Veni, Vidi, Vici • Vernieuwingsimpulslaureaten 2010
Geesteswetenschappen Vernieuwingsimpulslaureaten 2010
Veni, Vidi, Vici
Uitgave: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Gebied Geesteswetenschappen Bezoekadres: Laan van Nieuw Oost-Indië 300 2593 CE Den Haag Postadres: Postbus 93425 2509 AK Den Haag Telefoon 070 - 3440818
[email protected] www.nwo.nl/gw Juni 2011
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Geesteswetenschappen
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
Geesteswetenschappen Vernieuwingsimpulslaureaten 2010
Veni, Vidi, Vici
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Geesteswetenschappen
Inhoudsopgave Voorwoord Ineke Sluiter
7
Laureatenboodschap Alexander Rinnooy Kan
9
• Veni 2010 Nieuwe invalshoeken
10
Almila Akdag Salah Deviant Art: Mapping the Alternative Art World
12
Nadine Akkerman Female Spies or ‘She-Intelligencers’; Towards a Gendered History of Seventeenth-Century Espionage
15
Isabel Awad The Tensions of Neoliberal Democracy and the Role of the News Media: the Case of Chile
18
Susanna de Beer Visions of Rome. Strategic Appropriation of the Roman Heritage in Humanist Latin Poetry
21
Renzo Duin Beauty and the Feast: Social Landscapes in Greater Amazonia and the Caribbean Materialized through Ritual Performance
24
Hartmut Fitz What We Hear Is How We Speak: The Role of Frequency in Language Acquisiton
27
Maartje van Gelder The Rebel Ambassador: a Transnational Perspective on Informal Diplomacy in Early Modern Europe
30
Alexander Geurds Fixing History: Ancient Cultural Practices of Stone Sculpture in Central Nicaragua
33
Liesbeth van de Grift Brave New Worlds: Internal Colonization in the Netherlands, Sweden, Germany and Italy, 1900-1940
36
Eleftheria Pappa Merging Boundaries. Phoenician Communities in the Western Mediterranean and the Atlantic: Cultural Consumption and Adaptation Strategies c. 750-550 BC
39
Damian Pargas Newcomers in Chains: Slave Migrants in the American South, 1820-1860
42
Disa Sauter Universal Signs of Happiness
45
Sjeng Scheijen The Intimate Voice of the Russian Avant-garde: Adapting the Aesthetic Self and the Rise of Socialist Realism
48
Katrin Schulz The Semantic Anatomy of Conditional Sentences
51
Rachel Spronk Transformations in Intimacy. Sexuality and Modern Personhood among Middle-Class Ghanaians from 1940 to the Present
54
Kristine Steenbergh Moving Scenes: Theatre, Passions and the Public Sphere in Early Modern England (1580-1642)
57
Iris van der Tuin The Material Turn of the Humanities
60
Justyna Wubs-Mrozewicz Dealing with Foreign Traders, Dealing with Conflict. Strategies of Conflict Resolution and Their Role in Trade Relations in the Baltic, c. 1450-1580
63
Tuba Yarbay Duman Identifying Specific Language Impairment in Monolingual and Bilingual Children: Executive Functions and Linguistic Processing
66
Marta Zarzycka Images at War: Photography, Gender and Humanitarian Aid
69
• Vidi 2010 Een bredere blik
72
Brigitte Adriaensen The Politics of Irony in Contemporary Latin-American Literature on Violence
74
Kiene Brillenburgh Wurth Back to the Book: Analog Literature in the Digital Age (1990-2010)
78
Aoju Chen Get the Focus Right: a Cross-Linguistic Study on Prosodic Encoding of Focus in Children
82
Marc Davidson A Long-Term Compass for the Protection of Global Biodiversity
86
Catarina Dutilh Novaes The Roots of Deduction
90
Margriet van Eikema-Hommes From Isolation to Coherence: an Integrated Technical, Visual and Historical Study of the 17th and 18th Century Dutch Painting Ensembles
94
Esther Janse What Makes a Good Listener? Correlates of SpeechComprehension Ability in Young and Older Adults
98
Lotte Jensen Proud to be Dutch. The Role of War and Propaganda Literature in the Shaping of an Early Modern Dutch Identity, 1648-1815
102
Marjo van Koppen The Uniformity of Linguistic Variation: Subject-Predicate Relations
106
Jan-Willem Romeijn What Are the Chances? An Explication of Single-Case Probability
110
Jenny Slatman Bodily Integrity in Blemished Bodies
114
Mariken Teeuwen Marginal Scholarship. The Practice of Learning in the Early Middle Ages (c. 800 – ca. 1000)
118
Anja Volk Modelling Musical Similarity over Time through the Variation Principle
122
• Vici 2010 Fundamenten
126
Jos van Berkum Moving the Language User – Affect and Perspective in Discourse Processing
128
Marcus Düwell Human Dignity as the Foundation of Human Rights
134
Ibo van de Poel New Technologies as Social Experiments: Conditions for Morally Responsible Experimentation
140
Colofon
147
•7
Voorwoord Hoe komt het dat woorden ons soms zo raken? Waarom ontbreekt de Afrikaanse middenklasse in wetenschappelijke literatuur? Waarom bloeit het boek als papieren kunstvorm in deze tijden van digitalisering? Wat leren zeventiende-eeuwse diplomaten ons over de omgang met informele partijen (zoals rebellen) in hedendaagse conflicten? Kunnen we een mondiaal biodiversiteitsbeleid ontwikkelen? Het zijn boeiende, verrassende en kritische vragen, die geesteswetenschappers stellen. In dit boek vertellen zij over hun onderzoek, hun drijfveren, twijfels, dromen en visie. Aanleiding voor deze publicatie is de Laureatendag op 24 juni 2011, een nieuw initiatief van NWO. Laureaten uit alle vakgebieden die in 2010 een subsidie ontvingen binnen de Vernieuwingsimpuls, komen bij elkaar met NWO-besturen, de NWO-Vereniging voor Vernieuwingsimpuls Onderzoekers (VVViO) en Vernieuwingsimpulscördinatoren. Een mooie gelegenheid om kennis te maken, ervaringen uit te wisselen, te netwerken en natuurlijk feestelijk het glas te heffen. De Vernieuwingsimpuls stimuleert al sinds 2000 vernieuwend en hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek in de vorm van een persoonsgebonden subsidie: Veni voor pas gepromoveerden, Vidi voor meer ervaren onderzoekers en Vici voor senior onderzoekers. Het programma is een samenwerkingsverband van NWO, KNAW en de universiteiten, met financiering van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het is een succesvolle springplank voor wetenschappelijk talent. In 2010 werden 161 Veni’s, 88 Vidi’s en 32 Vici’s gehonoreerd. Twintig geesteswetenschappers ontvingen een Veni-beurs, dertien een Vidi en drie een Vici. Veni- en Vidi-onderzoek binnen Geesteswetenschappen is heel divers. Eén project onderzoekt poldersamenlevingen als Brave New Worlds, een ander de mogelijkheid om een zoekmachine voor muziek op internet te ontwikkelen, weer een ander de rol van propagandateksten in de vorming van een vroegmoderne Nederlandse identiteit.
