Regio in Beeld 2015 Rivierenland
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
1
Inleiding
Tijdens de grote recessie van afgelopen jaren is de werkgelegenheid sterk gekrompen en het aantal werkloos werkzoekenden sterk toegenomen. Partijen op de regionale arbeidsmarkt staan nu voor de opgave om deze werkzoekenden te ondersteunen naar werk. Het economische herstel mist nog voldoende kracht om in 2015 en 2016 al te zorgen voor een substantiële daling van het aantal werkzoekenden. Tot nu toe groeit de groep werkzoekenden die moeilijk aan een baan komt, zelfs nu de WW weer begint te dalen. Het gaat daarbij om mensen waarvan de richting en het niveau van hun opleiding en werkervaring niet goed aansluiten op de huidige eisen die werkgevers aan sollicitanten stellen. Ook aspecten als werkloosheidsduur, leeftijd en arbeidshandicap vormen voor grote groepen werkzoekenden een belemmering om een baan te verwerven. Daarnaast vormt verdergaand gebruik van computers en robots zo ervoor, dat ondanks het herstel van de arbeidsmarkt, lang niet alle banen in dezelfde omvang en vorm terugkomen. Regio in Beeld schets de actuele ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt van Rivierenland en biedt daarmee input voor het opstellen en uitvoeren van het regionale arbeidsmarktbeleid van gemeenten, werkgevers-en werknemersorganisaties, onderwijsinstellingen, UWV, sectororganisaties en regionale samenwerkingsverbanden. De behoefte aan actuele, regionale en sectorale informatie over de arbeidsmarkt groeit. Dat komt niet alleen door de aanhoudende problemen op de arbeidsmarkt, maar ook door de veranderende werking van de arbeidsmarkt en wijzigingen in de organisatie van de arbeidsmarkt. De cijfers van langdurig werklozen, ouderen, lager opgeleiden en arbeidsgehandicapten die werk zoeken, wijzen op hardnekkige problemen op de arbeidsmarkt. Daarbij benemen ontwikkelingen op de arbeidsmarkt soms het zicht op wat zich daar afspeelt. Zo laat bijvoorbeeld de groeiende groep zelfstandigen (al dan niet zonder personeel) zich minder goed meten in termen van omvang, regio en beroep. Hetzelfde geldt voor vacatures, die in de huidige ruime arbeidsmarkt en door de opkomst van sociale media, steeds minder vaak gepubliceerd worden. Vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers, gemeenten, UWV en onderwijs hebben in 2015 het samenwerkingsconvenant 'Regionaal Werkbedrijf Rivierenland' gesloten. Dit om extra banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking om hen zo een actieve bijdrage te laten leveren aan de maatschappij. Vanaf januari 2016 is UWV samen met de werkgevers en de Werkzaak Rivierenland verantwoordelijk voor de uitvoering van de afspraken die het Regionaal Werkbedrijf maakt. We doen dat onder de naam van de Werkzaak. Op 3,4 en 5 november 2015 krijgt deze samenwerking al vorm bij de Werk3daagse, die georganiseerd wordt voor alle werkzoekenden uit de regio Rivierenland. In de eerste twee hoofdstukken komt de vraag van werkgevers (banen en vacatures) aan bod. Hoofdstuk 3 geeft een beeld van de aanbodzijde op de arbeidsmarkt, en dan met name het onbenut arbeidsaanbod van werkzoekenden zonder baan. In hoofdstuk 4 worden vraag en aanbod met elkaar vergeleken, om zo te bepalen waar kansen en knelpunten liggen. Afsluitend beschrijft hoofdstuk 5 wat samenwerkende regionale partijen (kunnen) doen om die kansen te benutten, zodat de kloof wordt overbrugt en meer werkzoekenden aan het werk komen. Rian Lukassen Regiomanager UWV WERKbedrijf Rivierenland
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
2
1.
Meer banen in 2015 en 2016
1.1.
Meer banen, vooral in zakelijke diensten en handel
In Rivierenland groeit het aantal banen (voltijd en deeltijd) in 2015 en 2016 in totaal met circa 900 banen tot 95.100 eind 2016. In 2016 is de groei met 0,6% iets groter dan de banengroei van 0,4% in 2015. Landelijk stijgt het aantal banen iets harder. De groei van de werkgelegenheid komt vooral voor rekening van zakelijke diensten, waaronder uitzendbureaus, en groothandel. Bij zorg & welzijn gaan de meeste banen verloren. Ondertussen zorgen structurele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt er voor dat de eisen die aan werknemers worden gesteld en de omvang van het personeelsbestand veranderen. Voortschrijdende verdienstelijking, flexibilisering, vereiste kwalificaties voor gewijzigde en nieuwe functies, vergrijzing en ontgroening van de (beroeps)bevolking en verdergaand gebruik van computers en robots zorgen er voor, dat ondanks het herstel van de arbeidsmarkt, lang niet alle verloren gegane banen in dezelfde omvang en vorm terugkomen. De vraag op de arbeidsmarkt ziet er nu anders uit dan voor de crisis en het aanbod van werkzoekenden sluit daar niet overal goed op aan.
Afbeelding 1.1.
Werknemersbanen per sector: omvang, aandeel en ontwikkeling
Rivierenland, 2015
4%
Detailhandel
ontwikkeling banen van werknemers
Groei Zakelijke diensten
3% 2%
Groothandel Horeca
Vervoer en opslag
1% Onderwijs
Bouwnijverheid
ICT Overige diensten
0%
-1%
Industrie
Openbaar bestuur
Landbouw
-2% Zorg en welzijn -3% Krimp
Financiële diensten
-4%
ondervertegenwoordigd t.o.v. Nederland
|
oververtegenwoordigd t.o.v. Nederland
Bron: UWV
Afbeelding 1.1 geeft de omvang en ontwikkeling van het aantal banen van werknemers in Rivierenland per sector in 2015. De afbeelding geeft drie dingen weer. De omvang van het aantal banen in een sector: hoe groter de bol, hoe meer banen er in de betreffende sector zijn. De ontwikkeling van het aantal banen in een sector: boven de horizontale as groeit het aantal banen in 2015; onder de horizontale as krimpt het aantal banen. Het aandeel in de werkgelegenheid van een sector (de specialisatiegraad): op de verticale as is het aandeel van een sector in Rivierenland gelijk aan dat van Nederland, rechts van de as is het regionale aandeel groter, links van de as is het regionale aandeel kleiner. In Rivierenland zijn zakelijke diensten, zorg & welzijn, detailhandel, industrie en groothandel de sectoren met de meeste banen van werknemers. Van de in totaal 94.600 banen in 2015 in Rivierenland nemen deze sectoren er 61.400 (65%) voor hun rekening.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
3
In Rivierenland groeit het aantal banen in 2015 en in 2016 in de meeste sectoren. In de zakelijke diensten groeit het aantal banen in 2015 en 2016 tussen de 2% en 3%. Daarmee is de banengroei in zakelijke diensten het sterkst van alle sectoren. Het gaat hierbij om een toename van ongeveer 500 banen per jaar. Dit betreft grotendeels uitzendbanen die tot deze sector worden gerekend, ongeacht de sector waarin de uitzendkrachten werken. De groei van uitzendwerk komt ook voor in sectoren waar het aantal banen van werknemers afneemt. Er komen ook veel banen bij in de groothandel, die tussen de 1% en 2% per jaar groeit. In deze sector gaat het om ruim 100 banen die er per jaar bijkomen. Sectoren waar de werkgelegenheid in 2015 en 2016 krimpt, zijn: financiële diensten, zorg & welzijn, industrie, openbaar bestuur en landbouw. Bij de financiële diensten krimpt het aantal banen door noodzakelijke aanpassing van de dienstverlening na afloop van de crisis. Zorg & welzijn verliest vooral in 2015 maar ook nog in 2016 banen door herstructurering en maatregelen om de kosten van de zorg te beperken. Banen in de industrie en landbouw krimpen structureel door efficiëntere productie met steeds minder mensen waardoor de productiviteit toeneemt. In het openbaar bestuur, zoals lokale overheden, neemt het aantal banen af door bezuinigingen en herstructurering. Rechts in afbeelding 1.1 staan sectoren die relatief belangrijk zijn voor Rivierenland. Dit geldt voor de voor deze regio zo kenmerkende sectoren landbouw, groothandel, bouwnijverheid en vervoer & opslag. Behalve in de landbouw stijgt de werkgelegenheid in deze sectoren. Maar hoewel zij in Rivierenland sterker vertegenwoordigd zijn dan landelijk gemiddeld, blijven dit kleine tot middelgrote sectoren. Daardoor kan hun banengroei het banenverlies in de zorg & welzijn maar gedeeltelijk compenseren.
Pendel: niet iedereen die in Rivierenland werkt, woont in de regio Van alle mensen die in Rivierenland werken, woont ongeveer een op de vijf buiten de regio. Het grootste deel van hen woont in de aangrenzende regio’s Rijk van Nijmegen en Noordoost Brabant. Aan Rivierenland grenzen maar liefst acht andere arbeidsmarktregio’s. De werkende beroepsbevolking die in Rivierenland woont, profiteert goed van de werkgelegenheid in die aangrenzende regio’s: van alle werkende inwoners van Rivierenland werkt ongeveer 1 op de 3 buiten de regio. Het merendeel van hen werkt in Midden-Brabant, Midden-Utrecht, Rijk van Nijmegen en Food Valley.
Banengroei begint met economische groei Cruciaal voor de arbeidsmarkt is de ontwikkeling van de economie. Na twee jaar van economische krimp groeit de economie weer sinds 2014. In 2015 en 2016 zet de economische groei versterkt door. Het economisch herstel is breed: consumentenbestedingen, overheidsbestedingen, investeringen van bedrijven en export dragen allemaal positief bij aan de economische groei in 2015 en 2016. Dat betekent dat alle sectoren in meer of mindere mate profiteren van het economische herstel. ING verwacht dat de economie in regio Zuidwest-Gelderland in 2015 met 2,3% groeit. Dat is iets meer dan het landelijk gemiddelde. Dit heeft onder andere te maken met de aantrekkende bouw, groothandel, transport en logistiek. Dat voor economische groeiverwachtingen nog altijd onzekerheidsmarges gelden, maakt box 1.1 over de landelijke groeiverwachtingen duidelijk. Box 1.1.
Verwachtingen economische groei
De prognoses in Regio in Beeld voor banen en vacatures komen uit het rapport UWV Arbeidsmarktprognose 2015-2016, uitgebracht in juni 2015. Dat rapport gaat uit van de economische groeicijfers van het CPB van maart 2015: 1,7% economische groei in 2015 en 1,8% in 2016. In augustus 2015 heeft het CPB de verwachte economische groei verhoogd naar 2,0% voor 2015 en 2,4% voor 2016. In juli/augustus verwachten ook de drie grote banken (ABN Amro, Rabobank en ING) en de OESO hogere groeipercentages, variërend van 2,0% in 2015 tot 2,4% in 2016. De Nederlandsche Bank ging in juni ook uit van 2,0% economische groei voor 2015, maar verwacht een lagere groei van 1,8% in 2016. Toch is ook De Nederlandsche Bank met die junicijfers optimistischer dan een half jaar eerder. Als de economie sterker groeit dan verwacht, ontwikkelt ook de arbeidsmarkt zich gunstiger dan de in deze Regio in Beeld gebruikte UWV arbeidsmarktprognoses.
Arbeidsproductiviteit beïnvloedt ruimte voor banengroei Economische groei wordt gerealiseerd door een hogere arbeidsproductiviteit en hogere werkgelegenheid. Pas als de groei van de productie groter is dan de groei van de arbeidsproductiviteit, ontstaat er extra werkgelegenheid. De productiviteit van arbeid groeit gewoonlijk, doordat efficiëntere productieprocessen de productie per (voltijds)werknemer verhogen. Landelijk is die toename in 2015-2016 gemiddeld circa 1% per jaar. De rest van de hogere productie wordt dus geleverd door meer arbeid van werknemers. Economische groei van bijvoorbeeld 2% levert daardoor ongeveer 1% groei van de werkgelegenheid op. Meer werk betekent dat er meer banen bijkomen en dat parttimebanen groter worden. Afbeelding 1.2 laat zien dat er grote verschillen in productiviteitsgroei zijn tussen sectoren. In de groothandel en industrie is de productiviteitsgroei bijvoorbeeld veel groter dan in zakelijke diensten. Dit verklaart waarom vooral zakelijke diensten er voor zorgen dat de werkgelegenheid in Rivierenland groeit.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
4
Afbeelding 1.2.
