Verslag Interieurplatform 4
Interieurs: ontworpen of gegroeid? Datum: 15 maart 2013, 13.30-17.00 uur Locatie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort Verslag: Saskia Minjon Met 139 aanmeldingen was het interieurplatform weer een druk bezochte middag. Eloy Koldeweij opende als dagvoorzitter dit vierde Interieurplatform. Als introductie meldde hij dat het thema historische interieurs volop in de belangstelling staan. Diverse personen in Nederland houden zich actief hiermee bezig. Er wordt veel gepubliceerd. De belangrijkste recente uitgaven: - Berend Dubbe, Huusraet. Het stedelijk woonhuis in de Bourgondische tijd, 2012 (276p.). Hoe leefden ‘gewone’ burgers in de Lage Landen in de Late Middeleeuwen? Door nieuwe verbanden te leggen tussen archiefmateriaal, decoratieve kunst en archeologie worden nieuwe deuren geopend. - Natasja Hogen, In weelde baden. De badkamer in het Nederlandse interieur, 2012 (216 p.). Pas vanaf 1850 raakte de badkamer, als ruimte primair bedoelt voor lichamelijke verzorging, echt in opkomst. Dit onderzoek levert een bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de theorievorming over de materiele cultuur van de badkamer. - Heidi de Mare, Huiselijke taferelen. De veranderende rol van het beeld in de Gouden Eeuw, 2012 (608 p.). Een diepgaand onderzoek naar de verbeelding van het huiselijk leven in werken van Simon Stevin, Jacob Cats, Pieter de Hooch en Samuel van Hoogstraten legt het fundament voor de stelling dat schilderijen, architectuurtekeningen en andere visuele producten een vorm van kennis belichamen, die is samengebald in de kunst van het bouwen, het schilderen en de poëzie, maar ook in de wijze waarop burgers in de stad samenleefden of hoe men een huwelijk inrichtte. - Laura Roscam Abbing, Een herenhuis vol ornamenten, 1880-1920, 2012 (128 p.). Voorzien van veel foto's geeft het boek achtergrondinformatie over ontwerp en bouw, maar vooral de versiering en ornamenten van de karakteristieke herenhuizen van rond1900 die in veel Nederlandse steden te vinden zijn. In de pauze was er mogelijkheid om deze laatste publicatie in te zien en aan te schaffen.
Thema van de dag is ‘Interieurs: ontworpen of gegroeid?’. Er staan vier sprekers op het programma die met hun lezing meer licht zullen werpen op wat er met deze vraag bedoeld wordt. Om de eerste spreker in te leiden werd het voorbeeld aangehaald va n de Sint Annakerk in Breda. In deze neogotische kruisbasiliek is in 2002 in het kader van herbestemming een modern kantorencomplex aangebracht. Wat behelst de moderne architect zoal? Het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch: een gebouwencomplex met eeuwenoude en hedendaagse interieurs. Janneke Bierman architect en directeur van Bierman Henket Architecten Sinds 2003 is het bureau Bierman Henket Architecten bezig met de ontwikkeling van het museumkwartier van ’s-Hertogenbosch. Het gaat om een complex van gebouwen uit verschillende periodes, waar het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch en het Noordbrabants Museum in worden ondergebracht. Het achttiende-eeuwse pand van Pieter de Swart wordt als een soort woonhuis hersteld, zodat bezoekers zich weer van kamer naar kamer kunnen bewegen, en het negentiendeeeuwse kantoorgebouw van Jacobus van Lokhorst wordt zoveel mogelijk teruggebracht in de oorspronkelijke staat. Aan de uitbreiding van het Noordbrabants Museum die in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd ontworpen door Wim Quist worden weinig grote aanpassingen gedaan. Ten slotte is er voor het Stedelijk Museum een nieuw gebouw aan het geheel toegevoegd. Op de nieuwbouw is in deze lezing verder niet ingegaan. De gebouwen zijn aangelegd rondom een binnentuin. Uitgangspunt bij dit project was het realiseren van twee entrees waartussen een publieke route aangelegd zou