Verslag Stakeholderbijeenkomst Onderwijs en Ondernemen Utrecht, 29 januari 2013
Pagina 1 van 18
1
INLEIDING
Scholen moeten jongeren niet alleen voorbereiden op de toekomst waarin zij later zullen leven, maar hen uitrusten om een toekomst te creëren waarin zij willen leven (Slaughter, 1996; Eckersley, 1999). Vooralsnog ontbreekt deze mindset op veel scholen (Eckersley, 1997), terwijl dit juist zo belangrijk is in de huidige maatschappij, waarin mondialisering zorgt voor nieuwe kansen, uitdagingen en bedreigingen. Het is de taak van het onderwijs om jongeren op zo’n manier voor te bereiden dat zij deze mondiale krachten niet onze toekomst laten bepalen, maar zelf invloed willen en kunnen uitoefenen op hun toekomst. Ondernemend leren draagt bij aan vaardigheden en een flexibele en pro-actieve houding die jongeren daarbij goed kunnen gebruiken. Bovendien blijkt uit onderzoek (Ecorys, Tweemeting Ondernemerschap in het onderwijs 2012) dat tweederde van de studenten zichzelf zien als een ondernemend persoon en onafhankelijk zijn de belangrijkste reden is om ondernemer te willen zijn. Waarom is ondernemend leren belangrijk? Eén van de uitkomsten van de bijeenkomst is dat het nog steeds van belang is om voor het onderwijs expliciet te maken waarom ondernemend leren zo waardevol is, voor wie en op welke manier ondernemend leren vormgegeven kan worden. In één van de deelsessies met vertegenwoordigers vanuit het basis en voortgezet onderwijs is ingegaan op de meerwaarde die het oplevert voor de leerlingen, leraren en docenten, de onderwijsinstellingen en de maatschappij (zie de kaders hieronder). Deze punten kunnen worden vertaald naar een vergelijkbare meerwaarde voor het mbo en hoger onderwijs. U wordt van harte uitgenodigd om dit al brainstormend samen met uw team nog eens door te lopen! Leerlingen •
Ondernemend onderwijs behoudt de ondernemendheid die kinderen van nature hebben, en leert hen het niet af.
•
Het ondernemend onderwijs bevordert dat leerlingen zicht krijgen op hun kwaliteiten en hun vaardigheden. Door te doen en te ondernemen ervaren zij waar ze goed in zijn. Het geeft hen een gevoel grip te krijgen op hun ontwikkeling en te ondervinden dat ze het geleerde kunnen toepassen of nodig hebben.
•
In het voortgezet onderwijs levert het uitvoeren van opdrachten voor ondernemers eigenaarschap op, een breder perspectief op de toekomstmogelijkheden en de invloed die je er zelf op uit kunt oefenen, een aantrekkelijkere vorm van onderwijs en het besef dat niets voor niets komt.
•
In het basisonderwijs valt het verschil tussen ‘meisjes en jongens’ onderwijs meer weg. Nu is er veelal een focus op taligheid, en het basisonderwijs is sowieso al feminiener door de overwegend vrouwelijke leerkrachten.
Pagina 2 van 18
Leraar •
De leraar en docent krijgt meer zicht op zijn of haar kwaliteiten door zelf ondernemender te durven zijn bij de invulling van zijn of haar vakgebied. Vooral de ervaring van het verder concreet maken in de praktijk van wat ze tot op dat moment vooral in theorie kennen, betekent voor docenten een eye-opener.
•
Het daagt leraren en docenten uit om ‘op je bek te durven gaan’ en buiten de gebaande paden van het onderwijsprogramma te treden. Het is de bereidheid om leerlingen/studenten meer de ruimte te geven, dus: durven loslaten.
•
Ondernemend lesgeven maakt het beroep interessanter, afwisselender en uitdagender. Leraren en docenten zijn verrast over het enthousiasme dat het losmaakt en over de effecten op leerlingen. Het betrekken van bedrijven en andere (maatschappelijke) organisaties biedt een breder perspectief en geeft ruimte om een eigen invulling te geven aan het onderwijsprogramma.
•
In het beroepsperspectief van de leraar/docent is een ondernemende docent aantrekkelijker voor de arbeidsmarkt. Hij/zij weet verbindingen te leggen tussen vakgebieden en maatschappij en weet de kansen te benutten. Een ondernemende docent profileert zich binnen de school en daarbuiten.
Onderwijs •
Scholen kunnen zich profileren met ondernemend leren en daarmee een ‘eigen gezicht’ laten zien; naar de ouders en naar de bredere omgeving van de school. De school wordt als succesvol gezien en trekt nieuwe leerlingen aan.
•
Het biedt de mogelijkheid om een rijke leeromgeving te creëren en het onderwijs betekenisvol te laten zijn.
•
Ondernemend leren laat het onderwijs sprankelen en zorgt voor meer gemotiveerde en geïnteresseerde leerlingen en studenten. Leren is niet (alleen) voor later, ook voor nu.
