Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk
Verslag Algemene Ledenvergadering 27 november 2008
Catharijnesingel 47 Postbus 19129 3501 DC Utrecht
T 030 789 20 10 F 030 789 22 11
[email protected] www.nov.nl
Verslag Algemene Ledenvergadering 27 november 2008
Locatie: Agnietenstraat 5 te Utrecht Verslag: Pia Santing van Het Notuleercentrum
Aanwezig: Het bestuur Vereniging NOV: De heer M. Ernsting (voorzitter) Mevrouw J.E.M. Berman (bestuurssecretaris) De heer M. van Westerlaak (penningmeester) Namens de ledenorganisaties: Mevrouw L. Boonstra De heer R. Oosterbaan Mevrouw A. Bruin De heer J. Franken Mevrouw C. van Empel Mevrouw I. Ludikhuize De heer H. Kuster Mevrouw S. Appelman De heer S. Hagestein Mevrouw C. van Bekkum Mevrouw M. Bloedjes De heer R. Kraayenoord Mevrouw L. Bruijnes Mevrouw M. Knottenbelt Mevrouw J.Taen Mevrouw M. Ankema De heer M; Kerkhof De heer F. Boersma De heer C. Breemers Mevrouw R. van den Berg Mevrouw C. Linzel Mevrouw M. van de Sluijs De heer Nugteren Mevrouw H. Santing Mevrouw I. Rupschus De heer W. de Vries Mevrouw P.van Loon Mevrouw A. Bruin Mevrouw E. van der Ruit De heer J. de Wild De heer J. van Alkemade De heer R. Hetem
Museumvereniging Directeur NUSO Movisie, Programma-manager Vrijwillige Inzet Brabants Heem Movisie, projectcoördinator Passagevrouwen NCSU sportalliantie Amnesty Gilde Nederland Stichting Proteion Welzijn De Meerpaal Vluchtelingenwerk Vluchtelingenwerk Technika 10 Vrijwilligerscentrale De Bries Vrijwilligerscentrale Haarlem Humanitas Scouting Nederland YMCA NL Astmafonds De Zonnebloem Fortis Foundation Vrijwilligerscentrale Barneveld Servicepunt Vrijwilligerswerk Meppel Hogeschool Rotterdam Stichting Welsaen Bureau Van Loon MOVISIE idem idem idem idem
Deelnemers forum: Mevrouw C. Linzel De heer R. de Leij De heer L. Meijs De heer J. van den Herik De heer J. Scherrenberg
De Zonnebloem AWVN/DECP Erasmus Universiteit Rotterdam KPMG MKB Utrecht
Afwezig m.k.: De heer M Sini Mevrouw M. van der Ham – Sonnenschein Mevrouw B. van der Sloot- Van der Heijden
NOV – Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk
bestuurslid NOV bestuurslid NOV bestuurslid NOV
3
Huishoudelijk deel van 13.30 uur – 15.00 uur
1.
Opening en vaststelling agenda
De voorzitter opent de vergadering om 13.40 uur. De agenda wordt vastgesteld.
2.
Verslag Algemene Ledenvergadering van 5 juni 2008
Tekstueel: geen opmerkingen Naar aanleiding van: geen opmerkingen Het verslag wordt vastgesteld en ondertekend door de voorzitter.
3.