worden, zodat bezoekers ook zonder museumkaartje gebruik kunnen maken van de tuin, de winkel en het café. In het gebouw van Van Lokhorst bevonden zich rijke neoclassicistische en neogotische decoraties en polychrome vloeren. Bij de modernisering in de jaren vijftig is veel van deze interieurs verloren gegaan. Tijdens de restauratie wilde men zoveel mogelijk van dit interieur herstellen, echter zonder historiserend te werk te gaan. In de centrale ruimtes zijn de oorspronkelijke kleurstellingen teruggebracht. In de ruimte voor het café heeft men de interieurs van Van Lokhorst opnieuw geïnterpreteerd en er een eigentijdse invulling aan gegeven. Binnen dit project stond de beleving van de bezoeker centraal. Om deze reden is veel kleur gebruikt in de zalen van het Noordbrabants Museum en ook in de Statenzaal is een stevige kleur toegevoegd aan het oude interieur. In de Rode en Groene Salon wilde men het karakter van deze ruimtes behouden, maar tegelijkertijd moest het geheel aantrekkelijker worden. Er is kleurenonderzoek gedaan om na
Sint Annakerk, Breda
Indeling museumkwartier ‘s-Hertogenbosch
Statenzaal met nieuwe wandbespanning en vloer
te gaan of er aanknopingspunten waren om de kleur te veranderen. De Rode Salon zal nu blauw in de Lodewijk XV stijl worden uitgevoerd en de Groene Salon okerkleurig in de Empirestijl. De grootste uitdaging was de apparatuur die moest worden aangebracht om het gebouw aan de moderne brandveiligheids- en museumeisen te laten voldoen, zoals een sprinklerinstallatie, luchtbehandeling en beveiliging. De luchtbehandeling is geheel weggewerkt achter de lambrisering. Om dit mogelijk te maken zijn de middenpanelen van de originele lambrisering geperforeerd. In een aantal vertrekken waar oorspronkelijk geen lambrisering aanwezig was, is deze nu speciaal voor dit doel aangebracht. Bij de ramen in het gebouw van Pieter de Swart zijn luiken aangebracht ten behoeve van zonwering. Hoewel De Swart voor een aantal van zijn andere bouwwerken wel luiken heeft ontworpen, zijn deze hier nooit aanwezig geweest. De hier nu toegevoegde luiken versterken het contrast tussen de verschillende gebouwen van het complex. Tegelijkertijd was één van de uitgangspunten dat van de diversiteit één geheel moest worden gemaakt. Dit aspect geeft aan hoe complex de keuzes zijn die bij dit project gemaakt moesten worden. Omdat er nog druk gewerkt wordt aan de afwerking van de interieurs, konden er nog geen nieuwe beelden getoond worden. Op 25 mei vindt de grote opening plaats. Daarna is iedereen van harte welkom om het geheel zelf te komen bekijken. Vragen en discussie Vanuit de zaal werd de vraag gesteld wat er is gebeurd met het meubilair. Waar zijn de 150 stoelen die zich in de Statenzaal bevonden heen gegaan? Janneke Bierman gaf aan dat deze zijn behouden en in opslag staan, maar niet zullen worden teruggeplaatst. Een andere vraag was op welke manier de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed betrokken was bij dit project. Jacqueline von Santen, senior consulent architectuurhistorie bij de RCE, lichtte toe dat de monumentenvergunning voor dit project al jaren geleden is afgegeven. Veel van het onderzoek kon echter pas tijdens de restauratie worden gedaan. Hierover is steeds overleg gepleegd. Ten behoeve van de begeleiding van dit restauratieproject is een adviesgroep in het leven geroepen, waarin onder anderen de gemeente, de RCE en de museumdirectie zitting hadden. Eloy Koldeweij leidde de tweede spreker van de middag in. Wat is er nog over van de talloze zeventiende en achttiende-eeuwse interieurs die zich achter de gevels van de Amsterdamse panden bevonden? En wat is er aan veranderd? Eén van de partijen die hier zicht op heeft, is Vereniging Hendrick de Keyser. Deze in 1918 opgerichte vereniging bezit in Amsterdam maar liefst 81 monumentale panden.
