933c443e-b9c1-4035-8bf0-51c2d96abcfb
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | Roc Mondriaan Cluster Verplegi | 30.03.2011 16:13 www.thiememeulenhoff.nl
© ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2011 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
INHOUD: 1. NIVEAU 4: VERPLEGEN VAN ZWANGEREN, BARENDEN, KRAAMVROUWEN EN PASGEBORENEN .............................................P. 2. ORIËNTATIE OP DE ZORGCATEGORIE ZWANGEREN, BARENDEN, KRAAMVROUWEN EN PASGEBORENEN ........................................P. 3. ORIËNTATIE OP DE ZORGCATEGORIE ..............P. 4. DE ZORGVRAAG ...........................................P. 5. ORIËNTATIE OP DE ZORGCATEGORIE ZWANGEREN, BARENDEN, KRAAMVROUWEN EN PASGEBORENEN ........................................P. 6. ORIËNTATIE OP DE ZORGCATEGORIE ..............P. 7. HET VERPLEGEN VAN ZWANGEREN, BARENDEN, KRAAMVROUWEN EN PASGEBORENEN .............P. 8. KWALITEITSZORG EN CONTINUÏTEIT ...............P. 9. KWALITEIT ...................................................P. 10. EEN EIGEN BIJDRAGE LEVEREN ........................P. 11. DE BEROEPSUITOEFENING PROFESSIONALISEREN .....................................P. 12. DE FUNCTIE VAN DE VERPLEEGKUNDIGE .........P. 13. TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN ...........P. 14. VERPLEEGKUNDIGE FUNCTIES EN TAKEN .........P. 15. COMPLEXE ZORG ..........................................P. 16. BASISZORG ...................................................P. 17. ACUTE ZORG ................................................P. 18. COÖRDINATIE VAN ZORG ..............................P. 19. VOORLICHTEN OVER ZORG ............................P. 20. TAKEN EN COMPETENTIES .............................P. 21. KRAAMZORG DOOR VERPLEEGKUNDIGEN .......P. 22. ZWANGEREN ................................................P. 23. ZWANGEREN ................................................P. 24. INFORMATIE EN VOORLICHTING .....................P. 25. ZWANGEREN ................................................P. 26. BARENDEN ...................................................P. 27. KRAAMVROUW ............................................P. 28. DE PASGEBORENE .........................................P. 29. DE ZORG VOOR DE GEZONDE ZWANGERE .......P. 30. CONCEPTIE, EMBRYONALE PERIODE EN FOETALE PERIODE ..........................................P. 31. DE DIAGNOSE ZWANGERSCHAP .....................P. 32. FYSIOLOGISCHE VERANDERINGEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP ...........................................P. 33. ZWANGERSCHAPSTEKENEN EN -SYMPTOMEN ....................................................................P. 34. GESLACHTSORGANEN EN DE BORSTEN ............P. 35. ZUURSTOFBEHOEFTE .....................................P. 36. ZUURSTOFBEHOEFTE .....................................P. 37. ZUURSTOFBEHOEFTE .....................................P.
4
4 4 4
5 5 6 6 6 7 7 7 7 8 8 8 8 9 9 9 10 10 10 11 11 11 11 12 12 12 13 13 14 14 14 14 14
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 1 van 90
38. BLOEDVOLUME .............................................P. 39. INSULINEPRODUCTIE .....................................P. 40. UITSCHEIDING ..............................................P. 41. VERANDERINGEN IN HET BEKKEN ...................P. 42. HET EERSTE BEZOEK AAN DE VERLOSKUNDIGE ....................................................................P. 43. VERLOSKUNDIGE ANAMNESE .........................P. 44. LICHAMELIJK ONDERZOEK .............................P. 45. LABORATORIUMONDERZOEK .........................P. 46. ZWANGERSCHAPSONGEMAKKEN ....................P. 47. HUID ...........................................................P. 48. ADEMHALING ...............................................P. 49. CIRCULATIE ..................................................P. 50. OPNAME VAN VOEDING ................................P. 51. UITSCHEIDING ..............................................P. 52. EVENWICHT TUSSEN ACTIVITEIT EN RUST .......P. 53. COMMUNICATIE ...........................................P. 54. VAGINALE AFSCHEIDING ................................P. 55. PRENATALE CONTROLES ................................P. 56. ZWANGERSCHAPSCURSUSSEN ........................P. 57. ZWANGERSCHAPSGYMNASTIEK ......................P. 58. ZWANGERSCHAPSYOGA ................................P. 59. HAPTONOMISCHE ZWANGERSCHAPSBEGELEIDING .......................P. 60. MENSENDIECK ..............................................P. 61. PSYCHO-PROFYLAXE .....................................P. 62. SAMEN BEVALLEN .........................................P. 63. OUDERSCHAPSCURSUS ..................................P. 64. COMPLEMENTAIRE ZORG ...............................P. 65. AANVULLENDE ASPECTEN ..............................P. 66. GEBOORTEPLAN ...........................................P. 67. HECHTING ...................................................P. 68. WERK IN COMBINATIE MET ZORG- EN OUDERSCHAPSTAKEN ....................................P. 69. DE ZORGSETTING .........................................P. 70. DE THUISBEVALLING .....................................P. 71. DE VERPLAATSTE THUISBEVALLING ................P. 72. HET KRAAMZORGHOTEL ...............................P. 73. EERSTELIJNS VERLOSKUNDIG CENTRUM ...........P. 74. POLIKLINISCHE BEVALLING .............................P. 75. DE VOORBEREIDING OP DE BEVALLING ...........P. 76. DE ONTSLUITINGSPERIODE ............................P. 77. DE LATENTE FASE .........................................P. 78. DE ACTIEVE FASE ..........................................P. 79. DE OVERGANGSFASE .....................................P. 80. VERPLEGEN BIJ EEN FYSIOLOGISCHE BEVALLING ....................................................................P. 81. DE ZORG BIJ OPNAME ...................................P. 82. DE OPNAMEPROCEDURE ...............................P. 83. OBSERVATIES ...............................................P. 84. ASSISTEREN BIJ VERRICHTINGEN .....................P.
14 15 15 15 15 15 16 16 16 16 16 17 17 17 17 18 18 18 19 19 19 20 20 20 20 20 21 21 21 22 22 22 22 23 23 23 24 24 24 25 25 25 26 26 27 27 30
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
85. VAGINAAL TOUCHER ....................................P. 86. PIJNSTILLENDE MIDDELEN TOEDIENEN .............P. 87. DE UITDRIJVINGSPERIODE ..............................P. 88. PERSHOUDINGEN ..........................................P. 89. BAARKRUK ...................................................P. 90. LIGGEND ......................................................P. 91. KNIEHOUDING ..............................................P. 92. HURKZIT ......................................................P. 93. BAARSCHELP ................................................P. 94. WATERBEVALLING ........................................P. 95. ONDERSTEUNING EN BEGELEIDING VAN DE AANSTAANDE OUDERS ...................................P. 96. ASSISTEREN VAN DE VERLOSKUNDIGE .............P. 97. HET KUNSTMATIG BREKEN VAN DE VLIEZEN ....................................................................P. 98. DE GEBOORTE VAN HET KIND ........................P. 99. EPISIOTOMIE ................................................P. 100.VERPLEEGKUNDIGE ZORG VOOR DE GEZONDE KRAAMVROUW .............................................P. 101.DE LICHAMELIJKE CONTROLES NA DE BEVALLING ....................................................P. 102.CONTROLE VAN DE FUNDUS ..........................P. 103.CONTROLE VAN DE INVOLUTIE ......................P. 104.CONTROLE VAN HET PERINEUM .....................P. 105.CONTROLE VAN HET UITSCHEIDINGSPATROON ....................................................................P. 106.OVERIGE CONTROLES ....................................P. 107.OBSERVEREN KRAAMVROUW .........................P. 108.CONTROLE VAGINAAL BLOEDVERLIES .............P. 109.MOBILISEREN NA DE BEVALLING ....................P. 110.LICHAMELIJKE EN UITERLIJKE VERZORGING ......P. 111.VOEDING .....................................................P. 112.ANTICONCEPTIE ...........................................P. 113.PSYCHISCHE GESTELDHEID VAN DE MOEDER ....................................................................P. 114.PIJN .............................................................P. 115.BORSTVOEDING ............................................P. 116.VERPLEEGKUNDIGE ZORG VOOR DE GEZONDE PASGEBORENE ...............................................P. 117.NET NA DE BEVALLING ..................................P. 118.KENMERKEN VAN DE PASGEBORENE ...............P. 119.ONDERZOEK VAN DE PASGEBORENE ...............P. 120.APGAR-SCORE ..............................................P. 121.REFLEXEN .....................................................P. 122.OORZAKEN ..................................................P. 123.CYSTISCHE FIBROSE .......................................P. 124.HET INLEIDEN VAN DE BEVALLING ..................P. 125.MANIEREN WAAROP EEN BEVALLING KAN WORDEN INGELEID ........................................P. 126.STRIPPEN VAN DE BAARMOEDERMOND ..........P. 127.BREKEN VAN DE VLIEZEN ...............................P.
30 30 30 32 32 32 32 32 33 33 33 34 34 34 34 35 36 36 37 37 37 38 38 38 39 39 41 41 42 42 42 43 43 43 44 44 45 46 46 47 47 47 48
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 2 van 90
128.TOEDIENEN VAN WEEËNOPWEKKENDE MEDICIJNEN ..................................................P. 129.HET RIJPEN VAN DE BAARMOEDERMOND ........P. 130.HET INLEIDEN VAN ONTSLUITINGSWEEËN .......P. 131.VERPLEEGKUNDIGE ZORG ..............................P. 132.SEROTIEN GEBOREN KIND ..............................P. 133.DYSMATUUR GEBOREN KIND .........................P. 134.TEMPERATUURREGULATIE .............................P. 135.ZUURSTOFTEKORT ........................................P. 136.LAGE GLUCOSESPIEGEL (HYPOGLYKEMIE) .......P. 137.VOEDINGSPROBLEMEN ..................................P. 138.PREMATUUR GEBOREN KIND ..........................P. 139.DE LONGEN ..................................................P. 140.DE TEMPERATUURREGULATIE ........................P. 141.HET MAAGDARMSTELSEL ...............................P. 142.INFECTIES .....................................................P. 143.MACROSOOM GEBOREN KIND .......................P. 144.GEBOORTETRAUMA ......................................P. 145.LAGE GLUCOSESPIEGELS (HYPOGLYKEMIE) ......P. 146.PASGEBORENEN MET VERWORVEN AFWIJKINGEN ................................................P. 147.ZUURSTOFTEKORT (ASFYXIE) ........................P. 148.GEBOORTETRAUMA ......................................P. 149.ERB-PARESE ..................................................P. 150.PASGEBORENEN MET AANGEBOREN AFWIJKINGEN ................................................P. 151.AANGEBOREN AFWIJKINGEN AAN HET SKELET ....................................................................P. 152.KLOMPVOET ................................................P. 153.HEUPDYSPLASIE ............................................P. 154.SCHISIS (HAZENLIP) ......................................P. 155.AANGEBOREN AFWIJKINGEN VAN DE HUID .....P. 156.OOIEVAARSBEET ...........................................P. 157.WIJNVLEK ....................................................P. 158.HARTAFWIJKINGEN .......................................P. 159.VENTRIKELSEPTUMDEFECT .............................P. 160.OPEN DUCTUS BOTALLI ................................P. 161.COARCTATIO AORTA ....................................P. 162.TRANSPOSITIE VAN DE GROTE VATEN ............P. 163.TETRALOGIE VAN FALLOT .............................P. 164.CHROMOSOMALE AFWIJKINGEN .....................P. 165.DOWN-SYNDROOM ......................................P. 166.SYNDROOM VAN PATAU ..............................P. 167.SYNDROOM VAN EDWARDS ..........................P. 168.SYNDROOM VAN TURNER EN SYNDROOM VAN KLINEFELTER .........................................P. 169.BEGELEIDING VAN OUDERS VAN DE ZIEKE PASGEBORENE ...............................................P. 170.FERTILITEITSSTOORNISSEN .............................P. 171.OORZAKEN BIJ DE MAN .................................P. 172.BEHANDELING ..............................................P.
48 48 48 49 49 50 50 51 51 51 51 52 52 53 53 53 54 54 54 55 56 56 56 57 57 57 57 59 59 59 59 59 60 60 60 60 61 61 61 62 62 62 63 63 63
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
173.VERPLEEGKUNDIGE ZORG ..............................P. 174.OORZAKEN BIJ DE VROUW ............................P. 175.VERPLEEGKUNDIGE ZORG ..............................P. 176.BEHANDELINGEN ..........................................P. 177.BLOEDVERLIES IN HET BEGIN VAN DE ZWANGERSCHAP ...........................................P. 178.DE INNESTELINGBLOEDING ............................P. 179.DE ABORTUS ................................................P. 180.ABORTUS PROVOCATUS ................................P. 181.MOGELIJKE OORZAKEN .................................P. 182.VERPLEEGKUNDIGE ZORG ..............................P. 183.EEN MISKRAAM ............................................P. 184.VERPLEEGKUNDIGE ZORG BIJ EEN PATHOLOGISCHE BEVALLING ..........................P. 185.HET INLEIDEN VAN DE BEVALLING ..................P. 186.PIJNBESTRIJDING TIJDENS DE BEVALLING .........P. 187.AFWIJKENDE LIGGINGEN VAN DE FOETUS .......P. 188.AFWIJKENDE HOOFDLIGGING .........................P. 189.STUITLIGGING ..............................................P. 190.DWARSLIGGING ............................................P. 191.VERPLEEGKUNDIGE ZORG BIJ AFWIJKENDE LIGGING .......................................................P. 192.DE KUNSTVERLOSSING ..................................P. 193.ZETTEN VAN EEN EPISIOTOMIE EN GEVEN VAN EXPRESSIE .....................................................P. 194.VACUÜMEXTRACTIE ......................................P. 195.FORCIPALE EXTRACTIE ...................................P. 196.KEIZERSNEDE ................................................P. 197.VERPLEEGKUNDIGE ZORG ..............................P. 198.AFWIJKINGEN AAN DE PLACENTA, DE NAVELSTRENG EN HET VRUCHTWATER ............P. 199.AFWIJKINGEN VAN HET VRUCHTWATER .........P. 200.TE VROEG GEBROKEN VLIEZEN .......................P. 201.VERPLEEGKUNDIGE ZORG ..............................P. 202.MECONIUMHOUDEND VRUCHTWATER ...........P. 203.VERPLEEGKUNDIGE ZORG ..............................P. 204.PERINATALE STERFTE ....................................P. 205.DE VERPLEEGKUNDIGE ZORG VOOR DE KRAAMVROUW MET COMPLICATIES ................P. 206.COMPLICATIES DOOR DE BEVALLING: HECHTINGEN .................................................P. 207.EPISIOTOMIE ................................................P. 208.VLOEIEN NA DE BEVALLING ...........................P. 209.COMPLICATIES IN HET KRAAMBED .................P. 210.LAAG HEMOGLOBINEGEHALTE .......................P. 211.TROMBOSE ..................................................P. 212.EMBOLIE ......................................................P. 213.INFECTIES IN HET KRAAMBED .........................P. 214.INFECTIES AAN DE HECHTINGEN .....................P. 215.ENDOMETRITIS .............................................P. 216.MASTITIS .....................................................P.
63 63 64 65 65 66 66 66 66 66 67 67 67 68 69 69 70 71 71 71 72 72 72 73 73 74 75 75 75 75 76 76 77 77 77 78 79 79 80 81 81 82 82 83
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 3 van 90
217.URINEWEGINFECTIES .....................................P. 218.RIEKENDE LOCHIA .........................................P. 219.PSYCHISCHE PROBLEMEN IN HET KRAAMBED ....................................................................P. 220.POSTPARTUMDEPRESSIE ................................P. 221.BEHANDELING ..............................................P. 222.POSTPARTUMPSYCHOSE ................................P. 223.AANGEPASTE ZORG ......................................P. 224.DE ZORG VOOR EEN KRAAMVROUW NA EEN SECTIO .........................................................P. 225.DE ZORG VOOR EEN VROUW NA EEN HELLPSYNDROOM ..................................................P. 226.DE ZORG VOOR EEN KRAAMVROUW MET BEKKENKLACHTEN .........................................P. BIJLAGE(N) .........................................................P.
84 85 85 86 86 86 87 87 87 88 90
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
1. Niveau 4: Verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen 2. Oriëntatie op de zorgcategorie zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen vormen een bijzondere zorgcategorie. Zwangerschap en bevalling zijn gebeurtenissen waar geluk, blijheid, angst, bezorgdheid en verdriet heel dicht bij elkaar komen. Zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen vormen een bijzondere zorgcategorie. Zwangerschap en bevalling zijn gebeurtenissen waar geluk, blijheid, angst, bezorgdheid en verdriet heel dicht bij elkaar komen. De zwangerschap wordt door de meeste vrouwen ervaren als een gelukkige en verwachtingsvolle periode, maar ook speelt steeds de vraag of het allemaal wel goed zal gaan. Er hoeft maar iets te gebeuren of er is angst. Dit geldt in nog sterkere mate voor de bevalling. Als je nagaat wat er allemaal fout kan gaan en hoe klein de factoren zijn waar dat van afhangt, kun je je oprecht verwonderen over het feit dat het meestal gewoon goed gaat. Ná de bevalling gaat de tegenstrijdigheid van gevoelens gewoon door: het geluk van een gezond kind, maar ook de angst voor bijvoorbeeld wiegendood, de blije gezichten van het kraambezoek, maar ook de moeheid en het slaaptekort als het kind veel huilt. Voor de zorg aan zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen - in dit boek kortweg de kraamzorg genoemd - is in Nederland veel geregeld. Al vanaf de conceptie, nee, sterker nog, al bij het hebben van een kinderwens kunnen mensen een beroep doen op de gezondheidszorg. En dat gaat door tot enkele dagen na de geboorte van het kind. Die geboorte kan op vele plaatsen gebeuren. In Nederland is wat dat betreft al enkele jaren een verschuiving te zien: steeds meer vrouwen lijken er de voorkeur aan te geven hun kind ter wereld te brengen op een plek waar snel ingegrepen kan worden als er wél iets misgaat: het ziekenhuis. In thema 1 gaan we dieper in op
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 4 van 90 de gehele zorgcategorie en kun je lezen hoe de kraamzorg in elkaar steekt.
3. Oriëntatie op de zorgcategorie Zwangerschap wordt ook wel eens de ‘gezonde ziekte’ genoemd. Zwangerschap en geboorte zijn ‘gewone’, gezonde gebeurtenissen. Wel zijn er allerlei lichamelijke en psychische veranderingen. En ook gaat er wel eens iets mis. Zwangerschap wordt ook wel eens de ‘gezonde ziekte’ genoemd. Er is immers niet echt sprake van ziekte. Zwangerschap en geboorte zijn ‘gewone’, gezonde gebeurtenissen. Wel zijn er allerlei lichamelijke en psychische veranderingen. En ook gaat er wel eens iets mis. In dat geval komt de gezondheidszorg, onder andere in de persoon van de verpleegkundige, om de hoek kijken. Als verpleegkundige kun je tijdens de verschillende stadia van deze ‘gezonde ziekte’ professioneel betrokken raken: zowel voor de zwangerschap, tijdens de zwangerschap, tijdens de bevalling als daarna. Dit eerste hoofdstuk is een algemene oriëntatie op de zorgcategorie die hierbij hoort. Dit zijn de zwangeren, de barenden, de kraamvrouwen en de pasgeborenen. Als verpleegkundige moet je weten met wie en met wat je te maken krijgt. Kennis wordt lang niet altijd overgedragen van moeder op kind. Aanstaande ouders hebben grote behoefte aan informatie en deskundige begeleiding. Als een zwangerschap normaal verloopt, bezoekt de zwangere regelmatig een verloskundige of een arts. Tijdens deze bezoeken wordt de gezondheidstoestand van moeder en kind gecontroleerd. Ook wordt er veel aandacht besteed aan voorlichting over het verloop van de zwangerschap, de bevalling en het kraambed. Zwangerschap, geboorte en kraamtijd kunnen zich in verschillende settings afspelen: in het ziekenhuis, poliklinisch, in een speciale geboorte- en kraamvoorziening of thuis.
4. De zorgvraag De zorg van de verpleegkundige kan verschillen per fase. De fase waarin de zorgvrager zich bevindt, bepaalt namelijk zijn zorgvraag. In het algemeen kun je zeggen dat er behoefte is aan preventieve zorg. Deze preventieve zorg voorkomt eventuele complicaties en bereidt de zwangere, barende, kraamvrouw en haar partner voor op wat komen gaat. Als verpleegkundige verleen je binnen de verloskunde aan verschillende mensen zorg: aan de zwangere vrouw – die
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 later barende wordt genoemd en na de bevalling kraamvrouw – en aan de on- of pasgeborene. In sommige gevallen verleen je zelfs zorg aan de partner. Dit komt omdat de partner binnen de Nederlandse cultuur vaak vanaf de conceptie betrokken is bij de zwangerschap en later bij de geboorte. Daarom is het van belang dat je als verpleegkundige de partner bij de zorg betrekt. De zwangerschap verloopt met de lichamelijke en psychische ongemakken die erbij horen. Zo ook de bevalling en de kraamtijd. De zorg van de verpleegkundige kan verschillen per fase. De fase waarin de zorgvrager zich bevindt, bepaalt namelijk zijn zorgvraag. In het algemeen kun je zeggen dat er behoefte is aan preventieve zorg. Deze preventieve zorg voorkomt eventuele complicaties en bereidt de zwangere, barende, kraamvrouw en haar partner voor op wat komen gaat. De fasen die de zorgvraag bepalen, zijn: ● ● ● ● ●
vóór de conceptie ; de zwangerschap; de bevalling; het kraambed; de pasgeborene.
De verloskundige of de huisarts is de verantwoordelijke deskundige tijdens het hele proces rondom zwangerschap en bevalling. Een verpleegkundige of een verzorgende assisteert de verloskundige of huisarts en schakelt als dat nodig is een gespecialiseerde arts (gynaecoloog) in.
5. Oriëntatie op de zorgcategorie zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen vormen een bijzondere zorgcategorie. Zwangerschap en bevalling zijn gebeurtenissen waar geluk, blijheid, angst, bezorgdheid en verdriet heel dicht bij elkaar komen. Zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen vormen een bijzondere zorgcategorie. Zwangerschap en bevalling zijn gebeurtenissen waar geluk, blijheid, angst, bezorgdheid en verdriet heel dicht bij elkaar komen. De zwangerschap wordt door de meeste vrouwen ervaren als een gelukkige en verwachtingsvolle periode, maar ook speelt steeds de vraag of het allemaal wel goed zal gaan. Er hoeft maar iets te gebeuren of er is angst. Dit geldt in nog
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 5 van 90 sterkere mate voor de bevalling. Als je nagaat wat er allemaal fout kan gaan en hoe klein de factoren zijn waar dat van afhangt, kun je je oprecht verwonderen over het feit dat het meestal gewoon goed gaat. Ná de bevalling gaat de tegenstrijdigheid van gevoelens gewoon door: het geluk van een gezond kind, maar ook de angst voor bijvoorbeeld wiegendood, de blije gezichten van het kraambezoek, maar ook de moeheid en het slaaptekort als het kind veel huilt. Voor de zorg aan zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen - in dit boek kortweg de kraamzorg genoemd - is in Nederland veel geregeld. Al vanaf de conceptie, nee, sterker nog, al bij het hebben van een kinderwens kunnen mensen een beroep doen op de gezondheidszorg. En dat gaat door tot enkele dagen na de geboorte van het kind. Die geboorte kan op vele plaatsen gebeuren. In Nederland is wat dat betreft al enkele jaren een verschuiving te zien: steeds meer vrouwen lijken er de voorkeur aan te geven hun kind ter wereld te brengen op een plek waar snel ingegrepen kan worden als er wél iets misgaat: het ziekenhuis. In thema 1 gaan we dieper in op de gehele zorgcategorie en kun je lezen hoe de kraamzorg in elkaar steekt.
6. Oriëntatie op de zorgcategorie Zwangerschap wordt ook wel eens de ‘gezonde ziekte’ genoemd. Zwangerschap en geboorte zijn ‘gewone’, gezonde gebeurtenissen. Wel zijn er allerlei lichamelijke en psychische veranderingen. En ook gaat er wel eens iets mis. Zwangerschap wordt ook wel eens de ‘gezonde ziekte’ genoemd. Er is immers niet echt sprake van ziekte. Zwangerschap en geboorte zijn ‘gewone’, gezonde gebeurtenissen. Wel zijn er allerlei lichamelijke en psychische veranderingen. En ook gaat er wel eens iets mis. In dat geval komt de gezondheidszorg, onder andere in de persoon van de verpleegkundige, om de hoek kijken. Als verpleegkundige kun je tijdens de verschillende stadia van deze ‘gezonde ziekte’ professioneel betrokken raken: zowel voor de zwangerschap, tijdens de zwangerschap, tijdens de bevalling als daarna. Dit eerste hoofdstuk is een algemene oriëntatie op de zorgcategorie die hierbij hoort. Dit zijn de zwangeren, de barenden, de kraamvrouwen en de pasgeborenen. Als verpleegkundige moet je weten met wie en met wat je te maken krijgt. Kennis wordt lang niet altijd overgedragen van moeder op kind. Aanstaande ouders hebben grote behoefte aan informatie en deskundige begeleiding. Als een zwangerschap normaal verloopt, be-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 zoekt de zwangere regelmatig een verloskundige of een arts. Tijdens deze bezoeken wordt de gezondheidstoestand van moeder en kind gecontroleerd. Ook wordt er veel aandacht besteed aan voorlichting over het verloop van de zwangerschap, de bevalling en het kraambed. Zwangerschap, geboorte en kraamtijd kunnen zich in verschillende settings afspelen: in het ziekenhuis, poliklinisch, in een speciale geboorte- en kraamvoorziening of thuis.
7. Het verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Je hebt al kunnen lezen hoe de zorg voor zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen georganiseerd is. Maar wat is nu eigenlijk de rol van de verpleegkundige bij deze zorgcategorie? In thema 1 heb je kunnen lezen hoe de zorg voor zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen georganiseerd is. Dit vormt de context voor thema 2, dat zich concentreert op de rol van de verpleegkundige bij deze zorgcategorie. Hoewel je zwangerschap, baring en het zorgen voor een pasgeboren kind geen gezondheids- of bestaansprobleem kunt noemen, moet je de rol van de verpleegkundige niet onderschatten. Ja, als de zwangerschap en de bevalling zonder complicaties verlopen, als er een gezond kindje tevoorschijn komt en de ouders hebben geen problemen met de zorg voor hun kind, is er geen verpleegkundige zorg nodig. Dat kun je jammer vinden, maar de zorg in een gezonde, probleemloze situatie wordt niet door verpleegkundigen, maar door verzorgenden uitgevoerd. Hooguit doe je iets aan voorlichting, preventie en zorgcoördinatie. Niet onbelangrijk, maar ook niet erg omvangrijk. Verpleegkundigen komen pas echt om de hoek kijken als er wél sprake is van problemen, en dan hebben ze ook direct een heel centrale rol in het ondersteunen van de (aanstaande) ouders. We hebben het dan bijvoorbeeld over een problematisch verlopende zwangerschap, waarvoor de vrouw wordt opgenomen of een kind dat wordt geboren met een stoornis. In thema 2 tref je drie hoofdstukken aan. Het eerste hoofdstuk besteedt aandacht aan de rol en functie van de verpleegkundige in de zorg voor zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen. Hoofdstuk twee gaat dieper in op de afzonderlijke taken en de competenties die je tot je beschikking moet hebben.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 6 van 90 Het derde hoofdstuk ten slotte staat stil bij twee aparte onderwerpen: de zorg voor kwaliteit en de continuïteit van de zorg.
8. Kwaliteitszorg en continuïteit Hier lees je hoe je als verpleegkundige bij kunt dragen aan de kwaliteit van zorg, hoe je die zorg het best kunt continueren en op welke wijze een goede samenwerking tot stand komt. Kwaliteit is moeilijk uit te drukken, moeilijker dan bijvoorbeeld de financiële kosten. Het is niet makkelijk te bepalen of de kwaliteit van een poliklinische bevalling goed is of hoe de kwaliteit van een thuisbevalling doorgaans is. De zorgverlening verbeteren is al helemaal niet makkelijk, want je moet eerst weten wát je moet verbeteren. Het is belangrijk dat je als verpleegkundige weet hoe je kunt bijdragen aan de kwaliteit van zorg die je aan zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen geeft. Als je aan kwaliteit denkt, denk je aan onderzoek, maar ook aan wetten waarin die kwaliteit is vastgelegd. Onderzoek heeft tot doel erachter te komen hoe het op dit moment gesteld is met de kwaliteit en wat er moet gebeuren om deze te verbeteren. Wetten hebben tot doel een bepaalde kwaliteit te garanderen. Het beschermt de zorgverlener én de zorgvrager. Kwaliteit mag dan moeilijk te definiëren zijn, het is wel van belang dat iedereen zich ermee bezighoudt. Continuïteit van zorg is ook belangrijk. Wanneer is daar wel en wanneer is daar geen sprake van? De coördinatie van zorg moet goed georganiseerd zijn en ook verpleegkundige verslaglegging en overdracht zijn aandachtspunten als het gaat om de continuïteit van zorg. Dit hoofdstuk laat zien hoe je als verpleegkundige bij kunt dragen aan de kwaliteit van zorg, hoe je die zorg het best kunt continueren en op welke wijze een goede samenwerking tot stand komt.
9. Kwaliteit Kwaliteit wordt onder meer bepaald door ervoor te zorgen dat de zorg constant op hetzelfde niveau wordt verleend. Kwaliteit wordt onder meer bepaald door ervoor te zorgen dat de zorg constant op hetzelfde niveau wordt verleend. Deze paragraaf gaat daar dieper op in.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
10. Een eigen bijdrage leveren Van jou als verpleegkundige wordt verwacht dat je een bijdrage kunt leveren aan het doelmatig functioneren van een organisatie en dat je een positieve bijdrage levert aan de sfeer in een organisatie. Om de kwaliteit van de zorgverlening te optimaliseren, moet je in staat zijn de eigen deskundigheid en die van anderen te optimaliseren; de zorgverlening te evalueren en te interpreteren en de beroepsuitoefening te professionaliseren. Van jou als verpleegkundige wordt verwacht dat je een bijdrage kunt leveren aan het doelmatig functioneren van een organisatie en dat je een positieve bijdrage levert aan de sfeer in een organisatie. Om de kwaliteit van de zorgverlening te optimaliseren, moet je in staat zijn: ● de eigen deskundigheid en die van anderen te optimaliseren; ● de zorgverlening te evalueren en te interpreteren; ● de beroepsuitoefening te professionaliseren.
11. De beroepsuitoefening professionaliseren Eerder is al besproken hoe je als verpleegkundige professioneel te werk gaat. Op verpleegkundig niveau betekent professionaliseren dat je er zelf voor zorgt dat je op de hoogte blijft van nieuwe kennis en inzichten. Door zelfreflectie, dus steeds je eigen handelen te evalueren, kom je achter tekortkomingen in je verpleegkundige zorg. Door op zoek te gaan naar een oplossing voor die tekortkoming, kun je jezelf in je beroepsuitoefening verbeteren. Je kunt daarbij denken aan het volgen van bijscholingscursussen of door je te specialiseren als verpleegkundige.
12. De functie van de verpleegkundige Ook in de kraamzorg is verpleegkundige zorg pas geïndiceerd als er sprake is van gezondheids- en bestaansproblemen. Hier krijg je antwoord op vragen als: welke positie heb je als verpleegkundige in de zorg voor zwangeren, barenden,
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 7 van 90 kraamvrouwen en pasgeborenen, kortweg de kraamzorg? En welke positie neem je in te midden van de andere disciplines? Welke functies vervul je en welke taken voer je uit? Gezien het feit dat zwangerschap, geboorte en zorg voor moeder en kind ‘gewone’, gezonde gebeurtenissen zijn, kun je je afvragen wat je als verpleegkundige in dit veld te zoeken hebt. Je houdt je volgens het beroepsprofiel immers bezig met gevolgen van gezondheidsproblemen en behandeling. Inderdaad, ook in de kraamzorg is verpleegkundige zorg pas geïndiceerd als er sprake is van gezondheids- en bestaansproblemen. Als er geen complicaties optreden bij de zwangerschap en de zwangere kiest voor een thuisbevalling, speel je als verpleegkundige geen enkele rol. In de thuissituatie zijn het over het algemeen kraamverzorgenden die bevallingsassistentie verlenen en de kraamzorg uitvoeren. Pas wanneer de zwangerschap problematisch verloopt of als het om een moeilijke bevalling gaat en er complexe nazorg gegeven moet worden, wordt de hulp van een verpleegkundige ingeroepen. Dit gebeurt in de vorm van een poliklinische bevalling, of een klinische opname. In het ziekenhuis zijn het verpleegkundigen die de verloskundige of gynaecoloog assistentie verlenen en de zwangere, barende of moeder ondersteunen. Dit hoofdstuk geeft antwoord op vragen als: welke positie heb je als verpleegkundige in de zorg voor zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen, kortweg de kraamzorg? En welke positie neem je in te midden van de andere disciplines? Welke functies vervul je en welke taken voer je uit?
13. Taken en verantwoordelijkheden Welke taken en verantwoordelijkheden heb je als verpleegkundige bij de zorg voor zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen? Aan de hand van verschillende zorgsituaties wordt hier besproken welke zorg je verleent. Welke taken en verantwoordelijkheden heb je als verpleegkundige bij de zorg voor zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen? Aan de hand van verschillende zorgsituaties wordt in deze paragraaf besproken welke zorg je verleent. Verder wordt duidelijk welke verantwoordelijkheden je hebt.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
14. Verpleegkundige functies en taken De verpleegkundige functies en taken bij zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen omvatten basiszorg kunnen verlenen, de zorg kunnen coördineren, voorlichting geven over zorg, weten wat te doen als er acute zorg nodig is en weten wat te doen in complexe zorgsituaties. De verpleegkundige functies en taken bij zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen omvatten basiszorg kunnen verlenen, de zorg kunnen coördineren, voorlichting geven over zorg, weten wat te doen als er acute zorg nodig is en weten wat te doen in complexe zorgsituaties.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 8 van 90 verpleegkundige die de basiszorg geeft. Bij basiszorg verlenen aan een barende, kraamvrouw of pasgeborene komen de volgende vaardigheden kijken: ● assisteren bij het opvangen van weeën tijdens de ontsluitingsperiode; ● assisteren bij de bevalling; ● zorgen voor de hygiëne; ● in stand houden van de mobiliteit; ● bewaken van de voedingstoestand; ● in stand houden van de uitscheiding; ● in de gaten houden van het slaap- en waakritme; ● begeleiden van een kraamvrouw en haar partner.
15. Complexe zorg Typerend voor de complexiteit van jouw werkzaamheden is dat je direct inzicht moet hebben in een snel veranderende gezondheidstoestand van een zwangere, barende, kraamvrouw of pasgeborene en onmiddellijk tot handelen kan overgaan. Als de zorg te complex is voor je en je constateert dat de zorgsituatie je te boven gaat, schakel je een verloskundige in als het gaat om een verloskundig probleem, een arts voor andere medische problemen en een verpleegkundig specialist voor complexe verpleegproblemen. Mevrouw Verlinden ligt op de kraamafdeling waar Babs als verpleegkundige werkt. Mevrouw Verlinden heeft HELLP, wat een ernstige vorm van zwangerschapshypertensie is. Ze moet dus heel goed in de gaten worden gehouden, want haar vitale functies worden bedreigd en er is zelfs risico op overlijden. Babs moet om het half uur haar vitale functies controleren. Bij de minste of geringste afwijking zal zij de verantwoordelijke van de afdeling waarschuwen die dan direct een gynaecoloog kan inschakelen.
16. Basiszorg Elke zorgverlener binnen de kraamzorg moet basiszorg kunnen verlenen, maar in eerste instantie wordt deze vaak door de kraamverzorgende gegeven; in elk geval in de thuissituatie, want in het ziekenhuis is het vaak de kraam-
Verpleegkundige geeft aanwijzingen hoe de moeder haar baby aan de borst kan leggen
17. Acute zorg Als in de thuissituatie complicaties optreden en er acuut zorg nodig is, moet de kraamverzorgende de verloskundige inschakelen. In het ziekenhuis beoordeelt de (kraam)verpleegkundige de status van de zorgvraag en afhankelijk van de benodigde zorg, schakelt zij de verloskundige of de arts in. Als verpleegkundige ben je op de hoogte van alle problematiek rondom zwangerschap, geboorte en het kraambed, maar ook van de normale gang van zaken, als alles vlekkeloos verloopt.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 Marits dienst zit er over een uur op, maar gezien de enorme drukte vraagt zij zich af of ze dan wel weg kan. Er zijn net twee zwangere vrouwen binnengekomen die snel gaan baren, twee verpleegkundigen van de volgende dienst hebben zich ziek gemeld en Marit moet de planning voor volgende week nog bijwerken. Op dit moment zijn één verloskundige en drie verpleegkundigen plus zijzelf aanwezig. Twee verpleegkundigen blijven nog zeker vier uur, maar voor Marit en haar collega komt zodadelijk geen vervanging. Marit vraagt zich af of ze wel op tijd zal aankomen bij het diner dat haar broer geeft ter ere van zijn bruiloft morgen. Net als ze zich dat bedenkt, komt een man naar binnen stormen en vertelt buiten adem en met luide stem: ‘Mijn vrouw… mijn vrouw zit in de auto… en… ze is al aan het bevallen. Schiet op! Ze heeft hulp nodig’.
18. Coördinatie van zorg De zorg rondom een zwangere, barende, kraamvrouw of pasgeborene moet goed georganiseerd zijn. Coördinatie van zorg is daarom een belangrijk gegeven. Om de zorg goed te coördineren, zijn de volgende vragen van belang: Wanneer moet er iemand worden ingeschakeld? Welke hulp moet verleend worden? Wie gaat die hulp verlenen? Wat coördinatie betreft, wordt er een onderscheid gemaakt tussen de ‘gewone’ en de gespecialiseerde verpleegkundige. Waar de verpleegkundige de vaardigheden moet beheersen om te kunnen coördineren en organiseren in normale situaties, moet de O&G-verpleegkundige kunnen coördineren in complexe situaties.
19. Voorlichten over zorg Je kunt ouders een verpleegkundig consult geven of een preventief huisbezoek brengen, gericht op voorlichting over zwangerschap, bevalling en de verzorging van de pasgeborene. Ook kun je een themabijeenkomst verzorgen voor aanstaande ouders.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 9 van 90
Elke verpleegkundige beheerst de vaardigheden om te coördineren en organiseren
20. Taken en competenties Hier gaan we dieper in op de taken van verpleegkundigen in de zorg voor zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen. Ook komen de specifieke beroepscompetenties van een verpleegkundige in de kraamzorg aan de orde. Niet alleen kennis en vaardigheid zijn belangrijke onderdelen van je competentie. Ook een professionele beroepshouding en de juiste persoonlijke eigenschappen horen daarbij. Dit hoofdstuk gaat dieper in op de taken van verpleegkundigen in de zorg voor zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen. Wat beogen verpleegkundigen precies met hun zorg? Hoe vertalen zij het beroepsprofiel van de verpleegkundige naar de rollen die ze vervullen in de kraamzorg? Ook komen de specifieke beroepscompetenties van een verpleegkundige in de kraamzorg aan de orde. Er verandert ontzettend veel in het leven van aanstaande ouders en jij als verpleegkundige hebt hierin een ondersteunende rol. Je geeft informatie, bewaakt het zorgproces en je zorgt voor continuïteit in de zorg voor moeder en kind. Wat vertel je een zwangere om zich goed voor te bereiden op de bevalling en op de periode daarna? Wat vertel je een barende of een kraamvrouw? Als verpleegkundige weet je goed welke zorg je verleent aan zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen en wat je hen precies vertelt om hen voor te bereiden op wat komen gaat. Niet alleen kennis en vaardigheid zijn belangrijke onderdelen van je competentie. Ook een professionele beroepshouding en de juiste persoonlijke eigenschappen horen daarbij. Je maakt mensen mee die niet uit hun woorden kunnen komen van geluk, maar ook kom je in situaties waar onbeschrijflijk veel verdriet heerst. In al die situaties
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 wordt verwacht dat jij de juiste dingen doet en de goede beslissingen neemt.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 10 van 90 ● de bevalling en de situatie post partum; ● de voeding aan de pasgeborene.
21. Kraamzorg door verpleegkundigen Verplegen binnen de kraamzorg wil zeggen dat je als verpleegkundige de zorgvrager ondersteunt en beïnvloedt om het evenwicht tussen draagkracht en draaglast te handhaven of te herstellen. In de kraamzorg heb je als verpleegkundige niet alleen met vrouwen te maken, maar ook met hun ongeboren of pasgeboren kinderen en partners. Verplegen binnen de kraamzorg wil zeggen dat je als verpleegkundige de zorgvrager ondersteunt en beïnvloedt om het evenwicht tussen draagkracht en draaglast te handhaven of te herstellen. Tijdens de zwangerschap verschaf je daartoe informatie aan de zwangere, zodat zij goed is voorbereid op de bevalling en de kraamtijd. Tijdens de bevalling let je er hoofdzakelijk op dat zich geen complicaties voordoen door temperatuur, bloeddruk en dergelijke in de gaten te houden. In de kraamtijd speel je als verpleegkundige meestal geen rol meer. De kraamverzorgende komt hier om de hoek kijken. Mocht de kraamtijd van de vrouw zich wél gedeeltelijk in het ziekenhuis afspelen, dan is het jouw taak als verpleegkundige om haar te ondersteunen en in de gaten te houden. In de kraamzorg heb je als verpleegkundige niet alleen met vrouwen te maken, maar ook met hun ongeboren of pasgeboren kinderen en partners. Voor al deze verschillende zorgvragers heb je een specifieke verantwoordelijkheid, waardoor je zorg aan twee of drie en soms zelfs meer personen tegelijk verleent. Om deze zorg te verlenen, zijn er een aantal instrumenten waar je als verpleegkundige gebruik van zult maken.
De verpleegkundige licht de aanstaande ouders voor, waarna ze folders meegeeft om de informatie na te lezen
23. Zwangeren Om aan de zorgvraag van de zwangere, haar partner en de ongeborene te voldoen, verleen je specifieke, preventieve zorg aan zwangeren in de vorm van voorlichting. Je geeft voorlichting over: ● het mogelijke verloop van de zwangerschap; ● mogelijke zwangerschapsverschijnselen; ● het hechtingsproces tijdens de zwangerschap, gericht op het bevorderen van de ouder-kindrelatie; ● de bevalling en de situatie post partum; ● de voeding aan de pasgeborene.
22. Zwangeren Om aan de zorgvraag van de zwangere, haar partner en de ongeborene te voldoen, verleen je specifieke, preventieve zorg aan zwangeren in de vorm van voorlichting. Je geeft voorlichting over: ● het mogelijke verloop van de zwangerschap; ● mogelijke zwangerschapsverschijnselen; ● het hechtingsproces tijdens de zwangerschap, gericht op het bevorderen van de ouder-kindrelatie;
De verpleegkundige licht de aanstaande ouders voor, waarna ze folders meegeeft om de informatie na te lezen
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
24. Informatie en voorlichting Informeren en voorlichten zijn in de kraamzorg de belangrijkste taken van de verpleegkundige. Je informeert de zorgvrager in elke zorgsituatie, zowel bij een normaal verlopende als bij een afwijkende zwangerschap. Informeren en voorlichten zijn in de kraamzorg de belangrijkste taken van jou als verpleegkundige. Je informeert de zorgvrager in elke zorgsituatie, zowel bij een normaal verlopende als bij een afwijkende zwangerschap. In deze paragraaf lees je welke kennis je als verpleegkundige moet kunnen overdragen op de zorgvrager.
25. Zwangeren Om aan de zorgvraag van de zwangere, haar partner en de ongeborene te voldoen, verleen je specifieke, preventieve zorg aan zwangeren in de vorm van voorlichting. Je geeft voorlichting over: ● het mogelijke verloop van de zwangerschap; ● mogelijke zwangerschapsverschijnselen; ● het hechtingsproces tijdens de zwangerschap, gericht op het bevorderen van de ouder-kindrelatie; ● de bevalling en de situatie post partum; ● de voeding aan de pasgeborene.
De verpleegkundige licht de aanstaande ouders voor, waarna ze folders meegeeft om de informatie na te lezen
26. Barenden Om aan de zorgvraag van de barende, haar partner en de ongeborene te voldoen, verleen je specifieke, preventieve zorg aan barenden. Je geeft informatie over het barings-
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 11 van 90 proces en houdt daarbij rekening met de obstetrische voorgeschiedenis van de barende. Als blijkt dat er meer aan de hand is, dan geef niet jij als verpleegkundige de voorlichting, maar een O&G-verpleegkundige, gynaecoloog of verloskundige. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een bestaand ziektebeeld die van invloed is op de baring en het ongeboren kind. In het geval van een normale baring geef jij als verpleegkundige voorlichting aan zwangeren en hun partners over: ● het mogelijke verloop van de bevalling; ● de zorg voor moeder en kind vlak na de bevalling.
27. Kraamvrouw Om aan de zorgvraag van de kraamvrouw, haar partner en de pasgeborene te voldoen, verleen je specifieke, preventieve zorg voor kraamvrouwen en geef je voorlichting: ● om de zelfredzaamheid van de zorg voor de pasgeborene te bevorderen; ● over de situatie post partum; ● over de voeding aan de pasgeborene.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 Maddie en Adriaan hebben allebei gestudeerd en zijn na hun studietijd gaan werken. Maddie werkt nu al weer drie jaar bij een verzekeringsmaatschappij en Adriaan werkt bij een notariskantoor. Een jaar geleden hebben ze een leuk huis gekocht. Nadat de verbouwing helemaal was afgerond, waren zij naar hun idee helemaal klaar voor de volgende stap: een kindje. Na vier maanden bleek Maddie zwanger te zijn en al snel kwam zij voor een eerste afspraak bij verloskundige Mira op bezoek. Verpleegkundige Nicole is bij het gesprek aanwezig. Al snel tijdens het gesprek bleek dat Maddie aan de ene kant wel blij was, maar dat ze ook zo haar twijfels had over het kindje. ‘Hoe kan dat nou?’, vroeg Maddie aan Mira. ‘We hebben het er zo vaak over gehad en heel weloverwogen gekozen voor een kindje, maar nu het zover is, weet ik eigenlijk niet of ik wel zo blij ben’. Gelukkig weet Mira dat deze gemengde gevoelens bij veel aanstaande moeders voorkomen. Vaak beseft de aanstaande moeder ineens dat haar leven ingrijpend gaat veranderen. Ook verandert de relatie tussen haar en haar partner. En buiten dat vinden er een heleboel fysieke veranderingen plaats. Mira besluit eerst eens rustig naar Maddie te luisteren om haar daarna gerust te stellen en voor te lichten over wat haar de komende periode te wachten staat.
