Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
Expeditie Durven, Delen , Doen Jaar 2
De leerbiografie
September 2008 – April 2009
14-12-2012
Pagina 1 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
De Leerbiografie - Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Het begrip leerbiografie 2.1 Werkdefinitie leerbiografie 3. Gebruik van de leerbiografie 3.1 Geen doel maar een middel 3.2 Hoe komt de leerbiografie tot stand? 3.3 Een levend begrip 4. Samenhang met andere opbrengsten van de Expeditie 4.1 Doorlopende leerlijnen 4.2 POP/Intake 4.3 Pedagogisch klimaat 4.4 Studievaardigheden 5. Onze werkwijze 5.1 Werkwijze 5.2 Brainstorm 5.2.1 Kwadrantmodel 5.3 Bestaande documentatie 5.4 Literatuuronderzoek 5.5 Terugkoppeling van docenten uit teamworkshops 5.6 Eerste pilot 5.6.1 Stand van zaken eerste pilot 6. Het conceptmodel 7. Kritieke succesfactoren en aanbevelingen voor implementatie van de leerbiografie 7.1 Zaken die binnen de opdracht van volgend schooljaar zouden moeten vallen 7.2 Zaken die later, met de ervaring vanuit het project, kunnen worden geregeld 8. Bijlagen
14-12-2012
Pagina 2 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
1. Inleiding Dit is het tweede jaar dat binnen de Johan de Witt Scholengroep aan de Expeditie wordt gewerkt. In dit tweede jaar is de ontwikkelgroep Leerbiografie gestart met de vormgeving van dit begrip (hoofdstuk 2). Met dit rapport worden twee doelstellingen beoogd: ten eerste leggen we verantwoording af aan de projectgroep over wat onze werkwijze is geweest en wat in we de afgelopen hebben bereikt mbt de leerbiografie. Ten tweede willen we aangeven wat wij denken dat noodzakelijk is om te doen om tot implementatie binnen het Varias, het City+ en ten slotte JWS-breed, over te gaan. Op het doel van de leerbiografie en het gebruik ervan gaan we in, in hoofdstuk 3. De ontwikkelgroepen binnen de Expeditie zijn niet los van elkaar aan het werk. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de samenhang tussen de opdrachten en opbrengsten van de andere werkgroepen en de leerbiografie. In hoofdstuk 5 vertellen we hoe we als ontwikkelgroep te werk zijn gegaan, om tot het huidige product te komen. Iets als een leerbiografie is nooit definitief af. Nieuwe kennis en inzichten over het leerproces van kinderen moeten een plaats krijgen in de leerbiografie, zodat deze steeds zo goed mogelijk aan zijn doel blijft voldoen. Met welk model we gaan starten, kun je vinden in hoofdstuk 6. En in hoofdstuk 7 staat een aantal succesfactoren en aanbevelingen voor de implementatie van de leerbiografie, voor het komende jaar. Wij hebben met veel plezier gewerkt aan deze opdracht. Den Haag, april 2009 Ingeborg Slabbekoorn, docent en leerlingbegeleider Varias College Laura van Harmelen, docent en decaan City+ College Eduard Nagel, onderwijs directeur City+ College Marlijn Nauta, stagiair en masterstudent onderwijskunde Annechien Touber, voorzitter
14-12-2012
Pagina 3 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
2. Het begrip leerbiografie De oorspronkelijke opdracht waar we in september mee aan de slag gingen, luidde als volgt: “Het motto van de JWS is ‘Jouw talent krijgt de kans!’ De JWS wil dus aandacht geven aan de ontwikkeling van de individuele leerling. Om dit vorm te geven, moet er inzicht zijn in de talenten van leerlingen. De leerbiografie is het verhaal van iemands leven, toegespitst op het leren. Om het talent van leerlingen een kans te kunnen geven, is de momentopname op het instroom- of overgangsmoment niet voldoende. We willen graag inzicht hebben in de leergeschiedenis van de leerling (vanaf de basisschool) om potentie en leerontwikkeling zo goed mogelijk te kunnen voorspellen. Doel van de Expeditie is daarom dat de leerbiografie (ontwikkeling van leren en daarop van invloed zijnde factoren) van elke leerling in kaart is en wordt gebracht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van Magister, het (nieuwe) schoolregistratiesysteem. “ Het begrip leerbiografie bleek al snel erg te lijken op het begrip LVS (leerling volgsysteem), ‘maar dan breder’. Een LVS geeft vooral de associatie met cijfers en problemen. Cijfers zijn uiteraard belangrijk en zullen zeker deel blijven uitmaken van de leerbiografie van iedere leerling. Problemen zijn ook belangrijk om vast te leggen, hoewel ze niet altijd van invloed zijn op het leren. Maar wat we met de leerbiografie nou juist graag willen is ook de kansen en mogelijkheden van een leerling in kaart brengen en vastleggen. Die moeten ook meewegen op bepaalde beslissingsmomenten en geven een onmisbaar onderdeel van het totale beeld van een leerling. Ook de dimensie ‘tijd’ ontbreekt in het traditionele LVS. Wij beogen expliciet de ontwikkeling van een leerling in de tijd te laten zien. Om dat echt inzichtelijk te kunnen maken, moeten we wel een paar jaar verder zijn; we beginnen natuurlijk eerst met de gegevens van de leerlingen die nu een rol spelen en of we een inhaalslag kunnen maken naar gegevens uit eerdere schooljaren moeten we nog bekijken. 2.1 Werkdefinitie leerbiografie Uiteindelijk hebben wij als groep de volgende werkdefinitie gehanteerd gedurende het gehele jaar: Een leerbiografie is een schriftelijke weergave van iemands leergeschiedenis, gedurende zijn of haar gehele schoolloopbaan. Het doel van een leerbiografie is het verkrijgen van inzicht in en grip op de manier waarop leerprocessen verlopen en op de factoren die de leerprocessen en leeromgevingen beïnvloeden. Dit doen wij door systematisch en bewust materiaal te verzamelen en vervolgens te analyseren en interpreteren. Uit deze werkdefinitie volgen wat ons betreft drie zaken: 1. Voor wie is de leerbiografie? Deze is er voor leerlingen, mentoren, docenten, begeleiders, zorg, etc. 2. Het blijft mensenwerk, een instrument als de leerbiografie kan nooit de interpretatie van de mensen die met leerlingen werken vervangen. 3. De opdracht die er voor ons als werkgroep uit volgt: naast het onderzoeken welke factoren van invloed zijn op het leren en het leerproces van kinderen, ook het verzamelen, structureren en beschikbaar/toegankelijk maken van de reeds aanwezige gegevens. Tijdens de workshops die op beide colleges zijn gehouden, begin maart 2009, werd nog wel de vraag gesteld waarom het ‘leerbiografie’ heet en niet bv ‘leerlingbiografie’, omdat het veel uitgebreider is dan alleen het leren. Het uiteindelijke doel is echter het leren (presteren) in de gaten te kunnen houden en ontwikkelen/begeleiden, dus vandaar de naam.