Maatschappij •
Ondernemend leren is een insteek die ook mannen aanspreekt omdat er ook veel ‘mannelijke’ kwaliteiten in terugkomen. Daarmee zou het primaire onderwijs voor meer mannen aansprekend kunnen worden en wordt een PABO opleiding mogelijk aantrekkelijker voor hen.
•
Ondernemend leren draagt bij aan een gevoel voor waarden en normen. Hoewel ondernemend leren meer vrijheid suggereert, betekent dat zeker niet dat leerlingen maar ‘losgelaten’ worden. Binnen heel heldere kaders krijgen leerlingen de ruimte om ondernemend te zijn. Door samenwerking, reflecteren op hun eigen handelen, leren jongeren ook respectvol te zijn.
•
De maatschappij waardeert jongeren die de ruimte pakken, zichzelf kunnen presenteren en ergens voor staan. Hier zijn vanuit de ONO projecten meer dan voldoende voorbeelden te geven. Dit type onderwijs vergemakkelijkt de overgang van leerlingen naar voorgezet, middelbaar en hoger onderwijs.
Pagina 3 van 18
2 ACTIEPROGRAMMA ONDERWIJS EN ONDERNEMEN Het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen stimuleert dat er meer aandacht is voor ondernemerschap in het onderwijs en dat leerlingen een ondernemende houding wordt bijgebracht. Sinds 2007 zijn er ruim honderden onderwijsinstellingen actief in het programma, in subsidieprojecten en vele andere activiteiten daarbuiten. De school die meer gericht is op de omgeving en partijen van buiten betrekt in het onderwijs, is flexibel en heeft oog waarvoor leerlingen opgeleid zouden moeten worden. Het Actieprogramma 2008-2012 heeft het ondernemerschaponderwijs in de sectoren PO t/m WO met onderstaande actielijnen gestimuleerd in samenwerking met sectororganisaties uit het onderwijs en het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven en kenniscentra:
• Subsidieregeling Onderwijs Netwerk Ondernemen De uitvoering van de regeling ONO waarin 79 regionale netwerken van onderwijsinstellingen PO, VO en MBO, bedrijven, gemeenten en andere instanties werken aan de verankering van ondernemend onderwijs. Er zijn zes Centers of Entrepreneurship opgericht.
• Subsidieregeling Ondernemerschap en Onderwijs 2007 Begeleiding van de zes Centres for Entrepreneurship en 22 projecten PO, VO, MBO vanuit de subsidieregeling Ondernemerschap en Onderwijs 2007
• Train-the-Trainer programma De opzet en uitvoering van een overdraagbare training ondernemend onderwijs voor docenten en schoolmanagers (Stichting Grijp de Buitenkans)
• Certificaat Ondernemen Een traject om te komen tot een landelijke standaard voor en erkenning van ondernemerschapactiviteiten in het onderwijs (waaronder CE Ondernemerschap – KCH en bijzonder kenmerk ondernemen - NVAO).
• Scholarship Program on Entrepreneurship (SPOE) Een ondernemerschapstage vanuit de Kauffman Foundation voor excellente studentondernemers bij gerenommeerde instellingen en bedrijven in de Verenigde Staten.
• Onderzoek en Effectmeting Het uitzetten en begeleiden van evaluaties en onderzoeken. (Tussentijdse) evaluatieonderzoeken van subsidieregelingen en de verschillende metingen Ondernemerschap in het Onderwijs (2007- 2010- 2012) zijn hier voorbeelden van.
• Communicatie Creëren van awareness rond ondernemerschapsonderwijs, bijvoorbeeld door de opstart van de Global Entrepreneurship Week en het faciliteren van kennisdeling door websites en bijeenkomsten. Vanaf 2010 voert Agentschap NL ook de Stimuleringsregeling Programma Valorisatie 2010 uit, waarin 12 regionale consortia van kennisinstellingen, bedrijfsleven en provincies/ gemeenten zijn gestart met de uitvoering van hun Valorisatieplan, ofwel met het verzilveren van kennis.
Pagina 4 van 18
Aanleiding Stakeholdersbijeenkomst Begin 2013 staat het Actieprogramma op een punt waar het thema ondernemerschaponderwijs beleidsmatig niet langer een zwaartepunt is en er minder financiële ondersteuning vanuit de overheid beschikbaar zal zijn. Tegelijkertijd kan geconcludeerd worden dat er in afgelopen jaren ontzettend veel bereikt is in het onderwijsveld met het Actieprogramma en de vele initiatieven daarbuiten. Het is de moeite waard om dat te behouden, te verstevigen en verder te brengen. De concrete aanleiding voor de stakeholdersbijeenkomst is tweeledig. Er zijn twee evaluatierapporten verschenen die weergeven hoe het met ondernemerschapsonderwijs in Nederland is gesteld en waarin aanbevelingen zijn gegegeven. De Tweede Kamer heeft eind 2012 de Onderwijsraad gevraagd om in 2013 een advies uit te brengen. De adviesvraag luidt: Hoe kunnen jongeren voorbereid worden op een samenleving waarin in toenemende mate wordt geappelleerd aan ondernemende capaciteiten? Welke invulling hiervoor is het meest geschikt op de verschillende onderwijsniveaus? Het doel van de bijeenkomst was om met relevante en betrokken partijen, de ‘stakeholders’ een overzicht te krijgen van de uitdagingen op het terrein van ondernemerschapsonderwijs en te komen tot een gemeenschappelijke agenda met concrete acties om de ambities te kunnen realiseren. De volgende punten zijn aan de orde gekomen: •
Presentatie van de bevindingen van de Tweemeting Ondernemerschap in het onderwijs 2012 en de evaluatie van Centers of Entrepreneurhip (CoE’s), door Eline Beemsterboer, coördinator Actieprogramma.