Mededelingen en actuele informatie
Ter vergadering worden nog een tweetal stukken uitgedeeld, te weten de brief van Min. van Binnenlandse Zaken aan de Tweede Kamer over de collectieve vrijwilligersverzekering, en de motie van de Tweede Kamerleden Omtzigt en Cramer inzake wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009). Mevrouw Berman licht naar aanleiding van de collectieve vrijwilligersverzekering toe dat de uitvoering van de motie Slob betreft. Als gevolg hiervan is € 4 mln beschikbaar gesteld ten behoeve van collectieve verzekeringen. Dit zal via het gemeentefonds worden verdeeld. Inmiddels heeft de VNG, in samenwerking met Achmea, een aanbod gedaan. Het kabinet is voornemens om met een aantal partijen, waaronder de NOV, om tafel te gaan, om te overleggen over de vormgeving van de uitvoering. Aandachtspunt is het risico van dubbelop verzekerd zijn: veel NOV leden hebben een eigen verzekering. Deze moet opgezegd worden zodra overgegaan kan worden tot een nieuwe verzekering. Het dekkingsaanbod van de oude verzekering zal vergeleken worden met dat van de nieuwe. Er zijn signalen dat er sprake is van versobering. Bedoeling is om één en ander te inventariseren bij de leden. Naar aanleiding van de motie Omzigt en Cramer deelt mevrouw Berman mee dat het NOV zich als gesprekspartner heeft aangeboden met het oog op de uitvoering van de motie. Ook hierbij zal gebruik gemaakt worden van ervaring en deskundigheid van aangesloten leden, bijvoorbeeld Scouting, NOC*NSF, Federatie Buurthuizen etc. Naar aanleiding van het NOV congres op 16 april 2009 wordt opgeroepen om deze datum alvast in de agenda te noteren.
4.
Jaarplan 2009 Vereniging NOV
Naar aanleiding van het jaarplan wordt het volgende opgemerkt: Gevraagd wordt of de ondersteuning vanuit Movisie voldoende is, gelet op de plannen in het jaarplan. Mevrouw Berman antwoordt dat hierover in de afgelopen zomer overleg is geweest met de directeur van Movisie en zijn er afspraken gemaakt betreffende de ureninzet voor 2009. Op dit moment is onduidelijk hoe de situatie na 2011 zal zijn, wanneer Movisie geen subsidie meer ontvangt maar de eigen broek moet ophouden. Daarbij is echter voorstelbaar dat het geoormerkte subsidie ten behoeve van de NOV niet meteen wegvalt, doch dat VWS dit toekent aan de NOV, die daaruit de ondersteuning door Movisie kan bekostigen. Vereiste daarbij is wel dat de NOV aangeeft welke ondersteuning noodzakelijk is. Het is soms lastig om een onderscheid te maken tussen NOV en Movisie, omdat in het jaarplan van Movisie activiteiten staan opgenomen die ook in het jaarplan NOV staan. Het feitelijke werk gebeurt dan door Movisie, in opdracht van en overleg met NOV. Het jaarplan geeft verder geen aanleiding tot opmerkingen en wordt vastgesteld. Halverwege 2009 zal een rapportage over de stand van zaken worden voorgelegd.
NOV – Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk
4
5.
Financiële aangelegenheden a. voorstel contributie en lidmaatschapspakket 2009
De heer Van Westerlaak geeft een toelichting. De leden gaan akkoord met het voorstel om -
voor 2009 geen indexatie op de contributiebedragen toe te passen en de contributiebedragen met het leden voordeelpakket als in het voorstel beschreven vast te stellen. b. begroting 2009 met toelichting
Naar aanleiding van de derde alinea in de toelichting: Het drukwerk wordt in drie jaar afgeschreven, en daarmee is in 2008 (in plaats van zoals er staat 2009) een begin gemaakt. In de begroting is ook een kostenraming van het te houden congres gemaakt. Uitgangspunt is een zeer voorzichtige raming van te verwerven sponsorgelden. Voorts is als uitgangspunt bij de opstelling gehanteerd dat het vermogen niet groeit en dat zoveel mogelijk lidmaatschapsgelden ten goede komen aan activiteiten voor de leden. Er vindt tot dusverre een gestage groei van het aantal leden plaats, en er is nauwelijks sprake van opzeggingen. De leden gaan akkoord met de voorgelegde begroting.
6.
Bestuursaangelegenheden a. benoeming nieuw bestuurslid
De leden gaan akkoord met de benoeming van de heer W. de Vries als lid van het NOV-bestuur. b. wijziging statuten De leden gaan akkoord met het voorstel tot aanpassing van de statuten waardoor het aantal zittingstermijnen voor bestuursleden op maximaal 3 komt. c. herbenoeming secretaris De leden gaan akkoord met de herbenoeming van de secretaris per 1 januari 2009. Naar aanleiding van een vraag naar de zittingsduur van de bestuursleden wordt geantwoord dat de wijziging van de statuten met zich meebrengt dat voor alle leden van het bestuur de zittingsduur nu inderdaad max. 9 jaar kan zijn.