14-12-2012
Pagina 4 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
3. Gebruik van de Leerbiografie 3.1 Geen doel maar middel De leerbiografie is uiteraard een middel en geen doel op zich. Het gaat er niet om zoveel mogelijk over een leerling vast te leggen, maar om de relevante zaken vast te leggen. De gegevens zijn dan ook op te delen in 4 categorieën: 1. leervorderingen (prestaties: cijfers, Cito, DLE, vorderingen op leerlijnen, studievaardigheden) 2. ambities en verwachtingen (advies basisschool, observaties uit intakegesprek, POP-doelen, Portfolio, reflectie, verwachtingen docenten/mentoren) 3. relevante factoren (persoonsontwikkeling + schoolgedrag + capaciteiten (IQ, leerproblemen, uitslag testen AVL/VSV/SVL, motivatie, welbevinden, absentie, thuissituatie) 4. interventies/acties (begeleidingsplannen, beslissingen, etc) Bovenstaande indeling is één van de mogelijke manieren om gegevens over leerlingen te categoriseren en structureren. Het is echter zaak op een gegeven moment voor een indeling te kiezen en die te blijven hanteren zodat iedereen in de loop van de tijd de kans krijgt zich de structuur en het gebruik van begrippen eigen te maken. Hier komen we in de paragrafen 5.2 en 7 op terug. In de algemene definitie die in de vorige paragraaf is geschetst, staat dat het doel van de leerbiografie is: inzicht te verkrijgen in en grip op de manier waarop leerprocessen verlopen en op de factoren die de leerprocessen en leeromgevingen beïnvloeden. Vertaald naar een individuele leerling betekent dat dus dat we op zoek zijn naar een zo compleet mogelijk beeld van het presteren van een leerling gedurende zijn of haar hele schoolloopbaan, dat we proberen te verklaren welke factoren die schoolloopbaan negatief of positief beïnvloeden en welke acties we daar aan kunnen verbinden om het presteren zo goed mogelijk te begeleiden. Talentontwikkeling staat daarbij voorop, hoewel de praktijk ons gebiedt reëel te zijn. Veel tijd zal (blijven) opgaan aan het begeleiden van leerlingen die last hebben van factoren die hun presteren negatief beïnvloeden. 3.2 Mensenwerk Ook in de vorige paragraaf is al aangestipt dat het mensenwerk blijft. Een leerbiografie kan nooit meer zijn dan een middel dat docenten, mentoren, leerlingbegeleiders, etc, helpt bij het bespreken van leerlingen, bij het spreken mét leerlingen en dus bij het vaststellen van de juiste begeleiding/acties. Wat er met de gegevens gebeurt (zowel de testuitslagen als de meer subjectievere observaties) blijft een zaak van kennis en interpretatie van de desbetreffende mentor, leerlingbegeleider, docent, etc. In een leerbiografie staan (soms) ook gevoelige zaken. In de bespreking van de concepten is dit onderwerp ook meerdere keren aan de orde geweest. Voor wie is die gevoelige informatie beschikbaar en schenden we niet de (wettelijke) privacy van een leerling? Het is natuurlijk zo, dat het vastleggen van gevoelige informatie iemand kwetsbaar maakt. Maar juist deze informatie (bv een bepaalde ziekte, thuissituatie of ervaring in het verleden) kan zo goed verklaren waarom een leerling zich op een bepaalde (afwijkende) manier gedraagt of afwijkende resultaten laat zien. In diezelfde workshops klonk ook alom het geluid van docenten: ik heb juist graag inzicht in die informatie, ik maak er alleen gebruik van indien daar aanleiding toe is en zal er vervolgens ook heel bewust en terughoudend mee omgaan. Dit onderwerp betreft één van de beleidsuitgangspunten die in paragraaf 7 besproken wordt. ‘We gaan werken met leerbiografieën’ horen we de laatste tijd vaak om ons heen. Eigenlijk is dat frappant, gezien de hoeveelheid informatie er van leerlingen voor handen is. Dat zijn leerbiografieën. Echter, de informatie is verspreid over meerdere bronnen, zoals het papieren dossier bij de administratie, er zitten gegevens in het oude @VO, er worden zaken vastgelegd in Magister en mentoren en docenten dragen een schat aan informatie bij zich, zowel in mappen als in hun hoofd. Het begrip leerbiografie krijgt meer
14-12-2012
Pagina 5 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
gebruikswaarde als die informatie gestructureerd en toegankelijk is op één plaats. Magister is de meest logische plaats daarvoor. Dat betekent dat iedereen die relevante informatie over een leerling heeft, die ook moet registreren in Magister. Zonder input geen leerbiografie en ook geen output (rapportages, overzichten, ed). Het ligt voor de hand om van leerlingen die net beginnen bij ons op school, al bij de intake gegevens vast te gaan leggen en zo het dossier op te bouwen, gedurende de schoolloopbaan. Van ouderejaars is het de vraag hoe we met het ‘vullen van de Magisterdossiers’ omgaan: of we de informatie van eerdere jaren alsnog in Magister gaan zetten of dat we een bepaald startmoment kiezen en alleen vanaf die datum alle relevante gegevens in Magister gaan zetten. Zie ook hoofdstuk 7. 3.3 Een levend begrip Als de Expeditie aan het einde van zijn looptijd is, einde volgend schooljaar, is er een begin gemaakt met het denken in en werken met het begrip leerbiografie. Het zal echter een levend begrip moeten zijn. Er zullen nieuwe inzichten ontstaan over welke factoren van invloed zijn op de motivatie en het presteren van onze leerlingen. Zo zal aan het einde van dit schooljaar of in het volgende schooljaar meer kennis vanuit de wetenschappelijke hoek beschikbaar komen. Maar ook het dagelijks leven zal nieuwe inzichten opleveren. Daarnaast is de school voortdurend bezig te onderzoeken op welke manier ze bepaalde factoren kan of wil beïnvloeden. Al deze nieuwe kennis zal moeten worden verwerkt in het model en/of in de interne processen van de school.
14-12-2012
Pagina 6 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
4. Samenhang met andere opbrengsten van de Expeditie In de leerbiografie komen de opbrengsten van een aantal andere Expeditiewerkgroepen samen. 4.1 Doorlopende leerlijnen De doorlopende leerlijnen Nederlands, Wiskunde en volgend jaar ook Engels, krijgen hun weerslag in de leerbiografie. Dwz: als een leerling een speciaal programma volgt om evt op te stromen naar een volgend niveau op een van deze 3 vakken, zal dat in de leerbiografie van dat kind zichtbaar zijn. Voor Wiskunde zal zichtbaar zijn: o Dat een kind aan een dergelijk programma werkt (ja/nee) o Of de eindtoetsen voor dat programma zijn behaald (ja/nee) o Op welk niveau de leerling wiskunde volgt (Basis/kader/TL/HAVO/VWO) en vanaf welke datum (dd/mm/jjjj) Voor Nederlands is eerst op globaal niveau vastgelegd per leerlijn (lezen, schrijven, spreken, toepassen, etc) wat per niveau wordt verwacht aan het einde van het tweede leerjaar. De operationalisatie daarvan wordt door de werkgroep Schakelen via een nieuw instrument gedaan, waarmee komend jaar een pilot wordt opgezet. De manier waarop de vorderingen op de leerlijnen Nederlands worden vastgelegd, zal liggen in de trant van: o Niveau bij moment van diagnose o Programma voor de leerling voor een bepaalde periode o Niveau na die bepaalde periode o Doelstelling behaald ja/nee De doorlopende leerlijn Engels wordt volgend jaar uitgewerkt in Expeditie-verband. Aan die werkgroep zal ook expliciet de vraag gesteld moeten worden hoe de vorderingen op de leerlijn Engels in de leerbiografie tot uiting moet komen. 4.2 POP/Intake Voor de werkgroep POP/Intake was al bij aanvang duidelijk dat de zaken die in het intake-protocol (opgesteld in 2007-2008, het eerste Expeditie-jaar) aan de orde komen, moeten worden vastgelegd in Magister; hier nemen wij immers het stokje over van de basisschool en gaan wij verder met de leerbiografie van iedere leerling. Voor het POP-gedeelte is nog niet geheel helder wat er in de leerbiografie moet worden vastgelegd. In het concept is ruimte voor de POP-doelen ‘gereserveerd’, zoals die op het City+-College worden geformuleerd in POP-gesprekken. Wel is al duidelijk welke gegevens uit de leerbiografie nodig zijn voor de voorbereiding van de POP-gesprekken (volgt nog in bijlage 4). Van de Groeigesprekken die op het Varias worden gehouden, moet ook nog worden gespecificeerd wat er in Magister moet worden bijgehouden. Voor beide colleges geldt dat ook de resultaten moeten worden bijgehouden en de reflectie van de leerling op de doelen, de resultaten en het proces daar naartoe. 4.3 Pedagogisch Klimaat Pedagogisch klimaat is een heel ruim begrip. De relatie tussen pedagogisch klimaat en het presteren van leerlingen is groot, is uit onderzoek gebleken (zie hoofdstuk 5). Toch is het lastig om zo’n ruim begrip een plaats te geven in die leerbiografie. De kunst is hier om het kleiner, hanteerbaarder en meetbaarder te maken. De werkgroep Pedagogisch klimaat zal in de leerbiografie terug willen zien hoe bepaalde onderdelen van het pedagogisch klimaat (bijvoorbeeld stimulerend leerkrachtengedrag of werkklimaat in de klas) de leerprestaties van kinderen op onze school beïnvloeden. Als je daar goed zicht op hebt, kun je heel gericht maatregelen inzetten op het pedagogisch klimaat. Die maatregelen kun je dan evalueren aan de hand van de effecten op de leerlingenprestaties.