28. De pasgeborene Om aan de zorgvraag van de pasgeborene te voldoen, geef je voorlichting aan kraamvrouwen over: ● de woonomgeving, door de ouders te adviseren over de aspecten waaraan de woonomgeving voor een pasgeborene moet voldoen; ● de zorg voor de pasgeborene; ● de veiligheid en hygiëne van de omgeving voor de pasgeborene; ● de voeding van de pasgeborene; ● stoornissen en handicaps van de pasgeborene. Ook evalueer je het effect en het proces van de gegeven voorlichting en stel je de voorlichting eventueel bij.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 12 van 90
29. De zorg voor de gezonde zwangere Hier krijg je meer uitleg over de zorg voor en tijdens de zwangerschap en wie deze zorg verleent. Hoewel je als verpleegkundige bij een gezonde zwangerschap weinig in beeld bent, is het wel belangrijk dat je als verpleegkundige weet welke aspecten een rol spelen tijdens de zwangerschap en hoe de zorgverlening daarop inspeelt. Linde (29) en Rob (31) wonen acht jaar samen. Beiden vinden dat ze aan kinderen toe zijn, maar zijn zich bewust dat voor de zwangerschap het een en ander geregeld moet worden. Kan zij zomaar met de pil stoppen? En zijn er nog risico’s, gezien hun leeftijd? Ook moeten ze nadenken hoe ze gezinsuitbreiding met hun werk willen combineren. Linde oppert dat ze misschien parttime kan werken, maar dat ze dan wel moeten zoeken naar goede kinderopvang. Uit verhalen van vriendinnen begreep ze dat je al heel vroeg een plaats in een crèche moet reserveren. Allebei parttime werken zou een goede oplossing zijn, maar kunnen ze dit ook met hun werkgevers regelen? Linde wil ook graag zo lang mogelijk borstvoeding geven, maar kan dat wel op haar werk of zijn er andere opties? Rob en Linde komen er niet met een avondje brainstormen uit, maar het levert wel een vragenlijst op die ze gericht kunnen stellen aan de juiste persoon. Dit hoofdstuk geeft uitleg over de zorg voor en tijdens de zwangerschap en wie deze zorg verleent. Hoewel je als verpleegkundige bij een gezonde zwangerschap weinig in beeld bent, is het wel belangrijk dat je als verpleegkundige weet welke aspecten een rol spelen tijdens de zwangerschap en hoe de zorgverlening daarop inspeelt. Gemakshalve wordt ervan uitgegaan dat de partner van de moeder de vader van het kind is.
30. Conceptie, embryonale periode en foetale periode Na de eisprong heeft de mannelijke zaadcel twee uur de tijd om het eitje te bevruchten. Na de bevruchting start de celdeling in de eicel. De volgende fase heet de embryonale fase. In deze fase worden de organen aangelegd. Vanaf de twaalfde week is er sprake van de foetale fase. Twee weken voor de menstruatie is de vrouw vruchtbaar. In deze periode vindt de eisprong plaats. Na de eisprong heeft de mannelijke zaadcel twee uur de tijd om het eitje
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 te bevruchten. Gelukkig hebben de mannelijke zaadcellen een levensduur van enkele dagen. Hierdoor wordt de kans op bevruchting aanzienlijk vergroot als de geslachtsgemeenschap kort voor de eisprong heeft plaatsgevonden. Miljoenen zaadcellen liggen nu te wachten op de eicel. Na de eisprong is één zaadcel de gelukkige winnaar die de eicel mag bevruchten. Zodra deze zaadcel in de eicel is binnengedrongen, sluit de eicelwand zich hermetisch af voor de overige zaadcellen. Na de bevruchting start de celdeling in de eicel. Het celklompje nestelt zich in de verdikte slijmlaag van de baarmoeder. Het klompje bestaat uit een holte met daar omheen een wand. Aan de buitenrand van de wand bevinden zich cellen. Bloedvaten in de slijmlaag voorzien de cellen van voeding totdat de placenta in staat is deze taak over te nemen. Een deel van deze cellen ontwikkelt zich tot placenta. In de holte vormt een aantal cellen een uitstulping. Dit is het begin van de vruchtaanleg. Deze fase duurt ongeveer twee weken en heet de zygotenfase. De volgende fase heet de embryonale fase. In deze fase worden de organen aangelegd. In de vijfde week van de zwangerschap is het hartje zichtbaar. De ruggengraat begint zich af te tekenen en de hersenen en het zenuwstelsel zijn in ontwikkeling. Het hoofdje heeft ongeveer de grootte van een rijstkorrel. In de achtste week zijn de belangrijkste organen aangelegd, maar nog onvoldoende ontwikkeld. Het skelet begint zich meer en meer af te tekenen. De grootte van het embryo is nu ongeveer twee centimeter. Vanaf de twaalfde week is er sprake van de foetale fase. Je spreekt niet meer van embryo, maar van een foetus. De foetale fase duurt tot ongeveer dertig weken. In deze periode volgroeien de organen. In de dertiende zwangerschapsweek is de foetus volgroeid tot een compleet minimensje van ongeveer negen centimeter. Op het moment dat de foetus volgroeid is, is de placenta zover aangelegd dat deze de foetus via de navelstreng kan voorzien van voeding en de afvalstoffen kan afvoeren. Teentjes, vingertjes, oogleden en geslacht zijn goed zichtbaar. De foetus kan dan zelfs al spierbewegingen maken. Deze bewegingen zijn nog niet voelbaar. Rond de achttiende week is het mogelijk dat de moeder lichte ‘veegjes’ voelt aan de binnenkant van de buikwand. Vanaf de dertiende zwangerschapsweek begint de groeifase van de foetus. Deze fase eindigt wanneer het kind rijp genoeg is om de baarmoeder te verlaten en buiten de baarmoeder kan overleven.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 13 van 90
De foetale ontwikkeling gedurende de zwangerschap
31. De diagnose zwangerschap Het eerste vermoeden dat ze zwanger is, krijgt de vrouw door een aantal zwangerschapstekenen. Deze zwangerschapstekenen zijn: pijnlijk gezwollen borsten; uitblijven van de menstruatie; ochtendmisselijkheid en vermoeidheid. De bevruchting van de eicel is niet voelbaar. Het eerste vermoeden dat ze zwanger is, krijgt de vrouw door een aantal zwangerschapstekenen . Deze zwangerschapstekenen zijn: ● pijnlijk gezwollen borsten; ● uitblijven van de menstruatie (fysiologische amenorroe); ● ochtendmisselijkheid, eventueel gepaard gaand met braken (emesis); ● vermoeidheid. Met een zwangerschapstest kan de vrouw zelf de zwangerschap definitief vaststellen. In de eerste tien weken van de zwangerschap bevat de urine het zwangerschapshormoon HCG . De huidige tests kunnen al een kleine hoeveelheid HCG aantonen. Hierdoor kun je al vrij snel na het uitblijven van de menstruatie vaststellen of je zwanger bent. Een intacte zwangerschap is pas met zekerheid aangetoond na het horen of zien van de hartslag van de baby of het voelen van kindsbewegingen.
32. Fysiologische veranderingen tijdens de zwangerschap Een zwangerschap leidt tot veel lichamelijke veranderingen. Niet alleen inwendig, maar ook uitwendig. De lichamelijke veranderingen worden veroorzaakt door veranderingen in de hormoonhuishouding en de stofwisseling. Hierna worden de volgende veranderingen behandeld: zwangerschapsteke-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 nen en -symptomen, geslachtsorganen en de borsten, zuurstofbehoefte, bloedvolume, insulineproductie, uitscheiding en veranderingen in het bekken. Een zwangerschap leidt tot veel lichamelijke veranderingen. Niet alleen inwendig, maar ook uitwendig. De lichamelijke veranderingen worden veroorzaakt door veranderingen in de hormoonhuishouding en de stofwisseling. Hierna worden de volgende veranderingen behandeld: zwangerschapstekenen en -symptomen, geslachtsorganen en de borsten, zuurstofbehoefte, bloedvolume, insulineproductie, uitscheiding en veranderingen in het bekken.
33. Zwangerschapstekenen en -symptomen Zwangerschapstekenen zijn veranderingen die de aanstaande moeder zelf kan waarnemen. Naast de zwangerschapstekenen die in het begin van de zwangerschap ontstaan, kunnen extra huidpigmentatie en striae ontstaan. De toename van extra huidpigmentatie is bijvoorbeeld zichtbaar in het gelaat ( zwangerschapsmasker ), rond de tepel en de zwangerschapsstreep die van schaambeen tot de navel loopt. Striae zijn littekens in de huid. Zij ontstaan doordat de onderhuidse vezels zo ver worden uitgerekt dat ze scheuren. Ze ontstaan meestal aan het eind van de zwangerschap in de huid van de onderbuik. Tijdens de zwangerschap zijn ze blauwrood van kleur, na de zwangerschap worden ze wit. Zwangerschapssymptomen zijn de veranderingen die de verloskundige of behandelend arts kan meten door onderzoek. Deze onderzoeken zijn bijvoorbeeld: het aantonen van het zwangerschapshormoon HCG in de urine, het vaststellen van de groei van de uterus en het horen van de harttonen van het kind.
34. Geslachtsorganen en de borsten Na de bevruchting van de eicel verandert de hormoonhuishouding. Onder invloed van de hormonen: ● wordt de baarmoeder aangezet zich klaar te maken voor de innesteling ;
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 14 van 90 ● neemt de groei van de bloedvaten in de baarmoeder toe; ● neemt de borstomvang toe, zodat na de bevalling voldoende melk geproduceerd kan worden.
35. Zuurstofbehoefte Tijdens de zwangerschap heeft de toename van het weefsel een stijging van de stofwisseling tot gevolg. Dit betekent dat de zuurstofbehoefte hoger wordt. Niet alleen de weefsels van de moeder, maar ook de groei van het kind leiden tot een verhoging van deze behoefte. Het gevolg is een diepere en vaak iets versnelde ademhaling.
36. Zuurstofbehoefte Tijdens de zwangerschap heeft de toename van het weefsel een stijging van de stofwisseling tot gevolg. Dit betekent dat de zuurstofbehoefte hoger wordt. Niet alleen de weefsels van de moeder, maar ook de groei van het kind leiden tot een verhoging van deze behoefte. Het gevolg is een diepere en vaak iets versnelde ademhaling.
37. Zuurstofbehoefte Tijdens de zwangerschap heeft de toename van het weefsel een stijging van de stofwisseling tot gevolg. Dit betekent dat de zuurstofbehoefte hoger wordt. Niet alleen de weefsels van de moeder, maar ook de groei van het kind leiden tot een verhoging van deze behoefte. Het gevolg is een diepere en vaak iets versnelde ademhaling.
38. Bloedvolume De uitwisseling van stoffen tussen moeder en kind gebeurt via het uitgebreide bloedvatstelsel in de baarmoeder. De toename van het vaatvolume in de baarmoeder kan tot een daling van de bloeddruk leiden. De toename betekent ook dat er meer bloed nodig is. Voor de aanmaak van de rode bloedlichaampjes is extra ijzer nodig. Meestal is dit met volwaardige voeding aan te vullen. Als dit niet vol-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl
doende is, wordt extra ijzer toegediend in de vorm van staalpillen.
belangrijk hoe zijzelf op de groei van haar borsten en buik reageert, het is net zo belangrijk voor haar hoe haar partner hierop reageert. De toename van het lichaamsvolume, het ontstaan van zwangerschapsklachten en de verandering van hun toekomstig leven zijn van invloed op de emotionele beleving van de zwangerschap.
39. Insulineproductie Het kind heeft voor de groei veel glucose nodig. De glucose wordt via de stofwisseling tussen moeder en kind aangevoerd. De productie van insuline wordt daardoor verhoogd. Een stof in de placenta (insulinase) zorgt dat de moeder minder gebruik kan maken van haar eigen insuline. Het gevolg is dat de pancreas nog meer insuline moet produceren. Als dit niet mogelijk is, ontstaat een insulinetekort. Dit veroorzaakt zwangerschapsdiabetes.
40. Uitscheiding Aan het begin van de zwangerschap moet de aanstaande moeder veel vaker plassen dan normaal. De oorzaak is de verhoging van de nierdoorbloeding. Ook de uitscheiding van faeces kan veranderen. De veranderde hormoonhuishouding leidt tot een verslapping van de darmwand. De peristaltiek van de darm neemt hierdoor af. Het voordeel is dat de darmen meer voeding en water uit de voeding opnemen. Het nadeel is dat het tot obstipatie en aambeien kan leiden.
41. Veranderingen in het bekken In voorbereiding op de bevalling zorgen de hormonen dat het kraakbeen en de banden rond het bekken verweken. Het bekken wordt hierdoor beweeglijker, zodat het kind meer ruimte heeft tijdens de geboorte. Het komt voor dat de verweking groter is dan normaal. Dit veroorzaakt bekkenklachten, zoals bandenpijn. In heel ernstige gevallen kan bekkeninstabiliteit optreden. Dit is een dreigende verschuiving van het bekken. De banden en spieren rond het bekken moeten extra inspanning leveren om het bekken op zijn plaats te houden. Dit veroorzaakt veel pijn ter plaatse, die kan uitstralen naar de rug en de benen. Met fysiotherapie kunnen de klachten verminderen. De lichamelijke veranderingen kunnen tot grote emotionele veranderingen leiden. Het is voor de vrouw niet alleen
pagina 15 van 90
42. Het eerste bezoek aan de verloskundige Bij de eerste controle neemt de verloskundige of arts uitgebreid de tijd om informatie te verzamelen. Gegevens die belangrijk zijn, zijn: de persoonlijke gegevens van de aanstaande ouders; de verloskundige anamnese; een lichamelijk onderzoek en een laboratoriumonderzoek. Zodra de vrouw heeft vastgesteld dat zij zwanger is, kan zij een afspraak bij de verloskundige maken. Het eerste bezoek vindt tussen de tiende en de twaalfde zwangerschapsweek plaats. Bij de eerste controle neemt de verloskundige of arts uitgebreid de tijd om informatie te verzamelen. Gegevens die belangrijk zijn, zijn: ● de persoonlijke gegevens van de aanstaande ouders, zoals naam, adresgegevens, wijze van verzekering; ● de verloskundige (obstetrische) anamnese ; ● lichamelijk onderzoek; ● laboratoriumonderzoek.
43. Verloskundige anamnese De verloskundige anamnese bestaat uit vragen over de huidige en vorige zwangerschappen en de ziektegeschiedenis van de aanstaande ouders en hun familie. Op basis van de eerste dag van de laatste menstruatie en de datum van de zwangerschapstest kan de verloskundige de vermoedelijke bevallingsdatum berekenen (à terme datum). Het aantal vorige zwangerschappen en bevallingen geeft inzicht in de ervaring die de vrouw met zwangerschappen heeft. Vragen over het verloop van eerdere zwangerschappen en bevallingen geeft de verloskundige inzicht in eventueel voorkomende problemen. De ziektegeschiedenis van de aanstaande ouders en de naaste familie kan aanleiding zijn om de gezondheid van het kind extra in de gaten te houden.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
44. Lichamelijk onderzoek Het lichamelijk onderzoek bestaat uit een uitwendig onderzoek. Eerst worden lengte, gewicht en bloeddruk van de aanstaande moeder gemeten. Als de vrouw op de onderzoektafel ligt, meet de verloskundige de hoogte van de uterus. Bij een zwangerschap van tien tot twaalf weken is deze net boven de rand van het schaambeen voelbaar. Vervolgens wordt de hartslag van het kind (de cortonen) beluisterd. Dit is voor bijna iedereen de meest bijzondere ervaring tijdens het eerste bezoek aan de verloskundige. De cortonen worden beluisterd met de doptone, een apparaat dat de geluiden in het lichaam versterkt weergeeft. De geluiden worden opgevangen door een microfoontje op de buik ter hoogte van de uterus te plaatsen.
45. Laboratoriumonderzoek De laboratoriumonderzoeken bestaan uit een bloed- en een urineonderzoek. Het bloed wordt gecontroleerd op: ● ● ● ● ●
bloedgroep; rhesusfactor; hemoglobinegehalte; antilichamen tegen rode hond; lues.
De urine wordt onderzocht op de aanwezigheid van: ● Eiwit. Dit wijst op een verminderde nierfunctie. Een verminderde nierfunctie kan tot een verhoging van de bloeddruk leiden, met ernstige gezondheidsproblemen voor moeder en kind (pre-eclampsie). ● Glucose. Dit kan wijzen op het ontstaan van zwangerschapsdiabetes. ● Bacteriën. Deze wijzen op een infectie.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 16 van 90
46. Zwangerschapsongemakken De veranderingen in het lichaam kunnen op de volgende gebieden zwangerschapsongemakken veroorzaken: ademhaling; circulatie; opname van voeding; uitscheiding; evenwicht tussen activiteit en rust; communicatie; vaginale afscheiding en huid. De veranderingen in het lichaam kunnen op de volgende gebieden zwangerschapsongemakken veroorzaken: ● ● ● ● ● ● ● ●
ademhaling; circulatie; opname van voeding; uitscheiding; evenwicht tussen activiteit en rust; communicatie; vaginale afscheiding; huid.
47. Huid Ook de huid ondergaat veranderingen. Behalve extra huidpigmentatie kunnen zwangerschapsstriemen (striae) op borsten en onderbuik ontstaan. De oprekking van de huid veroorzaakt onderhuidse scheurtjes. De scheurtjes kunnen ontstaan doordat de hormonen meer eiwit afbreken dan normaal. Hierdoor verzwakken de collageenvezels. Het schijnt dat de vorming van striae afneemt door de huid dagelijks te masseren met amandelolie. Amandelolie die 0,5-1% etherische mandarijnolie bevat, schijnt de beste werking te geven.
48. Ademhaling Toename van de druk van de uterus of een verminderde stofwisseling kunnen kortademigheid veroorzaken. Met een goede houding en/of een extra hoofdkussen kunnen de klachten verlicht worden. De ademhaling kan belemmerd worden door een verstopte neus. Het is een hinderlijke bijkomstigheid als gevolg van de verhoogde doorbloeding onder invloed van hormonen. Na de bevalling gaat dit vanzelf over.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
49. Circulatie De meest voorkomende klachten zijn duizeligheid, oedeem aan de enkels en spataderen. Duizeligheid wordt veroorzaakt door vaatverwijding of druk op de vena cava bij rugligging. De klachten verminderen door even de tijd te nemen om van houding te veranderen. Oedeem ontstaat bij warm weer of langdurig staan. Het wordt onder controle gehouden door veel te bewegen, strakke kleding te vermijden, voldoende te drinken en in rust de voeten hoger dan het bekken neer te leggen. Spataderen aan benen of vulva worden veroorzaakt door erfelijke factoren, extreme gewichtstoename of door de druk van de uterus. Een goed voedingsadvies, voldoende lichaamsbeweging en het vermijden van strakke kleding en langdurig staan, verminderen de klachten.
50. Opname van voeding Ochtendmisselijkheid en oprispingen zijn vervelende ongemakken die tijdens de hele zwangerschapsperiode kunnen opspelen. De oorzaak van ochtendmisselijkheid ligt mogelijk aan de hoge productie van het zwangerschapshormoon HCG. Voor het opstaan een biscuitje eten en over de dag meerdere kleine maaltijden nuttigen, kan de klachten verminderen. De oprispingen kunnen zowel hormonaal als door de druk van de uterus veroorzaakt worden. De klachten nemen af door gasvormende voedingsmiddelen te vermijden en een rechte lichaamshouding aan te nemen. Zwangerschappen worden vaak gekenmerkt door een overmatige behoefte aan bepaalde voedingsmiddelen. Bekend zijn chocolade, augurken, vet eten en zoetigheid. Eraan toegeven is niet erg, zolang het met mate gebeurt en het normale voedingspatroon niet wordt verstoord.
51. Uitscheiding Door een verhoogde doorbloeding van de nieren en een kleiner blaasvolume moet de aanstaande moeder vaker plassen. Dit is vooral ’s nachts hinderlijk. Het is niet echt te verhelpen, maar door ’s avonds niet te veel te drinken, kan zij beter aan haar nachtrust toekomen. Het afgenomen blaasvolume kan in combinatie met de druk van de uterus
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 17 van 90 op de blaas ook urgentie-incontinentie veroorzaken. Het urineverlies treedt voornamelijk op bij hoesten of lachen. De meeste aanstaande moeders ondervangen het probleem met een inlegkruisje. De defecatie kan verstoord worden door obstipatie en aambeien. De verhoogde opname van water door de darmen onder invloed van hormonen, de druk van de uterus of de toediening van ijzer kunnen obstipatieklachten veroorzaken. De klachten kunnen verminderen door: ● ● ● ●
veel water te drinken; vezelrijke voeding en fruit te eten; veel te bewegen; ontspanningsoefeningen te doen.
Laxeermiddelen mogen alleen op voorschrift van de behandelend arts worden gebruikt. Aambeien kunnen ontstaan door hormonale invloeden of door overmatige gasvorming. De klachten verminderen door: ● ● ● ●
het voedsel goed te kauwen; gasvormende voedingsmiddelen te vermijden; veel te bewegen; ontspanningsoefeningen te doen.
52. Evenwicht tussen activiteit en rust Een zwangerschap vraagt veel energie van het lichaam. Het lichaam en de hormoonhuishouding veranderen in betrekkelijk korte tijd. Al deze veranderingen vragen om aanpassingen in de momenten van activiteit en rust. De aanstaande moeder kan in de eerste en laatste maanden veel last krijgen van plotseling opkomende vermoeidheid. De oorzaak kan hormonaal zijn of ijzergebrek. Toegeven aan de vermoeidheid en ’s middags even rusten, helpt het lichaam zich te herstellen. Bij ijzergebrek kan het tekort aangevuld worden door de voeding aan te passen of een ijzersupplement te gebruiken. De vermoeidheid kan ook ontstaan door een verstoorde nachtrust. Veelvuldig urineren, kindsbewegingen, spierkrampen en kortademigheid halen de aanstaande moeder vaak uit haar slaap. Met ontspanningsoefeningen en massage kan het kind tot rust gebracht worden. Ook een verandering van ligging kan hierbij helpen. In zijligging heeft het kind meer ruimte. Voor de aanstaande moeder is het prettig om in deze ligging de rug en het bovenliggende been te ondersteunen met extra
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 kussens. In deze ligging kunnen de spierkrampen afnemen. Als deze onverminderd optreden, kan dit op een calciumtekort wijzen. Dit is op te lossen door de voeding aan te passen, eventueel gecombineerd met calciumtabletten. De lichamelijke veranderingen kunnen rugpijn en abnormale beweeglijkheid van de gewrichten veroorzaken. De rugpijn is het gevolg van de verandering van het zwaartepunt in het lichaam. De abnormale beweeglijkheid wordt veroorzaakt door verslapping van de weefsels onder invloed van hormonen. Beide klachten nemen af door: ● ● ● ●
goed op de houding te letten; tijdig even te rusten; ondersteunende oefeningen te doen; te zorgen voor een stevig matras.
53. Communicatie Elke fase in de zwangerschap vergt nieuwe emotionele aanpassingen. Er gebeurt zo veel met het lichaam, dat de aanstaande moeder labiel gedrag kan vertonen. De partner kan hier erg onzeker van worden. Hij kent zijn vrouw niet meer terug. Om te begrijpen wat er aan de hand is, hebben beiden voorlichting en begeleiding nodig. Onzekerheden kunnen weggenomen worden door een ouderschaps- en/ of zwangerschapscursus te volgen. Door de partner van het begin af aan bij de zwangerschap te betrekken, voelt hij zich ook betrokken en is hij beter in staat zijn partner te ondersteunen.
54. Vaginale afscheiding Tijdens de zwangerschap kan de aanstaande moeder veel last krijgen van vaginale afscheiding (leucorrhoea of fluor albus). Dit komt doordat het cervixslijmvlies meer slijm produceert. Het is onschadelijk maar wel vervelend, omdat het jeuk kan veroorzaken. Schoonhouden met water is de remedie.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 18 van 90
55. Prenatale controles Afhankelijk van de verloskundige vinden de controles tot de 24e zwangerschapsweek met een tussenpoos van 4 tot 5 weken plaats. Na 24 weken wordt dit opgevoerd tot eens in de 3 tot 4 weken. Ongeveer vanaf de 28e week is de controle elke 2 weken en na de 35e week wekelijks. Afhankelijk van de verloskundige vinden de controles tot de 24e zwangerschapsweek met een tussenpoos van 4 tot 5 weken plaats. Na 24 weken wordt dit opgevoerd tot eens in de 3 tot 4 weken. Ongeveer vanaf de 28e week is de controle elke 2 weken en na de 35e week wekelijks. Bij elke controle wordt de bloeddruk van de vrouw gemeten en naar de hartslag van het kind geluisterd. Het is afhankelijk van de verloskundige of zij bij elk bezoek het gewicht noteert. Wel zal zij advies geven over gezonde, volwaardige voeding, als zij de indruk heeft dat de aanstaande moeder te veel aankomt en dit geen medische reden heeft. In een gezonde zwangerschap neemt het gewicht 10 tot 12 kilo toe. In de eerste helft van de zwangerschap is de gewichtstoename ongeveer 2,5 kilo. De toename bestaat voornamelijk uit extra vetweefsel. In de tweede helft van de zwangerschap bedraagt de gewichtstoename ongeveer 0,5 kilo per week. Enkele malen worden opnieuw bloed en urine onderzocht. In het bloed wordt gekeken of het hemoglobinegehalte niet te veel daalt. De urine wordt onderzocht op eiwit en glucose. Bij de controle rond de 20e week wordt gevraagd of de aanstaande moeder het kind al heeft voelen bewegen. En zo ja, wanneer dat was. Naast de hoogte van de baarmoeder, is dit moment een indicatie waarmee de duur van de zwangerschap wordt vastgesteld. De hoogte van de baarmoeder wordt gemeten vanaf de bovenrand van het schaambeen tot de bovenrand van de baarmoeder. De hoogte staat in relatie tot het aantal weken zwangerschap.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 19 van 90 soorten zwangerschapscursussen gegeven. Door het grote aanbod kunnen de aanstaande ouders kiezen voor de cursus die bij hen past. Het doel van een zwangerschapscursus is de aanstaande ouders voorlichting over de zwangerschap te geven en voor te bereiden op de bevalling. In Nederland worden diverse soorten zwangerschapscursussen gegeven. Door het grote aanbod kunnen de aanstaande ouders kiezen voor de cursus die bij hen past. Alle cursussen zijn erop gericht de bevalling zo prettig mogelijk te laten verlopen. De aanstaande vader wordt geleerd hoe hij zijn betrokkenheid bij de bevalling kan vormgeven. Hierna komen de volgende zwangerschapscursussen aan bod:
Stand van de baarmoeder in de verschillende stadia van de zwangerschap
In de eerste 26 tot 28 weken bepaalt de groei van de baarmoeder de groei van het kind. Vanaf de 28e week is de ligging van het kind voelbaar. Tot ongeveer de 33e week kan het kind zich nog vrij bewegen. Daarna worden de bewegingen beperkt, doordat het kind groeit en de hoeveelheid vruchtwater niet toeneemt. De aankomende vader mag altijd bij de controle aanwezig zijn. De zwangerschap is voor hem net zo’n bijzondere ervaring als voor zijn partner. Een gezonde zwangerschap wordt tot en met de bevalling door de verloskundige begeleid. Zij geeft de toekomstige ouders adviezen over voeding, zwangerschapscursussen en bevallingsmogelijkheden. Zij vraagt naar de wensen die het paar rond de bevalling heeft. Bijvoorbeeld waar het paar wil bevallen en op welke manier. De aanstaande ouders kunnen ook met hun vragen en zorgen bij haar terecht.
56. Zwangerschapscursussen Het doel van een zwangerschapscursus is de aanstaande ouders voorlichting over de zwangerschap te geven en voor te bereiden op de bevalling. In Nederland worden diverse
● ● ● ● ● ● ●
ouderschapscursus; zwangerschapsgymnastiek; zwangerschapsyoga; haptonomische zwangerschapsbegeleiding; Mensendieck; psycho-profylaxe; samen bevallen.
57. Zwangerschapsgymnastiek Zwangerschapsgymnastiek is vooral voor de aanstaande moeder. De partner wordt meestal tweemaal uitgenodigd. Tijdens de cursus wordt veel aandacht besteed aan het aanleren van ademhalingstechnieken om de weeën op te vangen. Daarnaast worden er ook oefeningen voor het versterken van de bekkenbodemspieren gegeven. Er wordt ook informatie gegeven en uitgewisseld over zwangerschap, bevalling en de kraamtijd. De partner leert tijdens de partneravonden hoe hij de weeën weg kan masseren. Tijdens de partneravonden wordt vaak een video van een bevalling getoond en dia’s over de groei van het kind tijdens de zwangerschap.
58. Zwangerschapsyoga Yoga is leren luisteren naar en vertrouwen hebben in je lichaam. Het is de basis van ontspanning van lichaam en geest. Ook de zwangerschapsyoga gaat van dit principe uit. De lessen bestaan uit meditatie- en ademhalingsoefeningen, massagetechnieken en spieroefeningen voor het versterken van de bekkenbodem. Door de ademhaling naar
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 spanningsvelden in het lichaam te sturen, kunnen spierspanningen afnemen of verdwijnen. Door dit te ervaren, leer je om te gaan met de signalen die het lichaam geeft. De aanstaande vader wordt een aantal avonden uitgenodigd. Ook hij leert wat de technieken inhouden en hoe hij zijn partner tijdens de bevalling met het geleerde kan ondersteunen. De bevallingen verlopen meestal soepel en ontspannen.
59. Haptonomische zwangerschapsbegeleiding Haptonomie is afkomstig van de Griekse woorden ‘hapsis’ en ‘nomos’. Hapsis betekent gevoelscontact, nomos betekent regel of norm. Haptonomie is verbinding maken met een deel van je lichaam, door het bestaan van dit deel te bevestigen en te voelen. De begeleiding wordt individueel aan het aanstaande ouderpaar gegeven. De haptonomische zwangerschapsbegeleiding leert de aanstaande ouders voor de geboorte contact te maken met hun kind. In het begin van de begeleiding gaat de aandacht uit naar de manier van aanraken en de reacties die daarbij kunnen horen. Als de hand op de buik wordt gelegd, reageert het kind daarop. Het zal zich met de rug tegen de warme hand nestelen. Tijdens de begeleiding worden geen specifieke ademhalingsoefeningen geleerd. De oefeningen die tijdens de haptonomische zwangerschapsbegeleiding worden gedaan, leren de aanstaande moeder te voelen wat er in haar lichaam gebeurt en hoe ze met pijn om kan gaan. Door dit goed te voelen, durft ze bijvoorbeeld spierspanning los te laten, waardoor de bevalling ontspannen verloopt.
60. Mensendieck Mensendieck is een therapie die mensen bewust maakt van hun houding en manier van bewegen. Tijdens de zwangerschap verandert het lichaam onder invloed van een andere verdeling van het lichaamsgewicht. Borsten en buik worden zwaarder. Het gevolg is dat de lichaamshouding verandert en daarmee ook de beweging. Hierdoor worden spieren, banden en gewrichten extra belast. Het leren bewust om te gaan met de houding, voorkomt veel zwangerschapsklachten die door spierspanning worden veroorzaakt. De aanstaande moeder leert het verschil tus-
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 20 van 90 sen spanning en ontspanning. Deze bewustwording kan zij inzetten om de weeën op te vangen. Ook de periode na de bevalling krijgt de aandacht. Door oefeningen en tips wordt aangegeven hoe je de spieren kunt ondersteunen bij hun herstel.
61. Psycho-profylaxe Psycho-profylaxe is een methode die ervan uitgaat dat een bevalling geen pijn hoeft te doen. De aandacht gaat uit naar het wegnemen van de angst voor pijn. De cursus wordt door beide partners gevolgd. Zij leren hoe de pijnbeleving ontstaat. Er wordt uitgelegd wat er in het lichaam gebeurt tijdens de bevalling en hoe je daarop kunt reageren. De theorie wordt ondersteund met dia’s en een videofilm. De oefeningen leren hoe je de ademhaling kunt sturen waardoor het lichaam ontspant. De ademhaling is gericht op de ontspanning van de baarmoederspier tijdens de bevalling.
62. Samen bevallen Samen bevallen is een cursus voor beide partners. De cursus schenkt veel aandacht aan de verschillende bevallingshoudingen, de fases van de bevalling, massage tijdens de weeën, borstvoeding geven en de kraamtijd. Bij elk onderdeel krijgt de aanstaande vader informatie over de mogelijkheden waarop hij zijn partner kan ondersteunen. In deze cursus worden meerdere ademhalingstechnieken geoefend. Het voordeel is dat de aanstaande moeder zelf kan kiezen welke techniek haar het beste ontspant.
63. Ouderschapscursus De ouderschapscursus wordt door beide partners gevolgd. De aanstaande ouders krijgen informatie over de zwangerschap, de bevalling en de verzorging van de pasgeborene. Het ouderpaar krijgt bijvoorbeeld informatie over voeding en leefwijze tijdens de zwangerschap, de lichamelijke veranderingen en psychische veranderingen. De cursus wordt vaak door de thuiszorgorganisatie verzorgd en door een arts, een verpleegkundige en een diëtist gegeven.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
64. Complementaire zorg De complementaire zorg bestaat uit verschillende alternatieve behandelwijzen. Complementaire zorg wordt gezien als een aanvulling op de reguliere zorgverlening of behandelingen. De keus voor een van deze behandelwijzen is afhankelijk van de levensvisie van de aanstaande ouders.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 21 van 90 zien als een aanvulling op de reguliere zorgverlening of behandelingen. De keus voor een van deze behandelwijzen is afhankelijk van de levensvisie van de aanstaande ouders.
De complementaire zorg bestaat uit verschillende alternatieve behandelwijzen. Complementaire zorg wordt geZorgnorm Acupunctuur
Homeopathie
Shiatsu
Toepassing Acupunctuur kan tijdens de zwangerschap helpen bij de bestrijding van misselijkheid, hoge bloeddruk en voortijdige weeënactiviteit. Tijdens de bevalling kan acupunctuur de pijn verminderen, de weeën stimuleren en de ontsluiting bevorderen. Homeopathie is gebaseerd op de filosofie dat de veroorzaker van de ziekte door zijn gelijke wordt bestreden. Met andere woorden: zou je het geneesmiddel aan een gezond persoon toedienen, dan zou de ziekte juist ontstaan. De klassiek homeopatisch arts diagnosticeert uitgebreid de klacht. Hij kijkt niet alleen naar de lichamelijke klachten, maar ook naar de emotionele veranderingen als voedselvoorkeuren of -afkeer. Op basis van zijn bevindingen kiest hij het homeopatische geneesmiddel. De dosis wordt exact afgestemd op de persoon. Het middel kan in eerste instantie de klachten verergeren. In de homeopathie wordt dit gezien als teken dat het middel werkt. De shiatsubehandeling is gericht op het herstel van de balans tussen lichaam en geest door stimulatie van de energiebanen. Als reactie hierop kan de lichamelijke of emotionele aandoening herstellen. Het is een methode die kan helpen om veel van de zwangerschapsklachten te verlichten.
Complementaire zorg
65. Aanvullende aspecten De volgende aanvullende aspecten komen aan bod: geboorteplan, hechting en werk in combinatie met zorg- en ouderschapstaken. De volgende aanvullende aspecten komen aan bod: ● geboorteplan; ● hechting; ● werk in combinatie met zorg- en ouderschapstaken.
66. Geboorteplan Bij een gezonde zwangerschap mogen de aanstaande ouders kiezen of de bevalling thuis of poliklinisch in het ziekenhuis plaatsvindt. In de 37e week van de zwangerschap beslist de verloskundige of een thuisbevalling verantwoord is. In beide gevallen moeten de aanstaande ouders contact opnemen met de thuiszorgorganisatie die
de kraamzorg regelt. De aanstaande ouders kunnen zich voor kraamzorg aanmelden vanaf de 12e zwangerschapsweek. De verloskundige begeleidt de bevalling. De aanstaande ouders bespreken met haar hoe de moeder wil bevallen. De informatie over de benodigdheden voor een thuisbevalling wordt meestal gegeven door thuiszorgorganisatie die de kraamzorg levert of door de verloskundige. Een aantal producten kunnen via de thuiszorgorganisatie geleend worden, zoals de klossen om het bed op hoogte te brengen en een po. Producten als celstofmatjes om het bed tegen vocht (bloed, vruchtwater) te beschermen, navelklem en kraamverband zijn in een pakket te koop.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 22 van 90 niet toelaten of ongezond zijn voor het kind, moeten de ouders andere oplossingen zoeken, zoals afkolven van de melk. Ook hiervoor moet dan wel een ruimte gecreëerd worden. Als de ouders de voorkeur geven aan kinderopvang, moet dit vaak vroeg in de zwangerschap geregeld worden. De plaatsingsmogelijkheden zijn helaas niet in overvloed aanwezig.
69. De zorgsetting Wat er nodig is voor een thuisbevalling
Voor een poliklinische bevalling is het nodig dat het ziekenhuis zo vroeg mogelijk op de hoogte is van de vermoedelijke bevallingsdatum. Het aanstaande ouderpaar krijgt in de laatste maanden van de zwangerschap de gelegenheid om de kraamafdeling te bezoeken.
67. Hechting Voor de geboorte kunnen de aanstaande ouders een relatie met hun kind aangaan. Een positieve beleving van de zwangerschap heeft ook zijn weerslag op het kind. Emotionele belemmeringen, zoals angst voor de bevalling hebben invloed op de beleving van de zwangerschap en de komst van het kind. Ondersteuning door zwangerschapscursussen en eventueel aanvullende therapeutische hulp kunnen deze klachten wegnemen. Activiteiten als samen de kinderkamer inrichten en samen kleding voor de zwangere vrouw en het kind kopen, kunnen de ouders helpen om aan de nieuwe situatie te wennen.
68. Werk in combinatie met zorg- en ouderschapstaken De aanstaande gezinsuitbreiding kan tot een herverdeling van arbeid leiden. Als beide partners werken, zullen zij gaan nadenken over hoe zij hun arbeid kunnen en willen inrichten in combinatie met hun zorg- en ouderschapstaken. In Nederland zijn regelingen getroffen voor zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof en kinderopvang. In de praktijk is het zinvol dat de partners bij hun werkgever nagaan welke mogelijkheden het bedrijf biedt en op welke termijn een en ander geregeld moet worden. Belangrijke vragen voor de moeder zijn of en waar ze borstvoeding kan geven tijdens werktijd. Als de arbeidsomstandigheden het
Als er geen medische reden is om in het ziekenhuis te bevallen, mag het aanstaande ouderpaar zelf beslissen waar de bevalling plaatsvindt. De keuze van het paar zal uitgaan naar een omgeving waar zij zich het prettigst en veiligst voelen. Als er geen medische reden is om in het ziekenhuis te bevallen, mag het aanstaande ouderpaar zelf beslissen waar de bevalling plaatsvindt. De keuze van het paar zal uitgaan naar een omgeving waar zij zich het prettigst en veiligst voelen. Zij kunnen kiezen uit: ● ● ● ●
thuisbevalling; bevalling in een kraamzorghotel; bevalling in een eerstelijnsverloskundig centrum; poliklinische bevalling op een verlosafdeling in een ziekenhuis.
70. De thuisbevalling De aanstaande ouders kunnen bij een gezond verlopende zwangerschap al vroeg kiezen voor een thuisbevalling. Maar de definitieve beslissing wordt genomen in de 37e zwangerschapsweek door de verloskundige of begeleidende huisarts. De aanstaande ouders kunnen bij een gezond verlopende zwangerschap al vroeg kiezen voor een thuisbevalling. Maar de definitieve beslissing wordt genomen in de 37e zwangerschapsweek door de verloskundige of begeleidende huisarts. Op dat moment is duidelijk of de thuisbevalling verantwoord is. De voordelen van een thuisbevalling zijn: ● tijdens en na de bevalling in eigen vertrouwde omgeving; ● begeleiding door eigen verloskundige of huisarts; ● tijdens de weeënactiviteit is thuis meer afleiding te vinden; ● eigen sfeer creëren; ● inspraak in de manier van bevallen; ● partner is volledig bij de bevalling betrokken;
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 ● mogelijkheid om anderen dan de partner bij de bevalling aanwezig te laten zijn; ● alle tijd om met de pasgeborene kennis te maken. Het nadeel van een thuisbevalling is dat de vrouw alsnog naar het ziekenhuis vervoerd moet worden als er tijdens de bevalling een complicatie optreedt. Voor de aanstaande ouders is dat een onprettige ervaring. Zij moeten met spoed naar het ziekenhuis op een moment dat de vrouw vaak al behoorlijke weeënactiviteit heeft. De tijd om aan deze onverwachte, nieuwe situatie te wennen, ontbreekt. Tijdens de thuisbevalling wordt de verloskundige of arts geassisteerd door de kraamverzorgende of -verpleegkundige van de thuiszorgorganisatie. Na de bevalling verzorgt de kraamverzorgende moeder en kind, begeleidt ze de ouders bij de verzorging van de baby en verzorgt het huishouden. Ze helpt en adviseert de moeder met het aanleggen van de baby als deze borstvoeding krijgt. De tijdstippen waarop de kraamverzorgende in de kraambedperiode aanwezig is, zijn afhankelijk van de gezinssituatie. De hoeveelheid zorg die wordt verleend, wordt bepaald door de aanvraag van de ouders en het aantal beschikbare kraamverzorgenden. Bij het intakegesprek met de ouders inventariseert de thuiszorgorganisatie de zorgvraag tijdens de zwangerschap.
71. De verplaatste thuisbevalling Een ouderpaar kan om verschillende redenen kiezen om niet thuis te bevallen. Als er geen medische indicatie voor een ziekenhuisbevalling is, wordt in overleg met een eerstelijnsverloskundige afgesproken waar de bevalling kan plaatsvinden. Dit wordt de verplaatste thuisbevalling genoemd. Een ouderpaar kan om verschillende redenen kiezen om niet thuis te bevallen. Als er geen medische indicatie voor een ziekenhuisbevalling is, wordt in overleg met een eerstelijnsverloskundige afgesproken waar de bevalling kan plaatsvinden. Dit wordt de verplaatste thuisbevalling genoemd. Er zijn in Nederland verschillende vormen: ● bevalling in een kraamzorghotel; ● bevalling in een eerstelijnsverloskundig centrum; ● poliklinische bevalling op een verlosafdeling van een ziekenhuis.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 23 van 90
72. Het kraamzorghotel Het kraamzorghotel is geen ziekenhuis. In de verloskamers is geen medische apparatuur aanwezig. In het kraamzorghotel wordt alles gedaan om een huiselijke sfeer te creëren, zowel tijdens als na de bevalling. De bevalling wordt begeleid door de eigen verloskundige. Zij wordt daarbij geassisteerd door een kraamverzorgende of -verpleegkundige van het kraamhotel. Na de bevalling krijgen moeder en kind alle tijd om goed uit te rusten. Moeder en kind beschikken over een eigen kamer. Zij ontvangen 24 uur per dag zorg. Daarnaast leren de ouders hoe zij hun baby kunnen verzorgen. De voordelen van een kraamzorghotel zijn: ● ● ● ● ● ●
rust en tijd om van de bevalling te herstellen; in alle rust wennen aan de nieuwe gezinssituatie; in alle rust de borstvoeding op gang laten komen; flexibele bezoekregeling; partner kan blijven eten en/of overnachten; complicaties na de bevalling worden snel gesignaleerd.
Het is mogelijk om de kraamtijd in een kraamzorghotel door te brengen na een thuisbevalling of poliklinische bevalling in het ziekenhuis. Een bevalling in een kraamzorghotel is niet voor iedereen weggelegd. De verloskundige zal het de aanstaande ouders afraden als de reistijd tussen woonadres en kraamhotel te lang is.
73. Eerstelijns verloskundig centrum Een eerstelijns verloskundig centrum is een voorziening die uit nood is ontstaan. De oorzaak is het tekort aan verloskundigen en het teruglopend aantal huisartsen dat naast de dagelijkse praktijk, thuisbevallingen begeleidt. Het probleem deed en doet zich zowel in dunbevolkte regio’s als in grote steden voor. Er zijn daarom samenwerkingsverbanden ontstaan tussen ziekenhuizen, zorgverzekeraars, verloskundigen en thuiszorgorganisaties. De ziekenhuizen leveren de ruimte voor de verloskamers. De verloskundige begeleidt de bevalling met de assistentie van een kraamverzorgende. Het voordeel van het verloskundig centrum is dat medische hulp nabij is bij complicaties. Het nadeel is dat de aanstaande ouders niet kunnen kiezen voor een thuisbevalling zolang het tekort aan verloskundigen bestaat.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 24 van 90
75. De voorbereiding op de bevalling
Verloskamer
74. Poliklinische bevalling Een poliklinische bevalling is een kortdurende opname in een ziekenhuis. De aanstaande ouders kunnen hiervoor kiezen uit veiligheidsoverwegingen, uit angst voor de rommel bij een thuisbevalling of een te kleine behuizing. Zij huren via hun zorgverzekeraar een verloskamer in het ziekenhuis en brengen hun eigen verloskundige mee naar het ziekenhuis om de bevalling te begeleiden. Het voordeel van een poliklinische bevalling is dat medisch ingrijpen bij complicaties direct mogelijk is. De verloskundige beslist wanneer het paar naar het ziekenhuis kan gaan. De bevalling is dan al enige tijd ingezet en de weeën zijn krachtig. De verloskundige meldt de kraamafdeling dat de bevalling op handen is. Ze vraagt of de afdeling plaats heeft en het paar naar het ziekenhuis mag afreizen. Bij aankomst in het ziekenhuis worden de aanstaande ouders door een verpleegkundige ontvangen. De aanstaande moeder wordt meestal per rolstoel of brancard naar de kraamafdeling gereden. Voor sommige zwangeren is het bijzonder onprettig om te lopen terwijl ze weeën hebben. Op de kraamafdeling worden de aanstaande ouders naar de verloskamer gebracht. De eigen verloskundige begeleidt de bevalling. Zij wordt geassisteerd door een verpleegkundige van de kraamafdeling. Als moeder en kind gezond zijn, mogen de kersverse ouders en de baby enkele uren na de bevalling het ziekenhuis verlaten. De kraamtijd wordt thuis met hulp van de kraamverzorgende van de thuiszorgorganisatie of in het kraamzorghotel voortgezet.