Gemiddelde productiviteitsgroei per jaar
Nederland, 1995-2013 4% 3% 2% 1% 0% -1% Overige diensten
Horeca
Bouwnijverheid
Zakelijke diensten
Delfstoffen & nut
Overheid
Zorg
Onroerend goed
Totaal
Detailhandel
Landbouw
Transport
Autosector
ICT
Industrie
Groothandel
Financiële diensten
-2%
Bron: Rabobank, bewerking UWV
1.2.
Structurele veranderingen worden zichtbaarder
Structurele veranderingen op de arbeidsmarkt veranderen de eisen die aan werknemers worden gesteld en de omvang van het personeelsbestand dat nodig is. Voortschrijdende verdienstelijking, flexibilisering, veranderingen van vereiste kwalificaties voor gewijzigde en nieuwe functies, vergrijzing en ontgroening van de (beroeps)bevolking en verdergaand gebruik van computers en robots, zorgen er voor dat ondanks het herstel van de arbeidsmarkt, lang niet alle verloren gegane banen in dezelfde omvang en vorm terugkomen. De vraag op de arbeidsmarkt ziet er nu anders uit dan voor de crisis en het aanbod van werkzoekenden sluit daar niet overal goed op aan. Nu de conjunctuur zich herstelt, worden structurele veranderingen (nog) duidelijker zichtbaar. Bestaande functies verdwijnen of veranderen sterk door verdergaande robotisering, automatisering en informatisering. Nieuwe functies ontstaan als gevolg van innovatie en introductie van nieuwe technieken en diensten. Arbeid wordt flexibeler georganiseerd met oproepwerk, zelfstandig ondernemerschap, uitzendwerk en tijdelijke contracten. Ouderen en vrouwen participeren in toenemende mate op de arbeidsmarkt. Deze ontwikkelingen zijn niet specifiek voor deze regio, maar spelen in elke regio een belangrijke rol. Dit is ook terug te zien in de ontwikkeling en de kenmerken van vacatures in hoofdstuk 2.
Flexibilisering neemt toe Flexibilisering van de arbeidsmarkt zet gestaag door. Deze ontwikkeling komt deels voort uit kostenoverwegingen van ondernemers, maar is ook een reactie op flexibilisering in de productie en levering van goederen en diensten. Om te blijven concurreren moeten ondernemingen snel kunnen reageren op veranderingen in hun markt. Nieuwe technologieën helpen om productie- en dienstverleningsprocessen flexibeler te maken. Dat heeft ook gevolgen voor arbeidsrelaties. Er wordt meer gewerkt met oproepkrachten, zzp’ers en tijdelijke contractanten. Maar ook ‘vast’ personeel moet zich vaker en sneller aanpassen aan veranderingen in het werk. Dat stelt andere eisen aan kennis en vaardigheden.
Structurele groei aandeel zelfstandigen In dit hoofdstuk ligt de nadruk op banen van werknemers, omdat daarvan de meeste regionale informatie beschikbaar is. Bovendien vormen werknemers met 80% nog altijd het grootste deel van de werkzame beroepsbevolking. Het andere deel, het werk van zelfstandigen, groeit echter sterker dan het aantal banen van werknemers en groeit structureel. Daarom krijgt dat deel steeds meer aandacht in onderzoek en statistiek, maar vooralsnog vooral op landelijk niveau. Het aantal banen (voltijd en deeltijd) van werknemers groeit landelijk in 2015 met 0,5% en in 2016 met 0,7%. Door de voortgaande flexibilisering neemt het werk van zelfstandigen sneller toe dan dat van werknemers: in 2015 met 1,7% en in 2016 met 1,6%. Van alle zelfstandigen is ongeveer de helft
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
5
zelfstandige zonder personeel (zzp’er). Het aandeel zelfstandigen in de werkgelegenheid groeit hierdoor tot 21%: één op de vijf werkenden is een zelfstandige. Ook hierbij zijn er grote verschillen tussen sectoren. Sectoren met een groot aandeel zelfstandigen zijn de landbouwbouw, bouw en zakelijke diensten. Vooral landbouw en bouw zijn in Rivierenland sterker vertegenwoordigd in de banen van werknemers dan landelijk gemiddeld. Twee sectoren met een klein aandeel zelfstandigen (openbaar bestuur, financiële diensten) zijn in Rivierenland juist minder sterk vertegenwoordigd terwijl groothandel en vervoer & opslag, waar ook een klein aandeel zelfstandigen werkt, juist sterk vertegenwoordigd zijn in Rivierenland. Al met al ligt het aandeel zelfstandigen in de regio hierdoor iets hoger dan landelijk.
Vergrijzing zorgt voor vervanging, waarbij functie-eisen kunnen veranderen De leeftijdsopbouw van werknemers verschilt sterk tussen sectoren. Voor de arbeidsmarkt is dit een relevant gegeven. Een hoog aandeel 50-plussers betekent immers dat de komende jaren meer vervangingsvraag ontstaat voor personeel dat met pensioen gaat. Wanneer functies door eerder genoemde ontwikkelingen veranderen, kunnen daarbij wel andere competenties en een hoger opleidingsniveau worden gevraagd dan voorheen. Dat laatste zorgt er ook voor dat (langdurig) werkloos werkzoekenden niet altijd even makkelijk kunnen terugkeren in het arbeidsproces. Afbeelding 1.3 toont de verschillen tussen sectoren in de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand. Het beeld voor Rivierenland komt grotendeels overeen met het landelijke beeld. Gemiddeld is 28% van de werknemers in Rivierenland 50 jaar of ouder en 22% jonger dan 27 jaar. In Rivierenland zijn openbaar bestuur en onderwijs de sterkst vergrijsde sectoren. In het openbaar bestuur is 44% van de werknemers 50-plusser, in het onderwijs 43%. Ook sterker vergrijsd dan gemiddeld zijn, bouw, zorg & welzijn en vervoer & opslag. In absolute aantallen heeft de sector zorg & welzijn met 4.400 de meeste werknemers van 50 jaar en ouder. Hiervan zijn 740 werknemers 60-plus. Zij bereiken dus de komende jaren de AOW-gerechtigde leeftijd. Andere sectoren met veel werknemers van 60 jaar en ouder zijn industrie (580), openbaar bestuur (540) en zakelijke diensten (390). In deze sectoren ontstaat de komende 5 jaar dus een hogere vervangingsvraag. De horeca heeft relatief de meeste werknemers die jonger zijn dan 27 jaar. In Rivierenland is hun aandeel in deze sector met 60% nog iets groter dan landelijk. Ook in detailhandel, uitzendbanen en landbouw is het aandeel jongeren groot. Vaak gaat het daarbij om scholieren en studenten die in deze sectoren een bijbaantje of vakantiewerk hebben. Een hoog aandeel jongeren kan duiden op hoge vervangingsvraag vanwege verloop of seizoenswerk. Wat betreft aantallen jongeren is de detailhandel de grootste sector. Die telt 4.400 werknemers onder de 27 jaar. Op enige afstand volgt zorg & welzijn met 3.000 jongeren.
Afbeelding 1.3.
Banen van werknemers naar leeftijdsklasse en sector
Rivierenland, december 2014
Openbaar bestuur Onderwijs Bouwnijverheid
7%
Groothandel Zakelijke diensten
43% 52%
19%
Vervoer en opslag Industrie
44%
48%
13%
Zorg en welzijn Financiële diensten
49%
9%
35%
48%
16%
33%
51%
5%
32%
65% 17%
31% 54%
15%
29%
59%
17%
26%
59%
24%
Landbouw
41%
43%
Uitzendbedrijven
39%
45%
Detailhandel
48%
Horeca Totaal
17%
15%
37% 60%
22%
15% 29%
50%
tot 27 jaar
27 tot 50 jaar
11%
28%
50-plus
Bron: UWV
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
6
2.
Meer vacatures, meer kansen
2.1.
Groei vacatures in hogere versnelling
De vacaturemarkt reageert snel op economische ontwikkelingen. Toen de economie in 2014 weer aantrok, daalde de werkgelegenheid nog verder, maar nam het aantal vacatures al wel toe. Door het economisch herstel durven meer mensen van baan te wisselen. Daarbij laten zij arbeidsplaatsen achter die meestal ook weer vervuld moeten worden. Dat biedt kansen voor werkzoekenden. Dat biedt ook kansen voor werkgevers om werknemers te werven die aan wijzigende functie-eisen voldoen. Afbeelding 2.1 toont de ontwikkeling van het aantal ontstane vacatures in Rivierenland per kwartaal van 2011-2015. Na de dalende tendens van het aantal vacatures in de jaren van crisis, ontstaan in 2014 gemiddeld 1.700 vacatures per kwartaal. In het tweede kwartaal van 2015 groeit dit verder en ontstaan er circa 2.100 vacatures. UWV verwacht dat de vacaturegroei landelijk doorzet in 2015 en 2016. Daarbij blijft het aantal vacatures wel nog steeds lager dan tijdens de jaren voorafgaand aan de crisis. Het aantal ontstane vacatures is overigens een onderschatting van het feitelijk aantal keren dat een werknemer bij een werkgever in dienst treedt. Er worden namelijk ook banen ingevuld zonder dat een werkgever een formele vacature plaatst. Zo worden bijvoorbeeld veel mensen aangenomen via het informele circuit, netwerken en stageplekken. Dit hoofdstuk vergelijkt perioden van vier kwartalen (het derde en vierde kwartaal van een jaar en het eerste en tweede kwartaal van het jaar dat daarop volgt) met de periode van vier kwartalen daarvoor. Deze periodes worden kortweg aangeduid als 2014/2015 en 2013/2014.
Afbeelding 2.1.
Ontstane vacatures per kwartaal
Rivierenland, 2011-2015 2.500
2.000
1.500
1.000
500
0 II
III
IV
I
2011
II
III
2012
IV
I
II
III
2013
IV
I
II
III
2014
IV
I
II
2015
Bron: UWV
Afbeelding 2.2 toont de omvang en ontwikkeling van ontstane vacatures in Rivierenland per sector in 2013/2014 en 2014/2015. Het aantal vacatures in Rivierenland groeit in alle sectoren, behalve ICT. De meeste vacatures ontstaan in 2014/2015 in de detailhandel en zakelijke diensten. In tegenstelling tot de sectorale indeling van banen in hoofdstuk 1, worden hier bij vacatures in de zakelijke dienstverlening niet de vacatures voor uitzendwerk meegeteld. In de detailhandel is vooral vraag naar verkopers, vakkenvullers en commercieel employés. In de detailhandel werken veel scholieren en studenten in bijbaantjes of als vakantiekracht, maar ook Wajongers vinden er werk. In de zakelijke diensten zijn er vooral veel vacatures voor interieurverzorgers, commercieel employés (middelbaar beroepsniveau), commercieel medewerkers (hoger beroepsniveau), juristen en programmeurs.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
7
De vacatures nemen procentueel het sterkst toe in overige diensten. Het gaat hierbij vooral om economische- en administratieve beroepen en hulpkrachten horeca en verzorging. Ook het aantal vacatures in de industrie is sterk toegenomen. Daarbij gaat het hoofdzakelijk om productiepersoneel, monteurs en metaalarbeiders.
Afbeelding 2.2.
Ontstane vacatures naar sector
Rivierenland, 2013/2014 en 2014/2015 Sector
2013/2014
2014/2015
Mutatie (abs.)
Mutatie (%)
Detailhandel
1.340
1.540
200
15%
Zakelijke diensten
1.030
1.260
230
22%
Groothandel
720
880
160
22%
Industrie
430
810
380
88%
Zorg en welzijn
410
810
400
98%
Vervoer en opslag
460
520
60
13%
Overige diensten
130
300
170
131%
Horeca
170
270
100
59%
Onderwijs
200
270
70
35%
ICT
230
230
0
0%
Bouwnijverheid
170
230
60
35%
Financiële diensten
120
170
50
42%
Openbaar bestuur
120
170
50
42%
Landbouw
140
150
10
7%
5.670
7.610
1.940
34%
Totaal Bron: UWV
Volgens de UWV Arbeidsmarktprognose stijgt het aantal vacatures ook in 2015 en 2016 landelijk in vrijwel alle sectoren. Daarbij ontstaan de meeste vacatures in de detailhandel en zorg & welzijn. Ook in de sectoren specialistische zakelijke diensten, industrie en horeca worden veel vacatures verwacht. Uitzondering is het openbaar bestuur waar de vacatures in 2015 en 2016 afnemen. Openbaar bestuur is in Rivierenland echter een kleine sector.
2.2.