•8
De grotere Vici-projecten richten zich bijvoorbeeld op de fundering van mensenrechten, de maatschappelijke aanvaardbaarheid van experimenten met nieuwe technieken en de rol van emoties in taalbegrip. In dit boek vertellen laureaten ook over hun leven buiten de wetenschap. Ze krijgen goede ideeën tijdens een fietstochtje of onder de douche. Sommigen willen hun baan met niemand ruilen, anderen zouden graag eens brugwachter in Amsterdam zijn of een Europese voetbalclub managen. De een ligt wakker van turnwedstrijden van de kinderen, de ander wil juist goed uitgeslapen zijn voor een optreden met haar tango-orkest. Miles Davis, nieuwsgierige kinderen, Dian Fossey en David Hume oogsten hun bewondering. NWO-Geesteswetenschappen is verheugd over de uitzonderlijk hoge kwaliteit en grote diversiteit van de projecten. Een boek als platform voor deze projecten is daarom zeker op zijn plaats. Het Gebiedsbestuur hoopt dat het Laureatenboek een jaarlijkse traditie wordt en wenst u veel leesplezier.
Ineke Sluiter, voorzitter van het Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen
•9
Laureatenboodschap Laureaat – wat is dat toch een prachtig woord. Drager van de lauwerkrans, de permanente uitrusting van Apollo, af en toe gegund aan een excellerende sterveling die kwam, zag en overwon, bijvoorbeeld in de geesteswetenschappen. Dubbel verdiend in een periode waarin overwinningen van de wetenschap schaars zijn en van de geesteswetenschappen al helemaal. Tegen het lauweren van economische topgebieden kan niemand bezwaar hebben, maar in het geweld van de economische concurrentieslagen dreigen de geesteswetenschappen wel eens weggespoeld te worden. Griekenland, het thuisland van Apollo, is nu vooral een economisch rampgebied en niet de bakermat van de Europese cultuur. Dat is des te meer reden om op alle denkbare plekken de lof van de geesteswetenschappen te blijven zingen. Juist wie zich zorgen maakt over de toekomst van Europa als economische of politieke eenheid, zou zich moeten realiseren dat die eenheid meer aan de geesteswetenschappen heeft te danken dan aan de economie of de natuurkunde. Juist wie verruwing en verharding in politiek en economie betreurt, zal zich willen koesteren in de tijdloze boodschap van de alfawetenschappen. Een land dat zijn beschaving naar waarde schat, zal daarvan blijk geven in zijn aandacht voor onderwijs, cultuur en wetenschap. De geesteswetenschappen staan op het snijpunt van deze drie. De 36 gelauwerde onderzoekers representeren een traditie van excellentie waar Nederland net zo trots op mag zijn als op de Deltawerken en die net zozeer bescherming tegen wegspoelen verdient als het kwetsbare polderlandschap. A.H.G. Rinnooy Kan
• 10
• Veni 2010 Nieuwe invalshoeken
10
Almila Akdag Salah Deviant Art: Mapping the Alternative Art World
12
Nadine Akkerman Female Spies or ‘She-Intelligencers’; Towards a Gendered History of Seventeenth-Century Espionage
15
Isabel Awad The Tensions of Neoliberal Democracy and the Role of the News Media: the Case of Chile
18
Susanna de Beer Visions of Rome. Strategic Appropriation of the Roman Heritage in Humanist Latin Poetry
21
Renzo Duin Beauty and the Feast: Social Landscapes in Greater Amazonia and the Caribbean Materialized through Ritual Performance
24
Hartmut Fitz What We Hear Is How We Speak: The Role of Frequency in Language Acquisiton
27
Maartje van Gelder The Rebel Ambassador: a Transnational Perspective on Informal Diplomacy in Early Modern Europe
30
Alexander Geurds Fixing History: Ancient Cultural Practices of Stone Sculpture in Central Nicaragua
33
Liesbeth van de Grift Brave New Worlds: Internal Colonization in the Netherlands, Sweden, Germany and Italy, 1900-1940
36
Eleftheria Pappa Merging Boundaries. Phoenician Communities in the Western Mediterranean and the Atlantic: Cultural Consumption and Adaptation Strategies c. 750-550 BC
39
Damian Pargas Newcomers in Chains: Slave Migrants in the American South, 1820-1860
42
Disa Sauter Universal Signs of Happiness
45
Sjeng Scheijen The Intimate Voice of the Russian Avant-garde: Adapting the Aesthetic Self and the Rise of Socialist Realism
48
Katrin Schulz The Semantic Anatomy of Conditional Sentences
51
Rachel Spronk Transformations in Intimacy. Sexuality and Modern Personhood among Middle-Class Ghanaians from 1940 to the Present
54
Kristine Steenbergh Moving Scenes: Theatre, Passions and the Public Sphere in Early Modern England (1580-1642)
57
Iris van der Tuin The Material Turn of the Humanities
60
Justyna Wubs-Mrozewicz Dealing with Foreign Traders, Dealing with Conflict. Strategies of Conflict Resolution and Their Role in Trade Relations in the Baltic, c. 1450-1580
63
Tuba Yarbay Duman Identifying Specific Language Impairment in Monolingual and Bilingual Children: Executive Functions and Linguistic Processing
66
Marta Zarzycka Images at War: Photography, Gender and Humanitarian Aid
69
• 12
The Biggest Art Market of the World ‘The Internet is changing the way arts are produced and consumed. DeviantArt is the largest art platform on earth. Not a traditional curator or biennial jury, but a network of common people openly dissects, criticizes and improves this giant open museum. Arts in the twenty first century is digital, and this project is about understanding its new dynamics, and developing the set of tools to cope with them.’
