VERSLAG GROEPSINTERVIEW MASTERPLAN LIJNBAANHOVEN
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) 23 januari 2007 In opdracht van dS+V
© Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Auteur: Project: 07-2610 Prijs: €
Adres:
Goudsesingel 78, 3011 KD Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 489 95 00 Telefax: (010) 489 95 01 E-mail:
[email protected] Website: www.cos.rotterdam.nl
2
INHOUD
1
Samenvatting en conclusies
5
2
Inleiding
7
2.1 2.2 2.3 2.4
Aanleiding Vraagstelling Onderzoeksopzet Nadere uitwerking groepsinterview
7 7 7 8
3
Verslag van de groepsdiscussie
9
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Omschrijving deelnemers groepsdiscussie Wat vindt u de binnenstad en hoe vaak komt u er?” Wat vindt u leuk aan de binnenstad en wat minder leuk? Discussie Masterplan Lijnbaanhoven Kanttekening bij het onderzoek
3
9 9 9 10 13
4
1
Samenvatting en conclusies
Op woensdagavond 17 januari 2007 is een groepsdiscussie gehouden met zes Rotterdammers over het Masterplan Lijnbaanhoven. De deelnemers waren twee vrouwen, drie mannen en een jongen van 15, allen van autochtone afkomst. Eén deelnemer woont in het centrum, de anderen in omliggende wijken. Ze zijn allen regelmatige bezoekers van de binnenstad en gemotiveerd om over het centrum van ‘hun stad’ te praten. De deelnemers aan de groepsdiscussie noemen het centrum van Rotterdam dynamisch. Ze houden van de drukte en het gevarieerde publiek. Ze zien het centrum van de stad niet als een heel duidelijk begrensd gebied. De Lijnbaan vinden zij een minder aantrekkelijk gebied. Ze noemen het saai, met veel dezelfde winkels. De Koopgoot vinden ze wel geslaagd. Zij hebben er dan ook geen moeite mee, dat aan het Lijnbaankwartier ‘gesleuteld’ zal worden, zolang de bouw maar niet teveel overlast veroorzaakt. Zwakke punten van de Lijnbaan zoals hij nu is, vinden zij het eenzijdige winkelaanbod, en het feit dat de andere functies die de Lijnbaan vroeger wel had op het gebied van uitgaan en cultuur allemaal verdwenen zijn. Ook het volbouwen van de Lijnbaan met kleine gebouwtjes vinden zij een negatieve ontwikkeling. Zeker na vertoning van een Powerpoint-presentatie over het Masterplan beamen zij, dat de functie van de zijstraten van de Lijnbaan en de hoven sterk verbeterd kan worden. De deelnemers aan de discussie bevestigen het beeld, dat je op dit moment in deze straten ‘niet veel te zoeken hebt’. Dat geldt ook voor de binnenhoven. Het toevoegen van extra functies en andere winkels vinden zij zeer gewenst. Zij kunnen zich voorstellen dat groene hoven als stedelijk rustpunt een functie kunnen vervullen. Het toevoegen van hoge woontorens aan het Lijnbaankwartier vinden de deelnemers geen slecht idee. Zij zijn niet bang voor verlies van de cultuurhistorische waarde van het Lijnbaankwartier. Ze benadrukken dat verandering en modernisering hoort bij een stad.
