VERSLAG 1e INTERNATIONALE SEMINAR ‘FAMILIES IN BEELD’
Kinderen, ouders en beroepskrachten werken samen aan een veilig en respectvol klimaat in kindercentra en basisscholen
8-9-10 NOVEMBER 2004, PARIJS
BUREAU MUTANT
Toelichting
Het Nederlandse project ‘Families in beeld’ maakt deel uit van het Europese project ‘Documentation of families’. Dit Europese project is een initiatief van het Europese netwerk DECET (Diversity in Early Childhood Education and Training), waar MUTANT momenteel overall-coordinator van is. Het DECET-netwerk, waarin trainers, onderzoekers en praktijkwerkers samenwerken, stimuleert gelijke kansen en waardeert diversiteit in kinderopvang- en voorschoolse voorzieningen en in training en opleiding, gebaseerd op de VN Conventie van de Rechten van het Kind. Het Nederlandse project ‘Families in beeld’ wordt mede gevoed door twee internationale seminars ‘Documentation of families’, in november 2004 en november 2005. Voor u ligt het verslag van het eerste seminar. Na dit seminar zijn in Nederland vijf pilotorganisaties geselecteerd die gedurende ruim een jaar (januari 2005 - april 2006) in hun eigen locatie(s) een of meerdere werkvormen of methodieken die aansluiten bij het thema ‘Families in beeld’ gaan (verder) ontwikkelen.
Bureau MUTANT, januari 2005 Wendy Doeleman & Monique van der Kaa Voor meer informatie: Wendy Doeleman, 030-2762750,
[email protected] www.mutant.nl Bij gebruik van (delen uit) deze publicatie, graag de bron vermelden. Foto op voorpagina: Ietje Corman
Bureau MUTANT, januari 2005
2
VERSLAG 1e SEMINAR ‘DOCUMENTATION OF FAMILIES’ 8, 9, en 10 november 2004
Deelnemers: Serap Sikcan (trainer Kinderwelten, Duitsland) Kornelia (Conny) Ben Messaoud (leidster, Duitsland) Ellen Behring (leidster & trainer, Duitsland) Michelle Clausier (trainer, Frankrijk) Emmanuelle Murcier (trainer, ACEPP, Frankrijk) Lorette Trica (leidster, ACEPP, Frankrijk) Monique van der Kaa (locatiehoofd, freelance trainer MUTANT, Nederland) Wendy Doeleman (trainer MUTANT, Nederland) Yutti Courtecuisse (vertaler, Frankrijk) Annie Maillet (notulist, ACEPP, Frankrijk) Definitie Het Europese uitwisselingsproject heet ‘Documentation of families’. De eerste vraag is: wat verstaan we onder ‘documentatie’? Voor ons Nederlanders is documentatie een term die ons weinig bekend lijkt in de kinderopvang en op scholen, behalve binnen de werkwijze van Reggio Emilia. Hiervan weten we dat het daarbij vooral om het vastleggen van het PROCES gaat en minder van het PRODUCT. Bij Reggio Emilia gaat het daarbij dan om het werk van kinderen; dus vooral HOE zijn kinderen bezig geweest met bijvoorbeeld schilderen, met daarnaast natuurlijk ook WAT hebben ze gemaakt. Voor ons heeft documentatie te maken met vastleggen, proces, zintuigen (zien, horen, voelen, proeven, ruiken). In het kader van dit project gaat het ons zowel om het zichtbaarder/hoorbaarder maken etc. van families voor het centrum als vice versa. De definitie waar we uiteindelijk op uitkomen ,uidt: Bij documentatie gaat het ons zowel om tastbare werkvormen en methodieken die het dagelijks leven van gezinnen meer inzichtelijk en daarmee begrijpelijker maken voor kindercentra/scholen als om tastbare werkvormen en methodieken die de werkwijze van kindercentra/scholen meer inzichtelijk en daarmee begrijpelijker maken voor families. Bij deze werkvormen en methodieken gaat het niet alleen om de uiterlijke vorm (zoals een familiemuur) maar vooral ook om de vraag hoe je er mee werkt. Het werken ermee gebeurt aan de hand van de DECET-doelstellingen.
