Verslag Masterclass “Brede school: recente ontwikkelingen in Nederland en internationaal perspectief” Datum: 20 april 2012 Organisatie: Landelijk Steunpunt Brede Scholen Deelnemers: ambassadeurs Locatie: ministerie van OCW (Lissabonzaal, 16e verdieping), te Den Haag Thema: Brede school: recente ontwikkelingen in Nederland en internationaal perspectief
Inhoudsopgave 1.
INLEIDING
2
2.
DISCUSSIE
2
1.1. THEMA: SAMENWERKING ONDERWIJS EN KINDEROPVANG 1.2. THEMA: DRIEJARIGEN
4 4
3.
BREDE SCHOLEN IN HET BUITENLAND
7
4.
FACULTATIEVE GEDEELTE VAN DE MASTERCLASS
9
4.1. STUDIEREIS NAAR DENEMARKEN (5 STUDIEPUNTEN) 4.2. TRAJECT VOOR UITWISSELING MET BREDE SCHOLEN IN HET BUITENLAND
9 9
BIJLAGE 1: AANWEZIGE AMBASSADEURS
10
BIJLAGE 2: KANSEN EN KNELPUNTEN
11
ARNHEM (ARNHEMSE BREDE SCHOLEN) ARNHEM (BREDESCHOOL PRESIKHAVEN) - GEA MULDER ALMERE (BREDE SCHOOL ALMERE) – ANNET TUINSTRA DORDRECHT (PIUS 10) EMMEN - AAD SIJTSMA GRONINGEN – MARIËLLE RENEMAN EN MARIJE PLANTINGA MAASTRICHT – JOOP VINCK LEEUWARDEN - HANNY VOSKUYLEN ROSMALEN (KINDCENTRUM DE TROUBADOUR) – MIRJAM BRUSSÉ UTRECHT (DE SCHAKEL) - MARGOT HOEBEN ZUTPHEN (EDUCATIEF CENTRUM DE HOVEN) - ANJE BECHTEL EN RITA HARTELMAN
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
1
1. Inleiding Het Landelijk Steunpunt Brede Scholen organiseerde op vrijdag 20 april 2012 een masterclass voor ambassadeurs met het thema ‘Brede school: recente ontwikkelingen in Nederland en internationaal perspectief’. De bijeenkomst vond plaats op het ministerie van Onderwijs Cultuur & Wetenschap in Den Haag. Alle ambassadeurs konden hun ervaringen in eigen omgeving delen. Serv Vinders trad op als deskundige van Brede Scholen in het buitenland.
2. Discussie Aan de hand van zes discussiepunten komen diverse onderwerpen rond de Brede school aan de orde. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Ontwikkelingen in Nederland Integraal Kind Centrum Welke trends zien we bij de driejarigen? Pilot gemeente brede dagarrangementen Harmonisatie kinderopvang / voor- en vroegschoolse educatie Ontwikkelingen in onderwijs en kinderopvang
Jacob v.d. Waarden, plaatsvervangend directeur kinderopvang op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het eerste half uur aanwezig om uit de eerste hand te horen wat er speelt in de praktijk. Het rijk wil samenwerken en zorgen dat iedereen dezelfde richting uitkijkt. Hij geeft aan dat dit kabinet niet voor een stelselwijziging kan zorgen, maar dat dat in een volgend kabinet wellicht wel gebeurt. Hij hoort graag wat goed gaat en wat moeilijker gaat, al dan niet door regelgeving en bezuinigingen. Jacob: “Het model van de toekomst is dat ouders hun kinderen met een gerust hart op een plek achter kunnen laten waar voorzieningen met elkaar samenwerken. Binnen de mogelijkheden die er nu zijn, wil het ministerie wel kijken hoe ze deze ontwikkeling in woord kan ondersteunen en hoe experimenteerruimte kan worden gegeven.” De situaties in de gemeenten verschillen van elkaar, daarom deelt een ieder zijn eigen ervaringen. -
-
-
In Arnhem zijn twee knelpunten. Ten eerste is het door de marktwerking moeilijker om een betrouwbare partner te zijn, omdat men geen risico’s durft te nemen. Ten tweede is langdurige samenwerking lastig, omdat er steeds meer kinderopvanginstanties zijn. In Emmen is er behoefte aan één organisatie die alles, namelijk dagopvang, peuterspeelzaal, etc., coördineert. Door versplintering is er vooral in kleine dorpen een heftige concurrentiestrijd. In Den Bosch is er een project waarin de gemeente coördineert. Deze kinderen worden vaak thuis niet gestimuleerd om naschools te leren, wat juist voor hen heel belangrijk is. In Groningen merken ze dat de opleiding van schooldirecteuren niet goed aansluit op de praktijk. Maar er wordt opgemerkt dat men door middel van een dagarrangement meer aandacht kan schenken aan ‘achterstandskinderen’. Het gaat voornamelijk om kinderen tussen 4 en 12 jaar, maar het geldt zeker ook voor driejarigen. Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
2
Directeur Generaal de Jong stelt zich voor. De Jong: “Ik ben een fan van brede scholen en denk dat het goed is om hier samen ervaringen uit te wisselen en knelpunten door te geven.” Op de vraag wat hij nu precies zo goed vindt aan brede scholen, antwoordt hij: “Het reguliere onderwijs schiet soms te kort om alle achterstanden te kunnen repareren. De brede school biedt meer kansen daarvoor. Het kan breder dan alleen het cognitieve. In de brede school is ruimte voor sport, beweging en andere zalen. Bovendien geeft de brede school een extra duwtje om de taalontwikkeling te stimuleren, bv. met voorlezen.”