5
6
2
Inleiding
2.1
Aanleiding
Het Masterplan Lijnbaanhoven heeft tot doel een kader te scheppen voor de herontwikkeling en verdichting van de bebouwing rondom de beide Lijnbaanhoven (Joost Banckertplaats en Jan Evertsenplaats). Het Masterplan omvat de gezamenlijke intenties van de gemeente en de in het gebied aanwezige vastgoedeigenaren. Wethouder Hamit Karakus (Wonen en Ruimtelijke Ordening) heeft op 22 november namens de gemeente Rotterdam de Overeenkomst Gebiedsafspraken Lijnbaanhoven ondertekend met de verschillende vastgoedeigenaren van de Lijnbaanhoven. Met deze overeenkomst aanvaarden de partijen het gezamenlijk opgestelde Masterplan Lijnbaanhoven en het Uitwerkingsplan Lijnbaanhoven als vertrekpunt. Deze plannen voorzien in een levendige binnenstad, met meer woningen en winkels in het centrum en stedelijke rustpunten rond de beide Lijnbaanhoven . Tot februari 2007 is ruimte voor een informatie- en consultatieronde met bewoners en ondernemers in het gebied en overige betrokkenen. Tevens wordt de gemeenteraadsleden om hun mening gevraagd. Het doel van deze ronde is te informeren, maar ook om reacties te inventariseren en deze te gebruiken bij het maken van een stedenbouwkundig plan. Het gaat om een gebied waar niet alleen gewoond en gewerkt wordt maar waar ook veel nietbewoners komen, zowel Rotterdammers als bezoekers van buiten de stad. Daarom is het gewenst dat ook van deze groepen bekend is, hoe zij over (de doelstellingen van) het masterplan denken. De projectleider Masterplan Lijnbaanhoven heeft daarvoor aan het COS gevraagd hiernaar een onderzoek te doen.
2.2
Vraagstelling
De centrale onderzoeksvraag luidt: Wat vinden (potentiële) bezoekers van de Lijnbaanhoven van het Masterplan?
2.3
Onderzoeksopzet
Om antwoord op deze vraag te kunnen geven, doet het COS twee soorten metingen. Als eerste straatenquêtes in het gebied. Hierbij is aan bezoekers door middel van stellingen gevraagd in welke mate zij de doelstellingen van het Masterplan onderschrijven. Aan degenen die het Masterplan kennen, is tevens gevraagd wat zij de sterke en wat de zwakke punten van het plan vinden. De tweede meting betreft een groepsdiscussie. Hierbij is aan een groep ‘doorsnee Rotterdammers’ beknopt uitgelegd wat het Masterplan inhoudt. Vervolgens is groepsgewijs besproken wat men van het plan vindt. Voor deze bijeenkomst zijn 12 personen uitgenodigd. De deelnemers ontvingen voor hun deelname een cadeaubon ter waarde van € 25. In deze deelrapportage wordt verslag gedaan van de tweede meting, de groepsdiscussie. 7
2.4
Nadere uitwerking groepsinterview
Voor de selectie van deelnemers aan het groepsinterview is gebruik gemaakt van gegevens die bij het COS bekend zijn uit de Vrijetijdsomnibus (VTO), die eens in de twee jaar wordt gehouden, voor het laatst in 2006. Uit de respondenten, die in deze enquête de vraag of zij de binnenstad wel eens bezoeken positief beantwoord hebben, is een selectie gemaakt op basis van de volgende criteria: • • • • •
Mogen niet wonen in het plangebied Afspiegeling van de bevolking naar etniciteit Afspiegeling van de bevolking naar werksituatie (uitkering / inkomen uit arbeid / VUTpensioen / zonder eigen inkomen) Afspiegeling van de bevolking naar huishoudenssituatie Gelijke aantallen mannen en vrouwen
De geselecteerde kandidaten zijn telefonisch benaderd met de vraag of zij wilden deelnemen aan een groepsinterview in het City Informatie Centrum, op woensdagavond 17 januari van 20 tot 22 uur. Tijdens deze telefoonronde viel op, dat veel mensen niet bereid waren ’s avonds naar buiten te gaan of ’s avonds naar het stadscentrum te komen. Uiteindelijk hebben twaalf deelnemers die voldeden aan de criteria toegestemd in deelname aan het groepsinterview. Zij hebben een brief ontvangen met een bevestiging van hun deelname, een routebeschrijving enz. Op de avond zelf bleek, dat slechts zes personen daadwerkelijk zijn gekomen. Dit waren allen mensen van autochtone afkomst. De doelstelling dat in het groepsinterview de “doorsnee Rotterdammer” aan het woord zou komen, is daarmee niet volledig gehaald. Bij groepsinterviews die kwalitatief van aard zijn, waardoor zo wie zo geen algemeen geldende uitspraken gedaan kunnen worden over de bevolking van Rotterdam, is dit feitelijk geen probleem. Vaak wordt bij kwalitatief onderzoek juist gezocht naar een specifieke doelgroep die antwoord kan geven op de gestelde vraag. In dit geval is dat de groep Rotterdammers die regelmatig de binnenstad bezoekt, die ook ’s avonds de straat op durft, die een mening heeft over het Rotterdamse stadscentrum en voldoende gemotiveerd is om daarvoor een avond te praten in het kader van een onderzoek. De aanwezige deelnemers voldoen allen volledig aan dit profiel. Op de avond zelf is gestart met een kennismakingsronde, waarbij ook de vraag aan de orde kwam hoe vaak men in de binnenstad komt, wat men er prettig vindt en wat minder. Vervolgens is het Masterplan Lijnbaanhoven toegelicht door een stedenbouwkundige van de dS+V. Hierna is met de groep verder gediscussieerd over de doelstellingen en uitwerkingen van het Masterplan. Een verslag van de discussie wordt gegeven in het volgende hoofdstuk.