14-12-2012
Pagina 7 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
De uitwerking hiervan zal nog als input aan onze werkgroep worden gegeven. Deze kan in dit verslag niet meer worden meegenomen en zal dus aan de opdracht van de werkgroep leerbiografie volgend jaar worden toegevoegd. 4.4 Studievaardigheden Dit afgelopen jaar heeft Marlijn Nauta, student aan de UvA, als stageopdracht op het JdW uitgezocht wat er op het City+ en op het Varias aan instrumenten worden gebruikt om studievaardigheden in kaart te brengen. Het begrip studievaardigheden is ook een ruim begrip, dat vanuit verschillende perspectieven benaderd kan worden. Zij heeft uiteindelijk, in overleg, gekozen voor het hanteren van de cognitieve en metacognitieve vaardigheden, die een plaats in de leerbiografie krijgen (bij leervorderingen). Op het Varias worden 2 methoden gebruikt: de VAS-toesten en het LIS-concept zelf. Daarin worden de volgende zaken gemeten: VAS: o Hanteren van naslagwerken o Kaartlezen o Lezen van schema’s, tabellen en grafieken LIS: o Zelfstandig werken o Zelfreflectie o Creativiteit o Plannen en organiseren o Informeren en oriënteren o Veilig en netjes werken Op het City+ wordt naast de VAS-toest en sinds dit jaar ook de VSV (Vragenlijst Studievoorwaarden) afgenomen: o Planning o Taakaanpak o Studieaanpak o Memoriseren o Tekstanalyse Voor een uitgebreide beschrijving en aanbevelingen tav studievaardigheden, zie haar rapport: Marlijn - toevoegen
14-12-2012
Pagina 8 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
5. Onze werkwijze Vanaf september 2008 tot eind februari 2009 is de werkgroep wekelijks bijeen gekomen. De motivatie in de groep was hoog, hoewel er momenten waren dat we het gevoel hadden op een dood spoor te zitten. Wat we gedaan hebben in die bijeenkomsten staat in deze paragraaf beschreven. Uiteindelijk zijn we tot een concept-model gekomen dat in paragraaf 6 beschreven staat. 5.1 Werkwijze Om te onderzoeken of ‘iets’ werkt in de onderwijspraktijk, moet je ‘iets‘ hebben om mee te beginnen. Dat ‘iets’, moet ontworpen worden. Voor de leerbiografie is dat ‘iets’ een start-set van factoren waarvan we denken te weten dat ze het leren beïnvloeden. Deze 3 functies (ontwerp, onderzoek, onderwijspraktijk) moeten steeds in wisselwerking met elkaar aanwezig zijn in een iteratief traject als het onze. In september stonden we dus op het punt dat we een ontwerp moesten maken. Het leek het meest pragmatische om dat binnen de groep te doen, aan de hand van: 1. een brainstorm over wat wij denken dat er in een leerbiografie thuis hoort 2. bestaande documentatie, zoals intakeprotocol, handelingsplannen en onderwijskundig rapport 3. gegevens die tijdens de Expeditie concreet gaan worden uit andere werkgroepen, zoals de leerlijnen en schakelen 4. literatuuronderzoek 5. terugkoppeling van docenten uit teamworkshops. Het ontwerp zal door onderzoekers uit Leiden bij voorkeur moeten worden beoordeeld, alvorens we de factoren in de praktijk gaan testen. Daarnaast zal het ontwerp moeten corresponderen met de wensen die aan de output worden gesteld. Maw, welke factoren heb je nodig op vergaderlijsten, rapportbesprekingen, zorg-overleggen, het rapport voor de leerling zelf. Hoe moet zo’n startset (ontwerp) er dan uitzien? We kwamen in ieder geval op de volgende criteria, waar de factoren aan moeten voldoen: a. meetbaar - kun je zaken waarvan je denkt dat ze van invloed zijn op het leren objectief (hard) meetbaar maken, via welke instrumenten en op welke manier druk je deze ‘score’ uit. Hierbij is ondersteuning vanuit Leiden belangrijk. b. gericht op talentontwikkeling en eigen doelen stellen – de POP-doelstellingen en ontwikkellijnen moeten tot uitdrukking komen in de leerbiografie. Belangrijk is dus dat de POP-doelstellingen en ontwikkellijnen (zoals in het LIS-concept) zo concreet, meetbaar en vergelijkbaar mogelijk worden gemaakt. c. verleden, heden, toekomst – een leerbiografie is een (levens)beschrijving van het leren. Dat betekent dat er steeds een beeld moet zijn van verleden, heden en toekomst. o Verleden – zaken als intake, OKR, cijfers/testuitslagen, etc o Heden – zaken als cijfers/testuitslagen, hulpvragen, niveau op de leerlijnen, etc o Toekomst – zaken als leerbehoefte en ambitie (leerlijnen, persoonlijke doelen, schools-niet schools), etc d. beïnvloedbaar door school en kind – hierover houden we tot vandaag discussie. Men is het er gewoon niet over eens of niet-beïnvloedbare factoren in de leerbiografie thuishoren. Er zijn mensen die zeggen van niet, omdat je er als school toch niets aan kunt doen en het dan ook maar beter niet kunt weten. Anderzijds zijn er mensen die zeggen dat alle informatie die bepaald gedrag of een verandering in gedrag of presteren kan verklaren, relevant is; het geeft een beter beeld van het kind. In het huidige concept heeft de thuissituatie wel een plaats. Voor sommigen geeft dit nog te weinig inzicht. 5.2 Brainstorm Met de eigen werkgroep hebben we tijdens de eerste bijeenkomst een brainstormsessie gehouden. In beginsel was er nog gesproken over een dergelijke brainstormsessie onder
14-12-2012
Pagina 9 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
(bege)leiding van iemand van de Universiteit Leiden, maar daar is het nooit van gekomen. In onderstaand plaatje staat de uitkomst van die eerste brainstorm. Dit plaatje is uitgangspunt geweest voor het verdere ontwerp van ons concept. Wat meteen opvalt, is dat de factoren zijn gerangschikt volgens het kwadrantmodel.
Sociaal emotionele ontwikkeling
Leercapaciteiten Motivatie Ambitie Eigen doelen kunnen formuleren
Advies basisschool
DMT (technisch lezen)
Hoe lang in NL Ouderbetrokkenhe id Taal thuis
Leerstijl Informatie vinden Plannen
IQ SI
Stoornis, bv dyslexie Extra hulp nodig
Doublure
•Woordenschat •Begrijpend lezen •Rekenen Toetsgegevens Rapport OKR/Cito/NIO VAS-uitslagen
Communicatieve vaardigheden Contact met docent
SVL
Stoornis, bv PDD NOS Medische zaken
Reflectief vermogen Werkhouding/zelfstandigheid Samenwerken Concentratie
Zelfsturing Leider vs Volger Zelfredzaamheid Zelfstandigheid
Metingen van gedrag
Prestaties/resultaten ? Schoolwisseling Vaardigheden, DLE
Welbevinden Zelfvertrouwe n
Portfolio
Schoolwisseling Doublure
Werkhouding Huiswerk maken
TAV
Zorgindicatie Externe zorg Interne zorg
Georganiseerd/’op straat’: Hobby Bijbaantje Sport
Leerbehoefte
Politie
Per leerlijn: 1. Niveau + wat nog te doen voor volgend niveau 2. Eén overzicht van het niveau van alle leerlijnen
Uitkomst van de brainstorm in de eerste 2 bijeenkomsten
5.2.1 Het kwadrantmodel Over het kwadrantmodel is veel geschreven en is veel te vinden op internet. De meeste leerlingbegeleiders/zorgcoördinatoren zijn bekend met dit model. Hieronder twee korte beschrijvingen. Het kwadrantmodel is een hulpmiddel om docenten, mentoren en leerlingbegeleiders inzicht te geven in het functioneren van leerlingen. Het toont de samenhang tussen kunnen, willen, doen en presteren in één overzicht bij elke leerling. Als het kunnen over de gehele linie gering is, en de prestaties van de leerling zijn onvoldoende, kan de vraag ontstaan of het bv niveau van de opleiding voor deze leerling haalbaar is. Ook als het kunnen bij het niveau aansluit, maar het presteren achterblijft, is dat aanleiding voor nader onderzoek. Het kwadrant helpt docenten e.a. na te gaan of begeleiding op haar plaats is en welke begeleiding de meest effectieve is.