Impressie kleurgebruik in zalen Noordbrabants Museum
Gebouwen van Pieter de Swart en Wim Quist
Geperforeerde lambrisering
Interieurrestauraties in de praktijk: de hedendaagse benadering door een 95-jarige eigenaar. Isja Finaly Adjunct directeur van Vereniging Hendrick de Keyser Vereniging Hendrick de Keyser bestaat dit jaar 95 jaar. Dit betekent 95 jaar eigenaarschap. In deze periode zijn honderden restauraties uitgevoerd. Het eerste voorbeeld dat de spreekster gaf, was het Raadhuis van Usquert ontworpen door H.P. Berlage uit 1928. Uitgangspunt bij de restauratie was het compleet maken van de ruimtes. Kleurstellingen van de deuren werden weer hersteld en in de raadzaal werden zowel de kleuren als de wandbespanning teruggebracht. Door dit soort restauratie-ingrepen kan het uiterlijk van een ruimte hersteld worden. Het bestek van de bouw van het raadhuis was in het archief bewaard gebleven. Hierdoor waren zelfs de kleurnummers bekend. Dit betekende bijvoorbeeld voor de spreekkamer dat er heftige kleuren werden teruggebracht. Spreekkamer Raadhuis Usquert na restauratie Uitgangspunten voor restauratie zijn het gebouw zelf, de archivalia, vondsten en eventueel andere verwante gebouwen die als voorbeeld kunnen dienen. Voor de restauratie van ontworpen interieurs geldt meestal alles of niets. Vaak gaat het echter om gebouwen en interieurs die niet als één geheel ontworpen zijn, maar die in de loop van de tijd gewijzigd en aangepast zijn. Vanaf de oprichting van Vereniging Hendrick de Keyser houdt deze vereniging zich bezig met onderhoud en restauratie. De periode 1930-1970 was de tijd van reconstructie waarin restauratiearchitecten A.A. Kok en Jan de Meijer de toon aangaven. Als voorbeeld werd Oudezijds Voorburgwal 14 genoemd. Van dit pand werd de trapgevel geheel gereconstrueerd. In de periode vanaf 1970 ging men steeds meer behouden. Zo werd de achttiende-eeuwse gevel van het zestiende-eeuwse huis Rotterdamse Kaai 1 in Middelburg in stand gehouden. Voor gegroeide interieurs ontstond de vraag welke elementen bij restauratie beschermd en behouden moeten worden. Restauratie was vaak een interpretatie, men ging uit van wat zij dachten dat ooit de bedoeling zou zijn Gang Huis van Brienen, ca. 1970 geweest. Zo werden in Huis van Brienen de deuren in de gang bruin gemaakt om ze zo bij het houten trappenhuis te laten passen. In de jaren negentig bleek echter dat in de achttiende-eeuwse situatie de deuren groen waren geweest. Er wordt niet altijd genoeg teruggevonden van oudere lagen om terug te restaureren of te reconstrueren. Huis Nijenburg is hier een voorbeeld van. In dit achttiende-eeuwse buitenhuis was in het interieur de negentiende eeuwse fase zo overheersend dat werd besloten deze te behouden. Alleen voor de Blauwe Zaal, uitgevoerd in de Marotstijl en voorzien van schilderingen door Jan Hoogsaat, werd een uitzondering gemaakt. De laatste casus die werd besproken is het pand Hinthamerstraat 138 in ’s-Hertogenbosch. Hier bleek een middeleeuws pand achter de negentiende-eeuwse gevel schuil te gaan. Het huis heeft een vijftiendeeeuwse kern en een zestiende-eeuwse opbouw. De aankleding en afwerking van het interieur is evenals de gevel voornamelijk negentiende-eeuws. In de opkamer werden verschillende middeleeuwse Blauwe Zaal Kasteel Nijenburg
muurschilderingen aangetroffen met onder meer een hert met het Hubertusteken in het gewei. Uitgangspunt voor de restauratie werd het behouden van de oudste elementen van het pand, het herstellen en conserveren van de middeleeuwse schilderingen en het behouden van de negentiendeeeuwse afwerking. Zo werden in de voorkamer op de verdieping de sleutelstukken aangevuld waar deze niet meer aanwezig waren. Voor de opkamer wordt overwogen de moer- en kinderbinten weer in het zicht te brengen door het rijk gedecoreerde negentiende-eeuwse stucplafond te verwijderen. Dit omdat de bijzondere muurschilderingen nu niet goed te beleven zijn. Eén van de uitgangspunten van Vereniging Hendrick de Keyser is om alle elementen van historische waarde in een pand te behouden, maar in dit geval wil ze de mogelijkheid tot het maken van een uitzondering open houden. Over deze kwestie is het laatste woord nog niet gesproken. Vragen en discussie Vanuit de zaal kwam de vraag wat men heeft gedaan met de geschilderde vloerafwerking die in het pand aanwezig is. Hierop werd geantwoord dat deze wel is behouden, maar is afgedekt door een brandveilige fermacell dekvloer, in verband met de semiopenbare functie van het gebouw. De vereniging probeert zoveel mogelijk te handhaven en waar zaken in het zicht kunnen blijven gebeurt dit ook. Er ontstond hierna een discussie over het handhaven van de middeleeuwse muurschilderingen en het handhaven of verwijderen van het negentiende-eeuwse stucplafond. De vraag werd gesteld of dit soort kwesties niet erg willekeurig zijn. Hoe maak je de keuze voor het een of het ander? Hierop antwoordde Isja Finaly dat dat ze het unieke zichtbaar en beleefbaar willen maken. Om deze reden kan het latere stucplafond waarschijnlijk niet in het pand blijven en zal mogelijk ergens een museale opstelling kunnen krijgen.