Veel vacatures voor laagopgeleiden in detailhandel en verzorgende & dienstverlenende beroepen
In de vorige paragraaf zien we dat de meeste vacatures Rivierenland ontstaan in de detailhandel en zakelijke diensten. Afbeelding 2.3 toont van de regio het aantal vacatures in 2014/2015 per sector en per beroepsgroep. De vacatures zijn onderverdeeld naar drie beroepsniveaus: laag, middelbaar en hoog. Links in de afbeelding staan de vacatures per sector naar beroepsniveau. Voor laagopgeleiden ontstaan de meeste vacatures in de detailhandel, op ruime afstand gevolgd door zakelijke diensten en vervoer & opslag. In de detailhandel en horeca betreft het vaak seizoenswerk en bijbaantjes voor scholieren en studenten, maar ook voor Wajongers. Vacatures in de zakelijke diensten, vervoer & opslag, industrie, en groothandel bieden de vele andere laagopgeleide werkzoekenden in Rivierenland veelal meer kansen. Op middelbaar beroepsniveau ontstaan er in de regio vooral vacatures in de detailhandel, groothandel, zakelijke diensten, zorg & welzijn en industrie. Vacatures voor hoogopgeleiden zijn vooral te vinden in de zakelijke diensten, zorg & welzijn en het onderwijs. Het rechterdeel van afbeelding 2.3 geeft inzicht in de vacatures per beroepsgroep naar beroepsniveau. Er zijn veel vacatures voor laagopgeleid verzorgend & dienstverlenend personeel. Het gaat hierbij vooral om de functies verkoper, hulpkracht horeca & verzorging, interieurverzorger en vakkenvuller. Deze vacatures worden deels door scholieren en studenten ingevuld. Ook voor middelbaar opgeleid economischadministratief personeel zijn er veel vacatures. Dit zijn onder andere vacatures voor commercieel employés, zoals accountmanager, commercieel-administratief medewerker, medewerker klantenservice en callcentermedewerker. Andere middelbaar economisch-administratieve functies waar veel vraag naar is, zijn boekhouders & secretaresses, productieplanners en technisch-commercieel employés.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
8
Afbeelding 2.3.
Ontstane vacatures naar beroepsniveau, per sector (links) en beroepsgroep (rechts)
Rivierenland, 2014/2015 Economisch-administratief
Detailhandel
Verzorgend en dienstverlenend
Zakelijke diensten Groothandel
Technisch en industrie
Industrie Zorg en welzijn
Transport
Vervoer en opslag Informatica Overige diensten Medisch en paramedisch
Horeca Onderwijs
Pedagogisch
ICT Sociaal-cultureel
Bouwnijverheid Financiële diensten
Agrarisch
Openbaar bestuur
Openbare orde- en veiligheid
Landbouw 0
500
Laag
1.000
1.500
Middelbaar
2.000
Hoog
0
1.000 Laag
2.000
Middelbaar
3.000
Hoog
Bron: UWV
De vraag naar arbeid verandert structureel. Door verdergaande automatisering en robotisering worden andere eisen gesteld aan de competenties en kennis van personeel. Bestaande functies veranderen of verdwijnen en nieuwe functies ontstaan. Vanuit verschillende sectoren komt het signaal dat het gevraagde opleidingsniveau toeneemt. Er is behoefte aan personeel dat processen kan overzien, problemen kan oplossen en met klanten kan communiceren. Taken worden complexer, bijvoorbeeld vanwege veranderende wensen van klanten. Dat vraagt om een hoger werk- en denkniveau. Volgens onderzoek van Deloitte kunnen veel functies in Nederland binnen tien tot twintig jaar verdwijnen doordat machines taken van mensen overnemen. Het gaat hier onder andere om banen van verkopers, boekhouders, administratief medewerkers, bouwarbeiders, bestuurders van voertuigen en verzorgend personeel. Deze beroepen komen ook in Rivierenland veel voor. De snelheid van deze ontwikkelingen en de uiteindelijke impact op de regionale arbeidsmarkt zijn nog onzeker, omdat deze afhangen van het tempo van de technologische ontwikkeling, maatschappelijke acceptatie, wet- en regelgeving, het ontstaan van nieuwe banen en de politieke besluitvorming.
2.3.
Gevraagd opleidingsniveau stijgt
Volgens de vorige paragraaf verschuift het gevraagde opleidingsniveau naar hogere niveaus. Dit blijkt ook uit afbeelding 2.4. Deze toont het aandeel ontstane vacatures naar beroepsniveau in Rivierenland, in 2011/2012 en 2014/2015. In deze periode bleef het aandeel vacatures waarin een laag opleidingsniveau gelijk op 41%. Een verschuiving zien we bij vacatures op middelbaar en hoger niveau. Het aandeel vacatures op middelbaar beroepsniveau na af van 40% naar 37%. Het aandeel vacatures op hoog niveau steeg juist van 19% naar 22%. De groeiende vraag naar hogere opleidingsniveaus gaat dus ten koste van de vraag op middelbaar niveau. De kansen op werk voor middelbaar opgeleiden nemen dus af. Dat vaker hogere opleidingsniveaus worden gevraagd, kan worden verklaard door de ‘upgrading’ van werkzaamheden. De eerder genoemde productiviteitsgroei wordt gerealiseerd door verdergaande automatisering en informatisering en herstructurering van het werk. Dat vraagt in toenemende mate hoog opgeleid personeel.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
9
Afbeelding 2.4.
Aandeel ontstane vacatures naar beroepsniveau (in %)
Rivierenland, 2011/2012 en 2014/2015
2011/2012
41%
2014/2015
41%
0%
20% Laag
40%
19%
37%
40% Middelbaar
22%
60%
80%
100%
Hoog
Bron: UWV
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er een verband bestaat tussen regionale werkloosheid en verdringing. Bij een hogere werkloosheid kunnen werkgevers kiezen uit meer sollicitanten. Zij kiezen dan vaker voor een kandidaat met een hoger opleidingsniveau. Bovendien zijn hogeropgeleide werkzoekenden wanneer de werkloosheid hoog is, eerder bereid om werk op een lager niveau te accepteren. Daarmee verdringen zij personen met een middelbaar of lager opleidingsniveau. Hierdoor verslechtert de positie van lager opgeleiden. Wanneer de economie aantrekt, gaan er naar verwachting meer werknemers in een baan op hun eigen niveau werken. Dit biedt vooral kansen voor werkzoekenden met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Voor langdurig werklozen, ouderen en lager opgeleiden blijft het voorlopig nog moeilijk om werk te vinden.
2.4.
Vraag naar flexibel personeel groeit
De vraag naar flexibel personeel neemt structureel toe. Dit gaat ten koste van de vraag naar vaste werknemers. Uit analyses van CBS en TNO blijkt dat in Nederland het aandeel werkenden (exclusief zelfstandigen) met een flexibele arbeidsrelatie is gestegen van 15% in 2004 naar 22% in 2014. Ook het aandeel zelfstandigen (vooral zonder personeel) steeg verder, waardoor een vaste arbeidsrelatie steeds minder vaak voorkomt. Van alle personen met een flexibele arbeidsrelatie in 2014 is 30% oproepkracht en 12% uitzendkracht. Er zijn ook veel werknemers met een tijdelijk contract (al dan niet met uitzicht op een vast contract). Van de werknemers die in de flexibele schil gaan werken, heeft na drie jaar ruim één derde een vaste baan. Dit aandeel verschilt per provincie. Bij provincies met een sterkere banengroei is de kans op een vaste baan vanuit flexibele arbeid groter. Ook een hoog onderwijsniveau, autochtone herkomst, middelbare leeftijd, werken naast de opleiding en bij grotere bedrijven werken verhogen de kans op vast werk. Voor flexwerkers is het sinds de economische crisis lastiger geworden om bij verandering van werkgever de overstap naar een vaste baan te maken. De verdere groei van de flexibele schil wordt vooral verwacht bij bedrijven waar nu al relatief veel flexwerkers werken, aldus de onderzoekers van CBS en TNO. Uit het onderzoek ‘Vacatures in Nederland 2013’ van UWV blijkt dat 61% van de werkgevers uitzendkrachten vooral inzetten om piekperioden op te vangen. Andere redenen om flexibel personeel te zoeken zijn het vervangen van zittend personeel, bijvoorbeeld vanwege verlof. Soms wordt een uitzendbureau ingezet om personeel te werven. De daling van het aandeel aangeboden vaste contracten kan mede verklaard worden uit de onzekere economische situatie in de afgelopen jaren. Verder blijkt dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) een steeds groter deel van de vraag naar arbeid invullen. Van de werkzame beroepsbevolking in 2014 is een op de negen zzp’er, in 2003 was dat nog een op de twaalf. Bedrijven huren zzp’ers vooral in om hun personeelstand snel en flexibel aan te passen aan de opdrachtenportefeuille. Daarbij worden zzp’ers ingezet om pieken in het productieproces op te vangen en vanwege hun specifieke kennis en ervaring.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
10
3.
Onbenut arbeidsaanbod langer werkloos en ouder
3.1.
Onbenut arbeidsaanbod
De potentiële beroepsbevolking in Rivierenland telt eind 2016 circa 169.000 personen. Daarvan worden 120.000 personen tot de beroepsbevolking gerekend. Daarmee komt de bruto participatiegraad uit op 71%, wat een fractie hoger is dan het landelijke gemiddelde van 70%. De potentiële beroepsbevolking bestaat uit alle personen tussen van 15 tot en met 74 jaar. De beroepsbevolking bestaat uit personen tussen van 15 tot en met 74 jaar die betaald werk hebben (werkende beroepsbevolking) en personen die geen werk hebben maar wel willen werken, direct beschikbaar zijn voor werk en actief werk zoeken (werkloze beroepsbevolking). De totale beroepsbevolking in Rivierenland blijft tussen 2014 en 2016 ongeveer gelijk op 120.000 personen. Binnen de grenzen van de regio biedt de werkgelegenheidsgroei dus ruimte om het aantal werkzoekenden te laten dalen. In dit hoofdstuk gaat het vooral om de personen die niet of nauwelijks werken, terwijl ze dit wel kunnen en willen: het onbenut arbeidsaanbod. Dit onbenut arbeidsaanbod bestaat hoofdzakelijk uit WW’ers, bijstandsgerechtigden en Wajongers met arbeidsvermogen, maar ook uit niet-uitkeringsgerechtigden (NUG’ers) die kunnen en willen werken maar dat werk niet hebben. In dit hoofdstuk ligt de focus op de eerste drie genoemde groepen. Over hen is de meeste informatie beschikbaar. NUG’ers zijn moeilijk in kaart te brengen omdat zij per definitie geen uitkering hebben en zich ook niet allemaal als werkzoekende inschrijven. Bij het aanbod op de arbeidsmark spelen zij wel een rol, waarbij zij meebewegen in de dynamiek van de arbeidsmarkt. Veel van hen keerden zich tijdens de recessie van de arbeidsmarkt af. In een periode van herstel ontstaan meer kansen op werk en biedt een deel van hen zich weer aan. Het gaat daarbij vooral om vrouwen, parttimers, jongeren die al dan niet hebben doorgestudeerd en mensen die vrijwilligerswerk verrichten. Zij concurreren dan direct mee met werkloos werkzoekenden om de beschikbare banen. Nu de economie en werkgelegenheid groeien, ontstaan er weer meer kansen voor werkzoekenden, waaronder het onbenut arbeidsaanbod. Daarom gaat hoofdstuk verder in op de ontwikkeling en samenstelling van de WW-, WWB- en Wajongpopulatie.
3.2.
WW-uitkeringen in Rivierenland dalen
De WW in Rivierenland bereikte in februari 2014 een piek van bijna 6.000 uitkeringen. Sindsdien is de WW echter niet meer zo hoog geweest. Vanaf januari 2015 is de WW elke maand zelfs lager dan in de zelfde maand een jaar eerder. In juni 2015 telde Rivierenland minder dan 5.200 WW-uitkeringen, wat bijna 10% lager was dan in juni 2014.
Afbeelding 3.1.
WW-ontwikkeling per gemeente
Rivierenland, 2013-2015
Culemborg
Buren
Culemborg
Buren
Neder- Betuwe Geldermalsen
T iel
Neder- Betuwe Geldermalsen
West Maas en Waal
West Maas en Waal
Neerijnen Zalt bommel
T iel
Neerijnen Zalt bommel
Maasdriel
Maasdriel
Juni 2013 – juni 2014
Juni 2014 – juni 2015
Bron: UWV
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
11
Afbeelding 3.1 toont van de gemeenten in Rivierenland de ontwikkeling van het aantal WW-uitkering van juni 2013 op juni 2014 (links) en van juni 2014 op juni 2015 (rechts). Van juni 2013 op juni 2014 steeg de WW nog in alle gemeenten. Van juni 2014 op juni 2015 daalde de WW in de meeste gemeenten. Alleen in Neder-Betuwe was het aantal WW-uitkeringen eind juni 2015 net zo hoog als eind juni 2014. Neder Betuwe telt echter een laag aantal WW-uitkeringen van rond de 450, waardoor kleine wijzigingen in absolute aantallen procentueel sterk uiteen kunnen lopen. Het WW-percentage (aantal WW-uitkeringen ten opzichte van beroepsbevolking)van Neder Betuwe is met 3,7% nog heel gematigd. In juni 2015 bedraagt het WW-percentage in heel Rivierenland 4,3%. Dit is lager dan landelijk (4,6%). Het WW-percentage van Tiel (5,2%) en West Maas en Waal (4,8%) is hoger dan gemiddeld. Box 3.1.