7.
Rondvraag en sluiting
De voorzitter vraagt naar de ervaringen van de leden met de maatschappelijke stage. Hem bereiken signalen dat veel stagebiedende organisaties afhaken omdat de vergoeding die zij ontvangen te laag wordt bevonden. Uit de discussie die hierover plaatsvindt komt het volgende naar voren. Van belang is dat de stagebiedende organisaties een goede ondersteuning krijgen en begeleid worden bij het bieden van stages aan leerlingen. Die begeleiding zal ook tijdens het stageproces plaats moeten vinden. In een aantal gemeenten treden vrijwilligerscentrales op als makelaars tussen de scholen en de stagebiedende organisaties. Dit gaat over het algemeen erg goed. Wel wordt benadrukt dat zo’n makelaarsfunctie een investering in menskracht vergt. Er moet een netwerk opgebouwd worden opdat er een goede match plaats kan vinden tussen organisatie en stagiaire. Daarnaast dient er ruimte te zijn voor een goede begeleiding. De kosten die zijn verbonden aan het goed opzetten van zo’n makelaarsfunctie worden nogal eens onderschat. Het is van belang om alle relevante partners (scholen, gemeente in verband met de WMO, bedrijfsleven en organisaties) bijeen te roepen met het oog op de (financiële) bijdrage die iedere partner zou kunnen leveren. Dit is bijvoorbeeld in de gemeente Barneveld met succes gebeurt door de Vrijwilligerscentrale. Deze beschikt over een medewerker, gefinancierd vanuit bijdragen van deze partners, die zich full time bezighoudt met het opzetten en onderhouden van het netwerk, en het begeleiden van stagiaires en organisaties. Wel wordt gewaarschuwd voor het gevaar dat commerciële organisaties in de makelaarsfunctie “een gat in de markt” ontdekken.
NOV – Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk
5
De heer Meijs waarschuwt dat de vrijwilligerssector nu voor een grote uitdaging staat. Men heeft zelf jarenlang geroepen om de maatschappelijke stages, ook in verband met het teruglopen van het aantal vrijwilligers. Het zou een verkeerd signaal zijn indien de sector nu zou roepen dat dit niet te organiseren valt. Hij dringt aan op een pro actieve houding van de vrijwilligerscentrales in deze en meent dat de werkwijze van de vrijwilligerscentrale in Barneveld daarvan een goed voorbeeld is. Van belang is dat de vrijwilligerscentrales leren van elkaars ervaringen. Mevrouw Bloedjes (De Meerpaal) attendeert het bestuur erop dat er geen actuele informatie is over de stand van het vrijwilligerswerk in Nederland anno nu. Zij dringt erop aan om dit bijvoorbeeld in de vorm van een fact sheet op te stellen, zodat deze informatie kan worden verstrekt in het kader van buitenlandse congressen o.i.d.. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter de vergadering om 14.45 uur. Thema: “Werknemersvrijwilligerswerk” of “Vrijwilliger in de tijd van de baas” De voorzitter heropent om 15.00 uur de vergadering. Naar aanleiding van de NOV reactie op de aanbevelingen van de Commissie Arbeidsparticipatie, de zogenaamde commissie Bakker, is er in de eerste weken van augustus veel media aandacht geweest rondom een interview met de voorzitter over vrijwilligerswerk. Daarin is hij onder meer ingegaan op de resultaten van