www.koersvo.nl/zib
De zorgleerling in beeld 2015-2016 Van basisschool naar school voor praktijkonderwijs of vmbo met leerwegondersteuning (lwoo)
Deze brochure geeft inhoudelijke informatie over het traject De zorgleerling in beeld. De lijst met toegestane toetsen van het ministerie kunt u vinden op de website, www.koersvo.nl/zib. Ook vindt u hier het draaiboek, waarin alle praktische informatie in stappen is weergegeven. In het draaiboek komt ook het gebruik van digitaal platform Onderwijs Transparant aan de orde.
1. Wat is De zorgleerling in beeld? Het onderzoekstraject De zorgleerling in beeld van Koers VO richt zich op leerlingen in het primair onderwijs die in het voortgezet onderwijs mogelijk in aanmerking komen voor praktijkonderwijs of vmbo met leerwegondersteuning (lwoo). Het traject is bedoeld om de overstap naar het voortgezet onderwijs voor deze leerlingen zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Wat is praktijkonderwijs? Voor sommige leerlingen is het vmbo te moeilijk. Deze leerlingen kunnen terecht in het praktijkonderwijs. In het praktijkonderwijs zijn de klassen kleiner, zodat iedere leerling veel aandacht krijgt. Het praktijkonderwijs leidt direct op voor werk. Scholen voor praktijkonderwijs werken daarom samen met allerlei bedrijven. Dit onderwijs leert jongeren vooral alles wat nodig is om later een baan te kunnen vinden. Soms kan een leerling vanuit het praktijkonderwijs overstappen naar vmbo met leerwegondersteuning, of doorstromen naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo).
Wat is vmbo met leerwegondersteuning? Vmbo met leerwegondersteuning – afkorting lwoo – is bedoeld voor leerlingen die in principe een diploma kunnen halen binnen het vmbo. Wel hebben ze extra begeleiding nodig om hun diploma te halen. Soms gaat het om tijdelijke begeleiding. Vmbo-scholen met lwoo kiezen meestal voor begeleiding in kleine groepen. Maar er zijn ook andere vormen van extra begeleiding mogelijk. Huiswerkbegeleiding bijvoorbeeld, of trainingen om leerlingen beter te laten leren. De hulp kan tijdens de les plaats vinden, maar ook buiten de lessen om. Scholen maken daarin hun eigen keuzes. Niet alle scholen hebben lwoo. Op www.koersvo.schoolprofielen.nl kunt u bekijken welke scholen in de regio vmbo met lwoo aanbieden.
2. Waarom is het zinvol om mee te doen? De basisschool kan een leerling met leerachterstanden in het begin van groep 8 aanmelden voor De zorgleerling in beeld. De leerling wordt dan onderzocht door een onderzoeksbureau. Het onderzoek is bedoeld om te kijken of de leerling in aanmerking komt voor praktijkonderwijs of vmbo met leerwegondersteuning. Het onderzoeksbureau doet op basis van de onderzoeksgegevens een voorstel aan de basisschool. De basisschool stelt vervolgens het schoolverlateradvies op. De onderzoeksgegevens zijn een hulpmiddel voor de basisschool om dit advies te onderbouwen. De onderzoekers zorgen ervoor dat de onderzoeksgegevens voldoen aan de voorwaarden van de RVC. De RVC is de commissie die uiteindelijk beoordeelt of de leerling echt in aanmerking komt voor praktijkonderwijs of vmbo met leerwegondersteuning. De leerling krijgt dan een zogenaamde RVCbeschikking. Deze beschikking wordt – na aanmelding van de leerling – door de school voor voortgezet onderwijs aangevraagd. Doordat de onderzoeksgegevens van De zorgleerling in beeld al aan de RVC-criteria voldoen, kan de school deze gegevens gebruiken voor de aanvraag van de beschikking.
De zorgleerling in beeld 2015-2016
1/8
www.koersvo.nl/zib
3. Welke leerlingen kunnen meedoen met De zorgleerling in beeld? Het traject is bedoeld voor leerlingen die de overstap gaan maken naar het voortgezet onderwijs. Het gaat dan om leerlingen met zulke leerachterstanden dat ze mogelijk in aanmerking komen voor een RVC-beschikking. Verderop in deze brochure leest u meer over de criteria voor zo’n beschikking. Ook leerlingen die net niet aan de criteria voldoen – zogenaamde twijfelleerlingen – mogen worden aangemeld voor het onderzoek.