Almila Akdag Salah, Ph.D.
• 13
DeviantArt: Mapping the Alternative Art World ‘DeviantArt (dA) is an online community dedicated to sharing user-generated artworks. Launched in 2000, today this initiative has about 15 million members from over 190 countries. The website offers various web-based services to its members enabling and enforcing a strong social interaction. With its collection of around 150 million works, dA is the biggest art market of the world, presenting a new mode of displaying, evaluating and consuming arts. In that sense, dA generated a platform free of institutional and governmental politics, democratizing the way arts are generated, shared and enjoyed. The main goal of this research is to understand this collaborative and autonomous venue, as well as its dynamics and to question the potential of this initiative in becoming the new art venue of the 21st century.’
Online communities ‘The study contributes to theoretical discussions about the nature of (high/low) art and the art market, and its relation to online art communities. Since dA is a social networking site, analyzing its organization calls for a new methodology; one that combines traditional methods with tools and perspectives that are needed to work on a digitized space. I will apply digital humanities tools and social network analysis to support arguments of critical theory. This approach has successfully deconstructed the underlying assumptions of art history as a discipline, as well as various mechanisms of art world. Apart from theoretical contributions, the proposed research will establish a corpus of link structure that maps the interactions on dA. This is an unprecedented tool for the quantitative analysis of the structure and evolution of a new art market. This corpus will be supplemented with ethnographic surveys addressing the position of professional artists in dA community, as well as general opinion about dA in the art market.’
Expected results: ‘The study shall firstly provide the theoretical underpinnings of the development of promotional structures and self-curatorial practices over social Almila Akdag Salah (1975) studied at the
networks. Art history is primarily concerned with
Art History Department of University of
the dynamics of value creation and these new
California, Los Angeles (UCLA), focusing
mechanisms must be studied closely. The second
on technoscience art and its place in the
important issue is artistic creativity and flow of
art historical canon. She was one of the
inspiration and information within the community.
first Digital Humanities Fellows of UCLA.
DeviantArt makes this much more tangible, in the
Upon completing her PhD, she became a
sense that the flow has visible traces we can read
Postdoctoral researcher with the Virtual
with computer tools. The study will use text analysis,
Knowledge Space (KNAW) – Knowledge
network analysis and information visualization to
Space Lab project, which contributes to
trace this flow.’
the new research area of ‘maps of science’. Almila joints Digital Methods Initiative (University of Amsterdam, New Media Studies) with her Veni-grant to work on her new project. She is collaborating with Lev Manovich (University of California, San Diego), with Albert Ali Salah (UvA Intelligence
Why fascinated with this subject? ‘I have been a deviantArt member for a long time and was fascinated with the wealth of material and the novelty of its processes. It offers expertise, materials, honest criticism, rapid promotion and financial perks. It exists outside the prejudices and trends of mainstream artistic venues. It gives artists
Systems Lab) and with BigGrid & Sara
power and freedom to create and lets millions of
Supercomputing Netherlands.
people appreciate the end result. When finishing my dissertation on technoscience art, I had a very
Almila Akdag Salah, Ph.D. (KNAW)
good idea of why computer-based arts were pushed aside by the art historical canon, as well as a solid background on museum theory. The formulation of my primary research question, how curatorial practice emerges in deviantArt, was a natural direction.’
Would like to swap jobs for a while with: ‘I would like to be a programmer for a while, to learn the tools of the trade, and later on to be able to apply all kinds of tools to my data without the help of a colleague.’
• 15
Spionnes ontmaskerd ’Door systematische vergelijking met het verleden kunnen we aannames over het heden toetsen en bijstellen. WikiLeaks en de Big Brother-cultuur zijn geen moderne verschijnselen: de culture of surveillance vindt zijn oorsprong in de vroegmoderne tijd.’
Dr. Nadine Akkerman
• 16
Female Spies or ‘She-Intelligencers’: Towards a Gendered History of Seventeenth-Century Espionage ‘In de schimmige wereld van de zeventiende-eeuwse spion zouden alleen mannen actief zijn. Mijn onderzoek haalt deze veronderstelling onderuit. Een vrouwelijke spion als de Engelse toneelschrijfster Aphra Behn wordt in de geschiedschrijving vooralsnog getypeerd als een uniek verschijnsel. Vrouwelijke spionnen waren er echter in groten getale en in alle lagen van de bevolking. Kroegbazinnen, hofdames, verpleegsters, operazangeressen, nonnen en wasvrouwen opereerden als spionnen in de periode 1603-1701. In het geheim onttrokken zij vertrouwelijke informatie aan de vijand, voor militaire of politieke doeleinden of voor eigen verrijking. Anders dan hun mannelijke collega’s kregen zij geen morele beperkingen opgelegd door een eed of erecodes. Soms opereerden zij alleen maar veel vaker lijkt er bewijs te zijn voor het bestaan van geheime netwerken. Deze vrouwen buitten vooroordelen uit die ook al in de vroegmoderne tijd bestonden, zoals de veronderstelling dat vrouwen niet politiek actief waren. Zo bleven ze voor zowel vele tijdgenoten als historici onzichtbaar.’