een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek waaruit naar voren is gekomen dat het vrijwilligerswerk een vrij stabiel fenomeen is in Nederland. Tegelijkertijd zijn er ook signalen dat de tijd, die besteed wordt aan vrijwilligerswerk, onder druk is komen te staan. Hij heeft daarop de volgende stelling geponeerd: Wil je iets doen aan het verminderen van deze tijdsdruk, dan zullen er randvoorwaarden gecreëerd moeten worden vanuit de betaalde arbeidsmarkt: een regeling in de CAO komt hieraan tegemoet. Vanuit het bedrijfsleven zijn zowel positieve als negatieve reacties ontvangen, met vertegenwoordigers van vakbonden (FNV metaal en NS) wordt overlegd over de overwegingen om het onderwerp in de CAO onderhandelingen op de agenda te zetten. Eind september jl. heeft hij een gesprek gehad met Agnes Jongerius, voorzitter van de FNV,waarin het idee is geopperd om voor 1 bedrijfstak een pilot in te richten. Het is van belang om deze discussie te blijven voeren, vandaar dat het bestuur van de NOV gemeend heeft om in het kader van deze Algemene Ledenvergadering een aantal mensen te vragen naar hun opinie in deze. Mevrouw Linzel (De Zonnebloem) acht het een goede zaak indien medewerkers gestimuleerd worden om vrijwilligerswerk te doen. De stichting De Zonnebloem stimuleert dit ook, en heeft dit in de arbeidsvoorwaarden geregeld. Medewerkers krijgen 50% van hun tijd die zij besteden aan vrijwilligerswerk in tijd vergoed, tot een maximum van 3 dagen. Het verhoogt de kwaliteit van hun werk, omdat medewerkers diverse ervaringen opdoen. Het bureau van De Zonnebloem omvat 93 fte’s die door ca. 150 mensen worden ingevuld. Rond de 70% van de medewerkers doen mee aan deze regeling. Dit zal ook voor een goed deel verklaard worden doordat De Zonnebloem een organisatie is die met vrijwilligers werkt. Daarmee heeft De Zonnebloem ook te maken gekregen met de andere kant van de medaille: In veel zorg cao’s was een regeling opgenomen waarbij medewerkers een vergoeding in tijd kregen voor uren die zij besteedden aan vrijwilligerswerk. Door de invoering van de 36 urige werkweek is dat niet meer zo. De Zonnebloem heeft daarop een daling in het aantal vrijwilligers moeten constateren. Ook krijgt de organisatie regelmatig te maken met organisaties die een teamdag willen invullen met een vrijwilligersactie. Dat is soms wat lastig in te vullen, hoewel het belang ervan wel ingezien wordt door de organisatie. De heer Scherrenberg (voorzitter MKB Utrecht/de Slinger) ziet vanuit zijn ervaring met vrijwilligers een verschuiving optreden bij het bedrijfsleven, waarbij men zich in toenemende mate inzet voor vrijwilligerswerk, op structurele basis. Steeds meer ondernemers zijn bereid om hun mensen en daarmee kennis en kunde beschikbaar te stellen. Hij is niet bang dat dit zal afnemen door de huidige economische ontwikkelingen. Arbeidstijdverkorting kan zelfs een kans zijn. Het is wel van belang om daarbij veel meer dan nu te appelleren aan de kennis en kunde van de medewerkers. De heer Van Den Herik (directeur Samenleving en Bedrijf/KPMG) meent dat er wel sprake dient te zijn van een balans. Medewerkers vinden het ook leuk om zaken te doen die niet meteen betrekking hebben op hun kennis en kunde.