Hoe ziet het onderzoek eruit? Bij het onderzoek wordt gekeken naar drie dingen:
Leerniveau: welke leerachterstanden heeft de leerling?
Intelligentie: wat is het IQ van de leerling?
Gedrag: is er sprake van leerbelemmerende sociaal-emotionele problematiek?
De leerling en de leerkracht vullen in september op de basisschool een vragenlijst in over gedrag (Viseon). Samen met de didactische gegevens wordt de uitslag van deze test (digitaal) naar het onderzoeksbureau gestuurd. Het onderzoeksbureau neemt vervolgens een intelligentietest af. De onderzoeker bekijkt daarna alle gegevens en formuleert een zogenaamd indicatievoorstel. Het overzicht van de onderzoeksgegevens, inclusief het indicatievoorstel, gaat vervolgens weer naar de basisschool. De basisschool geeft op basis van deze gegevens en eigen ervaringen met de leerling een advies aan de ouders.
4. Welke gegevens zijn nodig voor de aanmelding voor De zorgleerling in beeld? Voor het aanvragen van het intelligentieonderzoek is de volgende informatie nodig:
Schoolloopbaangegevens: de huidige groep waar de leerling inzit en het aantal doublures vanaf groep 3.
Didactische gegevens: recente toetsscores op de vier leergebieden begrijpend lezen, technisch lezen, spellen en inzichtelijk rekenen. Van de toetsen is ook de naam en versie van de toets nodig, de datum van afname en de ruwe score.
Gegevens over sociaal-emotionele ontwikkeling: recente scores van een SE-test die voorkomt op de lijst van de RVC. Hiervoor kan Viseon gebruikt worden.
Let op! Voor De zorgleerling in beeld mogen alleen toetsen gebruikt worden die voorkomen op de lijst met te gebruiken toetsen en testinstrumenten. De lijst wordt jaarlijks gepubliceerd op de website www.rvc-vo.nl. Deze lijst vindt u ook op de website van Koers VO, www.koersvo.nl/zib. Daarnaast moeten de gegevens recent zijn. Voor de verschillende gegevens geldt:
TL (technisch lezen): gegevens niet ouder dan mei 2014.
BL (begrijpend lezen): gegevens niet ouder dan januari 2014.
SP (spellen): gegevens niet ouder dan mei 2014.
IR (inzichtelijk rekenen): gegevens niet ouder dan mei 2014.
SE (sociaal-emotioneel): gegevens niet ouder dan september 2014.
IQ: gegevens niet ouder dan juni 2013.
De zorgleerling in beeld 2015-2016
2/8
www.koersvo.nl/zib
5. Criteria praktijkonderwijs en leerwegondersteuning (lwoo) Wat zijn de criteria? Voor het verkrijgen van een beschikking kijkt de RVC naar drie leerling-kenmerken: 1) Niveau van kennis en vaardigheden ofwel ‘leerachterstand’. Het gaat om de leerachterstanden op de volgende vier domeinen:
technisch lezen (TL)
begrijpend lezen (BL)
spellen (SP)
inzichtelijk rekenen (IR)
2) Cognitieve capaciteiten (IQ) 3) Sociaal emotioneel functioneren (SE). Daarbij gaat het om problematiek die verband houdt met het leren:
faalangst
prestatiemotivatie
emotionele instabiliteit, waaronder introverte en extraverte persoonlijkheidsproblematiek/ontwikkelingsproblematiek
Op basis van deze kenmerken kan de leerling een beschikking praktijkonderwijs of een lwoobeschikking krijgen. Hiervoor gelden onderstaande criteria. Criteria praktijkonderwijs
Een IQ binnen de bandbreedte 55 tot en met 80
en een leerachterstand (LA) van 0,5 of meer op twee van de vier domeinen (TL, BL, SP, IR), waarbij de combinatie van alleen spellen (SP) en technisch lezen (TL) niet voldoende is.