Plafond en middeleeuwse schilderingen eetzaal Hinthamerstraat 138 en een hert met Hubertusgewei
Speakerscorner Korte mededelingen en agenda Korte mededelingen - Diederik von Bönninghausen presenteerde de tentoonstelling ‘Adriaan Dortsman (1635-1682) De Ideale Gracht’, die van 8 februari tot 9 juni 2013 te zien is in Museum Van Loon in Amsterdam. Hierbij is een gelijknamige publicatie verschenen van Pieter Vlaardingerbroek. Daarnaast bood hij alle aanwezigen het boekje ‘Catching the Spirit. Theatrical Assets of Historic Houses and their Approaches in Reinventing the Past’ aan. - Eloy Koldeweij wees op de tentoonstelling van Pastoe, tot 2 juni te zien in de Kunsthal in Rotterdam. - Op 13 april zal de grote opening van het Rijksmuseum eindelijk plaatsvinden. In het museum zijn twee stijlkamers ingebracht: de Kopskamer en de Beuningkamer. Het stucplafond van dit laatste vertrek is van eenzelfde verfijning als het houtsnijwerk van de mahoniehouten betimmering. -Binnenkort verschijnt: Bernadette van Hellenberg Hubar, De genade van de steiger. Monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum, Walburg Pers.
Agenda dinsdag 19 maart 2013 & dinsdag 9 april 2013 - Symposium Erfgoed verzekerd. Brandschade aan collecties en monumenten. https://veilig-erfgoed.nl/ Locaties: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort (19 maart) en Grote Kerk, Breda (9 april) Vanwege de grote belangstelling voor deze symposia wordt deze dag tweemaal georganiseerd. vrijdag 22 maart 2013 - Studiedag ‘De Keuken’ www.shni.nl / www.hendrickdekeyser.nl. Locatie: Hodshonhuis, Haarlem 18-19-20 april 2013 - De Nederlandse Restauratiebeurs www.restauratiebeurs.nl. Locatie: Brabanthallen, ’s-Hertogenbosch Op zaterdag 20 april wordt er door de RCE themadag met een symposium en forumdiscussie georganiseerd die geheel in het teken staat van monumentale interieurs. vrijdag 26 april 2013 - WTA- studiedag ‘Wand- en plafondschilderingen’ http://www.wta-international.org/nl/regionale-gruppen/wta-nl-vl Locatie: Groote Sociëteit, Maastricht vrijdag 17 mei 2013 - Studiedag Historische Interieurs Locatie: Universiteit Gent donderdag 6 juni 2013 - Bouw- en kleurhistorisch platform Locatie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort 5-7 september 2013 - World Interiors Meeting In Amsterdam Locatie: Beurs van Berlage, Amsterdam vrijdag 20 september 2013 - Vijfde Interieurplatform ‘Interieurs uit de tweede helft van de 20ste eeuw’ Locatie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort Suggesties kunnen gemaild worden naar
[email protected] woensdag 9 oktober 2013 - Instandhoudingssymposium ‘Behoud van Binnen. Preventieve conservering van interieurs’ Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Locatie: Tuschinski, Amsterdam
De derde spreker was Paul Vesters, als cultuurhistoricus werkzaam bij Het Utrechts Landschap. De restauratie en de daarop volgende openstelling van Kasteel Loenersloot is voor deze landschapsman een grote uitdaging. Kasteel Loenersloot met meer functies, meer collectie, meer openstelling: een nieuwe uitdaging voor een landschapsorganisatie. Paul Vesters werkzaam bij Het Utrechts Landschap, cultuurhistoricus Stichting Het Utrechts Landschap werd in 1927 opgericht, mede op initiatief van Natuurmonumenten, en is gevestigd in De Bilt op landgoed Oostbroek. De stichting heeft als doelstelling het duurzaam beschermen van natuur, landschap en cultureel erfgoed in de provincie Utrecht. Ze houden zich bezig met aankoop, beheer en openstelling van natuur en erfgoed en geven op deze gebieden ook voorlichting. Daarnaast behartigt deze stichting de belangen van Stichting De Utrechtse Molens en sinds kort ook van Stichting Kasteel Loenersloot. Tot de eigendommen van de stichting behoren ook diverse kastelen en buitenplaatsen, maar daarbij gaat het vooral om tuinen en parken. Het hoofdhuis is vaak aan derden verkocht. De restauratie en het beheer van kasteel Loenersloot is dus een nieuwe uitdaging voor Het Utrechts Landschap. Paul Vesters gaf eerlijk toe dat een kasteel voor veel van zijn collega’s een ‘ver van hun bed show’ is. Kasteel Loenersloot heeft zich gevormd rondom een in 1258 opgetrokken donjon. Tussen 1770 en 1775 vond de laatste grote verbouwing plaats, waarbij het kasteel de huidige verschijningsvorm kreeg. Het landgoed is altijd in particuliere handen geweest. Tijdens de restauratie, waarmee in 2012 werd gestart, probeerde men te werken in de geest van de laatste eigenaar, mevrouw M.F.M. baronesse Van NagellMartini Buys. Zij heeft het kasteel in 1997 vermaakt aan de Stichting Kasteel Loenersloot met als doel instandhouding van de monumentale waarden ervan. Zij bewoonde het kasteel op sobere wijze, waardoor veel bewaard is gebleven, maar het geheel ook in zeer slechte staat was geraakt. Door lekkage bijvoorbeeld waren enkele stucplafonds naar beneden gekomen en zaten er scheuren in de muren. Tijdens de restauratie is men terughoudend te werk gegaan. Scheuren zijn weggewerkt, metselwerk is aangevuld en vloeren zijn hersteld. Aan de hand van kleuronderzoek zijn de kleurstelling van deuren en de keuken aangepast. Op zolder lijkt door de terughoudendheid of er niets gedaan is. Dit wordt door de spreker gezien als het uitgangspunt van restauratie. Tijdens de restauratie zijn expertmeetings georganiseerd op het gebied van inrichting en collectiebeheer, om daarmee de kennis in huis te halen die bij Het Utrechts Landschap ontbreekt. Op dit moment is het nog de vraag hoe de eetkamer precies gerestaureerd zal worden. Als de behangsels schoongemaakt worden, zullen de kleuren veranderen en zal de kleur van de lambrisering aangepast moeten worden.