Een gezonde bevalling vindt tussen de 37e en 42e zwangerschapsweek plaats. In de voorbereiding op de bevalling krijgen de aanstaande ouders informatie over: de eerste voortekenen van een bevalling; wanneer zij de verloskundige moeten waarschuwen; het verloop van de bevalling; wie de verloskundige bij de bevalling assisteren; vanaf welk moment deze assistentie aanwezig is en mogelijke pijbestrijding bij de bevalling. Een gezonde bevalling vindt tussen de 37e en 42e zwangerschapsweek plaats. In de voorbereiding op de bevalling krijgen de aanstaande ouders informatie over: ● ● ● ● ● ●
de eerste voortekenen van de bevalling; wanneer zij de verloskundige moeten waarschuwen; het verloop van de bevalling; wie de verloskundige bij de bevalling assisteren; vanaf welk moment deze assistentie aanwezig is; mogelijke pijnbestrijding tijdens de bevalling.
De verloskundige verstrekt deze informatie, maar meestal wordt deze ook tijdens de zwangerschapscursus besproken. De verloskundige heeft op haar beurt informatie van de aanstaande ouders nodig. Bijvoorbeeld welk soort zwangerschapscursus gevolgd is, de gewenste houding bij de bevalling en wie bij de bevalling aanwezig zijn. De gewenste houding tijdens de bevalling vraagt in een aantal gevallen de nodige voorbereiding. Soms zijn hier hulpmiddelen bij nodig. Bij een thuisbevalling kunnen deze meestal geleend worden via de thuiszorgorganisatie. In het kraamzorghotel en in het ziekenhuis zijn deze aanwezig. De kraamverzorgende of verpleegkundige zorgt in die gevallen dat de hulpmiddelen voor gebruik klaarstaan.
76. De ontsluitingsperiode De ontsluiting is onderverdeeld in drie fasen: de latente fase, de actieve fase en de overgangsfase. De laatste weken van de zwangerschap kijken de meeste aanstaande ouderparen uit naar het moment waarop het kind geboren wordt. Aan de ene kant heerst de spanning voor de bevalling, aan de andere kant wordt uitgekeken naar de bevrijding van de zwangerschapsongemakken. Behalve het gewicht van de buik, vaker moeten plassen en slechter slapen, wordt de periode ook gekenmerkt door de voorweeën. Deze kunnen al in de 30e zwangerschaps-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 week ontstaan. Het zijn pijnloze samentrekkingen van de baarmoeder. Ze worden ook wel oefenweeën genoemd. Aan het eind van de zwangerschap zijn ze niet alleen voelbaar als harde buiken , maar ook zichtbaar. Een voorbode van de bevalling is de periode van verhoogde activiteit kort voor de bevallingsdatum. Dit wordt ook wel nestdrang genoemd. De kenmerken zijn het nogmaals nalopen van de babykamer en een tot in de puntjes verzorgd huis. Lichamelijk verandert de hormoonhuishouding. Aan het eind van de zwangerschap daalt de productie van het progesteronhormoon. Het gevolg is een productiestijging van het hormoon prostaglandine. Dit hormoon veroorzaakt tijdens de zwangerschap het ontstaan van de voorweeën. Als de prostaglandineproductie een bepaald peil heeft bereikt, zet het de hypofyse aan tot de aanmaak van oxytocine. Oxytocine wordt ook wel het ‘bevalhormoon’ genoemd. Het zorgt ervoor dat de baarmoeder gaat samentrekken en ontsluiten. De ontsluiting is onderverdeeld in drie fasen: ● latente fase; ● actieve fase; ● overgangsfase. Hoe lang een bevalling duurt, is moeilijk aan te geven. Bij het eerste kind is dit tussen de 12 en 24 uur. Bij een volgend kind ligt de tijd tussen de 2 en 12 uur. Bij ieder daarop volgend kind zal de tijd dichter bij de 2 uur komen.
77. De latente fase In de latente fase zijn de samentrekkingen van de baarmoeder nog zwak. De aanstaande moeder voelt wel dat de buik roeriger is dan normaal, maar dat zegt weinig over het tijdstip waarop het kind geboren zal worden. De latente fase kan lang aanhouden, de weeënactiviteit kan zelfs een tijdje verdwijnen. De weeën zijn in het begin van deze fase voelbaar maar niet echt pijnlijk. Ze komen met onregelmatige tussenpozen en duren kort, ongeveer 30 seconden. De wee is voelbaar door de hand op de buik te leggen. Gedurende een wee wordt de buik langzaam harder en bolt op. De bolling blijft even bestaan, daarna neemt de spanning af tot de buik weer normaal aanvoelt. In de latente fase zorgt het prostaglandinehormoon dat het stugge weefsel van de baarmoederhals (cervix) verweekt. Door de samentrekking van de baarmoeder trekt de spiermassa aan de baarmoederhals. De uitstulping van de baarmoederhals in de vagina wordt als het ware naar binnen getrokken. De wand
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 25 van 90 wordt dunner (verstrijkt) en opent (ontsluit) zich. Bij de geboorte van een eerste kind verstrijkt de baarmoederhals eerst voordat ontsluiting optreedt. In een volgende zwangerschap verstrijkt en ontsluit de baarmoederhals tegelijkertijd. Doordat de baarmoederhals langzaam ontsluit, komt een prop taai slijm vrij. Deze is met wat bloed vermengd. Dit wordt tekenen genoemd. De slijmprop sloot tijdens de zwangerschap de baarmoeder hermetisch af en beschermde het kind op een natuurlijke manier tegen infecties van buitenaf. Naarmate er meer oxytocine wordt aangemaakt, nemen de weeën langzaam in kracht toe. Ze duren langer en volgen elkaar sneller op. Dit worden ontsluitingsweeen genoemd als zij ontsluiting veroorzaken. Deze weeën zorgen ervoor dat de baarmoederwand zich steeds meer terugtrekt. Hierdoor opent de baarmoedermond zich langzaam en ontsluit het baringskanaal zich centimeter voor centimeter. De mate van ontsluiting wordt door de verloskundige via een vaginaal toucher vastgesteld.
78. De actieve fase Bij een ontsluiting van drie tot vier centimeter spreek je van de actieve fase. De ontsluitingsweeën kunnen nu pijnlijk worden. Door de aangeleerde ademhalingstechniek toe te passen, kan de vrouw de pijnbeleving verminderen en de ontspanning in de periode tussen de weeën bevorderen. De vliezen worden door het indalen van het kind meer en meer naar buiten gedrukt naarmate de ontsluiting vordert. De druk op de met vruchtwater gevulde vliezen loopt hierdoor op. Uiteindelijk kunnen ze scheuren. Hierbij komt een golf vruchtwater vrij. Als de bevalling begint met gebroken vliezen en het kind onvoldoende is ingedaald, mag de aanstaande moeder meestal niet meer lopen. De kans bestaat namelijk dat de navelstreng uitzakt en beklemd raakt. De bloedvoorziening en daarmee de zuurstofvoorziening van het kind komt hierdoor in gevaar, waardoor het kind stikt.
79. De overgangsfase De overgangsfase begint als de ontsluiting ongeveer acht tot negen centimeter is. Het baringskanaal is bijna ontsloten. Vanaf dit moment blijft de verloskundige bij de aanstaande ouders. De overgangsfase wordt gekenmerkt door weeën die elkaar snel opvolgen, erg pijnlijk kunnen zijn en
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 lang aanhouden. De rustperiodes tussen de weeën zijn te kort om goed te ontspannen. Het kost dan meer moeite om de kracht van de weeën onder controle te houden met de aangeleerde ademhalingstechnieken. Onder het geweld van de weeën neemt de druk van het kind op het bekken toe. Dit is de moeilijkste fase van de overgangsperiode. De laatste centimeters moeten eerst ontsluiten, voordat het kind het baringskanaal mag passeren. Als de overgangsfase lang duurt, kan de verloskundige de ontsluiting een handje helpen. Zij kan via een vaginaal toucher de resterende centimeter voorzichtig wegmasseren. Het baringskanaal is wijd genoeg als de ontsluiting tien centimeter is. Dit wordt volledige ontsluiting genoemd. Kort voordat de ontsluiting volledig is, neemt de persdrang toe. Deze kan zo hevig zijn dat de aanstaande moeder de weeën niet meer onder controle heeft. Andere signalen van de naderende volledige ontsluiting zijn: ● ● ● ● ● ●
afscheiding van meer bloederig slijm (tekenen); rusteloosheid; misselijkheid en braken; zweetdruppels op het voorhoofd en bovenlip; welvend (opbollend) perineum; openstaande anus door verhoogde druk op het rectum.
80. Verplegen bij een fysiologische bevalling Welke rol vervult de verpleegkundige bij een fysiologische (normale) bevalling. Marianne, kraamverpleegkundige, heeft nachtdienst in het ziekenhuis. Ze heeft net het echtpaar Van der Molen naar hun kamer gebracht. Zij komen voor een poliklinische bevalling van hun eerste kind. De verloskundige meldde telefonisch dat Ina vier centimeter ontsluiting heeft en de vliezen nog niet zijn gebroken. Marianne observeert ze of Ina de weeën goed kan opvangen. Ze ziet hoe Tom, de man van Ina, Ina hierbij ondersteunt. Na een uur lijkt de ontsluiting nog niet veel gevorderd te zijn. De weeën zijn wel sterk, maar niet krachtig genoeg om de ontsluiting snel te laten verlopen. Marianne observeert het paar en constateert dat Tom erg moe is. Ze stelt voor dat ze een bed voor
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 26 van 90 hem klaarmaakt op de kamer en de ondersteuning van Ina van hem overneemt. Tom kan dan even slapen en zich opladen voor de periodes waarin zijn steun nog harder nodig is. Ina en Tom stemmen in met het voorstel. Ze vinden het prettig dat Marianne hun individuele behoeften zo goed inschat. Dit hoofdstuk behandelt de rol die je als verpleegkundige vervult bij een fysiologische (normale) bevalling. Je ondersteunt en begeleidt de ouders vanaf het moment dat zij zich voor de bevalling melden bij de zorginstelling. Je rapporteert je observaties tijdig aan de verloskundige of behandelend arts. Aan de hand van de rapportage kunnen de verloskundige of behandelend arts tijdig handelen. Zij worden daarbij geassisteerd door de verpleegkundige.
81. De zorg bij opname Als verpleegkundige maak je pas kennis met het aanstaande ouderpaar op het moment dat de ontsluitingsperiode begonnen is. De verloskundige beslist wanneer het tijd is om naar het ziekenhuis te gaan. Zodra de aanstaande ouders bij het ziekenhuis arriveren, worden ze ontvangen door de verpleegkundige. Als verpleegkundige maak je pas kennis met het aanstaande ouderpaar op het moment dat de ontsluitingsperiode begonnen is. De verloskundige beslist wanneer het tijd is om naar het ziekenhuis te gaan. Zij regelt de aankomst met het ziekenhuis. Zodra de aanstaande ouders bij het ziekenhuis arriveren, worden ze ontvangen door de verpleegkundige. Als het mogelijk is wordt de geldende opnameprocedure gevolgd. Als de weeën te heftig zijn of de ontsluiting al vergevorderd is, worden de formaliteiten op een later tijdstip afgewikkeld. De aanstaande moeder wordt als zij niet kan lopen per rolstoel of brancard naar de verloskamer op de kraamafdeling vervoerd. De aanstaande ouders blijven hier tijdens de hele bevalling. In de verloskamer wordt de aanstaande moeder geholpen met uitkleden en het aantrekken van de kleding die zij heeft meegenomen voor de bevalling. Meestal is dit een T-shirt of nachthemd. De verloskamer moet een rustige, prettige omgeving zijn die behaaglijk is. Rust en warmte bevorderen het verloop van de bevalling. In de kamer zijn hulpmiddelen als celstofmatjes, disposable bekkens en kraamverband ruim voorradig. Het bed is voorzien van een celstofmatje om afscheiding of vruchtwater op te vangen. Mag de aan-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 staande moeder nog rondlopen, dan krijgt zij kraamverband om dit op te vangen.
82. De opnameprocedure Gegevens zoals naam, leeftijd, eerdere zwangerschappen en bevallingen, bloedgroep en rhesusfactor en eventuele allergieën van de aanstaande moeder zijn meestal bekend. Ze worden aangevuld met de gegevens van de huidige situatie. Gegevens zoals naam, leeftijd, eerdere zwangerschappen en bevallingen, bloedgroep en rhesusfactor en eventuele allergieën van de aanstaande moeder zijn meestal bekend. Ze worden aangevuld met de gegevens van de huidige situatie. Deze zijn: ademhaling; pols; temperatuur en bloeddruk; wanneer de weeën begonnen zijn; hoe lang de tijd tussen de weeën is; of de vliezen gebroken zijn; of de aanstaande moeder bloederig slijm heeft verloren; ● wanneer de aanstaande moeder voor het laatst heeft geürineerd. ● ● ● ● ● ● ●
Tijdens de opnameprocedure probeer je contact met de aanstaande ouders op te bouwen. Een bevalling is een emotionele gebeurtenis. In een vreemde omgeving met onbekende mensen ben je als verpleegkundige het meest nabije aanspreekpunt voor het paar. Je maakt het bevallingsproces van dichtbij mee. Als duidelijk is wat de wensen en verwachtingen van de aanstaande ouders zijn, kun je ze beter ondersteunen en begeleiden. Hoe meer zij zich op hun gemak voelen, hoe eerder zij geneigd zijn vragen te stellen en hun angsten te uiten.
83. Observaties Vanaf het moment van opname observeer je het welzijn van de aanstaande ouders en het kind. De observaties worden genoteerd in het zorgdossier en doorgegeven aan de verloskundige. Vanaf het moment van opname observeer je het welzijn van de aanstaande ouders en het kind. De observaties betreffen: ● weeënactiviteit; ● pols, temperatuur en bloeddruk;
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 27 van 90 ● ● ● ● ● ●
vaginale afscheiding; foetale bewaking; uitscheiding van urine; pijnbeleving; algemene indruk; behoeften van de aanstaande ouders.
De observaties worden genoteerd in het zorgdossier en doorgegeven aan de verloskundige. Tijdens de ontsluitingsperiode kunnen situaties ontstaan die onmiddellijk aan de verloskundige gemeld moeten worden. Zij besluit welke actie ondernomen wordt. De situaties zijn: ● ● ● ●
afwijkende weeënactiviteit; afwijkende vaginale afscheiding; veranderingen in de harttonen van het kind; (voortijdig) begin van de uitdrijving.
Weeënactiviteit Aan de lengte, sterkte en frequentie van de weeën valt af te lezen of de bevalling vordert. De lengte meet je door de hand op de buik te leggen ter hoogte van de fundus . Met een stopwatch meet je de tijd vanaf het moment dat de uterus samentrekt totdat deze ontspant. De tijd tussen de weeën meet je door de hand op de buik te laten liggen, opnieuw de stopwatch in te drukken en te wachten tot een nieuwe wee ontstaat. De sterkte kun je voelen. Bij een lichte wee voelt de uterus als een bal. Bij een sterke wee is de uterus keihard en staat de buikhuid strak gespannen. Opeenvolgende weeën kunnen in lengte en sterkte verschillen. Om een duidelijk beeld van de weeënactiviteit te krijgen, wordt deze meestal elk uur gedurende tien minuten gemeten. Een afwijking in de weeënactiviteit is een baarmoeder die tussen de weeën niet meer ontspant. Dit moet je onmiddellijk melden aan de verloskundige. Pols, temperatuur en bloeddruk Het kan nodig zijn om tijdens de ontsluitingsperiode de pols, temperatuur en bloeddruk van de aanstaande moeder te meten. Langdurig gebroken vliezen kunnen bijvoorbeeld de oorzaak zijn van een infectie. Vaginale afscheiding De vaginale afscheiding kan bestaan uit bloederig slijm en vruchtwater. De afscheiding van bloederig slijm is normaal. Het is de slijmprop die tijdens de ontsluiting losraakt. Als de vliezen spontaan breken, komt een hoeveelheid vruchtwater vrij. Het vruchtwater moet kleurloos zijn, eventueel bevat het witte vlokjes. De geur is zoetig. Helder bloedverlies of een afwijkende kleur van het vruchtwater moet je
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 28 van 90
onmiddellijk melden. De afwijkende kleuren zijn geel, groen of bruin. Foetale bewaking Tijdens de bevalling wordt de gezondheid van het kind nauwlettend in de gaten gehouden. Afwijkingen in de snelheid van de harttonen kunnen aangeven dat het kind zuurstofgebrek heeft. Normaal zijn de foetale harttonen (cortonen) twee keer zo snel als de hartfrequentie van de moeder. De cortonen kunnen uit- en inwendig beluisterd worden. In het begin van de ontsluiting is het mogelijk om de harttonen met een houten toeter te beluisteren. Het nadeel is dat het extra druk op de buik veroorzaakt. Daarbij verstoren de weeën vaak het tellen van de harttonen. Om zo veel mogelijk lichamelijke belasting van de moeder te voorkomen, wordt gebruik gemaakt van een CTG (cardiotocografie) . Dit kan zowel uit- als inwendig. Uitwendig wordt een metalen schijf met een band op de buik van de moeder gefixeerd. De metalen schijf zendt en ontvangt ultrasone geluidsgolven. De schijf is verbonden met apparatuur die de geluidsgolven omzet in een registratie op papier. De apparatuur registreert zowel de harttonen als de weeënactiviteit. Inwendige registratie is alleen mogelijk als de vliezen gebroken zijn. Op het hoofd van het kind wordt een electrode geplaatst die de cortonen registreert en een dun slangetje langs het hoofdje in de baarmoeder geplaatst dat de weeënsterkte meet. De electrodes werken op dezelfde manier als de metalen schijf. Het nadeel van de inwendige registratie is dat het de moeder in haar bewegingsvrijheid kan beperken als met oudere apparatuur gewerkt wordt. Deze apparaten kunnen niet ontkoppeld worden. Inmiddels zijn er apparaten ontwikkeld die je wel kunt ontkoppelen, zodat het mogelijk is dat de moeder naar het toilet gaat of gaat douchen. Veranderingen in de harttonen meld je onmiddellijk aan de verloskundige. De frequentie mag tussen de weeën door niet lager zijn dan 100 slagen per minuut of hoger zijn dan 180 slagen per minuut en het geluid van de harttonen mag niet verzwakken.
Met een CTG-apparaat wordt de hartslag van de baby geobserveerd
Uitscheiding van urine Een volle blaas belemmert de ontsluiting en veroorzaakt pijn. De weeën kunnen het gevoel dat de blaas vol is volledig overstemmen. Regelmatig laten urineren verlicht de druk in de onderbuik. Pijnbeleving De pijndrempel verschilt van mens tot mens. De oorzaak is de beleving van de factoren die de pijn veroorzaken, bijvoorbeeld angst voor het onbekende. Angsten nemen af door goede voorlichting en begeleiding. Voorlichting over de vordering van de ontsluiting en uitleg over de (verpleegkundige) handelingen stellen de aanstaande ouders gerust. De pijn van de weeën kan op verschillende manieren verzacht worden. Een wee zorgt voor het oprekken van de weefsels. Dit verhoogt de druk op zenuwuiteinden. Naarmate de ontsluiting vordert, neemt de pijnbeleving toe. De mens reageert vaak op pijn door de adem in te houden of spieren aan te spannen. Het is een natuurlijke reactie, maar werkt tegengesteld. Tijdens de zwangerschapscursussen leert de aanstaande moeder hoe zij zich ondanks de weeën kan ontspannen. De aanstaande vader leert hoe hij zijn partner hierbij kan ondersteunen. Soms worden de emoties te veel en lijkt het of het paar even de weg kwijt is. Voorstellen om een andere ontspanningsmethode toe te passen of de ondersteuning (deels) van de partner over te nemen worden meestal dankbaar aanvaard. Methodes die ontspanning geven zijn: ● Afleiding zoeken, zoals een spelletje doen, televisie kijken, een boek lezen of een stukje lopen. ● Van houding wisselen. Een verticale houding bevordert de ontsluiting, zoals achterstevoren op een stoel zitten en het hoofd en de armen op de rugleuning
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
● ● ●
●
op een kussen laten rusten. De partner kan ondertussen de rug masseren. Een prettige houding in bed is de zijligging met een kussen tussen de knieën. Toepassen van de geleerde ademhalingstechnieken. Licht drukkende massage op het onderste gedeelte van de onderrug, net boven het stuitbeen. Een warm bad of een warme douche. Warmte verhoogt de doorbloeding van de spieren, waardoor ze beter kunnen ontspannen. Ook een warmwaterzak of een warme kruik kunnen helpen. Het TENS-apparaat. TENS is de afkorting van Trancutaneous Electrical Nerve Stimulation. De Nederlandse vertaling luidt: transcutane elektrische zenuwstimulatie. Het TENS-apparaat is een klein draagbaar apparaatje dat zeer lichte stroomstootjes aan de huid afgeeft. Het werkt op een oplaadbare batterij. Het voordeel hiervan is de bewegingsvrijheid. De stroomstootjes doen geen pijn, maar geven een licht prikkelend gevoel. Het werkt als volgt: ter hoogte van de zenuwbaan worden op de huid twee elektroden geplakt, één elektrode links en één rechts naast de zenuwbaan. Beide elektroden zijn verbonden met het TENS-apparaat. Het apparaat wordt ingesteld op de gewenste sterkte en aangezet. De stroom wordt via de ene elektrode door het lichaam geleid en opgevangen door de andere elektrode. Een deel van de stroom dringt de zenuwvezel binnen en prikkelt deze. De hersenen zijn niet langer in staat alle pijnprikkels te registreren. De pijnbeleving neemt hierdoor af.
De ontspanning wordt versterkt als het lichaam endorfinen gaat produceren. Deze stof wordt door de hypofyse en het hersencelweefsel geproduceerd als het lichaam langdurig aan pijn wordt blootgesteld. Endorfinen geven een roes, waardoor ontspannen makkelijker is. De werking van endorfinen is herkenbaar aan de afwezige reacties van de aanstaande moeder. De natuurlijke remmer van endorfinen is adrenaline. Hoe hoger de adrenalinespiegel, hoe lager de productie van endorfinen. De adrenalinespiegel kun je laag houden door te zorgen voor een rustige, veilige omgeving. Factoren als onvoldoende privacy, zich geremd voelen, druk pratende mensen, druk menselijk verkeer en felle verlichting zorgen voor een stijging van de adrenalinespiegel. Het is normaal dat weeën pijn doen. Signalen als heftige rugpijn, hoofdpijn en pijn tussen de weeën zijn dat niet. Dit moet je direct aan de verloskundige melden.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 29 van 90 Irene is niet in staat een prettige houding te vinden. De weeën zijn pijnlijk. De vliezen zijn nog niet gebroken en de druk op haar bekken neemt toe. Ze loopt naar het toilet om te urineren. Als ze op het toilet zit, merkt ze dat ze beter in staat is zich te ontspannen. Ze vraagt Carina, de verpleegkundige, of ze zo een tijdje mag blijven zitten. Carina vindt het geen probleem. Irene had een half uur geleden zes centimeter ontsluiting. Het gevaar van een geboorte op het toilet is nog niet groot. Carina slaat een deken om Irene heen, zodat ze er lekker warm bij kan zitten. Algemene indruk Behalve de weeënactiviteit geven ook de reacties van de aanstaande moeder een indruk van de vordering van de ontsluitingsperiode. Onrust, langdurende sterke weeën, verhoogde transpiratie, misselijkheid en braken en moeite met het toepassen van de ademhalingstechniek, zijn signalen dat de overgangsfase is aangebroken. De aanwezigheid van de verloskundige is nu gewenst. Behoeften van de aanstaande ouders Tijdens de bevalling heeft de vrouw vier behoeften: ● ● ● ●
steun van de mensen rondom haar heen; geruststelling; begrip voor haar houding en gedrag; pijnbestrijding.
Als verpleegkundige ben je niet altijd in de verloskamer aanwezig. Toch kun je de indruk geven dat je altijd klaarstaat door met aandacht zorg te verlenen. Kleine dingen als een verkoelende washand over het voorhoofd, de hand vasthouden als ze het moeilijk heeft, een bemoedigend woord of helpen in een goed ademritme te komen, dragen daaraan bij. Aandacht is ook voor de aanstaande vader belangrijk. Hij moet voelen dat hij niet alleen staat als het allemaal wat moeilijker wordt. Het kost de aanstaande vader vaak moeite om aan de zijlijn te moeten toekijken hoeveel pijn zijn vrouw lijdt. Hij weet soms niet meer wat hij moet doen. Het kan ook zijn dat hij zich schaamt voor het gedrag van zijn partner. Jouw hulp en begrip kunnen hem steunen.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
84. Assisteren bij verrichtingen Naast de observaties die je uitvoert, assisteer je de verloskundige of behandelend arts bij verrichtingen tijdens de ontsluitingsperiode. Je kunt hierbij denken aan een vaginaal toucher en het toedienen van pijnstillende middelen. Je bereidt de aanstaande moeder op het onderzoek of verrichting voor. Naast de observaties die je uitvoert, assisteer je de verloskundige of behandelend arts bij verrichtingen tijdens de ontsluitingsperiode. Je kunt hierbij denken aan een vaginaal toucher en het toedienen van pijnstillende middelen. Je bereidt de aanstaande moeder op het onderzoek of verrichting voor. Je helpt de moeder in de juiste houding en biedt ondersteuning bij het ontspannen.
85. Vaginaal toucher In de ontsluitingsperiode voert de verloskundige een aantal malen een vaginaal toucher uit. Zij voelt inwendig in hoeverre de ontsluiting gevorderd is en hoe het kind ligt. Het onderzoek kan erg vervelend zijn. Zeker als de ontsluiting al vergevorderd is. Voor een vaginaal toucher zet je het volgende klaar: ● steriele handschoenen; ● water; ● deppers. Tijdens het onderzoek ligt de aanstaande moeder op bed. Ze heeft een of twee kussens onder het hoofd of het hoofdeinde wordt iets omhoog gezet. De benen zijn gebogen en liggen in spreidstand. Ze ligt op een celstofmatje. De vulva wordt van boven naar beneden schoongemaakt met water. De verloskundige trekt een steriele handschoen aan (aan de hand die ze gebruikt voor het toucher) en houdt de andere hand op de buik. Zij steekt twee vingers van de eerste steriele hand in de vulva. Met haar vingers kan ze inwendig voelen hoe de situatie in het geboortekanaal is. Ze let op de volgende gegevens: ● De verstrijking van de portio (P). Is deze nog als een tuitje te voelen, of is deze al helemaal plat, verstreken? ● De mate van ontsluiting (O). Hoeveel centimeter staat de portio open? ● De toestand van de vliezen (V). Zijn de vliezen gebroken of nog staand?
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 30 van 90 ● De vordering van de indaling (I). Hoever is het kindje al ingedaald? ● De aard (A) en de stand (S) van het voorliggende deel. Ligt het kind in hoofd- of stuitligging, ligt het hoofdje met het achterhoofd voor of achter? Afgekort wordt het POVIAS genoemd.
86. Pijnstillende middelen toedienen Pijnstillende middelen worden om twee redenen gegeven: ● preventief op verzoek van de vrouw; ● op indicatie bij ernstige pijn. De medicijnen voor pijnbestrijding mogen alleen in het ziekenhuis worden gegeven. De aanstaande moeder kan tijdens de zwangerschap bij haar verloskundige kenbaar maken dat ze pijnbestrijdende medicijnen wil tijdens de bevalling. De verloskundige verwijst haar dan naar de gynaecoloog. De behandelend arts beslist welk middel in welke dosis en frequentie wordt toegediend. Het voordeel is dat de bevalling betrekkelijk pijnloos verloopt. Het nadeel is dat bij gebruik van medicijnen deze via de bloedsomloop bij het kind terechtkomen. De effecten daarvan worden gecontroleerd aan de hand van de CTG-uitslagen. Afwijkingen in de harttonen meld je direct bij de behandelend arts.
87. De uitdrijvingsperiode De uitdrijvingsperiode is de fase tussen de volledige ontsluiting en de geboorte van het kind. De aanstaande moeder mag nu de houding aannemen waarin zij wil bevallen. In de uitdrijvingsperiode daalt het hoofdje van het kind in het geboortekanaal in. De uitdrijvingsperiode is de fase tussen de volledige ontsluiting en de geboorte van het kind. De aanstaande moeder mag nu de houding aannemen waarin zij wil bevallen. In de uitdrijvingsperiode daalt het hoofdje van het kind in het geboortekanaal in. Tijdens de indaling ondervindt het kind weerstand van de bekkenbodemspieren. De weerstand wordt overwonnen door tijdens de weeën voorzichtig mee te persen. De weeën worden nu persweeën genoemd. De verloskundige geeft de aanstaande moeder aanwijzingen diep in te ademen, de adem vast te houden en twee tot drie keer te persen per wee. De pers-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 druk moet op de buik gericht zijn om het kind vlot door het geboortekanaal te leiden. Het geboortekanaal is een nauwe tunnel. Het hoofdje van het kind is in verhouding erg groot. Het verschil in grootte wordt verkleind door: ● de beweeglijkheid van de schedelbeenderen van het kind; ● draaiingen van het hoofd en rompje van het kind tijdens de geboorte. De schedelbeenderen van het kind zijn bij de geboorte nog niet gesloten. Zij kunnen iets over elkaar heen schuiven, waardoor het hoofdje minder ruimte inneemt. Ook de ligging van het hoofdje is bepalend voor de ruimte die het inneemt. Bij de meeste kinderen wordt het achterhoofd als eerste geboren. Het hoofdje is dan het kleinst in omvang. Voordat het hoofdje geboren wordt, maakt het een draaibeweging in het geboortekanaal, zodat het de minste weerstand ondervindt tijdens de passage. In het begin van de uitdrijvingsperiode ligt het hoofdje zijwaarts gericht, met de neus naar links of naar rechts. In het geboortekanaal draait het een kwartslag. Dit wordt de inwendige spildraai genoemd. De neus van het kind draait richting de anus van de moeder. Je ziet nu tijdens de persweeën steeds meer van het achterhoofdje van het kind. De bekkenbodem en vulva rekken langzaam op totdat het hoofdje ‘staat’. Dit is het moment dat het hoofdje na een wee niet meer terugglijdt in het geboortekanaal. De druk op het perineum is nu zo groot dat het spontaan kan inscheuren. Om dit te voorkomen kan de verloskundige haar hand tegen het perineum houden om tegendruk te geven. Tegelijkertijd geeft ze duidelijke aanwijzingen wanneer de vrouw mag persen. Soms wordt het perineum ingeknipt. Dit wordt een episiotomie genoemd. Redenen voor een episiotomie zijn: ● dreiging van een grote spontane inscheuring; ● het kind dreigt in nood te raken, omdat het geboortekanaal te nauw is om vlot geboren te worden.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 31 van 90 Thea is leerling-verpleegkundige. Ze maakt vandaag voor het eerst de geboorte van een kind mee. Langzaam maar zeker ziet ze een stukje meer van het hoofdje naar buiten komen. In het begin schiet het hoofdje na een wee weer terug, maar na verloop van tijd blijft het ook tussen de weeën door zichtbaar. De spanning op het perineum neemt toe. Het is een pijnlijk brandend gevoel. Els, de verpleegkundige, staat naast het bed de aanstaande moeder aan te moedigen. Tegelijkertijd drukt ze een warme doek tegen het perineum. Ze let op, dat de verloskundige haar handelingen ongestoord kan voortzetten. Na de bevalling vraagt Thea waarom Els dit deed. Els legt uit dat de warmte de brandende pijn vermindert en het weefsel soepeler maakt. Het verkleint de kans op een ruptuur. Een episiotomie wordt op het hoogtepunt van een wee uitgevoerd. De reden is dat tijdens de piek de bloedvaten vernauwd zijn, waardoor het bloedverlies gering is. De tweede reden is dat het niet altijd mogelijk is om het weefsel op tijd te verdoven. Op de piek van de wee is de pijn van de spanning op het perineum erger dan de pijn van de knip. Op het moment dat het hoofdje geboren wordt, staat het dwars op de schoudertjes. Na de geboorte van het hoofdje, draait het recht op de romp. Dit is de uitwendige spildraai . Het lijfje volgt meestal op dezelfde perswee of de wee erna. Als de schoudertjes geboren zijn, wordt het lijfje voorzichtig vastgepakt door eerst de vingers onder de okseltjes te haken. Daarna kan het rompje met de handen beetgepakt worden en uit het geboortekanaal geleid worden. Als er gelegenheid voor is en de ouders het willen, mag een van hen het kindje na de geboorte van de schoudertjes uit het geboortekanaal leiden. Zodra het kind geboren is, begint het zelfstandig te ademen. Om aspiratie te voorkomen, zuigt de verloskundige met een steriele slijmzuiger het slijm en vruchtwater uit neus, mond en keelholte. Het kind kan nu vrij ademen. Het eerste teken van leven is meestal een duidelijke schreeuw.
Inwendige spildraai en de uitwendige spildraai
Na de geboorte is het kind nog via de navelstreng verbonden met de moeder. De bloedvoorziening blijft na de geboorte enkele minuten bestaan. Als de moeder een rhesusnegatieve bloedgroep heeft, wordt een beetje bloed van
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 het kind via de navelstreng afgenomen. Het bloed wordt onderzocht op de bloedgroep en rhesusfactor van het kind. Is het kind rhesuspositief, dan krijgt de moeder binnen 24 uur een injectie met rhesus anti-D-immunoglobuline. Kortweg anti-D genoemd. Anti-D vernietigt de aanwezige foetale rhesuspositieve cellen in het bloed van de moeder. Het middel voorkomt hiermee de aanmaak van antistoffen die bij een volgende zwangerschap een gevaar voor de foetus kunnen vormen. De navelstreng wordt meestal afgenaveld als het arteriële vat niet meer klopt. Zodra dit het geval is, wordt de navelstreng met een kocher en een navelklem afgeklemd. De navelstreng wordt tussen de klemmen doorgeknipt.
88. Pershoudingen Het is prettig als je als verpleegkundige zo vroeg mogelijk weet welke baarhouding de vrouw wenst. Bij een aantal houdingen zijn hulpmiddelen nodig. Enkele daarvan vragen enige voorbereiding die je tijdens de ontsluitingsperiode kunt uitvoeren. Veel bevallingen vinden liggend in bed plaats. Volgens een aantal filosofieën verloopt het persen in zittende of staande houding sneller dankzij de zwaartekracht en de stand van het bekken. Zittend of staand is het bekken wat ruimer dan liggend. Het is prettig als je als verpleegkundige zo vroeg mogelijk weet welke baarhouding de vrouw wenst. Bij een aantal houdingen zijn hulpmiddelen nodig. Enkele daarvan vragen enige voorbereiding die je tijdens de ontsluitingsperiode kunt uitvoeren. Het kan voorkomen dat deze periode te kort is en dat je in overleg met de aanstaande ouders naar alternatieven moet kijken. Voor welke houding ook gekozen wordt, elke pershouding is goed, zolang de aanstaande moeder zich daar prettig bij voelt. Hierna komen de volgende houdingen aan bod: ● ● ● ● ● ●
liggend; kniehouding; hurkzit; baarkruk; baarschelp; waterbevalling.
89. Baarkruk De baarkruk heeft een zitting waaruit het midden ontbreekt. Het lijkt op een wc-bril waar een deel van de
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 32 van 90 voorzijde is afgezaagd. De houding is vrijwel gelijk aan de houding tijdens de hurkzit. Maar het is minder vermoeiend door de ondersteuning van de kruk. De baarkruk kan bij een lange uitdrijvingsperiode ongemakkelijk zijn. De billen gaan pijn doen door de randen van de kruk en er kan kramp in de benen ontstaan. Je kunt dit voorkomen door de aanstaande moeder tussen de weeën door te laten opstaan en met de heupen te laten draaien. Een tweede nadeel is dat de verloskundige slecht zicht heeft op het verloop van de uitdrijving. De kans op een ruptuur neemt hierdoor iets toe.
90. Liggend Tijdens het persen worden de benen opgetrokken en vastgehouden. Door de kanteling van het bekken wordt de bekkenuitgang wat groter. Tijdens een perswee perst de vrouw met de kin op de borst op aanwijzing van de verloskundige. De partner kan achter of naast de aanstaande moeder zitten om haar te ondersteunen.
91. Kniehouding De kniehouding gaat uit van de werking van de zwaartekracht. De partner zit met zijn rug tegen een kussen aan het hoofdeinde van het bed. De aanstaande moeder zit op de knieën tussen zijn benen met haar gezicht naar hem gericht. Ze heeft de bovenbenen gebogen. Tijdens de persweeën komt zij iets omhoog en slaat eventueel de armen om de nek van haar partner. Haar partner kan haar in deze houding goed ondersteunen. Na de perswee kan ze bovenbenen weer buigen en tegen haar partner aanleunen om uit te rusten.
92. Hurkzit De hurkzit wordt naast het bed uitgevoerd. Op de plaats van de hurkzit wordt een kussen neergelegd ter bescherming van het kind. De aanstaande moeder wordt tijdens de hurkzit ondersteund door haar partner en/of de verpleegkundige. Tijdens de perswee zakt de vrouw door de knieën en kantelt het bekken iets naar voren. De partner kan op een stoel achter zijn partner gaan zitten. Als zij op de hurken gaat zitten, kan ze met de armen op zijn benen steunen terwijl hij haar vasthoudt. Zodra de wee voorbij
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 is, kan de vrouw weer gaan staan en op de rand van het bed steunen. In het begin van de uitdrijvingsperiode hoeft de hurkzit niet diep te zijn. Dat is wel het geval als het hoofdje in zicht komt. Door zo veel mogelijk door de knieen te zakken en het bekken goed naar voren te kantelen, wordt de uitgang groter.
93. Baarschelp De baarschelp is een hulpmiddel dat in bed wordt gebruikt. De schelp is voorzien van een ruggesteun. De aanstaande moeder zit in de schelp, geleund tegen de steun en plaatst haar voeten aan weerszijden van de schelp. De partner zit achter haar in bed. De baarschelp is prettiger in gebruik dan de baarkruk. Dankzij de lichte kantelmogelijkheden van de baarschelp is de kans op kramp minder groot en heeft de verloskundige meer zicht op het verloop van de uitdrijving.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 33 van 90 Mocht er bij het persen ontlasting meekomen, dan kan deze met een schepnetje verwijderd worden. In bad kan de partner (in zijn zwembroek) achter de vrouw zitten en haar ondersteunen en masseren. Als hij naast het bad zit, is dit ook mogelijk als de vrouw op de knieën kan zitten en met de armen op de badrand leunt. Zodra het kind geboren is, mogen moeder en kind nog even in het warme water blijven. Voor het kind is de overgang van de baarmoeder naar het leven buiten de baarmoeder minder schokkend. Je kunt dat zien aan de tevreden manier waarop het in het water ligt. Na de uitdrijving worden moeder en kind uit bad geholpen en verzorgd. De placenta wordt bij voorkeur niet in bad geboren. Het bloed dat na de geboorte van het kind vrijkomt, neemt te veel het zicht weg. Dat maakt het voor de verloskundige lastiger om de situatie goed te beoordelen.
95. Ondersteuning en begeleiding van de aanstaande ouders Je helpt de aanstaande moeder bij het aannemen van de gewenste pershouding. Je wijst de partner hoe hij haar het beste kan ondersteunen, als dat nodig is. Tijdens het persen geeft de verloskundige aanwijzingen.
Baarschelp en baarkruk
94. Waterbevalling Warm water ontspant, verlicht de pijn en bevordert het verloop van de bevalling. Bevallen is mogelijk in een gewoon bad, maar er zijn ook speciale baden voor bevallingen ontwikkeld. Deze zijn voorzien van een zitje en bieden voldoende ruimte voor beide aanstaande ouders. De aanstaande moeder mag al in een warm bad stappen vanaf vijf tot zes centimeter ontsluiting. In een eerder stadium heeft het geen zin. Door de warmte kunnen de weeën zelfs afzakken. Een warm bad is toegestaan bij gebroken vliezen als het kind goed is ingedaald en de verwachting is dat de bevalling binnen enkele uren plaatsvindt. Of de partner tijdens de uitdrijving bij zijn vrouw in bad zit, is een keus van het ouderpaar zelf. Een waterbevalling is niet vies. Het bloed dat in het water terechtkomt, is van de eigen partner.
Je helpt de aanstaande moeder bij het aannemen van de gewenste pershouding. Je wijst de partner hoe hij haar het beste kan ondersteunen, als dat nodig is. Tijdens het persen geeft de verloskundige aanwijzingen. Het is voor de aanstaande moeder niet altijd even makkelijk om de aanwijzingen op te volgen. Je kan helpen door haar aan te moedigen. De uitdrijvingsperiode is hard werken. De aanstaande moeder kan het gevoel krijgen dat het ondanks al haar inspanningen niet opschiet. Ze wordt moedeloos en verliest de kracht om goed te persen. Met een spiegel kun je haar laten zien hoever de uitdrijving gevorderd is. Het kan haar inspireren om met hernieuwde energie door te gaan.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
96. Assisteren van de verloskundige Tijdens de uitdrijvingsperiode wordt de verloskundige geassisteerd door de verpleegkundige. De assistentie is nodig bij het kunstmatig breken van de vliezen en bij de geboorte van het kind. Tijdens de uitdrijvingsperiode wordt de verloskundige geassisteerd door de verpleegkundige. De assistentie is nodig bij: ● het kunstmatig breken van de vliezen; ● de geboorte van het kind.
97. Het kunstmatig breken van de vliezen Soms breken de vliezen niet spontaan. De druk van de gevulde vliezen kan in de uitdrijvingsfase veel pijn veroorzaken en de uitdrijving afremmen. De verloskundige kan nu besluiten om de vliezen kunstmatig (artificieel) te breken. De handeling is pijnloos. De pijnverlichting die het geeft, is vaak groot. Je helpt de aanstaande moeder in de juiste ligging. Je zorgt ervoor dat zij op een disposable matje ligt. Vervolgens was je haar handen. Je dekt een verrijdbaar tafeltje met steriele doeken af en legt met een steriele klem de benodigdheden op volgorde klaar. Dit zijn: ● ● ● ●
steriele handschoenen; steriele deppers; een steriel bekken met water; een amnionhook of halve kocher.
De verloskundige trekt de steriele handschoenen aan. Daarna maakt ze de vulva schoon met de steriele deppers en water. Met de amnionhook of het scherpe puntje aan de halve kocher prikt ze voorzichtig een gaatje in de vliezen. Jij staat naast haar en vangt het vruchtwater in een bekkentje of matje op. Na de handeling zorg je voor een droge, schone onderlaag en help je de aanstaande moeder in de gewenste houding.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 34 van 90
98. De geboorte van het kind Vlak voordat het kind geboren wordt, zorg je ervoor dat de benodigdheden voor de bevalling klaarliggen, zoals de instrumenten voor: ● een episiotomie; ● het uitzuigen van slijm en bloed; ● het afnavelen van het kind. De instrumenten zijn steriel in een steriele doek verpakt. Dit wordt de partusset genoemd. Voordat je de set opent, was je je handen. Je opent de steriele doek op een verrijdbaar tafeltje en legt de benodigdheden met een steriele klem op de volgorde van gebruik. De partusset bevat in elk geval: ● ● ● ● ●
een episiotomieschaar; twee kochers; een navelstrengschaar; steriele gazen; steriele doeken.
De set wordt aangevuld met de volgende dingen, die vaak apart verpakt zijn: ● ● ● ●
steriele handschoenen; een steriele injectiespuit met naald; een steriele navelklem; een steriele slijmzuiger.
Je dekt het tafeltje af met een steriele doek en zet het op een plaats waar het niemand in de weg staat. De verloskundige geeft aan wanneer je het tafeltje bij haar in de buurt moet zetten. Voor haar en voor jezelf is het handig als je zo staat dat je je de aandacht kan verdelen tussen de aanstaande ouders en de verloskundige. Soms heeft de verloskundige je nodig om te helpen bij het ondersteunen van het perineum of iets aan te geven.
99. Episiotomie Een episiotomie wordt door de verloskundige gezet om ruimte te maken voor de geboorte van de baby. Vaak kiest de verloskundige hiervoor als zij de bevalling wil bespoedigen of als het kind erg groot lijkt en een ruptuur het mogelijke gevolg is. Een episiotomie wordt door de verloskundige gezet om ruimte te maken voor de geboorte van de baby. Vaak kiest de verloskundige hiervoor als zij de bevalling wil bespoedigen of als het kind erg groot lijkt en een ruptuur het
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 mogelijke gevolg is. Met het zetten van een episiotomie kan de verloskundige dan de richting van de extra ruimte bepalen. Het nadeel van een episiotomie is echter dat deze slechter geneest en gevoeliger is dan een ruptuur. De theorie hierachter is, dat een ruptuur beter geneest, omdat die zelf zijn weg door het weefsel heeft bepaald waardoor dit dan ook weer beter aan elkaar hecht. Bij het zetten van een episiotomie worden deze structuren kapot gemaakt, waardoor ze minder snel genezen. Verpleegkundige zorg Voor het hechten moeten de spullen klaargezet worden voor de verloskundige. Vaak heeft deze zelf voorkeur voor bepaald hechtmateriaal. Naast hechtmateriaal als naald en draad, heeft de verloskundige of de arts op het tafeltje ook een pincet en naaldvoerder liggen. In het ziekenhuis wordt steriel gewerkt, dus alle spullen komen op een steriele ondergrond. Er ligt ook een steriele doek onder de stuit van de kraamvrouw. Om goed bij de te hechten wond te kunnen komen, wordt er op de verloskamers van het bed, een dwarsbed gemaakt. Dit is een half bed met beensteunen. De vrouw ligt dan met haar benen in de beensteunen en de onderkant van het bed wordt weggehaald. Hierdoor kan de verloskundige dichter bij het wondgebied komen en heeft een beter zicht op de episiotomie of ruptuur. Verder is goed licht (hechtlampen) op de wond nodig. In de thuissituatie is dit vaak wat moeilijker, maar ook hier wordt de kraamvrouw soms gevraagd om dwars op het bed te gaan liggen en de knieën goed op te trekken, zodat de verloskundige er beter bij kan. Een bureaulamp of ander gericht licht, zorgt dan voor goed zicht. Perineumhechtingen verzorgen vereist een goede hygiëne. Ook hier geldt spoelen na het plassen, extra verschonen van het kraamverband en na defecatie naar achteren afvegen. Omdat de hechtwond van een episiotomie vaak pijnlijker is doordat alle structuren van de huid zijn doorgeknipt, vinden vrouwen het fijn om hier koude kompressen tegenaan te krijgen. Koude zorgt voor verdoving en gaat zwelling tegen. Een koud kompres is vaak een klein ijskompres dat in een washandje of doekje gewikkeld tegen de blote huid wordt aangelegd. Dit mag niet langer dan vijftien minuten, omdat anders de kans bestaat dat de huid bevriest. Zijn de hechtingen erg pijnlijk, dan is overleg over pijnmedicijnen een goede interventie. Hechtingen moeten dagelijks geïnspecteerd worden, maar ook de kleine labiarupturen die niet gehecht zijn, vergen controle. De kraamverzorgster of verpleegkundige kijkt
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 35 van 90 dagelijks naar de hechtingen, de eerste dagen zelfs wat vaker, ook om te zien of er geen zwelling ontstaat. Verder geef je goede informatie over hygiënemaatregelen. Als hechtingen toch gaan ontsteken en rood en pijnlijk worden, dan laat je de kraamvrouw de wond twee tot drie keer per dag goed uitspoelen met de douche. Er zijn ook verzachtende crèmes die de pijn kunnen verlichten. Als de hechtingen erg strak zitten en veel pijn veroorzaken, mag je ze op de vijfde dag na de bevalling verwijderen. Thuis zal de verloskundige dit doen. Meestal lossen de hechtingen zo rond de achtste tot tiende dag op. Soms gaat dit gepaard met wat helderrood bloedverlies. Het is prettig als je de kraamvrouw hierop attendeert, dan weet ze dat dat zo hoort en schrikt ze niet. Verder is het van belang dat de kraamvrouw een goede houding aanneemt. Dat houdt in dat ze goed recht op de hechtingen moet gaan zitten. Hierdoor drukt ze het vocht uit de wond en neemt de zwelling af. Als de vrouw scheef gaat zitten, wordt er juist meer vocht naar de wond toegedrukt. Er ontstaat meer oedeem en hierdoor vaak meer pijn. Ook moet de kraamvrouw eraan denken dat schuiven in bed meer pijn veroorzaakt. Het is alweer vier dagen geleden dat Jannie is bevallen, maar vandaag wil niets lukken. Ze heeft veel last van stuwing, maar wat ze erger vindt, zijn die pijnlijke hechtingen. Ze weet niet zo goed meer hoe ze moet zitten. Karin, de verpleegkundige, ziet haar met een van pijn vertrokken gezicht zitten. Karin stelt voor eens goed naar de hechtingen te kijken, maar ze ziet eigenlijk niets bijzonders. Wel is het gebied eromheen nog wat dik. ‘Weet je wat’, zegt ze, ‘ ik geef je een ijskompres. Die mag je vijftien minuten laten zitten, dat voelt vast lekker en neemt ook wat van de pijn weg. Verder moet je er juist goed op gaan zitten, dan wordt al het vocht uit de wond gedrukt naar het omliggende weefsel. Het wordt daar geleidelijk opgenomen, waardoor de zwelling en de pijn zullen afnemen.’