Bureau MUTANT, januari 2005
3
Criteria Welke werkvormen en methodieken vallen nu precies binnen dit project? Hiervoor hebben we enkele criteria: - als uitgangspunt is er een tastbaar product (een boek, een familiemuur met foto’s, een welkomstbord, cassettebandjes, een spel) - doel ervan is families en/of kindercentrum/school meer in beeld te brengen om zo de onderlinge relatie te versterken - het werken ermee gebeurt op basis van de DECET-doelstellingen - het creëren van het product gebeurt zo veel mogelijk met beroepskrachten, ouders en/of kinderen samen Mogelijke methodieken en werkvormen We verzamelen met elkaar een groot aantal mogelijke werkvormen en methodieken die passen binnen het thema ‘Families in beeld’ en ‘Kindercentra/scholen in beeld’. SPELLEN: - memorie aan de hand van foto’s van kinderen van thuis en/of van op het kindercentrum/school - lotto of puzzel met foto’s: foto’s van kinderen en hun gezin, maar ook bijvoorbeeld van diverse medewerkers/functies op het kindercentrum. - ganzenbord om met ouders over hun opvoedingsideeën te praten (‘als je kind dat en dat doet, wat doe jij dan?’). Soms wordt het spel gebruikt om te achterhalen wat ouders van het kindercentrum weten. BOEKEN/MEDIA - met ouders boeken maken in verschillende talen - cassettebandjes met liedjes van ouders gebruiken - boekje maken ‘wat doet jouw kind op zaterdag’ met foto’s en korte teksten - beeldfolder (tip: sommige ouders willen ook graag weten wat hun kind er leert, dus dat ook erbij vermelden) - contracten tussen ouders en centrum: op welke manier wil je hier betrokken zijn - voor ieder kind een schatkistje maken met spullen van thuis - schriftjes zoals ook in Nederland veel gebruikt, wellicht nog andere vormen/invulling hiervoor te bedenken? - leefboek: een boek van een groep met over ieder kind informatie en foto’s, om gezamenlijk door te nemen van tijd tot tijd - collage waarop de beroepen in het kindercentrum en van ouders met foto’s worden uitgelegd (bijv. leidster, leidinggevende, kok, schoonmaakhulp). - collage van verschillende deuren van woningen en vervolgens van de inrichting/diverse woonruimten
Bureau MUTANT, januari 2005
4
INRICHTING - familiemuur - themakisten waarvoor ouders ook spullen leveren , valt alleen onder dit project als je er bewust iets mee doet - wereldkaart (wel gevaar om afkomst van mensen ‘vast te pinnen’) - bord met eetgewoonten - welkomstbord in vele talen - bord met allerlei basiswoorden in verschillende talen - activiteitenbord: wat hebben we vandaag gedaan - bord met overzicht van wat ouders allemaal in het centrum kunnen doen OVERIG - ‘sociaal project’, een interactieve vorm voor ‘samen denken & beslissen’ over het (pedagogisch) beleid Doelen Waarom zouden we werken aan het ‘documenteren van familie en kindercentrum/school’? -
-
-
Wil een kind zich goed kunnen ontwikkelen, dan is het ondermeer belangrijk om het te helpen een positief zelfbeeld te ontwikkelen. Dit is niet alleen iets individueels maar ook iets collectiefs in de zin dat het erkennen en waarderen van zijn/haar achtergrond (=familie) hiervan een onderdeel is. Met het documenteren van de familie breng je de familie meer in beeld, je erkent het en je waardeert het (of tenminste respecteert het). Ook is het voor de ontwikkeling van een kind positief als kindercentrum/school en ouders werkelijk ‘partners in de opvoeding’ zijn. Dit vraagt dat zij zichtbaar voor elkaar zijn en vervolgens dat zij elkaar erkennen en respecteren/waarderen. Het kan kinderen helpen om te wennen als er op het centrum/school ook dingen van thuis te vinden zijn. Ouders hebben lang niet altijd helder wat kinderen op een kindercentrum of op school precies doen, vooral als zij de taal van het land niet goed beheersen. Een beeldfolder bijv. kan daarin helpen. Tegelijkertijd is het werken aan tastbare werkvormen en methodieken een manier om de relatie tussen centrum/school en ouders te versterken, omdat de hulp van ouders (vrijwel) per definitie nodig is. Ouders kunnen actief deelnemen en zullen ze zich mede daardoor gewaardeerd voelen. Documentatie is in die zin een middel om ouders bij het kindercentrum te betrekken. Het is hierbij nodig om rekening te houden met de aanwezige diversiteit, zodat er sprake is van een democratie (iedereen kan evenveel mee doen, praten en denken etc.) Het is in de Nederlandse situatie waarschijnlijk wel een uitdaging om ouders werkelijk ook in een vroeg stadium in te zetten en hen daadwerkelijk bij beslissingen te betrekken. Bij de ouderparticipatiecrèches in Frankrijk is dit veel meer de gewoonte, door de specifieke opzet aldaar.