14-12-2012
Pagina 10 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
Hieronder een mogelijke (veel voorkomende) invulling van de kwadranten. Kunnen (intelligentie)
Willen (persoonlijkheid)
Over welk probleemoplossend vermogen beschikt de leerling?
Hoe is de motivatie, het welbevinden en het zelfbeeld van de leerling?
Gegevens:
Gegevens:
Presteren (schoolprestaties)
Doen (schoolgedrag)
Welke cijfers heeft de leerling tot nu toe behaald?
Hoe gedraagt de leerling zich in de klas?
Gegevens:
Gegevens:
Advies basisschool, standaardscore CITO, leerachterstanden bij overgang po-vo, rapportcijfers.
Meldingen van absentie, te laat komen, ziekte, incidenten, eruit gestuurd.
IQ-scores, PRO- of LWOO-indicatie, rugzakje, officiële diagnose (dyslexie, adhd enz.).
SVL-scores.
Bron: www.de-csv.nl
Het kwadrantmodel is bedoeld als diagnosticerend hulpmiddel en als cockpit. Bij de kwadrantrubrieken worden gegevens op hoofdlijnen getoond. Achter de hoofdlijnen zit meer detailinformatie. Het kwadrantmodel is door de school zelf in te richten, op basis van afspraken. (verwijzing naar www.digitaallvsvo.nl).
We hebben lang geworsteld met de bruikbaarheid van het kwadrantmodel als grondslag voor het categoriseren van de factoren. Uiteindelijk zijn we op een andere categorisering overgestapt, omdat we 2 zaken niet goed konden wegzetten: enerzijds de ambitie en de verwachtingen van de leerlingen en de docenten/mentoren en anderzijds de begeleidings-interventies/acties vanuit de school. Hieruit zijn de vier categorieën ontstaan die in paragraaf 3.1 zijn opgesomd. NB1: Onzeker is nog of we deze zelfgekozen categorisering in Magister en op de overzichten/rapportages kunnen handhaven. Magister bevat het kwadrantmodel. In de pilot onderzoeken we of de labels (namen) van de kwadranten en velden in de boomstructuur kunnen worden hernoemd (dit is ook van belang voor de te printen overzichten en rapportages). Daarnaast is het kwadrantmodel een ingeburgerd model, waarbij het de vraag is of het verstandig is om het op een andere manier te gebruiken dan bedoeld. Dit zal in de pilot moeten blijken. NB2: In bijlage 1 staat het conceptmodel leerbiografie vertaald naar Magister. In deze tabel staat ook een kolom ‘In kwadrant zichtbaar?’. Daarin is een voorstel opgenomen voor welke gegevens op welke plaats in de kwadranten getoond zouden kunnen worden, indien het kwadrantmodel in zijn oorspronkelijke vorm gebruikt gaat worden. 5.3 Bestaande documentatie We zijn begonnen met het doornemen van de Expeditieopbrengsten van vorig jaar. Het meest bruikbare was het Intakeprotocol; de andere stukken waren nog verkennend van aard en derhalve niet concreet genoeg om aanknopingspunten voor de leerbiografie te vinden. Het Intakeprotocol gaf duidelijk aan welke factoren van belang zijn om vast te leggen; daar gaat de leerbiografie van een kind, die begonnen is op de basisschool, verder. De werkgroep Intake heeft vorig jaar ook een klein onderzoek uitgevoerd onder mentoren. Dit onderzoek was gericht op het ontdekken van factoren die zouden kunnen
14-12-2012
Pagina 11 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
voorspellen of een leerling potentie heeft om op te stromen of waarschijnlijk zal afstromen. De factoren die getoetst zijn, correspondeerden grotendeels met de verwachtingen. Factoren die met de thuissituatie hebben te maken, hebben minder invloed op het leren dan verwacht. Dit blijkt ook uit de literatuur (zie paragraaf 5.4, John Hattie, 19.. ). Mentoren bleken echter ook meer te weten van leerlingen die gingen afstromen, dan van leerlingen waar het (heel) goed mee ging. De leerbiografie zal van alle leerlingen moeten laten zien hoe ze ervoor staan. Daarnaast hebben we een start gemaakt met een inventarisatie van testen en toetsen die op de verschillende colleges worden afgenomen (als meetinstrument voor bepaalde factoren). Het resultaat daarvan staat in de tabel in hoofdstuk 6. 5.4 Literatuuronderzoek In december 2008 hebben we een eerste presentatie gehad door Sabine van Koppen van de UL. Zij gaf ons een overzicht van een grootschalig onderzoek (John Hattie, 1999 en 2007). Het is het resultaat van 15 jaar onderzoek en een synthese van meer dan 800 metaanalyses, gerelateerd aan de invloeden op prestatie van leerlingen. Onderzoeken over vele miljoenen leerlingen zijn samengenomen en het resultaat representeert de grootste verzameling van evidence-based onderzoek naar wat werkt in scholen om het leren te bevorderen. De gebieden waarop het onderzoek zich richt, zijn de invloeden van de leerling, thuis, school, het curriculum, de docent en doceerstrategieën. De hoofdconclusies uit dit onderzoek staan in onderstaand overzichtje. Factoren met grote invloed op het leren van kinderen zijn: o Zelfrapportage o Wederkerig onderwijs, creativiteit van programma’s o Afwezigheid van storende leerlingen, gedrag in het lokaal, o Kwaliteit van de lessen, relatie docent-leerling en feedback. Factoren met ‘redelijke’ invloed: o Betrokkenheid ouders, SES, thuis-omgeving o Vroege interventie, ideeën over eigen mogelijkheden en motivatie om te leren o Leren in kleine groepen en invloeden van vrienden o Vragen stellen tijdens leerproces, samenwerkend leren, concept mapping, het stellen van doelen, directe instructie, probleem oplossend werken, studievaardigheden o Lezen (herhaalde lees-, begrip- of woordenschatprogramma’s), sociale vaardigheidstrainingen, spel en programma’s buiten o Specifieke training ter bevordering van leerprestaties leerling. Ten tijde van het schrijven van dit rapport is Van Koppen nog bezig met specifieker onderzoek op basis van deze globale resultaten. Bovenstaande is te algemeen om echt conclusies uit te kunnen trekken. Volgend schooljaar zal daarover hopelijk meer bekend zijn, wat in de leerbiografie geïmplementeerd kan worden. In februari 2009 is Van Koppen een tweede keer langs geweest. Dit keer met een onderzoek getiteld: Succes- en faalfactoren in het VMBO – verklaringen voor VMBO schoolloopbanen in de Rotterdamse regio (S.E. Severiens en D.M.L. Verstegen, 2007). De uitkomsten van dit onderzoek zijn in sommige opzichten niet (helemaal) in lijn met het onderzoek van Hattie, wat wellicht ook te wijten is aan de algemeenheid van de bevindingen uit laatstgenoemd onderzoek. Zie onderstaand overzichtje voor de hoofdconclusies uit dit onderzoek. Factoren die van invloed zijn op de motivatie, het presteren en doorstromen van kinderen: o Het aanbieden van verschillende werkvormen lijkt een positieve impact te hebben op de motivatie en de prestatie van leerlingen (groepswerk, zelfstandig werken
14-12-2012
Pagina 12 van 22
Versie 0.3
o
o
o
o
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
aan opdrachten in de klas, samenwerken na de les en frontaal lesgeven). Ook van computergebruik gaat een positieve werking uit op de motivatie van leerlingen. Het geven van veel huiswerk heeft een ongunstige werking op de prestaties van leerlingen (via de vicieuze cirkel: leerlingen krijgen veel huiswerk op, dat ze niet of nauwelijks maken, waardoor ze de volgende les niet goed kunnen volgen en slechter gaan presteren). Alle kwaliteitsaspecten van docenten (veel vakkennis, goed lesgeven, goed begeleiden, positieve houding tav lesgeven, goede relatie met hun leerlingen) zijn significant gerelateerd aan prestaties, motivatie en doorstroom. Op scholen waar de ouders intensief betrokken worden en zijn, zijn leerlingen gemiddeld genomen meer gemotiveerd. Ook als er een uitgebreide intake wordt afgenomen, stimuleert dit een positieve motivatie van leerlingen. Ouderbetrokkenheid in termen van interesse in het proces op school heeft een motiverender werking dan controle. Affectieve factoren zijn belangrijk: geloof in eigen kunnen, welbevinden, houding en beeld, identificatie met de school. Leerlingen met een gunstig affectief profiel hebben een grotere kans op een succesvolle schoolloopbaan. De factor aspiratie blijft aanleiding tot discussie. Veel leerlingen hebben hoge onderwijsaspiraties, die niet altijd realistisch zijn. Uit onderzoek blijkt dat een hoog aspiratieniveau gunstig is voor de leermotivatie van de leerling. Het is belangrijk om te achterhalen hoe leerlingen hun opleiding beleven. Dit kan door middel van vragen aan leerlingen waar hun interesses naar uitgaan en waar hun sterke en zwakke punten liggen. Geloof in eigen kunnen verdient in een dergelijke monitor extra aandacht (kan gerelateerd zijn aan faalangst en andere negatieve gevoelens over eigen presteren). Identificatie met school is een factor waar aandacht aan besteed zou moeten worden. Hier kan een verband gelegd worden met de beoordeling door leerlingen van de faciliteiten; leerlingen vinden vaak dat de school geen prettige plaats is om te vertoeven en dit kan de identificatie met de school bemoeilijken, wat vervolgens het affectieve profiel negatief kan beïnvloeden.