100. Verpleegkundige zorg voor de gezonde kraamvrouw Een bevalling is een emotionele gebeurtenis. Door alle emoties, maar vooral ook hormoonschommelingen en weinig slaap, is er een kans dat een kraamvrouw last krijgt van
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 huilbuien en stemmingswisselingen. Als verpleegkundige ben je op al dit soort dingen voorbereid en kun je de kraamvrouw goed begeleiden en adviseren. Wat komt er allemaal op je af als je net bevallen bent? Het is de start van een nieuwe fase in het leven. Hoe kun je als verpleegkundige de kraamvrouw helpen bij haar moederschap? Als de kraamvrouw in het ziekenhuis bevalt, gaat zij meestal binnen 24 uur na de bevalling weer naar huis. De zorg tijdens deze 24 uur staat vooral in het teken van controle, begeleiding en voorlichting. Hoe voelt de kraamvrouw zich, verliest ze veel bloed, hoe is de baarmoederstand, hoe is haar hartslag en wat is haar lichaamstemperatuur? Moeders die borstvoeding willen geven, hebben begeleiding nodig bij het aanleggen. Moeders die geen borstvoeding willen geven, zullen geholpen moeten worden om de melkproductie te stoppen. Dit kan bijvoorbeeld door een stevige beha aan te meten. En wat is dan eigenlijk allemaal belangrijk bij het geven van flesvoeding? Een bevalling is een emotionele gebeurtenis. Door alle emoties, maar vooral ook hormoonschommelingen en weinig slaap, is er een kans dat een kraamvrouw last krijgt van huilbuien en stemmingswisselingen. Als verpleegkundige ben je op al dit soort dingen voorbereid en kun je de kraamvrouw goed begeleiden en adviseren. Juist omdat de periode waarin zorg geboden wordt zo kort is, moet je je aanwennen om goed te beschrijven welke zorg geboden is. In de overdracht naar de kraamverzorgende moet duidelijk zijn welke informatie je al hebt verstrekt aan de ouders en wat jouw conclusies zijn van de controles.
101. De lichamelijke controles na de bevalling De eerste acht dagen na de bevalling vinden de meeste veranderingen plaats en is tevens de periode waarin eventuele complicaties optreden. Na de bevalling vinden de volgende lichamelijke controles plaats: conrole van de fundus, van de involutie, van vaginaal bloedverlies, van het perineum en van het uitscheidingspatroon. De eerste acht dagen na de bevalling vinden de meeste veranderingen plaats en is tevens de periode waarin eventuele complicaties optreden. De volledige terugkeer tot de biologische uitgangssituatie duurt veel langer, tot wel zes weken. Terugkeer van de normale menstruatie kan echter,
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 36 van 90 mede onder invloed van de lactatie, wel zes maanden duren. De lichamelijke controles na de bevalling zijn: ● ● ● ● ●
controle van de fundus; controle van de involutie; controle van vaginaal bloedverlies; controle van het perineum; controle van het uitscheidingspatroon.
102. Controle van de fundus De fundus moet net beneden de navel liggen en niet stijgen. Daarbij moet steeds rekening worden gehouden met inwendig bloedverlies. De fundus van de baarmoeder wordt in het nageboortetijdperk na het afnavelen gecontroleerd. De fundus moet net beneden de navel liggen en niet stijgen. Daarbij moet steeds rekening worden gehouden met inwendig bloedverlies. Een po of placentapan wordt ondergeschoven om het aflopende bloed en de placenta op te vangen.
Controleer of de stand van de fundus uteri in orde is
Na de geboorte van de placenta wordt de fundus uteri tot twee uur na de bevalling gecontroleerd. De fundus mag niet hoger komen dan de navel. De fundus voel je als een harde bal midden in de buik ter hoogte van de navel. Als de fundus verschuift, kan dit een aanwijzing zijn dat de blaas vol is en de baarmoeder opzij drukt. Als de baarmoeder niet goed samentrekt, is er geen harde bal te voelen. Het gevaar bestaat dat de vrouw dan veel vloeit. Als de buikwand te dik is door overgewicht, is het soms moeilijk de baarmoeder te voelen.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
103. Controle van de involutie Gedurende het kraambed houd je door dagelijkse controle bij hoe de baarmoeder steeds verder samentrekt. Na ongeveer zeven dagen zal de baarmoeder achter de symfyse verdwijnen en niet meer voelbaar zijn. De baarmoederhals is na een dag al stevig gesloten om het bloedverlies zo veel mogelijk te beperken. De baarmoeder wordt kleiner en is na zes weken weer zo groot als voor de zwangerschap. Het wondvlak van de placenta is na zes weken niet meer zichtbaar. Het herstel van de baarmoeder gebeurt onder invloed van contracties van de baarmoeder. Deze contracties worden naweeën genoemd. Naweeën treden op onder invloed van oxytocine. Het oxytocine zorgt er niet alleen voor dat de melkgangen in de borsten samentrekken, maar ook dat de wand van de baarmoeder samentrekt. Kraamvrouwen die borstvoeding geven, hebben vaak meer last van naweeën tijdens of vlak na het voeden. Gedurende het kraambed houd je door dagelijkse controle bij hoe de baarmoeder steeds verder samentrekt. Na ongeveer zeven dagen zal de baarmoeder achter de symfyse verdwijnen en niet meer voelbaar zijn. Als kraamvrouwen erg veel last hebben van naweeën, kun je een aantal tips voor verlichting geven, zoals: ● een warmwaterzak of kruik tegen de buik aan leggen; ● een warme douche; ● even rustig blijven zitten na het voeden, zodat het lichaam tot rust kan komen. Vaak zijn deze middelen voldoende, zeker als de kraamvrouw ook de verklaring heeft voor het hoe en waarom van de naweeën. Als deze tips onvoldoende werken, kan er met de arts of verloskundige gesproken worden over eventuele pijnbestrijding. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de borstvoeding.
104. Controle van het perineum Als het perineum tijdens de bevalling ingeknipt of gescheurd is, wordt dit daarna gehecht. De kraamvrouw kan daar dan last van hebben, vooral bij het zitten. Om het leed van de kraamvrouw te verzachten en infectie te voorkomen, is preventieve zorg gewenst. Als het perineum tijdens de bevalling ingeknipt of gescheurd is, wordt dit daarna gehecht. De kraamvrouw kan
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 37 van 90 daar dan last van hebben, vooral bij het zitten. Om het leed van de kraamvrouw te verzachten en infectie te voorkomen, is preventieve zorg gewenst. Allereerst moet je de kraamvrouw goed instrueren over de juiste houding. De juiste houding is rechtop zitten. Verder vertel je de kraamvrouw zo min mogelijk te schuiven tijdens het zitten, om oedeemvorming bij het wondgebied te voorkomen. Bij veel pijn kunnen eventueel pijnstillende medicijnen worden toegediend. Als de hechtingen gevoelig blijven, dan zitten ze vermoedelijk te strak. Het beste kunnen ze dan meteen na dag vijf worden verwijderd. Tot slot moet je continu bedacht zijn op signalen van infectie.
105. Controle van het uitscheidingspatroon Urineren en defeceren is na de bevalling vaak pijnlijk. De urethra kan nog gezwollen zijn door de bevalling. De kraamvrouw doet er geen goed aan om de urine of ontlasting zo lang mogelijk op te houden, omdat het daardoor nog pijnlijker wordt. Urineren en defeceren is na de bevalling vaak pijnlijk. De urethra kan nog gezwollen zijn door de bevalling. De kraamvrouw doet er geen goed aan om de urine of ontlasting zo lang mogelijk op te houden, omdat het daardoor nog pijnlijker wordt. De kraamvrouw heeft na de bevalling vaak pijn bij het urineren. Vaak geeft urineren een branderig gevoel, vooral als tijdens de bevalling het perineum beschadigd is. Als verpleegkundige kun je de kraamvrouw dan vertellen dat het verzachtend werkt om tijdens het urineren met lauw water te spoelen. Zie bijlage Handelingsschema: spoelen met lauw water De mictie moet vooral de eerste dagen streng worden gecontroleerd, omdat er kans op blaasatonie is. Als een kraamvrouw niet kan plassen, omdat de urinebuis te strak dichtgedrukt is tijdens de bevalling of omdat door de grote druk in het gebied er veel oedeemvorming is, kan de blaas te vol raken. Daarom moet de kraamvrouw binnen acht tot tien uur na de bevalling spontaan plassen. Mede door de extra vochtafdrijving die na de bevalling start (onder invloed van veranderende hormonen), is er een grotere kans op overvulling van de blaas. Te sterke urineretentie (meer dan 1000 milliliter) kan tot overmatige rek van de blaaswand en beschadiging van de innervatie leiden. Het gevolg is een blijvend ‘luie’ blaas en recidiverende urineweginfecties. Mocht de kraamvrouw erg veel moeite heb-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 ben met plassen, dan kan eenmalige katheterisatie een mogelijkheid zijn. Na de bevalling kan ook defeceren pijnlijk zijn, vooral als tijdens de bevalling het perineum beschadigd is of als er aambeien zijn ontstaan. Dit geeft dan een snijdende pijn bij het drukken en eventueel vers bloed bij de ontlasting. Als de ontlasting te lang wordt opgehouden, zal het moeilijker worden om te defeceren, doordat de ontlasting indroogt en een harde prop gaat vormen voor de uitgang. Dit moet voorkomen worden. Je moet de kraamvrouw goed instrueren en je kunt de volgende voedingsadviezen geven: ● ● ● ●
vezelrijke voeding eten; voldoende bewegen; veel drinken; ontspannen houding tijdens het defeceren aannemen.
De algemene punten die je als verpleegkundige observeert zijn de frequentie en de hoeveelheid van urineren en defeceren en in de gaten houden of incontinentie optreedt. Ongeveer 30% van de kraamvrouwen krijgt na de bevalling met urineverlies te maken. Soms gaat dit verlies van controle over de kringspier gepaard met intensieve beweging. Het komt nogal eens voor dat vrouwen die gaan sporten na de bevalling, zomaar urine verliezen. Met intensief oefenen van de bekkenbodemspieren kunnen vrouwen deze problemen vaak weer de baas worden.
106. Overige controles Je voert tijdens het kraambed ook controles uit op vitale functies, borsten en tepelkloven. Je voert tijdens het kraambed ook controles uit op: ● vitale functies; ● borsten; ● tepelkloven.
107. Observeren kraamvrouw Na de bevalling observeer je de kraamvrouw intensief. Afwijkingen van het normale patroon meld je direct aan de verloskundige. Na de bevalling observeer je de kraamvrouw intensief. Afwijkingen van het normale patroon meldt zij direct aan de verloskundige. De verpleegkundige observaties betreffen:
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 38 van 90 ● ● ● ● ● ●
pols; ademhaling; bloeddruk; gelaatskleur; stand en contractie van de baarmoeder; lochia (vaginale afscheiding).
De controles worden elk halfuur uitgevoerd en genoteerd. De pols, ademhaling, bloeddruk en gelaatskleur horen normale waarden te hebben. De kans bestaat dat de kraamvrouw na de bevalling: ● een nabloeding krijgt; ● moeite heeft met urineren; ● pijnklachten heeft.
108. Controle vaginaal bloedverlies Na de nageboorte kan de baarmoeder de eerste zes weken nog wat bloed en wondvocht verliezen. Dit wordt de lochia genoemd. Op de lochia moet worden gelet. Is het veel of weinig, wat is de kleur, is het helder rood of bruin en wat is de geur, ruikt het gewoon naar bloed of krijgt het een scherpe, stinkende, rottende geur? Vlak nadat de baby is geboren, wordt deze gevolgd door de moederkoek (placenta) en de vruchtvliezen. Dit heet de nageboorte. Na de nageboorte kan de baarmoeder de eerste zes weken nog wat bloed en wondvocht verliezen. Dit wordt de lochia genoemd. Op de lochia moet worden gelet. Is het veel of weinig, wat is de kleur, is het helder rood of bruin en wat is de geur, ruikt het gewoon naar bloed of krijgt het een scherpe, stinkende, rottende geur? Normale lochia is aanvankelijk helder rood en verkleurt naar bruin. Er is in het begin om de twee à drie uur een kraamverband vol bloedverlies. Na drie tot vier dagen is de lochia vergelijkbaar met een gewone menstruatie. Na een paar dagen wordt de afscheiding bruiner en neemt de hoeveelheid af. Een kraamvrouw kan wel tot zes weken na de bevalling nog iets bruine afscheiding houden. Het wondvlak van de baarmoeder, dat ontstaan is doordat met de placenta en de vliezen ook de buitenlaag van het slijmvlies wordt uitgestoten, geneest in de loop van drie weken. Als de vrouw borstvoeding geeft, is het belangrijk dat de borsten, met het oog op borstontsteking, niet met de lochia in aanraking komen. Het wordt dan ook afgeraden in deze periode in bad te gaan, maar in plaats hiervan te dou-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl
chen. Ook zwemmen kan in deze periode het best achterwege worden gelaten.
kan hierbij geholpen worden door haar partner of door jou. Als de vrouw niet in staat is om te douchen, dan kan ze zich in bed wassen. In hoeverre je als verpleegkundige hulp moet bieden bij het wassen en aankleden gedurende de kraamperiode, is afhankelijk van de kraamvrouw. De eerste tijd na de bevalling zal de kraamvrouw haar activiteiten moeten afstemmen op haar mogelijkheden. Om de kans op trombose te verkleinen, zal ze regelmatig moeten bewegen, maar alleen zij kan aangeven wanneer er te veel van haar gevraagd wordt. De banden van de baarmoeder zijn uitgerekt en hebben tijd nodig om te herstellen. Je licht de kraamvrouw in, zodat zij weet welke maatregelen ze kan treffen om overbelasting van haar lichaam te voorkomen. Je kunt haar bijvoorbeeld de volgende leefregels meegeven:
Een kraamvrouw is extra gevoelig voor infecties, omdat de weerstand van de vermoeide moeder sterk verminderd is. Door de wond van de placenta in de baarmoeder en het continu uitscheiden van lochia is er een grotere gevoeligheid en kans op infecties. Het is jouw taak om de kraamvrouw te instrueren over hygiënische maatregelen, zoals: ● om de drie à vier uur verwisselen van het kraamverband; ● de labia elke keer na het plassen met water uitspoelen; ● goede handhygiëne door regelmatig handen wassen. De menstruatie blijft na de bevalling voorlopig nog achterwege. De eerste ovulatie kan niet eerder dan drie tot vier weken na de bevalling plaatsvinden, de eerste menstruatie niet eerder dan na vijf tot zes weken. Geeft de vrouw borstvoeding, dan blijft de menstruatie soms veel langer uit. Dit komt door de remmende invloed van het hypofysaire hormoon prolactine, dat door de zuigprikkel in hoge mate geproduceerd wordt. De buikwandspieren herstellen zich in de loop van een aantal weken.
pagina 39 van 90
● Vul het babybad met emmers water, zodat je niet te veel in een keer hoeft te dragen. ● Laat zware karweitjes even liggen of vraag of iemand anders ze uitvoert. ● Pas de juiste tiltechniek toe. ● Zorg voor regelmatig rustpauzes en ga ook 's middags nog even rusten (in ieder geval zolang de kraamvrouw 's nachts nog voedt).
109. Mobiliseren na de bevalling
110. Lichamelijke en uiterlijke verzorging
Als een kraamvrouw erg vermoeid is, veel bloed heeft verloren of pijn heeft, dan moet je haar stimuleren om regelmatig te bewegen. Vertel haar waarom het belangrijk is om te bewegen.
Tijdens de zwangerschap komen de meeste vrouwen ongeveer tien tot twaalf kilo aan. Na de bevalling zijn vrouwen een deel van dit gewicht kwijt. Vrouwen die zwaar blijven na de bevalling merken soms dat hun figuur heel erg is veranderd. Vrouwen klagen over een buikje of over bredere heupen.
De kraamvrouw moet voldoende rust nemen, maar tegelijkertijd al vroeg na de bevalling mobiliseren. Veertig jaar geleden schreven artsen acht dagen bedrust voor na een bevalling. De kraamvrouw moest vooral goed uitrusten. Maar door deze bedrust nam de kans op trombose toe. De kans op trombose na de bevalling is groter door het indikken van het bloed, omdat de hoeveelheid bloed moet worden teruggebracht naar het volume van voor de bevalling. Als een kraamvrouw erg vermoeid is, veel bloed heeft verloren of pijn heeft, dan moet je haar stimuleren om regelmatig te bewegen. Vertel haar waarom het belangrijk is om te bewegen. Als de bevalling zonder problemen is verlopen, is de kans groot dat een kraamvrouw na de bevalling onder de douche kan. Als er een mogelijkheid is om zittend te douchen, heeft dit de voorkeur. De kraamvrouw
Tijdens de zwangerschap komen de meeste vrouwen ongeveer tien tot twaalf kilo aan. Na de bevalling zijn vrouwen een deel van dit gewicht kwijt. Vrouwen die zwaar blijven na de bevalling merken soms dat hun figuur heel erg is veranderd. Vrouwen klagen over een buikje of over bredere heupen.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 Annelies is twee weken geleden bevallen van een kerngezonde dochter. Bram, haar man, en zij zijn dolgelukkig met Sofie. Maar ze zijn nu wel erg moe. Bijna elke dag is er tot nu toe kraamvisite geweest, ze hebben sinds twee weken niet veel geslapen en dan ook nog al die nieuwe ervaringen die ze opdoen. Het is hen niet in de koude kleren gaan zitten. Annelies heeft Sofie net op bed gelegd en is van plan vanavond heel vroeg in bed te duiken. Ze loopt naar de badkamer en bekijkt zichzelf eens in de spiegel. Ze ziet wallen onder haar ogen, maar ach, dat trekt na een tijdje wel weer bij. Waar Annelies minder blij mee is, zijn haar heupen en haar buik. Ze heeft nooit zulke brede heupen gehad. Een beetje buik had ze altijd al wel, maar nu is het veel meer geworden en de stevigheid is ook ver te zoeken. Ze baalt van haar eigen lichaam. Zal dat ooit wel weer het oude worden? Lichamelijke veranderingen Na de zwangerschap kan het maanden duren voordat de spieren weer hun normale vorm hebben aangenomen. De oefeningen die de kraamvrouw tijdens haar zwangerschap heeft gedaan, zijn vaak ook goed na de bevalling. Het is wel verstandig om de oefeningen langzaam op te bouwen. Lichamelijke verzorging De kraamtijd is ook de tijd waarin het lichaam zich gaat herstellen. Niet alle organen zijn even snel hersteld na de zwangerschap en de bevalling. De grootste verandering in het lichaam na de bevalling is het kleiner en lichter worden van de baarmoeder. Je kan de kraamvrouw voorbereiden op een ander lichaam. Als de kraamvrouw van tevoren weet wat haar te wachten staat, zal ze na de bevalling sneller kunnen accepteren dat haar lichaam niet meer hetzelfde is als voor de zwangerschap. Om het lichaam zo snel mogelijk weer in een goede vorm te krijgen, is het belangrijk dat de kraamvrouw let op een gezond en gevarieerd voedingspatroon. Daarnaast kan zij haar lichaam met oefeningen weer in vorm krijgen. Oefeningen doen Een paar dagen na de geboorte kan de kraamvrouw zich moe voelen. In deze fase zijn werken aan de conditie en oefeningen doen vaak het laatste waar zij zich mee bezighoudt. Je doet er dan goed aan de pas bevallen moeder te stimuleren tot lichaamsbeweging in de vorm van zelfzorgactiviteiten.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 40 van 90 Bij het stimuleren tot zelfzorgactiviteiten houd je altijd rekening met de toestand van de kraamvrouw. Als de kraamvrouw echt moe is, dan moet ze juist toegeven aan haar moeheid en rust nemen. Lichaamsbeweging op het verkeerde moment kan haar conditie en het op gang komen van de borstvoeding negatief beïnvloeden. Het is goed voor de gezonde kraamvrouw om een paar dagen na de bevalling de bekkenbodemspieren te oefenen. Hiermee begint zij normaal gesproken voor de geboorte van de baby en na de bevalling moet ze ermee doorgaan. Deze oefeningen versterken de bekkenbodemspieren. Zo kan zij blaasproblemen na de geboorte voorkomen en de kans op verzakking verkleinen. Zij moet de oefeningen ten minste vijf keer per dag doen. Je vertelt de kraamvrouw het volgende: ● Span de sluitspier van de anus aan, alsof je je ontlasting probeert op te houden. ● Doe tegelijkertijd hetzelfde met je vagina. Als je dit moeilijk vindt, dan kun je dit oefenen door een vinger of een tampon in je vagina te stoppen en deze samen te knijpen met je vagina. Zo leer je welke spieren je moet aanspannen. ● Span tegelijkertijd je urinebuisspier aan, alsof je probeert je plas op te houden. Probeer deze zo lang mogelijk aangespannen te houden. Andere oefeningen die een positief effect kunnen hebben: ● Ga lopen in plaats van autorijden. Neem zo vaak mogelijk de baby mee voor een wandeling. Ga in het begin niet te ver, vergeet niet dat je ook nog terug moet. Bouw het langzaam op en forceer niets. ● Een eenvoudige sit-up is zeer geschikt om de buikspieren te verstevigen. Ga op je rug op de vloer liggen met gebogen knieën en span de buikspieren aan door je hoofd en schouders naar voren te brengen. Doe dit vijf tot tien keer. ● Als je niet zeker weet welke oefeningen je kunt doen, bijvoorbeeld na een keizersnee of andere complicaties, vraag dan aan de verloskundige welke oefeningen geschikt zijn. Uiterlijke verzorging Sommige vrouwen vinden het belangrijk er vrijwel direct na de bevalling goed uit te zien, terwijl anderen zich daar nog geen seconde mee bezighouden. Je inventariseert op tijd welke ideeën de kraamvrouw erop nahoudt en probeert haar hierin zo goed mogelijk tegemoet te komen.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
111. Voeding Als vrouwen net bevallen zijn, kun je voedingsadviezen geven. Hierna komt aan bod waarom lijnen na de bevalling slecht is en welke voedingsmiddelen goed zijn voor een kraamvrouw en de borstvoeding. Als vrouwen net bevallen zijn, kun je voedingsadviezen geven. Hierna komt aan bod waarom lijnen na de bevalling slecht is en welke voedingsmiddelen goed zijn voor een kraamvrouw en de borstvoeding. Lijnen ten sterkste afraden Het is niet verstandig als kraamvrouwen vlak na de bevalling gaan lijnen, vooral niet als zij borstvoeding geven. Zij krijgen dan namelijk niet voldoende of niet de juiste voedingsstoffen binnen die het lichaam nodig heeft. Ook de
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 41 van 90 borstvoeding heeft hieronder te lijden. Tijdens het lijnen verbruikt het lichaam opgeslagen vet. Bij dit verbruik komen afvalstoffen vrij die dan ook in de borstvoeding komen. Deze stoffen kunnen schadelijk zijn voor het kind. Verder heeft de kraamvrouw tijd nodig om te herstellen van de zwangerschap en de bevalling en heeft ze meer energie nodig voor de verzorging van haar kind. Als ze lichamelijk weer is aangesterkt en geen borstvoeding meer geeft, kan ze gerust haar overtollige kilo’s weer gaan wegwerken, eventueel met een dieet. Aanbevolen voedingsmiddelen Als een kraamvrouw van plan is borstvoeding te geven, worden de volgende hoeveelheden voedingsmiddelen per dag aangeraden:
VOEDINGSMIDDELEN
HOEVEELHEID PER DAG
Bruin brood Aardappelen Groenten Fruit Melkproducten Vlees, kip, vis Eieren Halvarine Vocht
6 tot 7 sneetjes 200 gram 150 tot 250 gram 2 tot 3 stuks 450 tot 600 milliliter 125 gram maximaal 3 per week 50 gram 2 liter
Het gebruik van voedingsmiddelen als bruin bier en noten en het drinken van ten minste twee liter vocht per dag kunnen stimulerend werken. Een vrouw die borstvoeding geeft, heeft meer dorst en zal uit zichzelf meer drinken. Het is niet nodig een vrouw tegen haar zin te laten drinken, dit heeft vaak een tegengesteld effect.
112. Anticonceptie Onder anticonceptie vallen alle maatregelen die genomen kunnen worden om niet zwanger te worden. De verloskundige geeft de kraamvrouw voorlichting over anticonceptie in het kraambed en de anticonceptiemethoden. Anticonceptie wil letterlijk zeggen: tegen ontvangenis. Onder anticonceptie vallen alle maatregelen die genomen kunnen worden om niet zwanger te worden. De verloskundige geeft de kraamvrouw voorlichting over anticonceptie in het kraambed en de anticonceptiemethoden.
De geslachtsgemeenschap kan in de regel na twee tot vier weken hervat worden. Dit is echter mede afhankelijk van de psychische toestand, de persoonlijke opvattingen en het verloop van de genezing van een eventuele ruptuur of episiotomie. Met de partners moet uiterlijk aan het eind van de tweede week besproken worden of ze anticonceptie willen gaan toepassen en in welke vorm. Zolang de vrouw borstvoeding geeft, is de pil minder geschikt. De hormonen in de pil kunnen de melkproductie enigszins remmen en in kleine hoeveelheden in de melk terechtkomen. Wel is het zaak kraamvrouwen erop te wijzen dat het geven van borstvoeding en hierdoor het soms uitblijven van de menstruatie geen bescherming biedt tegen een eventuele zwangerschap. Hierna worden verschillende anticonceptiemethoden behandeld: ● natuurlijke anticonceptiemethoden; ● kunstmatige anticonceptiemethoden;
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 ● hormonale anticonceptiemethoden.
113. Psychische gesteldheid van de moeder Veel kraamvrouwen hebben rond de derde dag na de bevalling last van kraamvrouwentranen. Hoewel ze soms vinden dat ze niets te klagen hebben, voelen ze zich niet prettig. Voor jou als verpleegkundige is het belangrijk de kraamvrouw en haar partner goed voor te lichten over wat de hormoonhuishouding met de vrouw kan doen, zodat beiden zich hierop kunnen voorbereiden. Veel kraamvrouwen hebben rond de derde dag na de bevalling last van kraamvrouwentranen. Hoewel ze soms vinden dat ze niets te klagen hebben, voelen ze zich niet prettig. Ze hebben wel eens negatieve gevoelens en gedachten, zoals ‘kan die baby nu niet eens even z’n kop houden’ of ‘werkelijk alles draait om de baby, ik zou wel willen dat hij er even niet was’. Niet alle kraamvrouwen durven toe te geven dat ze negatieve gevoelens en gedachten hebben. Ze zijn bang dat ze hun kind hiermee tekort doen. Het krijgen van een kind is een fantastische gebeurtenis, maar er begint ook een tijd van veel zorgen. Krijgt het kind voldoende voeding, heeft het kind het niet koud, ben ik wel in staat het kind te geven wat het nodig heeft en wat heeft een kind nu allemaal nodig? Het wordt als normaal beschouwd dat een kraamvrouw dit soort gedachten heeft. Zolang ze ook maar regelmatig geniet van het kind en de aandacht die ze in de kraamtijd krijgt. Voor jou als verpleegkundige is het belangrijk de kraamvrouw en haar partner goed voor te lichten over wat de hormoonhuishouding met de vrouw kan doen, zodat beiden zich hierop kunnen voorbereiden. Licht de kraamvrouw en haar partner in over: ● de mogelijke kraamvrouwentranen; ● de enorme belasting die een kind voor de ouders kan betekenen; ● de leuke aspecten van het hebben van een kind; ● het belang van een ontspannen, rustige kraamtijd.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 42 van 90
114. Pijn Na een bevalling is het niet over met de pijn. De kraamvrouw heeft vaak pijn bij het zitten, pijn bij het geven van borstvoeding en pijn door de naweeën. Na een bevalling is het niet over met de pijn. De kraamvrouw heeft vaak pijn bij het zitten, pijn bij het geven van borstvoeding en pijn door de naweeën.
115. Borstvoeding Borstvoeding is de meest natuurlijke manier van voeden. Om melkproductie mogelijk te maken, neemt de bloedstroming in de eerste dagen na de bevalling snel en sterk toe, waardoor de borsten gespannen en zelfs pijnlijk kunnen worden. Vanaf de derde dag komt de melkproductie op gang. Borstvoeding is de meest natuurlijke manier van voeden. Borstvoeding is licht verteerbaar en heeft een unieke samenstelling. Moedermelk bevat stoffen als eiwitten, vetten, vitaminen, mineralen en antistoffen. Deze stoffen helpen infecties te voorkomen en verminderen de kans op een allergie. In borstvoeding is het gehalte aan vitamine D en K aan de lage kant. In overleg met de verloskundige of de arts worden deze vitaminen apart aan het kind gegeven. Het kind krijgt direct na de bevalling 1 milligram vitamine K. Als de zuigeling een week oud is, wordt gestart met een onderhoudsdosering van 0,1 milligram vitamine K per dag. Bij borstvoeding is de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine D 0,005 milligram (= 5 microgram). Hiermee wordt ook gestart een week na de geboorte. Om het kind te kunnen voeden, maakt het lichaam melk aan die via de melkklieren naar de tepel wordt geleid. De borsten zijn tijdens de zwangerschap sterk gegroeid onder invloed van de placentahormonen . De borsten worden na de zwangerschap tot melkproductie gebracht door prolactine uit de hypofyse. Prolactine wordt dan in verhoogde mate geproduceerd, eerst in reactie op het wegvallen van de placentahormonen, daarna door de tepelprikkeling van het zuigen. De eerste dagen scheiden de borsten nog maar weinig gelig eiwitrijk vocht af. Dit bestaat onder meer uit veel moederlijke antilichamen en heet colostrum . Om melkproductie mogelijk te maken, neemt de bloedstroming in de eerste dagen na de bevalling snel en sterk toe, waardoor de borsten gespannen en zelfs pijnlijk kunnen worden. Vanaf de derde dag komt de melkproductie op gang. Het zuigen van het kind aan de tepel prikkelt via een zenuwreflex de hypofyse tot de productie
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 van oxycotine, dat de borstkliertjes en melkgangen doet samentrekken. Dit drijft de klierinhoud in de richting van de tepel: het toeschieten van de melk.
116. Verpleegkundige zorg voor de gezonde pasgeborene De kenmerken van de pasgeborene komen hier naar voren, maar ook welke controles worden uitgevoerd bij het kind, hoe het in de gaten wordt gehouden en welke observaties worden verricht. Verder komt het uitscheidingspatroon, het slaapritme en het voedingspatroon van de pasgeborene uitgebreid aan bod. Je leest welke zorgbehoefte de pasgeborene heeft en welke begeleiding, informatie en adviezen je aan de ouders kunt geven. Als een kind net is geboren, moet het zich aanpassen aan het leven buiten de baarmoeder. Het kind moet in staat zijn om voldoende zuurstof en voedingsstoffen op te nemen. Het kind zal zichzelf ook op temperatuur moeten houden en ervoor moeten zorgen dat er regelmatig aandacht aan hem besteed wordt. Het kind plast en poept een paar keer per dag. Tijdens het verschonen van de luier, het baden of het voeden van de pasgeborene observeer je als verpleegkundige of het kind de nodige aanpassingen heeft gedaan. Je let op de kleur van de huid, de lichaamstemperatuur, de uitscheiding en het gedrag van het kind. Wat je ziet, beschrijf je nauwkeurig in het dossier en als je twijfelt aan de gezondheid van het kind, dan raadpleeg je collega’s, de verloskundige of de huisarts. Je kunt de zorg voor de pasgeborene nooit los zien van de ouders. De zorg die je uitvoert, wordt al snel overgenomen door de ouders. Je wijst de ouders op aandachtspunten bij aspecten van de verzorging en geeft antwoord op gestelde vragen. Dit hoofdstuk beschrijft de kenmerken van de pasgeborene, maar ook welke controles worden uitgevoerd bij het kind, hoe het in de gaten wordt gehouden en welke observaties worden verricht. Verder komt het uitscheidingspatroon, het slaapritme en het voedingspatroon van de pasgeborene uitgebreid aan bod. Je leest welke zorgbehoefte de pasgeborene heeft en welke begeleiding, informatie en adviezen je aan de ouders kunt geven.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 43 van 90
117. Net na de bevalling In de eerste week van het leven wordt het kind pasgeborene genoemd. Hier lees je meer over de kenmerken van een gezonde pasgeborene en het lichamelijk onderzoek van de pasgeborene dat plaatsvindt vlak na de bevalling. In de eerste week van het leven wordt het kind pasgeborene genoemd. Deze paragraaf beschrijft de kenmerken van een gezonde pasgeborene en het lichamelijk onderzoek van de pasgeborene dat plaatsvindt vlak na de bevalling.
118. Kenmerken van de pasgeborene De lichaamsbouw van de pasgeborene wijkt af van die van een volwassene. Het hoofd is naar verhouding groter. Het kind ademt ook oppervlakkiger en sneller en past voornamelijk buikademhaling toe. De hartslag is snel, ongeveer 120 tot 160 slagen per minuut. De pasgeborene is rozerood van kleur. De huid van een pasgeborene is vaak rimpelig. Het hoofd kan soms vervormd zijn door de enorme druk die erop is uitgeoefend tijdens de baring. Na een paar dagen is dat bijgetrokken. Uiterlijk zijn baby’s heel verschillend: mollig, lang, dik, dun, met veel haar op het hoofdje of kaal. De lichaamsbouw van de pasgeborene wijkt af van die van een volwassene. Het hoofd is naar verhouding groter. Het kind ademt ook oppervlakkiger en sneller en past voornamelijk buikademhaling toe. De hartslag is snel, ongeveer 120 tot 160 slagen per minuut. De pasgeborene is rozerood van kleur. De handen en voeten van het kind kunnen enigszins blauw zijn. Dit heet acrocyanose en kan geen kwaad. De huid kan bedekt zijn met huidsmeer ( vernix caseosa ). De hoeveelheid is afhankelijk van de zwangerschapsduur. In Nederland is het gemiddelde geboortegewicht 3500 gram en de gemiddelde lengte bij de geboorte ongeveer 50 centimeter.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 44 van 90 kind heeft meer behoefte aan voeding of rust dan het andere. Denk eraan dat lang niet alles wat een kind doet, een reactie is op de omgeving. Sommige kinderen huilen nachtenlang achter elkaar en anderen slapen alleen als ze in hun eigen kinderwagen liggen. Daar kunnen ouders niet veel aan veranderen. Vaak is het beter als ouders hun eigen ritme aanpassen aan het ritme van het kind, dus ook gaan slapen als het kind slaapt en voeden als het wakker is. Na een aantal weken zal de kraamvrouw zien dat de beide ritmes aardig op elkaar gaan aansluiten. Dan heb je een tevreden kind en een tevreden moeder. Elk kind zal met zijn ouders een eigen ritme ontwikkelen.
119. Onderzoek van de pasgeborene Een pasgeborene is meestal bedekt met huidsmeer
Het pasgeboren kind moet zich in korte tijd aanpassen aan het leven buiten de baarmoeder. De zorg rond de pasgeborene staat in het teken van de veranderingen die zich bij het kind en in zijn directe omgeving voltrekken. Direct na de geboorte wordt er een aantal handelingen uitgevoerd die nodig zijn om de belangrijkste aanpassingen aan de buitenwereld te bewerkstelligen. Bij deze handelingen moeten de nodige hygiënische maatregelen getroffen worden om complicaties te voorkomen. Pasgeborenen kunnen niet zeggen wat ze willen, maar ze hebben veel manieren om aan te geven wat ze wel of niet prettig vinden. Dat kun je afleiden uit: ● hun lichaamshouding: of ze gespannen en verkrampt in je armen liggen of juist lekker ontspannen; ● de manier van huilen: of ze zacht mekkerend huilen of krachtig en hard hun stem laten horen. De pasgeborene is vaak opvallend wakker tijdens de eerste uren van zijn leven. Het is alsof hij direct de omgeving in zich wil opnemen. Daarna valt hij in slaap. Als het kind huilt, kan het getroost worden door de stemmen van zijn ouders. De meeste kinderen vinden het prettig om dichtbij hun ouders te zijn. In de baarmoeder hoorde het kind constant de hartslag van de moeder en de stemmen van ouders, broers of zussen. Een pasgeborene die na geboorte snel in een eigen kamer ligt, kan deze geluiden missen. Het ene
Na de geboorte wordt de pasgeborene goed gecontroleerd, want het is belangrijk om te weten of de pasgeborene helemaal in orde is. Bij de pasgeborene wordt gekeken naar: de Apgar-score; de reflexen en aangeboren afwijkingen. Na de geboorte wordt de pasgeborene goed gecontroleerd, want het is belangrijk om te weten of de pasgeborene helemaal in orde is. Bij de pasgeborene wordt gekeken naar: ● de Apgar-score; ● de reflexen; ● aangeboren afwijkingen.
120. Apgar-score Met de Apgar-score wordt de conditie van de pasgeborene op vijf vitale criteria gecontroleerd. De test is genoemd naar de Amerikaanse arts Virginia Apgar die de test heeft ontwikkeld. De verloskundige bepaalt de score van het kind twee keer: een minuut na de geboorte en vijf minuten na de geboorte nog eens. Dit gebeurt om helemaal zeker te zijn van het resultaat. Als er een reden voor is, wordt de score na tien minuten nogmaals herhaald. De verloskundige controleert het volgende: ● Hartfrequentie. De verloskundige meet de frequentie van de hartslag. Als de pasgeborene een hartslag van meer dan honderd slagen per minuut heeft, krijgt hij twee punten. Een hartslag van minder dan honderd is een punt. Geen hartslag betekent nul punten.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 ● Ademhaling. Als de pasgeborene na de geboorte flink huilt en goed doorademt, krijgt hij twee punten. Een pasgeborene die zwak, onregelmatig of kreunend ademhaalt, krijgt een punt. Een kind dat niet op eigen kracht gaat ademen, krijgt geen punten. ● Spierspanning. De pasgeborene krijgt ook punten voor de regelmaat en de kracht waarmee hij beweegt. Als het kind zijn armen en benen goed beweegt, is alles in orde en krijgt het twee punten. Maakt het kind maar weinig bewegingen met zijn ledematen, dan krijgt het een punt. Zuurstofgebrek of bijvoorbeeld uitputting kunnen ervoor zorgen dat een baby slap ter wereld komt. De spierspanning is dan afwezig en dus worden er geen punten gegeven. ● Reactie op prikkels. De verloskundige stelt ook vast in welke mate de pasgeborene reageert op prikkels, zoals aanraken, licht en geluid. Een kind dat reageert door te huilen, te hoesten of te niezen krijgt twee punten. Als de pasgeborene reageert met kleine jammergeluidjes, een grimas en zwakke bewegingen, geeft de verloskundige hem een punt. Als het kind helemaal niet reageert, krijgt het geen punten. ● Kleur van de huid. Veel kinderen hebben een blauwe kleur bij hun geboorte. Behoudt het kindje een blauwe kleur of is het zelfs bleek, dan krijgt het nul punten.
PUNTEN 0
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 45 van 90 Als het lichaam roze is en de handen en voeten blauw zijn krijgt het één punt. Is het kind helemaal roze, dan krijgt het twee punten. De Apgar-score is ontwikkeld om heel snel te kunnen bekijken of een pasgeboren kind extra hulp nodig heeft. De meest baby’s scoren tussen de zeven en tien punten. Die score staat dan ook voor een normale tot goede conditie. Als de baby vier tot zes punten haalt, is zijn conditie minder goed en kan het zijn dat hij nog een tijdje in de couveuse moet of andere medische hulp nodig heeft. Bij minder dan vier punten is meestal een spoedbehandeling nodig. Vaak zijn er dan een slechte ademhaling en een slechte circulatie die ondersteund moeten worden. De eerste interventie is het op peil krijgen van de ademhaling door het toedienen van zuurstof en in ernstige gevallen door beademing. Is de ademhaling op gang, dan volgt vaak de circulatie vanzelf. Is dit niet het geval, dan start er een reanimatie. Deze is verder uitgewerkt bij de zorg voor de zieke pasgeborene.
1
2
● lichaam roze ● handen/voeten zijn blauw ● onregelmatig ● langzaam ● snakkend < 100/min matig=weinig beweging
helemaal roze
FACTOREN Huidskleur
blauw/bleek
Ademhaling
afwezig
Hartslag Spierspanning
afwezig slap
Reactie op prikkels ● voetzool ● neus/keel
geen
● grimas ● grimas
goed doorhuilen
> 100/min ● goed ● beweegt armen en benen ● huilen ● niest/hoest
Apgar-score
121. Reflexen Reflexen bij pasgeborenen zijn primitieve reacties op allerlei prikkels. De volgende reflexen kun je bij pasgeborenen waarnemen:
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 ● Zuigreflex. Als de vinger in de mond van een pasgeborene wordt gebracht, begint deze direct krachtig en ritmisch op de vinger te zuigen. Een gezonde pasgeborene moet een krachtige zuigreflex hebben. ● Tepelzoekreflex. Bij het aanraken van de wang of de bovenlip draait de pasgeborene het hoofd in de richting van de prikkel. Zodra het voorwerp in de mond komt, gaat de zoekreflex over in de zuigreflex. Beide reflexen verdwijnen ongeveer in de zesde maand. ● Grijpreflex. Grijpreflex van de handen: het aanraken van de handpalm levert direct een reactie op van buigen van de vingers en het stevig vastpakken van een vinger. Door zachtjes over de handrug te wrijven gaat de hand weer open. De grijpreflex aan de handen verdwijnt tussen de vierde en zesde maand. Grijpreflex van de voeten: als de voet met de duim onder de bal van de voet wordt vastgepakt, kromt de pasgeborene de voetzool en tenen. ● Mororeflex. De mororeflex is op te wekken door het hoofd van de pasgeborene plotseling achterover te bewegen of door het kind te laten schrikken. Het kind reageert met het sluiten van de ogen, strekken en omhoog doen van de armen en het spreiden van de vingers. Deze reflex verdwijnt na drie of vier maanden. ● Loopreflex. Als de baby met de voetjes op een stevige onderlaag geplaatst wordt, strekt het de beentjes. Wordt het kind voorovergehouden, dan volgt automatisch een loop- of stapbeweging. Na ongeveer zes tot acht weken is deze reactie verdwenen. ● Opstapreflex. Als de voorzijde van de onderbenen van de pasgeborene langs de rand van een voorwerp strijkt, dan trekt het kind de benen op alsof hij op het voorwerp wil stappen. ● Reflex van Babinski. Bij het strijken langs de buitenrand van de voetzool, van de hiel in de richting van de tenen, trekt het kind de voet in een reflex omhoog, waarbij hij de tenen strekt en spreidt. Aan het einde van het eerste levensjaar is deze reflex verdwenen. ● Asymmetrische tonische nekreflex. Als de baby met het hoofd naar een kant gedraaid op de rug ligt, dan strekken de arm en het been zich aan de kant waar het kind naartoe kijkt. De arm en het been aan de andere kant buigen zich juist. De reflex is aanwezig tot de leeftijd van zes tot negen maanden.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 46 van 90
122. Oorzaken Er is sprake van pathologische icterus als de pasgeborene binnen twee dagen geelziet of als de pasgeborene na zeven dagen nog geel ziet. Het geelzien is een gevolg van hyperbilirubinemie. Een belangrijke reden om de symptomen van hyperbilirubinemie in de gaten te houden, is het gevaar voor kernicterus. Er is sprake van pathologische icterus als de pasgeborene binnen twee dagen geelziet of als de pasgeborene na zeven dagen nog geel ziet. Het geelzien is een gevolg van hyperbilirubinemie . Een belangrijke reden om de symptomen van hyperbilirubinemie in de gaten te houden, is het gevaar voor kernicterus . De bilirubine die vrijkomt uit de afbraak van erytrocyten (rode bloedcellen) wordt in de bloedbaan gebonden aan albumine en zo naar de lever getransporteerd. Daar wordt de ongeconjugeerde bilirubine omgezet in geconjungeerde bilirubine die via de gal wordt uitgescheiden. Bilirubine kan in hoge concentraties giftig zijn voor de celstofwisseling. Zolang het gebonden is aan albumine kan het de cellen niet binnendringen en is het niet toxisch. Als de bilirubine in de hersencellen binnentreedt, kan er schade ontstaan die niet meer te herstellen is. Er is dan sprake van kernicterus. Dit kan leiden tot geestelijke achterstand en zelfs tot de dood. Pathologische icterus kan veroorzaakt worden door: ● een verhoogd aanbod van bilirubine; ● een aandoening waarbij de lever het normale aanbod van bilirubine niet kan verwerken; ● een aandoening waarbij de bilirubine vanuit de darmen weer wordt teruggevoerd in het bloed.
