stellen in toenemende mate eisen aan de CO2 footprint van producten. De tuinbouw heeft daarom met de rijksoverheid het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren getekend. Ondernemers investeren in duurzame gebouwen en installaties. Brancheorganisaties zorgen voor afstemming tussen problemen in de praktijk en beleid. De rijksoverheid maakt beleid, wet- en regelgeving en verstrekt innovatiesubsidies. Het PT zorgt voor (co)-financiering van projecten en waar nodig voor de coördinatie van uitvoeringsprogramma’s (bijvoorbeeld Kas als Energiebron). Er zijn projecten op het gebied van energiebesparing (Teeltstrategieën, Licht), het gebruik van Duurzamen energiebronnen (Zonne-energie, Aardwarmte, Biobrandstoffen), Fossiele energie efficiënt inzetten (Duurzame(re) electriciteit) en Duurzame(re) CO2. Ad 6. Toenemende schaarste van kwalitatief goed en bruikbaar water is een bedreiging voor de tuinbouw. Daarom investeren ondernemingen in de sector zelf veel in innovatie in de teelt om duurzaam met water om te gaan. Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten maken beleid, weten regelgeving en verstrekken ook innovatiesubsidies. Ad 7. Nederland vergrijst en heeft in 2025 een tekort van 1 miljoen arbeidskrachten. De tuinbouwen groensector heeft jaarlijks 10.000 nieuwe arbeidskrachten nodig. Daarom is het cruciaal dat de tuinbouw- en groensector aantrekkelijk blijft als werkgever. Ad 8. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) combineert het streven naar winst met actieve aandacht voor mens, milieu en maatschappelijke kwesties, de zogenaamde 3 P’s: People, Planet en Profit. MVO is geen doel op zich, maar een continu verbeterproces om te komen tot een duurzame bedrijfsvoering met respect voor mens en milieu. Bio-based Economy komt later uitvoerig aan de orde. In februari 2011 neemt de Tweede Kamer de volgende motie van VVD, CDA en PVV aan:
Onderzoek: − welke taken naast medebewind onmisbaar zijn; − hoe deze taken zonder productschappen ondergebracht kunnen worden; − binnen 6 maanden naar de Tweede Kamer. Het bestuur van het PT staat positief ten opzichte van deze motie, want het debat over de Productschappen gaat nu over de inhoud in plaats van over vooringenomen standpunten, maar ondernemers moeten wel de kans krijgen zich uit te kunnen spreken. Er gaat daarom een grootscheepse Ondernemerspeiling komen. Het doel van deze peiling is dat alle PT-aangeslotenen zich kunnen uitspreken over nut en noodzaak van de activiteiten van het PT en dat minister Kamp betrouwbare bouwstenen krijgt aangeleverd ter bepaling van een kabinetstandpunt over de toekomst van de PBO (publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie). Deze Ondernemerspeiling (via internet) is net gestart, op 20 mei jl, en er zijn zo'n 30.000 brieven verstuurd. Uitgangspunten zijn: − objectief; − voor de zomer beschikbaar; − aanknopingspunten voor strategieontwikkeling PT; − afstemming met de andere Productschappen. Men verwacht de discussie erover in de Tweede Kamer in september. Naar aanleiding van de discussie die losbarst komen de volgende aspecten aan bod: Vragen: Wat gebeurt er met de wettelijke taken als de productschappen verdwijnen? Want men voert nu wettelijke taken uit in medebewind met de Rijksoverheid. Waarom zouden de Productschappen eigenlijk moeten verdwijnen, want ze kosten niets? Het PT wordt betaald door de eigen branche. Antwoord: Dit verzoek is afkomstig van de VVD. Het is een stokpaardje van dhr Aptroot. Volgens hem neemt het draagvlak ervoor af en is de tijd nu rijp om de productschappen af te schaffen. Hij vindt namelijk dat ondernemers niet verplicht hoeven te worden zich aan te sluiten bij vaak dure brancheverenigingen. De partij vindt het onnodig bureaucratisch dat de productschappen als een soort vertegenwoordigende organisaties tussen de overheid en de ondernemers zijn gezet. Volgens