Verslag Heerenhuys’ Veiligheidsoverleg 23 juni 2011 – Idazaal te Den Haag
Verslag Heerenhuys’ Veiligheidsoverleg 23 juni 2011 (Idazaal, Den Haag)
Het recept voor kansrijke coalities op alle niveaus: Wie ben je, wat heb je nodig en wat wil je bereiken? ‘Een goed verhaal, gedreven trekkers en bestuurlijke rugdekking. Deze drie factoren zijn nodig om als partners in het veiligheidsdomein antwoord te hebben op jeugdoverlast in de buurt.’ Met deze woorden gaf dagvoorzitter Dick de Cloe, waarnemend burgemeester van Maasdriel, de aftrap voor het Heerenhuys’ Veiligheidsoverleg van 23 juni 2011 in Den Haag. Jeugdoverlast staat hoog op de bestuurlijke agenda van Nederland. En al of niet terecht: Meer dan 40% van de bevolking voelt zich onveilig in de buurt van plaatsen waar jongeren rondhangen. Overlast kan soms overgaan in criminaliteit met misdrijven zoals geweld, diefstal en mishandeling. Alle reden voor het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en het BlomBerg Instituut, om het Heerenhuys’ Veiligheidsoverleg geheel aan dit thema te wijden en te zoeken naar zowel een wetenschappelijke basis als concrete mogelijkheden voor vitale verbindingen en coalities. In de zaal: een select gezelschap van bestuurders en directeuren van het openbaar bestuur, politie, Ministerie van Veiligheid & Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Openbaar Ministerie, Reclassering en hun ketenpartners als de Raad voor de kinderbescherming, jeugdzorg- en onderwijsorganisaties, woningcorporaties en maatschappelijke en koepelorganisaties. Kansrijke coalitie Om de veiligheid op straat en in wijk, gemeente en land te vergroten heeft de bestrijding van jeugdoverlast en –criminaliteit hoge prioriteit. Het accent ligt daarbij op vroegtijdig ingrijpen (waaronder ook preventie), snel straffen en goede nazorg. Iedereen beseft wel dat aanpakken kansrijk zijn wanneer vroegtijdig signalen worden doorgegeven en vitale coalities ontstaan tussen de overheid, organisaties en instellingen in de domeinen jeugd, zorg, onderwijs, justitie en veiligheid. Zowel op niveau van bestuur als uitvoering. Maar de praktijk is weerbarstig. Zo constateerde De Cloe - niet voor het eerst - dat er een enorme bureaucratie is gegroeid rondom overlastgevende jongeren. ‘Het aantal ambtenaren dat bij zo’n groep betrokken is, is vaak groter dan de groep zelf.’ Hij refereert hiermee aan een column van Agnes van den Andel in Binnenlands Bestuur. Wetenschappelijke basis voor Verbindingsagenda Jeugd en Veiligheid Tijdens het Heerenhuys’ Veiligheidsoverleg werden de aanwezigen door wetenschappers als Theo Doreleijers, Majone Steketee en Hans Werdmölder bijgepraat over de actuele stand van zaken in de onderzoekspraktijk. Aansluitend vonden verschillende debatten plaats waarbij ook veel good practices werden uitgewisseld. Linda Dubbelman, landelijk jeugdofficier, coördinerend jeugdofficier Regioparket Rotterdam reflecteerde geregeld plenair op de presentaties en debatten. Daarmee kreeg de Verbindingsagenda Jeugd en Veiligheid de brede basis die het verdient.