123. Cystische fibrose Een kind met CF moet zich aan een aantal regels houden om een zo normaal mogelijk leven te leiden. Het juist toepassen van de regels is ook in het belang van de levensverwachting van het kind. Bij kinderen met cystische fibrose (CF) maken de slijmproducerende cellen taai slijm, waardoor er in verschillende organen problemen ontstaan. Het taaie slijm hoopt zich op in de afvoerkanalen van de verschillende organen. In de longen ontstaan er steeds terugkerende luchtweginfecties en kleinere aftakkingen van de luchtwegen raken verstopt. In de loop der jaren verslechtert de longfunctie zodanig,
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 dat de patiënt eraan overlijdt. Een persoon met CF wordt gemiddeld dertig tot vijfendertig jaar oud, maar er zijn mensen die al veel jonger overlijden. De afvoergangen van de alvleesklier en de lever raken verstopt. De alvleesklier produceert enzymen voor de vetvertering. Kinderen met CF verteren hun vet niet of nauwelijks, groeien daarom onvoldoende en hebben een tekort aan voedingsstoffen en vetoplosbare vitamines. Door een verminderde darmfunctie worden de voedingsstoffen niet goed opgenomen en kunnen er darmobstructies optreden. De galwegen in de lever raken verstopt met een chronische leverontsteking tot gevolg. Het lichaam is bijna continu bezig om infecties te bestrijden en dat kost veel energie. Bovendien voelt het kind zich niet lekker, waardoor het eten minder goed smaakt. De meeste kinderen met CF zijn onvruchtbaar. Door het dichtslibben van de afvoerkanaaltjes van de geslachtsorganen komen sommige jongeren niet in de puberteit.
124. Het inleiden van de bevalling Inleiden van een bevalling is het opzettelijk opwekken van weeën met de bedoeling ontsluiting van de baarmoedermond te veroorzaken om zo een kindje geboren te laten worden. Inleiden van een bevalling is het opzettelijk opwekken van weeën met de bedoeling ontsluiting van de baarmoedermond te veroorzaken om zo een kindje geboren te laten worden. Het feit dat dit opzettelijk gebeurt, wil zeggen dat er een reden moet zijn om dit te doen. Er moet een medische indicatie zijn om in te grijpen in dit natuurlijke proces. De belangrijkste redenen zijn: ● De bevalling komt niet op gang, ook al is de à-termedatum allang verstreken. Dit betekent dat de vrouw over tijd is of serotien ; ● De zwangerschap is voor de moeder niet langer gewenst of verantwoord, bijvoorbeeld als de moeder ernstig hoge bloeddruk heeft of ernstige (zwangerschaps)diabetes, als het kindje in de baarmoeder is overleden of op verzoek van de ouders (met zwaarwegende redenen). ● De zwangerschap is voor het kind niet langer gewenst of verantwoord, bijvoorbeeld als: ○ het kind niet goed groeit of juist te groot dreigt te worden;
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 47 van 90 ○ er sprake is van actief rhesusantagonisme; ○ op een CTG (cardiotocografie) blijkt dat het kind zich niet meer prettig voelt in de baarmoeder. Dit is te zien aan deceleraties in het CTG die kunnen duiden op zuurstoftekort; ○ er sprake is van lang gebroken vliezen en er aanwijzingen zijn dat zich een infectie ontwikkelt die schadelijk is voor het kind. Je spreekt van lang gebroken vliezen als de vliezen langer dan 24 uur gebroken zijn. Het inleiden van de bevalling gebeurt vaak pas als er tekenen van infectie optreden, soms pas dagen later. Als bij het breken van de vliezen het vruchtwater niet helder is, omdat het kind in het vruchtwater gepoept heeft, is er sprake van meconiumhoudend vruchtwater. Hieruit blijkt dat het kindje zich niet zo prettig meer voelt of gevoeld heeft. Dit is ook een reden om niet te lang te wachten op het op gang komen van de bevalling, maar om de bevalling in te leiden.
125. Manieren waarop een bevalling kan worden ingeleid Er zijn drie manieren om een bevalling in te leiden, namelijk door: strippen van de baarmoedermond; breken van de vliezen of door het toedienen van weeënopwekkende medicijnen. Er zijn drie manieren om een bevalling in te leiden, namelijk door: ● strippen van de baarmoedermond; ● breken van de vliezen; ● toedienen van weeënopwekkende medicijnen.
126. Strippen van de baarmoedermond Soms is het mogelijk een bevalling in te leiden door het strippen van de baarmoedermond. Dit houdt in dat de gynaecoloog de vliezen losmaakt van de baarmoedermond, tijdens een vaginaal toucher. Dit kan nogal pijnlijk zijn en na het toucher heeft de vrouw vaak wat helderrood bloedverlies. Door het strippen komen stoffen vrij (prostaglandinen) die nodig zijn om de baarmoedermond te
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 rijpen. Soms is het strippen genoeg om het lichaam aan te zetten tot het maken van het hormoon oxytocine. Oxytocine wekt de weeën op en brengt zo de bevalling op gang.
127. Breken van de vliezen Een tweede mogelijkheid om een bevalling in te leiden, is het breken van de vliezen. Door het breken van de vliezen wordt de baarmoedermond geprikkeld en dit kan net de aanzet zijn tot het in gang zetten van de bevalling. Gynaecologen zijn echter erg terughoudend in het breken van de vliezen. Als niet zeker is dat de bevalling zal doorzetten, geeft het breken van de vliezen een onnodig risico op infectie. Aangezien een infectie direct gevaar voor een ongeboren baby betekent, maakt de gynaecoloog altijd een goede overweging van de voor- en nadelen, voordat hij de vliezen breekt.
128. Toedienen van weeënopwekkende medicijnen De derde mogelijkheid om een bevalling in te leiden, is het opwekken van weeën door het toedienen van weeënopwekkende medicijnen: oxytocine. Dit kan in de vorm van tabletten, gel of door een infuus. Voordat weeënopwekkende medicijnen worden toegediend, moet eerst de baarmoedermond klaar zijn om te kunnen ontsluiten. De baarmoedermond moet rijp zijn.
129. Het rijpen van de baarmoedermond De baarmoedermond moet er aan toe zijn om te gaan ontsluiten. Als de baarmoedermond er nog niet aan toe is, verloopt het inleiden moeilijk en soms wil het zelfs helemaal niet lukken. Daarom zal een gynaecoloog door het uitvoeren van een vaginaal toucher beoordelen of de baarmoedermond rijp is. Hij voelt dan of de baarmoedermond week aanvoelt en al een beetje openstaat. De kans dat de inleiding slaagt, is dan veel groter.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 48 van 90 Als de baarmoedermond niet rijp is, zijn er mogelijkheden om deze rijp te maken door strippen of het toedienen van prostaglandinen. Bij het strippen worden door een vaginaal toucher de vliezen losgemaakt van de baarmoedermond. Door de prikkeling van de baarmoedermond ontstaat er in het lichaam een reactie die ervoor zorgt dat er prostaglandinen vrijkomen. Deze stof zorgt voor rijping van de baarmoedermond en in een later stadium ook voor ontsluiting. Het toedienen van prostaglandinen kan door gel, tabletten of een klein tamponnetje.
130. Het inleiden van ontsluitingsweeën Als de baarmoedermond rijp is, kan de bevalling worden ingeleid. Dat wil zeggen dat er kunstmatig weeën zullen worden opgewekt. Omdat het een geforceerd proces is, is het belangrijk om de conditie van moeder en kind goed in de gaten te houden. Hiervoor sluit de gynaecoloog bewaking aan. Deze bewaking bestaat uit een weeënregistratie en het registreren van de cortonen via een CTG. Omdat je een zo nauwkeurig mogelijke meting wilt hebben, gaat de voorkeur uit naar het inwendig (in de baarmoeder) registreren van de weeën en cortonen. Dit wordt inwendige registratie genoemd. Om de bewakingsapparatuur in te kunnen brengen, start de inleiding met het breken van de vliezen. Nadat de vliezen gebroken zijn, worden weeënopwekkende medicijnen toegediend: oxytocine. De dosering wordt aangepast aan de frequentie en de kracht van de weeën, de conditie van de moeder en de conditie van het kind. In een protocol is vastgelegd hoe vaak het infuus opgehoogd mag worden tot de weeën krachtig genoeg zijn om voor ontsluiting te zorgen. Op het CTG kan dit goed beoordeeld worden, maar ook de draagkracht van de moeder moet goed ingeschat worden. Als op het CTG te zien is dat de baarmoeder niet meer ontspant tussen de weeën en volgens de moeder continu hard blijft, bestaat het gevaar van overstimulatie. Hierbij ontspant de baarmoeder niet meer voldoende en treedt er snel een tekort aan zuurstof op. De baby zal hierop reageren door het verlagen van de hartslag. Vooral voor kleine kwetsbare baby’s kan dit een gevaarlijke situatie zijn. Als dit gebeurt, moet de dosering omlaag. Dan zal de baarmoeder zich weer ontspannen en kan er weer zuurstof naar de baby.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 Het verloop van de ontsluiting verschilt niet veel van een fysiologische ontsluiting, maar gaat vaak wel sneller, omdat door het toedienen van medicijnen dit proces beïnvloed kan worden. De bevalling zal hetzelfde verlopen als een fysiologische bevalling. Ook na de bevalling zal het verloop identiek zijn aan een fysiologische bevalling. Als de bevalling verder goed verloopt, is men wel nog extra alert op het voorkomen van een nabloeding. De kans dat de baarmoeder na een ingeleide bevalling niet goed samentrekt, is iets verhoogd. Het vermoeden bestaat dat de baarmoeder die niet uit zichzelf weeën maakt om te bevallen, ook na de bevalling meer moeite heeft om samen te trekken. De gynaecoloog en de verpleegkundigen zullen altijd meer verdacht zijn op nabloedingen.
131. Verpleegkundige zorg Als verpleegkundige zorg je voor goede begeleiding die eruit bestaat de barende en haar partner te ondersteunen en goed in te lichten over wat er gaat gebeuren. Gedurende de periode dat de zwangere opgenomen is, zul je ervoor moeten zorgen dat ze zich zo goed mogelijk ontspant en vertrouwen heeft in wat er gaat gebeuren. Als verpleegkundige zorg je voor de barende en haar partner. Je zorgt voor goede begeleiding die eruit bestaat de barende en haar partner te ondersteunen en goed in te lichten over wat er gaat gebeuren. Gedurende de periode dat de zwangere opgenomen is, zul je ervoor moeten zorgen dat ze zich zo goed mogelijk ontspant en vertrouwen heeft in wat er gaat gebeuren. Bekend is dat door angst het lichaam adrenaline afgeeft en dit gaat de werking van oxytocine tegen. De inleiding heeft dus minder kans van slagen als de vrouw erg gespannen is. Zorg ervoor dat de zwangere en haar partner erop vertrouwen dat jij er voor hen bent. Dit betekent dat er altijd een verpleegkundige is die hen kan helpen, vragen kan beantwoorden of een arts kan waarschuwen als dit nodig is. Bij een opname is het van belang dat je zo snel mogelijk de informatie krijgt die voor de zorg van belang is. Je moet dus zo snel mogelijk een verpleegkundige anamnese afnemen. Vragen die je stelt zijn: hoeveelste zwangerschap, hoeveelste kind, verloop van de zwangerschap, wanneer is de àtermedatum, verloop eventuele vorige zwangerschappen en bevallingen, opvang van eventuele andere kinderen, medicijngebruik, allergieën en bij wie de zwangere onder controle was.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 49 van 90 Tijdens de inleiding van de bevalling observeer je de barende. Je beoordeelt of zij het nog aankan of meer ondersteuning nodig heeft en je houdt ook de conditie van het kind in de gaten door geregeld of continu een CTG te maken.
De bovenste lijn geeft de hartfrequentie weer per minuut, de onderste lijn geeft de weeën weer
Mochten zich dingen voor doen die niet goed zijn, bijvoorbeeld als de hartslag van de baby omlaag gaat, dan schakel je de gynaecoloog in. Een ingeleide bevalling is door het toedienen van medicijnen te beïnvloeden. Hierdoor kan het proces sneller verlopen dan het zou hebben gedaan tijdens een fysiologische bevalling. Hierdoor is het mogelijk dat de barende minder tijd heeft tijdens het proces om te wennen aan de frequentie en de heftigheid van de weeën. Een barende die ingeleid wordt, zal daardoor vaak sneller aangeven de pijn niet aan te kunnen. Dit vergt goede begeleiding en ook nu weer een goed inschatten van de draagkracht van de barende. Je bent de intermediair tussen de gynaecoloog en de barende met haar partner. Belangrijk is ook om de privacy van de barende goed te bewaken, geen details vertellen achter een balie waar ook anderen langskomen en zeker geen informatie verstrekken aan derden die belangstellend naar de verloskamers bellen voor informatie.
132. Serotien geboren kind Als kinderen geboren worden na een zwangerschapsduur van meer dan 42 weken zijn ze serotien. De kinderen hebben vaak een perkamentachtige huid en lange nagels. Huidsmeer (vernix caseosa) en fijn donshaar (lanugo) zijn niet meer aanwezig. Als kinderen geboren worden na een zwangerschapsduur van meer dan 42 weken zijn ze serotien . De kinderen hebben vaak een perkamentachtige huid en lange nagels. Huidsmeer (vernix caseosa) en fijn donshaar (lanugo) zijn
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 niet meer aanwezig. Doordat de placentafunctie afneemt, is de kans groter dat er zuurstoftekort optreedt bij de geboorte. Na een zwangerschapsduur van 42 weken zal de bevalling ingeleid worden om zo problemen te voorkomen. De verpleegkundige zorg bestaat uit: ● Behandelen van de droge huid. De huid van een serotien kind is vaak erg droog. Je kunt de huid een of twee keer per dag insmeren met babyolie of bodylotion. ● Observeren van verschijnselen die duiden op hypoglykemie. De placentafunctie neemt na 40 zwangerschapsweken langzaam af, het kind gaat zijn reserves gebruiken. Na de geboorte heeft het kind weinig reserve meer en heeft kans op lage bloedsuikers. Ook bij deze kinderen moet snel gestart worden met voeding.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 50 van 90 zetten, krijg je een indruk of het gewicht normaal, te hoog of te laag is in verhouding tot de duur van de zwangerschap. Als het kind voor de duur van de zwangerschap met het gewicht op de P50-lijn zit, betekent dit dat het kind een gemiddeld gewicht heeft. Een kind dat onder de P2of de P3-lijn zit, wordt beschouwd als te licht voor de duur van de zwangerschap. Het kind is dan dysmatuur.
Verder is door het opmaken van de reserves ook de kans op infecties vergroot. Vaak hebben serotiene zuigelingen door het slecht functioneren van de placenta al zuurstofgebrek in de baarmoeder gehad. Ze lozen daardoor voor de geboorte meconium in het vruchtwater. Tijdens de bevalling is er dan een verhoogde kans op het oplopen van een longinfectie. Dit komt doordat de kinderen een verhoogde kans hebben dit vieze meconiumhoudende vruchtwater in de longen te krijgen met de eerst ademteug. Direct na de geboorte moeten ze daarom door de arts of verloskundige extra goed uitgezogen worden. Je zult extra alert moeten zijn op tekenen van infectie. Tekenen waar je op let zijn: ● ● ● ● ●
slecht drinken; te hoge of te lage lichaamstemperatuur; niet goed ademhalen; kreunen; grauwzien.
133. Dysmatuur geboren kind Er is sprake van dysmaturiteit als een kind sterk in gewicht is achtergebleven ten opzichte van wat een normaal gewicht is voor die zwangerschapsduur. Er is sprake van dysmaturiteit als een kind sterk in gewicht is achtergebleven ten opzichte van wat een normaal gewicht is voor die zwangerschapsduur. Om dit zo goed mogelijk te kunnen vaststellen, wordt in Nederland de intra-uteriene groeicurve van Kloosterman gebruikt. Door het gewicht en de zwangerschapsduur in de curve uit te
De intra-uteriene groeicurve van Kloosterman
Een dysmatuur kind is lang en mager en de huid is vaak rimpelig. Dit komt door het tekort aan onderhuids vet. De belangrijkste problemen die zich voordoen bij dysmaturen zijn: ● ● ● ●
zuurstoftekort; lage glucosespiegel (hypoglykemie); temperatuurregulatie; voedingsproblemen.
134. Temperatuurregulatie Dysmature kinderen hebben meer moeite om de lichaamstemperatuur onder controle te houden. Ze hebben een dunnere huid met weinig vetweefsel. Vooral
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 bruinvetweefsel is in mindere mate aanwezig. Bruinvetweefsel is vooral belangrijk voor de warmteproductie. Een lage temperatuur moet voorkomen worden, omdat het kind dan zelf warmte moet gaan produceren waarvoor hij glucose nodig heeft, terwijl deze voorraad al niet zo groot was. De verpleegkundige zorg bestaat uit observatie van de lichaamstemperatuur. Regelmatig moet de temperatuur gecontroleerd worden. Bij een te lage temperatuur moet actie ondernomen worden. Er kan een extra kruik in de wieg worden gelegd of het kind moet in de couveuse verpleegd worden.
135. Zuurstoftekort Bij de geboorte heeft het kind een verhoogde kans op zuurstoftekort. Dit zuurstoftekort komt door het verminderde functioneren van de placenta. Dit kan zich uiten in dalingen van de hartslag van het ongeboren kind of meconiumlozing in de baarmoeder. Dysmature kinderen worden daarom bij voorkeur in het ziekenhuis geboren. Tijdens de bevalling kan er door een wee een moment van zuurstoftekort optreden. Als dit vaker gebeurt, zoals bij een slecht werkende placenta, heeft het kind meer tijd nodig om te herstellen.
136. Lage glucosespiegel (hypoglykemie) Dysmature kinderen hebben een verhoogd risico om een hypoglykemie te krijgen. Door het verminderd functioneren van de placenta is het kind meestal al voor de geboorte in een slechtere conditie, het kind heeft weinig reserves op kunnen bouwen. De belangrijkste voeding voor de hersenen is glucose. Door de verminderde placentafunctie worden de verzamelde reserves van glucose en vet al vóór de geboorte gebruikt. Kort na de geboorte komt het kind in de problemen om zijn bloedsuikerspiegel op peil te houden, omdat de reservevoorraad al is opgemaakt. Een laag glucosegehalte gaat vaak gepaard met fladderen van armen en/of benen, overprikkelbaarheid en soms ontstaan er stuipjes bij een lage bloedsuikerspiegel. Blijvende hersenschade kan het gevolg zijn. Er wordt bij deze kinderen daarom zo snel mogelijk gestart met voeding. De bloed-
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 51 van 90 suikerwaarden worden de eerste uren na de geboorte regelmatig gecontroleerd. De verpleegkundige zorg bestaat uit observatie van de verschijnselen van hypoglykemie. Waar je op let als verpleegkundige is of het kind niet fladderig wordt of sloom. Als je verschijnselen van hypoglykemie waarneemt, moet er snel voeding gegeven worden en een controle van de bloedsuiker plaatsvinden. Als het kind niet zelf wil drinken, wordt er een infuus ingebracht om extra glucose toe te dienen.
137. Voedingsproblemen Dysmature kinderen hebben meer kans op het ontstaan van voedingsproblemen, omdat de placentafunctie niet optimaal was. Het lichaam zorgt ervoor dat de belangrijkste organen (hersenen en hart) de meeste zuurstof en voedingstoffen krijgen, het maagdarmstelsel is minder belangrijk. Meestal zijn de darmen dus al voor de geboorte in een slechtere conditie, waardoor de darmen erg gevoelig zijn voor problemen. Het kan ook zijn dat de darmperistaltiek niet goed ontwikkeld is. Ontstekingen van de darm kunnen het gevolg zijn. Er moet voorzichtig gestart worden met voeding en regelmatig moet de retentie van de maag bepaald worden om te kijken of de voeding wordt opgenomen. Als de voeding goed wordt opgenomen kan de hoeveelheid voeding snel uitgebreid worden. Ook de eerste meconiumlozing moet in de gaten gehouden worden, dit is meestal een teken dat de darmperistaltiek op gang is. De verpleegkundige zorg bestaat uit observatie van het drinkpatroon. Je let erop of het kind de voeding goed opdrinkt en of het goed slikt en niet veel spuugt. Eventueel kan er bij borstvoeding voor gekozen worden om het kind voor en na de voeding te wegen. Het verschil in gewicht voor en na de voeding geeft de hoeveelheid voeding weer die het kind gedronken heeft.
138. Prematuur geboren kind Prematuur betekent onrijp of voortijdig. Maar ook een te vroeg geboren levensvatbaar kind wordt prematuur genoemd. Er wordt gesproken van prematuur bij een zwangerschapsduur van minder dan 37 weken. Prematuur betekent onrijp of voortijdig. Maar ook een te vroeg geboren levensvatbaar kind wordt prematuur ge-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 noemd. Er wordt gesproken van prematuur bij een zwangerschapsduur van minder dan 37 weken. Premature kinderen kun je makkelijk herkennen. De huid van het premature kind is dunner, hierdoor zie je de bloedvaten er duidelijker doorheen en lijkt de baby roder dan de huid van een à terme geboren kind. Vaak is de huid nog bedekt met fijn donshaar (lanugo). In verhouding is het hoofdje veel groter dan bij een à terme geborene. Premature kinderen worden onderscheiden naar zwangerschapsduur. Dit onderscheid is belangrijk voor de te nemen maatregelen: ● Kinderen geboren tussen 25 en 32 weken zijn extreem vroeg geboren. Ze zijn vaak ernstig ziek en hun vitale functies worden bedreigd. Ze hebben intensieve zorg nodig op een intensivecare-unit voor neonaten (afgekort NICU). ● Kinderen geboren tussen 32 en 36 weken worden afhankelijk van hun conditie opgenomen op een NICU of een highcare of mediumcare-afdeling voor pasgeborenen. ● Kinderen geboren na 36 weken blijven meestal gewoon op de kraamafdeling bij de moeder en hebben weinig problemen. Bas wordt geboren na een zwangerschap van dertig weken op de kraamafdeling van een perifeer ziekenhuis. De bevalling kwam erg plotseling op gang. Mevrouw Wellink kon niet meer overgebracht worden naar een ziekenhuis waar ze gespecialiseerd zijn in de opvang van te vroeg geboren kinderen. Verpleegkundige Els was aanwezig bij de bevalling en probeert de ouders zo goed mogelijk op te vangen na deze onverwachte geboorte. Bas wordt overgeplaatst naar een ziekenhuis met een neonatologieafdeling. Daar zijn de verpleegkundigen gespecialiseerd in het verplegen van te vroeg geboren kinderen. De moeder kan niet opgenomen worden in het kinderziekenhuis vanwege plaatsgebrek. De opvang en begeleiding van de moeder wordt de eerste uren gedaan door de verpleegkundige op de kraamafdeling van het perifere ziekenhuis. De verpleegkundige belt naar het kinderziekenhuis om te vragen hoe het met Bas is en geeft dit door aan de ouders. Er zijn verschillende oorzaken voor prematuriteit, zoals: infecties bij de moeder; hoge bloeddruk bij de moeder; uterusafwijkingen; problemen met het functioneren van de placenta zoals het geheel of gedeeltelijk loslaten; ● meerlingzwangerschap; ● ● ● ●
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 52 van 90 ● aangeboren afwijkingen bij het kind. De oorzaak voor prematuriteit is echter niet altijd bekend. Er zijn veel problemen waar de prematuur mee te maken kan krijgen. Kennis hiervan is noodzakelijk om deze kinderen te kunnen verplegen. Een prematuur kind kan problemen hebben met: ● ● ● ●
de longen; de temperatuurregulatie; het maagdarmstelsel; infecties.
139. De longen De longen van een prematuur kind zijn nog niet volledig rijp. Vaak ontstaan er dan ook veel problemen op longgebied. De longblaasjes (alveoli) waar de uitwisseling van zuurstof en kooldioxide plaatsvindt, zijn nog niet goed ontwikkeld. Dit komt onder andere doordat er een tekort is aan surfactans . Surfactans is een eiwit in het slijmlaagje dat de alveolen bedekt. Het zorgt ervoor dat de longblaasjes niet samenvallen bij iedere uitademing. Veel prematuren hebben een tekort aan deze stof waardoor er ademhalingsproblemen kunnen ontstaan. Hoe jonger het kind, hoe groter de kans is op ademhalingsproblemen. De verpleegkundige zorg bestaat vooral uit het observeren van de ademhaling. Als het kind problemen krijgt met zelf ademen, zie je dat aan: ● een versnelde ademhaling (tachypnoe); ● het intrekken van de borstkas; ● een blekere kleur van het kind door te weinig zuurstof in zijn bloed. Het kind raakt dan uitgeput. Je moet dit goed observeren en, indien nodig, een arts inschakelen bij verslechtering van de ademhaling. Het overnemen van de ademhaling door beademing is dan noodzakelijk.
140. De temperatuurregulatie Het handhaven van een stabiele lichaamstemperatuur is erg belangrijk. Er is bij prematuren weinig onderhuids vet aanwezig, omdat dit pas in de laatste weken van de zwangerschap wordt aangelegd. Hierdoor koelen ze snel af en
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 kunnen moeilijk de temperatuur op peil houden. Prematuren hebben bovendien een ongunstige verhouding tussen lichaamsoppervlakte en lichaamsinhoud waardoor ze moeilijker dan een à terme geborene hun temperatuur op peil kunnen houden. Er moet worden gestreefd naar een ideale omgevingstemperatuur, vochtigheid en luchtstroom waarbij de eigen warmteproductie van het kind minimaal is en de centrale temperatuur van het kind normaal is. Om dit te kunnen bereiken wordt gebruikgemaakt van een couveuse waarbij de temperatuur en luchtvochtigheid kunnen worden ingesteld. De verpleegkundige zorg bestaat uit controle van de lichaamstemperatuur voor iedere voeding. Bij een lage temperatuur wordt warmte toegevoegd door kruiken, of bij het gebruik van een couveuse, het ophogen van de temperatuur. Een te hoge temperatuur kan ontstaan doordat het kind te warm is aangekleed of omdat de couveusetemperatuur te hoog is. Let op temperatuurverschillen, omdat de eerste tekenen van een infectie vaak temperatuurschommelingen zijn.
141. Het maagdarmstelsel Prematuren die voor de 32e zwangerschapweek zijn geboren, zijn nog niet in staat om zelfstandig te drinken. De zuig- en slikreflexen zijn nog onvoldoende op elkaar afgestemd waardoor de kans op verslikken groot is. Vanaf 32 weken komt er een afstemming van de reflexen op gang, maar het duurt dan nog ongeveer vier weken voordat het kind voldoende zelf kan drinken. Om de prematuur optimaal te ondersteunen, wordt hij eerst parenteraal gevoed. Kinderen die te vroeg zijn geboren, hebben een mindere darmperistaltiek dan voldragen kindjes. Daardoor hebben ze onregelmatig ontlasting en vaak een opgezet buikje. Het te vroeg starten met sondevoeding geeft vaak aanleiding tot darmproblemen. Daarom wordt de parenterale voeding afgebouwd en de sondevoeding langzaam opgevoerd. Vaak wordt begonnen met 1 milliliter sondevoeding. Er is elke twee uur een voeding. De verpleegkundige zorg bestaat uit: ● Mondverzorging. Veel kinderen hebben last van slijmproductie. Bij de meeste kinderen blijft dit in de mond of in de keel zitten. Ze slikken het nog niet door. Je moet bij de verzorging van het kind het slijm met een gaasje verwijderen. Als kinderen nog geen voeding krijgen, is het fijn om de mond van het kind een paar keer per dag nat te maken met een gaasje.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 53 van 90 ● Het geven van fopspeentjes. Prematuren hebben ook zuigbehoefte. Deze kan worden bevredigd door speciale kleine fopspeentjes. ● Observatie van het uitscheidingspatroon. De eerste ontlasting (meconium) is erg belangrijk. Vaak is dat een teken dat er darmperistaltiek is. Elke meconiumlozing of latere lozing van ontlasting of urine moet genoteerd worden.
142. Infecties Prematuren hebben een verhoogde kans op infecties. Ze hebben onvoldoende afweerstoffen meegekregen van de moeder en hun eigen afweersysteem is nog niet in staat om bacteriën te doden. Daarom zijn hygiënemaatregelen bij prematuren erg belangrijk. Je moet de ouders wijzen op het belang van goede hygiëne bij de verzorging van hun kind. Zo is het wassen van de handen voor het bezoek een belangrijke hygiëneregel. Ringen en horloges moeten voor het bezoek worden afgedaan, omdat er veel bacteriën onder zitten. Deze bacteriën zijn voor volwassenen niet schadelijk maar voor een prematuur met erg weinig afweerstoffen kunnen ze soms levensbedreigend zijn. Op de meeste kraam- en kinderafdelingen is het bezoek van broertjes en zusjes tegenwoordig toegestaan als ze niet ziek of verkouden zijn. Je moet ook andere disciplines, zoals medewerkers van het laboratorium, wijzen op het belang van goede handhygiëne bij de prematuren.
143. Macrosoom geboren kind Macrosomie is de term die wordt gebruikt als er sprake is van een te hoog gewicht voor de zwangerschapsduur. Deze kinderen hebben een gewicht boven de P90-lijn. Macrosomie is de term die wordt gebruikt als er sprake is van een te hoog gewicht voor de zwangerschapsduur. Deze kinderen hebben een gewicht boven de P90-lijn. Macrosome kinderen komen vaak voor bij moeders met diabetes mellitus, maar ook erfelijke factoren kunnen een rol spelen. Een macrosoom kind heeft een glimmend en pafferig uiterlijk. De belangrijkste problemen die zich voordoen bij macrosomen zijn: ● geboortetrauma;
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 54 van 90
● lage glucosespiegel (hypoglykemie).
voeding begonnen worden. Bloedsuikers moeten de eerste uren na de geboorte gecontroleerd worden.
144. Geboortetrauma
De verpleegkundige zorg bestaat uit het observeren van de verschijnselen van hypoglykemie. Een eerste teken is fladderen. Later zal het kindje duf worden en slecht willen drinken. Als het kind deze verschijnselen vertoont, moet je hier actie op nemen door de baby te voeden. Verder is het vaak protocollair vastgelegd dat er bloedsuikers gecontroleerd worden voor alle voedingen, gedurende de eerste 24 uur.
Het probleem bij macrosome kinderen is vaak de geboorte van de schouders. Daarom hebben deze kinderen een verhoogd risico op een geboortetrauma. Dit kunnen beschadigingen zijn aan de zenuwen van de hals (plexus cervicalis) en/of de schouder (plexus brachialis) en fracturen zoals een sleutelbeenfractuur (claviculafractuur). De verpleegkundige zorg bestaat uit het aanpassen van de zorg aan het geboortetrauma dat het kind heeft opgelopen. Bijvoorbeeld als het kind zijn sleutelbeen heeft gebroken, dan kleed je het kind eerst aan aan de aangedane zijde en dan pas aan de gezonde kant. Daarnaast leg je het kind niet op de aangedane zijde neer. Karin is net bevallen van een forse zoon, Karel. Er is nogal wat moeite voor gedaan om hem eruit te trekken. Hij bleef met zijn schouder achter het schaambeen hangen. Nu hangt zijn armpje er slap bij. De kinderarts heeft gezegd dat er een zenuwbaan beschadigd is. Hij hoopt dat dit zich herstelt, maar zeker weten doet hij het niet. Van de verpleegkundige leren de ouders nu hoe ze Karel het beste kunnen vasthouden. Het armpje moeten ze ondersteunen, zodat het niet nog verder naar beneden hangt en de zenuw nog verder beschadigt. Verder moeten ze erop letten dat Karel niet te veel en te lang op het armpje ligt. Ook bij het in bad doen, letten ze erop, eerst de goede arm uit het truitje en hemdje te halen en dan pas het aangedane armpje. Bij het aankleden gaat het dus precies andersom. Ze moeten hier wel even goed aan denken.
145. Lage glucosespiegels (hypoglykemie) Lage glucosespiegels komen vooral voor in de eerste zes uur na de geboorte. De verklaring hiervan is de volgende. Als de moeder diabetes heeft en niet goed is ingesteld, was het kind in de baarmoeder gewend aan een hoge glucosespiegel, waardoor er veel insuline werd geproduceerd. Na de geboorte stopt de glucoseaanvoer van de moeder, maar de productie van insuline gaat nog door. Dit leidt tot verlaagde glucosespiegels. Na de geboorte moet er snel met
146. Pasgeborenen met verworven afwijkingen In de meeste gevallen verloopt een bevalling zonder veel problemen en kunnen moeder en kind dezelfde dag nog naar huis. Een enkele keer ontstaan er toch problemen rondom de bevalling waardoor er schade kan optreden bij de pasgeborene die soms ernstige gevolgen kan hebben. In de meeste gevallen verloopt een bevalling zonder veel problemen en kunnen moeder en kind dezelfde dag nog naar huis. Een enkele keer ontstaan er toch problemen rondom de bevalling waardoor er schade kan optreden bij de pasgeborene die soms ernstige gevolgen kan hebben. Problemen die zich rond de geboorte kunnen voordoen, zijn: ● zuurstoftekort (asfyxie); ● geboortetrauma. Mevrouw Peters, zwanger van haar eerste kind, wil graag thuis bevallen. De verloskundige raadt haar echter aan om in het ziekenhuis te bevallen, omdat haar kindje waarschijnlijk erg groot is. Mevrouw Peters en haar partner stemmen hiermee in. Als de bevalling begonnen is, komen de weeën moeizaam op gang en de ontsluiting verloopt traag. Als de vliezen breken, blijkt het meconiumhoudend vruchtwater te zijn. Als het hoofd geboren is blijven de schouders van het kind vastzitten. De verloskundige moet flink meehelpen om de schouders geboren te laten worden. De ademhaling komt moeizaam op gang en er moet zuurstof toegediend worden. Bij het nakijken van het kind blijkt dat hij zijn armpje moeilijk beweegt. De verloskundige denkt dat het sleutelbeen gebroken is. Ze legt de ouders uit wat er gebeurd is.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
147. Zuurstoftekort (asfyxie) Na de geboorte treden er een groot aantal veranderingen op voor het kind waarvan het zelf gaan ademen de belangrijkste is. Als het kind niet zelf gaat ademen moet er snel actie ondernomen worden. Zuurstoftekort kan leiden tot hersenbeschadigingen. Na de geboorte treden er een groot aantal veranderingen op voor het kind waarvan het zelf gaan ademen de belangrijkste is. Als het kind niet zelf gaat ademen moet er snel actie ondernomen worden. Zuurstoftekort kan leiden tot hersenbeschadigingen. Eerst moet het kind goed uitgezogen worden om slijm, bloed en eventueel meconium te verwijderen. Als het kind dan nog niet spontaan ademt, moet er bijgeblazen worden met masker en ballon. Om de diagnose asfyxie vast te stellen, is de Apgar-score van belang. Een score van minder dan zeven, vastgesteld na één en na vijf minuten post partum, duidt op zuurstoftekort voor, tijdens of vlak na de geboorte. Als het kind niet spontaan gaat ademen, is beademing of zelfs reanimatie noodzakelijk. Beademing kan toegepast worden op de volgende twee manieren: ● Met masker en ballon. Het masker wordt over de neus en mond van het kind gezet en door in de ballon te knijpen, blaast men de longen open. Zodra de borstkas duidelijk omhoog komt, wordt er voldoende lucht ingeblazen. De frequentie waarmee beademd moet worden, is dertig tot veertig keer per minuut. Vaak begint het kind te ademen nadat er enkele keren lucht in de longen is geblazen. ● Intuberen als het kind niet gaat ademen. De arts brengt een beademingsbuisje in via de neus en sluit het kind aan op een beademingsapparaat, die de ademhaling van het kind overneemt. Als de hartslag van het kind onder de zestig slagen per minuut blijft, moet er naast beademen ook gestart worden met hartmassage. Het beste kunnen beide handen om de thorax sluiten met de duimen boven. Net onder de tepellijn wordt met de twee duimen massage toegepast. Met een frequentie van 120 keer per minuut wordt de borstkas eenderde deel ingedrukt. Er zijn verschillende oorzaken voor asfyxie, zoals: ● ● ● ● ●
hoge bloeddruk; langdurig gebroken vliezen; koorts; langdurige uitdrijving; meerlingzwangerschap;
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 55 van 90 ● ● ● ●
dysmatuur kind; meconiumhoudend vruchtwater; serotiniteit; loslaten van de placenta.
Door zuurstoftekort kan hersenbeschadiging optreden. De hersenschade hangt nauw samen met het tijdstip waarop de asfyxie begonnen is. Als de asfyxie al voor de bevalling is begonnen, is de kans op schade groter dan wanneer het kind alleen maar na de bevalling zuurstoftekort heeft gehad. Met schedelecho’s of een MRI-scan kan de schade specifieker worden vastgesteld. Sommige kinderen houden er ernstige lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen aan over. Vóór de bevalling moet je alle benodigde materialen controleren die nodig zijn bij de opvang van een kind dat niet zelf ademt. De volgende materialen moeten klaar staan: ● Reanimatietafel. Bij elke verloskamer staat een reanimatietafel. De warmtelamp boven de tafel moet aangezet worden zodat het kind warm blijft. Op de tafel moeten een aantal warme doeken liggen om het kind mee af te drogen en warm te houden. ● Masker en ballon aangesloten op een zuurstofleiding. Hiermee kan de arts of verpleegkundige het kind extra zuurstof toedienen. ● Slijmzuiger. Als er nog vruchtwater in de keel zit kan het hiermee weggezogen worden. ● Medicijnen. Er zijn standaard een aantal medicijnen aanwezig op een verloskamer. Deze medicatie is nodig bij de reanimatie van een zuigeling. De belangrijkste medicijnen stimuleren de ademhaling en de bloedsomloop. Je moet controleren of deze medicijnen aanwezig en bruikbaar zijn. Dit betekent geregeld controleren op verlopen van de houdbaarheidsdatum. Het is belangrijk dat de ouders steeds op de hoogte blijven van de conditie van het kind. Als er een reanimatie plaatsvindt, komt de kinderarts vaak op de verloskamer om het kind op te vangen samen met de gynaecoloog. Zodra het kan, betrek je de ouders erbij, de vader kan al snel bij de reanimatie aanwezig zijn. Zorg dat je goed uitlegt wat er gebeurt, probeer de ouders zo veel mogelijk gerust te stellen. Als je zelf actief bij de reanimatie betrokken bent, is het verstandig ervoor te zorgen dat er een collega komt om de zorg voor de ouders over te nemen. Zodra het kind stabiel is, zal er gekeken worden of het terug kan naar de ouders of dat het in een transportcouveuse, eventueel ondersteund door beademing, naar de neonatologieafdeling gaat. Als het kan, loop je met de vader mee naar de neo-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 natologieafdeling. Hij kan dan de kraamvrouw vertellen wat er gedaan is en waar hun kindje heen is gebracht. Als het kind naar de neonatologieafdeling moet, zorg je ervoor dat de kraamvrouw zo snel mogelijk naar haar kind toe kan. Zodra de placenta is geboren en de kraamvrouw, indien nodig, is gehecht en opgefrist, maak je een afspraak om naar de neonatologieafdeling te gaan.
148. Geboortetrauma Een geboortetrauma (letsel dat tijdens de geboorte ontstaat) kan ontstaan na een problematische bevalling. Vaak is er sprake van een groot kind. De twee meest voorkomende geboortetrauma’s zijn fracturen en erb-parese. Een geboortetrauma (letsel dat tijdens de geboorte ontstaat) kan ontstaan na een problematische bevalling. Vaak is er sprake van een groot kind. De twee meest voorkomende geboortetrauma’s zijn: ● fracturen; ● erb-parese.
149. Erb-parese Erb-parese of obstetrische plexus-brachialislaesie (OPBL) is een geboortetrauma dat ontstaat door verrekking van het zenuwnetwerk van arm- en schouderspieren (plexus brachialis). Er kan een partiële, bovenste, onderste of een totale beschadiging zijn. Een bovenste laesie uit zich in verlamming van schouder- en elleboogspieren en bij een onderste laesie is vooral de hand aangedaan. Het kind kan de schouder en de arm niet bewegen. Ze hangen er slap bij. Een erb-parese ontstaat door een moeilijke geboorte van de schouders. De verpleegkundige zorg bestaat uit observatie van de aangedane zijde tijdens de verzorging. Vooral tijdens het baden kun je goed zien of de aangedane arm of hand beweegt. Tijdens de verzorging moet je de ouders goed instrueren over de manier waarop ze het kind het beste kunnen verzorgen. De aangedane zijde zal bij het aankleden eerst gedaan worden, dan de goede kant. Bij het uitkleden juist omgekeerd. Verder moeten de ouders er ook op letten dat het kindje niet te lang op de aangedane zijde ligt, om afklemming van de bloedvaten te voorkomen. Omdat het kind het armpje niet of nauwelijks beweegt, bestaat er een kans dat het afgekneld wordt. Het kind kan immers zelf het armpje niet anders neerleggen.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 56 van 90 Verder zorg je bij het tillen ervoor dat het aangedane armpje ondersteund blijft, niet onnodig omlaag hangt en hierdoor nog meer trek geeft aan de aangedane zenuwbanen. Soms helpt het om het armpje vast te zetten aan het truitje door de mouw vast te spelden. Dit moet je echter niet altijd doen, het armpje moet ook nog beweging houden. Verder speel je als verpleegkundige een belangrijke rol in de begeleiding van de ouders. Vooral als er verlammingsverschijnselen zijn opgetreden, is de toekomst onduidelijk. Mogelijk treedt er nog herstel op, maar in hoeverre het kind functieverlies zal hebben, is onzeker. Het is belangrijk dat ouders met hun vragen bij je terechtkunnen. Ook al zul je op veel vragen geen antwoord weten, je kan wel een gesprek regelen met de kinderarts. Er zal zeker een vervolgconsult met de kinderarts afgesproken worden voor nadere behandeling. Mogelijk kan er met een fysiotherapeut gekeken worden naar het stimuleren van de zenuwbanen die nog wel intact zijn en kan hierdoor het functieverlies beperkt blijven. Eventueel kan er een operatie worden uitgevoerd waarbij een zenuw wordt getransplanteerd.
150. Pasgeborenen met aangeboren afwijkingen Aangeboren afwijkingen kunnen variëren van lichte tot soms ernstige, levensbedreigende afwijkingen. Bij een aangeboren afwijking is er meestal een fout opgetreden in de embryonale ontwikkeling van het kind. Aangeboren afwijkingen kunnen variëren van lichte tot soms ernstige, levensbedreigende afwijkingen. Bij een aangeboren afwijking is er meestal een fout opgetreden in de embryonale ontwikkeling van het kind. Dit gebeurt soms al heel vroeg in de zwangerschap. Hierna worden de volgende aangeboren afwijkingen behandeld: ● ● ● ●
afwijkingen aan het skelet; afwijkingen aan de huid; hartafwijkingen; chromosomale afwijkingen.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 57 van 90
151. Aangeboren afwijkingen 153. Heupdysplasie aan het skelet Er kan sprake zijn van de volgende aangeboren afwijkingen: klompvoet; heupdysplasie en schisis. Hierna komen de volgende aangeboren afwijkingen aan het skelet aan bod: ● klompvoet; ● heupdysplasie; ● schisis (hazenlip).
152. Klompvoet Een klompvoetje (pes equinovarus adductus) is een afwijking die bij een op de 800 pasgeborenen voorkomt. Bijna altijd spelen erfelijke factoren een rol. De afwijking ziet er als volgt uit: ● de voet staat naar beneden gekanteld; ● de voet staat naar binnen gekanteld; ● de voorvoet wijst naar binnen.
Een congenitale heupdysplasie is een abnormale ontwikkeling van het heupgewricht. De heupkom is geheel of gedeeltelijk geluxeerd . Als de afwijking vroegtijdig herkend wordt, zijn de resultaten van de behandeling goed. Bij lichamelijk onderzoek kan de heupdysplasie herkend worden aan: ● asymmetrische bilplooien; ● verschillen in beenlengte; ● abductie - en rotatie stoornissen aan de aangedane zijde. De behandeling bestaat uit het aanleggen van een gipsbroek. De gipsbroek zorgt ervoor dat de heup stevig op zijn plaats in de heupkom blijft. Een gipsbroek wordt aangelegd voor een periode van zes weken tot drie maanden. Zolang het kind nog geen gipsbroek heeft, moet het kind twee luiers om zodat de benen al wat naar buiten worden gedraaid. Kinderen die een gipsbroek hebben, kunnen niet in het bad. Dit is voor veel ouders een tegenvaller. Om te voorkomen dat het gips vies en nat wordt door urine, moet het kind regelmatig verschoond worden. Bij het oppakken van een kind in een gipsbroek moeten de benen altijd ondersteund worden. Het kindje zal dus opgepakt moeten worden met een arm, hand altijd onder de billen ter ondersteuning van het gips. Het gips wisselen gebeurt echter niet zo vaak als bij een klompvoetje, hierbij moet steeds de stand iets verder gecorrigeerd worden, maar bij een heupdysplasie moet juist de stand gelijk blijven.
154. Schisis (hazenlip) Een pasgeborene met klompvoetjes
De behandeling bestaat uit het ingipsen van het voetje tot aan het bovenbeen. Er moet zo snel mogelijk na de geboorte gestart worden met gipsen. Het gips zal in de eerste weken frequent vervangen worden. De orthopeed corrigeert het voetje steeds verder in de goede stand. Als blijkt dat door het gipsen te weinig correctie is opgetreden, zal een operatieve ingreep noodzakelijk zijn. Voor de zorg houdt dit in dat de baby moeilijk in bad kan. Vaak kan er een afspraak gemaakt worden op de kinderafdeling om het kindje even te baden als het gips verwisseld wordt.
Een schisis is een aangeboren afwijking, waarbij erfelijkheid een rol kan spelen. Bij een schisis zijn een lip, kaak en/of gehemelte geheel of gedeeltelijk gespleten. Als de lip zichtbaar gespleten is, is er sprake van een hazenlip (cheiloschisis). Er zijn veel verschillende vormen van een schisis. De spleten kunnen smal en breed zijn. Sommige spleten worden bedekt door weefsel, waardoor ze niet direct zichtbaar zijn. Vlak na de geboorte is het grootste probleem van de baby het drinken. Vaak krijgen schisiskinderen later te weinig tanden en/of is er een afwijkende stand van de tanden. Door deze afwijking hebben sommige kinderen spraak- en taalstoor-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 nissen. Ook bestaan er aangeboren afwijkingen waarbij een schisis een onderdeel van de symptomen is. Andere symptomen zijn dan een afwijkende kaak en gehoorstoornissen. Zodra een kindje met schisis is geboren, wordt er via de kinderarts contact gelegd met een schisisteam. In een schisisteam zitten vaak een verpleegkundige, een maatschappelijk werker, een chirurg, een kinderarts, een KNO-arts, een audioloog, een logopedist, een spraakpedagoog, een orthodontist, een prothesemaker, een kaakchirurg, een erfelijkheidsdeskundige en een psycholoog.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 58 van 90 ● De lammeren- of schapenspeen. Deze speen is erg lang en hierdoor loopt de voeding bijna vanzelf achter in de mond. Het nadeel is echter dat de kinderen niet hoeven te zuigen en hierdoor een slechtere kaakontwikkeling krijgen.