Aptroot zijn ondernemers heel goed zelf, of met enkele collega's, in staat om adviseurs of onderzoekers in te huren. Vaak zijn ze dan nog goedkoper af. Hij wil de wet laten intrekken die het medebewind regelt. Deze discussie loopt al heel lang, vanaf 1992, toen een andere samenstelling van adviescommissies werd bepleit. Dit is het staartje van die discussie. Wat de heffingen betreft, daar is wel een discussie gestart over wat voor verdeelsleutel gehanteerd zou moeten worden bij de bepaling van de heffingen. Bv in bollenland: moet er gekeken worden naar het areaal of naar de omzet of …. . Vrij van heffing zijn geïmporteerde bollen die niet in Nederland zijn opgeplant en verkopen op groene veilingen. De kosten rond bollen liggen dus erg ingewikkeld. Er moet wel een werkbaar model uitkomen. Kenmerkend voor de productschappen is dat als besloten wordt dat heffing opgelegd wordt, dan geldt dat voor alle leden. Er wordt geïnformeerd naar doordraai-activiteiten. Antwoord: Er bestond inderdaad een Europese afspraak dat als bepaalde producten onder een bepaald prijsniveau zouden komen, dat er dan voedsel doorgedraaid moest worden. Dat is afgeschaft. Budgetten worden nu anders ingezet. Hierna gaan we over tot het onderwerp Biobased Economy. Dat houdt het volgende in: − economie die grondstoffen betrekt uit de levende natuur (biomassa, “groene grondstoffen”); − als onderdeel van een groene of duurzame economie. Waarom moeten we eigenlijk overgaan naar een biobased economy? Daar zijn verschillende redenen voor: − Vermindering gebruik en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen; − Efficiënter gebruik van agroproductie;
− Duurzame ontwikkeling; − Nieuwe economische kansen. De wereldbevolking maakt een enorme groei door. De aardolie komt veelal uit niet-stabiele landen. Er zijn broeikasgaseffecten. Dit alles maakt dat het niet alleen verstandig is om te kijken naar alternatieven, maar dat er ook langzamerhand draagvlak voor ontstaat. Markt en maatschappij vragen steeds vaker naar de duurzaamheid van producten. Uitstoot van broeikasgassen is daarbij een belangrijk onderdeel. Maar hoe maak je dat inzichtelijk, voor jezelf en voor je klanten? Waar begin je te meten: bij de ontkieming van het eerste zaadje? En met welke factoren in de keten hou je rekening? Om antwoord te geven op deze vragen is de CO2-Emissietool ontwikkeld, de zogeheten CO2-footprint. De CO2-footprint is een hulpmiddel om de broeikasgasemissie te bepalen van tuinbouwproducten. Het is een wieg tot graf benadering: het totaal van de emissies van alle schakels in de keten. Elk bedrijf kan de CO2-footprint van zijn producten berekenen. Gewerkt wordt aan internationale erkenning, accreditatie en aan het verder verfijnen van de methode. Ook de supermarkten gaan hoe langer meer kijken naar duurzame producten. Zo heeft Albert Heijn aangegeven om binnen Ahold Nederland uiterlijk in 2015 alleen nog maar duurzaam geproduceerde eigen merk producten in de winkels te hebben. Bovendien wil men in januari 2015 een CO2reductie van 20 procent gerealiseerd hebben. 3.1 Waarom biobased economy in de tuinbouwsector? Dat is om twee redenen: − Versterken van de economische basis; − Past binnen duurzame ontwikkeling in de tuinbouw. 3.2 Ambitie Er is een ambitieus programma voor de toekomst ontwikkeld. Zo wil men grensverleggende ketenprojecten gaan starten die wel rendabel moeten zijn. Kenmerken van deze aanpak zijn: 1. de Plant als duurzame chemische fabriek; 2. Nieuwe ketenpartners in de chemie, farmacie, voedingssupplementen, cosmetica, enz.; 3. Nieuwe verdienmodellen voor de tuinbouw. 