•
Presentatie van het onderzoek “Effecten van onderwijs in ondernemen op de basisschool”, door Mirjam van Praag, Wetenschappelijk directeur ACE. Het onderzoek toont aan dat ondernemende vaardigheden bij leerlingen toenemen door deelname aan een ondernemerschapsprogramma.
•
Bespreking van de volgende vragen besproken in interactieve deelsessies, ingedeeld in drie groepen PO/VO, MBO en HBO/WO: Wat is er bereikt en wat is er nodig in de sector om ondernemend leren te behouden, te verstevigen en verder te brengen? Wat zijn daarbij de uitdagingen?
De uitkomsten van de bijeenkomst worden teruggekoppeld naar het veld en het beleid. Daarnaast dienen de uitkomsten als inspiratie en input voor de totstandkoming van het advies van de Onderwijsraad en tot slot geven de uitkomsten richting aan de activiteiten van Agentschap NL in 2013.
Uitdagingen voor ondernemerschaponderwijs Het verslag dat voor u ligt geeft een zo feitelijk mogelijk beeld van de uitspraken die gedaan zijn. Er worden nog niet altijd conclusies getrokken of oplossingen geboden. Op basis van de uitkomsten van de sessies en na diverse vervolggesprekken, komt Agentschap NL tot een inventarisatie van de belangrijkste uitdagingen en daaruit volgend een gezamenlijke agenda die gericht op het verder ontwikkelen van ondernemerschapsonderwijs. Dit verslag is opgebouwd aan de hand van de uitkomsten van de deelsessies per onderwijssector. In bijlage 1 zijn de gehouden presentaties opgenomen en bijlage 2 bevat de lijst van alle aanwezige én genodigde partijen.
Pagina 5 van 18
3 PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS Wat is er bereikt? In het basis- en voortgezet onderwijs heb je als docent en school te maken met een generatie die aan de ene kant volwassen lijkt, maar dat in veel opzichten nog niet is. Ondernemend leren helpt hen erbij zich in de pubertijd te ontwikkelen. Beide sectoren hebben zich ondernemend opgesteld door ruimte te pakken. En er is het besef ontstaan dat contextrijk leren essentieel is en dat dit gerealiseerd kan worden door samenwerking met bedrijven. Ondernemerschapsonderwijs staat op de agenda! De deelnemers concluderen dat ondernemend leren en ondernemerschapsonderwijs veel oplevert en veel positieve energie geeft aan de kinderen, docenten en de school. Ondernemend leren betekent zowel een verrijking voor achterstandsleerlingen als talentvolle leerlingen.
Wat moet er nog gebeuren? Op het gebied van ondernemend leren in het PO en VO zijn de volgende uitdagingen genoemd: •
Versterken van de kwaliteit van de leerkracht, door trainen en coaching on the job.
•
Vergroten van het eigenaarschap bij leerkrachten én leerlingen.
•
Starten met ondernemend leren al vanaf de Pabo. Door ook bij docenten in opleiding kennis te laten maken met deze vorm van onderwijs kunnen duurzame stappen voor ondernemerschap worden gezet. Dat kan door ook bij hen een ondernemende houding te prikkelen, het leren van een aantal vaardigheden en ook door ze in contact te brengen met andere disciplines.
•
Maak een combinatie met de functiemix. Dit biedt de mogelijkheid voor leraren om naast de reguliere lesgevende taak, zwaardere taken en verantwoordelijkheden te nemen, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijsontwikkeling. Ondernemend leren is een van de manieren om hier invulling aan te geven. Gekeken moet worden naar de CAO’s van de leraren om evt. belemmeringen hierin weg te nemen.
•
Verbind je als onderwijsinstellingen aan de regio. Ondernemers en (maatschappelijke) organisaties in de omgeving van de school kunnen bijdragen aan de invulling van het ondernemend onderwijs. Hiermee kan een school zijn profiel versterken en beter aangehaakt zijn bij relevante ontwikkelingen in de samenleving en de directe omgeving.
•
Ondernemend leren moet nog meer dan nu in een betekenisvolle context worden geplaatst. Maak de verbinding met techniek, taal en actuele thema’s als opbrengstgericht werken en maak dus een verbinding met de beleidslijnen van OCW.
•
Kwalitatief en kwantitatief onderzoek is nodig om meer te weten te komen over de effecten van ondernemend leren.