Verschillen op de werkvloer In Groningen merken ze ook een verschil in onderwijsniveau van het personeel op: het onderwijs, met HBO-geschoolden, kijkt neer op de kinderopvang. Niet alleen de beeldvorming is slecht, maar daardoor ook de samenwerking. Annette van Valkengoed van Laterna Magica (Amsterdam) vertelt dat zij hier wel een oplossing voor hebben bedacht. Leerkrachten en pedagogisch medewerkers heten daar allemaal ‘coach’ en werken samen in units. De leerkrachten en pedagogisch medewerkers werken samen in één team en zien elkaar dus aan het werk. De coaches nemen zo dingen van elkaar over; pedagogische tact, maar ook didactische methodieken. Voor dit systeem is geen wettelijke beperking en je kunt op deze manier de samenwerking tussen onderwijs en opvang ver doorvoeren. Toni Britsia, uit Overvecht, en Job van Velsen benadrukken dat de houding van de leider cruciaal is voor een goede bedrijfscultuur. Er is één inspirerende leider nodig met visie en daadkracht. Laterna Magica stuurt in haar aannamebeleid overigens aan op een bepaald werk- en denkniveau. Daardoor blijft het soms wel lastig om altijd geschikte kandidaten te vinden. Op een vacature wordt altijd veel gereageerd, maar zo’n 90% van de sollicitanten valt af.
CAO Het is ingewikkeld dat er voor het onderwijs en de kinderopvang twee verschillende cao’s zijn. Daardoor ontstaan ook twee verschillende culturen; de kinderopvang heeft in haar CAO geen voorbereidingstijd vastgelegd. Als je een IKC wil gaan vormen, dan heb je die voorbereidingstijd in de kinderopvang wel nodig. De CAO is iets tussen de bonden en de Brancheorganisatie Kinderopvang. Het is geen wet- en regelgeving die door het ministerie kan worden aangepakt.
Pilot Flexibele onderwijstijden De pilot Flexibele onderwijstijden wordt gevolgd door de inspectie, de leerplichtambtenaren en de bonden, maar voor deze pilot is ruimte gecreëerd om vrijer met de regelgeving om te gaan. Wanneer andere scholen gaan experimenteren stuitten ze op regels. [In Maastricht?] blijkt het voor een school die een opvang wil opzetten moeilijk om afspraken te maken, omdat de partijen autonoom zijn. Een stichting kan een uitkomst bieden, zodat de partners flexibeler zijn. Job van Velsen concludeert dat de samenwerking tussen opvang en onderwijs per situatie kan verschillen, maar het is belangrijk dat iedereen een partner zoekt die bij hen past. Bovendien is het niet nodig om zelf een kinderopvang op te starten als je een organisatie kunt vinden die flexibel is.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
3
1.1. Thema: Samenwerking onderwijs en kinderopvang Ondanks alle belemmeringen moet je in de samenwerking kijken naar kansen en mogelijkheden. Beide partijen moeten water bij de wijn doen om tot een goede samenwerking te kunnen komen. Er moet begrip zijn voor alle medewerkers en voor wat ze doen. Je komt geen stap verder als je niet denkt ik kansen. Je moet altijd over de grenzen van je eigen organisatie heen kijken. Blijf ook niet focussen op het verschil tussen mbo- en hbo-medewerkers. Kinderopvangmedewerkers zijn bijvoorbeeld vaak veel beter in samenwerken en zijn pedagogisch gezien vaak veel sterker. Die expertise kun je in het onderwijs goed gebruiken. Kijk naar de talenten en kwaliteiten van medewerkers, vergader samen en vergader ook op momenten dat BSO-medewerkers de handen vrij hebben, bijvoorbeeld tijdens de lunch.
De rol van gemeenten Als gemeenten opdracht hebben om directeuren te laten samenwerken, dan gaat die samenwerking vaak veel minder makkelijk dan wanneer dit vanuit de directeuren zelf komt. Als gemeente moet je soms de tools geven om mensen aan te zetten tot samenwerken. Directeuren krijgen graag een methode aangereikt om sneller door het proces te kunnen.
Advies aan het ministerie over thema samenwerking onderwijs en opvang: Alle maatregelen, zoals de bezuinigingen op de kinderopvang, zetten de samenwerking onder druk. Doordat de kinderopvang veel moet bezuinigen, wordt zij een onbetrouwbare partner, terwijl ze dat zelf ook niet wil. Soms is er jarenlang tijd en geld geïnvesteerd in de samenwerking, die dreigt nu verloren te gaan. Bezuinigingen in onderwijs, opvang en welzijn zorgen ervoor dat er geen enkele kernorganisatie meer is die nu afspraken durft te maken voor over vier jaar.
Laterna Magica doet de volgende aanbeveling: Het ministerie kan een basisvoorziening maken, een masterplan, waarmee je in elk geval allemaal dezelfde kant op gaat. We moeten af van allerlei verschillende organisaties en geldstromen. We moeten naar één pedagogisch-didactisch beleid. Het ministerie kan een visie uitdragen rond de brede school. Een brede visie op ontschotting en het afschaffen van verschillende stromen. Een visie gericht op de talentontwikkeling van kinderen.