3.3 Voorbeelden: - Rubia Natural Colours is een Nederlands bedrijf dat plantaardige kleurstoffen vervaardigt en verkoopt. Op dit moment levert Rubia de rode kleurstof Rubia Red. Deze kleurstof wordt gewonnen uit de wortels van de meekrapplant. Rubia werkt bij de bereiding van de kleurstof uitsluitend met eigen meekrapvariëteiten. Zodoende heeft ze de zuiverheid van het uitgangsmateriaal dat voor de teelt wordt gebruikt volledig onder controle. Met Rubia Red is het mogelijk in verschillende toepassingen ongeveer 40% van het gehele kleurenspectrum te bestrijken. Rubia streeft ernaar in de toekomst nog andere, plantaardige kleurstoffen op de markt te brengen, zodat het volledige kleurenspectrum met plantaardige kleurstoffen te realiseren is. Dit wordt oa gebruikt in Desso tapijten. - Inuline uit witlof in wasverzachter; - Uit zetmeel en synthetisch polyesters. Het gebruik van biologisch afbreekbare en composteerbare zakken uit hernieuwbare grondstoffen op basis van (maïs) zetmeel neemt een grote vlucht. 3.4 Speerpunten: De Tuinbouw kan een belangrijke rol spelen als: 1. Afnemer van biobased verpakkingsmaterialen zoals bloempotten, folie gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, substraat; 2. Producent van hoogwaardige complexe inhoudsstoffen voor oa geneesmiddelen;
3. Producent van algen voor inhoudsstoffen, veevoer en energie; 4. Valorisatie plantaardig restmateriaal; 5. Biomassa voor energievoorziening glastuinbouw. Ad 1. Voorbeelden zijn Biocides op basis van pyrethrum verkregen uit een chrysantensoort (pyrethrine van de chrysant-achtige Pyrethrum plant dat onder andere bladluizen en spint doodt). Een ander voorbeeld is de hernieuwbare en composteerbare verpakking bestaande uit thermoplastische polymeren van melkzuur. Deze zijn biologisch afbreekbaar, biocompatibel en worden geproduceerd uit hernieuwbare plantaardige grondstoffen ( mais of suikerriet). Ze kunnen een duurzaam alternatief zijn voor traditionele plastics uit petroleumchemicaliën zoals polyesters, polyetheen, polypropeen of polystyreen. Opgemerkt wordt dat het voor de consument lastig is om te zien of het verpakking composteerbaar is of niet, maw of het in de fgt-bak kan of in de afvalbakken voor recyclebaar plastic. Antwoord: Dat is correct, daarom is de route voor recyclen vooralsnog het beste. Ad 2. Dit is een zeer interessante ontwikkeling. Zo kan een extract uit de Taxus gebruikt worden om de celdeling van tumoren tegen te gaan (remmende werking) en dit middel wordt nu gebruikt bij chemotherapie (Taxol). Stevia is een plantaardige caloriearme zoetstof voor een suikervrij of suikerarm dieet. Hoewel stevia in de landen van herkomst al eeuwen wordt gebruikt als zoetstof, was toepassing van stevia in geconcentreerde vorm in levensmiddelen tot 2010 niet toegestaan in de Europese Unie, uitgezonderd Frankrijk. Dit omdat de veiligheid van stevia volgens de Wetenschappelijke Voedingsmiddelencommissie van de Europese Unie niet vaststond. De Franse overheid heeft in 2009 een stevia-ingrediënt officieel toegestaan als zoetstof. In 2010 heeft de EFSA het gebruik van steviolverbindingen als zoetstof in voedingssmiddelen als veilig beoordeeld, wat zou kunnen leiden tot een snelle EU-brede toestemming voor het gebruik van de zoetstof. Het kan dan een alternatief vormen voor aspartaam. In Frankrijk bestaat al een Fanta-variant met een stevia-ingrediënt als zoetstof. De bol van de narcis bevat de stof galantamine en deze stof kan een heilzame werking hebben op Alzheimerpatienten. Ad 3. Olie uit algen bevat omega-3 vetzuren. Omega-3-vetzuren verminderen waarschijnlijk de kans op darmkanker en hart- en vaatziekten en zouden de hersenfuncties stimuleren. Ze zitten niet alleen in (vette) vis, maar ook in microalgen die te kweken zijn in bioreactoren. Macuvite is een bijzonder voedingssupplement om scherp te kunnen blijven zien. Het bestaat uit twee speciale stoffen, die in hoge concentraties in het oog voorkomen. Deze natuurlijke stoffen zijn belangrijke bouwstoffen van het oog en beschermen onder andere tegen UV-licht. Macuvite is ontwikkeld volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Het bevat een bouwstof