Binnen het schisisteam is de verpleegkundige meestal het eerste aanspreekpunt voor de ouders. Zij neemt ook het eerst contact op met de ouders om de werking van het schisisteam uit te leggen. Ook geeft de verpleegkundige voedingsadviezen aan de ouders. Zeker in het begin zal het kind nog niet in contact komen met alle leden in het team, maar de problematiek van een kind met schisis wordt wel binnen het hele team besproken. Het team stelt een behandelplan op, afgestemd op de afwijkingen en behoeften van het kind en de ouders. De verpleegkundige zorg bestaat vooral uit het signaleren van problemen bij de voeding. Een schisis bij de pasgeborene geeft vooral problemen bij de voeding. Het kind kan de speen niet goed vacuüm zuigen en heeft moeite om de speen tegen het gehemelte leeg te drukken. Soms is het nodig een plaatje te laten maken om de spleet te sluiten, zodat het kind beter kan zuigen. Na elke voeding moet dit plaatje verwijderd worden en schoongemaakt worden, zodat er geen etensresten achterblijven. De ouders moeten hier goed op worden geïnstrueerd. Er zijn verschillende spenen die het drinken vergemakkelijken: ● De Habermannspeen. Dit is de meest gebruikte speen. Het is een speen met een spleetvormige opening in het tepelgedeelte van de speen. De opening kan worden aangepast aan de behoefte van de baby. De melk wordt gedoseerd in de speen en kan niet terug lopen, zodat de baby minder lucht binnenkrijgt. ● De bibinukspeen met brede basis. ● De bibinukspeen met een groter gat. ● De Dodi-3 speen. Deze speen heeft een spleet in plaats van een gat. ● De Difrax. Deze speen kan worden gebruikt als er een plaatje is geplaatst in de spleet. ● De evenflospeen. Deze speen laat weinig lucht door.
Met een Habermannspeen kunnen kinderen met een schisis goed drinken
Je zorgt voor de juiste speen waar het kind het beste mee drinkt. Als drinken te veel moeite kost, wordt het kind per sonde gevoed. Soms is borstvoeding mogelijk, afhankelijk van de ernst van de afwijking en het doorzettingsvermogen van moeder. Wel is ook dit afhankelijk van de grote van de spleet. Een hulpmiddel hierbij kan een plaatje zijn. De behandeling van een schisis bestaat uit meerdere operaties. De eerste vindt plaats als de baby ongeveer drie maanden is. In de jaren daarna volgen er nog meer operaties.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
155. Aangeboren afwijkingen van de huid Er kan sprake zijn van de volgende aangeboren afwijkingen van de huid: ooievaarsbeet of wijnvlek. Hierna komen de volgende aangeboren afwijkingen van de huid aan bod: ● ooievaarsbeet; ● wijnvlek.
156. Ooievaarsbeet Een ooievaarsbeet (naevus van Unna) is een roze-rode vlek op het voorhoofd, de oogleden of in de nek van de pasgeborene. Als het kind huilt, wordt de vlek duidelijk zichtbaar. De vlekken op oogleden en op het voorhoofd verdwijnen na een aantal maanden. Vlekken in de nek blijven vaak bestaan, maar worden later bedekt met haar.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 59 van 90 intra-uterien worden vastgesteld. Hieronder komen de volgende aangeboren hartafwijkingen aan bod: ● ● ● ● ●
ventrikelseptumdefect; open ductus Botalli; coarctatio aorta; transpositie van de grote vaten; tetralogie van Fallot.
Verpleegkundige Barbara heeft vandaag de zorg voor mevrouw Bouman. Zij is drie dagen geleden met een keizersnede bevallen van haar eerste dochter Roos. Barbara helpt vanochtend mevrouw Bouman een aantal keer met het geven van borstvoeding. Het valt Barbara op dat Roos tijdens het drinken een blauwe verkleuring krijgt rond haar mond. Barbara zegt dit tegen de moeder. Ook de moeder was dit opgevallen. Zij vertelt dat Roos bij het huilen ook een blauw gezichtje krijgt. Als die ochtend de kinderarts langskomt vertelt Barbara haar bevindingen. De kinderarts onderzoekt Roos en denkt dat Roos een hartafwijking heeft. Er wordt verder onderzoek gedaan om uit te zoeken welke hartafwijking Roos heeft.
157. Wijnvlek
159. Ventrikelseptumdefect
Een wijnvlek (naevus vinosus) is een paars-rode vlek in de huid die bestaat uit kleine bloedvaatjes. Meestal komen deze vlekken in het gezicht of op de ledematen voor. De vlek kan in grootte toenemen en verdwijnt meestal niet vanzelf. De behandeling bestaat uit camouflage. Tegenwoordig is lasertherapie ook mogelijk.
Bij een ventrikelseptumdefect is het tussenschot tussen de twee ventrikels (hartkamers) niet volledig gesloten. Het is de meest voorkomende hartafwijking die goed te behandelen is.
158. Hartafwijkingen Ongeveer 10% van alle aangeboren afwijkingen heeft betrekking op het hart. Een aangeboren hartafwijking kan erfelijk bepaald zijn, maar kan ook ontstaan door een infectie of medicijngebruik van de moeder tijdens de eerste maanden van de zwangerschap. Ongeveer 10% van alle aangeboren afwijkingen heeft betrekking op het hart. Een aangeboren hartafwijking kan erfelijk bepaald zijn, maar kan ook ontstaan door een infectie of medicijngebruik van de moeder tijdens de eerste maanden van de zwangerschap. Het hart ontwikkelt zich al voor de 12e zwangerschapsweek, als er dan iets misgaat in de ontwikkeling kan er al sprake zijn van een hartafwijking. Door uitgebreide echografie kan een hartafwijking
De problemen die kunnen ontstaan bij een ventrikelseptumdefect zijn afhankelijk van de grootte van het defect. Bij kleine defecten heeft het kind soms helemaal geen klachten. Bij een groter defect zijn er klachten als snelle ademhaling, snel vermoeid zijn, slecht drinken of veel zweten. Deze symptomen ontstaan doordat er te weinig zuurstofrijk bloed in het lichaam stroomt. Het bloed uit de linkerventrikel stroomt door de hoge druk in de linkerventrikel voor een deel in het lichaam en voor een deel door de opening naar de rechterventrikel. Het bloed dat nog van zuurstof was voorzien, gaat dus weer terug naar de longcirculatie. Omdat het lichaam onvoldoende van bloed wordt voorzien, probeert het dit te compenseren. Er worden signalen naar het hart gestuurd om harder te gaan werken. Ook wordt er minder vocht uitgescheiden. Deze compensatiemechanismen zorgen ervoor dat het kind in een redelijke conditie blijft. Dit kost echter enorm veel energie zodat er minder energie overblijft om te groei-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl
en. Het defect is goed te opereren. Dit gebeurt meestal voor het tweede levensjaar.
De pasgeborene wordt direct na het vermoeden op een hartafwijking overgeplaatst naar de afdeling neonatologie of naar een academisch kinderziekenhuis.
160. Open ductus Botalli De ductus Botalli of ductus arteriosus is een bloedvat dat alle pasgeborenen hebben. De ductus is een verbindingsvat tussen de aorta en de longslagader (arteria pulmonalis). De ductus zorgt voor de geboorte dat er niet te veel bloed naar de nog niet ontplooide longen stroomt. Die doen immers nog niet mee in de circulatie. Kort na de geboorte (uren tot dagen) sluit de ductus vanzelf. De longen gaan direct na de geboorte (eerste schreeuw) volledig openstaan en vullen zich met lucht. De longcirculatie komt nu tot stand. Als de ductus niet sluit, ontstaat er door de lagere weerstand in de longen een verhoogde toevoer van de hoeveelheid bloed. De longen kunnen die hoeveelheid niet verwerken waardoor ze minder goed functioneren. De pasgeborene krijgt ademhalingsmoeilijkheden. Ook het hart wordt extra belast en zal na enige tijd vermoeid raken. In de meeste gevallen sluit de ductus vanzelf. Als de ductus niet vanzelf sluit, is het mogelijk de ductus te sluiten door het toedienen van medicijnen. Soms is een operatie nodig. Bij prematuur geboren kinderen is het opvallend dat de ductus niet vanzelf sluit. Om een open ductus vast te stellen, wordt gebruikgemaakt van echocardiografie .
161. Coarctatio aorta Een coarctatio aorta is een vernauwing van de aorta die meestal voorkomt ter hoogte van de ductus arteriosus. De vernauwing zit vaak net onder de aftakking van de bloedvaten naar de linkerarm. De druk in de vaten vóór de vernauwing is groter, met als gevolg een hogere bloeddruk in de rechterarm. Door deze vernauwing neemt de bloedtoevoer naar de onderste lichaamshelft af. De linkerventrikel zal in dit geval harder gaan pompen met als gevolg een verdikking van de spieren van deze ventrikel. Een coarctatio geeft bij pasgeborenen pas problemen als de ductus sluit. Bij levensbedreigende problemen waarbij het openhouden van de ductus noodzakelijk is, wordt een medicijn (indocid) toegediend. De diagnose coarctatio aorta kan gesteld worden na het vaststellen van een verhoogde bloeddruk en liespulsaties die slecht voelbaar zijn. Met echocardiografie kan de diagnose bevestigd worden.
pagina 60 van 90
162. Transpositie van de grote vaten Bij transpositie van de grote vaten is de aansluiting van de grote arteriën verkeerd gegaan. De aansluiting van de longslagader en de aorta is omgewisseld. In plaats van uit de linkerkamer, komt de aorta uit de rechterkamer en de longslagader komt uit de linkerkamer. Na de geboorte wordt er dus zuurstofarm bloed dat uit het lichaam komt via de aorta weer terug in het lichaam gepompt. Toch komen deze kinderen niet direct na de geboorte in problemen. Dit komt doordat de ductus Botalli en het foramen ovale (gaatje tussen de boezems) zich na de geboorte niet direct sluiten. Als er na de geboorte niks gedaan wordt, groeien de ductus Botalli en het foramen ovale enkele dagen na de geboorte dicht. Het lichaam krijgt dan zuurstofnood. Gelukkig wordt de hartafwijking vaak snel ontdekt en kan er begonnen worden met medicijnen die ervoor zorgen dat de ductus open blijft. Toch gaat er bij een transpositie nog veel zuurstofarm bloed naar het lichaam. Het kind krijgt hierdoor een blauwe kleur, vooral rond de mond en aan handen en voeten. De pasgeborene wordt direct na het vermoeden op een hartafwijking overgeplaatst naar de afdeling neonatologie of naar een academisch kinderziekenhuis.
163. Tetralogie van Fallot Bij de tetralogie van Fallot zijn vier hartafwijkingen aanwezig. Deze vier afwijkingen zijn: ● een ventrikelseptumdefect; ● een vernauwing van de longslagader; ● een dikkere wand van rechterkamer (de rechterkamer moet harder persen om het bloed in de vernauwde longslagader te persen); ● een overrijdende aorta. Dit laatste wil zeggen dat de aorta ver naar voren staat waardoor een deel van de aorta met de rechterventrikel verbonden is. Klachten bij kinderen variëren van heel weinig tot heel ernstig. Klachten hangen af van de ernst van de afwijking. Bij een matige vernauwing gaat er te weinig bloed naar de
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 longen. Hierdoor heeft het bloed een blauwachtige kleur. Dit is te zien in de blauwpaarse verkleuring van de lippen, nagels en tong. Een operatie is noodzakelijk. Dit gebeurt meestal rond de eerste verjaardag. Van groot belang is dat kinderen die verdacht worden van een hartgebrek, zorgvuldig worden geobserveerd. Zij worden daarom altijd overgeplaatst naar de kinderafdeling of naar een kinderziekenhuis. Een plotselinge verslechtering kan soms fataal zijn bij deze kwetsbare groep.
Normaal hart, hart met transpositie van de grote vaten en hart met ventrikelseptumdefect
Verpleegkundige aandachtspunten bij kinderen met een hartafwijking: ● Observatie van de kleur. Kinderen met hartproblemen kunnen een blauwe verkleuring hebben van handen en voeten, rond de mond of over het hele lichaam. Dit is vaak bij inspanning. ● Observatie van de ademhaling. Als de hartafwijking problemen gaat opleveren, uit zich dat in ademhalingsproblemen. Het kind gaat sneller ademhalen en heeft zichtbaar moeite om te ademen. ● Duidelijke verslaglegging van de toestand van het kind. ● Bij verslechtering snel en adequaat handelen, zoals het toedienen van extra zuurstof als het kind erg blauwziet. Maar ook het roepen van een arts kan in dit geval belangrijk zijn. ● Ervoor zorgen dat het kind in een optimale conditie blijft. Dit kan onder andere door het voldoende rust en voeding te geven. Soms is sondevoeding nodig.
164. Chromosomale afwijkingen Op de chromosomen liggen tienduizenden genen waar de erfelijke informatie wordt opgeslagen. Het missen van een deel van een chromosoom of een verdubbeling ervan verstoort de erfelijke informatie. Er zijn verschillende chromo-
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 61 van 90 somale afwijkingen: het Down-syndroom, het syndroom van Patau, het syndroom van Edwards en het syndroom van Turner. Alle cellen in ons lichaam bevatten chromosomen. Normaal gesproken zijn de chromosomen in alle cellen gelijk. In iedere cel zitten 46 chromosomen: 23 paar. De eerste 22 paren zijn bij iedereen gelijk. Het 23e paar zijn de geslachtschromosomen: een man heeft een X- en een Y-chromosoom, een vrouw heeft twee X-chromosomen. Op de chromosomen liggen tienduizenden genen waar de erfelijke informatie wordt opgeslagen. Het missen van een deel van een chromosoom of een verdubbeling ervan verstoort de erfelijke informatie. Er zijn verschillende chromosomale afwijkingen: ● ● ● ●
Down-syndroom (G-21-trisomie); syndroom van Patau (D-13-trisomie); syndroom van Edwards (E1-trisomie); syndroom van Turner (X0-syndroom) en syndroom van Klinefelter (XXY-syndroom).
165. Down-syndroom De bekendste chromosoomafwijking is het Down-syndroom . Bij een G-21-trisomie is er sprake van drie exemplaren van het chromosoom 21. De diagnose wordt vaak vermoed vanwege een combinatie van geringe vormafwijkingen zoals overdadig nekvel, vlak gelaat, grote ruimte tussen de eerste en de tweede teen, uitstekende tong en laagstaande oren. De definitieve diagnose kan gesteld worden door chromosomenonderzoek. De kans op een kind met het Downsyndroom hangt sterk samen met de leeftijd van de moeder. Hoe ouder de moeder, hoe meer kans op een kind met het Down-syndroom. Alle zwangeren boven de 36 jaar komen in aanmerking voor prenatale diagnostiek. Door middel van een vruchtwaterpunctie of vlokkentest kan er materiaal afgenomen worden om uit te sluiten dat de vrucht een G-21-trisomie of een ander chromosoomafwijking heeft.
166. Syndroom van Patau D-13-trisomie is een zeer ernstige chromosoomafwijking waarbij kinderen vroeg overlijden. De kinderen met een D-13-trisomie hebben ook vaak een schisis, hersenafwijkingen en hartafwijkingen.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
167. Syndroom van Edwards Ook E1-trisomie is een ernstige chromosoomafwijking waarbij de kinderen meestal in het eerste levensjaar overlijden. Kenmerken zijn hersen-, hartafwijkingen, een kleine mond en afwijkende handjes.
168. Syndroom van Turner en syndroom van Klinefelter Bij het syndroom van Turner (X0-syndroom) en het syndroom van Klinefelter (XXY-syndroom) zijn er afwijkingen in de geslachtshormonen. Als het Y-chromosoom aanwezig is, zoals bij het syndroom van Klinefelter, is het fenotype mannelijk. Bij het syndroom van Turner is er sprake van een vrouwelijk fenotype. Uiterlijke kenmerken van kinderen met het syndroom van Turner zijn opgezette hand- en voetbruggen. Daarnaast kunnen kenmerken in het gezicht, zoals een brede neusrug en laagstaande oren, opvallen. Innerlijk kunnen er afwijkingen aan hart of nieren geconstateerd worden. Voor alle kinderen met een chromosomale afwijking geldt dat de verpleegkundige zorg moet aansluiten bij de ernst van de handicap. Dit is dus heel erg verschillend. Hierbij blijft de begeleiding van de ouders als belangrijkste punt staan. De meeste ouders worden overvallen door het feit dat ze een kindje met een handicap hebben gekregen en dit vergt een goede opvang, een luisterend oor en waar mogelijk begeleiding in de verzorging.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 62 van 90 Alida en Jos hebben gisteren een dochter, Elke gekregen. Totaal onverwacht blijkt het kindje een aangeboren afwijking te hebben. Elke wordt ervan verdacht het Downsyndroom te hebben. Alida is vreselijk verdrietig en ze huilt erg veel. Ze snapt er niets van, nergens in de familie komt het voor en omdat ze pas 28 jaar is, is er verder ook geen onderzoek gedaan. Hoe moeten ze dit aan de familie vertellen, wat moeten ze vertellen? De verpleegkundige die haar verzorgt, luistert naar haar vragen, ze probeert samen met haar en Jos naar praktische oplossingen te zoeken. Ze helpt bij de verzorging van Elke en probeert Alida en Jos te betrekken bij het verschonen en temperaturen. Elke krijgt borstvoeding. Eerst twijfelde Alida of ze hier wel aan moest beginnen, maar als Elke met wat hulp van de verpleegkundige goed aanligt, drinkt ze gelukkig goed. Als bij een pasgeborene vermoed wordt dat hij het Downsyndroom heeft, dan wordt hij soms overgeplaatst naar de kinderafdeling voor nader onderzoek. Bij het Down-syndroom is er vaak sprake van problemen bij het drinken door de dikke tong. Ook zie je vaak hartafwijkingen, waardoor het voor deze pasgeborenen moeilijk is om voldoende te drinken. De ouders leven in een onzekere periode totdat de onderzoeken hebben aangetoond dat hun kind het Down-syndroom heeft. Goede begeleiding en het tonen van begrip voor de situatie zijn voor de verpleegkundige van groot belang.
169. Begeleiding van ouders van de zieke pasgeborene Het kan gebeuren dat door problemen van het kind de moeder langer opgenomen blijft. De moeder verblijft dan op de kraamafdeling, de zieke pasgeborene meestal op de kinderafdeling. Goede begeleiding door de verpleegkundige is dan noodzakelijk. Als de geboorte zonder problemen verloopt, verblijven de moeder en kind vaak maar een korte tijd in het ziekenhuis. De grootste begeleiding zal dan neerkomen op de wijkverpleegkundige. Het kan ook gebeuren dat door problemen van het kind de moeder langer opgenomen blijft. De moeder verblijft dan op de kraamafdeling, de zieke pasgeborene meestal op de kinderafdeling. Goede begeleiding door de verpleegkundige is dan noodzakelijk. De normale kraamtijd waar ouders zich zo op verheugd hebben, moet nu in het ziekenhuis doorgebracht geworden. Daarom is het van groot belang dat er een actief beleid wordt gevoerd
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 om het contact tussen ouders en kind te bevorderen. Het komt voor dat ouders zich niet durven te hechten aan het kind, omdat ze bang zijn het kind te verliezen. Ook komt het voor dat ouders boos zijn of een schuldgevoel hebben. Het is een belangrijke verpleegkundige taak om dit tijdig te signaleren. Door te praten over gevoelens kan achterhaald worden hoe de ouders met deze situatie omgaan. In alle gevallen is het belangrijk dat het contact tussen ouders en kind gestimuleerd wordt. Samenwerking tussen de verpleegkundigen van beide afdelingen is dan van het grootste belang.
170. Fertiliteitsstoornissen Fertiliteitsstoornissen hebben verschillende oorzaken en kunnen op verschillende manieren worden behandeld. Hier komen achtereenvolgens fertiliteitsstoornissen bij de man en fertiliteitsstoornissen bij de vrouw aan bod. Een vrouw moet zwanger raken om binnen de zorgcategorie zwangeren, barenden en kraamvrouwen te vallen. Omdat uit onderzoek is gebleken dat er toch vaak een gynaecologische oorzaak is voor het niet zwanger kunnen raken, wordt de vrouw, bij problemen hiermee, naar een gynaecoloog verwezen. Sinds de Tweede Wereldoorlog is er steeds meer onderzoek gedaan naar fertiliteitsstoornissen. Daarvoor was er weinig aan te doen als een vrouw niet zwanger kon raken. Bij een normaal verlopende cyclus heeft de vrouw elke maand kans om zwanger te worden. Bij een normaal verlopende cyclus zal de vrouw binnen een jaar zwanger zijn. Behandeling van fertiliteitsstoornissen wordt dan ook pas gestart nadat de vrouw die zwanger wil worden een jaar lang onbeschermd gevreeën heeft. Als de kans om zwanger te worden door een of andere reden is afgenomen, spreekt men van verminderde vruchtbaarheid. Tegenwoordig is er een heel scala aan mogelijkheden om de kans op een zwangerschap te vergroten. Pas als er geen enkele mogelijkheid is om zwanger te worden, wordt gesproken van onvruchtbaarheid. Daarom is het beter om van fertiliteitsstoornissen te spreken, als een vrouw niet alle mogelijkheden om zwanger te worden heeft geprobeerd. Fertiliteitsstoornissen hebben verschillende oorzaken en kunnen op verschillende manieren worden behandeld. In deze paragraaf komen achtereenvolgens fertiliteitsstoornissen bij de man en fertiliteitsstoornissen bij de vrouw aan bod.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 63 van 90
171. Oorzaken bij de man Meestal worden fertiliteitsstoornissen bij de man veroorzaakt door een verminderde kwaliteit van het zaad. Het zaad van de man wordt op verschillende aspecten getest, zoals beweeglijkheid, vorm en aantal zaadcellen per milliliter zaadvocht. Meestal worden fertiliteitsstoornissen bij de man veroorzaakt door een verminderde kwaliteit van het zaad. Het zaad van de man wordt op verschillende aspecten getest, zoals beweeglijkheid, vorm en aantal zaadcellen per milliliter zaadvocht. Vaak is de oorzaak van de verminderde kwaliteit van het zaad niet bekend, eerder doorgemaakte (kinder)ziekten (zoals de bof), medicijngebruik, alcoholgebruik of een afwijking of een operatie aan de geslachtsdelen zijn hierop van invloed. Onderzoek vindt plaats op sperma dat de man na masturbatie inlevert.
172. Behandeling Slechts zelden is het mogelijk de oorzaak bij de man te behandelen. Soms kan men met hormonen de productie van zaadcellen stimuleren.
173. Verpleegkundige zorg Als verpleegkundige zul je niet veel te maken krijgen met mannelijke zorgvragers in dit stadium. De onderzoeken vinden plaats in poliklinieken die speciaal gericht zijn op fertiliteitsstoornissen.
174. Oorzaken bij de vrouw Bij de vrouw zijn het vaak stoornissen in de menstruele cyclus die de zwangerschapskans negatief beïnvloeden. Deze stoornissen hebben vaak te maken met een onregelmatige eisprong of het uitblijven ervan. Ook kan het uitblijven van een zwangerschap veroorzaakt worden door afwijkingen aan de geslachtsorganen. Bij de vrouw zijn het vaak stoornissen in de menstruele cyclus die de zwangerschapskans negatief beïnvloeden. Deze stoornissen hebben vaak te maken met een onregelmatige eisprong of het uitblijven ervan. Bij een onregelmatige eisprong is het erg moeilijk de vruchtbaarste
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 periode in een cyclus te bepalen, bij het uitblijven van een eisprong is er geen bevruchting mogelijk. De verstoring of het uitblijven van de eisprong kan worden veroorzaakt door: ● een afwijkende productie van hormonen; ● stress; ● extreem over- of ondergewicht. Ook kan het uitblijven van een zwangerschap veroorzaakt worden door afwijkingen aan de geslachtsorganen. Hierbij spelen de eileiders en de baarmoeder een grote rol. Eileiders kunnen geheel of gedeeltelijk zijn afgesloten, de baarmoeder kan een afwijkende vorm hebben, waardoor innesteling bemoeilijkt wordt. Om de oorzaak van de fertiliteitsstoornis duidelijk te krijgen, moet de vrouw een aantal onderzoeken en tests ondergaan, zoals: ● ● ● ● ● ●
temperatuuronderzoek; bloedonderzoek; onderzoek van het baarmoederhalsslijmvlies; röntgenfoto van de baarmoeder; laparoscopie; hysteroscopie.
Bij een temperatuuronderzoek wordt de aanwezigheid van progesteron onderzocht. Progesteron zorgt voor een temperatuurstijging van de basale lichaamstemperatuur van de vrouw. Een verhoging van een derde tot een halve graad wijst op de aanwezigheid van progesteron en daarom op de mogelijkheid van een eisprong. Door de basale temperatuur (temperatuur gemeten voor het opstaan) te meten, kan een beeld verkregen worden van het al dan niet optreden van een eisprong. Bij een bloedonderzoek worden de hormonen onderzocht. Hormonen spelen een belangrijke rol in de menstruele cyclus. Het is van belang te weten of de hormonen daadwerkelijk aanwezig zijn. Vandaar dat in het begin en halverwege de cyclus door bloedonderzoek gekeken wordt of de betreffende hormonen (FSH en progesteron) in het bloed aanwezig zijn. Eventueel kan aan de hand van uitgebreid bloedonderzoek en echo-onderzoeken de cyclus (of het uitblijven hiervan) in beeld gebracht worden. Bij een onderzoek van het baarmoederhalsslijmvlies wordt een samenlevingstest gedaan. Het baarmoederhalsslijmvlies is nodig om de zaadcellen naar de baarmoeder te transporteren. Bij een samenlevingstest wordt gekeken hoe de zaadcellen zich bewegen in het slijmvlies van de vrouw.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 64 van 90 Bij een röntgenfoto van de baarmoeder wordt gekeken naar de toestand van de eileiders en de baarmoeder. Voordat de foto wordt gemaakt, wordt er een contrastvloeistof in de baarmoeder en de eileiders gespoten. Hierdoor zijn de eileiders en de baarmoeder goed te zien en kunnen eventuele afwijkingen goed zichtbaar worden. Het inspuiten van de vloeistof kan pijnlijk zijn. Voor een laparoscopie wordt de vrouw kort onder algehele narcose gebracht. Tijdens dit onderzoek wordt ook vaak een vloeistof in de baarmoeder gespoten om de doorgankelijkheid van baarmoeder en eileiders goed te kunnen beoordelen. Eventuele verklevingen kunnen tijdens de ingreep worden opgeheven. Hierdoor kan de kans op een zwangerschap vergroot worden. Bij een hysteroscopie wordt via de vagina en de baarmoedermond een dunne buis met lampje en kijkbuisje ingebracht. Hiermee kan er meer zicht komen op eventuele afwijkingen in de baarmoeder. Soms kunnen deze tijdens de hysteroscopie al worden behandeld.
175. Verpleegkundige zorg Als verpleegkundige zul je geregeld in aanraking komen met vrouwen die een fertiliteitsbehandeling ondergaan. Ze komen op de afdeling na een onderzoek en/of behandeling en hier moet jij de eerste opvang doen. Het verpleegkundig handelen bestaat naast het bewaken van de vitale functies na een operatie uit luisteren, voorlichting geven en hierdoor geruststellen van de zorgvrager.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 Vera werkt op de uitslaapkamer in het ziekenhuis. Mevrouw De Vries wordt binnengereden na een laparoscopie. Mevrouw wil erg graag zwanger worden, maar dit lukt niet. Ze is al meer dan twee jaar bezig met allerlei onderzoeken. Vandaag heeft de gynaecoloog een laparoscopie gedaan en hierbij de eileiders doorgespoten. Zodra ze wakker is, vraagt ze aan Vera of het gelukt is en of ze nu zwanger kan worden. De gynaecoloog komt langs om met haar te praten. De gynaecoloog vertelt mevrouw precies hoe het gegaan is, dat één eileider inderdaad niet doorgankelijk was, maar nu vermoedelijk wel. De eierstokken zagen er goed uit en de gynaecoloog maakt een afspraak om haar over zes weken weer te zien om het verdere beleid met haar af te spreken. Ze mag dezelfde middag nog naar huis en de gynaecoloog heeft er geen bezwaar tegen als mevrouw gewoon gemeenschap met haar man heeft in de komende weken. Daarnaast coördineer je de zorg door te zorgen voor de juiste interventies op het juiste moment, zoals de gynaecoloog die langskomt om verslag te doen van het verloop van de operatie, de verzorging van de wondjes in de buikwand, de nazorg thuis en de vervolgafspraak voor de poli. Ook zorg je voor continuïteit door wat je gedaan en verteld hebt, vast te leggen in het zorgdossier.
176. Behandelingen Er zijn verschillende behandelingen voor het behandelen van fertiliteitsproblemen bij de vrouw, zoals: ● ● ● ●
hormoonbehandeling; kunstmatige inseminatie; in-vitrofertilisatie (IVF); intra-cytoplasmatische-sperma-injectie (ICSI).
Bij een hormoonbehandeling wordt geprobeerd een eisprong op te wekken door de toediening van hormonen. Dit heet ovulatie-inductie . De toediening van hormonen gebeurt vaak met tabletten of door injecties. Als verpleegkundige zul je deze injecties geven of vrouwen die deze behandeling ondergaan, instrueren bij het leren zelf injecteren. Verder ben je op de hoogte van eventuele complicaties en bespreekt deze als het nodig is met de zorgvrager. Kunstmatige inseminatie wordt toegepast als de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid ligt bij de verminderde kwaliteit van het zaad of het baarmoederhalsslijm. Zaad
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 65 van 90 wordt dan kunstmatig in de baarmoeder gebracht. Het zaad wordt hiertoe eerst voorbewerkt. Dit houdt in dat de best bewegende zaadcellen worden geselecteerd voor inseminatie. Er wordt gewerkt met KIE of KID . In-vitrofertilisatie (IVF) is een dure behandeling, waarbij de eicel en zaadcel buiten het lichaam bij elkaar worden gebracht en twee dagen na de bevruchting in de baarmoeder worden teruggeplaatst. Om de eicel te verkrijgen, worden de follikels in de eierstokken (waarin de eicellen zich tijdens de rijping bevinden) aangeprikt en de eicellen eruit gehaald. Deze behandeling vindt plaats in speciale fertiliteitspoliklinieken. Het aanprikken van de follikels is vaak pijnlijk, de terugplaatsing van de embryo’s niet. Is de zwangerschap totstandgekomen, dan verloopt deze meestal hetzelfde als bij een fysiologisch ontstane zwangerschap. Intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) is een behandeling die eigenlijk vrijwel gelijk is aan IVF, alleen wordt een speciaal geselecteerde zaadcel in het plasma van de eicel geplaatst. Hierna vindt terugplaatsing in de baarmoeder plaats, net als bij de IVF-behandeling.
177. Bloedverlies in het begin van de zwangerschap Bloedverlies tijdens de zwangerschap komt vaak voor. Ruim 20% van alle zwangeren heeft gedurende de zwangerschap wel eens last van bloedverlies. Het is voor de zwangere vaak een angstige ervaring. Bloedverlies is maar al te vaak een eerste teken van een niet goed verlopende zwangerschap. Bloedverlies tijdens de zwangerschap komt vaak voor. Ruim 20% van alle zwangeren heeft gedurende de zwangerschap wel eens last van bloedverlies. Het is voor de zwangere vaak een angstige ervaring. Bloedverlies is maar al te vaak een eerste teken van een niet goed verlopende zwangerschap. Er zijn veel oorzaken. Een aantal hiervan komen veel voor in het begin van de zwangerschap, andere pas later in de zwangerschap. In deze paragraaf worden een aantal oorzaken die in de eerste drie maanden van de zwangerschap voorkomen, uitgelegd, zoals: ● innestelingbloeding; ● abortus; ● buitenbaarmoederlijke zwangerschap.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl
178. De innestelingbloeding
auto-immuunziekten bij de ouders oorzaken van miskramen. Bij het uitvoeren van prenataal onderzoek (vlokkentest of amnionpunctie ) bestaat er ook een zeker risico op miskramen.
Het innestelen van het embryo in de baarmoederwand kan gepaard gaan met bloedverlies. Soms gaat het gepaard met een beetje onderbuikpijn. Het innestelen van het embryo in de baarmoederwand kan gepaard gaan met bloedverlies. Soms gaat het gepaard met een beetje onderbuikpijn. De meeste vrouwen zullen denken dat ze menstrueren, alleen is het vaak snel over en is er erg weinig bloedverlies. Pas bij het optreden van andere zwangerschapsverschijnselen zal de vrouw merken dat ze mogelijk zwanger is.
179. De abortus Abortus is het te vroeg baren van een onontwikkelde vrucht, na de achtste en vóór de zestiende zwangerschapsweek. Er wordt een onderscheid gemaakt in abortus provocatus en spontane abortus. Abortus is het te vroeg baren van een onontwikkelde vrucht, na de achtste en vóór de zestiende zwangerschapsweek. Er wordt een onderscheid gemaakt in abortus provocatus en spontane abortus.
180. Abortus provocatus Een abortus provocatus is het bewust opwekken van een abortus. In Nederland is er wetgeving die precies regelt tot wanneer en binnen welke zorginstellingen het legaal is om een zwangerschap af te breken. Gebeurt dit tot de zestiende week, dan spreken we van een abortus provocatus lege artis (APLA) of kortweg: abortus provocatus. In de volksmond wordt dit verder afgekort tot abortus.
181. Mogelijke oorzaken De oorzaken van een miskraam liggen vaak in het zich niet goed ontwikkelen van het embryo. Het kan zijn dat zich wel vliezen en een placenta vormen, maar dat zich geen embryo ontwikkelt. Er is dan een lege vruchtzak te zien op de echo. Je spreekt dan van een windei of blighted ovum. Ook door anatomische afwijkingen aan de baarmoeder kunnen miskramen voorkomen. Verder zijn chromosomale afwijkingen, infectieziekten, stollingstoornissen en
pagina 66 van 90
182. Verpleegkundige zorg De verpleegkundige zorg bestaat uit het bewaken van de vitale functies: pols tellen, temperaturen, bloeddruk meten, ademhaling observeren. Je observeert het bloedverlies, het verlies van een eventueel zwangerschapsproduct en laat na overleg met de arts of volgens protocol het bloedbeeld bepalen (vooral bij veel bloedverlies). Als er veel bloedverlies optreedt en er kans is op shock, waarschuw je de arts om een infuus in te laten brengen (eventueel zelf prikken als je als verpleegkundige hiervoor protocollair gemachtigd bent). Je dient bloed of bloedvervangers toe na overleg met de behandelend arts. Als de vrouw Rh-negatief is, moet je, in opdracht van de arts, anti-D toedienen (na tien weken zwangerschapsduur). Anti-D wordt toegediend om te voorkomen dat een vrouw antistoffen maakt tegen het eventueel aanwezige Rh-positieve bloed van het kind. Als de moeder toch antistoffen zou gaan maken, bestaat er een gevaar voor een volgende zwangerschap. Als de moeder weer zwanger raakt van een kind met de factor Rh-positief in het bloed, bestaat het gevaar dat ze hierop een afweerreactie ontwikkelt. Hierdoor wordt het bloed van het kind afgebroken en het kind overlijdt in de baarmoeder. Je assisteert bij de echo. Voor het maken van een echo, is het van belang dat de blaas gevuld is, zodat de baarmoeder iets omhoog gedrukt wordt en hierdoor beter zichtbaar is. De vrouw mag dus niet plassen. De vrouw moet nuchter blijven als zij naar de OK moet voor curettage. Als verpleegkundige moet je goed kunnen beoordelen welke prioriteiten je moet stellen in de zorg voor de vrouw met een miskraam. Sommige situaties, zoals overvloedig bloedverlies, vergen acuut ingrijpen, omdat de vitale functies bedreigd worden. Voor de vrouw is een miskraam vaak een moeilijke en emotionele gebeurtenis. Hier moet je als verpleegkundige met de nodige zorgvuldigheid mee omgaan. Er moet ruimte zijn voor emoties en vragen over het mogelijke verloop van de abortus. Als verpleegkundige zorg je ervoor dat de vrouw voldoende privacy krijgt in deze moeilijke, onzekere
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 periode. Je zorgt ervoor dat de vrouw niet tussen zwangeren geplaatst wordt, maar een plaats krijgt op een gynaecologische afdeling. Je zorgt voor een goede rapportage en overdracht. Eventueel schakel je andere disciplines in of verwijs je naar lotgenotencontacten.
183. Een miskraam We spreken van een miskraam als de vrucht binnen zestien weken niet meer leeft. Een miskraam komt meestal als een donderslag bij heldere hemel. Niemand kan zich erop voorbereiden. Een curettage betekent definitief het einde van de zwangerschap en soms gaat dat heel snel. Na een miskraam kunnen de emoties hoog oplopen. Ouders ervaren vaak een intens verdriet en voelen een groot gemis aan het niet-levensvatbare kind. Soms zijn de ouders ook opgelucht: ze bedenken dat, als het kind voldragen zou zijn geweest, het niet gezond zou zijn. Daarmee kunnen zij zich staande houden. Als verpleegkundige is het belangrijk de ouders te steunen in hun verwerkingsproces.
184. Verpleegkundige zorg bij een pathologische bevalling Bevallen is altijd een ingrijpende gebeurtenis, maar als het niet gaat zoals de barende het zich voorgesteld had, moet ze erg snel omschakelen. Als verpleegkundige ben je dan belangrijk. Belangrijke beslissingen en handelingen die in vaak korte tijd genomen moeten worden, worden door de verpleegkundige in begrijpelijke taal uitgelegd en accuraat uitgevoerd. Sarah had het zich zo anders voorgesteld: lekker in je eigen bed, thuis bevallen van je kindje. Maar na een hele nacht en dag weeën is ze uitgeput en ze heeft echt haar best gedaan hoor, maar na een uur persen was er nog niets van een kindje te zien en besloot de verloskundige dat ze toch maar naar het ziekenhuis moest. Nu ligt ze hier in een vreemde grote kamer met allerlei apparaten om haar heen. Gelukkig is er een persoon die rustig de tijd voor haar neemt en er steeds bij blijft, het is Janneke, de verpleegkundige. Zij legt alles uit wat er gebeurt en is steeds in de buurt om haar te steunen. Er komt een cupje op het hoofd van hun kindje en na drie keer hard persen is het kindje ineens geboren. Gelukkig huilt hij goed door en ligt al snel bij Sarah op de buik.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 67 van 90 Bevallen is altijd een ingrijpende gebeurtenis, maar als het niet gaat zoals de barende het zich voorgesteld had, moet ze erg snel omschakelen. Als verpleegkundige ben je dan belangrijk. Sarah zag de verpleegkundige als eerste en deze blijft letterlijk en figuurlijk naast haar staan. Tijdens deze zo ingrijpende gebeurtenis, houd jij moeder, kind en partner in de gaten. Belangrijke beslissingen en handelingen die in vaak korte tijd genomen moeten worden, worden door de verpleegkundige in begrijpelijke taal uitgelegd en accuraat uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe een niet fysiologische bevalling verloopt en wat jouw verpleegkundige zorg hierbij is.
185. Het inleiden van de bevalling Inleiden van een bevalling is het opzettelijk opwekken van weeën met de bedoeling ontsluiting van de baarmoedermond te veroorzaken om zo een kindje geboren te laten worden. Inleiden van een bevalling is het opzettelijk opwekken van weeën met de bedoeling ontsluiting van de baarmoedermond te veroorzaken om zo een kindje geboren te laten worden. Het feit dat dit opzettelijk gebeurt, wil zeggen dat er een reden moet zijn om dit te doen. Er moet een medische indicatie zijn om in te grijpen in dit natuurlijke proces. De belangrijkste redenen zijn: ● De bevalling komt niet op gang, ook al is de à-termedatum allang verstreken. Dit betekent dat de vrouw over tijd is of serotien ; ● De zwangerschap is voor de moeder niet langer gewenst of verantwoord, bijvoorbeeld als de moeder ernstig hoge bloeddruk heeft of ernstige (zwangerschaps)diabetes, als het kindje in de baarmoeder is overleden of op verzoek van de ouders (met zwaarwegende redenen). ● De zwangerschap is voor het kind niet langer gewenst of verantwoord, bijvoorbeeld als: ○ het kind niet goed groeit of juist te groot dreigt te worden; ○ er sprake is van actief rhesusantagonisme; ○ op een CTG (cardiotocografie) blijkt dat het kind zich niet meer prettig voelt in de baarmoeder. Dit is te zien aan deceleraties in het CTG die kunnen duiden op zuurstoftekort; ○ er sprake is van lang gebroken vliezen en er aanwijzingen zijn dat zich een infectie ontwikkelt die schadelijk is voor het kind. Je spreekt
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 68 van 90
van lang gebroken vliezen als de vliezen langer dan 24 uur gebroken zijn. Het inleiden van de bevalling gebeurt vaak pas als er tekenen van infectie optreden, soms pas dagen later. Als bij het breken van de vliezen het vruchtwater niet helder is, omdat het kind in het vruchtwater gepoept heeft, is er sprake van meconiumhoudend vruchtwater. Hieruit blijkt dat het kindje zich niet zo prettig meer voelt of gevoeld heeft. Dit is ook een reden om niet te lang te wachten op het op gang komen van de bevalling, maar om de bevalling in te leiden.
ding, ook al komen er daardoor meer medische ingrepen bij de bevalling.
186. Pijnbestrijding tijdens de bevalling
Uiteindelijk zijn er persweeën nodig om het kind geboren te laten worden. Bij veel pijnbestrijding kan de overgang vanuit het pijnvrije naar het moeten persen met persweeen erg groot zijn. Soms zo moeizaam dat medisch ingrijpen en het uitvoeren van een kunstverlossing bijna onvermijdelijk is.
In de ons omringende landen, maar ook in ons eigen land zie je de vraag naar pijnbestrijding tijdens de bevalling steeds meer toenemen. Het heeft alles te maken met een veranderende mening over pijn. Tijdens een bevalling hoeft de barende tegenwoordig geen pijn meer te lijden. Er is een scala aan mogelijkheden om pijn te bestrijden. ‘Pijn hoort bij een bevalling’ en ‘pijn is niet nodig tijdens de bevalling’ zijn twee stellingen die wel erg tegenover elkaar staan. Toch is het vaak het grote dilemma binnen de verloskunde en vooral gezien vanuit de zwangere wordt de vraag naar het functionele van pijn gedurende de bevalling gesteld. Want waarom moet je pijn lijden, is het wel echt zo functioneel? In de ons omringende landen, maar ook in ons eigen land zie je de vraag naar pijnbestrijding tijdens de bevalling steeds meer toenemen. Het heeft alles te maken met een veranderende mening over pijn. Tijdens een bevalling hoeft de barende tegenwoordig geen pijn meer te lijden. Er is een scala aan mogelijkheden om pijn te bestrijden. Vooral vanuit Amerika komt er veel informatie over het toepassen van pijnbestrijding tijdens de bevalling. Binnen de Amerikaanse cultuur is het niet meer acceptabel om pijn te moeten lijden en daarom doet men er alles aan om dit te voorkomen, ook tijdens de bevalling. Binnen de Amerikaanse cultuur zie je dat veel gynaecologen aangeklaagd worden als er tijdens de bevalling iets niet goed is gegaan en in plaats van te moeten bewijzen dat er iets fout is gegaan, moeten de artsen bewijzen dat ze alles zo goed mogelijk hebben gedaan. Ingegeven door mogelijke aanklachten, zullen de artsen eerder kiezen voor pijnbestrij-
Is pijn bij de bevalling functioneel? Eigenlijk is daar niet zo snel antwoord op te geven. Wel is het op gang komen van de bevalling en de toenemende frequentie en heftigheid van de weeën functioneel. Door het langzaam opvoeren van de frequentie en de intensiteit kan het lichaam zich aanpassen aan de pijn. In het lichaam worden stoffen (endorfinen) aangemaakt, waardoor de pijn draaglijker wordt en blijft. Hierdoor kan een vrouw de bevalling aan. Wel blijft het altijd een afweging of de barende aan het einde van de ontsluitingsweeën ook nog genoeg kracht overhoudt om te kunnen persen.
Pijnbestrijding is ook functioneel. De pijn kan zo allesoverheersend zijn, dat die de ontsluiting tegenwerkt, doordat de barende erg verkrampt. Het lichaam heeft ontspanning nodig om goed te kunnen ontsluiten. Als er zo veel pijn is dat er geen ontspanning mogelijk is, heeft de barende veel baat bij het toedienen van analgetica . Binnen de obstetrie kunnen niet alle soorten pijnbestrijding gebruikt worden. Er wordt gekeken welk middel de minste invloed heeft op het ongeboren kind. De meeste middelen hebben een effect op de ongeboren baby. De baby wordt er net als de moeder ook suf van. Het is daarom niet raadzaam pijnstilling te geven als de bevalling al snel verwacht wordt. Er moet een inschatting gemaakt worden over de duur van de ontsluiting en een inschatting van de tijdslimiet waarop de pijnmedicijnen nog zullen werken. Als een kindje namelijk te snel na het toedienen van zware analgetica, zoals morfine of een stof die op morfine lijkt, wordt geboren, zal het kind suf ter wereld komen en in ernstige gevallen een ademhalingsdepressie krijgen. De belangrijkste middelen zijn: ● het toedienen van een analgeticum door een injectie; ● het plaatsen van epidurale pijnbestrijding . Voor beide vormen is continue bewaking van het kind noodzakelijk.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 Sarah is al de hele dag met de bevalling bezig. Ze is erg moe, maar heeft pas vier centimeter ontsluiting. Eigenlijk ziet ze het niet meer zitten. Ze heeft veel pijn en vraagt aan de verpleegkundige of hier niets aan gedaan kan worden. De verpleegkundige komt bij haar zitten en vraagt waar de pijn zit. ‘Vooral onder in mijn rug’, zegt Sarah. Als de verpleegkundige op dat punt tegendruk geeft, voelt het al een stuk beter. De verpleegkundige drukt en wrijft over haar onderrug en ze leert de man van Sarah hoe hij dit kan doen. Verder stelt ze voor om op de zij te gaan liggen en een warmwaterzak tegen haar rug te leggen als er geen weeën zijn. Ze vult de zak met warm water uit de kraan, doet er een handdoek omheen en legt deze tegen de rug van Sarah. Dat voelt beter, zo kan ze wel weer even verder. Verpleegkundige zorg Als verpleegkundige ben je het meest bij de barende vrouw aanwezig. Jij zult daarom als eerste de signalen van de barende vrouw moeten opvangen en interpreteren. Jij zult met de vrouw en de partner de verschillende vormen van pijnbestrijding doornemen en kijken naar wat de draagkracht van de vrouw is. De verschillende fasen in het proces vragen ook een verschillende benadering, als verpleegkundige moet je hier je begeleiding op aanpassen. Een aantal manieren van pijnbestrijding moeten eerst worden uitgeprobeerd voordat er wordt overgegaan op pijnstillers. Te denken valt aan: ● het nemen van een warme douche of een warm bad; ● het masseren van de onderrug door de partner; ● het toedienen van warmte door warmwaterzakken of hittepitzakken ; ● het toepassen van ontspanningstechnieken, zoals in een zwangerschapcursus is aangeleerd. Pas als al deze middelen geen of te weinig effect hebben, wordt er in overleg met de gynaecoloog een andere vorm van pijnbestrijding gekozen. Dit is echter afhankelijk van het stadium waarin de barende zich bevindt. Als een barende bijna aan volledige ontsluiting toe is, zal het opvangen van de intense weeën steeds moeizamer gaan. Het effect van de analgetica en de te verwachten korte resttijd van de bevalling zijn redenen om geen pijnmedicijnen meer toe te dienen. Als verpleegkundige ben jij dan degene die aanmoedigt, stimuleert om vol te houden en samen met de vrouw en de partner de weeën weg puft. Jouw aanwezigheid is dan erg belangrijk. Als er pijnbestrijding door analgetica is afgesproken, zul je als verpleegkundige zorg moeten dragen voor het continu
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 69 van 90 bewaken van het kind door een CTG. Je moet de behandelend arts op de hoogte houden van eventuele afwijkingen daarin. Na de bevalling is het jouw taak het gedrag van de baby goed te observeren. Jij rapporteert aan de behandelend arts als er complicaties optreden door de analgetica.