•
Ondernemend leren moet een stevige positie krijgen binnen de school en het schoolbeleid, het is geen tijdelijke aangelegenheid, maar heeft continue aandacht nodig. Het leren zelf is dan een waardevolle onderneming voor leerling en docent. Die positie zou zodanig moeten zijn dat het niet wordt losgelaten, ook niet wanneer er bijvoorbeeld sprake is van minder goede leerling-resultaten. Dit is mogelijk wanneer ondernemend leren past binnen het profileringkader van een onderwijsinstelling. Daarnaast vraagt het om programmatische erkenning vanuit OCW en in verlengde daarvan de Onderwijsinspectie. Pagina 6 van 18
•
Ook de deskundigheidsbevordering op gebied van ondernemendheid voor leraren en management zou een vast onderdeel in het beleid moeten zijn.
Deelnemers PO/VO Marianne Schuurmans (lid Adviescommissie ONO), Helene van Oostrom (VO raad), Jeannet Hommel (Vecon), Eric Welp (Grijp de BuitenKans), Djoerd de Graaf (Onderwijsraad), Daphne van Deursen (Jet-Net), Hannah Koning (Jong Ondernemen, (Anke Postma (Cedin, Tsjukemar), Leny van der Ham van Dijk (Willem van Oranje college), Albert Eising (PO Noordenveld), Itie van den Berg (Cedin), Willem Jansen van Velsen (Gerrit Komrij colllege), Kees Versteeg (Hondsrug College), Nicoline Breed, Agentschap NL.
Pagina 7 van 18
4
MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS
Wat is er bereikt? Binnen het mbo is de awareness van ondernemerschap en ondernemerschapsonderwijs in de onderwijsinstellingen vergroot onder studenten, leraren en management. De certificering van ondernemerschapsonderwijs (op het gebied van kennis) is gereed, via het CE Ondernemerschap.
Wat moet er nog gebeuren? Het is allereerst van belang dat er een gemeenschappelijk beeld ontstaat of een eenduidige definitie komt van ondernemerschapsonderwijs en wat het inhoudt. Gaat het om kennis, ondernemendheid, ondernemende vaardigheden of daadwerkelijk het opleiden tot een onderneming of combinaties daarvan? Dat betekent duidelijkheid over het doel van ondernemerschapsonderwijs en over wat studenten moeten leren en wat daarvoor nodig is. Een gedeeld beeld helpt om ondernemerschapsonderwijs te stimuleren en te verankeren. Op het gebied van ondernemend leren in het MBO zijn verder de volgende punten genoemd:
• Een ondernemende cultuur in de organisatie van de onderwijsinstellingen stimuleren. • Regelgeving vanuit OCW zou meer ruimte moeten geven aan ondernemerschapsonderwijs. Studiebelastingnormen en administratieve normen werken op dit moment belemmerend.
• Verankering ondernemerschap in de kwalificatiestructuur (door middel van een keuzedeel en een eenjarige kopopleiding)
• Het verbreden van de kring van betrokken ROC’s, ook buiten het ONO programma. Daarvoor zouden de onderwijsinstellingen actief benaderd moeten worden met ondernemerschapsprogramma’s.
• Internationale samenwerking tussen ondernemende onderwijsinstellingen. Docenten
• Docenten bewust(er) maken van hun ondernemendheid. • Docenten tijdens de lerarenopleiding en tijdens hun verdere loopbaan regelmatig trainen in het verder ontwikkelen van ondernemerschap en een ondernemende houding.
• Competentiescan ontwikkelen voor de ondernemende docent als start- en ontwikkeltool. • Beoordeling van onderwijsinstellingen op ondernemendheid van docenten. De kwaliteit van onderwijsinstellingen zou ook afhankelijk moeten zijn van de mate van ondernemendheid in de organisatie.
Wat kan het MBO zelf doen? •
Afmaken wat we zijn begonnen met ondernemerschapsonderwijs en dat verankeren. Bij het doorontwikkelen van lopende projecten is het empoweren van projectleiders van belang, door het onderwijsbestuur van de onderwijsinstellingen waar ze werken.
•
Zorgen dat ondernemerschapsonderwijs binnen de onderwijsinstellingen op de agenda blijft. Bijvoorbeeld: ga in het eigen opleidingscluster het gesprek over de ontwikkeling van
Pagina 8 van 18
het beroepenveld, het belang van ondernemendheid en de eisen aan ondernemerschapsonderwijs.
•
Ondernemerschapsonderwijs opnemen in de kwalificatiestructuur als keuzedeel in de kopopleidingen, daarin is mede een rol weggelegd voor de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven.
•
In dialoog gaan met de Onderwijsinspectie over de definitie van onderwijstijd.
•
Verder invullen van de inhoudelijke samenwerking t.a.v. ondernemerschapsonderwijs in de opleidingskolom MBO. Hier zijn twee wegen te onderscheiden, vanuit de opleidingen of vanuit aparte organisaties (ondernemersloket, e.d.) naast de opleidingen.
•
Private sponsors zoeken en die aan de onderwijsinstellingen verbinden.
Verbindingen
•
Werken aan een (betere) verbinding tussen het VMBO en MBO.