8
3
Verslag van de groepsdiscussie
3.1
Omschrijving deelnemers groepsdiscussie
Alle zes deelnemers zijn van autochtone afkomst. Het zijn twee vrouwen en vier mannen, waaronder een jongen van 15 jaar. De deelnemers wonen in het Oude Noorden, Beverwaard, Hillegersberg, Schiebroek, Alexanderpolder. Eén deelnemer woont in het centrum. De groep bestaat uit een scholier, een uitkeringsgerechtigde, twee gepensioneerden en twee personen die betaalde arbeid verrichten.
3.2
Wat rekent u tot de binnenstad en hoe vaak komt u er?”
Alle aanwezigen komen regelmatig in de binnenstad, variërend van één of twee keer per maand tot vrijwel elke dag. De meesten komen er om te winkelen of uit te gaan, de twee oudere heren rijden er vaak doorheen op weg naar de Maas: “ik kom bijna elke dag aan het water.” De groep omschrijft de binnenstad ruimer dan het Lijnbaankwartier. De West-Kruiskade hoort er ook bij, aan het westen is de grens de ’s Gravendijkwal, aan de oostkant de Centrale Bibliotheek of het Oostplein. Als echt centrum van de stad wordt de Coolsingel genoemd, en meerdere malen de Koopgoot.
3.3
Wat vindt u leuk aan de binnenstad en wat minder leuk?
De deelnemers aan de groepsdiscussie vinden de dynamiek en de levendigheid het leuke van de binnenstad. Er komen mensen overal vandaan, en er zijn veel verschillende soorten mensen. “Het leukste van de binnenstad vind ik dat je een beeld krijgt van Rotterdam dat je in je eigen wijk niet krijgt. Je ziet echt de dynamiek van de stad. Er zijn zoveel soorten mensen, zoveel producten. Je ziet in de stad nieuwe trends. Ik kom er graag.” Als minder leuke punten van de binnenstad worden genoemd de grote drukte op Koopzondag (hoewel een ander dat juist leuk vindt), de grote hoeveelheid frietzaken en hamburgertenten in het centrum en – opvallend genoeg – de Lijnbaan. Die wordt door verschillende mensen saai genoemd. Een oudere man vertelt: “Ik vind de Lijnbaan saai, de winkels zijn daar allemaal hetzelfde. Vroeger kon je er wel uitgaan en had je er bioscopen en terrasjes, maar dat is er allemaal niet meer bij. Ik houd meer van de Coolsingel, de Meent en de Oude Binnenweg.” Een ander zegt: “rechttoe rechtaan, weinig verrassende elementen. Het is wel erg volgebouwd en grijs.”
Na de Powerpoint-presentatie van het Masterplan door de dS+V volgt een discussie hierover.
9
3.4
Discussie Masterplan Lijnbaanhoven
3.4.1
Ingrijpen in het Lijnbaankwartier; verbeteren van de kwaliteit van het gebied
De deelnemers aan de groepsdiscussie vinden dat er inderdaad wel iets kan verbeteren aan de kwaliteit van het gebied rondom de Lijnbaan. “De Lijnbaan zou wat leefbaarder moeten zijn. Er is bijna geen plekje waar je kunt zitten met mooi weer, kijken naar mensen die voorbij komen. Dat is wat mensen toch leuk vinden aan de stad.” Iemand merkt op, dat het vervelend zou zijn als je tien jaar lang een bouwput krijgt. “Dan haal je voor een hele tijd een bepaalde functie weg.” De projectleider dS+V vertelt, dat dat niet de bedoeling is en dat het plan gefaseerd zal worden uitgevoerd om de overlast te beperken.