187. Afwijkende liggingen van de foetus Er zijn verschillende vormen van afwijkende liggingen van de foetus: afwijkende hoofdligging; stuitligging en dwarsligging. Er zijn verschillende vormen van afwijkende liggingen van de foetus: ● afwijkende hoofdligging; ● stuitligging; ● dwarsligging. Marjan is net bevallen van haar dochter Janneke. Janneke heeft een flinke toeter op haar voorhoofd. Dat komt door het cupje, heeft de verpleegkundige gezegd. Het ziet er nu niet zo mooi uit, maar die grote bult trekt wel weg. Marjan vraagt zich af waarom Janneke zo’n grote bult op haar hoofdje heeft. Volgens de verpleegkundige lag het kindje niet goed, maar dit begrijpt Marjan niet. Er was bij de controles steeds gezegd dat het kindje met het hoofdje omlaag lag en dus goed lag om geboren te worden. De verpleegkundige legt uit dat dat wel zo was, maar de stand van het hoofdje in het baringskanaal was niet goed. De verpleegkundige maakt een tekening van het baringskanaal en de stand die een hoofdje moet hebben en de stand van het hoofdje van Janneke. Gelukkig begrijpt Marjan nu wat er aan de hand was.
188. Afwijkende hoofdligging Aan de hand van een vaginaal toucher kan de gynaecoloog of verloskundige voelen waar de schedelnaden zich bevinden en waar de fontanellen zijn. Met deze gegevens kan hij de stand van het hoofdje bepalen. Bij een fysiologische bevalling wordt er gelet op de stand van het hoofd. De stand van het hoofd is eigenlijk pas goed te beoordelen als er een vaginaal toucher gedaan wordt bij gebroken vliezen en als het kindje goed is ingedaald. Ingedaald wil zeggen dat het kindje goed diep in het geboor-
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 70 van 90
tekanaal zit. Aan de hand van een vaginaal toucher kan de gynaecoloog of verloskundige dan voelen waar de schedelnaden zich bevinden en waar de fontanellen zijn. Met deze gegevens kan hij de stand van het hoofdje bepalen.
Achterhoofdsligging
Om door het geboortekanaal te komen, is de kleinste doorsnede het makkelijkst. Dit is de achterhoofdsligging. Het kindje ligt met de kin op de borst en het achterhoofd komt onder het schaambeen door het eerst naar buiten. De meeste kinderen liggen in deze ligging waardoor de bevalling meestal normaal kan plaatsvinden. Als het hoofdje niet in de achterhoofdsligging ligt, zijn er nog verschillende andere mogelijkheden. De eerste stand is de kruinligging, waarbij het hoofdje rechtop staat. De doorsnede van het hoofdje is al vergroot, maar meestal kan dit kindje met een beetje hulp wel vaginaal geboren worden. De tweede stand is de voorhoofdsligging, waarbij het hoofdje iets achterover kantelt. Hierbij wordt de doorsnede van het hoofd erg groot en kan het moeizaam door het geboortekanaal. Vaak is hierbij een kunstverlossing nodig. Als dit niet lukt, moet er alsnog een keizersnede gedaan worden.
Kruinligging, voorhoofdsligging en aangezichtsligging
189. Stuitligging
Bij de derde stand buigt het hoofdje helemaal achterover en komt het gezichtje het eerst. Dit heet een aangezichtsligging. De doorsnede van het hoofdje is kleiner dan bij een voorhoofdsligging of kruinligging en meestal kan het kindje vaginaal geboren worden.
Bij een stuitligging ligt het kind met het hoofdje boven in de baarmoeder en de billetjes naar beneden. Hierbij is er nog een verschil tussen een volkomen stuit, waarbij ook de voetjes helemaal naar beneden zijn of een onvolkomen stuit, waarbij de voetjes omhoog geklapt langs het lijfje liggen.
Naast het kantelen van het hoofdje achterover, kan het kindje ook te ver voorover kantelen. Dit geeft niet zo veel problemen, omdat bij de geboorte het hoofdje toch om het schaambeen heen draait en dan uit zichzelf iets corrigeert.
Bij een stuitligging ligt het kind met het hoofdje boven in de baarmoeder en de billetjes naar beneden. Hierbij is er nog een verschil tussen een volkomen stuit, waarbij ook de voetjes helemaal naar beneden zijn of een onvolkomen stuit, waarbij de voetjes omhoog geklapt langs het lijfje liggen. Bij een volkomen stuit worden bij een vaginale bevalling eerst de voetjes geboren, bij een onvolkomen stuit worden eerst de billetjes geboren.
Ten slotte kan het kindje ook het hoofdje iets opzij gedraaid hebben, hierbij vergroot de doorsnede ook en is vaak een kunstverlossing nodig.
Een stuitbevalling heeft een groter risico dan een bevalling met een hoofdligging, omdat het grootste deel van het
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 71 van 90
kindje, het hoofdje, bij een stuitligging het laatst geboren moet worden. Als het hoofdje dan niet door het geboortekanaal wil, moet er met spoed een keizersnede gedaan worden. In sommige gevallen kan het hoofdje alsnog vaginaal geboren worden met tangen. Een stuitbevalling vindt daarom altijd plaats in het ziekenhuis, onder begeleiding van een gynaecoloog.
rapportage en overdracht. Verder zorg je ervoor dat de barende en haar partner beschikken over goed informatie. Je treedt op als intermediair. Als het nodig is, zorg je voor een gesprek tussen de barende, haar partner en de gynaecoloog. Verder assisteer je bij het uitvoeren van de kunstverlossing, als het nodig is.
Omdat niet met zekerheid is te zeggen dat de bevalling bij een stuitligging probleemloos verloopt, noem je de bevalling een proefbaring. Als het niet lukt, moet het kind met een keizersnede geboren worden. In Nederland is het beleid ten aanzien van een stuitbevalling de laatste tijd veranderd. Eerst werd er altijd uitgegaan van een vaginale bevalling. Als er dan problemen ontstonden, werd alsnog een keizersnede toegepast. Tegenwoordig wordt van tevoren met de zwangere vrouw en haar partner gesproken over de voordelen en nadelen van een vaginale bevalling en ook de mogelijkheid voor een keizersnede wordt besproken. De ouders krijgen nu de keuze en kunnen meebeslissen over het al dan niet vaginaal bevallen.
192. De kunstverlossing
190. Dwarsligging Bij een dwarsligging ligt het kindje dwars in de baarmoeder. Dit komt zelden voor, maar je ziet het nog wel bij een tweede kindje van een tweeling. Een kindje dat dwars in de baarmoeder ligt, kan niet vaginaal geboren worden. Bij een dwarsligging ligt het kindje dwars in de baarmoeder. Dit komt zelden voor, maar je ziet het nog wel bij een tweede kindje van een tweeling. Een kindje dat dwars in de baarmoeder ligt, kan niet vaginaal geboren worden. Soms zal de gynaecoloog proberen het kindje in de goede stand in het baringskanaal te duwen en dan de vliezen breken, in de hoop dat het kindje zo goed in het baringskanaal komt. Wel staat dan vaak een OK-team klaar om een spoedkeizersnede uit te voeren als dit niet lukt.
191. Verpleegkundige zorg bij afwijkende ligging Als verpleegkundige ben je vaak bij het vaststellen van de afwijkende ligging. Je moet zorgdragen voor een goede rapportage en overdracht. Verder zorg je ervoor dat de barende en haar partner beschikken over goed informatie. Als verpleegkundige ben je vaak bij het vaststellen van de afwijkende ligging. Je moet zorgdragen voor een goede
Een kunstverlossing is een bevalling waarbij een gynaecoloog of een verloskundige op een of andere manier moet helpen om een kind geboren te laten worden. Kunstverlossingen vinden plaats als er een medische reden voor is. Een kunstverlossing is een bevalling waarbij een gynaecoloog of een verloskundige op een of andere manier moet helpen om een kind geboren te laten worden. Kunstverlossingen vinden plaats als er een medische reden voor is. Aan deze reden kunnen verschillende oorzaken ten grondslag liggen, zoals: ● de moeder is te uitgeput om nog verder te gaan met de bevalling; ● er is een medische reden waardoor de moeder niet actief mag persen (hartfalen of hersenaandoening); ● het kind is te groot; ● het kind ligt verkeerd; ● het kind heeft een lage hartslag, voelt zich dus niet meer prettig in de baarmoeder en moet snel geboren worden (foetale nood). Een kunstverlossing is heel ingrijpend voor een barende vrouw. Veruit de meeste vrouwen gaan ervan uit dat ze op eigen kracht kunnen bevallen. Als dit niet lukt, moet de vrouw zich aanpassen aan een heel andere situatie dan ze zich had voorgesteld. Verder is het in de meeste gevallen ook nog zo, dat het ingrijpen door de gynaecoloog of verloskundige een acuut karakter heeft, alles gaat erg snel. In de volgende gevallen is er sprake van een kunstverlossing: ● ● ● ●
zetten van een episiotomie en geven van expressie ; vacuümextractie ; forcipale extractie ; keizersnede .
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
193. Zetten van een episiotomie en geven van expressie Veruit het minst ingrijpend voor de barende vrouw is het zetten van een episiotomie en het geven van expressie. Eigenlijk wordt er niets meer gedaan dan ruimte maken in de bekkenbodem door het zetten van een episiotomie en het opvoeren van de druk door het geven van expressie. Veruit het minst ingrijpend voor de barende vrouw is het zetten van een episiotomie en het geven van expressie. Eigenlijk wordt er niets meer gedaan dan ruimte maken in de bekkenbodem door het zetten van een episiotomie en het opvoeren van de druk door het geven van expressie. Expressie geven wil zeggen: drukken. Het geven van expressie gebeurt op de fundus uteri (de bovenkant van de baarmoeder) op het moment van een wee. Hierdoor wordt de uitdrijvende kracht van de wee verhoogd. De verloskundige of gynaecoloog vraagt aan de verpleegkundige of kraamverzorgster om te drukken in de richting van het baringskanaal. Sommige vrouwen vinden het echter erg pijnlijk als er iemand op of aan de buik komt. Karin is op de verloskamer al volop aan het persen, ze is al bijna een uur bezig. De verloskundige ziet het hoofdje bij elke wee tevoorschijn komen, maar na de wee zakt het weer helemaal terug. Het lijkt wel alsof het net niet onder het schaambeen door wil. Karin wordt erg moe en moedeloos. De verloskundige besluit een episiotomie te zetten en vraagt aan de verpleegkundige gedoseerd mee te drukken op de baarmoeder. Bij de volgende wee zet de verloskundige de knip en duwt de verpleegkundige op de baarmoeder. Karin perst uit alle macht mee. Nu komt het hoofdje verder. Bij de volgende wee wordt het kindje van Karin geboren. Een prachtige dochter die meteen lekker doorhuilt.
194. Vacuümextractie Bij vacuümextractie wordt de cup (zuignap) van een vacuümextractor op het hoofdje van de baby geplaatst. Daarna wordt de cup vacuüm gezogen met een vacuümpomp en
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 72 van 90 kan er trekkracht worden uitgeoefend. Aan de cup zit een ketting en door aan deze ketting te trekken, kan de gynaecoloog het kindje naar buiten trekken (tractie geven). Bij vacuümextractie wordt de cup (zuignap) van een vacuümextractor op het hoofdje van de baby geplaatst. Daarna wordt de cup vacuüm gezogen met een vacuümpomp en kan er trekkracht worden uitgeoefend. Aan de cup zit een ketting en door aan deze ketting te trekken, kan de gynaecoloog het kindje naar buiten trekken (tractie geven). Ook dit vindt plaats tijdens een wee en er wordt gebruikgemaakt van de weeënkracht van de barende vrouw. Als een kind met een vacuümextractie wordt geboren, heeft het vaak een enorme grote bult op het hoofd. Het ziet er wat raar uit en de ouders maken zich hier vaak erg bezorgd over. De bult trekt echter binnen drie tot vier dagen weer weg.
195. Forcipale extractie Bij een forcipale extractie wordt het kind met een forceps (een tang met twee lepels) uit het geboortekanaal getrokken. De lepels van de forceps worden om het hoofdje van het kind gelegd. Ook hierbij is de kracht van de wee en de inzet van de moeder van belang. Bij een forcipale extractie wordt het kind met een forceps (een tang met twee lepels) uit het geboortekanaal getrokken. De lepels van de forceps worden om het hoofdje van het kind gelegd. Ook hierbij is de kracht van de wee en de inzet van de moeder van belang. Forcipale extractie wordt alleen uitgevoerd als er grote spoed is en er geen tijd is voor een vacuüm-extractie. Verder is de forcipale extractie alleen mogelijk als het kindje al ver onder in het geboortekanaal ligt (op de bekkenbodem). Daarnaast is de keuze tussen een vacuümextractie en een forcipale extractie ook afhankelijk van de voorkeur van de gynaecoloog. Bij een forcipale extractie worden de twee lepels eerst één voor één langs het hoofdje van het kindje gelegd. De gynaecoloog moet daarom goed weten wat de stand van het hoofdje is. Dan worden de lepels in elkaar gehaakt, waarbij het niet mogelijk is de lepels volledig tegen elkaar aan te drukken en daarmee het hoofdje in te knellen. Vervolgens wordt er met een wee mee getrokken aan deze twee lepels en wordt het kindje geboren.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 73 van 90 Bij sommige redenen staat van tevoren vast dat er een keizersnede gaat plaatsvinden. Deze keizersnede zal dan gepland worden vóór de uitgerekende datum. De vrouw wordt vaak op de dag van de keizersnede opgenomen en voorbereid voor de OK, waarna de keizersnede plaats zal vinden. We spreken dan van een geplande of primaire sectio .
Met een neerwaartse beweging wordt het kindje uit het baringskanaal getrokken
Voor het uitvoeren van een vacuümextractie en een forcipale extractie is het meestal nodig een episiotomie te zetten, om zo extra ruimte te creëren
196. Keizersnede De keizersnede (sectio caesarea, meestal afgekort tot sectio) is een operatie waarbij een kunstmatige uitgang in de buik van de moeder gemaakt wordt waardoor het kind geboren wordt. De keizersnede (sectio caesarea, meestal afgekort tot sectio) is een operatie waarbij een kunstmatige uitgang in de buik van de moeder gemaakt wordt waardoor het kind geboren wordt. Voor een keizersnede zijn verschillende redenen: ● De zwangere heeft ernstige hypertensie. ● De zwangere heeft ernstige diabetes en een veel te groot kind. ● De zwangere heeft een te klein bekken of andere motorische beperkingen. ● De zwangere is serotien, maar het lukt niet om weeën op te wekken. ● De zwangere heeft een eerdere traumatische ervaring rondom een bevalling gehad. ● De zwangere kan door volledige uitputting niet meer meewerken aan een vaginale bevalling. ● Het kind is te jong om vaginaal geboren te worden. Prematuren hebben een kwetsbare schedel die moet worden behoed voor al te grote druk. ● Het kind ligt verkeerd. ● Het kind heeft aangeboren afwijkingen, waardoor het niet vaginaal geboren kan worden. ● Het CTG van het kind is slecht. Er is sprake van foetale nood.
Verschillende ziekenhuizen werken met een preklinisch operatief spreekuur. Tijdens dit spreekuur kan de zwangere vrouw al door de anesthesist en een verpleegkundige gezien worden. Tijdens dit spreekuur beoordeelt de anesthesist of de zwangere geopereerd mag worden. De verpleegkundige neemt de verpleegkundige anamnese af en bereidt de vrouw al zo goed mogelijk voor op de opname en de operatie. De zwangere is dan bij opname al op de hoogte van het reilen en zeilen op de afdeling en de operatie. Vaak zal er echter pas tijdens de ontsluitingsperiode of de bevalling besloten worden tot het uitvoeren van een keizersnede. Dit moet dan acuut gebeuren. Er is dan sprake van een acute of secundaire sectio . Bij een acute keizersnede is er vaak weinig tijd om de barende vrouw goed uit te leggen wat er precies gaat gebeuren. Een keizersnede is een grote buikoperatie en kent dan ook de complicaties van een grote buikoperatie. De kraamvrouw heeft een operatie ondergaan en hiervoor bestaan binnen de verschillende ziekenhuizen verschillende standaardprotocollen. In ieder geval zal er binnen dit protocol aandacht zijn voor zelfzorg, voeding, mobilisatie en wondverzorging.
197. Verpleegkundige zorg Als verpleegkundige speel je bij de kunstverlossingen een ondersteunende rol. Bij een keizersnee komt daarbij het zorgen voor een vrouw na een buikoperatie, wat grotendeels overeenkomt met de zorg voor een chirurgische zorgvrager. Als verpleegkundige speel je bij de kunstverlossingen een ondersteunende rol. Bij een keizersnee komt daarbij het zorgen voor een vrouw na een buikoperatie, wat grotendeels overeenkomt met de zorg voor een chirurgische zorgvrager. Bij een episiotomie, vacuümextractie of forcipale extractie bestaat de verpleegkundige zorg uit het klaarleggen van het materiaal dat voor de ingreep nodig is, zo nodig geef je instrumenten aan. Verder is het van belang de barende vrouw goed te observeren en de observaties door te geven
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 aan de gynaecoloog. Ook houd je de conditie van het kind in de gaten. Gedurende het uitvoeren van de kunstverlossing zul je geregeld via een CTG of doptone naar de harttonen van het kindje luisteren en je bevindingen aan de gynaecoloog doorgeven. Daarnaast speel je als verpleegkundige een belangrijke rol in de communicatie tussen de barende en haar partner en de gynaecoloog. Jij zult wat er gebeurt of moet gebeuren zo goed mogelijk met de gynaecoloog en de barende en haar partner bespreken. Ook zorg je voor een goede opvang van het kindje. Bij een kunstverlossing heeft het kindje vaak extra aandacht nodig, direct na de bevalling. Je zorgt ervoor dat de omstandigheden om het kindje op te vangen optimaal zijn. Jij zorgt bijvoorbeeld voor de aanwezigheid van een kinderarts als dit door de gynaecoloog vereist wordt. Daarnaast zorg je ervoor dat de mechanische uitzuigapparatuur en extra zuurstofvoorziening beschikbaar zijn. Na de bevalling zorg je ook voor het klaarzetten van de spullen voor het hechten. Na het hechten is het tijd om de ouders even met het kind alleen te laten en alles even te laten bezinken. Meestal maak je na het uitvoeren van de basiscontroles (bloeddruk meten, vloeien controleren en funduscontrole) een afspraak met de ouders wanneer ze terugkomt om moeder en kind verder te verzorgen. Als het nodig is, kunnen de ouders je altijd eerder terug laten komen. Vervolgens voer je de lichamelijke verzorging van moeder en kind uit en observeer je bij beiden het gedrag en de reactie op de kunstverlossing. Vooral bij de kraamvrouw is het van groot belang na te gaan of ze alles wat er gebeurd is, begrijpt. Vaak gaan de dingen zo snel, dat de kraamvrouw nog met een aantal vragen zit. Het douchen of wassen van de kraamvrouw is een uitstekende gelegenheid nog even terug te komen op wat er allemaal gedaan is. Verder zorg je voor een goede rapportage in het zorgdossier en overdracht naar de volgende dienst of verpleegkundige van de afdeling. De verpleegkundige zorg na een keizersnede bestaat uit het zorgen voor een vrouw na een buikoperatie. Voor een groot deel komt deze overeen met de zorg voor een chirurgische zorgvrager. De kraamvrouw heeft een forse operatie achter de rug, maar is ook moeder geworden. Een belangrijk aspect is de psychische begeleiding na een keizersnede, vooral na een niet geplande keizersnede. Het ‘moeder worden’ is in de hectiek van het moment niet zo erg aan bod gekomen en
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 74 van 90 verdient daarom na de bevalling extra aandacht. Als verpleegkundige zorg je ervoor dat moeder en kind elkaar zo snel mogelijk te zien krijgen, soms al op de OK. Gedurende de tijd dat de moeder op de afdeling is, moet je bijzonder alert blijven op de moeder-kindbinding. De zorg voor de baby zal bij voorkeur op de kamer van de moeder plaatsvinden, omdat de moeder, zeker de eerste dagen, nog weinig mobiel zal zijn. Verder gelden hier ook de aandachtspunten voor de verpleegkundige zorg, zoals beschreven na een kunstverlossing: het begeleiden en voorlichten over wat er gaat gebeuren. Aandachtpunten hierbij zijn: de manier van toedienen van de narcose, de aanwezigheid van veel personeel op een operatiekamer, het verloop van de operatie, de opvang op de uitslaapkamer, de geuren op een operatiekamer, de opvang van het kind en, als het mogelijk is, wanneer de kraamvrouw het kindje zal zien. Een verpleegkundige taak is ook het bijwerken van de verpleegkundige rapportage en zorgen voor een goede overdracht naar de operatieafdeling en later naar de volgende dienst.
198. Afwijkingen aan de placenta, de navelstreng en het vruchtwater De volgende complicaties kunnen een bedreiging zijn tijdens de bevalling voor de moeder of voor het ongeboren kind: afwijkingen aan de placenta; afwijkingen aan de navelstreng; afwijkingen van het vruchtwater De volgende complicaties kunnen een bedreiging zijn tijdens de bevalling voor de moeder of voor het ongeboren kind: ● afwijkingen aan de placenta; ● afwijkingen aan de navelstreng; ● afwijkingen van het vruchtwater.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
199. Afwijkingen van het vruchtwater Er kunnen verschillende afwijkingen van het vruchtwater voorkomen: te vroeg gebroken vliezen en meconiumhoudend vruchtwater. Er zijn verschillende afwijkingen van het vruchtwater: ● te vroeg gebroken vliezen; ● meconiumhoudend vruchtwater.
200. Te vroeg gebroken vliezen Als de vruchtvliezen breken vóór de 37e week van de zwangerschap, is er sprake van te vroeg gebroken vliezen. Een ongeboren kind heeft vruchtwater nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Vruchtwater heeft verschillende functies, zoals: ● het is een stootkussen; ● het maakt bewegen mogelijk (zwemmen); ● stoffen in het vruchtwater zijn nodig voor de ontwikkeling van de longen van het kindje; ● het kindje kan door het drinken van vruchtwater de slikreflex ontwikkelen. Als heel vroeg in de zwangerschap de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt, is de kans groot dat de ontwikkeling van het kindje verstoord raakt. De longen, het bewegingsapparaat en de slikreflex bijvoorbeeld kunnen zich dan niet goed ontwikkelen. Daarnaast is er door het breken van de vliezen een directe verbinding gekomen met buiten en is er een groot gevaar voor het ontwikkelen van een infectie. Deze infectie zal in de meeste gevallen levensbedreigend zijn voor het ongeboren kind. Het beleid over het vroeg breken van de vliezen staat nogal ter discussie. De voorstanders richten zich vooral op de bewakingsmogelijkheden bij opname in het ziekenhuis, terwijl de tegenstanders van opname in het ziekenhuis zich vooral richten op het infectiegevaar. Met een verder ontwikkelen van thuismonitoring zal het steeds meer mogelijk zijn, dat een zwangere met gebroken vliezen thuis blijft.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 75 van 90
201. Verpleegkundige zorg Als een zwangere met gebroken vliezen wordt opgenomen, observeer je als de verpleegkundige vooral mogelijke infectieverschijnselen en de conditie van het kindje. Net als bij andere complicaties staat de begeleiding en voorlichting tijdens de opname voorop. Je moet instructies geven over het zo schoon mogelijk houden van de vagina en de omgeving. Zeker in het ziekenhuis zal er gewerkt worden met steriel kraamverband om het vruchtwater op te vangen.
202. Meconiumhoudend vruchtwater Vruchtwater hoort helder van kleur te zijn. Als het kindje zich echter niet meer zo prettig voelt in de baarmoeder, zal het in het vruchtwater poepen. De eerste ontlasting van de baby heet meconium en deze is groenzwart van kleur. Als het meconium in het vruchtwater komt, verkleurt het vruchtwater. Vooral tegen het einde van de zwangerschap en nog vaker als de à-termedatum al voorbij is, zal een kindje vaker in het vruchtwater poepen. Als een kindje geboren wordt en zelf begint te ademen, zit bij die eerste ademteug vaak wat vruchtwater. In de baarmoeder drinkt het kindje immers van dit vruchtwater en het zal zich in de mond- en keelholte bevinden als het kindje geboren wordt. Dit kleine beetje vruchtwater komt in de longen en is binnen een paar dagen opgenomen door het longweefsel. Als er echter meconium in het vruchtwater zit, kan dit kleine beetje vies vruchtwater een longinfectie veroorzaken bij de pasgeborene. Daarom is het van belang de mond- en keelholte goed uit te zuigen en te ontdoen van het meconiumhoudende vruchtwater, voordat het kindje begint te ademen. De arts of verloskundige probeert daarom het kindje, zodra het hoofdje geboren is, al uit te zuigen. Soms komt er wat meconiumhoudend vruchtwater in het maagje. Het kindje blijft door vies meconiumhoudend vruchtwater in het maagje langer misselijk en zal ook gemakkelijker spugen.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 76 van 90
203. Verpleegkundige zorg
scheid te nemen van het kind. Een goede uitvaartverzorger zoekt samen met de ouders naar een passende uitvaart.
Als verpleegkundige heb je als taak het gedrag van de zuigeling goed te observeren en tekenen van infectie snel door te geven aan een kinderarts. Tekenen van infectie kunnen zijn:
De moeder is vaak degene die het eerste merkt dat haar kindje overleden kan zijn, omdat ze het kindje niet meer voelt bewegen. Dit is voor een verloskundige of gynaecoloog reden om de zwangere nader te onderzoeken. Door het met de doptone zoeken naar cortonen en vervolgens het maken van een echo kan hij vaststellen of het kindje nog leeft.
● ● ● ●
niet goed op temperatuur blijven; temperatuursverhoging hebben; niet goed drinken; sloom zijn.
Ook zorg je voor een goede rapportage en overdracht van haar observaties. Blijft het kindje lang misselijk en wil het niet drinken, dan kan eventueel het maagje gespoeld worden met schoon water (steriel). Vervolgens kan worden geprobeerd om het kindje te voeden.
204. Perinatale sterfte Perinatale sterfte is het overlijden van een kindje vanaf een zwangerschapsduur van 24 weken tot 7 dagen na de bevalling. Het gaat dus om sterfte vóór de bevalling, tijdens de bevalling of vlak na de bevalling. Perinatale sterfte is het overlijden van een kindje vanaf een zwangerschapsduur van 24 weken tot 7 dagen na de bevalling. Het gaat dus om sterfte vóór de bevalling, tijdens de bevalling of vlak na de bevalling. Dat leven en dood vlak naast elkaar staan, is pijnlijk duidelijk bij de bevalling van een dood kindje. Veel ziekenhuizen zullen een speciaal protocol hebben waarin beschreven staat hoe te handelen bij het overlijden van een kindje. De Nederlandse wet heeft een aantal zaken rond perinatale sterfte geregeld. Zo is er een aangifteplicht bij een zwangerschapsduur van 24 weken of een geboortegewicht van ten minste 500 gram. Naast de aangifteplicht geldt dan ook de Wet op de lijkbezorging. Voor zwangerschappen jonger dan 24 weken geldt geen aangifteplicht, maar tegenwoordig mag een kindje wel worden bijgeschreven in het huwelijksboekje van de ouders. Voor deze kinderen geldt ook geen Wet op de lijkbezorging. Ouders mogen het kind zelf meenemen en begraven. Vaak echter zorgt het ziekenhuis voor de crematie van het kind. Als de Wet op de lijkbezorging wel geldt, is het door een versoepeling van deze wet voor ouders mogelijk hun kindje zelf mee naar huis te nemen en thuis op te baren. Er komen steeds meer mogelijkheden om op een eigen manier af-
Er zijn een aantal redenen voor het overlijden van een kind in de baarmoeder. De bekendste zijn: ● ● ● ● ● ● ● ● ●
ernstig hoge bloeddruk; ernstige diabetes; veel roken; overmatig alcoholgebruik drugsgebruik; aangeboren afwijkingen; ware knoop in de navelstreng; geheel of gedeeltelijk loslaten van de placenta; serotiniteit.
Het overlijden van een kindje vlak na de bevalling komt door: ● vroeggeboorte; ● groeiachterstand tijdens de zwangerschap; ● aangeboren afwijking. Binnen de zorginstelling zal in veel gevallen een protocol liggen waarin de zorg aan vrouwen met een doodgeboren kind beschreven staat. Aandachtspunten hierbij zijn: de controles die je moet verrichten en de eventuele onderzoeken die er gedaan moeten worden om een doodsoorzaak te achterhalen. Het afbellen van instanties als de blije doos, de felicitatiedienst, het kraamcentrum zijn ook vaak dingen die vanuit het ziekenhuis geregeld worden. Verder moet je denken aan het maken van herinneringen, zoals hand- of voetafdrukjes en foto’s. Ook is het extra van belang om de zwangere en haar partner zo veel mogelijk door dezelfde verpleegkundige te laten verzorgen. Hierdoor bevorder je de continuïteit en raken de ouders vertrouwd met de verpleegkundige. Ze zullen zo hun emoties en verdriet mogelijk beter kunnen verwerken. De verpleegkundige is vaak aanwezig bij het vaststellen van het overlijden van een kindje. De gynaecoloog zal samen met de ouders bespreken wat er verder zou kunnen gaan gebeuren. De ouders zijn erg aangeslagen door de mededeling dat het kindje is overleden. De fase van rouwverwerking zie je ook hier in alle heftigheid optreden. Allereerst zullen de ouders het ontkennen, vervolgens
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 worden ze vaak boos en vragen ze zich af waarom dit hun moest overkomen. Een volgende fase is een fase van verdriet. Pas daarna komt de verwerking. Iedereen heeft een eigen stijl en eigen tempo om deze fasen te doorlopen. Als verpleegkundige zul je, in de tijd dat de vrouw opgenomen is, al deze verschillende fasen kunnen registreren en je zult hierop moeten anticiperen. De verpleegkundige begeleidt de ouders in een vaak erg moeilijke periode van het leven, een periode waar leven en dood vlak naast elkaar staan. Je zult de zorg moeten afstemmen op de wensen van de ouders. Je kunt bijvoorbeeld de volgende zaken met de ouders bespreken: procedures over aangeven, naamgeving, zelf verzorgen van het kindje en het maken van foto’s. Elke verpleegkundige brengt hierbij ook haar eigen emoties mee. Als professioneel verpleegkundige leer je hiermee om te gaan.
205. De verpleegkundige zorg voor de kraamvrouw met complicaties Als verpleegkundige heb je een belangrijke rol in het herkennen van signalen die duiden op mogelijke complicaties in het kraambed en op het voorkomen hiervan door goede voorlichting te geven over hygiënemaatregelen. Als er toch complicaties optreden, moet je als verpleegkundige weten wat je moet doen.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 77 van 90 in het herkennen van signalen die duiden op mogelijke complicaties en op het voorkomen hiervan door goede voorlichting te geven over hygiënemaatregelen. Als er toch complicaties optreden, moet je als verpleegkundige weten wat je moet doen.
206. Complicaties door de bevalling: hechtingen Bij een bevalling worden de labia en het perineum extreem uitgerekt. Hierdoor kunnen de labia of het perineum inscheuren en zo ontstaat er een ruptuur. Bij een bevalling worden de labia en het perineum extreem uitgerekt. Hierdoor kunnen de labia of het perineum inscheuren en zo ontstaat er een ruptuur . Soms kiest de verloskundige of de arts die de bevalling begeleidt ervoor om wat extra ruimte te maken door in het perineum een episiotomie te zetten. Zowel de ruptuur als de episiotomie worden na de bevalling gehecht.
207. Episiotomie Een episiotomie wordt door de verloskundige gezet om ruimte te maken voor de geboorte van de baby. Vaak kiest de verloskundige hiervoor als zij de bevalling wil bespoedigen of als het kind erg groot lijkt en een ruptuur het mogelijke gevolg is.
Inge is drie dagen geleden bevallen van haar dochter Janneke en samen zijn ze vandaag thuisgekomen. Inge hoopt op een gezellig kraambed. De kraamverzorgster is al in huis en de koffie staat klaar. Tijdens een eerste kennismaking vraagt de kraamverzorgster haar hoe de bevalling is gegaan en hoe Inge zich nu voelt. Eigenlijk is Inge erg moe en ineens begint ze vreselijk te huilen. Ineens komt er van alles uit: de hechtingen doen zeer, haar borsten lijken wel op knappen te staan, ze is vreselijk moe, vindt eigenlijk dat ze moet genieten van haar kind, maar wil alleen maar huilen. Ze voelt zich helemaal niet lekker. De kraamverzorgster troost haar en stelt voor eerst maar even in haar eigen bed te kruipen en lekker bij te komen van alles.
Een episiotomie wordt door de verloskundige gezet om ruimte te maken voor de geboorte van de baby. Vaak kiest de verloskundige hiervoor als zij de bevalling wil bespoedigen of als het kind erg groot lijkt en een ruptuur het mogelijke gevolg is. Met het zetten van een episiotomie kan de verloskundige dan de richting van de extra ruimte bepalen. Het nadeel van een episiotomie is echter dat deze slechter geneest en gevoeliger is dan een ruptuur. De theorie hierachter is, dat een ruptuur beter geneest, omdat die zelf zijn weg door het weefsel heeft bepaald waardoor dit dan ook weer beter aan elkaar hecht. Bij het zetten van een episiotomie worden deze structuren kapot gemaakt, waardoor ze minder snel genezen.
In het kraambed kunnen zich de nodige complicaties voordoen. Sommige complicaties zijn een direct gevolg van de complicaties tijdens de zwangerschap. Andere zijn het directe gevolg van de bevalling, zoals pijnlijke hechtingen. Er zijn ook complicaties die zich pas in het kraambed openbaren. Als verpleegkundige heb je een belangrijke rol
Verpleegkundige zorg Voor het hechten moeten de spullen klaargezet worden voor de verloskundige. Vaak heeft deze zelf voorkeur voor bepaald hechtmateriaal. Naast hechtmateriaal als naald en draad, heeft de verloskundige of de arts op het tafeltje ook een pincet en naaldvoerder liggen. In het ziekenhuis wordt
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 steriel gewerkt, dus alle spullen komen op een steriele ondergrond. Er ligt ook een steriele doek onder de stuit van de kraamvrouw. Om goed bij de te hechten wond te kunnen komen, wordt er op de verloskamers van het bed, een dwarsbed gemaakt. Dit is een half bed met beensteunen. De vrouw ligt dan met haar benen in de beensteunen en de onderkant van het bed wordt weggehaald. Hierdoor kan de verloskundige dichter bij het wondgebied komen en heeft een beter zicht op de episiotomie of ruptuur. Verder is goed licht (hechtlampen) op de wond nodig. In de thuissituatie is dit vaak wat moeilijker, maar ook hier wordt de kraamvrouw soms gevraagd om dwars op het bed te gaan liggen en de knieën goed op te trekken, zodat de verloskundige er beter bij kan. Een bureaulamp of ander gericht licht, zorgt dan voor goed zicht. Perineumhechtingen verzorgen vereist een goede hygiëne. Ook hier geldt spoelen na het plassen, extra verschonen van het kraamverband en na defecatie naar achteren afvegen. Omdat de hechtwond van een episiotomie vaak pijnlijker is doordat alle structuren van de huid zijn doorgeknipt, vinden vrouwen het fijn om hier koude kompressen tegenaan te krijgen. Koude zorgt voor verdoving en gaat zwelling tegen. Een koud kompres is vaak een klein ijskompres dat in een washandje of doekje gewikkeld tegen de blote huid wordt aangelegd. Dit mag niet langer dan vijftien minuten, omdat anders de kans bestaat dat de huid bevriest. Zijn de hechtingen erg pijnlijk, dan is overleg over pijnmedicijnen een goede interventie. Hechtingen moeten dagelijks geïnspecteerd worden, maar ook de kleine labiarupturen die niet gehecht zijn, vergen controle. De kraamverzorgster of verpleegkundige kijkt dagelijks naar de hechtingen, de eerste dagen zelfs wat vaker, ook om te zien of er geen zwelling ontstaat. Verder geef je goede informatie over hygiënemaatregelen. Als hechtingen toch gaan ontsteken en rood en pijnlijk worden, dan laat je de kraamvrouw de wond twee tot drie keer per dag goed uitspoelen met de douche. Er zijn ook verzachtende crèmes die de pijn kunnen verlichten. Als de hechtingen erg strak zitten en veel pijn veroorzaken, mag je ze op de vijfde dag na de bevalling verwijderen. Thuis zal de verloskundige dit doen. Meestal lossen de hechtingen zo rond de achtste tot tiende dag op. Soms gaat dit gepaard met wat helderrood bloedverlies. Het is prettig als je de kraamvrouw hierop attendeert, dan weet ze dat dat zo hoort en schrikt ze niet. Verder is het van belang dat de kraamvrouw een goede houding aanneemt. Dat houdt in dat ze goed recht op de hechtingen moet gaan zitten.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 78 van 90 Hierdoor drukt ze het vocht uit de wond en neemt de zwelling af. Als de vrouw scheef gaat zitten, wordt er juist meer vocht naar de wond toegedrukt. Er ontstaat meer oedeem en hierdoor vaak meer pijn. Ook moet de kraamvrouw eraan denken dat schuiven in bed meer pijn veroorzaakt. Het is alweer vier dagen geleden dat Jannie is bevallen, maar vandaag wil niets lukken. Ze heeft veel last van stuwing, maar wat ze erger vindt, zijn die pijnlijke hechtingen. Ze weet niet zo goed meer hoe ze moet zitten. Karin, de verpleegkundige, ziet haar met een van pijn vertrokken gezicht zitten. Karin stelt voor eens goed naar de hechtingen te kijken, maar ze ziet eigenlijk niets bijzonders. Wel is het gebied eromheen nog wat dik. ‘Weet je wat’, zegt ze, ‘ ik geef je een ijskompres. Die mag je vijftien minuten laten zitten, dat voelt vast lekker en neemt ook wat van de pijn weg. Verder moet je er juist goed op gaan zitten, dan wordt al het vocht uit de wond gedrukt naar het omliggende weefsel. Het wordt daar geleidelijk opgenomen, waardoor de zwelling en de pijn zullen afnemen.’
208. Vloeien na de bevalling Na een bevalling zal een kraamvrouw altijd vloeien, dit heet de kraamzuivering. Vlak na de bevalling heeft de kraamvrouw ongeveer 300 cc bloedverlies. Tot 500 cc is dit normaal bloedverlies, van 500 cc tot 1000 cc is er sprake van ruim bloedverlies. Bij bloedverlies van meer dan 1000 cc is er sprake van overmatig vloeien. Na een bevalling zal een kraamvrouw altijd vloeien, dit heet de kraamzuivering . Vlak na de bevalling heeft de kraamvrouw ongeveer 300 cc bloedverlies. Tot 500 cc is dit normaal bloedverlies, van 500 cc tot 1000 cc is er sprake van ruim bloedverlies. Bij bloedverlies van meer dan 1000 cc is er sprake van overmatig vloeien. Vlak na de bevalling heet dit een fluxus . Als het vloeien niet gestopt kan worden, is een fluxus een levensbedreigende complicatie. Er zijn meerdere oorzaken voor het ontstaan van een fluxus. Een fluxus kan ontstaan als: ● De placenta niet geboren wil worden of als er een deel van de placenta achterblijft. De baarmoeder kan dan niet goed samentrekken en de vaten blijven openstaan. ● Er sprake is van een langdurige ontsluiting of bevalling of omdat, door een extreem groot kind of een meerling, tijdens de zwangerschap de baarmoeder
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 enorm is uitgerekt. De baarmoeder heeft er dan soms meer moeite mee om goed samen te trekken. Ook hierdoor kunnen de vaten open blijven staan. ● Er veel bloedverlies is uit een episiotomie of ruptuur. Als bij het ontstaan hiervan ook een groter bloedvat is geraakt, verliest de vrouw in korte tijd veel bloed. ● De blaas van de kraamvrouw vol is, waardoor de baarmoeder moeilijker kan samentrekken. De blaas ligt in het bekken en hierin moet ook de baarmoeder samentrekken. Als de blaas het bekken vult, kan de baarmoeder niet samentrekken. Verpleegkundige zorg Allereerst moet de oorzaak van het bloedverlies duidelijk zijn. Als de placenta niet is geboren, moet deze snel geboren worden. Op aanwijzing van de arts of de verloskundige dien je medicijnen toe die ervoor zorgen dat de baarmoeder goed samentrekt, waardoor de placenta geboren kan worden. Als de placenta wel geboren is, maar de baarmoeder door een langdurige ontsluiting of bevalling of door extreme uitrekking tijdens de zwangerschap niet goed samentrekt, zijn er verschillende verpleegkundige interventies mogelijk. Als eerste kun je het kind aanleggen aan de borst. Door het geven van borstvoeding maakt het lichaam van de moeder hormonen aan die de baarmoeder goed doen samentrekken. Ook kun je door het masseren van de baarmoeder, door deze door de buikwand heen te prikkelen, de baarmoeder laten samentrekken. Je moet regelmatig controleren of de baarmoeder goed samentrekt. Soms moet je het prikkelen meerdere keren herhalen, voordat de baarmoeder zelf goed kan samentrekt. Verder is het van belang, zeker te weten dat de baarmoeder leeg is. Als een kraamvrouw veel vloeit, kan het ook voorkomen dat er een stolsel in de baarmoeder achterblijft, daardoor kan de baarmoeder niet goed samentrekken. Door gedoseerd op de fundus te drukken, komt het stolsel naar buiten en kan de baarmoeder goed samentrekken. Dit doet de verpleegkundige met specialisatie O&G, de verloskundige of de arts. Als dit allemaal niet helpt, kunnen de arts of de verloskundige besluiten om de kraamvrouw medicijnen te geven die de baarmoeder laat samentrekken. Als verpleegkundige moet je het bloedverlies blijven observeren en meten. Je moet goed noteren hoeveel bloed de kraamvrouw heeft verloren. Je meet het bloedverlies door de matjes of kraamverbanden te wegen. Je houdt ook de bloeddruk en de hartslag in de gaten. Zeker vlak na de bevalling zul je deze regelmatig controleren, dat wil zeggen om de vijftien tot dertig minuten. Daarnaast let
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 79 van 90 je dan ook op het bloedverlies. Verder let je op het bewustzijn van de kraamvrouw. Eventueel zorg je ervoor dat er een infuus wordt geprikt en dien je op indicatie bloedvervangers toe. Verder laat je het bloedbeeld bepalen, waaruit blijkt of het Hb van de kraamvrouw extreem laag is. Als dit het geval is, kan er besloten worden een bloedtransfusie toe te dienen. Dit gaat altijd in overleg met de arts en de kraamvrouw. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van door bloed overdraagbare ziektes, is men wel steeds terughoudender geworden in het toedienen van bloed.
209. Complicaties in het kraambed Er zijn verschillende complicaties in het kraambed mogelijk die te maken hebben met bloed en bloedsomloop. Mogelijke complicaties kunnen zijn: laag hemoglobinegehalte; trombose en embolie. Er zijn verschillende complicaties in het kraambed mogelijk die te maken hebben met bloed en bloedsomloop. Hierna komen aan de orde: ● laag hemoglobinegehalte; ● trombose; ● embolie.
210. Laag hemoglobinegehalte In het kraambed kan een laag Hb erg vervelend zijn. De kraamvrouw is moe na de zwangerschap en de bevalling, maar moet nu ook zorgen voor een pasgeboren baby. Een laag hemoglobinegehalte (Hb) wordt vaak veroorzaakt door veel vloeien. Het kan ook zijn dat een vrouw altijd al last heeft van een laag Hb. Tijdens de zwangerschap is het dan erg moeilijk om dit op peil te houden. Veel vrouwen maken daarom tijdens hun zwangerschap gebruik van voedingssupplementen met ijzer. In het kraambed kan een laag Hb erg vervelend zijn. De kraamvrouw is moe na de zwangerschap en de bevalling, maar moet nu ook zorgen voor een pasgeboren baby. Ze wil graag borstvoeding of zelf flesvoeding geven, maar hiervoor moet ze wel continu beschikbaar zijn. Een zuigeling krijgt de eerste weken vaak 7 tot 8 keer per 24 uur een voeding. De vrouw moet dus 7 tot 8 keer klaarstaan voor
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 het kind. Als ze door een laag Hb snel moe is, zal dit extra moeilijk blijken. Verpleegkundige zorg Als verpleegkundige moet je op de hoogte zijn van het Hb van voor de bevalling. Dit is een uitgangswaarde voor je. Samen met de gegevens van de bevalling en het vloeien vlak na de bevalling moet dit je een indruk geven van het Hb-gehalte en de fysieke mogelijkheden van de kraamvrouw. Hierop ga je samen met de vrouw een mobilisatieen zorgplan opstellen. Is de vrouw erg moe van de bevalling en heeft ze veel gevloeid, dan zul je in het begin meer zorg van haar overnemen. Al haar energie heeft ze dan nodig voor herstel, het geven van borstvoeding en het op gang komen van de borstvoeding. Maar ook als ze flesvoeding geeft, zal ze al haar energie nodig hebben voor de zorg van zichzelf en haar kind. Een inschatting is ook nodig om haar zelfverzorging te kunnen bepalen. Zo nodig neem je deze geheel of gedeeltelijk van haar over. Verder kun je GVO geven over ijzerrijke voeding en het gebruik van ijzersupplementen. Frederike is gisteren bevallen van een gezonde zoon, Max. Het is een flinke knaap van ruim acht pond. Dat had de verloskundige al gezegd, want Frederike had op het eind van de zwangerschap een enorme buik. De bevalling was zwaar en na de bevalling heeft Frederike veel bloed verloren. Ze schrok er zelf van toen de verpleegkundige vertelde dat ze ruim 1000 cc had verloren. Ze werd gelukkig op bed gewassen en heeft vannacht heerlijk geslapen. Max werd bij haar gebracht voor de voedingen, maar ze hoefde hem zelf nog niet te verzorgen. Straks gaat ze voor het eerst douchen. De verpleegkundige komt haar hierbij nog helpen. Dat geeft wel een veilig gevoel, want toen ze ging plassen, stond ze nog wel wat wankel op haar benen. Als haar man komt, mag hij Max mee verschonen. Dat lijkt Frederike wel handig, dan kan hij dat ook vast als ze weer naar huis gaan.