NOV – Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk
6
De heer De Leij (AWVN/DECP) stelt dat hier een gecompliceerd vraagstuk achter zit. In dat verband refereert hij ook aan de uitkomsten van de commissie Bakker, waarin gesteld wordt dat werknemers langer en meer zullen moeten doorwerken. Hij is daarom niet zo optimistisch als de heer Scherrenberg over de mate waarin de werkgevers bereid zijn om randvoorwaarden te scheppen voor hun medewerkers om vrijwilligerswerk te verrichten. Voorts ziet hij ook een dilemma met betrekking tot de inzet van medewerkers op vrijwilligerswerk: voor de vrijwilligersorganisatie kan het interessant zijn indien medewerkers hun kennis en kunde inbrengen, voor de medewerker zelf kan het interessant zjin om nu juist op andere vaardigheden aangesproken te worden. Hij meent, dat gezien de morele druk die uitgeoefend wordt om vrijwilligerswerk te doen, dit laatste de voorkeur verdient. Wat betreft de spanning tussen enerzijds de aangevoerde noodzaak om langer en meer te werken, anderzijds de noodzaak van vrijwilligerswerk meent hij, dat er nog steeds het hardnekkige idee leeft dat wie geen betaald werk doet, in feite niets doet. Echter, indien de inzet op betaalde arbeid dient te worden vergroot, heeft dit consequenties voor de onbetaalde arbeid, en daarmee voor wezenlijke taken in de samenleving die niet meer uitgevoerd kunnen worden. Hij bepleit om het begrip arbeid te herdefiniëren. Het vraagstuk is z.i. complexer dan wordt weergegeven in het rapport van de commissie Bakker. De voorzitter vraagt hoe duurzaam de verbinding is tussen vrijwilligers werk en betaald werk? De heer Van Herik verwijst in dat verband naar Samenleving en Bedrijf, dat een netwerk is waar ca. 25 bedrijven bij aangesloten zijn. Dit netwerk is in 2000 opgericht met als doelstelling om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de Nederlandse samenleving door het tot ontwikkeling brengen van projecten met vrijwilligers. Het gaat hierbij om bedrijven in de zakelijke dienstverlening. Vanaf 2005 is hij directeur. Hij heeft toen een kennismakingsrondje bij de aangesloten bedrijven gemaakt en geconstateerd dat steeds meer bedrijven over aparte afdelingen en/of functionarissen beschikken die zich bezighouden met het concept van maatschappelijk verantwoord ondernemen en, in het kader daarvan, met het faciliteren van medewerkers voor het doen van vrijwilligerswerk. Hij heeft geconstateerd dat bedrijven nu minder behoefte hebben aan het delen van kennis op dit terrein, doch in toenemende mate behoefte hebben aan het delen van kennis omtrent de vraag hoe het concept van maatschappelijk verantwoord ondernemen vertaald kan worden naar de bedrijfsprocessen. Het netwerk heeft daarop zijn strategie gekanteld en is zich gaan richten op het grootbedrijf in Nederland. Inmiddels was ook MVO-Nederland opgericht door het ministerie van Economische Zaken, met als doel om het MVO gedachtegoed te stimuleren bij het midden- en kleinbedrijf. Het netwerk Samenleving en Bedrijf kent vier doelgroepen, te weten de topbestuurders van de grootbedrijven (daarvoor worden congressen en overleggen georganiseerd, bijvoorbeeld met (leden van) het kabinet), staffunctionarissen en lijnfunctionarissen die rechtstreeks rapporteren aan de raden van bestuur (daarvoor worden masterclasses georganiseerd gericht op maatschappelijk verantwoord ondernemen), CSR managers en toekomstige leiders. Bij deze laatste groep wil Samenleving en Bedrijf een positieve onrust creëren en overbrengen dat het niet alleen gaat om economisch gewin maar ook om de balans met het milieu en de sociale kant. Tot slot is er nog het IDH: Initiatief Duurzame Handel. Dit is een loket waar bedrijven terecht kunnen met vragen over maatschappelijk ondernemen. Het is de bedoeling dat het netwerk Samenleving en Bedrijf eind 2008 samengaat met MVO Nederland. Zijn stelling is dat de kredietcrisis een zegen is, omdat door de werktijdverkorting werknemers vrijwilligerswerk kunnen doen. Hij meent dat daarom niet zonder meer tot werktijdverkorting overgegaan zou moeten