Wet Werk en Zekerheid (WWZ)
De wet beoogt meer zekerheid voor flexwerkers. Vanaf 1 januari 2015 geeft een werkgever bij contracten van minimaal zes maanden uiterlijk een maand voor het einde aan of het contract wordt verlengd of niet. Vanaf 1 juli heeft een tijdelijke werknemer na twee jaar (dat was na drie jaar) recht op een vast contract wanneer deze elkaar opvolgen binnen zes maanden, dat was binnen drie maanden. De wet regelt scholingsplicht en transitievergoeding. Werkgevers stellen werknemers in staat scholing te volgen om hun functie te kunnen blijven uitvoeren of om een andere functie te kunnen uitvoeren wanneer hun huidige functie komt te vervallen. Werknemers die twee jaar in dienst zijn geweest, krijgen bij ontslag vanaf 1 juli 2015 recht op een transitievergoeding. Deze kan gebruikt worden voor scholing en ondersteuning om over te stappen naar een andere baan of beroep. De wet beoogt het stimuleren van werkhervatting, waarbij werken loont. Vanaf 1 juli 2015 is na een halfjaar WW werk op alle niveaus passend, dat was na een heel jaar. Vanaf 1 juli 2015 wordt 70% van inkomsten op de WW gekort in plaats van de gewerkte uren. Hierdoor loont het om vanuit de WW te gaan werken. Vanaf 1 januari 2016 tot 2019 wordt de maximale WW-duur stapsgewijs teruggebracht van 38 naar 24 maanden.
Door het economisch herstel en groeiende werkgelegenheid kan de WW dalen. In heel Nederland worden eind 2016 398.000 uitkeringen verwacht, in Rivierenland 5.200. Ondanks deze gunstige ontwikkeling is het aantal WW-uitkeringen eind 2016 nog steeds fors hoger dan voor de crisis. Dit heeft onder andere te maken met de ontwikkeling van de werkgelegenheid. In 2015 en 2016 neemt het aantal banen wel toe, maar lang niet genoeg om het verlies te compenseren van het aantal banen dat sinds 2008 verloren is gegaan. Bovendien neemt de omvang van de beroepsbevolking nog steeds toe. Het economische herstel zorgt wel voor toename van de dynamiek op de arbeidsmarkt. Door de grotere kansen op de arbeidsmarkt, durven mensen vaker te wisselen van baan. Zij laten een arbeidsplaats achter die veelal weer vervuld moet worden. Met het stijgen van de dynamiek op de arbeidsmarkt, nemen ook de kansen op werk toe van werkzoekenden met een WW-uitkering. Bepalend voor hun kans op werk is daarbij wel hoe recent hun werkervaring is. Vervolgens zijn leeftijd en opleidingsniveau bepalend voor hun kans op werk.
3.3.
WW’ers gemiddeld langer werkloos en ouder
De sterke toename van WW-uitkeringen tijdens de recessie leidde aanvankelijk tot een groep WW’ers met gemiddeld een kleinere afstand tot de arbeidsmarkt. Mensen die in de WW instroomden hadden recente werkervaring en waren vaker jonger dan mensen die al enige tijd WW ontvingen. De groep mensen waarvan de WW wordt beëindigd omdat zij weer volledig werken, is echter ook grotendeels kortdurend werkloos en jonger. Dat betekent dat de gemiddelde werkloosheidsduur en de gemiddelde leeftijd stijgen van de WW’ers die overblijven. Werkende werkzoekenden en werkzoekenden zonder werk maar met recente werkervaring profiteren als eerste van de toenemende kansen op de arbeidsmarkt. Daarbij gaat het in eerste instantie veelal om tijdelijk werk, al dan niet via een uitzendbureau. Vaak is dit wel een opstap naar een volgende (tijdelijke of vaste) baan. Voor langdurig werklozen, ouderen en lager opgeleiden blijft het nog moeilijk om een baan te bemachtigen. Afbeelding 3.2 toont de verdeling naar verstreken duur van de WW-uitkeringen in Rivierenland in juni 2013 (boven) en juni 2015 (onder). Het aandeel WW dat nog geen jaar loopt, is gedaald van 77% naar 64% van alle WW-uitkeringen. Het aandeel langdurigere WW-uitkeringen (met een verstreken duur van 1 jaar of langer) is juist gestegen van 23% naar 36% van alle WW-rechten. Dat betekent dat hoewel het totale aantal WW’ers afneemt, de gemiddelde werkloosheidsduur van de resterende WW’ers langer wordt en daarmee hun kansen op werk afnemen. Ook de gemiddelde leeftijd van werkzoekenden met een WW-uitkering neemt toe. In Rivierenland daalde van juni 2014 tot juni 2015 het aantal WW-uitkering van mensen die jonger zijn dan 50 jaar. Het aantal 50-plussers met WW is daarentegen juist gestegen.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
12
Afbeelding 3.2.
WW-uitkeringen naar verstreken duur
Rivierenland, juni 2013 en juni 2015
2013
56%
2015
21%
44%
0%
10% < 6 maanden
20%
20%
30%
40%
6 tot 12 maanden
50%
17%
6%
24%
60%
70%
12 tot 24 maanden
80%
12%
90%
100%
24 maanden of langer
Bron: UWV
Het aantal jongeren met een WW-uitkering is beperkt. Eind juni 2015 worden 283 WW-uitkeringen verstrekt aan personen die jonger zijn dan 27 jaar. Dat is 6% van de totale WW-populatie. Werkende jongeren hebben vaker over een flexibel contract. Daardoor verliezen zij eerder hun baan dan oudere werknemers die vaker een vast dienstverband hebben. Daar staat tegenover dat jongeren gemiddeld sneller een nieuwe baan vinden en als eerste profiteren van economisch herstel en aantrekkende vraag op de arbeidsmarkt. Verder hebben jongeren die werkloos worden korter recht op WW omdat hun arbeidsverleden korter is. Ook om deze reden blijft het aandeel jongeren in de WW laag. WW-uitkeringen van 50-plussers maken met 2.700 uitkeringen 52% uit van het totale WW-bestand. Werkende 50-plussers hebben vaker een vast dienstverband dan jongeren en worden minder snel werkloos. Maar als zij eenmaal werkloos zijn, komen ze minder gemakkelijk weer aan het werk. 50plussers slagen er ondanks hun relatief lange uitkeringsrechten het minst vaak in tijdens de WW weer aan het werk te gaan. Vooral na 57 jaar neemt die kans sterk af. De afgelopen jaren is het aantal 50-plussers dat vanuit de WW weer volledig aan het werk ging wel toegenomen. In de periode van januari tot en met juni 2015 werden in Rivierenland 500 WW-uitkeringen beëindigd van 50-plussers die het werken volledig hervatten. Dat is 14% meer dan in de eerste helft van 2014. Qua opleidingsniveau zien we vooral het aantal lager- en middelbaar opgeleiden met een WW-uitkering dalen en het aantal hoger opgeleiden zeer licht dalen. Het aandeel WW’ers zonder startkwalificatie bedraagt Rivierenland in juni 2015 38%. Dat is hoger dan met het landelijk gemiddelde van 34%. Werkzoekenden zonder startkwalificatie hebben meer moeite om aan werk te komen. Zij komen vooral in aanmerking voor vacatures op elementair en lager niveau, veelal in detailhandel, horeca, industrie en zakelijke diensten. Het aandeel hoogopgeleide WW’ers is in Rivierenland is met 23% juist lager dan het landelijk gemiddelde van 27%. Van de WW’ers in Rivierenland heeft 38% een diploma op middelbaar niveau, wat gelijk is aan het gemiddelde voor heel Nederland.
Bijna de helft van de WW-uitkeringen worden beëindigd vanwege werk De veranderende samenstelling van de WW-populatie is ook zichtbaar bij de beëindiging van WWuitkeringen. De economische recessie heeft in de afgelopen jaren het vinden van werk wel bemoeilijkt, maar toch was er ook tijdens deze periode dynamiek op de arbeidsmarkt aanwezig. Ook in de zeer ruime arbeidsmarkt ontstonden vacatures en gingen WW’ers gedeeltelijk of volledig aan het werk. De vacatures ontstaan vooral door vervanging van personeel dat bijvoorbeeld met pensioen gaat of van functie of baan wisselt. Tijdens de recessie eindigde bijna de helft van de WW-uitkeringen in Rivierenland vanwege volledige werkhervatting. Nu de economie zich herstelt, kan dit aandeel oplopen. Afbeelding 3.3 geeft de kenmerken van de personen waarvan de WW-uitkeringen zijn beëindigd omdat zij het werken volledig hebben hervat. In de eerste zes maanden van 2015 zijn Rivierenland 1.900 WWuitkeringen beëindigd in verband met werkhervatting. Dat is 50% van alle beëindigde WW-uitkeringen in die periode. Het aandeel werkhervattingen in Rivierenland is daarmee gelijk aan het landelijk gemiddelde. Het aandeel WW-beëindigingen in verband met werkhervatting is in Rivierenland bij mannen met 59% duidelijk groter dan bij vrouwen (40%). Dit heeft te maken met uiteenlopende ontwikkelingen in sectoren in de regio. In ‘typische mannensectoren’ als de bouwnijverheid trekt de werkgelegenheid weer aan. Een ‘typische vrouwensector’ als de omvangrijke zorg & welzijn heeft te maken met banenkrimp.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
13
Afbeelding 3.3.
Kenmerken beëindigde WW-uitkeringen vanwege werkhervatting
Rivierenland, januari tot en met juni 2015
Totaal (aantal)
Rivierenland
Nederland
1.900
158.900
Aandeel t.o.v. totale uitstroom naar kenmerken (%) Totaal
50%
50%
Man
59%
56%
Vrouw
40%
42%
49%
46%
- middelbaar opgeleid
51%
51%
- hoog opgeleid
51%
53%
<25 jaar
42%
40%
25 tot 35 jaar
53%
51%
35 tot 50 jaar
54%
55%
50 jaar of ouder
46%
45%
Geslacht
Opleidingsniveau Zonder startkwalificatie Met startkwalificatie
Leeftijd
Bron: UWV
Wat betreft opleidingsniveau zien we in Rivierenland vooral verschillen tussen WW-uitkeringen van mensen zonder startkwalificatie ten opzichte van mensen mét een startkwalificatie. Met 49% beëindigt iets minder dan de helft van de mensen zonder startkwalificatie hun WW-uitkering door weer volledig aan het werk te gaan. Van de mensen met een startkwalificatie is dat 51%. Ook naar leeftijd zien we verschillen in het percentage WW-uitkeringen dat wordt beëindigd wegens werk. Van de WW’ers ouder dan 50 jaar in Rivierenland, wordt in 46% van de gevallen de WW-uitkering beëindigd in verband met werkhervatting. Dit is een fractie meer dan landelijk (45%). Ouderen slagen er ondanks een relatief lange uitkeringsduur vaak moeilijk in tijdens de WW-uitkering werk te vinden. Dit correspondeert met het beeld uit Vacatures in Nederland 2013 dat van de aangenomen personen in Nederland slechts 2% 55 jaar of ouder was. Ook het aandeel werkhervattingen van jongeren ligt onder het gemiddelde. De WW-uitkering van jongeren wordt relatief vaak beëindigd omdat de maximale duur van de uitkering is bereikt. Zij hebben over het algemeen een kort arbeidsverleden en daardoor kort recht WW. In de middengroepen, van 25 tot 35 jaar en van 35 tot 50 jaar, is het aandeel werkhervatters bovengemiddeld met respectievelijk aandelen van 53% en 54%. De ene groep stroomt sneller uit de WW (al dan niet naar werk) dan de andere. Hierdoor verandert de samenstelling van de WW-populatie. Gemiddeld zijn zij nu langer werkloos en ouder. Dit maakt het lastiger hen te bemiddelen naar werk. Toch is een gemiddelde uitstroom naar werk van 50% nog steeds redelijk in vergelijking met andere groepen die onderdeel uitmaken van het onbenut arbeidspotentieel, zoals bijstandsgerechtigden en de Wajongers met arbeidsvermogen. Over het algemeen geldt dat de afstand tot de arbeidsmarkt van bijstandsgerechtigden groter is dan die van WW’ers. Bijstandsgerechtigden hebben vaker een minder recent arbeidsverleden en een lager opleidingsniveau. In Regio in Beeld Rivierenland 2014 is hierop uitgebreid ingegaan. Deze verschillen zijn in een jaar tijd niet veel veranderd.