Zonen en dochters Duidelijk werd dat drie vragen aan de basis liggen van een succesvolle gezamenlijke aanpak van jeugdoverlast: Benader elke jongere als individu : Wie ben je, wat kom je tekort, wat wil je bereiken? Jonathan Martinez, oprichter van Stichting Waarheid en werkzaam bij de Kredietbank in Rotterdam, gaf de aanwezigen mee dat het belangrijk is dat ouders in contact staan met hun zonen en dochters. ‘Weet waar ze zijn, praat normaal met hen. En doe dat ook met andere jongeren. U kunt wel wijzen naar criminelen, maar wat doet u zelf voor de jeugd?’ Stichting Waarheid geeft – op eigen initiatief en in opdracht van gemeenten en instanties - advies, motivatie en steun aan de jeugd vanaf 15 jaar. Als ervaringsdeskundigen weten de mensen van deze stichting wat ervoor nodig is om op het rechte pad te komen. Initiatiefnemer Martinez: ‘Belangrijk zijn vragen als: hoe kunnen we de jongeren bereiken? Hoe zorgen we dat wij zelf veilig kunnen wonen en winkelen? Hoe krijgen we de jongeren naar een opleiding en werk? Het antwoord is simpel: u moet zelf naar hen toe. Tegelijkertijd: Wij moeten hen niet zielig vinden. Jongeren veroorzaken zelf problemen. Die moeten ze ook zelf oplossen. Daarbij is een plan van aanpak nodig voor jongeren van 15 tot 27 jaar.’ ‘Succes hangt ook af van een baan en inkomen. Het gaat nu slecht met de economie, werk vinden is moeilijk. Hoe ga je daarmee om?’ wil David Beekhuis, directeur van stadsdeel West gemeente Amsterdam weten van Martinez. ‘Ik heb bij de Kredietbank geregeld dat jongeren voorrang krijgen. En we hebben duidelijke afspraken: geen bullshit.’ Hersens en strafrecht: signaleren en investeren ‘Laten we bij de toepassing van het jeugdstrafrecht meer de hersens gebruiken’, aldus Theo Doreleijers, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, VU medisch centrum. Hij zette de uitkomsten van het CCV Trendsignalement 2011 en de Monitor Jeugdcriminaliteit 2009 in wetenschappelijk perspectief. ‘Jeugdcriminaliteit neemt af. Jeugdinrichtingen kampen met enorme leegstand en Justitie moet 1200 medewerkers ontslaan. Tegelijkertijd blijft de recidive hoog. Ook na strafrechtelijke interventies. Mijn stelling is dat er veel te weinig in preventie wordt geïnvesteerd. Basale zaken als goede voeding voor zwangeren verminderen de kans op een criminele carrière. Verder moeten signalen die kinderen onder de twaalf afgeven beter opgepikt worden. Dat is een taak voor politie, Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg. In het contact met de ouders kan de politie actiever een schitterende, effectieve ‘bromsnorrol’ spelen. En ten derde worden onderliggende psychiatrische stoornissen als ADHD en autisme onvoldoende herkend en erkend. De echte autisten zitten in een inrichting. Daarvan hebben we geen last, maar keer op keer blijkt dat veel zeden- en jeugddelinquenten autistische trekjes hebben. Als we dat negeren, missen we als samenleving de boot. Er moet meer en betere zorg komen voor de kinderen die dat nodig hebben. Dus met beter opgeleide mensen.’ Doreleijers is fel tegenstander van uitbreiding van het jeugdstrafrecht. ‘Alleen al vanwege de hoeveelheid geld die daarmee gemoeid is. Reken eens uit hoeveel mensen druk zijn om iemand bij
de rechtbank op een zitting van tien minuten te krijgen… Wat dat kost. En dat terwijl er voor aantoonbaar effectieve gezinstherapie geen geld is.’ Ook stelt Doreleijers dat strafrechtelijke interventies te weinig op het individu gericht zijn. ‘Het LIJ 1 is nu een nieuw speeltje. Ik geloof daar niet in. Justitie gaat met het LIJ op de loop alsof nu de veiligheid van Nederland gegarandeerd is. Het instrument is nog niet eens gevalideerd.’ ‘Theo geeft terecht dit signaal af’, interrumpeert Linda Dubbelman. ‘Ik zeg: het LIJ is nooit meer dan een middel in de handen van een professional. Wij moeten leren daarmee om te gaan.’ Veiligheid ontmoet jeugdzorg Hoe komen samenwerkingsverbanden tot stand op het snijvlak van jeugd, zorg, onderwijs, justitie en veiligheid? Zijn er sleutels voor succes? Met deze vragen bracht dagvoorzitter De Cloe een succesvolle coalitie op gang tussen veiligheid en jeugdzorg. Hij leidde namelijk het debat tussen Majone Steketee, senior onderzoeker Verwey-Jonker Instituut en Hans Werdmölder, lector Jeugd & Veiligheid Avans Hogeschool en senior onderzoeker Universiteit van Utrecht, Faculteit Rechtsgeleerdheid. ‘Eén ding is zeker: Samenwerking is niet vanzelfsprekend’, stelde Majone Steketee. Zij deed internationaal onderzoek naar jeugdcriminaliteit en verschillende onderzoeken naar governance in de jeugdzorg. ‘Belangrijk voor een goede coalitie is een heel heldere probleemdefiniëring. In de praktijk zijn er nu veel te veel visies op wat het probleem eigenlijk is. Ieder beziet en formuleert dat vanuit de eigen discipline in de eigen taal. Dat werkt niet. Goede visieontwikkeling is van belang. Vraagsturing is ook geen goed uitgangspunt omdat het verwacht dat jongeren hun problemen kunnen vertalen in een adequate hulpvraag. Het is de professionaliteit van de hulpverleners om samen met de cliënten vast te stellen wat het probleem is. Hulpverleners laten jongeren in de steek als ze hen hun visie onthouden. Verder ben ik groot voorstander van regie in de zorg, daarvoor is het mandateren van een zorgcoördinator een belangrijke voorwaarde. Bekijk maar achteraf of de aanpak de juiste manier was. Trek er dan lering uit, maar houdt gaandeweg de vaart erin. En betrek de verantwoordelijke jongeren en hun ouders vanaf het begin.’ Alle partijen zijn belangrijk bij een vitale coalitie, ook het onderwijs. In de praktijk blijkt dat met name het primaire onderwijs de neiging heeft als eiland te fungeren. Dit riep felle reacties op uit de zaal. Een bestuurder van een onderwijsinstelling in Rotterdam gaf aan graag regie te willen nemen rond zorgleerlingen. ‘Wij zijn immers de vindplaats van deze jongeren. Maar geef ons dan mogelijkheden om met jeugdpsychiaters rond de tafel te gaan. Wij coördineren en participeren graag!’ ‘Het verschilt nogal per school of er sprake is van eilandvorming’, stelde ook Jos Leenhouts. Zij is voorzitter college van bestuur ROC Mondriaan en bestuurslid van de MBO-Raad. ‘Wij waren het 1
Landelijk Instrument Jeugdstrafrechtketen
eerste ROC van Nederland met een zorgadviesteam. Bij ons wordt de politie niet buitengehouden, ze lopen gewoon in uniform door de school, als ze met ons overleg voeren of een leerling willen aanspreken. Wij zijn als school een plek waar ook jongeren zitten die wel een (preventief) steuntje kunnen gebruiken. Belangrijk daarbij is de vraag: hoe vind je de ander als samenwerkingspartner? Daar hebben we vaak te weinig tijd voor. Je moet als school durf, moed en middelen hebben om ook op dit vlak transparant te zijn. Laat het helder zijn: wij hebben het eiland al lang verlaten.’ Leenhouts ondersteunde meteen het pleidooi van Doreleijers om de grens van het jeugdstrafrecht op te trekken van 18 naar 23 jaar. ‘Dat is ongelofelijk belangrijk. Wij hebben last van de volwassenheidsgrens. Dan kun je als school niets meer met de ouders. Tenzij je daarover andere afspraken vastlegt overigens. Want dat heeft ROC Mondriaan wel gedaan.’ ‘Ik zie gewoon dat instellingen elkaar rondom probleemjongeren ontzettend in de weg lopen’, vertelde Werdmölder. ‘Er zijn gezinnen waaromheen 14 of 15 instanties bewegen. Vanuit het perspectief van de jongeren zijn er maar twee vragen: Wie kan ik vertrouwen? En wat doet hij of zij werkelijk voor mij?’ ‘School speelt anno 2011 veel meer dan vroeger een ongelofelijk belangrijk rol in het leven van jongeren van 16 tot 23 jaar’, benadrukte ook Theo Doreleijers. ‘Het gaat mij er dan ook om dat van de leerlingen die zich bij ons inschrijven de ouders bij het onderwijs te betrekken zijn’, vulde Jos Leenhouts aan. ‘Ik heb twee jaar geleden in de onderwijsovereenkomst laten zetten dat leerlingen van 18 jaar en ouder het actief moeten aangeven als er geen contact tussen school en ouders mag zijn, in plaats van dat ze toestemming moeten geven voor zo’n contact. Die volwassenheidsgrens moet echt omhoog. Het tellen van voortijdig schoolverlaters en onze zorgplicht gaat immers ook door tot 23 jaar!’ ‘Theo, vind je dat de aanpak van reclassering en jeugdreclassering daarin ook moet veranderen?’ informeerde Sjef van Gennip, voorzitter raad van bestuur Reclassering Nederland. ‘Het betrekken van ouders zou altijd standaard moeten zijn’, antwoordde Doreleijers, ‘tenzij kinderen daar aantoonbaar slechter van worden natuurlijk’. ‘Daarnaar is onderzoek gedaan’, vulde Steketee aan, ‘de volwassenzorg zoals de reclassering heeft pedagogische visie. Dat is een gemis want voor 18-jarigen is het heel lastig om zelfstandig te functioneren. Zeker als een sociaal netwerk ontbreekt.’ ‘Wie krijgt de regie in die hele bureaucratie rondom probleemjongeren’, wilde Goof de Vor weten. Hij is plaatsvervangend directeur van het CCV. ‘Wat mij betreft een wethouder’, stelde Werdmölder. ‘Kunnen de aanwezige burgemeesters en wethouders hier wat mee?’ informeerde dagvoorzitter De Cloe. ‘Jawel’, reageerde Arie Aalberts, burgemeester van Dantumadiel. ‘Wij hadden zes jaar terug best veel jeugdoverlast, zeker in verhouding tot de omvang van onze gemeente. Wij zijn begonnen met het vastleggen van de namen van de overlastgevers. Bij herhaling nam de gemeente contact op met de ouders. Onze wethouder doet dat consequent en het leidt tot felle gesprekken in de gezinnen.’
‘Moet de wethouder de regie hebben of de verantwoordelijkheid’, vroeg dagvoorzitter De Cloe met oog voor detail. Aalberts antwoordde: ‘Wij hebben 48 artikelen die bevoegdheden geven aan burgemeester en wethouders. Dat zijn er zat. Die regie moet je gewoon nemen en agenderen.’ De gemeente Breda geeft die regie vorm in een veiligheidshuis. Kabinetschef en programmaleider Veiligheid Joop Goderie beseft dat de vormgeving daarvan per gemeente verschilt. Tegelijkertijd signaleerde hij twee ontwikkelingen: ‘Steeds meer kinderen van 9 tot 12 jaar maken zich schuldig aan zware vergrijpen. Wij plukken ze van de straat, maar in breder verband is daarvoor onvoldoende aandacht. Die aandacht gaat vooral uit naar de 15+ groep. Tegelijkertijd hebben we te maken met georganiseerde jeugdcriminaliteit, die we niet in groepsverband op straat aantreffen. Die is dus niet direct zichtbaar, overstijgt gemeentegrenzen en kan met het huidig instrumentarium niet aangepakt worden; vraagt om een andere benadering. ’ ‘Regie is dus heel belangrijk voor vitale coalities’, reageerde Majone Steketee. ‘Maar je moet wel onderscheid maken tussen bestuurlijke, instellings- en casusniveaus. Er moet één casusregisseur per gezin zijn. En op alle drie de niveaus heb je een regisseur nodig.’ ‘Kennen en gekend worden. Dat is ongelofelijk belangrijk’, onderstreepte Werdmölder. ‘De wijkagent hoort de gezinnen te kennen. Die bloembollengooiende jongeren uit Gouda hadden opgepakt moeten worden, de ouders erbij gehaald, dan had het kunnen worden afgedaan met een donderspeech op het politiebureau (inclusief de vertaling in het Nederlands voor de ouders die geen Nederlands spreken). Tafeldebatten Kartrekkers van zes voorbeeldprojecten presenteerden zich in rap tempo aan de zaal en verspreidden zich over de verbindingstafels in de zaal. Vanuit de domeinen zorg, onderwijs, jeugd, overheid, veiligheid en justitie werden de tafeldebatten gevoed met bewezen praktijkvoorbeelden van kansrijke coalities. Zo introduceerde Karin van der Honing, programmamanager Veiligheidshuis Leeuwarden, een pilot vanuit de centra voor jeugd en gezin in 27 gemeenten. Veiligheidshuis Fryslân heeft een pilot om Centra voor Jeugd en Gezin te laten aansluiten bij het veiligheidshuis, waar zorg, preventie en repressie op elkaar worden afgestemd. Agnes van den Andel deed vanuit de DSP-groep voor gemeenten en bestuurders onderzoek naar jeugdoverlast en constateerde daarbij met zorg: ‘We samenwerken ons helemaal rot, maar wat heeft het nog met de realiteit te maken?’ Van Andel pleit voor slimmer en efficiënter samenwerken bij de bestrijding van jeugdoverlast. Vooraf ligt de vraag of samenwerken nodig is en waar de focus ligt in de aanpak. Zij pleit ervoor om niet de hele methodiek van Beke uit te kauwen bij de groepsaanpak. David Beekhuis, directeur Openbare Orde en Veiligheid Amsterdam stadsdeel West, presenteerde aan tafel zijn onderzoek naar patronen en hefbomen in het jeugddomein. Bestuurlijke rugdekking bleek daarin een succesfactor van formaat. Ook de keuze om rond gezinnen niet langer probleemanalyses maar krachtanalyses te maken blijkt effectief. Ook krijgen gezinnen de