Egodocumenten ‘Dit is het eerste project dat de vrouwelijke bijdrage aan het vroegmoderne Europese spionagebedrijf onderzoekt aan de hand van pamfletten, arresten, verslagen van kruisverhoren, gecodeerde correspondentie en andere egodocumenten. Engeland is case study. Gedurende de gehele zeventiende eeuw verbleven verschillende Britse hoven in ballingschap op het Europese continent. Mannen en vrouwen pendelden voortdurend tussen Engeland en het vasteland. Aangezien mobiliteit een voorwaarde is voor spionage, is Engeland als case study uitermate geschikt om ook een internationale context te kunnen schetsen. Door na te gaan hoe en waar geheime informatie werd verzameld en verspreid, maakt dit onderzoek spionagenetwerken zichtbaar en wordt de vrouwelijke spion voor het eerst ontmaskerd.’
Verwachte resultaten: ‘In een monografie leg ik spionagenetwerken bloot en laat ik zien dat ook vele vrouwen in deze netwerken infiltreerden. Gender-specifieke vragen zijn: Nadine Akkerman (1978) promoveerde in 2008 cum laude aan de Vrije Universiteit Amsterdam op de correspondentie van Elizabeth Stuart, koningin van Bohemen In 2009 werd haar proefschrift, dat zal
Hoe gingen vrouwen anders te werk dan mannen? Waren zij succesvol? Wat waren de voor- en nadelen van hun gender? Hoe overlapten die informeel ogende, vrouwelijke netwerken met de mannelijke wereld van diplomatie, intelligence en spionage?’
verschijnen bij Oxford University Press, bekroond met de Studieprijs Praemium
Waarom die fascinatie met dit onderwerp?
Erasmianum. In dat jaar verzorgde zij ook
‘Als redacteur van Elizabeth Stuarts brieven ontdekte
de Constantijn Huygens Lezing. Met een
ik dat deze gewezen koningin van Bohemen tijdens
Rubicon-subsidie van NWO kon ze verder
haar Haagse ballingschap brieven via verschillende
onderzoek doen aan het Instituut voor
routes verstuurde. Oppervlakkige kattebelletjes of
Geschiedenis (Universiteit Leiden) naar
brieven met valse informatie verzond ze via de
het gebruik van onzichtbare inkt en
diplomatieke post, die werd gecontroleerd door haar
geheimschrift in de zeventiende eeuw.
broer, de Engelse koning. Politieke brieven vol raad-
Momenteel is ze als postdoctoraal onder-
sels en cijfercodes verzond ze heimelijk via Brussel
zoeker en universitair docent Engelse
en Antwerpen. Zo ontdekte ik een spionne aan wie
Literatuur verbonden aan de Universiteit
ze haar geheime boodschappen toevertrouwde: de
Leiden.
postmeesteres in Brussel, Alexandrine, gravin van Thurn en Taxis. Zij was niet alleen een spin in het
Dr. Nadine Akkerman (Universiteit Leiden)
vroegmoderne, Europese postwezen maar leidde ook een wijdvertakt spionagenetwerk. Dat een vrouw zoiets deed en nog niet eerder door historici was ontmaskerd, vond ik zo opmerkelijk dat mijn interesse gewekt was. Door met een andere blik te kijken, traceerde ik meer spionnes.’
Neemt graag eens de baan over van: ‘Een van de ambtenaren in het gebouw Kneuterdijk 22-24, te Den Haag. Weinigen kennen dit als het voormalig huis van de Winterkoningin. Ik snuffel er graag eens rond om een gevoel voor de ruimtelijke afmetingen te krijgen.’
• 18
Journalism and Politics ‘A better understanding of the role of journalism in neoliberal societies is a crucial step towards media policies and practices that can effectively contribute to social participation and equality.’
Isabel Awad, Ph.D.
• 19
The Tensions of Neoliberal Democracy and the Role of the News Media: The Case of Chile ‘Within the context of a radical economic liberalization, journalism in Chile is often seen as having failed to contribute to a truly democratic society. As a result, the Chilean case provides an excellent opportunity to study the relationship between journalism and neoliberalism. However, little is known about how the relationship between journalism and neoliberalism shapes the specific professional practices of Chilean journalists, the translation of these practices into news content and finally, the audiences’ appropriation of this content. This project addresses these issues through a multi-methodological and integrated approach. Methodologically, the approach combines ethnographic observation and in-depth interviews with journalists, discourse analysis of journalistic products, and focus groups with members of the audience. The approach is integrated because it follows the entire communication process. Ethnographic observation of reporters at work will be followed by interviews with the reporters about their work and by an analysis of the resulting journalistic products. These journalistic products will be subsequently used to study audience reception.’
Democratization processes ‘A study of the relationship between neoliberalism and journalism in Chile is relevant not only for democratization processes in Chile and Latin America. This research also contributes to the much needed de-westernization of media studies. Furthermore, it constitutes an opportunity to develop more nuanced understandings of journalism in particular and of political communication in general.’
Expected results: ‘I plan to identify concrete ways in which journalists accommodate and/or try to counter the dominant neoliberal framework in which they operate. Isabel Awad (1973) is originally from Chile, where she studied journalism and aesthetics and worked as a political reporter. She obtained her PhD in
Moreover, the project aims at understanding how concrete journalistic practices and products relate to media audiences and facilitate (or not) political engagement and social inclusion.