3.4.
WWB-uitkeringen nemen wel toe
Op 1 januari 2015 trad de Participatiewet in werking. Deze wet voegde de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en een deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) samen tot één nieuwe regeling. Er zijn nog geen actuele cijfers over hoeveel mensen een uitkering ontvangen in het kader van de Participatiewet, vandaar dat in deze Regio in Beeld de laatst bekende cijfers van de WWB-uitkeringen (december 2014) verwerkt zijn.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
14
Box 3.2.
Baanafspraken
In het sociaal akkoord van 11 april 2013 hebben het kabinet en sociale partners (werkgevers en werknemers) afgesproken dat ze extra banen gaan creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. In totaal gaat het om 125.000 extra banen die in 2026 gerealiseerd moeten zijn: 100.000 in de marktsector en 25.000 bij de overheid. Peildatum is 1 januari 2013. De banenafspraak is een landelijke afspraak. Op landelijk niveau wordt gekeken of werkgevers in de marktsector en bij de overheid de aantallen hebben gerealiseerd die voor hun sector gelden. Alle werkgevers, zowel grote als kleine werkgevers, kunnen voor deze extra banen zorgen. Tot de doelgroep voor de banenafspraak behoren mensen die onder de Participatiewet vallen en die geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen, mensen met een WSW-indicatie, Wajongers met arbeidsvermogen en mensen met een WIW-baan of ID-baan. De sociale partners en de gemeenten hebben afgesproken dat mensen op de WSW-wachtlijst en Wajongers de eerste jaren voorrang krijgen bij het plaatsen op een baan.
Eind 2014 telde Rivierenland 3.000 WWB-uitkeringen, wat 7% meer was dan eind 2013. Dat is een sterkere toename dan de landelijke toename van 4%. Afbeelding 3.4 toont het WWB-percentage (het aantal WWB-uitkeringen afgezet tegen de beroepsbevolking) in december 2014 per gemeente. Voor heel Rivierenland was dit 2,5%, wat flink lager was dan het landelijke WWB-percentage van 4,2%. Tiel heeft niet alleen de grootste beroepsbevolking en de meeste WWB-uitkeringen, maar met 5,2% ook het hoogste WWB-percentage van de regio. Culemborg heeft een WWB-percentage van 3,5%. De overige zeven gemeenten hebben een WWBpercentage dat lager is dan 2%. In de meeste grotere steden is het WWB-percentage hoger dan gemiddeld. Dit hangt samen met het vaak hoge aandeel alleenstaanden, lage aandeel koopwoningen en de hoge werkloosheid in grote gemeenten.
Afbeelding 3.4.
WWB-percentages per gemeente
Nederland en Rivierenland, december 2014
Culemborg Buren Neder- Betuwe Geldermalsen
Neerijnen
T iel
West Maas en Waal
Zalt bommel Maasdriel
Bron: CBS, bewerking UWV
Meer doorstroom vanuit WW naar WWB Het aandeel mensen dat aansluitend aan een WW-uitkering een beroep doet op de bijstand is in Rivierenland in 2013 lager dan landelijk gemiddeld. Dit doorstroompercentage bedroeg 5,8% in Rivierenland en 6,7% in Nederland. Zoals in de meeste grotere steden, is het doorstroompercentage van WW naar WWB in Tiel met 8,5% het hoogst van de regio. Het aandeel WW’ers dat aansluitend een beroep doet op de bijstand, is landelijk de afgelopen jaren vrij stabiel (rond de 6,5%). Zij maken echter een fors aandeel uit van de instroom in de bijstand. Zo bestond in 2013 gemiddeld 22% van de bijstandsinstroom bij gemeenten uit WW’ers.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
15
De afstand tot de arbeidsmarkt van de WWB-populatie is gemiddeld groter dan die van de WW-populatie. De WWB-werkzoekende heeft vaak een minder recent arbeidsverleden en een lager opleidingsniveau.
3.5.
Wajong en Participatiewet
Tegelijk met de invoering van de Participatiewet is de Wajong gewijzigd. Vanaf 1 januari 2015 is de Wajong alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen, die voor 1 januari 2015 in de Wajong zouden zijn ingestroomd, behoren daarmee tot de doelgroep van de Participatiewet. Verwacht wordt dat in eerste instantie een beperkt aantal jongeren begeleiding naar werk en eventueel een bijstandsuitkering bij de gemeente aanvraagt. Circa 40% van de doelgroep zit namelijk nog op school. De meesten van hen kloppen pas bij de gemeente aan als zij hun opleiding hebben afgerond. Een ander deel is onder behandeling en is daarom nog niet beschikbaar voor begeleiding naar werk. Box 3.3.
De Wajong nader bekeken
Mensen die op jonge leeftijd door ziekte of een handicap arbeidsongeschikt waren of werden, konden tot 1 januari 2015 bij UWV een beroep doen op de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Vanaf 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden en hierin is geregeld dat jonggehandicapten voor ondersteuning en eventueel een uitkering een beroep kunnen doen op de gemeente waarin ze woonachtig zijn. Met de inwerkingtreding van de Participatiewet kent de Wajong drie varianten. Oude Wajong (oWajong): hiertoe behoren alle personen die voor 1 januari 2010 een Wajong-uitkering hebben aangevraagd. Nieuwe Wajong (nWajong): hiertoe behoren alle personen die tussen 1 januari 2010 en 31 december 2014 een Wajong-uitkering hebben aangevraagd. Wajong vanaf 1 januari 2015: uitsluitend bedoeld voor jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen vallen onder de Participatiewet. Iedereen die een Wajong-uitkering ontvangt (ongeacht welke variant), ontvangt deze via UWV. Zowel het bestand van de oWajong als de nWajong blijven ook de verantwoordelijkheid van UWV en gaan niet tot de doelgroep van de gemeenten behoren. Wél gaat UWV bij deze beide groepen een herbeoordeling van het arbeidsvermogen uitvoeren. Mocht blijken dat iemand inderdaad duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, behoudt hij of zij de uitkering van 75% van het wettelijk minimumloon. Wordt daarentegen geconstateerd dat er wel sprake is van arbeidsvermogen, dan wordt de huidige uitkering van 75% van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2018 verlaagd naar 70% van het wettelijk minimumloon.
Forse afname instroom Wajong door invoering Participatiewet en Wajong2015 Het aantal Wajongers steeg de afgelopen jaren, omdat er jaarlijks meer nieuwe uitkeringen werden toegekend dan er werden beëindigd. De meest voorkomende redenen voor beëindiging van de Wajonguitkering zijn pensionering, overlijden en detentie. Jaarlijks eindigt slechts 0,3% van de Wajonguitkeringen vanwege werk. Dit percentage is zo laag, omdat er pas sprake is van uitstroom vanwege werk als een Wajonger gedurende langere tijd in staat is geweest tenminste 75% van het maatmaninkomen te verdienen én geen ondersteuning in de vorm van bijvoorbeeld loondispensatie of een jobcoach nodig heeft. Door de invoering van de Participatiewet kan het aantal Wajongers voor het eerst sinds de invoering van de Wajong gaan dalen. Zo daalde de instroom in de Wajong in de eerste 4 maanden van 2015 fors.
Relatief minder Wajongers in Rivierenland Eind 2014 waren er in Rivierenland 2.600 mensen met een Wajong-uitkering. Met een aandeel van 1,7% van de potentiële beroepsbevolking heeft deze regio relatief weinig Wajongers. Landelijk is dit percentage namelijk 2,3%. Afbeelding 3.5 toont deze Wajong-percentages per gemeente. Alleen Tiel heeft met 2,8% een Wajongpercentage dat boven het landelijke gemiddelde ligt. De aanwezigheid van zorginstellingen en andere voorzieningen drukken in deze gemeente natuurlijk hun stempel.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
16
Afbeelding 3.5.
Wajong-percentages per gemeente
Nederland en Rivierenland, december 2014
Culemborg
Buren Neder- Betuwe
Geldermalsen
T iel West Maas en Waal
Neerijnen Zalt bommel
Maasdriel
Bron: UWV
Vier op de tien Wajongers in Rivierenland is 35 jaar of ouder Afbeelding 3.6 geeft de kenmerken van Wajongers in Rivierenland per eind 2014. Er zijn meer mannen dan vrouwen met een Wajong-uitkering. De belangrijkste reden hiervoor is dat de bij Wajongers meest voorkomende aandoeningen zoals ontwikkelingsstoornissen vaker bij mannen dan bij vrouwen worden vastgesteld. De meeste Wajongers vragen hun uitkering aan rond hun 18e of 19e levensjaar. Aangezien er nauwelijks uitstroom uit de Wajong is, neemt de gemiddelde leeftijd van Wajongers toe. Dat wordt versterkt door de forse afname van de instroom in de Wajong die sinds 1 januari 2015 alleen toegankelijk is voor jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Eind 2014 is 32% van de Wajongers in Rivierenland jonger dan 25 jaar. De groep van 900 Wajongers van 25 tot 35 jaar is het grootst en vormt 33% van alle Wajongers in de regio. Een op de drie Wajongers Rivierenland is 35 jaar of ouder.
Afbeelding 3.6.
Kenmerken Wajong-gerechtigden
Rivierenland, december 2014 Rivierenland
Aantal
Aandeel
Totaal Wajong
2.600
100%
Wajong-percentage
1,7%
Geslacht Man
1.400
54%
Vrouw
1.200
46%
<25 jaar
800
32%
25 tot 35 jaar
900
33%
35 tot 45 jaar
400
14%
45 tot 55 jaar
300
12%
55 jaar of ouder
200
9%
Leeftijd
Bron: UWV
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
17
Aan het werk komen en blijven is moeilijk voor Wajongers Wajongers hebben reeds een arbeidsbeperking voordat ze de arbeidsmarkt betreden. Voor een aantal van hen is een betaalde baan vanwege de ernst van de beperkingen nooit haalbaar, maar voor een grote groep is dat met de nodige inspanningen wel mogelijk. Vaak betreft het dan werk met een aanvullende uitkering. Voor veel Wajongers is het in de praktijk namelijk niet haalbaar met werken zelfstandig meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. Mensen met een Wajong-uitkering komen vooral de eerste jaren na instroom in de Wajong aan het werk. Wajongers die al langere een beroep op de Wajong doen, komen relatief minder vaak aan het werk. Daarnaast speelt ook het soort ziektebeeld een rol. Wajongers met een (zeer) licht verstandelijke beperking en Wajongers met een stoornis in het autisme spectrum komen na instroom in de Wajong het vaakst aan het werk. Wajongers met een psychiatrisch ziektebeeld komen het minst vaak aan het werk. Van de Wajongers die aan het werk gaan, heeft is ongeveer de helft een jaar later geen baan meer. Hiervoor zijn meerdere redenen. Wajongers krijgen vaak eerst een tijdelijk contract, wat niet altijd verlengd wordt. Wajonger functioneren niet altijd zoals verwacht. Het werk voor Wajonger is er niet meer. De financiële ruimte bij de werkgever om de Wajonger in dienst te houden is er niet meer. Weerstand bij collega’s belemmeren voortzetting van het dienstverband. De werkgever ervaart een (te) lage arbeidsproductiviteit van de Wajonger. De interne begeleiding van de Wajonger legt een te groot beslag op de beschikbare capaciteit. Afbeelding 3.7 toont de landelijk aantallen van werkende Wajongers tijdens de afgelopen crisisjaren. In absolute zin steeg hun aantal tot 2011, om daarna licht af te nemen. In de eerste jaren van de crisis werkte een kwart van de Wajongers. Vanaf 2012 daalt dat aandeel tot 22%.
Afbeelding 3.7.
Aantal en aandeel werkende Wajong-gerechtigden
Nederland, 2008-2013 2008
2009
2010
2011
2012
2013
46.000
47.600
50.400
54.000
53.000
53.100
% werkende Wajongers totaal
26%
25%
25%
25%
23%
22%
% werkend bij een reguliere werkgever
12%
11%
12%
13%
12%
12%
% werkend in of via SW
14%
13%
13%
12%
11%
11%
Aantal werkende Wajongers Aandeel werkende Wajongers
Bron: UWV
In juni 2014 werken in Rivierenland bijna 700 Wajongers, wat maar liefst 27% van het totale aantal Wajongers is. Het aandeel werkende Wajongers in Rivierenland is daarmee beduidend hoger dan het landelijke percentage van 22%. Vermoedelijk is het aandeel Wajongers met arbeidsvermogen in de regio echter ook hoger dan landelijk gemiddeld.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
18
4.