afkomstig uit de goudsbloem en een bouwstof die komt uit micro-algen, een hoogwaardige natuurlijke bron. Ad 4. Voorbeelden hiervan zijn: Natuurlijke kleurstoffen en functional foodcomponenten uit uienpellen; Klasse III tomaat en paprika voor hoogwaardige sappen; Van loof naar natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen en energie . Ad 5. − Paprikateler Jaap Vink zocht een alternatieve brandstof. Dankzij “vergeten kennis” levert een geavanceerd apparaat (houtketel) nu warmte voor de paprika's en stroom aan het elektriciteitsnet, met snoeihout als duurzame energiebron. − Biogas uit covergisting voor WKK. Vergisting is een biologisch proces waarbij organische stof wordt omgezet in oa methaangas. Dit biogas lijkt sterk op aardgas. De biogasproductie uit zuivere mest is gering. Vandaar dat in een vergistingsinstallatie meestal verschillende biomassastromen gelijktijdig worden vergist, de zogenaamde covergisting. Door
energierijke organische stoffen toe te voegen zoals restproducten uit de voedselverwerkende industrie, doen de bacteriën beter hun werk en neemt de biogasopbrengst significant toe. Het gevormde biogas dient als brandstof voor een warmtekrachtkoppelingsinstallatie (WKK)waarmee electriciteit en warmte worden geproduceerd. − Meerlanden, vergisting en CO2-levering. Afvalverwerker De Meerlanden start binnenkort met de onbouw van hun composteringsproces van GFT-afval. Straks kan door middel van een vergistingsproces biogas opgewekt worden uit GFT-afval. Het eindproduct blijft compost. Een deel van het biogas zal mogelijk aan de glastuinbouw worden geleverd. De Meerlanden zal in ieder geval de bij het vergistingsproces vrijgekomen zuivere CO2 leveren aan de glastuinbouw. Deze zuivere CO2 zal in het distributienet worden geïnjecteerd. − 10-tallen houtketel projecten / samenwerking Staatsbosbeheer (SBB). Op initiatief van de provincie Zuid-Holland, het Productschap Tuinbouw, het ministerie van EL&I, Kansen voor West en de Rabobank is er een Kenniscentrum Plantenstoffen opgericht. De activiteiten van het Kenniscentrum zijn erop gericht een doorbraak te bereiken in de markt voor plantenstoffen door het initiëren van innovatie/R&D projecten, scans van relevante ontwikkelingen in de kenniswereld, afzetmarkten en technologie, scheppen van de vereiste ruimte in wet- en regelgeving (certificatie, toelating), organiseren van marktcommunicatie en kennisdeling (jaarlijkse conferenties / beurzen en congressen). In de beoogde begeleidingscommissie zijn vertegenwoordigd Greenports ZH, Best Fresh Group, Holland biodiversity, Universiteit Leiden en de Universiteit Wageningen. Het Kenniscentrum Plantenstoffen wordt gefinancierd door EFRO (Europees Fonds Regionale Ontwikkeling), de Provincie Zuid Holland, Rabobank Nederland, het Productschap Tuinbouw, ministerie EL&I en bijdrage in natura door marktpartijen. Er is voor de komende vier jaar 3,3 miljoen Euro beschikbaar. Nel van Dijk-Koffeman heeft zich oa hiervoor sterk gemaakt. De activiteiten van het Kenniscentrum zullen bestaan uit: − projectinitiatie (door coalities van ondernemers en een helpdeskfunctie); − scans (haalbaarheid / concurrerend aanbod); − communicatie (hoe bereiken we markten en ondernemers); − wetgeving en subsidiekader (hoe maken we ruimte voor innovatie). 3.5 Concluderend kan gesteld worden dat: 1. de transitie naar een biobased economy noodzaak is; 2. de tuinbouw daaraan kan en wil bijdragen; 3. als afnemer maar ook als leverancier; 4. de koplopers inmiddels aan de slag zijn gegaan; 5. de Tuinbouw de Chemie zoekt voor Puur Plantaardig.
Hierna bedankt Marry de heer Smits voor zijn interessante en boeiende presentatie en overhandigt hem als een duurzaam blijk van waardering een bloeiende plant, de Stephanotis. Vervolgens sluit zij deze themabijeenkomst af en is er nog gelegenheid om te netwerken, waarvan enthousiast gebruik wordt gemaakt.