Criteria leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)
Een IQ binnen de bandbreedte 75 tot en met 90
en een leerachterstand (LA) van 0,25 tot 0,5 op twee van de vier domeinen (TL, BL, SP, IR), waarbij de combinatie van alleen spellen (SP) en technisch lezen (TL) niet voldoende is. of
Een IQ binnen de bandbreedte 91 tot en met 120
en een leerachterstand (LA) van 0,25 tot 0,5 op twee van de vier domeinen (TL, BL, SP, IR), waarbij de combinatie van alleen spellen (SP) en technisch lezen (TL) niet voldoende is.
en leerbelemmerende sociaal-emotionele problematiek.
De zorgleerling in beeld 2015-2016
3/8
www.koersvo.nl/zib Strijdige criteria Zoals onderstaande tabel 1 laat zien kunnen de criteria soms strijdig zijn. Een leerling met een IQ van 85 maar met leerachterstanden van meer dan 0,5 valt dus qua IQ in het lwoo-gebied, maar de leerachterstanden wijzen naar praktijkonderwijs. De RVC kan in deze gevallen een beschikking afgeven voor ofwel praktijkonderwijs ofwel leerwegondersteunend onderwijs. In deze gevallen geeft de motivering bij de aanvraag van de RVC-beschikking de doorslag. Een goed onderbouwde motivering zal voor de RVC meestal leidend zijn bij de oordeelsvorming. Het is dan ook belangrijk dat de basisschool het advies met betrekking tot zorg in het onderwijskundig rapport duidelijk motiveert.
Tabel 1: Schema criteria praktijkonderwijs en lwoo Leerachterstanden (LA)
IQ
Leerbelemmerende (SE) problematiek?
Uitkomst
0,5 of meer
55-80
ja of nee
praktijkonderwijs
0,25 tot 0,5
75-90
ja of nee
lwoo
0,25 tot 0,5
91-120
ja
lwoo
6. Het berekenen van de leerachterstand Wat is de leerachterstand? Op basis van de didactische leeftijd (DL) en de didactische leeftijd equivalent (DLE) kan de leerachterstand (LA) van een leerling berekend worden. De formule daarvoor is: LA = 1 – (DLE/DL) De meeste scholen gebruiken inmiddels digitale programma’s om de leerachterstand uit te rekenen, bijvoorbeeld via het schooladministratiesysteem. Ook bij het digitaal aanvragen van een IQ-onderzoek via Onderwijs Transparant wordt de leerachterstand automatisch berekend. Wat is de didactische leeftijd? De didactische leeftijd (DL) geeft het aantal maanden aan dat een leerling onderwijs heeft gehad. Elk schooljaar heeft tien onderwijsmaanden, te beginnen vanaf september groep 3. De DL wordt berekend op basis van de huidige groep van de leerling, het moment van toetsafname (groep en maand) en het aantal doublures vanaf begin groep 3. De DL kan daarbij nooit hoger zijn dan 60 (zie tabel 2: kalender vaststelling DL). Let op: wanneer een leerling blijft zitten wordt de didactische leeftijd ‘doorgeteld’. Voorbeeld 1 Leerling A zit in groep 8. Hij is nooit blijven zitten. In oktober wordt een didactische toets afgenomen. Op dat ogenblik heeft hij een didactische leeftijd van 52. Voorbeeld 2 Leerling B zit in groep 7. Zij is vorig jaar blijven zitten en doet groep 7 voor de tweede keer. Door de doublure krijgt deze leerling er tien onderwijsmaanden bij. In mei (van groep 7) wordt een didactische toets afgenomen. Op dat ogenblik heeft leerling B een didactische leeftijd van 59. Als ze niet was blijven zitten was dit 49. Als leerling B overgaat naar groep 8, heeft zij gedurende het hele leerjaar in groep 8 een DL van 60, ongeacht de maand waarin zij wordt getoetst.