Bureau MUTANT, januari 2005
5
Start Mogelijke vraag om mee te starten als je met je team wilt gaan kijken met welke werkvorm of methodiek je wilt gaan werken: leidsters/leerkrachten de opdracht geven om een ronde te maken door het centrum/school en te zoeken naar de sporen van families (dus iedereen om het kind heen, niet het kind zelf). Tevens samen gaan bekijken hoe het kindercentrum of de school zich momenteel naar ouders toe presenteert. Ouders bevragen hoe zij dit vinden. Drie voorbeelden uitgewerkt 1. Familiemuur 2. ‘Le project social’ 3. Presentatie kindercentrum met een verhaal en zelfgemaakt boekje. Voorbeeld 1: De Familiemuur In het kort houdt de Familiemuur het volgende in: Ouders en kinderen worden gevraagd om foto’s van thuis mee te nemen. Deze krijgen als een soort collage een plek in het kindercentrum, vaak op een muur, maar onder een doorzichtige plaat op een tafel is bijvoorbeeld ook mogelijk. Vaak hebben leidsters of leerkrachten zelf een begin gemaakt, door te beginnen met hun eigen foto’s op te hangen. De foto’s worden vervolgens regelmatig gebruikt in de gesprekken met kinderen en ouders. Doel is het creëren van een respectvol en veilig klimaat. Dit betekent dat er in het begin vooral gekeken wordt naar de overeenkomsten die de kinderen en gezinnen met elkaar hebben. Hierna kan ook gekeken worden naar de verschillen die er zijn: de diversiteit. Uitgangspunt is dat het om iets concreets gaat, namelijk om foto’s. Daarnaast dient er aandacht geschonken te worden aan HOE met de foto’s te werken. Voorbeelden van hoe een familiemuur er uit kan komen te zien: - in houten lijstjes aan haakjes - op gelamineerd karton - in plastic mapjes aan een waslijn - achter plexiglas aan een wand - onder plexiglas op een tafel - losse foto’s op papier geplakt - in een boekje - op een zachte dobbelsteen aan een touwtje aan het plafond (op babyhoogte) - met knijpertjes aan een koord - in een gordijn met doorzichtige vakjes - doosje met daarin luciferdoosjes (met mooi papiertje erom heen), ieder doosje bevat een papiertje als een harmonica opgevouwen met daarom woorden, tekeningen, kleine foto’s Het blijkt dat de familiemuur in Frankrijk vaker 1 groot geheel is, met alle foto’s vlak naast elkaar op 1 vlak, terwijl in Duitsland en Nederland de foto’s vaak per gezin op een apart stuk papier staan. In Frankrijk wordt de familiemuur met name gebruikt om iedereen welkom te heten en om te laten zien dat iedereen een plek op het
Bureau MUTANT, januari 2005
6
kindercentrum heeft. De foto’s staan altijd op een gezamenlijke wand. Men wil daarmee onderstrepen dat alle volwassenen er als het ware voor alle kinderen zijn: ‘We zijn één grote familie’. Waarom zou je werken met een familiemuur? Er zijn verschillende redenen en doelen. - kinderen iets vertrouwds van thuis laten meenemen, zodat ze zich eerder op hun gemak voelen; foto’s van thuis kunnen helpen om de kinderen te laten wennen - ouders welkom heten en een plek geven - kinderen laten zien waar ze vandaan komen, waar hun wortels liggen en dat dit goed is - een werkelijk respectvol en veiligheid klimaat bieden, waarvan iedereen (kinderen, ouders, leidsters) profiteren - de familiemuur kan de taal bij kinderen stimuleren, doordat met de kinderen over de foto’s wordt gesproken - het is een manier om ouderparticipatie te bevorderen Geformuleerd vanuit de doelen uit ‘Ik ben ik en jij