worden, doch dat hieraan voorwaarden in de sfeer van het doen van vrijwilligerswerk zouden moeten worden verbonden. De heer De Leij meent dat dit een optie is, waarbij hij zich wel afvraagt of bedrijven dat kunnen faciliteren. Daarbij: vrijwilligerswerk moet met passie gedaan worden, en hoeverre doet het verplichtend karakter daaraan afbreuk? Voorts, zijn de maatschappelijke organisaties in staat om deze werknemers te adopteren? Hij heeft hierbij zijn twijfels, en verwijst in dat verband naar de ervaringen met het project Workmate in Rotterdam. Maatschappelijke organisaties moeten nadenken over de vraag hoe zij dit nieuwe aanbod aan vrijwilligers kunnen inzetten en begeleiden. De heer Meijs (hoogleraar bijzondere Leerstoel Vrijwilligers en Civil Society Erasmus Universiteit) meent dat we op zoek zijn naar een nieuwe vindplaats van vrijwilligers, omdat de kerk niet langer voldoet. Het morele appel op mensen en daarmee de sociale druk, is bij vrijwilligerswerk altijd belangrijk geweest. De vindplaatsen die zich aandienen zijn de scholen, in verband met de maatschappelijke stages, en de bedrijven. In feite zijn we bezig met het opnieuw organiseren van
NOV – Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk
7
sociale druk, nu niet vanuit de kerken, maar vanuit de scholen en bedrijven, om mensen tot vrijwilligerswerk te bewegen. Wat betreft het creëren van randvoorwaarden voor medewerkers, bijvoorbeeld via de CAO, verwacht hij dat dit nauwelijks zal leiden tot aanwas van nieuwe vrijwilligers: de ervaring leert dat het bestaande vrijwilligerswerk wordt ingebracht. Het zal wellicht de mensen die overwegen om het vrijwilligerswerk te stoppen wegens tijdgebrek ertoe brengen om dat niet te doen. Naar zijn mening is de echte uitdaging voor de maatschappelijke organisaties om de vrijwilliger die iets wil en kan, te faciliteren. Hoe receptief is de sector in deze? De heer Scherrenberg merkt op dat in de stad Utrecht twee op de drie inwoners aan vrijwilligerswerk doen. Dit is landelijk gezien zeer veel. Hij stelt dat er sprake is van een dilemma voor de vrijwilliger: doe je waar je passie ligt of doe je waar je goed in bent. Hij is verbonden aan de Slinger Utrecht, een organisatie die een brug slaat tussen maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven en zorgt voor de nodige media-aandacht. Zijn ervaring is dat veel maatschappelijke organisaties staan te springen om goed gekwalificeerde mensen. De uitdaging is om tot een goede match te komen, dusdanig dat de passie en behoeften van de vrijwilliger aansluiten bij de maatschappelijke organisatie. Hij noemt het voorbeeld van een werknemer bij een schildersbedrijf, die op vrijwillige basis een clubhuis schildert, en daarbij een stukje reclame kan maken voor zijn bedrijf. Bij de Slinger zijn twee medewerkers actief bezig met het inventariseren van de vraag naar vrijwilligerswerk bij de maatschappelijke organisaties, en het aanbod bij het bedrijfsleven. De voorzitter vraagt of het in essentie gaat om twee verschillende culturen, die van de maatschappelijke organisaties en die van het bedrijfsleven? De heer De Leij meent dat dit inderdaad het geval is, waarbij deze culturen elkaar wel kunnen ontmoeten. Maatschappelijk verantwoord ondernemen kan ertoe bijdragen dat het bedrijf succesvol presteert. Hij ziet wel een aantal risico’s in de huidige situatie van arbeidstijdverkorting. Allereerst de mogelijke toestroom van vrijwilligers: kunnen deze ingezet en begeleid worden door de maatschappelijke organisaties? Ten tweede: wanneer de economie weer aantrekt zal het aantal vrijwilligers dus teruglopen, omdat zij weer ingezet moeten worden op betaalde arbeid. Indien het uitgangspunt is dat in 2016 de arbeidsparticipatie 80% is, waarbij het merendeel op full time basis, dan moet de vraag gesteld worden wat dit betekent voor de taken die nu vrijwillig gedaan worden, waarbij het gaat om wezenlijke zorgtaken. Hij meent dat er in toenemende mate substitutie plaatsvindt tussen betaalde arbeid en vrijwillige arbeid, met alle negatieve consequenties van dien. Er