1.2. Thema: Driejarigen Op dit moment loopt de pilot Driejarigen. Dertig scholen doen hieraan mee. De regie ligt bij de school. HBO’ers worden ingezet in de peuterspeelzaal. De onderwijsinspectie inspecteert de VVE. Het opdrachtgeversberaad, waarin het Landelijk Steunpunt Brede Scholen participeert, is erg benieuwd hoe het na deze pilot verder gaat met de driejarigen. In Emmen loopt een experiment om kinderen, die niet naar de opvang gaan, te laten ontdekken hoe het is om naar school te gaan. Vanaf 3,5 jaar gaan zij een half jaar lang een halve dag per week naar de basisschool. Normaal gesproken gebeurt dat maar vijf keer een halve dag, geen 26 keer. De inspectie heeft veel bezwaren; de financiering en de regelgeving liggen ingewikkeld. Wettelijk gezien is het ook niet mogelijk om te doen, maar omdat het hier een pilot betreft is die
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
4
experimenteerruimte er wel. In Emmen zijn er op dit moment nog teveel kinderen die niet naar de peuterspeelzaal of naar de dagopvang gaan. In grote steden betreft het vaak alleen allochtone kinderen, maar in Emmen is dat niet het geval. Er zijn scholen waar 80 tot 90% van de kinderen geen voorschoolse educatie heeft gehad. Emmen heeft het idee dat dit beter gaat als de VVE onder auspiciën van de school uitgevoerd wordt. In Maastricht is het nu zo dat de inspectie er geen problemen mee heeft als kinderen met 3,5 jaar naar school gaan, maar dan moet het wel om excellente kinderen gaan. In dat geval sluit de school een contract met ouders waarin staat dat de ouders betalen voor deelname aan school. In Utrecht worden gemengde groepen gestimuleerd om de taalontwikkeling te stimuleren. Deze vorm van opvang zou net als school meer ‘ingeburgerd’ moeten zijn. Het is een probleem om alle kinderen te bereiken. Maar in Utrecht zitten bijna alle kinderen met 18 maanden bij een kinderopvang, daar wordt bij de inschrijving al op ingespeeld. Ouders krijgen intakegesprekken zodat de kinderen al in beeld zijn bij school. Ook consultatiebureaus zouden een rol daarin kunnen spelen. Nog niet overal is plaats en geld voor alle kinderen in de opvang, dat verschilt per gemeente. Maar belangrijk is dat ouders het kunnen betalen, daarom zijn er ook overal ongesubsidieerde en gesubsidieerde plaatsen. Nog steeds valt een bepaalde groep tussen wal en schip, die de opvang niet kan financieren. Kinderen vanaf 3 jaar naar kindcentrum is een haalbaar streven, bij kinderen vanaf 0 jaar is het nu nog een langetermijnwens. Tonny van den Berg, adviseur bij het Landelijk Steunpunt Brede Scholen, wil graag twee dingen uit elkaar houden, namelijk het kindcentrum als basisvoorziening voor iedereen en het achterstandsonderwijs. De financiën zijn bedoeld voor de tweede groep en die hebben een maatschappelijke opdracht. Voor deze kinderen is het goed om naar kinderopvang te gaan omdat zij thuis vaak iets missen. Deze situatie is heel erg afhankelijk van de gemeente en de wijk waarin de school staat. Bovendien benadrukt Tonny dat gemeenten de verplichting hebben tot een 100% bereik in de voorschoolse educatie. Als ze dat niet lukt, dan moeten de CJG’s aan de bak. Laterna Magica in Amsterdam kiest ervoor om alle driejarigen, waarvan de ouders dat willen, in te laten stromen in het onderwijs. Ouders betalen dan voor hun kind als kinderopvangkind. De inspectie doet daar niet moeilijk over. Maar er zijn natuurlijk ook kinderen die pas met vier jaar instromen. Aad Sijtsma (Emmen) vindt het vooral belangrijk dat kinderen vanaf 0 jaar met elkaar omgaan, met elkaar spelen en eten, zodat ze zich dan beter sociaal ontwikkelen en ze makkelijker leren. Hij pleit daarom voor: -
Voorschoolse ontwikkeling voor alle kinderen Extra budget voor kinderen die het nodig hebben, meer richten op doelgroep. Tegemoetkoming aan maatschappelijke ontwikkeling omdat beide ouders vaak werken en kinderen opgevangen moeten worden
Financiën In de discussie over de driejarigen wordt ook gesproken over de groep kinderen en ouders die niet meedoen aan het voorschools programma omdat ze het bijvoorbeeld niet kunnen betalen. Gesubsidieerde plekken in een heterogene groep zou hiervoor een oplossing kunnen zijn, mits de gemeente dat wil. Maar dat garandeert nog steeds geen 100% bereik.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
5
Advies aan het ministerie over het thema Driejarigen: De één pleit voor een maatschappelijke voorziening vanaf drie jaar, de ander voor een maatschappelijke voorziening al vanaf 0 jaar. Zeker is in ieder geval dat er herbezinning en beleid nodig is op het gebied van de driejarigen. Dat is ook een tegemoetkoming aan de maatschappelijke ontwikkeling waarbij beide ouders moeten werken voor het huis waarin ze wonen.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
6
3. Brede scholen in het buitenland Serv Vinders was van 1987 tot 2004 adviseur kinderopvang. Van 2001 tot 2004 was hij dat voor het ministerie. Sinds 2004 is hij voorzitter van een aantal werkgroepen en organiseert hij studiereizen rondom kinderopvang en samenwerking opvang en onderwijs.