•
Verbindingen maken in netwerk van PO tot HBO en dit verder inrichten en professionaliseren.
•
Verkenning uitvoeren voor aansluiting ondernemerschapsonderwijs op een doorlopende leerlijn ondernemerschap van PO–VO-MBO–HBO.
•
Bedrijfsleven meer betrekken, bijvoorbeeld door regionale Ondernemersnetwerken uit te nodigen op de onderwijsinstellingen en meer verbinding leggen met organisatie t.b.v. ondernemend Nederland (MKB NL, VNO-NCW, andere netwerken en Onderwijsraden).
•
Centers of Entrepreneurship in het MBO promoten.
•
Verbreding van ondernemerschapsonderwijs naar andere sectoren btg’s.
Kennisdelen en promotie
•
Faciliteren van kennisdeling ondernemerschapsonderwijs in de ROC’s en het bundelen van expertises over ondernemerschap.
•
Delen van onderwijsmethoden: bijvoorbeeld open dagen organiseren en successen en knelpunten in ondernemerschapsonderwijs onder de aandacht brengen. Daarbij kan het enthousiasme en de gedrevenheid van de ONO projecten ingezet worden.
•
Zichtbaarheid van ondernemerschapsonderwijs vergroten door communicatie en bijvoorbeeld evenementen over ondernemerschapsonderwijs opzetten.
Wat kunnen partners doen? •
KCH wil een portal ontwikkelen voor kennisdeling voor PO-HBO. Op een website kunnen partners van alle opleidingsrichtingen hun informatie en activiteiten delen.
•
Ontwikkeling van een “ondernemerspaspoort” voor PO-HBO door KCH. Om iedereen die ondernemende vaardigheden heeft ontwikkeld in het onderwijs te motiveren om hiermee door te gaan en de reis naar zelfstandig ondernemer te promoten. Belangrijk is een goede begeleiding vanuit het onderwijs hierop en voor verankering/ borging is een beoordeling en examen nodig zodat de bewijsstukken goed beoordeeld worden door deskundigen en certificaten kunnen worden toegevoegd aan het paspoort.
•
Meer onderscheidend vermogen in het certificaat ondernemerschap aanbrengen met ondernemendheid en vaardigheden als de basis daarvan.
•
De MBO raad wil ondernemerschap vaker op de agenda zetten. Bijvoorbeeld door initiatieven (netwerkevenementen etc.) meer onder de aandacht brengen, door het opzetten van een landelijke evenementen agenda voor ondernemerschapsonderwijs en dit bekendheid geven bijvoorbeeld via de nieuwsbrief van de MBO Raad.
Pagina 9 van 18
•
Ondernemerschap en ondernemendheid meer meenemen in de communicatie van de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB).
•
Stimuleren van meer samenwerking van MBO met Hoger Onderwijs en samenwerken met het Ministerie van Economische Zaken, Kamer van Koophandel, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.
•
Resultaten ondernemerschapsonderwijs blijven meten: wie organiseert het en wie onderzoekt?
Deelnemers MBO Monique de Knegt (Hogeschool HAS), Karin Geurts (MBO Raad), Rene Flippo (Onderwijsraad), Mirjan de Lange (stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven), Roelf Jager (Kenniscentrum Handel), Arko Veefkind (Stichting Jong Ondernemen), Rene Dopper (ROC Rijn-IJssel), A. Hagenaars (ROC Rijn-IJssel), Jolanda Donk (ROC Flevoland), Ria Bleeker (ROC Amsterdam), Alwin Filipo (Scalda), Maartje Meijers (Scalda), John Bruinewoud (Ministerie van OCW), Jeroen Fredriks (Agentschap NL).
Pagina 10 van 18
5 HOGER ONDERWIJS Wat is er bereikt? In opvolging van de Lissabon afspraken heeft Nederland vele acties genomen en regelingen gemaakt met het doel onze positie in de internationale wereld te behouden en te versterken. Een aanpak – gericht op het bevorderen van ondernemerschap - moet daarom structureel zijn. Dit vereist een planmatige aanpak (niet te detaillistische/accoutanttechnische) met outputmeting en afrekening. Het is gelukt een verandering in de mentaliteit in Nederland te realiseren en er is een bredere acceptatie van ondernemerschap merkbaar. Ruim 60% van de studenten in het hoger onderwjis heeft ervaring met ondernemerschap. Met het ondernemerschaponderwijs is een enorme stap gemaakt en zijn inmiddels vele duizenden studenten bereikt (ca. 20.000). Studenten hebben meer ondernemerschapsambitie dan voorheen, 65% geeft aan dat ondernemerschap een onderdeel is van hun beroepswens, 20% geeft aan zeker ondernemer te worden na de studie. Concrete resultaten zijn verder: •
Er is een groot aantal aantal vakken, activiteiten, minoren en masteropleidingen (meer dan 340) ontwikkeld. In de prestatieafspraken die onderwijsinstellingen hebben gemaakt met OCW wordt ondernemerschapsonderwijs en valorisatie vaker genoemd.
•
Er is een verschuiving zichtbaar van extracurriculaire activiteiten op het gebied van ondernemendheid/ondernemerschap naar vaste onderdelen in het curriculum.