Met betrekking tot de timing, moet hier vermeld worden dat wij bovenstaand rapport pas hebben ontvangen nadat de concept leerbiografie in de teamworkshops begin maart is besproken. Dat betekent dat een aantal van bovengenoemde factoren destijds nog niet in de besproken casussen waren opgenomen. Het lijkt aan te bevelen de hier boven beschreven factor aspiratie in het POP-protocol op te nemen. De factor identificatie met school is toegevoegd aan het concept model zoals dat in paragraaf 6 is opgenomen. De bevindingen mbt aanbieden van verschillende werkvormen, geven van huiswerk en kwaliteitsaspecten van docenten vormen aanbevelingen voor de werkgroep Pedagogische beleid, die oa hieruit kunnen definieren welke zaken zij willen meten en vervolgens al of niet vastleggen in de leerbiografie. Vanaf februari is ook Charlotte Dignat als onderzoeker betrokken bij de Leerbiografie, voor een dag per week. Zij is momenteel onderzoek aan het doen op de gegevens die in de database van Magister staan. Wij hebben hier nog geen resultaten van ontvangen. Zij heeft onze concept leerbiografie ook ontvangen ter beoordeling. 5.5 Terugkoppeling van docenten uit teamworkshops Op 3 en 12 maart jl. zijn op het City+ en het Varias workshops gehouden waarin het concept leerbiografie aan de orde is geweest. Alle teamleden hebben hierop feedback kunnen geven. Naast veel positieve geluiden en specifieke aanvullingen, is de terugkoppeling te groeperen in een aantal categorieën. Die worden hieronder beschreven. Specifieke aanvullingen waren: o Heeft vader/moeder werk o Wat is het opleidingsniveau van vader/moeder
14-12-2012
Pagina 13 van 22
Versie 0.3
o o
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
Helpt de leerling mee in het huishuiden? Hoeveel uur? Wie is de favoriete docent van de leerling? (dit ivm evt. vertrouwelijkheid)
Beleid 1. Op beleidsniveau moeten er afspraken worden gemaakt over wie toegang heeft tot welke gegevens. Enerzijds is privacy een belangrijk goed. Aan de andere kant hebben niet alleen mentoren en zorgcoördinatoren, maar ook docenten informatie nodig om hun werk goed te kunnen doen. Het is aan de integriteit van een ieder om zorgvuldig met (gevoelige) informatie om te gaan. Over dit punt wordt flink van mening verschild en daarom is een beleidsuitspraak nodig. 2. Ook de vraag waar begint een zorgdossier en waar eindigt een leerbiografie is een aantal keren gesteld. Het is immers een leerbiografie, waarin de nadruk op leren en presteren moet liggen. Deze is niet zo makkelijk te beantwoorden, omdat de scheiding niet recht te trekken is. Het onderscheid ‘vertrouwelijk’ vs ‘openbaar’ is waarschijnlijk relevanter en dat wordt in eerste instantie door de leerling aangegeven. 3. Verder is Magister een systeem dat door alle colleges wordt gebruikt. Helaas is niet ieder college vrij om ‘zijn’ Magister zo in te richten dat het de bedrijfsprocessen van die locatie zo optimaal mogelijk ondersteunt. Een voorbeeld is hoe het kwadrantmodel eruit gaart zien: wat wordt er getoond en op welke plaats in het kwadrant. Dit is niet per college in te richten en dus zal daar JWS-breed een afspraak over gemaakt worden. 4. De leerbiografie is een container van gegevens die relevant zijn voor het vormen van een beeld over het presteren van een leerling. Op detail zullen de gegevens tussen de colleges verschillen. Immers, de onderwijskundige concepten, de doelgroepen en de interne processen zijn niet gelijk. Per college al daarvoor een detailvoorstel moeten gemaakt en het MT moeten beslissen. Kennis 1. Allerlei gegevens hebben pas informatieve waarde als de gegevens goed kunnen worden geïnterpreteerd. Dat geldt met name voor testuitslagen (VAS, VSV, PMT-K, IQ, etc) en scores die vanuit de basisschool worden meegegeven (Cito, IQ, DLE, LA, etc). Scholing is hier nodig. 2. Het zou heel handig zijn om in Magister zelf korte toelichtingen te kunnen oproepen bij bijv de verklaring van een afkorting, de beschrijving van een test, hoe bepaalde uitslagen te interpreteren. Dit zou moeten worden geconfigureerd in Magister. 3. Invoer van gegevens in de leerbiografie zelf – een van de uitkomsten van de werkgroep leerbiografie (dit jaar en volgend jaar) moet zijn een beschrijving van de afspraken over waar welke gegevens worden vastgelegd en op welke manier. Indien dit niet goed wordt overgedragen en warm gehouden, zal de leerbiografie niet het structurerende karakter krijgen wat het kàn hebben. Organisatie 1. Wie gaat/gaan de leerbiografie vullen, bijhouden etc? Per college zullen daar afspraken over gemaakt moeten worden. 2. Tijdens de leerling-besprekingen worden nu vooral probleemleerlingen besproken. De bedoeling is om talent te ontdekken en te ontwikkelen en dus alle leerlingen goed in de gaten hebben, te houden en de juiste begeleiding te geven. Of de leerlingbespreking het juiste gremium is, is niet gezegd. Wel duidelijk is, dat er voor de mentor een belangrijke rol is weggelegd en dat organisatorische afspraken randvoorwaardelijk zijn (tijd, begeleiding) voor het kunnen ontdekken en begeleiden van zowel talent als bepaalde problematiek (scholing, begeleiding en tijd). 3. Magister als ‘drager’ van de leerbiografie – dat de leerbiografie zijn weerslag in Magister vindt is vanzelfsprekend. Echter, de implementatie is niet zo vanzelfsprekend. Daar zal blijvend aandacht, tijd en kennis voor moeten zijn. Dit geldt ook voor zaken als acties, afspraken, begeleidingsplannen, etc. Magister biedt
14-12-2012
Pagina 14 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