Nederland in vergelijking met andere landen We moeten Nederland volgens Serv alleen vergelijken met landen die op Nederland lijken. In Hamburg heeft de overheid een sturende rol in de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang. In Finland gaan kinderen pas met zeven jaar naar school en in België al met 2 ½ jaar. Men meet de onderwijsresultaten altijd op basis van de Europese PISA-scores. Maar, Duitsland en Finland hebben de beste PISA-scores, dus de leeftijd waarop kinderen voor het eerst naar school gaan zegt niet zoveel. Volgens andere landen zijn wij ook heel goed in primair onderwijs, maar we vinden zelf van niet. We zijn nu van de tweede naar de derde plaats gezakt en benadrukken dat negatieve. In landen die slecht scoren is er wel veel aandacht voor de scores. Daar leiden slechte PISA-scores tot verandering in het systeem in opvang en onderwijs. Hier werkt dat niet zo. Toen Duitsland zeventiende stond was dat een grote schok. Ondanks alle bezuinigingen werd er daardoor extra geïnvesteerd in onderwijs. Ook in andere landen is de PISA-score een aandachtspunt. Zweden en Denemarken scoorden met respectievelijk de 4e en de 12e plaats slechter dan Nederland, zij ruilden hun vrijheid in voor meer structuur.
Finland In Finland wordt niet getest en er is geen onderwijsinspectie, wel zijn alle leerkrachten academisch geschoold. Het onderwijs in Finland is veel meer gebaseerd op vertrouwen. Het schoolbeleid in deze Europese landen verandert, zo ook in Nederland. Maar we kunnen teveel kanten uit en door deze versplintering groeit de behoefte aan één visie. Een vorm van BSO bestaat niet in Finland, daar zijn de kinderen na vier uur de verantwoordelijkheid van ouders, grootouders en buren.
Beweging op Europees niveau In alle andere Europese landen gaan kinderen vanaf 2,5 jaar vijf dagen per week naar de opvang. Daar wordt kinderopvang ook veel meer gepositioneerd als een leervoorziening. In Nederland zien we de kinderopvang niet als educatieve instelling, maar echt alleen als opvang. We moeten hier langzaam kleine dingen veranderen aan ons systeem. In alle landen is bovendien sprake van integratie van opvang in het onderwijs. Serv verwacht dat ook in Nederland de opvang onder het onderwijssysteem gaat vallen en dat onderwijs daardoor de overhand krijgt.
Duitsland Het systeem in Duitsland is gedecentraliseerd, er is dus niet één onderwijssysteem. Elk Bundesland heeft zijn eigen systeem en de PISA-scores verschillen dan ook sterk. Er is wel een Ganztagschule, daarin vangt de pedagogisch medewerker de kinderen ’s ochtends op met thee. Om 8 uur begint de leraar met onderwijs samen met een pedagogisch medewerker. De leraren zijn een half jaar langer opgeleid dan de pedagogische medewerkers. Er zijn lange pauzes en er worden veel BSO-activiteiten georganiseerd. Het spelen wordt afgewisseld met onderwijs. Dit systeem leidt niet tot betere of slechtere onderwijsresultaten, maar wel tot betere sociale vaardigheden. In Duitsland zeggen ze: je
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
7
moet drie p’s hebben: (een goede) pedagogische visie, (goed) personeel en plaats; fysieke ruimte voor de kinderen. Met dat laatste is het slecht gesteld in Nederland. Het bioritmemodel leidt niet tot betere resultaten of slechtere. Het effect van degene die voor de groep staat is 1.000x groter dan het effect van het bioritmemodel.
‘Hoe zit het in omringende landen met de overheidsbemoeienis in de kinderopvang?’ Met de regelgeving kun je twee kanten uit. In sommige landen is de regelgeving strenger, in andere minder streng. Wanneer de regelgeving groter wordt, zoals in Hamburg, dan worden scholen afhankelijk van (vergunningen van) de overheid. Wanneer de regelgeving kleiner wordt, is er meer ruimte voor scholen om te ondernemen. De budgetvrijheid die we hier hebben, heeft geleid tot een enorme innovatie in de kinderopvang. In Nederland was de kinderopvang sinds 2003 aan het groeien, maar die groei is inmiddels gestagneerd. In Engeland is in alle centra waar ouders moeten komen de kinderopvang geïntegreerd.