•
Er is veel meer betrokkenheid van bedrijfsleven bij het hoger onderwijs zoals blijkt uit de tweemeting (29% van de universiteiten onderhoudt een intensieve relatie met het bedrijfsleven).
•
Met de Centres of Entrepreneurship is één centraal punt van ondernemerschap gekomen richting faculteiten/studenten/bedrijfsleven etc.
•
Accreditatie van opleidingen m.b.v. het speciale kenmerk ondernemen door NVAO.
De volgende knelpunten en belemmeringen voor ondernemerschapsonderwijs zijn genoemd:
• De mentaliteit bij universiteiten: die leiden nog steeds onderzoekers op en daar past ondernemerschap nog slecht in.
• Ondernemerschap lijkt beter te passen bij beta, minder bij alfa en gamma-wetenschappen • Verankering in het WO kan veel beter: -
waar blijven de softskills en ondernemende vaardigheden (vaak ad hoc en extra curriculair)
-
link tussen HBO-WO; moet een CoE de trekker zijn?
• Geïnteresseerde studenten bereik je wel, maar hoe bereik je het grotere deel van de studenten die misschien latent ondernemend zijn? Awareness creëren is de uitdaging.
• De waardering van ondernemerschaponderwijs door studenten is blijkbaar laag (tweemeting).
• Binnen lerarenopleidingen (Pabo) is ondernemerschap en ondernemendheid (om bijvoorbeeld als onderdeel van lesprogramma’s te integreren) nauwelijks een thema. Hier is nog een lange weg te gaan.
• Op de Pabo moet het ondernemerschap en ondernemende houding bij docenten bevorderd worden. Op die manier ontstaat een nieuwe generatie docenten die hun leerlingen bewust maakt van ondernemendheid en ondernemerschap.
Pagina 11 van 18
Wat moet er nog gebeuren? A. Verankering: van bottom up naar top down strategie De uitkomst van de discussie is dat een top down benadering vanuit de rijksoverheid nodig is om ondernemerschapsonderwijs volledig te verankeren in het onderwijs. Dus structureel op de agenda van hoger onderwijs instelingen en daarbij ook de lerarenopleidingen en Pabo’s. Bepaal als overheid de uitgangspunten en targets voor elke onderwijssector en de relaties tussen deze sectoren en stimuleer afstemming en samenwerking. Laat daarbinnen ruimte voor ieders eigen invulling en activiteiten en laat hen zelf de verantwoordelijkheid nemen. Decentraliseer dit en doe dit niet als overheid. •
Zorg er voor dat in ieder geval bij de eindopleidingen het bedrijfsleven en andere (maatschappelijke) organisaties betrokken worden.
• Daarnaast is het belangrijk dat de overheid er voor zorgt dat het verschillende aanbod van ondernemerschapsonderwijs vergelijkbaar en uitwisselbaar is, zodat er ook voor de buitenwereld en de studenten zelf duidelijkheid is over niveau, inhoud en resultaat.
• Zorg voor meer onderlinge afstemming tussen projecten en programma’s. Er wordt veel verschillende terminologie gehanteerd. Meer uitwisselen van best practices, vergelijken, afstemmen. Laat het veld een eigen coördinator per onderwijssector benoemen.
• In de positionering van ondernemerschap moet er meer aandacht zijn voor intrapreneurship. Ondernemendheid als competentie is belangrijk, ook voor werknemers.
• Certificering van ondernemerschapsonderwijs en het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen. • Verander de waardering, de KPI’s voor professoren, zodat ze ook op innovatie en ondernemerschap afgerekend worden!
• Agendeer het thema ondernemerschapsonderwijs bij de Topsectoren en stimuleer de samenwerking met het hoger onderwijs. B. Meten van voortgang Het blijven meten van de voortgang van de verankering, de ontwikkeling en de effecten van onderwijs en ondernemen over de gehele sector is belangrijk. •
Het meten van effecten met vastgestelde KPI’s. Ontwikkel daarvoor een landelijk meetinstrument, dat benchmarken tussen onderwijsinstellingen mogelijk maakt.
C. Concrete ondernemerschapsactiviteiten structureel maken ten behoeve van het vergroten van awareness van faculteiten/domeinen, docenten, onderzoekers en studenten. Enkele voorbeelden en suggesties die zijn besproken: •
De ondernemerszin aanwakkeren van latente ondernemers Leg concreet de relatie - zeker voor 1e/2e jaars gericht op eigen ondernemende vaardigheden (bijv. via Entrepreneurscan) - tussen het vakgebied van de studie en ondernemerschap waarbij de studenten in een ondernemende opdracht de kansen moeten verkennen. Het voorstel is om dit bijv. voor 2e jaars een verplicht vak te laten zijn van enkele ECTS, bijv. in het kader van beroepsoriëntatie of t.a.v. het stimuleren van vernieuwend denken en handelen = innovatiekracht (intrapreneurship).
• Sturen op excellentie. Een effect daarvan is dat je met ambitieuze studenten local heroes voortbrengt en die heb je nodig voor awareness!