hiervoor al functionaliteit, die echter in gebruik genomen moet worden onder deskundige begeleiding. Technisch 1. Voor iedere gebruiker, iedere rol binnen de JWS, zou Magister een geschikte, passende output moeten kunnen produceren. Dus: als een vakdocent een gedeelte van de leerbiografie nodig heeft en een mentor alles, moet Magister daarvoor rapportages op maat bieden. Maar ook: op een leerling-bespreking is andere informatie nodig dan op een rapportvergadering. Ook daarvoor moet magister passende overzichten/rapportages bieden. 2. Het definiëren/opstellen van dergelijke rapportages zal gedurende de eerste pilot plaatsvinden, maar daarna ook moeten doorgaan. Het realiseren (bouwen) is echter een lastiger klus. Daarnaast zal het uitprinten van de rapportages/overzichten ook de nodige aandacht vragen, gezien de huidige snelheid waarmee Magister (moeilijke) rapportages print of zelfs helemaal vastloopt. Deze zaken overstijgen veelal de opdracht van de werkgroep en komen daarom terug in de aanbevelingen in paragraaf 7. Eerste pilot Na de workshops in de teams en het uitblijven van meer resultaat uit de literatuuronderzoeken op dit moment heeft de werkgroep besloten om een pilot te gaan starten. Een pilot, zo klein mogelijk, om zo weinig mogelijk mensen te belasten, om niet aan de ingeroosterde vergadercadans vast te zitten en om zo spoedig mogelijk zo concreet mogelijk in de details te duiken. De opzet bestaat uit 2 delen: 1. Invoer van bestaande gegevens van 4 leerlingen: o Een leerling uit een hogere klas op het City+, aangedragen door een werkgroeplid, dat tevens mentor is o Een leerling uit het intakeproces op het City+, omdat hier de leerbiografie door ons wordt overgenomen van de basisschool o Een leerling uit een hogere klas van het Varias, aangedragen door een werkgroeplid, dat tevens leerlingbegeleider is o Een leerling uit het intakeproces op het Varias Uit deze fase verwachten wij de volgende resultaten: 1. Een voorstel voor (en al zoveel als mogelijk overeenstemming over) de plaats in Magister waar we de verschillende factoren gaan vastleggen 2. Aanpassingen in Magister om bovenstaande mogelijk te maken 3. Een beschrijving van bovenstaande, dat als instructiemateriaal dienst kan doen. 2. Uitvoer van de invoerde gegevens op rapportages, overzichten, vergaderlijsten, etc Voor beoordeling en definitie van rapportages zal een klankbordgroep worden samengesteld die een aantal keren bijeen zal komen. 5.6.1 Stand van zaken pilot Invoer van leerling-gegevens uit een hogere klas: Een kleine groep heeft een keer bij elkaar gezeten om te kijken waar de gegevens die in de leerbiografie moeten komen in Magister geplaatst zouden kunnen worden. Daaruit is een actielijst gekomen (zie bijlage 2, ter illustratie) met allerlei kleine acties (hernoemen van veldnamen, toevoegen van veldnamen, activeren van testen, definiëren van formulieren, etc). Deze worden momenteel uitgevoerd. Door de volle agenda van de deelnemers en de losse structuur van de organisatie gaat daar al snel een paar weken in zitten. Een van de aanpassingen in Magister die wordt gewenst, is het tonen van bepaalde gegevens op een bepaalde plaats in de kwadranten bij de leerling. De inrichting van het kwadrant kan echter niet op college-niveau worden bepaald, maar geldt meteen voor alle scholen van de JWS. Hierover moet dus op MT-niveau besluitvorming plaatsvinden. Dit
14-12-2012
Pagina 15 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
geeft aan dat kleine acties grotere gevolgen kunnen hebben en dat heeft zijn weerslag op de doorlooptijd. Invoer van leerling-gegevens in het intakeproces: De Zorgcoördinator van het City+ maakt verslagen van de intakegesprekken en wint aanvullende informatie in. Deze informatie leidt tot een beter beeld van de nieuw aangemelde leerlingen, tot groepsoverzichten en tussentijdse tellingen (samenstelling van nieuwe klassen). Deze gespreksverslagen en aanvullende informatie kunnen niet in Magister verwerkt worden tot de leerling in Magister is ‘aangemaakt’ en de basisschoolgegevens zijn ingevoerd. Dit ligt in handen van de Centrale Leerlingadministratie en de Orthopedagoog, die voor deze activiteiten een bepaalde planning hanteren. Feitelijk betekent dit dat de Zorgcoördinator vanaf begin juni de dossiers in Magister kan aanvullen. Vanuit het City+ echter (voor het Varias is dit nog niet bekeken), zou het handig zijn als nieuw aangemelde leerlingen al vóór het intakegesprek in Magister zouden staan. Bovenstaande illustreert dat het proces van aanmaken en aanvullen van de leerbiografie collegeoverstijgende consequenties heeft en dus ook collegeoverstijgende afspraken behoeft. Dit soort procesafspraken nemen nogal wat tijd in beslag en vallen vooralsnog buiten de opdracht van de werkgroep (althans dit schooljaar) en kunnen dus nu slechts in de aanbevelingen worden opgenomen. Rapportages Aan het definiëren en testen van rapportages zijn we nog niet toegekomen.
14-12-2012
Pagina 16 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
6. Het conceptmodel, eerste fase In onderstaande tabel staan de factoren die we in de leerbiografie willen terugzien. Een aantal zaken wordt reeds in Magister vastgelegd, een aantal factoren wordt door sommige mensen, in sommige gevallen op verschillende plaatsten vastgelegd en andere nog helemaal niet. Het model bestaat uit 2 gedeelten: 1. het eerste gedeelte is de start van de leerbiografie bij ons op school - de gegevens die we van de basisschool en in het intakeproces verzamelen. 2. het tweede gedeelte is voor alle daaropvolgende jaren gelijk – de uitbouw van de leerbiografie bij ons op school. De betekenis van de kolommen is als volgt: Nr Nummer van het gegeven in de leerbiografie. Naam Naam van de factor Cat Categorie; zie voetnoot en paragraaf 3.1 Toelichting/omschrijving Omschrijving, inhoud van de factor Bron Waar we het gegeven vandaan kunnen halen, hoe we het kunnen meten De cursief, vetgedrukte zaken zijn toegevoegd na de bespreking in de teamworkshops, obv het literatuuronderzoek, beschreven in paragraaf 5.4. Nr
Naam
Cat
1)
Toelichting/omschrijving
Bron
Hoofdstuk 0 - Basisschool/vorige school 1
Advies basisschool LWOO IQ
AV RF
Score, test (naam), datum afgenomen gemeten IQ is 2 jaar geldig
3
Cito DLE, ruwe score, LA
LV
4
Overige informatie
5
Observaties basisschool/vorige school -motivatie -welbevinden -zaken die opvallen -OKR Leerproblemen -bv faalangst of dyslexie Ontvangen begeleiding -bv RT Bevindingen/ observaties uit het intakegesprek
RF
De totaalscore van de Cito toets. Het didactische leeftijdsequivalent (DLE), de ruwe score op de Cito-onderdelen en evt. leerachterstanden (LA) per onderdeel Basisschool of vorige school, contactpersoon, evt doublures, belangrijke externe contactpersonen/instanties, bijzonderheden Vaak staat in het Onderwijskundig rapport (OKR) een toelichting van een contactpersoon van de basisschool of vorige school. Ook staan er soms testuitslagen van de Apeldoornse Vragenlijst (AVL) of de School Vragenlijst (SVL) in het OKR; deze geven gestructureerde resultaten. Indien reeds bekend vanaf de basisschool/vorige school.