Betere kansen voor werkzoekenden
4.1.
Arbeidsmarkt wordt minder ruim: kansen voor werkzoekenden worden groter
Het afgelopen jaar steeg het aantal vacatures en daalde het aantal kortdurend werkzoekenden in Rivierenland. Daardoor is de arbeidsmarkt iets minder ruim geworden, wat betekent dat de kansen voor werkzoekenden iets gunstiger zijn geworden. Wanneer we naar de verhouding tussen alle vacatures en kortdurend werkzoekenden kijken, is de arbeidsmarkt eind tweede kwartaal 2015 echter nog steeds ruim tot zeer ruim. Tegenover 1.400 openstaande vacatures staan 2.400 geregistreerde kortdurend werkzoekenden. Dit betekent dat het voor werkzoekenden over het algemeen nog steeds lastig is om aan het werk te komen, en dat werkgevers weinig knelpunten ondervinden bij het vervullen van vacatures. De groep werkzoekenden is echter niet homogeen. Vooral werkloosheidsduur, leeftijd en opleidingsniveau bepalen iemands kansen op werk. Ook het beroep waarin werkzoekenden een baan zoeken is van invloed op de kans op werk. Daarom geeft afbeelding 4.1 voor de verschillende beroepsgroepen een beeld van de spanning op de arbeidsmarkt, zowel in Rivierenland als in Nederland. Deze spanning wordt bepaald door de verhouding tussen het aantal openstaande vacatures (op de totale vacaturemarkt) en het aantal geregistreerde kortdurend werkzoekenden (maximaal een half jaar werkzoekend). Hoe krapper de arbeidsmarkt van een beroep is, hoe beter de kansen op werk voor dat beroep zijn voor werkzoekenden.
Afbeelding 4.1.
Spanning naar beroepsgroep
Nederland en Rivierenland, tweede kwartaal 2015 Totaal Informatica Pedagogisch Medisch en paramedisch
Openbare orde en veiligheid Economisch-administratief Technisch en industrie Transport Verzorgend en dienstverlenend Sociaal-cultureel Agrarisch 0,000 1,500 krap 2,000 2,500 zeer ruim0,500ruim 1,000 gemiddeld zeer krap Rivierenland
Nederland
Bron: UWV
Uit afbeelding 4.1 blijkt dat de arbeidsmarkt van Rivierenland in het tweede kwartaal van 2015 voor de meeste beroepsgroepen ruim tot zeer ruim is. Alleen voor informaticaberoepen is de arbeidsmarkt krap. De ICT-sector heeft in Rivierenland een beperkt aantal banen. Informaticaberoepen en dus ook vacatures komen echter ook in andere sectoren voor. Voor medische beroepen is de arbeidsmarkt regionaal ruim en landelijk gemiddeld. In hoofdstuk 2 (afbeelding 2.3) zagen we dat de meeste vacatures voor informatica en medische beroepen een hoger opleidingsniveau vragen. Zorg & welzijn is in Rivierenland minder groot dan in de meeste regio’s, maar nog altijd een sector waar veel mensen werken. De krapte binnen de sector betreft vooral voor de medische beroepen. Een vijfde van de werkenden in de zorg werkt in een zogenaamd BIG-geregistreerd beroep (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg). Dit zijn verpleegkundigen, artsen of tandartsen en overige (para) medische beroepen, zoals fysiotherapeuten en verloskundigen. Voor openbare orde & veiligheidsberoepen, sociaal-culturele beroepen, technische & industrieberoepen en transportberoepen was in het tweede kwartaal van 2015 zowel de regionale als landelijke arbeidsmarkt zeer ruim.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
19
4.2.
Vooral kansrijke beroepen in techniek
Nu de economie aantrekt, ontstaan er meer vacatures en dus meer kansen voor werkzoekenden. Signalen van moeilijk vervulbare vacatures en dus goede kansen voor werkzoekenden nemen toe. Opvallend is de ontwikkeling dat er binnen een sector of zelfs binnen een beroepsgroep moeilijk vervulbare vacatures voor de ene functie kunnen zijn, ook als de markt voor de hele sector of beroepsgroep ruim is. Box 4.1.
Welke beroepen bieden kansen?
In februari 2015 publiceerde UWV ‘Welke beroepen bieden kansen? Overzicht van krapte- en overschotberoepen’. Het overzicht is bedoeld om informatie te geven voor arbeidsmarktbeleid en de uitvoering daarvan. De publicatie schetst een landelijk beeld van krapte- en overschotberoepen, opgesteld aan de hand van cijfers van UWV en feedback van arbeidsmarktprofessionals. Hieronder een lijst met veelvoorkomende overschotberoepen en krapteberoepen in Nederland. 10 overschotberoepen
10 kansrijke beroepen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
1. monteur 2. lasser 3. cnc-verspaner 4. opticien 5. wijkverpleegkundige 6. systeemanalist 7. docent wiskunde 8. procestechnoloog 9. data-architect 10. registeraccountant
datatypist receptionist administratief medewerker conciërge medewerker facilitaire dienst boekhouder leider kinderopvang activiteitenbegeleider leider sport en beweging secretaresse
Bron: UWV
Box 4.1 beschrijft de landelijke lijst met krapteberoepen. Dit zijn beroepen waarvoor de arbeidsmarkt krap is en werkgevers dus moeilijk personeel kunnen vinden. Dat betekent dat de kansen van werkzoekende voor deze beroepen goed zijn. Voor de meeste krapteberoepen wordt middelbaar, hoger of wetenschappelijk niveau gevraagd. Veel van deze beroepen komen voor in de industrie. Kansrijke beroepen zijn onder andere cnc-verspaners, operators, verschillende monteursfuncties, lassers en projectleiders en ontwerpers in de elektrotechniek en werktuigbouwkunde. Ook beroepen in de ICT en bepaalde niches bieden kansen voor werkzoekenden. Dit zijn bijvoorbeeld programmeurs voor specifieke ICT talen, zeer specialistische zorgfuncties op hogere niveaus, callcentermedewerkers, assistent-accountants, registeraccountants, 1e en 2e graads docenten wiskunde en exacte vakken, zelfstandig werkende koks en gastheren/vrouwen. Vaak zijn er wel specifieke eisen wat betreft (actuele) kennis en (recente) ervaring. In ‘Welke beroepen bieden kansen?’ staan ook de beroepen die op middellange termijn (2017-2019) krap zijn. Hierin komen veel van de huidige krapteberoepen terug. In sommige segmenten, zoals ICT en technische sectoren, worden de tekorten alleen maar groter. Het gaat daarbij wel nog steeds om specifieke functies. Er lijkt de komende jaren dus nog geen sprake te zijn van een generiek tekort aan bijvoorbeeld technici. Op lager niveau komt in de metaal een behoorlijke vervangingsvraag op gang door de vergrijzing, zeker nu de economie verder aantrekt. Elders, bijvoorbeeld in logistieke functies, is het ontstaan van knelpunten mede afhankelijk van de mate waarin werkgevers kunnen beschikken over andere groepen werknemers (bijvoorbeeld MOE-landers). Op middelbaar niveau zijn er vooral kansen in technische functies. Het gevraagde opleidingsniveau verschuift hier onder andere door verdergaande automatisering en innovatie, geleidelijk naar de hogere mbo-niveaus (3 en 4) of zelfs naar hbo-niveau. Ook op hoger en wetenschappelijk niveau zijn de perspectieven goed voor werkzoekenden in specifieke technische functies, maar ook in andere vakgebieden, zoals beroepen in de financiële dienstverlening, zorg en onderwijs. Bij de hogere niveaus is er bij sommige functies zelfs sprake van een behoorlijke uitbreidingsvraag. Zo groeit de werkgelegenheid voor hbo’ers en academici in sommige technische beroepen vanwege de voortgaande innovatie.
4.3.
Alternatieven voor beroepen met kleine kans op werk
Voor een grote groep werkzoekenden liggen de kansrijke beroepen niet binnen handbereik. In veel gevallen gaat het om beroepen die in Rivierenland niet in grote getale voorkomen en die bovendien specifieke opleidingen vragen. In Rivierenland staan veel werkzoekenden ingeschreven voor werk als productiemedewerker, administratief medewerker of receptionist. Voor deze beroepen overtreft het aanbod van het aantal werkzoekenden vele malen de vraag in vacatures. Voor deze werkzoekenden is het zinvol te weten welke alternatieve beroepen betere kansen op werk bieden dan hun huidige beroep, of in welke regio de kans op werk in hun beroep groter is dan in de regio waar zij wonen. Met de
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
20
beroepenkaart heeft werkzoekenden een instrument in handen waarmee hij richting kan geven aan zijn zoektocht naar werk. Box 4.2.
Beroepenkaart
In 2015 is de persoonlijke dienstverlening van UWV aan werkzoekenden uitgebreid met de beroepenkaart. De kaart geeft de klant inzicht in de actuele regionale arbeidsmarktkansen voor elk beroep op werk.nl. Hij toont onder andere hoeveel andere werkzoekenden binnen en buiten de eigen regio op werk.nl zoeken naar vacatures voor het beroep. Ook geeft hij aan welke opleiding deze werkzoekenden hebben genoten, welke beroepen lijken op het zoekberoep en hoeveel vacatures er binnen en buiten de regio zijn voor dit beroep. De informatie uit de beroepenkaart brengt werkzoekenden op ideeën in hun zoektocht naar werk.
Afbeelding 4.2 geeft op landelijk niveau van een aantal beroepen waarvoor veel werkzoekenden staan ingeschreven, alternatieve beroepen die meer kans op werk bieden. Deze informatie is gebaseerd op de beroepenkaart.
Afbeelding 4.2.
Alternatieve beroepen
Nederland, juni 2015 Beroep van inschrijving
Alternatieve beroepen
productiemedewerker
assemblagemedewerker, logistiek medewerker, mechanisch operator
receptionist
callcentermedewerker, medewerker klantenservice
verzorgende
verzorgende individuele gezondheidszorg, schoonmaker, winkelhulp
administratief medewerker
commercieel medewerker, medewerker klantenservice
sociaal-cultureel werker
consulent WMO, woonbegeleider
Bron: UWV
Veel beroepen met een kleine kans op werk zijn van elementair en lager niveau. Alternatieve beroepen liggen volgens de beroepenkaart veelal op een iets hoger, maar meestal wel haalbaar niveau. Vaak kan een beperkt opleidingstraject volstaan om de overstap te zetten naar het alternatieve beroep.
4.4.
Achterstand laagopgeleiden neemt toe
Laagopgeleiden hebben gemiddeld een zwakkere positie op de arbeidsmarkt dan middelbaar of hoogopgeleiden. Ze zijn vaker werkloos en werken vaker in laagbetaalde of onzekere banen. In het rapport ‘De onderkant van de arbeidsmarkt in 2025’ beschrijven CPB en SCP dat de afstand op de arbeidsmarkt tussen laag- en hoogopgeleiden de afgelopen jaren is toegenomen. Dat komt bijvoorbeeld doordat de vraag naar arbeid van laagopgeleiden afnam door automatisering, robotisering en verplaatsing van werk naar lagelonenlanden. Laagopgeleiden beschikken niet over de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor veelgevraagde en goedbetaalde banen. Ook de slechte economische situatie in de afgelopen jaren speelde een rol. Verder zijn laagopgeleiden vaker werkzaam in sectoren waar sterk op prijs en dus op loonkosten wordt geconcurreerd en werknemers zo efficiënt mogelijke worden ingezet. Als de huidige ontwikkelingen voortzetten, dreigt de achterstand van laagopgeleiden volgens CPB en SCP de komende jaren groter te worden. Overigens hebben ook middelbare beroepen de laatste jaren in toenemende mate te maken met technologische ontwikkelingen. Beroepen in het middensegment bestaan vaker uit routinematige taken die geautomatiseerd kunnen worden. Hierdoor daalt de werkgelegenheid in het middensegment en staan de lonen van beroepen op middelbaar niveau onder druk. In de literatuur wordt deze ontwikkeling als ‘baanpolarisatie’ aangeduid (zie ook de CPB Policy Brief ‘Baanpolarisatie in Nederland’). Aan de onderkant van de arbeidsmarkt ontstaan nieuwe banen in de dienstverlening met veel interactieve taken. Groei van de werkgelegenheid voor deze functies kan in de toekomst positief uitpakken voor laagopgeleiden. Hierbij is wel van belang in welke mate middelbaar opgeleiden naar laaggeschoold werk uitwijken en daardoor lager opgeleiden verdringen. Verwacht wordt dat dat automatisering in de toekomst werk op alle niveaus gaat treffen. Het rapport van CPB en SCP noemt een aantal beleidsopties waarmee de overheid de arbeidsmarktpositie van laagopgeleiden kan verbeteren. Bijvoorbeeld door job carving te stimuleren. Hierbij worden taken die door mensen met lagere opleidingen kunnen worden gedaan, afgesplitst van hogere of gespecialiseerde functies. Ook de CPB Policy Brief noemt aanknopingspunten voor beleid. Zo kunnen investeringen worden gedaan in kennis en vaardigheden die die nodig zijn om interactieve taken goed uit te voeren. Verder noemt het CPB de risico’s voor de grote groep oudere werknemers zonder beroepsopleiding. Zij werken vaker in beroepen waarvan het aantal banen afneemt en die relatief veel routinematige taken bevatten die kunnen
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
21
worden geautomatiseerd. Mobiliteit en (om)scholing helpen om hun duurzame inzetbaarheid te verbeteren.