3.4.2
Zes hoge woontorens en meer bewoners in de binnenstad van Rotterdam
Niemand heeft bezwaar tegen de bouw van meer woningen in de binnenstad. De meningen zijn wel verdeeld over de vraag of dit tot de gewenste verbetering van het gebied zal leiden. Iemand denkt dat daardoor de sfeer in het gebied wel zal verbeteren. “Mensen die daar wonen, gaan ’s avonds nog even op een terrasje zitten of een hapje eten.” Een ander vraagt zich af of meer bewoners in de binnenstad een oplossing is. Zij mist vooral variëteit in het winkelaanbod: “Ik denk, wat maakt een stad een leuke stad? Als ik zelf in een andere stad kom, dan vind ik het leuk om juist de straatjes op te zoeken, waar de kleine winkeltjes liggen. Maar hier zitten Kruidvat en Albert Heijn. Dat heeft allemaal met economie te maken en dat los je niet op door woningen neer te zetten, denk ik.” De deelnemers staan positief tegenover het plan om woontorens aan het gebied toe te voegen. Allen zijn liefhebbers van hoogbouw. Naar aanleiding van de presentatie waarbij een uitleg gegeven is over het oorspronkelijke “vriendschapsmodel” wat ten grondslag ligt aan het Lijnbaankwartier merkt iemand op, dat de hoge woontorens juist dit idee weer gestalte kunnen geven: “De stedenbouwkundige vertelde dat de ballon niet helemaal opging met het vriendschapsmodel, omdat de oorspronkelijke woningen met de rug naar de Lijnbaan waren gebouwd. Misschien wordt het nu wel zo, dat de grote woonflats de kinderen (het winkelgebied) in de gaten houden, nu die hoge torens er komen.” Op de vraag of men zelf in het gebied zou willen wonen, is de eerste reactie, dat de woningen voor de aanwezige deelnemers te duur zouden zijn. Als ze het zouden kunnen betalen, zou een aantal deelnemers er wel willen wonen, “de stad trekt altijd wel.” Anderen vinden het prettiger om elders in Rotterdam te wonen, waar ze in vijf minuten in het centrum kunnen zijn, maar ook de rust of het groen hebben van hun eigen wijk. Een mevrouw die nu al in het centrum woont zegt niet in het gebied te willen wonen, omdat het
10
net als een nieuwbouwwijk “teveel bedacht” is. Een ander spreekt dat tegen: Na de tweede Wereldoorlog is dit plan bedacht, en nu wordt het verder ontwikkeld: “Nu ben je bezig met een organische ontwikkeling. Dit gaat juist lijken op iets dat groeit.”
3.4.3
Meer diversiteit in functies en winkelaanbod
Vroeger was er meer variëteit te vinden in het Lijnbaankwartier. Er was ook aanbod opet het gebied van cultuur en uitgaan. Je had er Rutex, en het Wiener Wald, de terrassen waren groter. Het zou goed zijn als het aanbod in het Lijnbaankwartier weer wat diverser werd. “Ik zou het goed vinden als het niet alleen winkelen en wonen wordt, maar als er ook een cultuuraanbod is. Vroeger had je op de Lijnbaan ook het Lijnbaancentrum. Daar waren tentoonstellingen, dat vond ik heel erg leuk. Dan was je echt in het hart van de stad. Daar beneden heeft ook een bioscoop gezeten, toen kwam er nog een tijdje een jazzkelder, De Berekuil. Dan had je ook nog Het Roefje. Dat was spannend. Dat is toch cultureel aanbod en dat is helaas verdwenen.” De deelnemers aan de groepsdiscussie zouden ook graag meer variatie in het winkelaanbod zien. Dat was vroeger ook anders: “Vroeger had je winkels voor garen en banden, maar dat zie je niet meer.” Een probleem van de Lijnbaan zelf is, dat de vierkante meter prijs van een winkel zo hoog is, dat daar alleen maar ketens zitten. Een mevrouw geeft het voorbeeld van Berlijn: ”Daar heb je in een winkelstraat een vioolbouwer, een wasserette en een Thai naast elkaar.” Maar ik denk dat dat qua economie niet door kan gaan. De grondprijzen zijn hier veel te duur om een galerie te openen of zo.” Als de Karel Doormanstraat door de stedenbouwkundige genoemd wordt als een gebied met ‘andere winkels’ vindt zij dat een verkeerd voorbeeld: “Ja, maar dat zijn allemaal superdure winkels.” De deelnemers denken meer aan gewone, kleine winkeltjes, ook bijvoorbeeld voor de dagelijkse boodschappen. Er is geen slager, bakker of groenteboer in het gebied. Als er meer mensen komen wonen, zal daar zeker ook behoefte aan zijn. De deelnemers aan de groepsdiscussie verwachten dat het gebied dan ook meer een echte buurt zal worden.