Thuissituatie
RF
2
6
7
8
RF
AV
Intake, OKR
Aanvullende zaken die niet in bovenstaande naar voren zijn gekomen. Relevant voor bijvoorbeeld groepsoverzicht, warme overdracht naar de mentor van het brugjaar. -Land van herkomst -Land van herkomst ouders -In Nederland sinds -Thuistaal -Gezinssamenstelling
14-12-2012
Intake, OKR NIO, NDT, GIVO, SON-R Intake, OKR
OKR, intakegesprek OKR, BOVO
Relevante test of diagnose - OKR - Intakegesprek Intakegesprek
OKR, Intakegesprek, BOVO
Pagina 17 van 22
Versie 0.3
9
Resultaat/plaatsing in:
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
IAB
-Welke bronnen zijn er thuis beschikbaar -Zijn de ouders het eens met het advies van de basisschool? -Externe relaties -Contactpersonen -Op welke manier zijn ouders betrokken bij het leerproces van hun kind -Helpt de leerling thuis in het huishouden? Hoeveel? - Opleiding ouders - Werkt/werken ouder(s)? Wat is het resultaat van het intakegesprek? Plaatsing of niet (doorverwijzing), in welke klas, met welke evt. extra programma’s? Tbv groepsoverzicht (groepsaanpak), warme overdracht naar mentor van het brugjaar
Intakegesprek? Latere vergadering?
Hoofdstuk 1 – Eerste leerjaar 10
Cijfers
LV
11
Vorderingen op leerlijnen
LV
12
Studievaardigheden
LV
13
IQ
LV
14
POP/ontwikkelgesprek
AV
Cijfers voor individuele toetsen, PO’s, PWS, etc en rapportcijfers De werkgroep is er vanuit gegaan dat de huidige manier van vastleggen voor LIS voldoet. Nog te operationaliseren scores op leerlijnen (zie paragraaf 4.1) per leerjaar, per niveau (niet te verwarren met leerlijnen in LIS) - Nederlands - Wiskunde - Engels VAS - Diagnostische toets op de onderdelen: - Nederlands - Nederlands woordenschat - Engels - Engels woordenschat - Wiskunde - Studievaardigheden VSV - toetst (naast andere zaken) op de volgende studievaardigheden: - Planning - Taakaanpak - Studieaanpak - Memoriseren - Tekstanalyse Score, test (naam), datum afgenomen (gemeten IQ is 2 jaar geldig) Belangrijk onderdeel, waarin gefocusseerd wordt op de ambitie van de leerling. Wat is het aspiratieniveau van de leerling? Kan zowel langere termijn als kortere termijn ambitie bevatten. Het Popprotocol biedt een format voor gestructureerde vastlegging (in Magister). Ook voortgang (evaluatie) en vooral reflectie door de leerling zelf op de doelen bespreken en vastleggen. De POP-groep zelf hecht veel waarde aan een door de leerlingen zelf bij te houden dagboekje, bij voorkeur in Magister.
Magister
VAS, VSV LIS
NIO (dit jaar: brugklassen City+), NDT (LWOO en praktijk), GIVO Verslag van POPgesprek en evaluatiegesprek(ken)
POP-doelen en evaluaties van voorgaande jaren zijn belangrijk om te kunnen raadplegen. Leerbehoeften die samengaan met doelen (begeleiding). Voor zover haalbaar (zie buitenschoolse doelen)
14-12-2012
Pagina 18 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
15
Portfolio
AV
16
Keuzeproces
AV
17
Observaties
18
Afspraken – extra programma’s, begeleidingsplannen, handelingsplannen Sociaal emotionele ontwikkeling
IAB
Te Laat Absentie Verwijderingen Ziek Thuissituatie Resultaat Overgang/opstroom /afstroom/uitstroom
RF
19
20
21 22
RF
RF IAB
In ontwikkelgesprekken (Varias) ook doelen vastleggen? Hoe om te gaan met vastlegging van de evaluatie? Dit is bij onze werkgroep nog niet duidelijk geworden Buitenschoolse activiteiten, zaterdagschool, bijbaantje, sportvereniging, etc Welke keuze wil de leerling maken, mbt vervolgopleiding, bovenbouwrichting, profiel etc. En hoe is dit keuzeproces verlopen? Wat valt op, zijn er veranderingen waar te nemen in gedrag, in uiterlijk, in prestaties, in omgang met anderen, etc Welke extra begeleiding is gewenst en afgesproken om de leerling verder te helpen (zowel met problemen als met het invullen van ambities)
Verslag van Ontwikkelgesprek?
-
LICOR (PRISMA), AVL, SVL, PMT-K (worden nu alleen afgenomen indien daar aanleiding toe is) VSV (op City+ bij alle (onderbouw?) klassen afgenomen) Magister
Welbevinden Motivatie Zelfbeeld Identificatie met de school (trots) Contact met andere leerlingen Contact met docenten Contact met mentor Wie is favoriete docent?
Mentorgesprekken? Mentorgesprekken?
Docenten, mentoren, begeleiders
Wijzigingen tov eerdere informatie Resultaat van een rapportvergadering (op termijn zou ook tussentijdse op- of afstroom kunnen plaatsvinden) Tav de leerlijnen kunnen leerlingen een vak op een hoger niveau gaan volgen. Het volgen hiervan is van groot belang.
Hoofdstuk 2 – Tweede leerjaar Idem als leerjaar 1 1)
Categorie:
(zie ook de indeling in 3.1 en de NB2 in 5.2.1)
LV = leervorderingen AV = ambities en verwachtingen RO = relevante omstandigheden IAB = interventie, actie of beslissing
14-12-2012
Pagina 19 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
7. Kritische succesfactoren en aanbevelingen voor implementatie van de leerbiografie In deze paragraaf beschrijven we wat er in onze ogen nodig is om de leerbiografie echt goed te implementeren. Daarbij is nog niet duidelijk hoever de opdracht van de werkgroep Leerbiografie volgend schooljaar reikt en hoe de werkgroepen worden georganiseerd. We kunnen dus geen strak onderscheid aanbrengen tussen projectzaken die volgend jaar binnen de reikwijdte van de opdracht liggen en zaken die buiten het project door de organisatie moeten worden opgepakt. In 7.1 geven we aan wat er volgend jaar zou moeten gebeuren om een afgerond geheel op te leveren, klaar om over te dragen aan de staande organisatie. Daarmee is de implementatie nog niet af, maar zijn de belangrijkste beslissingen en de grootste hobbels genomen. 7.1 Zaken die binnen de opdracht van volgend schooljaar zouden moeten vallen Output De leerbiografie levert een belangrijke meerwaarde als het output (rapportages/overzichten die geprint kunnen worden) kan leveren die voor verschillende situaties en/of functies specifiek geschikt is. Die output moet worden gedefinieerd en dat moet blijvende aandacht hebben. Voorbeelden (niet uitputtend): o De leerbiografie in print-vorm (concept lay-out, zie bijlage 3) o Voorbereiding op het POP-gesprek o Voorbereiding op het POP-evaluatiegesprek o Voorbereiding op de leerling-bespreking o Vergaderlijst tijdens de leerling-bespreking o Vergaderlijst tijdens de rapportbespreking o Warme overdracht tussen mentoren bij overgang naar een nieuw schooljaar o Groepsoverzichten tbv groepsaanpak (voor leerachterstanden bijvoorbeeld) Op dit moment is onduidelijk hoever we gaan komen met het definieren van output (rapportages, overzichten, vergaderlijsten) in de pilot. Zeker is dat volgend jaar de output-lijst die we aan het einde van lopend schooljaar hebben, moet worden gecontroleerd en aangevuld. Detailinrichting leerbiografie per college verschillend De leerbiografie is een container van gegevens die relevant zijn voor het vormen van een beeld over het presteren van een leerling. Op detail zullen de gegevens tussen de colleges verschillen. Immers, de onderwijskundige concepten, de doelgroepen en de interne processen zijn niet gelijk. Per college al daarvoor een detailvoorstel moeten gemaakt en het desbetreffende MT moeten beslissen. Voorstel voor kwadrant Op JWS-niveau moet een afspraak worden gemaakt over welke gegevens op welke plaats in de 4 kwadranten worden getoond. Het kwadrantmodel is het beste bekend bij de mensen die in zorg/begeleiding van leerlingen een rol spelen. Vanuit alle colleges zou een voorstel gemaakt kunnen worden, wat gezamenlijk besproken wordt. De overeenkomsten kunnen worden overgenomen en de verschillen moeten worden besproken. Het totaalvoorstel moet door het MT worden geaccordeerd, waarna implementatie in Magister plaats kan vinden. Daarnaast adviseert de werkgroep de categorisering die in paragraaf 3.1 is beschreven los te laten voor wat betreft het kwadrant in Magister, maar het kwadrant zoals dat bedoeld en bekend is, te gebruiken. Toelichting op de inhoud van testen en de interpretatie van scores (deskundigheidsbevordering) Tijdens de bespreking van de concept-leerbiografie tijdens de teamworkshops kwam meerdere malen naar voren dat niet alle docenten en mentoren weten wat de betekenis