zal daarom fundamenteel gekeken moet worden naar de (betaalde en onbetaalde) taken die moeten worden verricht in de samenleving, en hoe dit te organiseren. Voorts meent hij dat het ook goed is dat een vrijwilliger taken doet die niet automatisch dicht bij zijn kennis en kunde liggen: tenslotte doet verandering van spijs eten! Hij waarschuwt in dit verband voor mogelijke concurrentievervalsende effecten van vrijwilligerswerk. Hij verwijst hiermee naar het voorbeeld van de schilder die het buurthuis schildert op vrijwillige basis. De heer Van Den Herik vindt het verhaal van de heer Scherrenberg tamelijk optimistisch getoonzet. Hij constateert dat er in toenemende mate behoefte is aan kwaliteit in het bemiddelingsproces. Daarnaast constateert hij dat er een spanningsveld is tussen enerzijds het individualistische karakter van de samenleving en anderzijds de hang naar zingeving. Hij meent dat niet automatisch ervan uitgegaan moet worden dat alle medewerkers voelen voor vrijwilligerswerk. De voorzitter vraagt om reacties vanuit de zaal op de stelling dat de maatschappelijke organisaties over te weinig kennis beschikken van het bedrijfsleven. Vanuit de zaal wordt gesteld dat het goed is indien vrijwilligerscentrales daarover in gesprek gaan. Echter, het moet van beide kanten komen. Er is ook weinig kennis over maatschappelijke organisaties aan de kant van het bedrijfsleven Ook werknemers zullen zich moeten verdiepen in de maatschappelijke organisaties. Het vergt van beide kanten een investering. Ook wordt gemeend dat de specifieke vrijwillige werkzaamheden onderbelicht worden. Je kunt niet zomaar Jan en alleman op vrijwillige activiteiten zetten. Passie is inderdaad van belang, maar ook het beschikken over bepaalde kwaliteiten en deskundigheden. Dit sluit niet altijd naadloos aan bij de bedrijven waaruit medewerkers afkomstig zijn. Indien bedrijven de moeite nemen om zich te verdiepen in de maatschappelijke organisaties waarin hun medewerkers vrijwilligerswerk doen, kan dit leiden tot zeer vruchtbare en langdurige relaties.
NOV – Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk
8
De heer De Leij meent dat de werknemer zelf de beste match kan maken tussen wat hij kan en wat hij wil doen, dit zou niet moeten gebeuren door de werkgever. Hij meent voorts dat niet de fout moet worden begaan om een bedrijfsuitje te verwarren met vrijwilligerswerk. Voorts is het een goede ervaring voor de medewerker indien deze zelf ook zorgdraagt voor een goede inbedding in de maatschappelijke organisatie waarin het vrijwilligerswerk wordt verricht. De heer Meijs stelt dat de gemiddelde vrijwilliger hoog is opgeleid. De aanname dat vrijwilligers over het algemeen weinig kennis hebben klopt niet. Van de zijde van Movisie wordt gesteld dat activiteiten als “Make a difference Day” een rol kunnen spelen in het verminderen van de spanning tussen bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. De voorzitter constateert gevoeligheden bij zowel het bedrijfsleven als de maatschappelijke organisaties. Vanuit de zaal wordt het eigen belang van de vrijwilliger gemist in de discussie: in vrijwilligersorganisaties zoals het YMCA is het mogelijk om “carrière” te maken in het vrijwilligerswerk, via de aangeboden trainingen. Voorts staat het ook goed op het c.v.. In dit verband wordt ook een afstudeerproject vermeld, naar aanleiding van geconstateerde grote cultuurverschillen tussen bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Mevrouw Rupschus (Hogeschool Rotterdam) heeft in het kader van een afstudeerproject voor de komende 10 weken een bemiddelingspunt opgezet. Contacten met dit bureau verlopen via de werkgever. Het bureau bekijkt het beleid van het bedrijf op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, om vandaar uit een match te maken met een maatschappelijke organisatie.Bij bemiddeling is maatwerk van belang, daarom zal de aanpak verschillen per bedrijf. Ook worden er voorbeelden genoemd van samenwerking van commerciële bedrijven met vrijwilligerswerk, waarbij sprake is van een win win situatie. KPN