bent jij’: - werken aan het positief zelfbeeld (ik ben oké zoals ik ben en mijn familie is dat ook) en groepsgevoel (ik hoor erbij) bij kinderen, leidsters, ouders: OVEREENKOMSTEN - werken aan inlevingsvermogen en respect voor diversiteit bij kinderen, leidsters, ouders: VERSCHILLEN - kinderen, leidsters en ouders leren omgaan met vooroordelen en discriminatie en het voorkomen hiervan Geformuleerd vanuit de DECET-doelen 1 t/m 5: - kinderen, ouders en leidsters het gevoel geven dat zij erbij horen en dat zij welkom zijn - elk aspect van ieders identiteit kennen, erkennen en waarderen - van elkaar leren over culturele en andere grenzen heen - iedereen laten participeren als ‘actieve burgers’ - voorkomen van uitsluiting door open communicatie en nieuwsgierigheid Vragen die er bij ons allen zoal leven (met deels de antwoorden erbij): - Welke vraag geef je ouders/kinderen over de foto’s mee? o wil je foto’s van thuis meenemen o wil je foto’s van je familie meenemen (sommigen vatten dit op als het Europese kerngezin, anderen veel ruimer) o wil je foto’s meenemen van dingen/personen die voor je kind belangrijk zijn o feit is dat als je over ‘familie’ hebt, dit voor sommige mensen eerder een negatieve bijklank heeft (omdat het mogelijk refereert aan een bepaald ideaalbeeld waar een familie aan zou moeten voldoen) dan wanneer je het hebt over ‘dingen/personen die voor je kind belangrijk zijn’
Bureau MUTANT, januari 2005
7
-
-
-
-
Is het nodig dat leidsters eerst zelf starten met de familiemuur? Is zeer aan te raden omdat je ontdekt wat je dan zoal tegen kan komen? Wat doe je met ouders die geen foto’s willen geven, om verschillende redenen zoals zuinigheid op mooie foto’s, religie, angst voor voodoo, schaamte voor familiesituatie ? Ouders hierin respecteren, zoeken wat de redenen zijn en wat wel mogelijk voor ze is: een foto van alleen het kind, een foto zonder personen van alleen het huis, een tekening, foto’s scannen of kopiëren en originelen teruggeven. Wat doe je met ouders die geen fototoestel hebben? Een toestel lenen, een wegwerpcamera, foto’s op het kindercentrum maken, een huisbezoek? Hoe zorg je dat de foto’s voor jonge kinderen niet teveel indrukken geeft? Hoe kun je omgaan met weerstanden onder ouders dat je de intimiteit van thuis niet zomaar blootgeeft (speelt in Frankrijk)? Hoe presenteer je het project aan ouders? ‘Het is voor kinderen fijn om iets van thuis op het centrum te zien’. Wat doe je als er grote verschillen in rijkdom te zien zijn op de foto’s? Wat doe je als een kind maar heel weinig komt op de peuterspeelzaal (speelt in Frankrijk bij flexibele opvang)? Als je het geen familiemuur wilt noemen vanwege eerdergenoemde reden, wat zijn dan andere mogelijke namen? Diversiteitsmuur, diversiteit & verbondenheid, thuismuur? Wie maakt de familiemuur (verwerkt de foto’s tot een muur): leidsters, ouders, kinderen? Vanaf welk moment betrek je ouders en kinderen erbij (bijv. ook al bij de vraag of er überhaupt een familiemuur moet komen, waar, hoe, welke voorwaarden moeten er zijn)? Hoe benoem je op een goede manier verschillen tussen mensen en andere dingen die je ziet op de foto’s? Hoe ga je om met veranderende gezinssituaties (ouders gaan scheiden en moeder wil geen foto van vader er meer bij)? Hoe houd je de familiemuur levendig? Nagaan waar kinderen mee bezig zijn, wat hen bezighoudt en hierbij aansluiten.