Samenwerking kinderopvang en onderwijs in Nederland Bij ons is de kinderopvang er echt voor de opvang voor de arbeidsmarkt. In Duitsland is de opvang er voor de Bildung. Het Nederlandse systeem heeft één groot gebrek; de kinderen die de opvang het meest nodig hebben, komen er nooit. Als we in Nederland een doorbraak willen bereiken, wordt het geven en nemen. Aan de voorbeelden over de grens kunnen we zien dat we het stap voor stap moeten doen. Je ziet door de jaren heen dat er wel beweging in de kinderopvang zit, ook zonder dat er in het rijk regelgeving voor wordt bedacht of een kader voor wordt geschept. Er is één visie nodig, die leidt tot vervolgstappen. In zekere zin heeft de pilot Dagarrangementen een dergelijke visie. Tonny van den berg: “Het probleem in Nederland is dat alle eerste brede scholen zijn gestart met de blik op Amerika, de community schools en het achterstandenbeleid. Later zagen we de Scandinavische modellen. Nu komen die twee verschillende perspectieven bij elkaar en dat botst.” Joop Vinck (Maastricht): “Waar je naartoe wil, bepaalt welke subsidie je op welk moment inzet. De subsidie bepaalt niet waar jij heen gaat. Je moet allereerst gaan voor een visie en de rest gebruik je daarvoor.” Voor een herstructurering is volgens Serv niet per se meer geld nodig. “Ik heb vaak het idee dat geld de motivatie is. Het kabinet denkt vaak dat aanpassingen heel duur zijn. Je moet daarom een visie hebben en aantonen dat die visie geen miljarden extra kost. Daarbij moeten we kijken naar sociale ontwikkelingen; de tijd dat opa’s en oma’s bij konden springen en de tijd van de vrouw die maar twintig uur werkt, is voorbij.”
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
8
4. Facultatieve gedeelte van de masterclass 4.1. Studiereis naar Denemarken (5 studiepunten) Dit jaar gaat de studiereis van de ambassadeurs van het Landelijk Steunpunt Brede Scholen naar Kopenhagen. Er is voor Denemarken gekozen, omdat zij verder zijn dan wij, maar ook weer geen twintig jaar verder, zoals in Zweden, daar is de visie al te ver uitgewerkt. In Denemarken gaan we in gesprek met diverse partijen: -
Gemeenten, die veel belastinggeld kunnen investeren. Vakbond Drie scholen
4.2. Traject voor uitwisseling met Brede scholen in het buitenland In het Comeniusproject kunnen vier of vijf onderwijspartners verspreid over verschillende landen gezamenlijk geld aanvragen om elkaar te bezoeken. Hieraan kunnen scholen uit alle 27 EU-landen meedoen. Er moet een thema geformuleerd worden dat de partners bindt, zoals ‘leren en spelend leren’. Zo kunnen de scholen leren van elkaars ervaringen. -
[?] Zowel leraren als ouders en leerlingen kunnen andere scholen bezoeken en krijgen de andere partners op bezoek De aanvraag volgt na een voorbereidingsbezoek, de deadline daarvoor is 1 maart 2013. De eventuele toezegging volgt na zes weken. Het is de bedoeling dat de scholen tussentijds onderlinge communicatie tot stand brengen. Elke deelnemende partner krijgt een budget van € 24.000,- voor alle onderdelen van de uitwisseling Na twee jaar moet een eindrapport opgesteld worden.
Uit deze uitwisseling kan een internationaal netwerk van ervaringsdeskundigen voortkomen. Dit zou een inspiratie en een stimulans kunnen zijn voor anderen. Niet alleen het bezoeken, maar ook het ontvangen van andere scholen is heel interessant, bijvoorbeeld een bezoek van een Turkse school bij ‘onze’ Turkse kinderen. Je kunt je school hierdoor weer door andere ogen bekijken. Het Landelijk Steunpunt Brede Scholen wil adviseren en bemiddelen als er een idee op papier staat, dit kan voor 20 mei 2012 naar Tonny van den Berg en Serv Vinders gestuurd worden.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
9
Bijlage 1: Aanwezige ambassadeurs
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
10
Bijlage 2: Kansen en knelpunten Kansen
Brede School-opdracht o In Arnhem heeft gemeente zich voorgenomen deze aan te scherpen o Ambitie om zorg rond kinderen dichterbij en efficiënter te organiseren o Meer mogelijkheden voor samenwerking (ook tussen Brede Scholen onderling), die ontwikkelingskansen biedt voor kinderen. Voorschoolse educatie o Doorgaande pedagogische/educatieve lijn vanaf 2,5 – 3 jr. t/m basisschool. Doorzetten in regelgeving! o IKC kan een extra investering zijn voor voorschoolse educatie om achterstanden te voorkomen Techniek / ICT (daar is meer geld) o Nieuwe visie op leren en groeien o Nieuwe samenwerkingsverbanden Taalachterstanden aanpakken o Actief zoeken naar programma’s o Extra inzet op VVE-doelgroepkinderen en -ouders Huisvesting o Accommodatieproblemen (te oud/groot/klein) bieden nieuwe kansen; de partijen hebben elkaar nodig om de gebouwen te vullen of een goed onderdak te vinden Gemeentes o Nieuwe rijksmaatregelen kunnen nieuwe initiatieven en creativiteit sneller bewerkstellingen en ondersteunen. Ouderbetrokkenheid o In Emmen en Groningen willen de brede scholen in samenwerking met de gemeenten meer dorps- en wijkgericht werken, bv. door door centra voor Jeugd en Gezin op te richten. o Afstemming tussen Leerkracht – Leerling – Ouder (LLO-driehoek) o Ouders zijn deskundig en een gelijkwaardige gesprekspartner / educatief partnerschap met ouders o Opkomst van vaderbetrokkenheid o Gemeenten kunnen hier meer aandacht aan besteden Marktgericht denken o Kindcentrum als PR; onderscheiden en dienstverlenen o Zoeken naar andere geldstromen, bijvoorbeeld voor coördinatie en ouderbetrokkenheid Combinatiefuncties o De combinatiefunctie heeft zijn effect bewezen in veel gemeenten en krijgt een vervolg in buurtsportcoaches
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
11
Nieuwe Schooltijden o Het experimenteren in het schoolrooster biedt mogelijkheden Decentralisatie van Jeugdzorg o WMO gaat van jeugdzorg naar Brede School Nieuwe opleidingen o De meerwaarde van een opleiding als ‘ecologische pedagogiek’, die het kind in zijn omgeving bestudeerd.