en vrijwilligersorganisaties gericht op de doelgroep doven is zo’n voorbeeld. Doordat medewerkers van KPN als vrijwilligers werken krijgen zij inzicht in deze markt. De voorzitter stelt vast dat er een enorme druk is op mensen om door te blijven werken, ook na hun 65e jaar. Dit maakt het mensen niet makkelijker om aan vrijwilligerswerk te doen. Daarom is het interessant indien in CAO’s randvoorwaarden worden afgesproken. Wat vinden de leden van het panel daarvan? Mevrouw Linzel antwoordt dat De Zonnebloem als werkgever het doen van vrijwilligerswerk door de werknemers stimuleert. Dit wordt ook in functioneringsgesprekken aan de orde gesteld. De Zonnebloem vindt het doen van vrijwilligerswerk door de werknemers zeer waardevol. De heer Van Den Herik vraagt zich af in hoeverre de CAO’s hun langste tijd gehad hebben. Hij neemt een trend waar dat mensen hun arbeidsvoorwaarden individueel regelen. Hij ziet de volgende rollen weggelegd voor de werkgevers: -
het faciliteren van medewerkers: de werkgever als stimulator. Vrijwilligerswerk is goed, maar wel in eigen tijd;
-
vrijwilligerswerk als onderdeel van het HR beleid van een bedrijf: daarmee krijgt je zaken als het doen van vrijwilligerswerk in het kader van teambuilding, afdelingsuitje, etc.;
-
het regelen van tijd in de CAO: daarmee krijgt het vrijwilligerswerk een wat meer verplichtend karakter, en wordt er druk op het betaalde werk gelegd;
De heer Meijs stelt dat vrijwilligerswerk tot stand komt indien er sprake is van bereidheid en beschikbaarheid. Bereidheid kun je faciliteren, bijvoorbeeld via de CAO. Het zorgen dat vrijwilligerswerk beschikbaar is (dus het zoeken en vinden van vrijwilligerswerk) is een kostbare aangelegenheid. Hij bepleit daarom om bij dat zoeken de win win situatie te definiëren bijvoorbeeld door zich af te vragen wat de sociale problematiek is in een regio en hoe bedrijven daar last van hebben. Indien daar de focus op gelegd wordt, zullen bedrijven geïnteresseerd zijn om er in de vorm van het beschikbaar stellen van medewerkers als vrijwilligers een oplossing voor te bieden. De heer De Leij is tegenstander van het opnemen van faciliteiten in de CAO, omdat dat een noodzaak tot controle met zich meebrengt. Tegenwoordig worden medewerkers in toenemende mate afgerekend op hun output, waarbij het minder interessant is hoeveel tijd ze daaraan besteden. Als er voor
NOV – Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk
9
medewerkers meer mogelijkheden ontstaan om het werk zelf in te delen, zullen er ook meer mogelijkheden ontstaan om ruimte te creëren voor vrijwilligerswerk. Wel acht hij het van belang dat in het CAO overleg uitgedragen wordt dat een bedrijf zijn processen maatschappelijk verantwoord inricht. De werkgever kan daarbij ook uitdragen dat het op prijs wordt gesteld indien medewerkers zich in hun vrije tijd ook maatschappelijk verantwoord gedragen, bijvoorbeeld door het doen van vrijwilligerswerk. Dit kan de werkgever faciliteren. Overigens is hij verbaasd over het effect van de arbeidstijdverkorting naar 36 uur op het aantal vrijwilligers bij de Zonnebloem: verwacht zou worden dat arbeidstijdverkorting een stijging veroorzaakt van het aantal vrijwilligers. De heer Scherrenberg gelooft niet in een verplicht opnemen van faciliteiten in een CAO. Wel zou iedere onderneming moeten kijken hoe vrijwilligerswerk een plekje binnen het bedrijf kan krijgen, waarbij het niet erg is indien de werkgever zich afvraagt “What’s in it for me”. Toegevoegde waarde creëren voor beide partijen is een goede zaak. De voorzitter rondt de discussie af en stelt dat zijn pleidooi om op CAO-niveau faciliteiten af te spreken voor het verrichten van vrijwilligerswerk door werknemers onverlet laat dat op het niveau van bedrijven bezien moet worden hoe deze faciliteiten er dan uit zouden moeten zien. Het punt is actueel, vooral nu binnenkort een groot aantal CAO’s (met name in de zorg) gaan expireren. Hij dankt eenieder voor de geleverde inbreng en sluit de bijeenkomst om 16.50 uur.
NOV – Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk
10