De zorgleerling in beeld 2015-2016
4/8
www.koersvo.nl/zib Wat is een didactische leeftijdsequivalent? De ruwe testscores van didactische toetsen worden met behulp van scoringstabellen (DLE-boek) omgezet in DLE’s. Met de didactische leeftijdsequivalent (DLE) kan de score van de didactische toets worden vergeleken met de didactische leeftijd (DL) van de leerling. Zo kan bijvoorbeeld ook het leerrendement (LR) worden uitgerekend. De formule daarvoor is: LR = DLE/DL x 100% Voorbeeld Leerling C zit in begin groep 8 (DL=51). Zij behaalt een testscore met een DLE van 35. Dat wil zeggen dat haar prestatie overeenkomt met een gemiddelde leerling uit halverwege groep 6 (januari in groep 6). Deze leerling loopt dan in feite zestien maanden achter (51-35=16). Het leerrendement van leerling C is 69% (35:51x100%=69%). Dat betekent in feite een achterstand van 31%.
Tabel 2: Kalender voor vaststelling didactische leeftijd (DL) Toetsafname
sep
okt
nov
dec
jan
feb
mrt
apr
mei
jun/jul/aug
DL groep 3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DL groep 4
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
DL groep 5
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
DL groep 6
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
DL groep 7
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
DL groep 8
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
7. Toelichting bij het door- en terugtoetsen Bij jaargroep gebonden toetsen zoals de CITO-volgsystemen dienen de RVC’s uit te gaan van toetsen die aansluiten bij het werkelijke didactische niveau van de leerling. Dit betekent dat schoolverlaters op de basisschool soms toetsen moeten maken die in jaargroepen daarvoor gebruikt worden. Adaptief toetsen Kandidaten voor LWOO en PrO hebben leerachterstanden. Bij adaptieve toetsing door de basisschool worden toetsen afgenomen die de leerling op basis van zijn eigen leerniveau redelijk zou moeten kunnen maken. Een leerling die qua leerlijn in groep 6 zit laat men niet ploeteren met de veel te moeilijke toets van groep 8. Het gebruik van de toets van groep 6 is kindvriendelijker en de score niet alleen betrouwbaarder, maar geeft ook meer inzicht in wat een leerling kan. Door- of terugtoetsen De algemene regel is dat voor een goede niveaubepaling een toetsversie gebruikt moet worden die het beste past bij het feitelijke leerniveau van de leerling. Mocht uit de uitslag blijken dat bij nader inzien toch niet de juiste toetsversie is gekozen, dan moet er in principe worden door- of teruggetoetst. Maar waaraan zie je dat? Wanneer moet er dan worden door- of teruggetoetst? Dat verschilt per toetssoort. Cito (LOVS) toetsen De eerste groep van toetsen waar door- of terugtoetsen aan de orde zou kunnen zijn: - Technisch lezen onderdeel Leestempo, Cito - LOVS Begrijpend lezen, Cito - LOVS Spelling, Cito - LOVS Rekenen-wiskunde, Cito De zorgleerling in beeld 2015-2016
5/8
www.koersvo.nl/zib Bij deze leerjaargebonden toetsen moet in principe worden door- of teruggetoetst als de feitelijke uitslag meer dan één leerjaar (in DLE’s uitgedrukt meer dan 10 punten) van de verwachte score af ligt. Stel: u vermoedt dat de leerling op het niveau van halfweg leerjaar 5 zal scoren. U zet dus toets M5 in met een DL van 25. U verwacht dus een score die ligt tussen DLE 15 en 35. Als de toetsscore inderdaad binnen die range valt hoeft er niet doorgetoetst te worden. Valt de score daarbuiten, dan moet er in principe wel doorgetoetst worden met een andere toetsversie. Zie daarvoor een tweetal voorbeelden hieronder: Voorbeeld 1 De leerling haalt op de M5 toets een score die correspondeert met een DLE van 36. Dit is geen PrO score maar een score die past bij LWOO. De afwijking van de gevonden score is groter dan 10 DLEpunten. Daarom legt U ter nadere verifiëring van de juistheid van dit niveau nu de M6 of E6 toets voor om te zien waar het niveau dan op uitkomt. U voegt beide toetsscores toe aan het onderwijskundig rapport. Voorbeeld 2 Opnieuw wordt een M5 toets afgenomen, maar blijkt de DLE die hoort bij de score van de leerling maar 14 te bedragen. Bij deze (tegenvallende) score van DLE 14 moet u terug toetsen of het niveau van deze leerling echt met dat van groep 4 overeenkomt: u gebruikt nu dus een E4 toets. De toepassing van deze regel mag minder strikt gehanteerd worden als alle relevante gegevens in een eenduidige richting wijzen en door- of terugtoetsen naar alle waarschijnlijkheid niet tot een andere indicatie zal leiden. Echter: als de toetsuitslag van de leerling meer dan 10 DLE-punten van de gekozen toetsversie af ligt moet in ieder geval worden door- of teruggetoetst als:
dit toetsresultaat duidelijk afwijkt van de gegevens uit het onderwijskundig rapport of het leerlingvolgsysteem, of er sprake is van strijdige gegevens (sommige scores verwijzen naar LWOO en andere naar PrO), of er sprake is van een IQ tussen 75 en 80 (omdat dit het overlapgebied is tussen LWOO en PrO).