Kasteel Loenersloot
Eetkamer
Schoongemaakt fragment van de behangsels in de eetkamer
Daarnaast komt de omlijsting van de behangsels overeen met het geschilderde imitatie stucplafond. Tijdens de restauratie leek er geen geld meer beschikbaar om het stucplafond in de kleine salon te reconstrueren, dat door waterschade naar beneden was gekomen. Met de hulp van de BankGiroLoterij en het Tv-programma Max Monumentaal zal dit plafond nu toch hersteld worden. Het kasteel dat eeuwenlang bewoond is geweest, zal nu met behulp van vrijwilligers worden opengesteld voor het publiek. De openstelling en het onderhoud zal worden gefinancierd met de hulp van sponsoren en door de verhuur van kantoorruimte en het uitgeven van erfpacht. Kasteel Loenersloot is het eerste pand dat Utrechts Landschap beheert met een bijzonder historisch interieur. Paul Vesters nodigt alle aanwezigen uit om zelf te komen kijken en verwijst voor reserveren voor een bezichtiging naar de website van Utrechts Landschap. Vragen en discussie Er werd gevraagd wat de afweging is geweest om het stucplafond terug te brengen. Paul Vesters gaf aan dat het restauratieplan dateert uit 2008 en het besluit hiertoe al eerder was genomen. Nu zit er een zachtboard plafond. Ook het stucplafond in de gang waarvan de lijst en het ornament erg beschadigd waren, worden hersteld. Een andere vraag is waarom er niets gedaan is met de groene deuren in de gang, terwijl op de foto’s te zien is dat in andere vertrekken de kleurstelling van de deuren wel is aangepast. Hierop werd geantwoord dat het uitgangspunt was om alleen de essentiële zaken aan te pakken. Hier is op een paar plaatsen, waar de schade te groot was, van afgeweken. Op 24 maart aanstaande zal het boek De Portugese Synagoge in Amsterdam worden gepresenteerd. Pieter Vlaardingerbroek gaat in zijn lezing in op de totstandkoming van deze monografië van een van de meest beeldbepalende gebouwen van Amsterdam. De Portugese Synagoge in Amsterdam: een schatkamer van eeuwen geloof. Pieter Vlaardingerbroek werkzaam bij Bureau Monumenten en Archeologie Amsterdam, architectuurhistoricus. In een kort bestek schetst Pieter Vlaardingerbroek het verschil tussen de stand van kennis over de synagoge zoals die was en hoe die nu is. In 2012 was er de mogelijkheid om naar aanleiding van de restauratie van de Portugese Synagoge nader onderzoek te doen en hierover een boek te maken. Het grootste deel van het onderzoek vond echter pas na voltooiing van de restauratie plaats. De kennis voorafgaand aan de restauratie was gering en grotendeels gebaseerd op de inventaris van de synagoge en de redengevende omschrijving in het Rijksmonumentenregister. De restauratie werd uitgevoerd door Kees Doornenbal van Rappange Architecten en werd in 2011
Te herstellen plafond in de kleine salon, opname van voor de beschadiging