Knelpunten
Bezuinigingen op onderwijs, zorg en welzijn o Gemeenten Stedelijke kortingspas voor achterstandsgroep steeds minder beschikbaar o Primair onderwijs Scholen zijn verplicht vorm te geven aan Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), maar hebben te weinig middelen hiervoor. o Kinderopvang Ouders van kinderen uit achterstandsgroepen kunnen dat niet meer betalen Subsidies gaan omlaag en daardoor wordt het aanbod voor mensen met een laag inkomen beperkt. o Jeugdzorg Door de decentralisatie van Jeugdzorg en Passend Onderwijs kan het zijn dat kinderen die extra aandacht nodig hebben buiten de boot vallen, omdat er minder regie is. o Algemeen Weinig nieuwe stappen zetten, weinig besluitvaardigheid. Risico’s worden aan anderen overgelaten Minder of geen begeleiding / coördinatie (bv. Kunst en Krispijn project in Dordrecht) Samenwerking wordt door bezuinigingen verstoord. Meer gezinnen die door de bezuinigingen onder de armoedegrens terechtkomen, zodat kinderen uit deze gezinnen meer zorg nodig hebben Strenge regelgeving en starre inspectie o Regelgeving biedt weinig ruimte voor (ontwikkeling van) experimenten rond saliëring, CAO’s, (verruiming) arbeidstijdenwet, GGD en Onderwijshuisvesting Vrijblijvendheid van Brede School o Geen stelsel (m.n. bij startgroepen) o Vrijblijvende regelgeving VVE Samenwerking van scholen en kinderopvang o Zeggenschap van scholen over voorschoolse kinderopvang wordt steeds meer. o Samenwerking zou kunnen eindigen in een fusie, waardoor deze instellingen niet meer zelfstandig zijn.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
12
o Scheve verhouding, omdat kinderopvang een commerciële instelling is en school niet. Daardoor is er een verschil in bedrijfsvoering en daardoor wordt de samenwerking verstoord. o Proces van effectieve krachtenbundeling gaat moeizaam door bestuurlijke tegenstellingen. Hierbij komt de toekomst van samenwerking en goede dagarrangementen op de tocht. o Kinderopvang en school vallen onder verschillende ministeries. Coördinatoren en leraren/combinatiefuncties in Brede School of IKC o Leraren hebben andere competenties nodig dan voor regulier onderwijs; personeel moet anders worden opgeleid. o Leraren zijn ‘alles-doeners’. Dit is een te dure, inefficiënte inzet. Dit zou opgelost kunnen worden door taken te splitsen; leerkrachten en onderwijsassistenten. o Coördinatoren wisselen te vaak, waardoor een langetermijnsbeleid bemoeilijkt wordt. Taalachterstand o De beheersing van de Nederlandse taal gaat achteruit. Krimp o Maastricht heeft te maken met een sterke krimp per school. Minder leerlingen betekent minder geld, minder personeel en hogere kosten voor het gebouw. o Door krimp gaat de opheffingsnorm van 165 gelden voor een vijftiental scholen, waardoor jong en gekwalificeerd personeel in de RDDF terecht komt.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
13
Arnhem (Arnhemse Brede Scholen)
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
14
Arnhem (Bredeschool Presikhaven) - Gea Mulder
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
15
Almere (Brede school Almere) – Annet Tuinstra
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
16
Dordrecht (Pius 10) Knelpunten: - Dat er geen tijd meer is voor brede schoolzaken door bezuiniging, - Tussen Kunst en Krispijn-project staat op de tocht! Zo is er straks ook niet niemand meer die het ‘Brede schoolgebeuren’ kan begeleiden, initiëren en/of aansturen. Kansen: - Waarschijnlijk komen er wel geldstromen voor Techniek, dat zou ook verder integraal kunnen worden ingevoerd. - Samenwerking tussen de diverse brede scholen lijkt me een goede ontwikkeling. - Als ik er de kans voor kreeg zou ik zoeken naar andere geldstromen. Dan zou ik ook daar dagen van kunnen betalen voor coördinatie e.d. - Ouderbetrokkenheid is misschien nog een zaak die met ‘hulp’ kan worden gerealiseerd.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
17
Emmen - Aad Sijtsma meest bevreesd? A. bezuinigingen van de gemeente, waardoor de begeleiding/coördinatie minder of zelf geheel weg valt. B. de zeggenschap van de scholen over het voorschoolse gedeelte meer wordt (met name het management van de scholen). C. Bezuinigingen op welzijn, sociaal cultureel werk, preventie gezondheid en andere sociaal/gezondheid mogelijkheden binnen de Brede School/dorp/wijk. meest kansrijk? A. meer mogelijkheden door samen te werken, meer ontwikkelingskansen voor kinderen. B. accommodatieproblemen, te oud, te groot, te klein etc. bieden mogelijkheden om samen nieuwe kansen te pakken. C. voor de gemeente Emmen; de gemeente wil meer dorps- en wijkgericht werken, dit biedt kansen.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
18