Als u op deze wijze te werk gaat hoeft nooit meer dan twee keer getoetst te worden. Uitgangspunt is dat de leerling de eerste keer een toets voorgelegd krijgt, die naar de verwachting van de toetsafnemer past bij het niveau van de leerling. De eventuele tweede toets die u kiest sluit aan bij het op de eerste toets behaalde niveau. Die twee gegevens zullen voor elke RVC voldoende zijn. Wel is het van groot belang dat u precies de toetsinstructies van de betreffende toetshandleiding volgt. Begrijpend Lezen 345678 De toetsserie Begrijpend Lezen 345678 is de tweede groep van toetsen waar mogelijk door- of teruggetoetst moet worden. Begrijpend lezen 345678 bestaat uit 5 toetsen met het afnamebereik 34, 345, 56, 678 en 78. De toetsen zijn apart genormeerd en de toets wordt geleverd inclusief normeringstabellen. Voor deze serie gelden de doortoetsregels. De DLE range van de toetsen 345 en 678 is op zich tamelijk breed. In voorgaande toelichtingen hebben we bij deze toetsen daarom niet verwezen naar de door- of terugtoets noodzaak, omdat die zich bij een globale schatting van het leerniveau van de leerling maar sporadisch zal voordoen. Nu er evenwel “tussenvormen” beschikbaar zijn moet hier wel op gelet worden. In de handleiding van de betreffende toetsen wordt dit ook aangegeven. De algemene regel hier is dat de toetsuitslag alleen gebruikt kan worden als de score een DLE-waarde uit de tabel oplevert. Voor toets 56 moeten minstens 15 items goed zijn. Scores daaronder leveren geen DLE-waarde op: er moet dus teruggetoetst worden. Een score van 31 tot 35 levert aan de bovenkant van de lijst geen DLE-waarde op: hier moet dus doorgetoetst worden met versie 78 of 678.
De zorgleerling in beeld 2015-2016
6/8
www.koersvo.nl/zib Voor toets 78 geldt: de minimale score moet 21 zijn (van de 40 items). Een lagere score betekent dat er teruggetoetst moet worden.
Advies tabel door- terug toetsen E toetsen CITO-LOVS Niveau
Behaald DLE
advies
Groep E4
< 10
Kies een Toets van groep 3
Groep E4
> 30
Kies een Toets van groep 5
Groep E5
< 20
Kies een Toets van groep 41
Groep E5
> 40
Kies een Toets van groep 6
Groep E6
< 30
Kies een Toets van groep 41
Groep E6
> 50
Kies een Toets van groep 7
Groep E7
< 40
Kies een Toets van groep 61
Groep E7
> 60
Doortoetsen niet nodig: score valt buiten LWOO criteria.
Advies tabel door- terug toetsen M toetsen CITO-LVS Niveau
Behaald DLE
advies
Groep M4
<5
Kies een Toets van groep 3
Groep M4
> 25
Kies een Toets van groep 5
Groep M5
< 15
Kies een Toets van groep 41
Groep M5
> 35
Kies een Toets van groep 6
Groep M6
< 25
Kies een Toets van groep 51
Groep M6
> 45
Kies een Toets van groep 7
Groep M7
< 35
Kies een Toets van groep 61
Groep M7
> 55
Kies een Toets van groep 8
Groep M8
< 45
Kies een Toets van groep 71
Advies tabel door- terug toetsen Begrijpend Lezen 345678 Begrijpend lezen 56
< 15 items goed
Kies nu versie 34
Begrijpend lezen 56
> 30 items goed
Kies nu versie 78
Begrijpend lezen 78
< 21 items goed
Kies nu versie 56
1
Is de score lager dan het voorafgaande leerjaar dat u adaptief had gekozen, dan is het advies: neem de toets van het leerjaar waar de behaalde DLE score naar verwijst. Dit kan twee of meer leerjaren lager worden als uw start niveau veel te hoog is geweest.