3.4.4
Dichtzetten expeditiestraten en aanleg daktuinen
Het dichtzetten van de expeditiestraten zou een oplossing kunnen zijn, zolang de functie van lossen en laden aan de achterzijde maar niet verloren gaat: “zolang de vrachtwagens nog maar wel daarachter kunnen komen. Dat die niet op maandagochtend allemaal op de Lijnbaan staan.” Dat daardoor de winkels aan de Lijnbaan kunnen uitbreiden en een trap kunnen plaatsen voor het benutten van de bovenverdieping vinden de deelnemers een goed plan. Ook de aanleg van daktuinen krijgt instemming. Er wordt wel op gewezen, dat dit onderhoud vergt: “Het is wel een goed idee dat de bewoners kunnen uitkijken op die daktuinen, maar ik denkt niet dat het goed onderhouden wordt, en dat het dan na een paar jaar weer een smeerboel wordt.” De stedenbouwer legt uit dat het particulier terrein zal worden en dat er daarom waarschijnlijk makkelijker afspraken te maken zijn over het onderhoud.
11
Iemand doet de suggestie om in het privé groen ook een speeltuintje aan te leggen: “Je zou denken, daar wonen geen kleine kinderen. Maar er wonen wel veel opa’s en oma’s en dan zou een speeltuintje super zijn.”
3.4.5
Het Lijnbaankwartier beter laten aansluiten op de omringende binnenstad
Na de Powerpointpresentatie zijn allen het ermee eens, dat het Lijnbaankwartier inderdaad een goede aansluiting mist met de omringende binnenstad en dat dit een probleem is dat om een oplossing vraagt: “Het moet één gebied worden, en dat is het nu niet. Dat is wat je net bij de presentatie zag, en dat is inderdaad waar. Het stopt daar.” Dat bezoekers van buiten de Lijnbaan soms moeilijk kunnen vinden, kan men zich wel voorstellen. Hoewel, een beetje zoeken in een vreemde stad kan ook juist leuk zijn. Maar de deelnemers beamen dat de Rotterdamse binnenstad wat dat betreft niet erg uitnodigend is. “Als je in een vreemde stad komt, zoek je naar de borden ‘centrum en dan zet je je auto in een parkeergarage. Kom je ergens boven, en dan is dat bijvoorbeeld een mooi, oud plein. Maar dat heb je hier natuurlijk niet. Ik denk dat die verbindingswegen naar andere delen van de binnenstad inderdaad ontzettend belangrijk zijn.”