Foto: Marlies van Ginneken
Bureau MUTANT, januari 2005
8
We maken tijdens het seminar met de deelnemers ook zelf een familiemuur. Enkele vragen en opmerkingen die we hierbij hebben zijn: - Hoe ga je om met iemand die geen foto’s bij zich heeft bijv. omdat de thuissituatie momenteel pijnlijk is? Zeg je lachend: ‘misschien kun jij jezelf tekenen’ of besteed je ruime aandacht aan die persoon, vraag je hoe het voor hem/haar is en vraag je wat die persoon zelf zou willen doen om toch het gevoel te hebben erbij te horen? - In welke taal schrijf je er woorden bij (als je dat al doet)? - Hoe voorkom je een competitie element (sommigen hebben 1 foto meegenomen, anderen wel 15)? Een mogelijkheid om een start te maken met de familiemuur is: - als team zelf maar beginnen met eigen foto’s te verzamelen en collages te maken - elkaar vertellen en vragen stellen over ieders foto’s, vooral overeenkomsten benadrukken - praten over ‘wat is familie’, welke beelden heb je daarbij - eerst overeenkomsten benoemen, dan verschillen - leerervaringen meenemen bij het gaan vragen om foto’s bij ouders Welke valkuilen zijn er bij het werken met de Familiemuur? - toerisme (dat er foto’s komen te hangen van niet-alledaagse beelden waarop de buitenkant van een cultuur te zien is, bijv. mensen in klederdracht die dat niet dagelijks dragen) - generaliseren (kijk, Özden is Turks, Turkse mensen dragen een hoofddoek zie je wel)? - opgeheven vinger (familiemuur gebruiken voor je eigen regeltjes: kijk hier op de foto, daar is het ook opgeruimd, zo wil ik het hier ook) - behang (de familiemuur wordt alleen tot behang) - tegenovergestelde effecten (geen respect, onveiligheid) door vooral de verschillen te benadrukken Hoe kun je deze valkuilen voorkomen? - foto’s vragen die dicht bij het dagelijks leven van kinderen liggen - overeenkomsten benoemen: we lachen, huilen, werken, spelen allemaal, hoe we dat doen, verschilt mogelijk - bij bepaald gedrag van kinderen niet zeggen ‘dat hoort niet’. Wel: zo doen we het hier op het kindercentrum, en thuis doe je het misschien anders - benadrukken dat iedere familie z’n eigen cultuur heeft, er wordt dus niet gesproken over DE Nederlandse cultuur, DE Marokkaanse cultuur - activiteiten over culturele bijzonderheden altijd verbinden met het alledaagse Ideeën allerlei: - regelmatig een informatiebulletin voor ouders maken - de muur aan de hand van een symbool (bijv. te maken met de naam van het kindercentrum of de school) maken
Bureau MUTANT, januari 2005
9
-
een schriftje bijhouden waarin leidsters/leerkrachten schrijven van wie er foto’s zijn gekregen en hoe die op de muur zijn gekomen (wie heeft dat gedaan en hoe) na een tijd een vragenlijst afnemen om de tevredenheid rond het proces te achterhalen
Overige opmerkingen - de familiemuur vraagt een goede voorbereiding die enige tijd in beslag neemt - werken met de familiemuur confronteert mensen met hun zelfbeeld: wat van mijzelf wil ik aan anderen laten zien
Foto: Monique Wolf
Voorbeeld 2: ‘Le projet social’ Een manier om samen met ouders te denken en te beslissen over het pedagogisch beleid Het ‘project’ ofwel het beleid van het centrum bestaat uit verschillende onderdelen: Het ‘projet social’: Hierbij gaat het met name om het proces om gezamenlijk (ouders en leidsters) tot gemeenschappelijke uitgangspunten te komen. Voor wie is het centrum bedoeld en wat wil men bereiken? Door samen te praten over de dagelijkse praktijk thuis en op het centrum worden gemeenschappelijke waarden helder en dus tevens gemeenschappelijke uitgangspunten. Men spreekt onder andere van ‘projet social’ omdat het gaat om het situeren van het centrum in de omgeving (ligging, toegankelijkheid). Het ‘projet pédagogique’: Hierbij is het kind het uitgangspunt. Ideeën van ouders en leidsters over pedagogische doelen worden op elkaar afgestemd. In deze fase worden de gemeenschappelijke waarden verder geconcretiseerd. Het ‘projet éducatif’: educatieve doelen worden geconcretiseerd. In Frankrijk is ACEPP (organisatie van ouderparticipatiecrèches) van start gegaan met het ‘projet social’. De methode die ze gebruiken om tot een beleidsplan te komen, bestaat uit de volgende vier stappen:
Bureau MUTANT, januari 2005
10
1. Sleutelmomenten uit het dagelijks leven van families definiëren. 2. Sleutelmomenten uit het dagelijks leven van het kindercentrum definiëren. 3. Achterliggende waarden formuleren en nagaan welke waarden men gemeenschappelijk heeft. 4. Sleutelmomenten (dagelijkse praktijk) koppelen aan de waarden. Deze vier stappen worden in verschillende bijeenkomsten uitgevoerd. Als je werkelijk een heel pedagogisch beleid wilt ontwikkelen, kost dit veel tijd. Maar je kunt er ook enkele thema’s uithalen. Ad 1. Sleutelmomenten uit het dagelijks leven van families definiëren. Bijv: opstaan, eten (ontbijt, lunch, diner), hygiëne, spelen, straffen/belonen, ontvangst, snoepen. Hier wordt in eerste instantie 1 onderwerp of sleutelmoment uit uitgekozen, bijv. lunch. Ouders (en ook leidsters) gaan in tweetallen met elkaar delen hoe zij zelf thuis ten aanzien van dit onderwerp handelen. De kern hiervan schrijven zij op post-its, bij voorkeur verschillende dingen op verschillende blaadjes. Dit kan eventueel ook in de moedertaal. Al deze post-its worden verzameld door de trainer, opgehangen en besproken. Ieder mag zijn post-it uitleggen. Anderen mogen commentaar leveren. Er wordt gevraagd: waarom doe je het zo? Overeenkomsten worden benoemd en daarna ook verschillen. Alles is goed. Als er in verschillende talen is geschreven word dit vertaald en soms ook gediscussieerd over de vertaling. Ad 2. Hetzelfde gebeurt voor de werkwijze op het kindercentrum. De ouders schrijven op wat zij weten over de werkwijze (bijv. hoe er geluncht wordt) en wat hun ervaringen zijn. De leidsters leggen uit waarom zij het zo doen. Ouders kunnen vertellen waarom zij denken dat de dingen zo gedaan worden. Alle post-its van 1 en 2 komen uit eindelijk op 2 borden te hangen. 1 bord met gewoonten/handelingen waarover iedereen het eens is, en 1 bord met gewoonten/handelingen waar nog vragen over zijn of waar niet iedereen het over eens is. Ad 3. Op basis van alle praktische handelingen, wordt geformuleerd welke waarden de ouders en leidsters nu eigenlijk hebben als het gaat om het pedagogisch handelen. ‘Waarom doen we dit alles nu, wat vinden we belangrijk?’. Meestal wordt uitgekomen op een aantal basiswaarden (respect, autonomie, vrijheid). In veel gevallen is het nodig om deze waarden uit te leggen: wat verstaan we hier nu onder? Over de hoofdwaarden blijken de meeste mensen het wel eens te zijn, over de praktische invulling minder. Ad 4. Tot slot krijgen alle praktische gewoonten van bord 1 (waar iedereen het over eens is) een plek rond de hoofdwaarden. Zinnen worden overgeschreven op een nieuwe post-it en op de oude post-it doorgestreept, net zolang tot alle dingen een plek hebben gekregen. Dit alles krijgt een plek in de vorm van bloemen (met de hoofdwaarde in het midden) in een beleidsplan.
Bureau MUTANT, januari 2005
11
De ervaringen van ACEPP hiermee: - De lijst met gewoonten waar niet iedereen het over eens is wordt wel opgehangen en daarmee wel erkend; dit werkt positief. - Het samen denken levert mensen heel veel op. - Als het op papier staat levert het erkenning op voor mensen. - Ouders en leidsters zijn trots als hun naam in het beleidsplan staat. - Ouders zijn echt van de bodem af betrokken. - De bijeenkomsten worden eens per jaar herhaald. - Goed middel om met nieuwe ouders over de werkwijze op het centrum te praten. - Ouders worden er zich van bewust dat ze invloed hebben op de werkwijze op het centrum. Ze voelen zich hierdoor meer gewaardeerd.