gelegenheid na een kennismaking met twee of drie kandidaten hun eigen coach te kiezen. Dat geeft actie en vertrouwen. Hans van Nieuwkerken, oud-directeur van de Hoenderloo Groep en Glen Mills, gaf Beekhuis mee te investeren in de contacten met scholen en in ondernemerschap. ‘Een kind met een opleiding kan zelf geld verdienen. Een kind zonder opleiding wordt crimineel, wachtlijsten voor opleidingen zijn dan ook dodelijk voor succes. Scholen moeten tegelijkertijd ook de middelen hebben om kinderen bij hun lurven te pakken. Investeer liever nu 5000 euro per kind per jaar in passend onderwijs dan straks 130.000 per kind per jaar voor een inrichtingsplek.’ Regie van politie naar onderwijs Erik Meeuwisse, chef Wijkzorg bij Politie Haaglanden, presenteert aan tafel het project Jongeren Toezicht Teams dat momenteel wordt ingevlochten in een Citystewardproject in de Hofstad. ‘De doelgroep bestaat uit jongeren zonder werk en zonder levensinrichting tussen de 16 en 23 jaar. Het zwaartepunt bleek te liggen tussen de 18 en 20 jaar. We hebben veel geleerd. De politie trad in de begeleiding van de jongeren feitelijk op als een instantie voor jeugdzorg. De aanvoer van kandidaten stagneerde. Uit contacten met het CWI en de onderwijsinstellingen bleek dat scholen schoolverlaters niet mogen uitschrijven als ze niet weten waar de leerlingen blijven en het CWI stuurde niet aan op duurzame vormen van opleiding of werk. Dat gaan veranderen nu onderwijs het project en de regie heeft overgenomen. In het Citystewardproject werken jongeren dan toe naar een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Als politie hebben we onze kennis overgedragen aan het ID-college. We blijven wel wat toezichthoudende taken uitvoeren, maar onderwijs coördineert. Andere gemeenten kunnen de toolkit die wij hiervoor hebben ontwikkeld zo overnemen. Je moet hem zelf overgieten met de eigen couleur locale en de startkwalificatie in het volle licht zetten. Dan doen de jongeren en de onderwijsinstellingen de rest.’ Aldus Meeuwisse. ‘Geef de lead maar aan het onderwijs’, beaamt Van Nieuwkerken. ‘Daar moet het gebeuren. Daar kan het ook gebeuren want die mensen hebben passie voor de jongeren. Laat hen maar zorg inkopen. Onderwijs moet je faciliteren en jeugdzorg is complementair.’
Slot Op de vraag van dagvoorzitter De Cloe of de burgemeesters in de zaal uit de voeten kunnen met alles wat gezegd is tijdens het Heerenhuys’ Veiligheidsoverleg opende burgemeester Aalberts nog een klein debat over het uitwisselen van gegevens tussen de verschillende ketenpartners. ‘Het is voor gemeentes lastig om actie te ondernemen of opvang te regelen als we geen informatie mogen delen met Justitie en andere partijen. Daar wil ik het Openbaar Ministerie nog wel op wijzen.’ ‘Breng alstublieft geen spookverhalen in de wereld’, reageerde Linda Dubbelman. ‘De privacywetgeving staat relevante gegevensverstrekking toe. Een heel dossier over de schutting kieperen mag niet. Maar informatie geven mag wel. In het justitieel kaderoverleg (is dat het Netwerk- en Trajectberaad?) worden alle criminele jongeren ook intensief gevolgd en besproken. Daar kijken we heel gericht vanuit de vraag: wie heeft wat nodig aan informatie?’ Theo van Eijk, burgemeester van Medenblik, viel bij: ‘Het OM is mijn minste zorg. Dat hoeft inderdaad geen probleem te zijn. Ik wil dat het OM bij mij aanschuift en dat doen ze ook. Wat dat betreft heerst er absoluut een andere attitude richting gemeenten. Bespreek wat je nodig hebt van het OM, mijn ervaringen zijn positief!’ ‘Waar ik wel tegenaan loop is dat ik als burgemeester functioneer op basis van gezag in plaats van op macht. Van mij mag er veel meer macht – ik bedoel: geld - naar gemeentes om de jongeren te helpen. Zodat we de producten gaan leveren die nodig zijn.’