• Schep de juiste verwachting wat het ondernemerschapsonderwijs inhoudt. Pagina 12 van 18
• Voeg in elke minor ondernemerschap het thema ethiek toe. • Creëer een Speakers Academy over ondernemerschap: ondernemers die willen spreken op HBO’s en universiteiten.
• Probeer in de activiteiten zoveel mogelijk multidisciplinair te werken, dus niet alleen de focus op economie. Verbreed ondernemerschaponderwijs naar alle faculteiten.
• Verbeter het alumnibeleid zodanig dat in kaart kan worden gebracht welke oud-studenten ondernemer zijn geworden en betrek deze bij het verder vormgeven van ondernemerschaponderwijs of bij andere activiteiten om ondernemerschap/ondernemendheid verder te stimuleren: creëer rolmodellen.
• Overweeg internationalisering van het ondernemerschaponderwijs.
Deelnemers HBO en WO Marianne van der Steen (Antwerp management school) , Marcel Kleijn (Adviesraad voor het Wetenschapsen Technologiebeleid), Rob Wolthuis en Tessa Ruijgrok (VNO-NCW & MKB Nederland), Hannah Koning (Jong Ondernemen), Mirjan de Lange (Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven), Annet Kil (Onderwijscoöperatie), Floris Croon, Lyanne Flikkenschild (New Venture), Brabant Center of Entrepreneurship, Jessica van den Bosch, Stijn van den Hoogen, Monique de Knegt (HAS hogeschool Den Bosch), Geert Jan Sweers (HAN), Hendrik Halbe (HOPE), Gaby Gopie (ministerie van OCW), Ekim Sincer (ministerie van EZ), Eline Beemsterboer en Lennart Kamphuis (Agentschap NL).
Pagina 13 van 18
6
ONDERZOEK NAAR EFFECTEN
Er is nog relatief weinig effectonderzoek gedaan naar ondernemend leren in het onderwijs. Dit is in alle deelsessies dan ook als een belangrijk punt van aandacht genoemd; er moet meer onderzoek gedaan worden! Er zijn afgelopen jaren en ook recent enkele metingen en onderzoeken gehouden die we hier willen vermelden.
• Vanuit het Actieprogramma worden sinds 2007 metingen en evaluaties gehouden, waarin gekeken is naar de stand van zaken van ondernemerschaponderwijs binnen de gehele onderwijssector. De laatste is de Tweemeting Onderwijs en Ondernemen (november 2012) en de eindevaluatie Centers of Entrepreneurship. De metingen laten zien in welke mate het thema op de agenda staat bij onderwijsinstellingen en hoe daar invulling aan wordt gegeven in het onderwijsprogramma, in de organisatie en in visie en beleid.
• Uit een recente eindevaluatie van EIM (Spoor I, eindbestemming bereikt) naar 22 O&O projecten die gestart zijn in 2007, komt naar voren dat de onderwijsinstellingen met het geboden onderwijs meer ondernemend gedrag weten uit te lokken bij leerlingen en studenten. Leerlingen in het primair onderwijs kwalificeren de projecten als leerzaam, leuk en nuttig en een derde van de ondervraagde leerlingen zegt ondernemender te zijn geworden. In het vo en mbo is ongeveer de helft van de studenten enthousiast over het ondernemerschaponderwijs en vertoont 40% meer ondernemend gedrag. De verankering van ondernemend onderwijs gaat in kleine stappen. Toch is het bij 16 van de 22 O&O-projecten gelukt om de verankering van ondernemend onderwijs in het schoolplan of de visie van de school volledig of gedeeltijk door te zetten.
• Onderzoek van EIM, Effects and impact of entrepreneurship programmas in higher education (maart, 2012) in opdracht van DG Ondernemen & Industrie van de Europese Commissie. Eén van de conclusies van dit onderzoek binnen negen Europese onderwijsinstellingen is dat ondernemerschapsonderwijs op een positieve manier de inzetbaarheid van jongeren op de arbeidsmarkt beïnvloedt. Het leidt tot innovatieve en ambitieuze ondernemers en creatieve werknemers met een hoge employability, die vaker bij innovatieve bedrijven werken.