afgerond. Het exterieur van het gebouw werd in ere hersteld en eerder gedane restauratie-ingrepen werden ongedaan gemaakt. Het interieur is bij deze restauratieronde niet aan bod gekomen. De Portugese Synagoge is een van de laatste gebouwen in Nederland, als het niet de enige is, zonder elektriciteit. Hier kan men naast het oorspronkelijke interieur ook de omstandigheden van de zeventiende eeuw beleven. Het gebouw is in de zeventiende eeuw als één geheel gecreëerd en is sindsdien vrijwel ongewijzigd gebleven, zowel het exterieur als het interieur. De Hechal is een negen meter hoge kast waarin de Thorarollen worden bewaard. Dit is het grootste zeventiende-eeuwse meubel dat we in Nederland hebben. De Hechal is gemaakt van jacarandahout. Dit leek heel uniek tot bleek dat dit hetzelfde is als palissanderhout, een houtsoort die in de tweede helft van de zeventiende eeuw erg gebruikelijk was voor toepassing in kostbare meubelstukken. Op de zuilen is het palissanderhout als fineer toegepast. Dit verklaart de bloemenfestoen halverwege de zuil. Op deze plaats is de maximale maat van het fineer bereikt en het festoen bedekt de overgang tussen de twee stroken. De Hechal is aan de binnenzijde geheel bekleed met goudleer. Dit is het enige zeventiendeeeuwse goudleer van ons land dat nog altijd in situ is. De Thorarollen worden vanaf een ander meubel, de Teba, voorgelezen. Vanwege de bijzondere vormgeving van dit meubel zijn hiervoor enkele expertmeetings georganiseerd. Zo heeft de trap andere balusters dan de omgang. Om de vorm en uitvoering te verklaren is men teruggegaan naar de bronnen. In de literatuur werd aangenomen dat er een nieuwe Teba was gemaakt voor de synagoge. Uit het archief bleek echter dat de oude Teba is meegenomen uit één van de oude synagogen en is aangepast ten behoeve van de huidige locatie. De vele banken die zich in de synagoge bevinden, zijn allemaal hetzelfde vormgegeven, maar blijken uit verschillende periodes te dateren. Van historische foto’s kan worden afgeleid dat diverse banken zijn bijgemaakt. Het meubilair wordt expliciet genoemd in de redengevende omschrijving in het monumentenregister. Het is echter lastig te bepalen wat nu precies wel en wat niet beschermd is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de kroonluchters. Doorgaans worden deze als roerende goederen beschouwd. Er zijn echter bouwkundige aanpassingen gedaan om ze op te kunnen hangen. Hierdoor zijn ze letterlijk aan het gebouw verbonden en vallen daardoor onder de bescherming van de monumentenwet. Twee chataniembanken, die waarschijnlijk vanuit Frankrijk zijn geïmporteerd, behoren tot de roerende goederen en zijn daardoor dus niet beschermd. Dit geldt ook voor de collecties zilver en textiel. Bedreigingen voor verkoop liggen altijd op de loer. Pieter Vlaardingerbroek pleit daarom voor het Vlaamse model van de monumentenzorg waarin roerende goederen ook onder de bescherming van de monumentenwet vallen. Zo zullen ensembles als één geheel behouden blijven en wordt ervoor gewaakt dat er op den duur niet alleen lege omhulsels van gebouwen overblijven.