3.4.6
Het transformeren van de groene hoven tot stedelijk rustpunt
Het blijkt dat de hoven niet erg bekend zijn bij de deelnemers aan de groepsdiscussie en dat ze er geen gebruik van maken. Een mevrouw die vijf jaar in Rotterdam woont kent de hoven niet en is ook nog nooit in de zijstraten geweest. De vijftienjarige jongen loopt er wel eens langs, maar heeft er nooit echt goed naar gekeken. De anderen kennen de hoven beter, maar komen er niet: “Ze zijn me wel opgevallen. Hé, hier in het centrum zo’n grote, groene open ruimte. Maar dan zie je wat bankjes, waar mensen hun verslaving zitten in te nemen, en dan vind ik het niet uitnodigend om daar bij te gaan zitten. En ik kan me voorstellen, dat de bewoners die daar wonen, dat ook niet prettig vinden.” De deelnemers denken dat de hoven als stedelijk rustpunt wel in een behoefte voorzien. “Er zijn genoeg mensen die met een rugzakje met eten en drinken een dagje naar de stad gaan. Een plaats om te picknicken is dan prettig.” De stedenbouwer licht toe, dat er ook bebouwing zal komen, bijvoorbeeld atelierruimte. Ruimtes die wel leuk zijn in de binnenstad, maar die niet echt alleen maar over dat winkelen gaan. Inderdaad ook een klein café met terras, een rustig punt in de stad waar wel wat gebeurt. Een deelneemster kan zich daar wat bij voorstellen en noemt het voorbeeld van binnenplaatsjes in Antigua, Guatemala: “Heel verrassend vond ik, dat je daar door een straatje heen liep, en dan kreeg je een soort rond ingangetje. Als je daar doorheen liep, kwam je in een soort binnentuin terecht. Dat was echt een soort oase van rust, daar hingen druiven, er kwam zon naar binnen. Je kon daar wat drinken of een hapje eten. Er was een ijssalon, een atelier, de plaatselijke VVV. Soms zag je een grasveldje met een bankje in het midden. Het waren heel verrassende binnenpleintjes. Op die plekken valt ook een stukje hectiek weg.”
12
3.4.7
Parkeren en bereikbaarheid
De deelnemers denken dat met name de bereikbaarheid van het centrum een probleem zal blijven. Iemand vertelt dat hij zelf nooit met de auto naar de binnenstad gaat. “Als ik ga winkelen en ik wil met de auto, ga ik naar Zoetermeer. Daar kan je drie uur gratis parkeren.” De deelnemers vinden dat het bezoeken van de binnenstad met de auto ontmoedigd moet worden. Iemand noemt het voorbeeld van Den Bosch, waar gratis openbaar vervoer wordt aangeboden vanaf parkeerplaatsen aan de rand van de stad.
3.4.8
Behoud van de cultuurhistorische waarde van het Lijnbaankwartier
Niemand heeft er problemen mee, dat er ‘gesleuteld’ zal worden aan het Lijnbaankwartier. Er wordt niet getornd aan de oorspronkelijke gedachte van het plan, je voegt alleen wat toe. Rotterdam is een moderne stad, het is juist leuk dat er steeds weer iets nieuws en verrassends bij komt. “De stad is iets van alle tijden. Dat verandert steeds en dat vind ik ook wel spannend er aan.” Suggesties zijn er wel. Het gebied moet niet te vol gebouwd worden: “Houdt het voetgangersgebied in stand, maar houdt ook de ruimte in stand. Er komen steeds meer van die tentjes in de Lijnbaan, waardoor de ruimte om te lopen steeds kleiner wordt.” Iemand vindt de paviljoens op de Coolsingel wel geslaagd, maar op de Lijnbaan wordt het te krap: “Ik vind het prettiger als je het gewoon wijds houdt.” Ook is het belangrijk, dat de nieuw toe te voegen gebouwen een hoge architectonische waarde hebben: “Ik vind het erg belangrijk dat wat je gaat toevoegen hele goeie dingen zijn. Dat WTC is bijvoorbeeld architectonisch prachtig. De Doelen ook. In die lijn zou je moeten denken aan wat je gaat toevoegen, dat dat architectonisch hele goeie dingen zijn.”
3.5
Kanttekening bij het onderzoek
Een kanttekening bij dit onderzoek is, dat er ondanks het streven dit wél te bereiken, bij de discussie geen sprake was van een representatieve groep Rotterdammers. Relevante groepen die ontbraken waren mensen in de leeftijd van 16 tot 30 jaar en allochtonen. Ook mensen die in het gebied werken, zijn niet gehoord. Theoretisch gezien is een kwalitatief onderzoek afgerond, als bij volgende discussies geen nieuwe gezichtspunten meer naar voren komen. Praktisch gezien wordt een onderzoek begrensd door aanwezige tijd en middelen. Een aanbeveling is om nog één of twee keer de groepsdiscussie te herhalen met allochtonen en/ of mensen tussen de 18 en 30 jaar die in het gebied werken.
13