Markante uitspraken ‘Ouders hebben altijd en overal een cruciale rol. We hebben hen vandaag niet als groep uitgenodigd. Ze zijn in u allen hier aanwezig’. Dagvoorzitter Dick de Cloe, waarnemend burgemeester van Maasdriel. ‘U kunt wijzen naar criminele jongeren. Maar wat doet u zelf voor de jeugd?’ Jonathan Martinez, oprichter Stichting Waarheid ‘De stammenstrijd tussen onderwijs en zorg moeten we beëindigen. Geef onderwijs de lead. Jeugdzorg bepaalt niet of je naar school mag. Dan zijn ze straks 18 en ze kunnen geen donder. Ja jatten…’ Hans van Nieuwkerken. ‘De overlegcultuur is doorgeschoten. Dat moet je loslaten. Jeugd mag er zijn en mag sociaal samenhangen.’ Sjef van Gennip, voorzitter raad van bestuur Reclassering Nederland ‘Aan mijn tafel is vroegsignalering bepleit van ADHD, aan autisme verwante stoornissen en verstandelijke beperkingen. We moeten 98% van de schooljeugd in diverse fases zien. Structureel.’ Henk Korvinus, hoofdofficier Arrondissementsparket Den Haag ‘Als je regie voert, moet je ‘m eerst nemen en ook houden. Laat de regie dus niet lopen, ook niet als de aanpak wel loopt.’ Crista Vonkeman-Karaca, lid Raad van Bestuur HefGroep en voorzitter Verdiwel
Bijlagen bij verslag Heerenhuys’ Veiligheidsoverleg 23 juni 2011 – Idazaal te Den Haag
Bijlage 1: Plenaire terugkoppeling ronde tafelgesprekken
Bijlage 2: Overzicht gouden tips aan tafel
Bijlage 1 Plenaire terugkoppeling ronde tafelgesprekken
Wees als instelling geen gevangene van je eigen protocol. Big brothers/ sisters zijn nodig voor stevige begeleiding en sturing ‘nieuwe generatie’. De overlegcultuur is doorgeschoten. Dat moet je loslaten. Jeugd mag er zijn en mag sociaal samenhangen. Stap als burgemeester of wethouder zelf op de jongeren, de groep en de buurt af. Dan is groot deel van het probleem al opgelost. Mensen voelen zich serieus genomen. Aan tafel is vroegsignalering bepleit van ADHD, aan autisme verwante stoornissen en verstandelijke beperkingen. We moeten 98% van de schooljeugd in diverse fases zien. Structureel. Maak de problematiek kleiner, ontbureaucratiseer en beperk het aantal hulpverleners per gezin tot één. Communiceer met de jongeren in plaats van over de jongeren. Zet daar ook een gelijkwaardige gesprekspartner tegenover. Maak de jongere zelf verantwoordelijk en vraag wat hij of zij nodig heeft. Als je regie voert, moet je ‘m eerst nemen en ook houden. Laat de regie dus niet lopen, ook niet als de aanpak wel loopt. Bij de trits zorg, preventie, repressie moet pedagogische correctie worden toegevoegd. Correctie heeft een pedagogische invalshoek en daarmee is veel resultaat te behalen voor de leeftijdsgroep 14 tot en met 23 jaar. Jongeren zonder opleiding worden crimineel. Bij ieder project dat je start moet je verbonden zijn met onderwijs. Altijd. En met passie. Kostenbewustzijn is van belang: preventietrajecten zijn te realiseren voor Hema-prijzen als je ze vergelijkt met de kosten van gedwongen opname.