Hechal
Teba
Banken
Vragen en discussie Eloy Koldeweij voegde toe dat door de plaatsing van het grote negentiende-eeuwse tochtportaal de houten banken überhaupt het gebouw niet meer uit kunnen zonder deze fysiek uit elkaar te halen. Uit de zaal kwam de opmerking dat in de redengevende omschrijving Daniël Stalpaert wordt vermeld als architect. Hierop werd geantwoord dat er inderdaad is gebleken dat hij niet heeft meegewerkt aan de bouw van de Portugese Synagoge. Maar als dit aangepast wordt, zullen er meer zaken aangepast moeten worden, zoals de naam Elias Bouman. Het is namelijk gebleken dat de naam Elias een verbastering is van de Friese naam Eelkes. Eloy Koldeweij meldde dat de juristen van de RCE bezig zijn de procedure voor het invullen van het monumentenregister aan te passen, zodat kennis binnenkort makkelijker toegevoegd kan worden. Een laatste vraag was hoe de synagoge de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd. Pieter Vlaardingerbroek antwoordde hierop dat de Rijkscommissie in het kader van de oorlogsdreiging destijds een aantal monumenten heeft aangewezen om deze extra te beschermen. De Portugese Synagoge was één van de gebouwen. Er werd door de Joden een extra brandwacht ingesteld, die later door de overheid werd overgenomen. In 1943 was er dreiging van sloop, maar de NSB wethouder en burgemeester zagen niets Joods aan het gebouw en zagen geen reden het af te breken. Hiermee hadden ze volgens Vlaardingerbroek een punt. De joden pasten hun bouwstijl altijd aan aan de mode en bouwstijl die op een bepaald moment op een bepaalde plek gangbaar was. Daarom lijkt de synagoge, als deze architectuurhistorisch wordt bekeken, meer op een hervormde kerk. Het thema ‘gegroeid of ontworpen’ kwam tijdens dit vierde interieurplatform vooral naar voren in de vraag hoe met beide typen interieurs omgegaan moet en kan worden. In het geval van gegroeide interieurs blijkt dat de moeilijke keuze gemaakt moet worden tussen wat er wel en wat niet wordt behouden en teruggebracht. Voorbeelden hiervan zijn te zien bij het Noordbrabants Museum en Kasteel Loenersloot. Bij interieurs die als één geheel ontworpen zijn, is vaak een ‘alles of niets’ principe van toepassing. Je kunt niet maar in de helft van een interieur de juiste kleur terugbrengen, zoals in het voorbeeld van het Raadhuis van Usquert. Maar ook brengen deze ensembles een probleem rondom de bescherming van roerende goederen met zich mee. Ook de verschillende opvattingen over restauratie kwamen in de verschillende lezingen naar voren. Mogen we zaken reconstrueren of vervolmaken? Of moeten we alles zo laten en alleen die zaken aanpakken die hoog nodig zijn? En hoeveel belang moet hierbij worden gehecht aan de beleving van de bezoeker? Over deze kwesties zal men waarschijnlijk wel nooit uitgediscussieerd raken. De middag werd afgesloten met een informele borrel. *Alle afbeeldingen in dit verslag zijn afkomstig van de verschillende sprekers.
Chataniembank