211. Trombose Trombose is een complicatie die na een bevalling op kan treden. Een trombus is een bloedstolsel dat zich in een bloedvat vormt. Afhankelijk van de grootte van het bloedvat en
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 80 van 90 de grootte van de trombus, zal deze het vat geheel of gedeeltelijk afsluiten. Als het bloedvat is afgesloten, heet dit een trombose. Trombose is een complicatie die na een bevalling op kan treden. Een trombus is een bloedstolsel dat zich in een bloedvat vormt. Afhankelijk van de grootte van het bloedvat en de grootte van de trombus, zal deze het vat geheel of gedeeltelijk afsluiten. Als het bloedvat is afgesloten, heet dit een trombose. De plaats waar de placenta heeft vastgezeten in de baarmoeder is een grote wond met veel openstaande vaten. Hier kan makkelijker een trombus ontstaan. Deze trombus kan zich vastzetten in verschillende vaten. Vaak zet de trombus zich vast in het been. Het been is dik, opgezet, glanzend, rood, warm en bij aanraking pijnlijk. Aanvankelijk voelt het been zwaar en warm, later is het bleek en koud, omdat er geen of weinig bloeddoorstroming is. De eerste zorg is om de trombus weer op te lossen en zo de afsluiting van het vat op te heffen. Als de afsluiting opgeheven is, herstelt de bloeddoorstroming zich en kan de afvoer van vocht uit het been weer normaliseren. Hierdoor neemt de zwelling en ook de pijn af. Het opheffen van de trombus gebeurt met bloedverdunners. Deze bloedverdunners kunnen in verschillende vormen worden toegediend: ● per infuus; ● per injectie; ● door tabletjes. De gynaecoloog in het ziekenhuis bepaalt in samenspraak met een internist het beleid over de medicijnen. De borstvoeding hoeft niet gestaakt te worden als het kind extra vitamine K krijgt toegediend (per dag 0,025 milligram per os). Verpleegkundige zorg Kraamvrouwen die opgenomen worden met een trombosebeen, krijgen in het begin van de behandeling bedrust voorgeschreven. Het been is erg pijnlijk, met een dekenboog voorkom je druk van de dekens op het been. Bedrust houdt een enorme beperking in van de activiteiten. De verpleegkundige zorg bestaat uit het ondersteunen van de activiteiten. Dit betekent ook ondersteuning van de zelfzorg. Verder moet je goed observeren. Je observeert op kleur, oedeemvorming, warmte en glans van het been. Om te bepalen of oedeemvorming toeneemt, zul je op indicatie het been opmeten. Je doet dit om objectieve gegevens te krijgen over de omvang en eventueel toename van de omvang van het been.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 81 van 90
Als verpleegkundige heb je naast de zorg voor moeder ook de zorg voor de zuigeling. Je moet je er echter bewust van blijven dat de moeder ook erg graag betrokken wordt bij de zorg voor haar kind. In veel ziekenhuizen wordt ernaar gestreefd om de baby zo veel mogelijk bij de moeder te houden, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms is de baby al thuis, terwijl de moeder in het ziekenhuis ligt. Samen met ouders zal dan gekeken moeten worden hoe dit het beste vorm gegeven kan worden. Er kan gekozen worden voor het halen en brengen van de baby door de vader, zodat moeder en kind in ieder geval overdag niet gescheiden zijn. Sommige ziekenhuizen bieden ook de zuigeling onderdak gedurende de opname van moeder. Niet alle verzekeringen zullen de opnamekosten van een gezonde zuigeling vergoeden, maar veel ziekenhuizen hebben hier een eigen regeling voor, zeker als de moeder borstvoeding geeft. Als de moeder weer meer mobiel wordt, neemt zij de zorg voor zichzelf en haar kind weer over.
een longembolie. Het is daarom zaak dit snel te onderkennen. Typische kenmerken van een longembolie zijn:
Tot je verpleegkundige taken behoren ook een goede rapportage en overdracht. Je observeert de omvang van het been, meet deze op en noteert deze in het dossier. Dit zal om de dag gebeuren, om zo het verloop te zien en na te gaan of de trombus ook verdwijnt en de normale bloedsomloop in het been zich herstelt. Je ondersteunt de vrouw in haar therapie en verstrek je de nodige medicijnen en geef je uitleg over gebruik en toediening. Je leert de kraamvrouw of haar partner indien nodig zelf injecteren, zodat ze de therapie thuis kan voortzetten.
Om de diagnose goed te stellen, wordt er een thoraxfoto en een CT-scan gemaakt. Als de diagnose gesteld is, wordt er zo snel mogelijk gestart met medicijnen. Hiermee wordt vaak al gestart voor de definitieve diagnose. De verdere therapie is gelijk aan de therapie bij trombose.
212. Embolie Als een trombus losraakt en ergens anders in het lichaam terechtkomt, is er sprake van een embolie. Vooral als de embolie in de longvaten schiet, kan dit leiden tot een levensbedreigende situatie. Als een trombus losraakt en ergens anders in het lichaam terechtkomt, is er sprake van een embolie. Vooral als de embolie in de longvaten schiet, kan dit leiden tot een levensbedreigende situatie. Als de trombus een longvat afsluit, doet het gedeelte van de long dat door het vat van bloed wordt voorzien niet meer mee in de uitwisseling van zuurstof en koolzuur. De kraamvrouw krijgt pijn bij het ademhalen en wordt erg benauwd. Uiteindelijk kan zij, doordat de longen het bloed niet meer van zuurstof kunnen voorzien, een tekort krijgen aan zuurstof in de hersenen en het bewustzijn verliezen. Dit kan leiden tot de dood. Per jaar overlijden nog steeds een paar kraamvrouwen aan
● pijn tijdens het ademhalen, uitstralend naar de linkerschouder; ● benauwdheid. Risicogroepen zijn: ● Kraamvrouwen na een keizersnede. Zij worden daarom zo snel mogelijk gemobiliseerd en krijgen profylactisch antistollingsmedicijnen toegediend gedurende een week na de ingreep; ● Vrouwen die al eerder trombose hebben gehad. Zij zullen tijdens de zwangerschap al preventief met antistollingsmedicijnen beginnen. Zij moeten dagelijks medicijnen gebruiken, eerst per os, later door dagelijkse injecties. Ook na de bevalling moeten deze vrouwen nog drie tot zes maanden antistollingsmedicijnen blijven gebruiken.
Verpleegkundige zorg Omdat de behandeling lijkt op de behandeling bij trombose, is ook de verpleegkundige zorg vrijwel gelijk. In het begin is een kraamvrouw met longembolie echter vaak veel zieker en zal je je zorg hierop afstemmen. Een vrouw die erg benauwd is, is ook vaak erg angstig en moet hier goed in opgevangen worden. Dit betekent dat je haar gerust moet stellen en bij haar moet blijven, eventueel moet je extra zuurstof geven, in overleg met de behandelend arts. Verder moet je aandacht geven aan de partner. Ook voor de partner is het erg vervelend te zien hoe ziek de vrouw plotseling is. Verder zul je de kraamvrouw ook moeten voorbereiden op de onderzoeken, zoals het maken van een echo of scan. In het begin zul je veel van de adl van de kraamvrouw en de zorg voor de baby overnemen. Het is fijn als je hier de partner ook bij betrekt, bijvoorbeeld door de zorg voor het kind aan hem over te laten als hij er is.
213. Infecties in het kraambed De belangrijkste complicaties in het kraambed vormen de infecties. Door de enorme inspanning die de kraamvrouw heeft geleverd tijdens de bevalling is haar weerstand vlak na
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 de bevalling afgenomen. Verder zijn de hechtwond en de wond die de placenta in de baarmoeder achterlaat wondgebieden en ook gevoelig voor indringende bacteriën. De belangrijkste complicaties in het kraambed vormen de infecties. Door de enorme inspanning die de kraamvrouw heeft geleverd tijdens de bevalling is haar weerstand vlak na de bevalling afgenomen. Verder zijn de hechtwond en de wond die de placenta in de baarmoeder achterlaat wondgebieden en ook gevoelig voor indringende bacterien. Vaak voorkomende infecties zijn: ● ● ● ● ●
infecties aan de hechtingen; riekende lochia ; endometritis ; mastitis; urineweginfecties.
214. Infecties aan de hechtingen Bij hechtingen is het hechtvlak erg gevoelig voor infecties. Perineumhechtingen zitten op een plaats waar gemakkelijk bacteriën komen. Denk aan de uitscheiding van ontlasting en urine die dagelijks meerdere keren langs het wondgebied komen. Bij hechtingen is het hechtvlak erg gevoelig voor infecties. Perineumhechtingen zitten op een plaats waar gemakkelijk bacteriën komen. Denk aan de uitscheiding van ontlasting en urine die dagelijks meerdere keren langs het wondgebied komen. Verder stroomt er ook door de kraamzuivering veel bloed en oud bloed uit de baarmoeder langs. Een ideaal gebied voor bacteriën om zich te voeden en verder te ontwikkelen. Goede hygiëne is hier dan ook van groot belang. Als de hechtingen ontstoken zijn, heeft de kraamvrouw vaak pijn bij de hechtingen. Het gebied kan er rood en gezwollen uitzien. Ook kan er vies beslag te zien zijn en in sommige gevallen komt er pus uit de hechtwond. De wond kan dan niet goed genezen en de wondranden kunnen gaan wijken. Verpleegkundige zorg Als verpleegkundige inspecteer je dagelijks de hechtingen. Als je deze niet schoon vindt of je constateert dat er sprake is van een dreigende of aanwezige ontsteking, zorg je voor extra hygiënische maatregelen. Deze bestaan uit het twee tot drie keer per dag met een douche uitspoelen van het wondgebied. Na elke toiletgang moet het wondgebied gespoeld worden met lauw water en moet ook het kraam-
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 82 van 90 verband verschoond worden. Bij voorkeur wordt er kraamverband gebruikt waar geen of weinig plastic in verwerkt is. Plastic veroorzaakt broei en hierdoor kunnen bacteriën zich sneller ontwikkelen. Als het wondgebied erg gezwollen en pijnlijk is, kunnen ijskompressen verlichting geven. Een ijskompres maak je door een klein maandverband gedrenkt in water en verpakt in een plastic zakje in te vriezen. Dit ijskompres komt in een washand en dan tegen het wondgebied aan. Hierdoor koelt de huid, neemt de zwelling af en verdooft het wondgebied. Een ijskompres mag niet langer dan vijftien minuten gebruikt worden, vanwege gevaar voor bevriezing van de huid. Naast deze maatregelen kan de vrouw ook orale pijnstilling krijgen. Vaak is dit in een protocol vastgelegd of wordt dit met de behandelend arts besproken.
215. Endometritis Endometritis is een ontsteking van het baarmoederslijmvlies. Endometritis treedt vaak op vanaf de derde dag na de bevalling. Endometritis is een ontsteking van het baarmoederslijmvlies. Endometritis treedt vaak op vanaf de derde dag na de bevalling. Vaak is de kraamvrouw dan al thuis. De oorzaak ligt vaak bij: ● slechte hygiëne; ● achterblijven van placentaresten of vliezen; ● een opstijgende infectie vanuit de vagina. Bij endometritis geeft de kraamvrouw meestal aan dat ze zich niet lekker voelt. Ze voelt zich grieperig, maar bij een ernstige infectie zal zij zich binnen een dag erg ziek voelen. Ze krijgt koorts en voelt zich erg ellendig. Na een bevalling trekt de baarmoeder snel samen. Vanaf de ribbenboog komt de baarmoeder naar navelhoogte, vervolgens zakt zij in de eerste zes dagen na de bevalling tot achter het schaambeen. Door de ontsteking aan het baarmoederslijmvlies kan de baarmoeder niet goed meer samentrekken. De kraamvrouw zal weer meer gaan vloeien en aanraking van de baarmoeder die hoog blijft staan, omdat hij niet goed samentrekt, is uitermate pijnlijk. De vrouw wordt opgenomen in het ziekenhuis en krijgt antibiotica. Als de oorzaak van de endometritis het achterblijven van een placentarest of vlies is, zal zij ook hiervoor medicijnen (ermetrine) krijgen. Ermetrine veroorzaakt hevige krampen die in een ontstoken baarmoeder nog veel pijnlijker zijn. Vaak zijn vrouwen met endometritis een aantal dagen flink ziek en kunnen zij niet voor zichzelf en het kind zorgen.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 Verpleegkundige zorg Ook bij endometritis staat goede hygiëne voorop. Verder zul je als verpleegkundige de persoonlijke verzorging en de zorg voor de baby overnemen. Ook hier geldt dat je met de ouders moet overleggen over de zorg van het kind. Gaat het kind met de moeder mee naar het ziekenhuis of is het bij de vader thuis en komt het met hem mee naar het ziekenhuis? Gelukkig is er nog steeds in veel ziekenhuizen de mogelijkheid om het kind ook op te nemen, om zo de moeder-kindband niet te verstoren. Het is van belang om de moeder zo veel mogelijk te blijven betrekken bij de zorg voor de baby. Dit kan bijvoorbeeld al in de vorm van overleg over de zorg. Hierdoor blijft de kraamvrouw beter betrokken en zal ze zich later ook meer met de zorg vertrouwd en verbonden voelen. Verder blijf je de kraamvrouw goed observeren en doe je de vereiste controles van bloeddruk meten, temperatuur meten en het tellen van de pols. Je houdt het vloeien in de gaten en zorgt samen met de kraamvrouw voor goede hygiëne, door haar na elke toiletgang te verschonen en van onderen op te frissen. Verder zorg je voor de toediening van de medicijnen en je observeert eventuele bijwerkingen, zoals pijn, misselijkheid en braken. Bij bijzonderheden, zoals meer vloeien, veel pijn of hoge koorts overleg je met de gynaecoloog. Zo nodig geef je pijnstilling, altijd in overleg met de behandelend arts. Omdat de vrouw erg ziek kan zijn, zorg je voor voldoende rust en maak je afspraken over bezoek en andere activiteiten. Je zorgt voor een goede rapportage en overdracht. Als de kraamvrouw weer naar huis gaat, zorg je voor een goede overdracht naar de kraamverzorgster en de verloskundige. Indien mogelijk en nodig, bijvoorbeeld als de vrouw nog erg onzeker is over de zorg voor haar baby, vraag je verlengde kraamzorg aan of thuiszorg (als zij of haar partner niet in staat zijn de huishouding zelf te doen).
216. Mastitis Mastitis betekent borstontsteking. Een borstontsteking manifesteert zich vaak tussen de tweede en zesde week na de bevalling. Het komt voor bij 0,5 tot 2% van de kraamvrouwen en dan het meest bij vrouwen die borstvoeding geven en een eerste kind hebben gekregen. Mastitis betekent borstontsteking. Een borstontsteking manifesteert zich vaak tussen de tweede en zesde week na de bevalling. Het komt voor bij 0,5 tot 2% van de kraamvrouwen en dan het meest bij vrouwen die borstvoeding geven en een eerste kind hebben gekregen. Oorzaken voor mastitis zijn:
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 83 van 90 ● ● ● ● ● ●
niet goed leegdrinken van de borst; slecht aanleggen van de baby; tepelkloven; slechte hygiëne; een verstopte melkklier; spruw bij de baby. Spruw is een vrij onschuldige infectie die wordt veroorzaakt door de schimmel candida. Candida veroorzaakt in het mondje van de baby een (soms pijnlijke) slijmvliesontsteking. Deze is herkenbaar aan witte vlekjes en plekjes in de wangetjes, op de tong en het gehemelte van de baby. Er bestaat door de melkkanaaltjes in de borst een open verbinding, waardoor het vrij eenvoudig is voor bacteriën en schimmels om binnen te dringen.
Borstvoeding is ook een goede voedingsbodem voor bacteriën en schimmels. Samen met een verminderde weerstand van de moeder kan hierdoor een borstontsteking ontstaan. Aanvankelijk heeft de kraamvrouw last van harde, pijnlijke plekken in de borst. De harde plek ziet rood en verdwijnt niet na het voeden. Het kan voorkomen dat er pus uit de borst komt, dan heeft zich in de borst een abces ontwikkeld. De kraamvrouw is erg ziek, vaak heeft ze koorts, spierpijn, een snelle pols en koude rillingen. Ze is nauwelijks in staat zelf haar kind te verzorgen. Als de vrouw zo ziek is, is antibiotica de aangewezen therapie. In heel ernstige gevallen zal het abces onder narcose opengemaakt en schoongemaakt moeten worden. Als er pus uit de tepel komt, kan de baby geen borstvoeding krijgen uit de ontstoken borst. De melk moet dan worden afgekolfd en worden weggegooid. De voeding uit de andere borst kan wel gewoon aan de baby gegeven worden. Als het abces is verwijderd en de wond enigszins genezen is, kan het geven van borstvoeding uit de aangedane borst weer gestart worden. Verpleegkundige zorg Doordat het voeden met mastitis zo pijnlijk wordt, zijn veel kraamvrouwen snel geneigd te stoppen met borstvoeding. Dit is echter helemaal niet nodig en eigenlijk ook af te raden. Door het kolven en op gang houden van de borstvoeding, zullen schadelijke bacteriën sneller uit het lichaam verdwijnen. Als verpleegkundige zul je goede voorlichting moeten geven. Een aantal tips: ● De baby vaker, maar korter aanleggen tot wel zes tot tien keer per dag, tien tot twintig minuten. ● Zorgen dat de baby goed wordt aangelegd, dit voorkomt tepelkloven.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 ● Voeden in verschillende houdingen, hierdoor wordt er steeds wisselend uit de borst gedronken, waardoor meer melkklieren leeggedronken worden. ● Niet tijdens het voeden het neusje van het kindje vrij willen houden met een vinger tegen de borst. Hierdoor druk je juist een melkkanaal eerder dicht. ● Zorgen voor goede hygiëne. ● Zorgen voor een goed passende bh die goed ondersteunt. ● Warme kompressen op de aangedane borst zorgen voor een goede doorstroming, waardoor het voeden vaak minder pijnlijk is. ● IJskompressen kunnen verlichting van de pijn geven. De ijskompressen mogen maximaal vijftien minuten op de borst liggen. Als het langer gebeurt, ontstaat er beschadiging door bevriezing. Vlak voor de voeding geen ijskompressen, maar warme kompressen gebruiken. Warmte zorgt voor een goede doorbloeding waardoor de toeschietreflex beter werkt. ● Bij erg veel pijn mag vaak pijnstilling gegeven worden voor het voeden, dit volgens protocol of in overleg met de behandelend arts. ● De baby eerst laten drinken uit de pijnlijke borst, zodat deze goed wordt leeggedronken. Als dit te pijnlijk is, kan gestart worden aan de minst pijnlijke borst, om zo de toeschietreflex op gang te laten komen. Vervolgens snel de pijnlijke borst goed leeg laten drinken en dan weer aan de niet-pijnlijke borst aanleggen. Als verpleegkundige is het je taak om al tijdens het kraambed de borsten van de kraamvrouw regelmatig te controleren op harde plekken. Tijdens deze controles vertel je de kraamvrouw waar ze op moet letten, zodat zij leert deze controles zelf uit te voeren. Ook moet je de kraamvrouw goed instrueren over de manier van aanleggen en voeden, waardoor ze mastitis kan voorkomen.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 84 van 90 Als bovenstaande tips niet het gewenste resultaat opleveren, namelijk het verminderen van de pijnlijke harde plekken, en de kraamvrouw erg ziek is, zal er gestart worden met antibiotica. Zoals ook bij de endometritis is omschreven, zul je dan moeten beoordelen in hoeverre de kraamvrouw geholpen moet worden bij de zelfzorg en de zorg voor haar kind. Zorg voor voldoende rust. Je zorgt ook voor een goede rapportage en overdracht aan je collega’s.
217. Urineweginfecties Tijdens de zwangerschap krijgt de vrouw veel sneller blaasontsteking. Dit komt door de druk op de blaas en de hormoonwerking, waardoor de blaas soms niet goed geleegd wordt. Na de bevalling blijft de kraamvrouw gevoelig voor urineweginfecties. Tijdens de zwangerschap krijgt de vrouw veel sneller blaasontsteking. Dit komt door de druk op de blaas en de hormoonwerking, waardoor de blaas soms niet goed geleegd wordt. Na de bevalling blijft de kraamvrouw gevoelig voor urineweginfecties. Na de bevalling scheidt het lichaam het overbodige vocht weer uit. Dit heet ontwateren. Hierdoor gaat de vrouw de eerste dagen na de bevalling veel meer urine produceren, waardoor zij vaker moet plassen. Door de bevalling voelt de vrouw de aandrang echter in het begin niet goed. Hierdoor gaat ze vaak te laat plassen en zit de blaas erg vol. Daarnaast plast ze vaak ook niet goed uit, omdat ze het plassen niet goed voelt. Kraamvrouwen krijgen sneller een blaasontsteking, omdat: ● ze een verminderde weerstand hebben; ● bloed (van het vloeien na de bevalling) een goede voedingsbodem is voor bacteriën. De vrouw zal klachten hebben, zoals: ● pijn bij het plassen; ● niet goed uit kunnen plassen; ● frequente aandrang.
Mastitis
Het is wat moeilijk om urine op te vangen voor onderzoek, omdat de urine vaak vervuild is met bloed van het vloeien. Soms zal er eenmalig gekatheteriseerd worden, maar vaker nog zullen op grond van de klachten antibiotica voorgeschreven worden. Het is dan wel belangrijk dat de arts weet of de vrouw borstvoeding geeft. Niet alle middelen worden voorgeschreven als de vrouw borstvoeding geeft, vanwege schadelijke bijwerkingen voor het kind.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 Verpleegkundige zorg Ook bij urineweginfecties zul je goed moeten observeren en goede voorlichting moeten geven. Je kunt het volgende adviseren: ● goed letten op hygiëne (vaker spoelen en vaker verschonen); ● vaker plassen; ● veel drinken (twee tot drie liter per dag). Als de vrouw naast de genoemde klachten ook koorts heeft, is de toediening van antibiotica onvermijdelijk. Je ondersteunt de kraamvrouw bij de zorg voor haar baby als dat nodig is. Verder zorg je voor voldoende rust en blijf je de vrouw goed observeren op toename van de klachten. Je zorgt uiteraard voor goede rapportage en overdracht.
218. Riekende lochia Lochia is het bloedverlies uit de baarmoeder na een bevalling. Lochia vormt een directe verbinding tussen de wereld buiten en de baarmoeder binnen, omdat er continu lochia uit de baarmoeder komt na een bevalling. Door deze verbinding en de verminderde weerstand van de kraamvrouw na een bevalling, is het baarmoederslijmvlies erg infectiegevoelig. Lochia is het bloedverlies uit de baarmoeder na een bevalling. Lochia vormt een directe verbinding tussen de wereld buiten en de baarmoeder binnen, omdat er continu lochia uit de baarmoeder komt na een bevalling. Door deze verbinding en de verminderde weerstand van de kraamvrouw na een bevalling, is het baarmoederslijmvlies erg infectiegevoelig. Er is sprake van riekende lochia als dit bloed vies ruikt. Het is vaak een voorbode van een infectie van het baarmoederslijmvlies. De geur van riekende lochia is een sterke indringende geur, die, als je hem eens hebt geroken, altijd herkenbaar zal zijn. Een kraamverpleegkundige zal de geur onmiddellijk herkennen als ze een kraamkamer binnenkomt. Bij het terugslaan van de dekens komt je een penetrante geur tegemoet. Soms ontstaat riekende lochia door achtergebleven placentaresten of vliezen, maar vaker wordt het veroorzaakt door onvoldoende hygiëne in het kraambed. Behandeling zal bestaan uit onderzoek naar de oorzaak. Met een echo van de baarmoeder wordt gekeken of er placentaresten of vliezen zijn achtergebleven. Is dit het geval, dan wordt met orale medicijnen (ermetrine) geprobeerd deze alsnog uit de baarmoeder te verwijderen. In het uiterste geval zal de gynaecoloog een curettage uitvoeren om alle resten van de placenta of het
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 85 van 90 baarmoederslijmvlies te verwijderen. Een curettage gebeurt onder narcose op de OK. Verpleegkundige zorg Net als bij ontstoken hechtingen is hygiëne erg belangrijk. Ook hier zal je taak bestaan uit het geven van goede instructies over het toepassen van extra hygiënische maatregelen. Als de kraamvrouw medicijnen nodig heeft, zorg je ervoor dat deze verstrekt wordt. Je zorgt ook voor een goede instructie over werking en toediening. Heftige buikkramp is een bekende bijwerking van de medicijnen. Je richt je observaties hierop en zorgt zo nodig voor orale pijnbestrijding in overleg met de behandelend arts. Joke, verpleegkundige op de kraamafdeling, komt de kamer binnen. Het is er nog rustig, de kraamvrouwen zitten aan het ontbijt. Joke komt overleggen over voedingstijden en badtijden voor de kinderen. Vanuit het tweede bed op de kamer komt een vieze geur haar tegemoet. Mevrouw Smits ligt nog half te slapen als Joke haar aanspreekt. ‘Goh, u bent vast nog niet naar het toilet geweest’, zegt Joke. ‘Zal ik even met u meegaan?’ stelt ze voor. In de toiletruimte controleert ze mevrouw Smits. Joke geeft haar uitleg over het belang van goede hygiëne en het gevaar voor infecties. Mevrouw Smits is blij met de uitleg van Joke over het spoelen en verschonen. Met een kindje op de kinderafdeling ben je ook zo veel in de weer, dat je het wel eens vergeet. Mevrouw Smits zal er zeker beter mee omgaan, op een ontsteking zit ze niet te wachten.
219. Psychische problemen in het kraambed Zeker als de bevalling en het kraambed niet gaan zoals de kraamvrouw had verwacht, is de teleurstelling erg groot. Als je dan al niet zo sterk in je schoenen staat, kan dit net de druppel zijn en kan er een reden zijn hier hulp voor te zoeken. Helaas komen niet alle kraamvrouwen op een roze wolk terecht na de bevalling. Zeker als de bevalling en het kraambed niet gaan zoals de kraamvrouw had verwacht, is de teleurstelling erg groot. Als je dan al niet zo sterk in je schoenen staat, kan dit net de druppel zijn en kan er een reden zijn hier hulp voor te zoeken. Hier komen de volgende psychische problemen in het kraambed aan bod: ● postpartumdepressie; ● postpartumpsychose.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
220. Postpartumdepressie Een postpartumdepressie ontwikkelt zich in de maanden na de bevalling. De vrouw wordt steeds depressiever en komt tot niets meer. Kenmerkend is dat de kraamvrouw heel onzeker is over de verzorging van haar kind. Ze heeft snel het idee dat er iets met haar kind aan de hand is of dat zij haar kind niet goed kan verzorgen. Een postpartumdepressie ontwikkelt zich in de maanden na de bevalling. De vrouw wordt steeds depressiever en komt tot niets meer. Kenmerkend is dat de kraamvrouw heel onzeker is over de verzorging van haar kind. Ze heeft snel het idee dat er iets met haar kind aan de hand is of dat zij haar kind niet goed kan verzorgen. Uiteindelijk draait alles om de zorg van haar kind en komt de kraamvrouw helemaal niet meer aan zichzelf toe. Ze wordt prikkelbaar en huilerig. De kraamvrouw raakt oververmoeid, slaapt en eet slecht of krijgt juist eetbuien. Ze krijgt steeds meer lichamelijke klachten, zoals hyperventileren, angstaanvallen en maag- en darmklachten. Uiteindelijk is zelfs de verzorging van haar kind te veel. Vaak geven de vrouwen wel een aantal van deze signalen af naar de omgeving, maar dit wordt niet of nauwelijks opgemerkt. Ze houden hun gevoelens dan te lang voor zich.
221. Behandeling Pas als de kraamvrouw erkent dat ze een postpartumdepressie heeft, kan er met een behandeling worden gestart. Het kan enige weken tot maanden duren voordat de problemen zo ernstig worden dat er hulp nodig is. Lotgenotencontact is voor veel vrouwen een goed hulpmiddel. Er is dan ruimte om over hun gevoelens te praten, ze worden herkend en erkend. Vaak krabbelt de vrouw met veel geduld en steun uit de omgeving weer uit het dal en kan zij weer leren genieten van haar kind, zonder zich al te grote zorgen te maken. Ook leert ze weer genieten van andere dingen. Als er gespecialiseerde hulp nodig is, is dit vaak een psycholoog die bekend is met deze problematiek. Ook kan er gespecialiseerde thuishulp komen die het reilen en zeilen thuis weer met de vrouw op orde brengt. De verpleegkundige in het ziekenhuis zal niet met deze vrouwen in aanraking komen, maar wel kun je als verpleegkundige een belangrijke rol spelen in het verwerken van traumatische ervaringen rond de bevalling. Als er bij
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 86 van 90 de bevalling iets bijzonders of iets traumatisch gebeurd is, moet je hier als verpleegkundige goed op reageren. Het is belangrijk om met de kraamvrouw over de gebeurtenis te praten en zo voor haar duidelijk te krijgen wat er precies gebeurd is en waarom. Hierdoor kan ze wat haar dwarszit uiten. Dit kun je als verpleegkundige dan in de juiste context plaatsen. Hierdoor verloopt de verwerking van nare ervaringen vaak beter. Door hier goed aandacht aan te besteden, kun je veel problemen voorkomen.
222. Postpartumpsychose De eerste verschijnselen van een postpartumpsychose treden op vlak na een bevalling, nog in het kraambed. De eerste tekenen zijn rusteloosheid bij de kraamvrouw. Net als bij andere psychoses krijgt de kraamvrouw vaak allerlei angsten en waanvoorstellingen. De eerste verschijnselen van een postpartumpsychose treden op vlak na een bevalling, nog in het kraambed. De eerste tekenen zijn rusteloosheid bij de kraamvrouw. Net als bij andere psychoses krijgt de kraamvrouw vaak allerlei angsten en waanvoorstellingen. Het wordt al snel duidelijk dat de kraamvrouw er vreemde ideeën op nahoudt en zich vreemd gedraagt. Het ziektebeeld heeft een snelle ontwikkeling en als verpleegkundige moet je hier ook snel en adequaat op reageren. Als je het idee hebt dat een kraamvrouw er wel heel vreemde ideeën op nahoudt, is het raadzaam hier snel een arts bij te halen. De arts kan zorgen voor een psychiatrisch consult. Een psychose levert namelijk direct gevaar op voor de kraamvrouw en haar kind. Een psychose is niet met een goed gesprek te genezen, maar moet intensief worden behandeld. Vaak is opname van de moeder (het liefst samen met haar kind) op een psychiatrische afdeling in een ziekenhuis (PAAZ) onvermijdelijk. Vrouwen die eerder psychoses hebben doorgemaakt, zijn gevoeliger voor een postpartumpsychose. Vaak is een zwangerschap voor hen al erg spannend, maar de bevalling kan net te veel van hen vragen. Dit geldt ook voor vrouwen die niet zo sterk in hun schoenen staan. Ook voor hen kan de bevalling te veel zijn. Er zijn speciale klinieken waar vrouwen, samen met hun kind kunnen worden opgenomen en behandeld. Als alles weer goed gaat, zal van hieruit gewerkt worden naar het weer naar huis gaan van de vrouw met haar kind.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 Er is vannacht een vrouw bevallen van haar eerste kind. De verpleegkundige van de nachtdienst draagt je over dat ze moeilijk contact met haar kon krijgen. De vrouw leek eerst wat afwezig toen ze haar de baby bracht voor het voeden en toen ze het kindje weer op wilde halen om het in het wiegje te leggen, kon ze het kindje nergens vinden. De vrouw had het kindje in het lege bed naast haar gelegd. Ze was bijna in paniek geraakt toen de nachtdienst het kindje weer wilde meenemen. Ze zei bang te zijn dat het zo niet goed kwam, maar wat er dan niet goed kwam, kon ze niet zeggen. Ze keek bijna door de verpleegkundige heen, de nachtdienst had dit nogal eng gevonden. Samen met de verpleegkundige van de nachtdienst besluit je om de behandelend arts hiervan op de hoogte te stellen, want zo veel angst is niet normaal.
223. Aangepaste zorg In een aantal gevallen is aangepaste zorg nodig. Dit geldt voor: de zorg voor een kraamvrouw na een sectio; de zorg voor een kraamvrouw na HELLP en de zorg voor een kraamvrouw met bekkenklachten. In een aantal gevallen is aangepaste zorg nodig. Dit geldt voor: ● de zorg voor een kraamvrouw na een sectio; ● de zorg voor een kraamvrouw na HELLP; ● de zorg voor een kraamvrouw met bekkenklachten.
224. De zorg voor een kraamvrouw na een sectio Bij een keizersnede is niet alleen het herstel van de operatie van belang. Het is ook van groot belang om veel aandacht te besteden aan de psychische verwerking van de gebeurtenis. In het bijzonder als het gaat om een niet geplande keizersnede. Bij een keizersnede is niet alleen het herstel van de operatie van belang. Het is ook van groot belang om veel aandacht te besteden aan de psychische verwerking van de gebeurtenis. In het bijzonder als het gaat om een niet geplande keizersnede. Het is erg belangrijk om dit met de kraamvrouw en haar partner te bespreken en na te gaan of er nog onduidelijkheden zijn. De ouders kunnen bijvoorbeeld de volgende vragen hebben:
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 87 van 90 ● ● ● ● ●
Hoe verliep de keizersnede? Waarom moest het zo snel? Wat werd er allemaal gedaan? Hoe werd de buik geopend? Wanneer kreeg ik dat infuus en waarom een katheter?
Eventueel kun je een gesprek regelen met de gynaecoloog. Zeker als er zaken verhelderd moeten worden over de beslissingen die er genomen zijn. Zeker vlak na de operatie zal de vrouw zelf nog niets kunnen doen, maar het is wel van belang de vrouw zo veel mogelijk te betrekken bij de besluitvorming rondom de zorg. Zo kun je prima overleggen over voedingstijden en baden van de baby. Het is erg prettig als je de zorg zo veel mogelijk bij de kraamvrouw op de kamer kunt doen, dan kan ze alles directer meemaken en soms zelfs zien. Verder is het van groot belang, zo snel mogelijk ook de vader te betrekken in de zorg. Voor de kraamvrouw is het erg prettig als de partner thuis ook een deel van de zorg over kan nemen. Een keizersnede is een zware buikoperatie, waarvoor een lichamelijk herstel van vier tot zes weken normaal is.
225. De zorg voor een vrouw na een HELLP-syndroom Voor vrouwen met het HELLP-syndroom (haemolyse elevated liverenzymes low platelets counts, ofwel: bloedafbraak, gestoorde leverfunctie en tekort aan bloedplaatjes) is er aangepaste zorg nodig. Niet alleen omdat de vrouw waarschijnlijk van alles heeft meegemaakt, maar ook omdat een HELLP niet altijd onmiddellijk weer over is na de bevalling. Dat betekent dat ook na de bevalling de zorg nog intensief blijft. Voor vrouwen met het HELLP-syndroom (haemolyse elevated liverenzymes low platelets counts, ofwel: bloedafbraak, gestoorde leverfunctie en tekort aan bloedplaatjes) is er aangepaste zorg nodig. Niet alleen omdat de vrouw waarschijnlijk van alles heeft meegemaakt, maar ook omdat een HELLP niet altijd onmiddellijk weer over is na de bevalling. Dat betekent dat ook na de bevalling de zorg nog intensief blijft. Vrouwen met een ernstige HELLP zullen vaak na de bevalling nog enige tijd verpleegd worden op een speciale afdeling, de obstetrische highcare-afdeling (OHC) of een andere intensivecareafdeling. Zeker als er ondersteuning nodig is van de vitale functies is intensieve zorg vereist.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011 Maar ook als het allemaal nog redelijk goed is gegaan, blijft het gevaar voor complicaties bestaan. Een HELLP kan zich zelfs tot 48 uur na de bevalling nog ontwikkelen bij kraamvrouwen die voorheen totaal geen klachten hadden. Het blijft dus ook in het kraambed van belang om de bloeddruk en eventuele klachten goed in de gaten te houden. Een kraamvrouw met een dreigende HELLP in de zwangerschap, moet zeker 48 uur blijven na de bevalling. Geregeld zal dan nog de bloeddruk bepaald moeten worden en ook wordt er dagelijks gekeken naar afwijkingen in het bloed. Gelukkig zie je de klachten die de HELLP-kenmerken vaak binnen een week na de bevalling volledig verdwijnen. Helaas is het wel zo, dat ernstige lever- en nierfunctiestoornissen niet altijd volledig zullen herstellen. Bij een ernstige HELLP is er een kans dat de kraamvrouw restklachten blijft houden. HELLP heeft een zeer beangstigend ziektebeeld. Ondanks alles wat zwangere vrouwen doen of laten, het ziektebeeld ontwikkelt zich toch. Bij ernstige HELLP zijn de vitale functies bedreigd. Soms moet de vrouw zelfs beademd worden. De vrouw heeft zelf totaal geen grip meer op wat er met haar gebeurt. Uiteindelijk wordt er vaak voor haar besloten, omdat ze zelf niet meer in staat is om iets te beslissen. Naast angst om haar eigen leven en gezondheid, speelt ook de angst om het ongeboren kind een grote rol. Al deze zaken moeten tijdens het kraambed een plekje krijgen. De kraamvrouw moet weer vertrouwen in haar lichaam en in zichzelf krijgen. Ook lichamelijk moet ze weer opknappen. Dit alles heeft vaak veel tijd nodig. Je merkt aan vrouwen na een HELLP dat ze erg onzeker zijn en veel willen praten over wat ze hebben meegemaakt. Sommige vrouwen hebben stukken niet meegekregen van alles wat er gebeurd is en zij hebben veel behoefte aan de invulling van deze gemiste tijd. Een hulpmiddel kan zijn om bijvoorbeeld van de eerste dagen of weken van de baby een dagboekje bij te houden. De kraamvrouw kan dan later nalezen wat er allemaal met haar kind is gedaan. Verder is er een patiëntenvereniging voor vrouwen met HELLP. Lotgenotencontact is vaak erg waardevol. Als verpleegkundige moet je naast de lichamelijke zorg, extra alert zijn op de psychische begeleiding.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 88 van 90 Clara is gisteren met een spoedkeizersnede bevallen van een dochter. Clara was erg ziek voor de bevalling. Voor ze het in de gaten had, lag ze in het ziekenhuis, bleek haar bloeddruk veel te hoog en lag ze aan een infuus met bloeddrukverlagende middelen. Ze werd steeds zieker. Gisteren was ze zo beroerd en bleek haar bloed helemaal niet in orde te zijn. Ze weet nog dat ze zich heel ziek voelde en verder eigenlijk niets meer. Ze werd wakker in een vreemde omgeving. En nu is ze ineens moeder. Ze kan het niet goed bevatten, de gynaecoloog is vanmorgen al bij haar geweest om uit te leggen dat ze gisteren besloten hebben om de zwangerschap te beëindigen, omdat Clara zo ziek was. De verpleegkundige helpt Clara bij het wassen en opfrissen, hierna mag ze naar de neonatologieafdeling om haar dochter voor het eerst te zien. Tijdens de verzorging besteedt de verpleegkundige veel aandacht aan het beantwoorden van vragen van Clara, om samen haar bevallingsverhaal compleet te krijgen. Naast de psychische begeleiding zijn er ook de lichamelijke controles. Je controleert de bloeddruk regelmatig, de eerste twee dagen zeker vier keer per dag, daarna als de bloeddruk normaliseert een keer per dag. Verder bespreek je met de kraamvrouw haar vragen en onduidelijkheden en zorgt indien nodig voor een gesprek met de gynaecoloog.
226. De zorg voor een kraamvrouw met bekkenklachten Er zijn verschillende oorzaken waardoor een vrouw last krijgt van haar bekken. Vaak is het fysiologisch en is het na de bevalling snel weer over, maar in sommige gevallen zijn de klachten zo ernstig dat er na de bevalling nog klachten over blijven. Er zijn verschillende oorzaken waardoor een vrouw last krijgt van haar bekken. Vaak is het fysiologisch en is het na de bevalling snel weer over, maar in sommige gevallen zijn de klachten zo ernstig dat er na de bevalling nog klachten over blijven. Ook kan het zijn dat de klachten juist door de bevalling ontstaan. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de bevalling van een erg groot kind, waardoor het bekken zo ver uitgerekt wordt, dat de verbinding tussen de twee botten van het bekken aan de voorzijde (de symfyse ) scheurt. Dit
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl
is uitermate pijnlijk en vraagt goede begeleiding en pijnstilling.
● Zorg ervoor dat je voldoende hulp krijgt voor de huishouding. ● Neem voldoende rust, maar mobiliseer zodra je kan en mag.
Een echte scheur of breuk van de symfyse is alleen op een röntgenfoto te zien. Als er bij de bevalling een knap te horen is geweest, is dit vaak het gevolg van een scheuring van de symfyse. Op de foto is dan te zien dat de symfyse wijkt. Het is een erg pijnlijke aandoening. Het is namelijk vrijwel onmogelijk de symfyse niet te belasten. Het bekken wordt belast bij het zitten, bij het lopen en eigenlijk bijna bij alle bewegingen die je maakt. Ook draaien in bed is erg pijnlijk. Vrouwen met ernstige klachten, kunnen amper lopen, zitten of staan. Er zijn vrouwen die permanent in een rolstoel zitten door symfyseklachten. Als de klachten zeer ernstig zijn, wordt er een bekkenband en in heel ernstige gevallen zelfs een bekkenkorset aangemeten. Hiermee wordt geprobeerd het bekken te fixeren. Dit is een enorme beperking voor de kraamvrouw. Was zij eerst in staat voor zichzelf en anderen te zorgen, nu kan ze niet eens zichzelf verplaatsen, laat staan voor een ander zorgen. De zorg voor haar kind zal dan ook al snel door derden worden uitgevoerd. Een vrouw met symfyseklachten moet zich enorm aanpassen aan een ander leven. Er is een lotgenotenvereniging voor mensen met symfyseklachten. De behandeling bestaat veelal uit het fixeren van de symfyse door een bekkenband of een korset en onder begeleiding van een fysiotherapeut weer langzaam mobiliseren. Verpleegkundige zorg Als de kraamvrouw ineens niet meer kan staan, zitten of lopen, moet er veel hulp geregeld worden. In het kraambed is dit nog niet zo moeilijk, dan heeft de vrouw recht op een aantal dagen kraamhulp. Erna zal er snel hulp geregeld moeten worden via thuiszorg, want de eerste tijd zal alle energie nodig zijn voor herstel en zorg voor de zuigeling. Als verpleegkundige zul je goede voorlichting moeten geven. Een aantal tips die je de vrouw kunt geven: ● Traplopen is erg vervelend, zorg daarom dat je dit zo min mogelijk hoeft. Verzamel alles wat je nodig hebt en zorg dat dit binnen handbereik beneden is, dan hoef je niet meer naar boven. ● Laat ook je kind beneden: zet een kinderwagen in de huiskamer of verplaats tijdelijk het wiegje naar beneden. Zo ook alle spullen voor de verzorging van het kind. ● Als je de trap op- of afloopt, stap dan bij, dus telkens een tree omhoog, tweede voet bijzetten, dan weer de volgende stap, en weer bijstappen. ● Vermijd zo veel mogelijk draaibewegingen, ga dus in een keer goed zitten.
pagina 89 van 90
Je zorgt voor een goede overdracht naar huis en andere disciplines. Het is mogelijk dat voor deze patiënt een mdo gepland wordt, omdat er verschillende disciplines bij betrokken zijn.
verplegen van zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen Fariel J Brank | 30.03.2011
BIJLAGE(N): •
HANDELINGSSCHEMA: SPOELEN MET LAUW WATER .........................................................P. 91
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 90 van 90
Handelingsschema
Niveau 3
Spoelen met lauw water Handeling
Voorbereiding 1 Bedenk wat nodig is om te spoelen met lauw water en zorg daarvoor. Denk aan: een flexibele fles of flacon; lauw water; po; eventueel douche; schone handdoek. 2 Leg de kraamvrouw uit wat de bedoeling is.
Verantwoording
1 Voorkom dat je de handeling moet onderbreken omdat je
niet over de juiste materialen beschikt. 2 De kraamvrouw weet wat er van haar verwacht wordt en
kan haar handelingen daarop aanpassen. 3 Vul de fles of flacon met lauw water. Of breng de douche
3 Om de handeling te kunnen effectueren.
op een lauwe temperatuur. 4 Vraag de kraamvrouw haar onderlichaam te ontbloten
en help daar desgewenst bij.
Uitvoering 5 Laat de kraamvrouw plaatsnemen op het toilet, of een po en assisteer daar zonodig bij. 6 Zorg dat ze tijdens het urineren het water langs de vulva vloeit. 7 Zeg de kraamvrouw dat ze na het urineren de vulva nog een beetje af te spoelen.
Nazorg 8 Vraag de kraamvrouw de vulva droog te deppen met een schone droge doek. 9 Help de kraamvrouw desgewenst met het aankleden van het onderlichaam. 10 Ruim de gebruikte materialen op. Doe de handdoek in de was. 11 Was je handen. 12 Vraag de kraamvrouw hoe ze het spoelen heeft ervaren. 13 Rapporteert in het zorgdossier het tijdstip van spoelen en
eventuele bijzonderheden.
4 Stimuleer zoveel mogelijk de zelfzorg van de kraam-
vrouw.
5 Houd rekening met de privacygevoeligheid van de han-
deling. 6 De urineconcentratie wordt verdund waardoor het plas-
sen minder branderig aanvoelt. 7 Om bacteriën weg te spoelen.
8 Om bacteriëngroei tegen te gaan. 9 Stimuleer de zorgverlening af op de wensen van de
kraamvrouw.
10 Houd de omgeving netjes. 11 In verband met de hygiëne. 12 De kraamvrouw vindt het prettig als ze haar mening kan
ventileren.
13 Voor een optimale zorgverlening en het bieden van con-
tinuïteit van zorg.
1 van 1