Communication from Stanford University (USA) in 2007. In September 2009, Awad joined the Department of Media and Communication of Erasmus University’s School of History, Culture and
Why so fascinated with this research topic? ‘My personal background as a Chilean journalist, maintaining a close contact to Chile and to many of the journalism practitioners and educators in that
Communication. There she works as an
country, has been a key drive for this project.
assistant professor for the International
However, my motivation goes beyond what is
Bachelor’s programme in Communication and Media (IBCoM) and the Research Master in the Sociology of Culture Media and the Arts. Her Veni project will be based at the Erasmus Research Centre for
happening in one country. I am convinced that a focus on Chile can contribute to extending and challenging traditional approaches to journalism, which have been nearly exclusively developed in the United States and Western European countries.’
Media, Communication and Culture (ERMeCC).
Would like to swap jobs for a while with: ‘Working in this project is such a great opportunity,
Isabel Awad, Ph.D. (Erasmus University Rotterdam)
that I would not trade my place with anyone else right now.’
• 21
‘Erfgoedmanagers’ ‘De uitkomsten van onderzoek naar literaire, culturele en sociale processen in het verleden bieden misschien geen garanties maar wel bruikbare inzichten voor de toekomst.’
Dr. Susanna de Beer
• 22
Visions of Rome. Strategic Appropriation of the Roman Heritage in Humanist Latin Poetry ‘Capitol Hill in Washington en Mussolini’s Via dei Fori Imperiali zijn voorbeelden van legitimering van macht via een visuele link met het antieke Rome. Zo’n aanspraak op macht was alleen denkbaar doordat Rome de belichaming was – en nog is – van gedeelde culturele, politieke en religieuze waarden. Rome dankt deze symboolfunctie voor een groot deel aan de humanisten uit de renaissance. Deze geleerden doken enthousiast in het glorieuze verleden van Rome, dat nog steeds zichtbaar was in ruïnes en de klassieke literatuur. Ook brachten zij Romeins erfgoed tot leven met nieuwe Latijnse composities en pleidooien voor het herstel van Rome’s fysieke grandeur. Dit proces van bestudering, behoud en vernieuwing wordt weerspiegeld in hun Latijnse poëzie over de stad Rome. Systematische bestudering van deze gedichten is de moeite waard omdat ze antieke en hedendaagse, visuele en literaire visies op de eeuwige stad combineren.’
Contrasterende visies ‘Deze visies variëren van Rome als de hoofdstad van een machtig imperium tot een geruïneerde stad; van symbolisch centrum van christelijk geloof tot doelwit van de reformatie. Mijn project brengt deze contrasterende visies in kaart en beschouwt deze als resultaten van een dynamisch proces van selectie, interpretatie en toe-eigening van het Romeinse erfgoed. Volgens mijn hypothese zetten de humanisten deze visies strategisch in om hun identiteit vorm te geven en politieke en religieuze macht te legitimeren. Ik ga er bovendien van uit dat het gebruik van literaire genres, thema’s en motieven uit de klassieke Latijnse literatuur deze strategieën ondersteunt en samenbrengt. De combinatie van literaire, cultuurhistorische en sociologische benaderingen werpt nieuw licht op het veranderende beeld van Rome als resultaat van deze strategische omgang met het literaire en culturele Romeinse erfgoed.’
Verwachte resultaten: ‘Een overzicht van verschillende visies op Rome in de poëzie van humanisten en inzicht in de literaire, religieuze of politieke overtuigingen die deze visies Susanna de Beer (1977) studeerde
bepalen. Ik schets een beeld van de humanisten als
klassieke talen aan de Universiteit Leiden.
‘erfgoedmanagers’, die selectief gebruik maken van
In 2007 promoveerde ze cum laude aan de
elementen uit het klassieke Romeinse erfgoed als
Universiteit van Amsterdam op een
die passen bij hun eigen imago of ambities.’
onderzoek naar de patronagerelaties en literaire strategieën van de Italiaanse humanist Giannantonio Campano
Waarom die fascinatie met dit onderwerp?
(1429-1477). Daarnaast werkte ze zeven
‘Voor mijn proefschrift bestudeerde ik Latijnse poëzie
jaar bij boekhandel en veilinghuis
van een vijftiende-eeuwse Italiaanse humanist en de
Burgersdijk & Niermans te Leiden.
rol daarvan in zijn relaties met cultuurmecenassen.
Sinds 2009 is als docent en postdoc werkzaam bij de afdeling Klassieke Talen aan de Universiteit Leiden. Daar rondde ze onlangs een onderzoek af over humanistische commentaren op klassieke geografische en botanische geschriften.
Zo greep hij terug op klassieke, literaire bronnen door menig vorst met keizer Augustus te vergelijken. Daarmee legitimeerde hij diens macht en presenteerde hij zichzelf als een nieuwe Horatius of Vergilius. Nu verbreed ik mijn blik op die strategische toe-eigening van klassiek erfgoed door humanistische poëzie
In mei is ze gestart met haar
binnen en buiten Italië te bestuderen. Maar ik focus
Veni-onderzoek naar de beeldvorming
ook op de stad Rome als veelzijdig symbool. Zo komen
van Rome in humanistische Latijnse poëzie.
al mijn wetenschappelijke fascinaties samen: met de klassieke oudheid, onuitgegeven bronnen, de stad
Dr. Susanna de Beer
Rome en de combinatie van onderzoeksmethoden.
(Universiteit Leiden)
De ene dag ploeteren op de kleinste literaire details, de andere dag nadenken over maatschappelijke functies van literatuur.’
Neemt graag eens de baan over van: ‘De conservator van de manuscripten in de Vaticaanse Bibliotheek. Nu mag je dagelijks maar vijf handschriften aanvragen. Het lijkt me fantastisch om eens te grasduinen door de collectie en maar te zien wat je tegenkomt. Daarna wil ik wel mijn eigen baan terug, om de interessantste manuscripten grondiger te onderzoeken.’