• Het onderzoek van ACE (mei 2012) Effecten van ondernemerschap in onderwijs op de basisschool geeft aan dat er sprake is van effecten van het ondernemerschapprogramma Bizworld op het ondernemende competenties van leerlingen van 11/12 jaar. Zie ook de presentatie in de bijlage. De ervaring vanuit vele projecten uit het Actieprogramma is dat er duidelijk positieve effecten merkbaar zijn bij leerlingen en studenten, en ook bij docenten en in de school. Ook in de opbrengsten en schoolresultaten zijn positieve effecten te zien. We hebben er één voorbeeld uitgelicht, dit is het International Business College (zie kader). Het Best practice project International Business College (IBC) van het Willem van Oranje College te Waalwijk sorteert goede examenresultaten bij de studenten Havo, profiel Economie en Maatschappij (E&M). Onderstaand de resultaten van drie jaar op een rij:
• Resultaten 2010: regulier E&M: 83%; IBC 92.7% • Resultaten 2011: regulier E&M: 80%; IBC: 100% • Resultaten 2012: regulier E&M: 63%; IBC: 75%
Pagina 14 van 18
Daarnaast reduceert het IBC de uitval van studenten bij overgang van de HAVO naar de hogeschool. Via een module van drie academies uit het economisch domein van Avans Hogeschool is IBC-leerlingen (havo) ervaring te laten opdoen en zicht te bieden op de verschillende economische opleidingen in het hoger beroepsonderwijs. De conclusies zijn dat leerlingen een beter idee te hebben gekregen van wat een HBO is en een betere keuze te kunnen maken om wel of geen HBO te doen en ook welke HBO-opleiding zij willen gaan volgen. 100% van de IBC-leerlingen/studenten die hebben gekozen voor een HBO-opleiding binnen Avans hogeschool hebben de propedeusefase in 1 jaar behaald en er is geen tot zeer geringe uitval van deze studenten gedurende de verdere studie.
In de bijlage vindt u de twee presentaties die ingaan op de onderzoeken van Agentschap NL en ACE over de resultaten en de effecten van ondernemend leren. Het rapport van EIM, ‘Spoor I, eindbestemming bereikt?’ kunt u opvragen bij Agentschap NL.
Pagina 15 van 18
BIJLAGE 1
PRESENTATIES
De ontvangers van de digitale versie vinden de presentaties bijgevoegd in de email. •
Bevindingen van de Tweemeting Ondernemerschap in het onderwijs 2012 en de evaluatie van Centers of Entrepreneurhip (CoE’s), door Eline Beemsterboer, coördinator Actieprogramma.
•
Presentatie van het onderzoek “Effecten van onderwijs in ondernemen op de basisschool”, door Mirjam van Praag, Wetenschappelijk directeur ACE.
Pagina 16 van 18
BIJLAGE 2 DEELNEMERS EN GENODIGDEN Antwerp management school, M. van der Steen (dagvoorzitter) PO raad, dhr. M. Weekenborg VO raad, mw. H. van Oostrom MBO raad, mw. K. Geurts en mw. P. Deveneijns HBO raad, dhr. Ad van Bemnel VSNU, dhr. Christiaan van den Berg Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid, dhr. M. Kleijn Onderwijsraad, de heren R. Fillipo en D. de Graaf VNO-NCW & MKB Nederland, dhr. R. Wolthuis, mw. T. Ruijgrok Oud-voorzitter Metaalunie, mw. B. Verhoeven, begeleidingscie evaluatie COE’s KC Handel, dhr. R. Jager Jong Ondernemen, mw. H. Koning Jong Ondernemen, mw. P den Dulken Bizz World, dhr. A. Veefkind SLO/Grijp de Buitenkans, dhr. E. Welp Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, mw. M. De Lange Onderwijscoöperatie, mw. K. Kil Vecon, mw. J. Hommel Strix Aluco/Stoas Wageningen, mw. N. van den Berg Platform Betatechniek, mw. G. Spaans, dhr. H. Corstjens New Venture, dhr. F. Croon, mw. Flikkenschild Jet-Net, dhr. S. Smit NVAO, mw. S. van Bruggen Universiteit van Amsterdam, mw. M. van Praag Brabant Center of Entrepreneurship, mw. Van den Bosch, dhr. Van den Hoogen HME Scheepsbouw NL, mw. A. Baank HAS hogeschool Den Bosch, mw. M. de Knegt HAN, dhr. G.J. Sweers HOPE, dhr. H. Halbe Maastricht University, dhr. prof. J. Cobbenhagen (Adviescommissie Valorisatieprogramma) Erasmus university, dhr. R. Thurik TU Delft, mw. M. Weijnen Adviescie Onderwijs Netwerk Ondernemen, mw. M. Schuurmans Adviescie Onderwijs Netwerk Ondernemen, mw. P. Kraak Ministerie van OCW, dhr. J. Bruinewoud Ministerie van OCW, mw. G. Gopie Ministerie van OCW, dhr. Y. Loukali Ministerie van EZ, mw. E. Sincer Agentschap NL, mw. N. Breed Agentschap NL, dhr. J. Fredriks Agentschap NL, mw. E. Beemsterboer Agentschap NL, dhr. L. Kamphuis Projectleiders en bestuurders van de ONO Best Practice projecten: OBS De Tandem, mw. I. van den Berg, dhr. A. Eising PCO Tsjukemar, mw A. Postma, dhr. I. Silvius ROC Flevoland, mw. J. Donk, ROC van Amsterdam, mw. R. Bleeker, mw. Buitenwerft ROC van Amsterdam, mw. R. BLeeker Pagina 17 van 18
ROC Rijn IJSsel, dhr. R. Dopper, mw. A. Hagenaars Scalda, dhr. A. Fillipo, mw. M. Meijering Willem van Oranje college, mw. L. van der Ham Gerrit Komrij colllege, dhr. W. Jansen van Velsen Hondsrug College, dhr. K. Versteeg
Pagina 18 van 18