4.5.
Veel werkhervattingen bij uitzendbedrijven
Na werkloosheidsduur, leeftijd en opleidingsniveau is het beroep van een werkzoekende bepalend voor zijn kans op werk. Ook de sector waarin iemand werkt of werk zoekt, is van belang. Economisch herstel, bezuinigingen en lange termijntrends als automatisering, flexibilisering en vergrijzing beïnvloeden de sectoren op verschillende manieren en in verschillende mate. Dit blijkt ook uit de uitstroom uit de WW naar werk. In Rivierenland werden in 2014 van 6.400 mensen de WW-uitkering beëindigd. Van hen had 67% tijdens of binnen een maan na afloop van hun WW-uitkering weer werk gevonden. Het aandeel werkvinders in de totale uitstroom uit de WW is daarmee in Rivierenland iets hoger dan gemiddeld in Nederland (65%). Bij arbeidsmarktregio’s waar seizoenswerk in landbouw, bouw en via uitzendbedrijven een grote rol speelt, zijn deze percentages het hoogst. Perioden met veel nieuwe WW-uitkeringen worden daar afgewisseld met perioden met veel werkhervattingen en beëindigde WW-uitkeringen. Er is dan een groter risico om werk te verliezen, maar ook de kans op werk vanuit werkloosheid is dan groter. In Rivierenland spelen de activiteiten in de landbouw en de daaraan verbonden activiteiten in vervoer & opslag en groothandel een grote rol. De kans om tijdens of kort na de WW weer werk te vinden, verschilt per sector waarin de WW’er voorafgaand aan zijn werkloosheid heeft gewerkt. Afbeelding 4.3 toont voor Rivierenland per sector waar voorafgaand aan de WW is gewerkt, welk aandeel van de WW’ers in 2014 weer werk heeft gevonden. Dat aandeel is het groots in het onderwijs, bij uitzendbedrijven, bouwnijverheid, landbouw en vervoer & opslag. Van de WW’ers die voor hun werkloosheid in een van deze sectoren werkzaam waren, ging 70% of meer tijdens of kort na afloop van de WW weer aan het werk.
Afbeelding 4.3.
Uitstroom uit WW per sector
Rivierenland, 2014 Sector voor WW: Totaal Onderwijs Uitzendbedrijven Bouwnijverheid Landbouw Vervoer en opslag Zakelijke diensten Horeca Groothandel Industrie Zorg en welzijn Detailhandel Overige diensten Openbaar bestuur Financiële diensten 0%
20%
40%
60% Werk
80%
100%
Geen werk
Bron: UWV
Niet alleen de kans op het vinden van werk vanuit de WW verschilt per sector. Ook de sector waarin WW’ers weer aan het werk gaan, varieert. Afbeelding 4.4 toont van degenen die in 2014 tijdens of binnen een maand na afloop van de WW werk vonden, de sector waaruit zij werkloos werden en de sector waarin zij weer werk vonden. Hierbij moet rekening gehouden worden met het feit dat lang niet alle beroepen in een sector ook sectorspecifiek zijn. Veel ondersteunende beroepen zoals in administratieve-, ICT-, technische- en managementberoepen komen in meerdere sectoren voor. Een hoog percentage werkhervattingen in dezelfde sector kan duiden op goede kansen op werk in die sector. Het kan ook wijzen op beperkte mogelijkheden om uit te wijken naar een andere sector. Dat zie je bij sectoren met zeer sectorspecifieke beroepen zoals in de zorg en het onderwijs. Behalve in de eigen sector, hervatten
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
22
veel WW’ers het werk als uitzendkracht bij uitzendbedrijven. Als uitzendkracht kunnen zij werkzaam zijn in uiteenlopende sectoren, waaronder de sector waarin zij voor hun WW hebben gewerkt.
Afbeelding 4.4.
Sectorale mobiliteit
Rivierenland, 2014 Sector voor WW:
Sector na WW:
Totaal Onderwijs Landbouw Uitzendbedrijven Bouwnijverheid Zorg en welzijn Vervoer en opslag Zakelijke diensten Horeca Detailhandel Overige diensten Industrie Groothandel Openbaar bestuur Financiële diensten 0% zelfde sector
20%
40%
uitzendbedrijven
60% zakelijke diensten
80%
100%
overige sectoren
Bron: UWV
Van de werkvinders in Rivierenland werkt 33% na de WW weer in dezelfde sector als waaruit hij werkloos was geworden. Dit is gelijk aan het landelijke gemiddelde. 60% gaat in een andere sector aan de slag en nog eens 8% gaat aan de slag als uitzendkracht, waarvan de sector waarin zij werkzaam zijn niet bekend is. 44% van de uitzendkrachten die werk vinden tijdens de WW, gaan weer als uitzendkracht aan de slag. In Rivierenland zijn er relatief veel werkhervattingen vanuit landbouw en uitzendbedrijven (zie figuur 4.3). Hier vinden veel WW’ers opnieuw werk in dezelfde sector (47% respectievelijk 44%). Bovendien groeit de werkgelegenheid in de uitzendsector, waardoor kansen voor uitzendkrachten verder toenemen. De uitzendbranche biedt ook kansen op werk aan WW’ers die werkloos werden uit andere sectoren, vooral voor WW’ers die werkloos zijn geworden vanuit de bouw en industrie. Ook mensen die voorafgaand aan hun WW in het onderwijs, de bouw of zorg & welzijn hebben gewerkt, vinden tijdens de WW vaak weer werk in dezelfde sector. De mogelijkheden om vanuit deze sectoren de overstap te maken naar een andere sector, zijn, gezien het specifieke karakter van de werkzaamheden, veelal beperkt. Bij de financiële diensten is de kans om na de WW weer in de eigen sector aan de slag te gaan het kleinst. Reorganisaties en digitalisering van klantprocessen zorgen bij banken en verzekeringsbedrijven al jaren voor banenkrimp. Uitwijkmogelijkheden voor WW’ers uit deze sector zijn er vooral in de zakelijke dienstverlening. Ook bij het openbaar bestuur vinden veel WW’ers opnieuw werk in een andere sector. Dit komt doordat veel overheidsinstanties bezuinigen en weinig vacatures hebben. Bovendien kan een deel van de WW’ers uit het openbaar bestuur relatief gemakkelijk van sector wisselen. Zij hebben namelijk veelal ondersteunende beroepen die ook voorkomen in veel andere sectoren.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
23
4.6.
Flexibilisering van de arbeidsmarkt
Behalve in de eigen sector, hervatten veel WW’ers het werk bij uitzendbedrijven, in de zakelijke diensten en in zorg & welzijn (zie de vorige paragraaf). Het belang van deze sectoren voor het vinden van werk blijkt nog sterker uit afbeelding 4.5. Deze afbeelding toont van de WW’ers in Rivierenland die in 2014 aan het werk gingen, in welke sectoren zij zijn gaan werken. In Rivierenland vindt bijna 25% van de WW’ers die het werken hervatten, werk in de uitzendsector. Ook het aandeel werkhervattingen in de zakelijke diensten is hoog. Bij de uitzendsector en zakelijke diensten weerspiegelt dit de groeiende werkgelegenheid in deze sectoren. In de zorg & welzijn was een groot deel van de werkvinders voorafgaand aan hun WW ook uit die sector werkloos geworden.
Afbeelding 4.5.
Uitstroom uit WW naar werk per sector
Rivierenland, 2014 Sector na WW: Uitzendbedrijven Zakelijke diensten Zorg en welzijn Industrie Vervoer en opslag Detailhandel Overige sectoren 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Bron: UWV
De arbeidsmarkt flexibiliseert. Er wordt meer gewerkt met oproepkrachten, zzp’ers en tijdelijke contracten. Zoals hiervoor bleek, vinden veel WW’ers opnieuw werk via uitzendbedrijven. De flexibilisering van de arbeidsmarkt blijkt ook uit het type arbeidscontract dat mensen voorafgaand aan hun WW hadden en het type arbeidscontract dat zij krijgen wanneer zij weer aan het werk gaan. Voordat ze werkloos werden had 35% van de WW’ers een vast contract, 41% een tijdelijk contract en 23% een uitzendbaan. Nadat ze het werken hervatten, is het aandeel vaste contracten ongeveer gehalveerd, terwijl het aandeel tijdelijke en uitzendcontracten toenam.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
24
5.
Uitdagingen voor de arbeidsmarkt
5.1.
Inspelen op een aantrekkende arbeidsmarkt
Kansen op de arbeidsmarkt nemen toe De economische recessie van de afgelopen jaren heeft gezorgd voor een ruime arbeidsmarkt in Rivierenland. Nu de economie herstelt, trekt ook de arbeidsmarkt weer aan. Het aantal werkenden neemt weer toe, het aantal werklozen en WW’ers daalt eindelijk. Het consumentenvertrouwen zit weer in de lift. Het beginnende herstel van de arbeidsmarkt uit zich vooral in een stijgend aantal vacatures. Naast een stijging van het aantal vacatures in de breedte, zijn er ook meer vacatures die relatief moeilijk vervulbaar zijn. De mismatch wordt zichtbaarder.
Structurele wijzigingen op de arbeidsmarkt verleggen de kansen De arbeidsmarkt van na de recessie is een andere dan die van voor de recessie. Niet alle sectoren profiteren van het herstel. Vooral de collectieve sector ondervindt de gevolgen van reorganisaties en bezuinigingen. Automatisering en digitalisering zorgen ervoor dat klantprocessen efficiënter en dus met minder mensen uitgevoerd kunnen worden. Vooral voor administratief personeel zijn de kansen op het vinden van werk afgenomen. En de arbeidsmarkt is vooral veel flexibeler geworden. Ouderen, laagopgeleiden en arbeidsgehandicapten hebben moeite zich staande te houden in deze veranderende arbeidsmarkt waar andere eisen worden gesteld aan vaardigheden en competenties.
Uitdaging: mismatch tussen vraag en aanbod overbruggen In hoeverre werkzoekenden de kansen op werk - nu en op middellange termijn - kunnen verzilveren, hangt mede af van de mogelijkheid en de bereidheid om te bewegen in de richting van beroepen, sectoren en regio’s waar kansen liggen. Ook het verkleinen van de kwalitatieve mismatch is een voorwaarde voor het vinden van werk. Het overbruggen van de afstand tussen de gevraagde en de genoten opleiding is dan ook een van de grootste uitdagingen in de huidige arbeidsmarkt. Voor het arbeidspotentieel aan de onderkant van de arbeidsmarkt vragen de beperkingen, de complexe problematiek en de sociale context om een integrale aanpak voor begeleiding naar werk en duurzame participatie. Samenwerking op de regionale arbeidsmarkt is in Rivierenland van groot belang. Niet alleen door de aanhoudende problemen op de arbeidsmarkt, maar ook doordat de werking en de organisatie van de arbeidsmarkt veranderen. Er zijn veel (regionale) voorbeelden waarin verschillende arbeidsmarktpartijen hier samen hun schouders onder zetten. De belangrijkste ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de aanpak daarvan in de regio worden hieronder geschetst.