De zorgleerling in beeld 2015-2016
7/8
www.koersvo.nl/zib
8. Tot slot: elke leerling op de juiste plek Leerlingen die buiten de criteria vallen Er zijn natuurlijk ook leerlingen die net buiten de criteria voor praktijkonderwijs en lwoo vallen, maar die wel extra ondersteuning nodig hebben. Het is van belang om dit goed in het onderwijskundig rapport te vermelden en zorg te dragen voor een ‘warme overdracht’ richting de school waar de leerling door de ouders wordt aangemeld. De vo-scholen kunnen u informeren over de (on)mogelijkheden. Leerlingen die ook aan de criteria voor een REC-indicatie voldoen Er bestaat een overlap tussen de criteria voor het praktijkonderwijs en de indicatiecriteria voor het REC, cluster 3 (voorheen ZMLK). Dit is in ieder geval aan de orde als het IQ lager is dan 60. Ook bij een hoger IQ moet bekeken worden waar de leerling het beste op zijn plek is: op een school voor praktijkonderwijs, op een vmbo-school met lwoo of op een REC-school. Het is ook mogelijk om een dubbele indicatiestelling aan te vragen, voor zowel praktijkonderwijs of lwoo, als voor het REC. Van belang is om bij twijfel altijd contact op te nemen met een ambulant begeleider van het REC en de school voor voortgezet onderwijs. Het is belangrijk om dit uiterlijk in december te doen omdat het indicatietraject veel tijd kost. Nieuwkomers Voor nieuwkomers uit het buitenland is het meestal per gemeente een speciale opvang geregeld. Deze leerlingen komen pas na twee jaar Nederlands onderwijs, in aanmerking voor een eventuele aanvraag praktijkonderwijs of leerwegondersteunend onderwijs. Ook deze leerlingen moeten dan voldoen aan de gestelde criteria. Maar, als de leerling op het moment van de aanmelding bij de RVC korter dan twee jaar Nederlands onderwijs heeft gevolgd, wordt de leerachterstand gesteld op twee jaar. In deze situatie hoeft de leerachterstand niet onderbouwd te worden met toetsgegevens. Onderzoeksgegevens over het IQ en de sociaal-emotionele ontwikkeling blijven wel noodzakelijk. Koers VO Samenwerkingsverband Koers VO is een samenwerking van voortgezet (speciaal) onderwijs in Rotterdam, de randgemeenten en de Hoeksche Waard. Kijk voor meer informatie op de website www.koersvo.nl. Waarom samenwerken Samenwerkingsverbanden PO en Samenwerkingsverband Koers VO werken samen aan De zorgleerling in beeld. Het doel van deze samenwerking is een goede aansluiting tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs voor zorgleerlingen. Concreet gaat het om afstemming rond het gebruik van toetsen, het onderwijskundig rapport en een draaiboek voor de overgangsprocedure. Scholen benutten met deze samenwerking de kans om regionaal naar oplossingen te zoeken die goed zijn voor de leerlingen. Ouders krijgen door de samenwerking eerder en betere informatie over de mogelijkheden van hun kind in het voortgezet onderwijs.
Meer informatie
Voor een overzicht van alle v(s)o-scholen in de regio Rotterdam, ga naar: www.koersvo.schoolprofielen.nl
Voor vragen over afspraken rond de aansluiting basisonderwijs en voortgezet onderwijs kunt u terecht bij uw eigen coördinator van samenwerkingsverband PO. Ook contactpersonen van het voortgezet (speciaal) onderwijs kunnen u helpen met vragen over toelaatbaarheid van een leerling en de begeleidingsmogelijkheden van de school.
Voor ondersteuning bij overgangsmomenten kunt u ook terecht bij de consulenten van het Koersloket, 010 – 484 25 76.
De zorgleerling in beeld 2015-2016
8/8