Groningen – Mariëlle Reneman en Marije Plantinga Bevreesd * bezuinigingen. minder geld voor onderwijs, zorg en welzijn. * meer kinderen, gezinnen die door de bezuinigingen onder de armoede grens terecht komen, meer zorg nodig hebben en meer ouders die thuis komen te zitten zonder werk ->demotivatie, verveling, meer hulp nodig dat is wegbezuinigd want gaat om eigen kracht wat ontbreekt * verzelfstandiging van schoolbesturen. minder regie en sturing op enz. ik zie de decentralisatie van de jeugdzorg én passend onderwijs als een vrees en niet als een kans, aangezien door de bezuinigingen op onderwijs geen passend aanbod gegeven kan worden voor kinderen die eigenlijk extra aandacht nodig hebben, hierdoor buiten de boot vallen en door bezuiniging jeugdzorg niet de juiste hulp en zorg meer krijgen die ze nodig hebben Kansrijk * politieke aandacht voor ouderbetrokkenheid (belangrijk en onderschat onderwerp binnen de brede school ontwikkeling) * decentralisatie jeugdzorg =>zie mijn opmerking * meer verbinding tussen brede school ontwikkeling en wijksgewijswerken. * centra voor jeugd en gezin als sterke organisaties in de wijken en verbinding met de scholen en de wijk. * mogelijkheden experimenten nieuwe schooltijden * extra inzet op VVE doelgroepkinderen en ouders
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
19
Maastricht – Joop Vinck Meest bevreesd: - Krimp. Maastricht heeft te maken met een sterke krimp die per school varieert van 3% tot 7,5%. Dit betekent jaarlijks vermindering van het (gekwalificeerde) personeelsbestand. De teruggang in het personeelsbestand komt door hogere personeelslasten en lagere inkomsten GPL, afname inkomsten impulsgelden, minder leerlingen (door lagere geboortecijfer) in de leeftijd van 4-7 jaar en daardoor minder inkomsten op basis van leerlingen, wegvallen van subsidie door verminderen van inkomsten loonderving OOP, minder leerlingen = hogere kosten gebouw - Opheffingsnorm. De opheffingsnorm van scholen in Maastricht is gesteld op 165 (163 + 3%). Een vijftiental scholen in de stad dendert naar beneden in leerlingaantallen en komt onder de opheffingsnorm. Jong en gekwalificeerd personeel komt in de RDDF - Bestuurlijke tegenstellingen die leiden tot stroperige processen om te komen tot een effectieve krachtenbundeling om te komen tot een centrale aanpak in het realiseren van kindcentra in de stad, waardoor de toekomst van samenwerking en goede dagarrangementen gewaarborgd wordt - Samenwerkingspartners komen in de knel tussen de schoolbestuurlijke belangen - Aanjagen van processen op locatie om te komen tot kindcentra moeten uit de krimpende middelen gehaald worden en dat zet de inzetbaarheid onder druk Meest kansrijk: - Bestuurlijke samenwerking onder aansturing van een visie van de gemeente Maastricht om in Maastricht te komen van 30 basisscholen en even zoveel peuterspeelzalen en kinderopvanglocaties naar een 15-20 nieuw te ontwikkelen kindcentra in de stad, die bovenbuurtelijk moeten functioneren - Pilot in samenwerking tussen bestuur voor primair onderwijs en de grootste kinderopvangorganisatie van Zuid-Limburg (MIK) om te komen tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor dagopvang van 7-7, waarbij 2 modellen in ontwikkeling worden gebracht: - Directeur van de school is ook locatiemanager van de kinderopvang - Centrale coördinatie van een kindcentrum met onderwijs, welzijn, peuterspeelzaal en kinderopvang, die moet doorgroeien naar een kindcentrum met één directeur - Stedelijke regie en afstemming op de programma’s voor dagarrangementen om te komen tot een naschools aanbod, dat gevarieerd is en dichtbij het kindcentrum of in het kindcentrum afgenomen kan worden - VVE stedelijk zo afgestemd, dat de doorgaande lijnen gewaarborgd zijn door één stedelijk overdrachtsformulier van alle instellingen naar het PO, tijd voor het creëren van een zorgbrug van 2-6 jaar, waarin peuterspeelzaal/kinderopvang en PO samen verantwoordelijk worden voor de doorgaande zorglijn en aanpak ouderbetrokkenheid
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
20
Leeuwarden - Hanny Voskuylen Bevreesd voor: - De huidige regelgeving in onderwijs en kinderopvang/peuterspeelzaalland biedt weinig ruimte voor experimenten en het vormgeven van nieuwe initiatieven. Te denken valt aan: salariëring, cao’s, (verruiming) arbeidstijdenwet, GGD criteria die per beroepsgroep te verschillend zijn, onderwijshuisvesting! - Wanneer er geen verruiming of aanpassing van regelgeving plaats vindt (op o.a. bovenstaande gebieden) bestaat de kans dat de nieuwe ontwikkelingen die nu ontstaan niet of minder goed uitgewerkt worden en de partijen die betrokken zijn bij nieuwe initiatieven er niet in slagen om hieraan vorm te geven. De vervlechting van beroepsgroepen zullen dan niet ontstaan - De starre houding van de inspectie biedt weinig ruimte voor experimenten - De nieuwe privacywet is te weinig bekend ‘in het veld’ (Jolanda van