Vergaande samenwerking gemeenten en SW-bedrijf De gemeenten en het SW-bedrijf in de regio Rivierenland gaan gezamenlijk een nieuwe organisatie vormen. Deze organisatie zal vanaf 1 januari 2016 operationeel zijn en krijgt de naam Werkzaak. Deze nieuwe organisatie heeft een strategische en operationele samenwerking met UWV, vooral als het gaat om de werkgeversdienstverlening. Samen hebben deze partijen het grootste bestand aan werkzoekenden in de regio en samen zullen zij hun diensten aanbieden aan de werkgevers in de regio. Dit zal verder bijdragen aan de transparantie op de regionale arbeidsmarkt.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Het Actieplan Jeugdwerkloosheid wordt gecontinueerd. Het actieplan richt zich op: Verdere voorlichting over en activering naar kansrijke sectoren, waar de kansen op werk (op termijn) goed zijn. Intensiveren van de individuele en integrale benadering van jongeren door het Leerwerkloket. De gezamenlijke werkgeversdienstverlening van UWV, gemeenten en SW-bedrijf zal werkgevers informeren over kansen en mogelijkheden van jongeren binnen hun organisatie. Tot eind 2015 zijn er nog jongeren vouchers beschikbaar, een financiële stimulans voor werkgevers om jongeren een kans te geven. Door deze aanpak wordt optimaal gebruik gemaakt van de kansen die de arbeidsmarkt nog wél biedt. De ondersteuning bij studiekeuze voor kansrijke beroepen beperkt de kwalitatieve mismatch en bevordert dat het aanbod van studenten beter aansluit op de vraag van werkgevers.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
25
Verbetering aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt voor jongeren In de regio wordt ingezet op jongeren die uit het praktijkonderwijs of vso komen of een Wajong-, WW- of bijstandsuitkering ontvangen. De ondersteuning van hen is vooral gericht op het organiseren van leerwerkplekken voor hen en in het verlengde daarvan de aansluiting op de arbeidsmarkt. Waar nodig en mogelijk wordt dat gecombineerd met hulpverleningstrajecten
Leerwerkloket Rivierenland Het Leerwerkloket is een samenwerkingsverband in Rivierenland tussen gemeenten, UWV en ROC. Het Leerwerkloket helpt om de kansen voor werkzoekenden op de arbeidsmarkt te vergroten. Dit kan door het geven van informatie en advies over kansrijke sectoren en beroepen en bijbehorende scholing, maar ook door het bemiddelen op een stage- of leerwerkbaan. Hierdoor wordt de kwalitatieve discrepantie tussen vraag en aanbod verkleind en ondersteunt het om knelpunten voor werkgevers te voorkomen.
Aanpak voor 50+ Werkende ouderen worden minder snel werkloos. Wanneer zij wel hun baan verliezen, komen zij over het algemeen moeilijker weer aan het werk. In 2014 heeft het kabinet extra budget beschikbaar gesteld om de doelgroep die mag worden ondersteund te verruimen van 55+ naar 50+. UWV biedt aan alle 50+’ers, die instromen in de WW, de training succesvol naar werk aan. Deze training bestaat uit tien bijeenkomsten waarin de deelnemers worden ondersteund in hun zoektocht naar werk. Ook de adviseurs van de werkgeversdienstverlening (WAPR) participeren hierbij. Zij leveren hun bijdrage vanuit het perspectief van de werkgever. Naast deze trainingen worden andere middelen ingezet zoals de mobiliteitsbonus, scholingsvouchers, speeddates met uitzendbureaus en (op beperkte schaal) scholing. Alles om ervoor te zorgen dat deze doelgroep zo goed mogelijk de aansluiting op de arbeidsmarkt (her)vindt.
Inclusieve arbeidsanalyses Het WAPR biedt werkgevers de mogelijkheid om een inclusieve arbeidsanalyse uit te voeren. Daarbij wordt binnen een organisatie gekeken op welke manier taken gebundeld kunnen worden zodat ze uitgevoerd kunnen worden door kandidaten met een afstand tot de arbeidsmarkt. Vooral in het kader van de Wet Baanafspraken komt er vanuit werkgevers steeds meer vraag over op welke manier ze hun bijdrage kunnen leveren.
Werktop methodiek In 2015 is bij een aantal gemeenten in de regio gestart met de werktop methodiek, als onderdeel van de werkgeversdienstverlening. Werkgevers worden actief benadert met de vraag of zij een bijdrage willen leveren, bijvoorbeeld in de vorm van het bijwonen van een prettig gesprek. Hierin komen werkgevers en potentiële kandidaten samen, in een ongedwongen setting gaan zij met elkaar in gesprek over hun talenten en passies. Op basis van deze gesprekken ontstaan nieuwe inzichten en soms ook leuke matches tussen werkgevers en kandidaten.
Speeddates uitzendbureaus Er worden in overleg met de uitzendbureaus gedurende het jaar een aantal speeddates georganiseerd. Het kan gaan om doelgroep gerichte speeddates (jongeren of 50+) maar ook om sector of functie specifiek (bouw, groen etc.). In overleg met de behoeften van de uitzendbureaus wordt bepaald hoeveel en welk ‘type’ speedmeet er georganiseerd worden.
Branchepool de Groene Carrière Greenport Gelderland (werkgeversorganisatie van o.a. tuinbouw ondernemers) heeft bij de Provincie Gelderland subsidie aangevraagd om een branchepool Tuinbouw op te zetten. Samen met UWV, gemeenten en SW-bedrijf LANDER worden mensen klaargestoomd voor een carrière in de tuinbouw. Door de werkzaamheden in de sector te 'poolen' wordt flexibele arbeid zoveel mogelijk aaneengesloten zodat werknemers het jaar rond werk hebben.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
26
Literatuur
CPB en SCP, De onderkant van de arbeidsmarkt in 2025, Den Haag, juni 2015. CBS en TNO, Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt: De focus op flexibilisering, Den Haag, Heerlen, juni 2015. CPB, Centraal Economisch Plan 2015, Den Haag, maart 2015. CPB, Juniraming 2015. Economische vooruitzichten 2015 en 2016, Den Haag, juni 2015. Deloitte, De impact van automatisering op de Nederlandse Arbeidsmarkt. Een gedegen verkenning op basis van Data Analytics, Amstelveen, september 2014. ING Economisch Bureau, Regio’s in 2015 (update juni 2015), Amsterdam, juli 2015. Provincie Gelderland, Eerste uitkomsten werkgelegenheidsonderzoek 2014, Arnhem, december 2014. Provincie Gelderland, Provinciale en regionale discrepantieanalyse Gelderland, Arnhem, augustus 2014. Provincie Gelderland, Provinciale Economische Verkenning 2013 – 2018, Arnhem, oktober 2013. Rabobank, Themabericht Regionale prognose 2015 – update, Utrecht, april 2015. SZW, Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Kennisdocument, Den Haag, maart 2015. UWV, Vacatures in Nederland 2013. De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld, Amsterdam, mei 2014. UWV, Regio in Beeld Rivierenland 2014, Amsterdam, oktober 2014. UWV, Monitor Arbeidsparticipatie 2014. Aan het werk zijn, komen en blijven van mensen met een arbeidsbeperking, Amsterdam, december 2014. UWV, Sectoren in beeld. Ontwikkelingen, kansen en uitdagingen op de arbeidsmarkt. Hoofdlijnen, Amsterdam, december 2014. UWV, Welke beroepen bieden kansen? Overzicht van krapte- en overschotberoepen, Amsterdam, februari 2015. UWV, Flexwerk na de WW. Gevolgen van flexibele arbeid voor werkzekerheid en herhalingswerkloosheid, Amsterdam, april 2015. UWV, Atlas SV 2014. Regionale informatie sociale verzekeringen, Amsterdam, mei 2015. UWV, Arbeidsmarktprognose 2015-2016, Amsterdam, juni 2015. Verhaest, D en R. van der Velden, Cross-Country Differences in Graduate Overeducation in: European Sociological Review, Oxford, juni 2013. Woude, Selle R. van der, Het verschil maken, Arbeidsperspectief voor jongeren met beperkingen, Nijmegen, mei 2014. WZW, Arbeidsmarktmonitor Regio Nijmegen 2015, Nijmegen, augustus 2015.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
27
Begrippen en afkortingen
Arbeidsvermogen Iemand beschikt over arbeidsvermogen als hij of zij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, basale werknemersvaardigheden heeft, ten minste een uur aaneengesloten kan werken en ten minste vier uur per dag belastbaar is. Er moet aan alle vier vereisten worden voldaan.
Beroepsbevolking Tot de beroepsbevolking worden gerekend alle personen die tenminste één uur per week werk hebben of in de afgelopen vier weken naar werk hebben gezocht, en minimaal 15 jaar oud zijn, maar niet ouder dan 75 jaar.
Bruto arbeidsparticipatie Het aandeel van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking.
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek.
CPB Centraal Planbureau.
Geregistreerde werkzoekenden Iemand van 15 tot en met 74 jaar die bij UWV als werkzoekende staat ingeschreven.
Hoogopgeleiden Iemand die een opleiding heeft afgerond aan een universiteit of hogeschool.
ID-baan (In- en doorstroombaan) Een ID-baan is bedoeld om langdurige werkloosheid terug te dringen en doorstroom naar reguliere banen te bevorderen. ID-banen zijn de opvolger van de Melkert-banen.
Laagopgeleiden Iemand die geen afgeronde opleiding heeft of een afgeronde opleiding tot en met vmbo-niveau.
Maatmaninkomen Maatstaf die door UWV gebruikt wordt om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen. Het maatmaninkomen is het inkomen dat iemand verdiende voorafgaand aan arbeidsongeschiktheid of is het (jaar)inkomen dat gezonde personen verdienen met soortgelijke opleiding en ervaring en die werken in dezelfde omstandigheden of omgeving.
Mismatch Het ontbreken van evenwicht op de arbeidsmarkt, waardoor vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet goed op elkaar aansluiten. Er kan sprake zijn van een kwantitatieve mismatch (verschil tussen vraag en aanbod in absolute aantallen) en een kwalitatieve mismatch (als eigenschappen die werkgevers vragen niet overeenkomen met de eigenschappen die werkzoekenden aanbieden).
MOE-landers Personen afkomstig uit de Midden- en Oost-Europese EU-landen: Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië en Bulgarije.
Ontstane vacatures Ontstane vacatures zijn vacatures die tijdens een verslagperiode zijn ontstaan.
Potentiële beroepsbevolking Het deel van de bevolking dat gelet op zijn leeftijd (15 tot en met 64 jaar) in aanmerking komt voor deelname aan het arbeidsproces.
SCP Sociaal en Cultureel Planbureau.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
28
Spanning De verhouding tussen het aantal openstaande vacatures en het aantal geregistreerde werkzoekenden dat direct inzetbaar is. De arbeidsmarkt is krap wanneer er veel openstaande vacatures zijn in verhouding tot het aantal geregistreerde werkzoekenden. De arbeidsmarkt is ruim wanneer er veel geregistreerde werkzoekenden zijn in verhouding tot het aantal openstaande vacatures.
Startkwalificatie Iemand beschikt over een startkwalificatie wanneer hij minimaal een havo- of vwo-diploma of minimaal een mbo-diploma op niveau 2 heeft. Dit is het minimale niveau wat nodig wordt geacht om een volwaardige plaats op de arbeidsmarkt te verwerven.
WIW-baan (Wet Inschakeling Werkzoekenden) Het doel van de WIW is om langdurig werklozen, uitkeringsgerechtigden en werkloze jongeren sneller aan het werk te krijgen met behulp van de WIW-dienstbetrekking, de WIW-werkervaringsplaats en subsidies voor scholings- en activeringstrajecten.
WSW (Wet Sociale Werkvoorziening) De WSW is bedoeld om personen met een arbeidshandicap aan een passende en volwaardige baan te helpen, door plaatsing op een Sociale Werkplaats of bij een reguliere werkgever.
WW-percentage De omvang van het aantal WW-uitkeringen uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking.
WW-uitkeringen Het aantal WW-uitkeringen is hoger dan het aantal personen met een WW-uitkering omdat een persoon meerdere WW-rechten kan hebben.
Zelfstandigen Een persoon met als (hoofd)baan het verrichten van arbeid voor eigen rekening of risico in een eigen bedrijf of praktijk, of in het bedrijf of de praktijk van een gezinslid, of in een zelfstandig uitgeoefend beroep.
Zzp (Zelfstandige zonder personeel) Iemand die een eigen bedrijf heeft zonder personeel of als zelfstandige een beroep uitoefent.
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
29
Colofon
Regio in Beeld Regio in Beeld is een jaarlijkse uitgave van UWV
Auteur Jörgen Zegel
Inlichtingen
[email protected]
Redactieadres UWV Afdeling Arbeidsmarktinformatie en -advies Postbus 58285 1040 HG Amsterdam
Eindredactie Annelies van den Brink Roelof van der Velde
Regio samenstelling De arbeidsmarktregio Rivierenland is het werkgebied van het Werkplein in Tiel. De gemeenten Buren, Culemborg, Geldermalsen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel, West Maas en Waal en Zaltbommel maken deel uit van deze arbeidsmarktregio.
Disclaimer Meer informatie is te vinden op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie. Alles uit deze uitgave mag worden overgenomen, echter uitsluitend met bronvermelding. Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. UWV © 2015
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
30
Einde rapport
Regio in Beeld 2015 Rivierenland
31