• 24
Het sociale landschap van AmazoneIndianen ‘Vooroordelen zijn vaak gebaseerd op algemene aannames terwijl betrokkenheid en besef van het unieke van andere culturen tot andere opvattingen kan leiden. Wij kunnen leren van de manier waarop inheemse volken als de Wayana hun eigen cultuur hebben behouden terwijl zij, geforceerd of vrijwillig, elementen uit de westerse wereld hebben overgenomen en eigen gemaakt. Zelfs ogenschijnlijk statische tradities zijn feitelijk zeer dynamisch cultureel erfgoed.’
Dr. Renzo Duin
• Wayana-ritueel (foto: Daryl P.Miller, 1973)
• 25
Beauty and the Feast: Social Landscapes in Greater Amazonia and the Caribbean Materialized through Ritual Performance ‘Dorpen van inheemse volkeren als Amazone-Indianen worden vaak als autonome eenheden gezien. Daardoor blijven regionale sociaal-politieke processen onderbelicht. Dit project onderzoekt de historische en regionale processen van sociale cohesie en hoe het sociale landschap vorm krijgt door rituele performance. De methodologische bijdrage is uitbreiding van de onderzoekseenheid naar de relaties tussen dorpen in een regio, het sociale landschap. Verder beschrijven we het unieke niet als algemeen symbolisch maar plaatsen we iedere rituele bijeenkomst in een ruimtelijke en historische context.’
Rituele objecten ‘Rituele Wayana-voorwerpen bevinden zich in een tiental museumcollecties in Europa, de Verenigde Staten en Zuid-Amerika. We bestuderen deze collecties in combinatie met objecten van de Wayana zelf. Dat leert ons meer over eigenschappen als naam, grondstofbron, aantrekkelijke kwaliteiten en de bekwaamheid, leeftijd en het geslacht van de maker. Ook letten we op de historische overlevering van eigendomsrechten en uitwisseling van rituele voorwerpen. Beschrijvingen, films en foto’s van historische, rituele bijeenkomsten bespreken we met de Wayana. Zo kunnen we sociale processen, personen, plaatsen en materiële dimensie van deze rituele praktijken onderkennen. Hierdoor worden de Wayana zich bewust van hun cultureel erfgoed, dat zich ook elders in de wereld bevindt en grotendeels digitaal toegankelijk is. Dit onderzoek is bovendien cultureel en maatschappelijk relevant. De Wayanasamenleving wordt ernstig bedreigd door illegale goudwinning. Voordat het te laat is, willen we een beter begrip krijgen van de sociale processen, vergankelijke materialen en immateriële kostbaarheden. Deze verdwijnen snel en archeologisch onderzoek in het Amazonegebied geeft hiervan slechts een indruk. Dit onderzoek draagt dus bij aan bewustzijn en waardering van het waardevol, cultureel Wayana-erfgoed.’
Verwachte resultaten: ‘Een klassieke Wayana-initiatierite lijkt ingebed te zijn in regionale, sociaal-politieke processen van machtsoverdracht. Beauty and the Feast verschaft Renzo Duin (1974) is antropoloog en
duidelijkheid in de historische en regionale processen
archeoloog met een regionale focus op
van zulke bijeenkomsten en de relevante rituele
Amazonia, specifiek het grensgebied van
regalia. Deze alternatieve beschouwing stelt het
Suriname, Frans-Guyana en Brazilië. In 1996 deed hij zijn eerste veldwerk bij de Wayana-Indianen voor zijn doctoraal
dominante beeld bij van geïsoleerd levende stammen in het Amazone-gebied en andere zogenaamd tribale samenlevingen.’
onderzoek in de archeologie en cultuurgeschiedenis van Indiaans Amerika (Universiteit Leiden).
Waarom die fascinatie met dit onderwerp? ‘Tijdens mijn etno-archeologisch onderzoek naar
In 2009 promoveerde hij cum laude aan
architectuur en nederzettingspatronen vroegen
de University of Florida, Department of
Wayana mij: ‘Waarom bestudeer je ònze geschiedenis
Anthropology (VS). In zijn proefschrift
niet?’. Ze hadden een punt. Waarom inheemse
stelde hij dat inheemse samenlevingen in
gemeenschappen bestuderen als analogie voor
de binnenlanden van Suriname en Frans-Guyana complexer zijn dan we
archeologische gemeenschappen, terwijl we nog zo weinig weten over de lokale en regionale
denken en dat rituele Wayana-
geschiedenis van inheemsen in Suriname, Guyana
bijeenkomsten wijzen op een regionaal
en Amazonia? Hoe meer ik van de Wayana leerde
geïntegreerde samenleving.
over hun cultureel erfgoed, hoe meer ik besefte hoe weinig wij inderdaad over die geschiedenis weten.’
Dr. Renzo Duin (Universiteit Leiden)
Neemt graag eens de baan over van: ‘Robert L. Carneiro, curator van het American Museum of Natural History in New York.Carneiro is bekend om zijn Theory of the Origin of the State (1970) en, recenter, zijn focus op chiefdom-level gemeenschappen. Zijn museum bezit een vooraanstaande collectie Wayana-objecten, met rituele voorwerpen die nooit eerder zijn bestudeerd. Nieuw licht op deze objecten leidt tot meer begrip van chiefdom-level gemeenschappen.’
• 27
Language Learning ‘To understand human behaviour, we need to understand how the brain learns.’
Hartmut Fitz, Ph.D.