Bijlage 2 Overzicht gouden tips aan tafel De gasten zijn geïnspireerd door het voeren van verdiepingsdialogen. Groepsgewijs hebben zij aan ronde tafels gesproken met vertegenwoordigers van prikkelende praktijkvoorbeelden (zie conferentieverslag). Vervolgens heeft iedere tafelvoorzitter zijn/ haar gasten gevraagd om een ‘gouden tip’ te noteren als antwoord op de vraag: “Welk handvat neemt u mee naar uw praktijk om daar succesvolle allianties te smeden tussen (jeugd)zorg, onderwijs, veiligheid en openbaar bestuur, dichtbij de jeugd?” Als afronding heeft iedere tafelvoorzitter een selectie gemaakt van twee gouden tips voor de plenaire terugkoppeling (zie conferentieverslag - bijlage 1). De overige tips (genoteerd door de deelnemers en letterlijk overgenomen) staan onderstaand in willekeurige volgorde genoteerd. Minder praten en meer doen. Motivatie maar ook luisteren naar de vraag De bevestiging van mijn 23 jaarsbeleid door Theo Doreleijers. Inschakeling ex-gedetineerden, jongeren aanspreken op individueel niveau. Regie op casusniveau, niet door een betrokken instelling/ organisatie. Persoonsgerichte benadering van onze jongeren/ kennen en gekend worden. Dit geldt ook voor de bestuurders om gedreven visionaire regie te voeren. Redeneren vanuit de jongeren en het probleem. Het los durven laten van de gedachte “het alleen beter te kunnen”. Vroegsignalering => preventie => achter de deur kijken. Contact met jongeren. Aanspreken op gedrag en positief benaderen. Communicatie met jeugd (over veiligheidsplan en gedragsregels). Halen: voeding zuigelingen ( ontwikkeling hersenen) / brengen: maak het de ouders lastig. Zorg, preventie => correctief <= repressie (onderwijs, jeugdhulpverlener, jongerenwerk: pedagoog in de vrije tijd). Regie voeren = regie nemen en regie houden. Jongeren aanspreken als individu en perspectief bieden. Regionale samenwerking bij leerplicht, houd ze binnen de school!
Houd het simpel en ga naar de ouders! Meer samenwerking met ouders (dialoog). Concentreren op de gewetensontwikkeling in combinatie met impulsiviteit! Hulpverleners integreren binnen het onderwijs! Big brother projecten. Geen gevangene worden van je eigen protocol. 1 kind één totaalplan geven. Ook basisscholen betrekken. Zorg dat er vertrouwen is. Zorg dat je het probleem kent, spreek af wat iedereen (kind, ouders, professionals) gaat doen. Directie => steun professionals i.p.v. organisatiebelang. Jeugd mag er zijn en mag (sociaal) samen hangen. Als er overlast is => check bij de melder (short list melder) en laat de burgemeester afspraken maken. Als er meer aan de hand is (criminaliteit), schakel dan op en pak de individuen aan (OM/Politie). Schiet niet te snel in de ‘overlegcultuur’ maar ga op de groep af en spreek hen en omgeving aan op gedrag. Serieus nemen. Laat de jeugd ook probleemeigenaar zijn van het probleem (kwestie): overlast aanpak etc. In gesprek gaan met de groep die de overlast veroorzaakt. Oplossingen zijn vaak simpel, ook succesvolle allianties zijn simpel en klein. Respecteer de jeugdigen en de bewoner in hun wens serieus genomen te worden en maak gezamenlijke afspraken. Onderken het belang van de rol van de bestuurder. Er op af! Niet allen zorgen dat bij de jeugdoverlast er gesprekken met de jeugd plaatsvinden, maar ook buurt helpen om zelf het gesprek met jeugd aan te gaan. Ontkokeren is bevordelijk voor de jeugdaanpak. Blijf niet op je eigen eiland. Er zou meer transparantie en versoepeling nodig zijn tussen de betrokken instanties.
Binnen het zorgveld moet er meer big brother/ sister komen i.p.v. hulpverleners. Niet te veel in protocollen willen ondervangen. Ga kijken of de eenduidige coördinatie goed is geregeld. Er van uitgaan wat wel kan en zo de eigenwaarde van het gezin versterken. Vooroordelen blijken vaak niet waar te zijn, praten met elkaar en partners geeft kleur en oplossingen.