14-12-2012
Pagina 20 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
is van bepaalde testen en toetsen en hoe ze scores moeten interpreteren. Het is van cruciaal belang om instructiebijeenkomsten te organiseren waarin het gebruik van testen en toetsen en vooral de interpretatie van de uitslagen (en het vervolg daarop) wordt uitgelegd. Daarnaast zou het erg handig zijn als de werkgroep volgend jaar kan zorgen voor toelichting in Magister zelf. Organisatie van verantwoordelijkheden Wie wordt verantwoordelijk voor het dossier van de leerling en het feit dat het compleet wordt gehouden? Wie gaan de gegevens die gaande het schooljaar worden verzameld (testuitslagen, POP-gesprekken, POP-evaluaties, reflectie van de leerling hierop, begeleidingsafspraken, etc) daadwerkelijk invoeren? (Maw hebben de verantwoordelijken een mogelijkheid tot delegeren van de uitvoering?). Ook hiervoor zullen interne bedrijfsprocessen van begin tot eind onder de loep gehouden moeten worden en moet een voorstel voor de organisatie van de taken en verantwoordelijkheden rondom de leerbiografie worden gemaakt. Organisatie: Pilot afmaken, dan met 1 of 2 klassen beginnen De rest van dit schooljaar zullen we gebruiken om zoveel mogelijk uit de pilot te halen en vast te leggen, zodat dat als instructiemateriaal gebruikt kan worden. Daarna, volgend schooljaar, is het interessant om met 1 of 2 complete klassen te testen. Het is daarvoor wel aanbevelenswaardig om alle informatie over die leerlingen in het dossier (hun leerbiografie) in te voeren, zodat de test zo echt en relevant mogelijk wordt. Het invullen van al die gegevens moet wel georganiseerd worden. Kennis van bedrijfsprocessen en van Magister Het voorbeeld van het intakeproces dat in paragraaf 5.6 beschreven is, is een voorbeeld van een bedrijfsproces dat wordt geraakt door de implementatie van de leerbiografie. Meerdere bedrijfsprocessen zullen worden geraakt. Daarbij wordt uitgegaan van het principe dat het bedrijfsproces goed is en niet aangepast hoeft te worden. Soms levert een aanpassing in het kader van de leerbiografie echter wel een efficiënter en effectiever bedrijfsproces op. Ditzelfde geldt voor Magister. In principe moet Magister het vullen, aanvullen en printen van de leerbiografie (en andere gerelateerde output) ondersteunen, zoals dat het handigst is voor de gebruikers. Soms zal dat echter niet gaan of niet tegen een redelijke prijs. In beide gevallen moeten er beslissingen worden genomen, over eventuele aanpassingen of alternatieven, worden die goed worden voorbereid. Daarvoor is het van belang dat er voldoende capaciteit (in uren en in kennis van zowel systeem als bedrijfsprocessen) binnen het project beschikbaar is. 7.2 Zaken die later, met de ervaring vanuit het project, kunnen worden geregeld Meerdere tests Er zijn meerdere tests die zaken als motivatie en welbevinden meten (AVL, SVL, VSV), maar ook intelligentie (NIO, GIVO, NDT) – meerdere tests die meerdere soorten uitslagen geven. Tbv eenduidigheid zou het onderzocht moeten worden of we (per locatie) voor een test kunnen kiezen en die gestructureerd afnemen, ieder jaar. Op die wijze is de ontwikkeling van het kind beter te volgen en kunnen, indien gewenst, vergelijkingen tussen kinderen gemaakt worden. Bovendien kan ieder college aan het gebruik en de interpretatie van die test wennen. Op het City+ wordt gekozen voor VAS (1e, 2e en 3e leerjaar) en VSV, aangevuld met PMT-K indien daar aanleiding toe is. Verdere operationalisering van een aantal gegevens/factoren Een aantal factoren is nog vaag omschreven; we kunnen ze nog niet vastleggen in termen van classificaties of harde scores. Voorbeelden zijn: observaties in het intakeproces, portfolio, algemene observaties, keuzeproces of zelfs thuissituatie. Het verdient aanbeveling na volgend jaar, als het gros van de (harde) gegevens vastgelegd kan worden in Magister en een aantal mentoren/klassen dat ook structureel hebben
14-12-2012
Pagina 21 van 22
Versie 0.3
Concept rapport Expeditie werkgroep Leerbiografie 2008-2009
gedaan, in de praktijk stil te gaan staan bij hoe met dit soort factoren om te gaan. De vraag is of we wel alles moeten willen vertalen in meeteenheden, of dat het niet beter is vrije tekst en toelichting toe te laten. Wellicht komen de onderzoekers van de UL met geoperationaliseerde begrippen die we zo kunnen opnemen in de leerbiografie. Indien dit niet het geval is, kan er voor gekozen worden een bepaalde periode vrije tekst toe te staan en die na bv 2 jaar te analyseren (Amos van Gelder - SCO Kohnstamm). Daaruit kan wellicht blijken of er bruikbare categorieën te onderscheiden zijn, waardoor op termijn de input toch te standaardiseren is. Toegang tot gevoelige informatie en leerbiografie vs zorgdossier Er is een (principe-)uitspraak nodig over de toegang tot gevoelige (of beter?: vertrouwelijke) informatie. Zie paragraaf 5.5, onder Beleid, de eerste 2 punten) Er zijn verschillende varianten mogelijk: o Iedereen heeft toegang tot het volledige dossier en waarbij van hem/haar wordt verwacht dat hij/zij daar integer en professioneel mee omgaat. o Het dossier is vrij toegankelijk behalve de informatie waarvan de leerling heeft aangegeven dat deze vertrouwelijk is; deze informatie wordt door de zorgcoördinator beheerd (al of niet in Magister) en is alleen voor hem/haar toegankelijk. o Per gegeven van de leerbiografie wordt vastgesteld wie mag invoeren, wijzigen, raadplegen en printen. Vervolgens wordt de autorisatiestructuur in Magister hierop aangepast. o Andere varianten? Bepaal een startwaarde Per college zal besloten moeten worden met welke nulsituatie men wil beginnen. Beginnen we in schooljaar 2009-2010 van alle nieuwe leerlingen de complete leerbiografie vast te leggen en is ons streven om die compleet te houden? Of beginnen we met 1 klas? Of gaan we alle gegevens van alle leerlingen met terugwerkende kracht invoeren? En wie gaat dat doen? Eigenaar Om de leerbiografie verder te ontwikkelen en het een levend begrip te laten zijn en blijven is eigenaarschap nodig. Natuurlijk is idealiter iedere mentor (of iemand anders als dat zo is afgesproken) eigenaar van de leerbiografie van zijn leerlingen gedurende een schooljaar. Maar het concept zelf moet ook een eigenaar hebben. Bij voorkeur per college iemand die aanpassingen kan beoordelen (zie: inzicht in bedrijfsprocessen en systeem) en kan realiseren en vervolgens communiceren aan alle teamleden. Die communicatie is cruciaal, om eenheid en uniformiteit te waarborgen. Daarnaast moet de handleiding worden aangepast, zodat nieuwe collega’s met een up-to-date handleiding werken. Tevens is blijvende aandacht, in de positieve zin, vanuit de leidinggevenden noodzakelijk. Ook nieuwe collega’s moeten vanaf het begin met de leerbiografie vertrouwd raken. Bijlagen: 1. Vertaling naar Magister – Nog onder constructie 2. Actielijst pilot dd 14 april 2009 3. Concept lay-out leerbiografie 4. Concept rapportage Voorbereiding POP-gesprek
14-12-2012
Pagina 22 van 22