Voorbeeld 3: Presentatie van het kindercentrum/school aan de hand van een verhaal en een zelfgemaakt boek In Frankrijk hebben ze bij kindercentrum ‘La maison bulle’ (het ‘bellenblaashuis’) samen met ouders een boekje gemaakt over de werkwijze van het kindercentrum. Start was dat een verhalenvertelster de werkwijze van het centrum vertaald heeft in een sprookje. Dit is vervolgens verwerkt in een zelfgemaakt boekje. Achterin het boekje zit het hele verhaal in verschillende talen op een A-4. Het boekje zelf bestaat uit enkele zinnen per pagina, in twee talen. Op de achtergrond zijn kindertekeningen (ingescand) en foto’s uit het centrum te zien. Elke pagina die je openslaat kan ook opengeklapt worden en die pagina’s zijn weer in allerlei vormen geknipt. Een vormgever heeft alles in de computer gezet en tijdens een aantal workshops hebben de ouders dit alles verwerkt tot een persoonlijk boekje voor hun kind. Hiervoor was extra financiering gezocht.
Foto: Ellen Behring
Bureau MUTANT, januari 2005
12
Doelen van het project waren: - bezig zijn met geschreven tekst en aansluiten bij het thema boeken - het centrum en diens pedagogische aanpak presenteren - bijdrage van kinderen waarderen door gebruik van foto’s en tekeningen - ouderparticipatie door hun inzet te vragen - met elkaar bezig zijn (leidsters en ouders) - ouders elkaar laten ontmoeten De workshops vonden zowel in de middag als avond plaats, 1 keer per maand. Het was niet verplicht. Het gebeurde in kleine groepjes. Ouders waren tegelijkertijd met iets individueels (boekje voor hun eigen kind) als iets collectiefs (werkwijze centrum) bezig. Er is afgesloten met een feestavond voor iedereen. Hier zijn foto’s en een video van gemaakt.
Foto: Ellen Behring
Bureau MUTANT, januari 2005
13
Het vervolg van het project ‘Documentation of families’ Elk land presenteert hoe het in het eigen land verder aan de slag wil gaan met het project ‘Documentation of families’, in Nederland ‘Families in beeld’. Wijzelf zullen in januari de eerste bijeenkomst organiseren voor de 5 pilotlocaties die we binnenkort zullen selecteren (er hebben zich al meer dan 5 aangemeld). Hierna zullen alle locaties 1 of 2 werkvormen kiezen om de komende tijd te gaan uitwerken. We zullen zeker ook aandacht besteden aan de theoretische achtergronden (respect voor diversiteit). Of het ‘sociaal project’ ook hierin past, moeten we nog bekijken. De verspreiding zal zowel via de pilots lopen als straks met het nog te ontwikkelen boek en de video. In het voorjaar van 2006 willen we een nationale conferentie in Nederland organiseren waarin we resultaten en producten aan een brede groep mensen uit de praktijk willen presenteren. Als er in 2006 ook een Europese uitwisseling voor beroepskrachten en ouders komt, zullen wij uiteraard bekijken of er ook vanuit de deelnemende pilots interesse is om daar heen te gaan. We geven aan dat we in het volgende seminar (november 2005) graag ervaringen willen uitwisselen en dan graag ook met iemand uit de praktijk willen komen. Dit is akkoord. Het volgende seminar vindt plaats op 14-15-16 november 2005 in Berlijn. Inhoud hiervan: - ervaringen uitwisselen rond methodieken en werkvormen (qua inhoud en qua verspreiding) - voorbereiding slotconferentie 2006 - werken aan het Europese, gezamenlijke product - nieuw opgekomen werkvormen Ideeën voor het Europese product (met klein budget): - powerpoint presentatie - brochure met veel foto’s - poster - kalender met foto’s, situaties en oplossingen - puzzel - memorie - koffer met powerpoint, kalender en puzzel Wat moet het product omvatten? - doel, opzet en werkwijze van de methodieken - praktische uitleg (mogelijke knelpunten die je kunt tegenkomen en mogelijke oplossingen) - 3 landen er in te zien - families in beeld En centra in beeld - op meerdere niveau’s te gebruiken
Bureau MUTANT, januari 2005
14