Boven). Professionals voelen nog niet de ruimte en de verplichting om tot handelen te komen in situaties die de ontwikkeling van kinderen bedreigen. - Scholen zijn verplicht om vorm te geven aan de VVE. Scholen geven aan hier te weinig middelen voor te hebben. Er is geen pressie of prestatieafspraak naar de scholen om VVE vorm te geven. Regeling is nu te vrijblijvend - Samenwerking kinderopvang en scholen loopt risicovol omdat de kinderopvang een commerciële instelling is en de scholen niet - De competenties voor medewerkers in brede scholen/IKC zijn anders van aard dan die waar de huidige medewerkers van de diverse instellingen aan moeten voldoen. Hierin ligt een taak voor de opleidingen - De leerkracht is nu de ‘alles-doener’ van en voor een groep. Dit is een te dure, niet effectieve inzet van de kwaliteiten van de leerkracht. Er zou een differentiatie plaats moeten vinden: een splitsing van taken tussen de leerkracht en bijv. de onderwijsassistent. - De ontwikkeling naar IKC betekent een opname van de kinderopvang en/of peuterspeelzaal organisatie in een nieuwe organisatie. Die zou het einde van deze instellingen als zelfstandige onderneming kunnen betekenen. Kansen m.b.t. IKC én andere ontwikkelingen - IKC als werk en vind plek voor kinderen en ouders in kwetsbare situaties en als startpunt voor een educatief partnerschap met ouders - IKC biedt kansen voor kinderen - IKC als extra investering en preventie voor kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar, wat weer als vliegwiel kan dienen voor het opzetten van een betere doorgaande lijn - Nieuwe Rijksmaatregelen kunnen nieuwe initiatieven en creativiteit sneller bewerkstellingen en ondersteunen.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
21
Rosmalen (Kindcentrum de Troubadour) – Mirjam Brussé
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
22
Utrecht (De Schakel) - Margot Hoeben de puzzels: 1. De beheersing van de Nederlandse taal 2. De school loopt vooruit in de wijk met ouderbetrokkenheid 3. te veel wisseling van coördinatoren in de wijk de parels: 1. de afstemming tussen leerkracht- leerling-ouder (de LLO driehoek) 2. ouders zijn deskundig en worden bejegend als gelijkwaardige gesprekspartners (werkgroep ouderbetrokkenheid) 3. de opkomst van Vaderbetrokkenheid
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
23
Zutphen (Educatief Centrum De Hoven) - Anje Bechtel en Rita Hartelman
Voor welke drie ontwikkelingen zijn wij het meest bevreesd? Bezuinigingen in het onderwijs en kinderopvang. De ontwikkeling van onderwijs en opvang komt stil te staan, kwaliteit en kennis gaan verloren. De gemeente Zutphen heeft de subsidies voor het peuterwerk enorm gekort. In verschillende delen van de stad zijn peuterspeelzalen hierdoor gesloten. Dit betekent dat veel peuters waar van de ouders niet beide werken, en dus niet in aanmerking komen voor een bijdrage vanuit de wet kinderopvang, nu thuis zitten. Vaak treft dit net de groep kinderen die ondersteuning nodig hebben om bijvoorbeeld een taalachterstand te voorkomen. Peuters lopen ook een achterstand op hun leeftijdsgenoten op. Wordt dit kind vier en gaat het naar de basisschool dan is de leerkracht, die toch meestal voor een grote groep kinderen staat, hier enorm druk mee. Als Educatief Centrum bieden wij nu peuters opvang aan op twee ochtenden van 8.30-12.00 uur op basis van een 40 wekencontract. Ouders moeten wel onder de wet kinderopvang vallen om in aanmerking te kunnen komen voor een bijdrage van het rijk. Op deze manier komen wij toch een aantal ouders en kinderen tegemoet. Samenwerking met anderen staat op de tocht. Door bezuinigingen maken partijen waar mee je wilt samenwerken soms andere keuzes. Hierdoor kunnen samenwerkingsverbanden op en laag pitje komen te staan. Door de bezuinigingen maken ouders andere keuzes voor de naschoolse opvang van hun kinderen. Kinderen die daar nog niet aan toe zijn zitten alleen thuis op momenten waarop ouders werken. Wat zijn hier de gevolgen van, wat gaan kinderen doen als zij zoveel verantwoordelijkheid krijgen maar dit nog niet aankunnen.
Wat vinden wij het meest kansrijk: Onderwijs en kinderopvang zijn aanvullend aan elkaar, deze kansen moet je samen zien. We hebben elkaar nodig en kunnen elkaar sterk maken voor alle kinderen van 0 tot 13 jaar. We kunnen samen zorgen voor een doorgaande lijn en zorglijn. Als school en opvang zoals in onze situatie, in een gebouw ondergebracht zijn, is dit voor ouders een ideale plek. Ouders kunnen alle producten, voorschoolse opvang, dagopvang, onderwijs, tussen- en naschoolse opvang in één gebouw afnemen van 7.30 uur tot en met 18.00 uur. Wij willen dat ouders maar een loket nodig hebben om hun kind op een juiste manier ondergebracht te hebben.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen – Masterclass Ambassadeurs
24