• 28
What We Hear Is How We Speak: The Role of Frequency in Language Acquisition ‘Objects we frequently see, we recognize immediately. Things we frequently hear, we memorize easily. Tasks we frequently perform, we rapidly become good at. Perception, memory and action are highly sensitive to experience. But is this true also for higher cognitive functions such as language? Children learn their mother tongue from the ambient speech in their environment. Some words, phrases and sentences they hear more often than others. This project asks how frequency of occurrence influences developmental patterns in language acquisition, and how the human language faculty is shaped by experience.’
Statistical learning mechanisms ‘Frequency effects, where more exposure leads to faster acquisition, have been demonstrated in many areas of language. But frequency alone cannot be the whole story. Rare structures are learned quickly if they are similar to other highly frequent structures. Lexical diversity can facilitate the learning of aspects of syntax such as dependencies between words. Transparent mappings between meaning and form can enable children to reliably learn structures from very low exposure. We currently have a very limited understanding of the statistical learning mechanisms that underlie language acquisition in children. Why are they sensitive to frequency and how does frequency interact with these factors (similarity, variability, transparency)? My project aims to develop cognitively adequate models of language acquisition that can simulate frequency-driven learning in a computational framework. Models can help us to bridge the gap between developmental data and psycholinguistic theories in that they specify learning mechanisms with formal rigor. By manipulating the input distribution to such models we can obtain causal explanations and derive precise quantitative predictions that can be tested in behavioral experiments. As a result, I hope to gain deeper insight into how representations of linguistic knowledge develop in a child’s mind.’
Expected results: ‘I expect to obtain computational, usage-based explanations of frequency effects and developmental patterns in core areas of language; the learning of recursive structure, non-local dependencies and novel Hartmut Fitz (1972) received a PhD in
phrasal patterns.’
Cognitive Science from the Institute for Logic, Language and Computation (University of Amsterdam) in 2009. Since
Why so fascinated with this research topic? ‘I was puzzled by the big question why we are the only
then he has been Assistant Professor at
species that has language. This requires answers from
the Center for Language and Cognition
genetics, neurobiology and so forth. But we can also
in Groningen. For a master’s degree,
ask which cognitive capacities are needed for language
he studied philosophy, mathematics and
to evolve at all. Clearly, the ability to learn from others
logic in Berlin and Berkeley. He was scholar of the German National Merit
must play a critical role. But isn’t language just too complex to be learnable without innate priming? Has
Foundation. As a researcher Fitz is
language perhaps adapted to the constraints of our
interested in language acquisition and
learning mechanisms? Or does our cognitive system
sentence processing, statistical learning and neural computation.
itself adapt to language through learning and experience? Endlessly fascinating questions like these made me study language acquisition and processing.’
Hartmut Fitz, Ph.D. (University of Groningen)
Would like to swap jobs for a while with: ‘I would like to manage a big European football club for one season because it requires a very diverse set of skills: in-depth knowledge of the game, financial planning, motivational psychology and leadership. With that experience it should be a piece of cake to head my own research group.’
• 30
Diplomaten, ketters en rebellen ‘De vraag of de Libische rebellen een volwaardige, internationale gesprekpartner zijn, was voor vroegmoderne diplomaten alledaagse kost.’
Dr. Maartje van Gelder
• 31
The Rebel Ambassador: A Transnational Perspective on Informal Diplomacy in Early Modern Europe ‘Europa was in de late zestiende en vroege zeventiende eeuw het toneel van hevige godsdienst- en burgeroorlogen. Deze roerige periode wordt vaak gezien als een onderbreking van de modernisering van de diplomatie. Dat moderniseringsproces was begonnen met de komst van de vaste ambassadeur tijdens de renaissance. Pas toen de Vrede van Westfalen (1648) een einde maakte aan de religie-oorlogen, kwam de ontwikkeling van een modern statenselsel en een professionele diplomatie op gang. Ik beschouw die onrustige periode tussen renaissance en ‘Westfalen’ echter niet als een fase van regressie maar als integraal onderdeel van diplomatieke ontwikkeling.’
Non-state partijen ‘Mijn project onderzoekt dan ook hoe de diplomatieke theorie en praktijk zich aanpasten aan een politiek en religieus verdeeld Europa. Hoe participeerden non-state partijen, zoals facties in een burgeroorlog, in diplomatie? Welke diplomatieke rollen konden rebellen en ketters in deze context spelen? Deze kwesties bepaalden in belangrijke mate vroegmoderne theorievorming over diplomatie. Juist tijdens deze periode van godsdienst- en burgeroorlogen verscheen een golf aan diplomatieke traktaten, waarin steeds over vragen over de verhouding tussen staten en non-state partijen werd gediscussieerd. Traditioneel heeft de diplomatieke geschiedenis zich vooral gericht op de zichtbare, formele contacten tussen staten. Ik wil juist de diplomatieke rol van informele partijen, die strikt genomen geen toegang hadden tot officiële kanalen, onderzoeken via een analyse van theoretische traktaten en een aantal case studies. Innovatief aan dit project is dan ook de integratie van non-state partijen in de analyse. Ik richt mij dus niet op de vertegenwoordigers van één of twee staten maar op het diplomatieke collectief. Daardoor ontstijgt het onderzoek het traditionele, nationale perspectief.’
Verwachte resultaten: ‘Voor dit project is de theorie van het transnationalisme uit het veld van de internationale betrekkingen conceptueel bepalend. Daardoor kunnen we zowel Maartje van Gelder (1975) is universitair docent Nieuwe Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zij is vooral
formele als informele diplomatieke partijen op hetzelfde niveau plaatsen en dus als onderdeel van één gemeenschap onderzoeken. Ik verwacht meer
geïnteresseerd in individuen en netwerken
inzicht in de theorie en praktijk van de diplomatieke
die politieke en religieuze grenzen
rol van zogeheten non-state actors in de vroegmoderne
overstijgen. Na een studie sociaaleconomische geschiedenis aan de UvA en de Università di Ca’ Foscari (Venetië)
periode. Daarmee voegt het onderzoek ook een historische dimensie toe aan het veld van de internationale betrekkingen.’
promoveerde zij in 2007 op een onderzoek naar de positie van Nederlandse kooplieden in zestiende- en zeventiende-eeuws Venetië. Het Marie Curie-programma European Doctorate in the Social History of Europe and the Mediterranean maakte
Waarom die fascinatie met dit onderwerp? ‘Mijn fascinatie met dit onderwerp begon tijdens onderzoek naar renegaten, christelijke bekeerlingen tot de islam, in de vroegmoderne periode. De vele Europese renegaten in Noord-Afrikaanse havens
haar onderzoek in Italië mogelijk.
overschreden met hun bekering niet alleen religieuze
Vervolgens deed zij, met een Dr. Ernst
maar ook politieke en culturele grenzen. Zij bevonden
Crone-fellowship van het Nederlands
zich op het kruispunt van zowel de christelijke en
Scheepvaartmuseum Amsterdam, onder-
de islamitische als de Europese en Noord-Afrikaanse
zoek naar vroegmoderne bekeerlingen
wereld. Juist daardoor werden zij vaak als informele
tot de islam.
intermediairs ingezet. De vraag wie zij nu precies vertegenwoordigden, bracht mij vervolgens tot de
Dr. Maartje van Gelder (Universiteit van Amsterdam)
meer algemene vraag op welke manier partijen die niet samenvielen met een staatkundige eenheid, participeerden in de vroegmoderne diplomatie.’
Neemt graag eens de baan over van: ‘Mijzelf.’
• 33
Nicaraguaanse sculpturen ‘Archeologie draagt vaak bij aan de vorming van culturele identiteiten en is daarom bij uitstek maatschappelijk relevant geesteswetenschappelijk onderzoek. Mijn onderzoek in Midden-Amerika toetst dat de hand van archeologisch erfgoed, koloniale verhoudingen en inheemse belanghebbenden.’
Dr. Alexander Geurds
• 34
Fixing History: Ancient Cultural Practices of Stone Sculpture in Central Nicaragua ‘Vanaf midden jaren negentig heb ik archeologisch veldonderzoek verricht in Midden-Amerika en de Antillen, vooral in Mexico. Ook deed ik onderzoek in museale collecties in Nicaragua, Costa Rica, Panama en Colombia. Momenteel richt ik me op monumentaliteit, materialiteit en interactienetwerken in Centraal-Amerika tussen 700 en 1500 na Christus. Dit Veni-onderzoek bestudeert de relatie tussen monumentale steensculptuur en de culturele identiteit van inwoners van pre-Spaans Midden-Amerika. Het onderzoek is mogelijk geworden dankzij de ontdekking van de archeologische vindplaats El Gavilán in centraal Nicaragua. Deze unieke vindplaats werd aangetroffen tijdens een archeologische veldverkenning, gesponsord door National Geographic. Hij bestaat uit een rituele plek met een veertigtal stenen beelden in hun oorspronkelijke context. Het zijn pilaarvormige beelden van vulkanisch gesteente. Ze waren meestal anderhalf tot tweeënhalve meter hoog. De meeste beelden zijn ingekerfd met antropomorfe ontwerpen. Door analyses van luchtfotografie, uitgevoerd tijdens mijn Rubicon-onderzoek aan de University of Colorado, kunnen we de zichtbaarheid van dergelijke vindplaatsen in de regio beter beoordelen.’
Monolieten ‘Dit Veni-project heeft een regionale focus op Nicaragua. Allereerst documenteren we de oorspronkelijke contexten van deze steensculpturen. Zo leren we meer over het zoeken naar geschikt gesteente en het verplaatsen van deze zware monolieten, die gemiddeld rond de vier ton wogen, met uitschieters naar 1000 tot 1200 kilo. Ook onderzoeken we hoe de productie, het gebruik en de materialiteit van de beelden een rol speelden in de vorming en verandering van culturele identiteiten.’
Verwachte resultaten: ‘Het onderzoek naar stenen sculpturen geeft inzicht in de ontwikkeling van deze culturele traditie. Ik stel daarbij niet primair de bekende vraag naar het Alexander Geurds (1974) was tussen 2000
waarom van deze monumentale beelden te stellen
en 2007 Junior PhD Fellow bij de Research
maar eerder hoe ze gemaakt werden. Waar en hoe
School CNWS en docent bij de faculteit Archeologie (Universiteit Leiden). In 2007-2008, na afronding van zijn
vond men het ruwe gesteente? Welke technieken werden gebruikt? Wat was de relatie van deze beelden tot hun architectonische setting? Dat vertelt ons
promotieonderzoek, deed hij met een
meer over de betekenis van afgebeelde personen.
Rubicon-subsidie van NWO onderzoek
Ook wordt duidelijk in welke periode en inheemse
aan de Universiteit of Colorado in Boulder
cultuur we deze uitzonderlijke traditie moeten
(VS). Ook kreeg hij daar een aanstelling
plaatsen. Dit project stimuleert ook archeologisch
als Assistant Professor Adjunct voor het
onderzoek en erfgoedmanagement in Nicaragua,
verzorgen van colleges. Vanaf 2008 is hij ook terug bij Archeologie in Leiden.
dat bitter weinig actieve archeologen kent. Dankzij internationale samenwerkingsverbanden (onder meer
Eerst als postdoctoraal onderzoeker in
met Museum Volkenkunde, Harvard University)
een Vici-project van NWO, vanaf begin
worden de beelden op hun oorspronkelijke plek
2010 als universitair docent en vanaf
geconserveerd. Zo ontstaat een nieuwe, archeolo-
begin 2011 als projectleider van zijn
gische site met museum.’
Veni-onderzoek.
Waarom die fascinatie met dit onderwerp? Dr. Alexander Geurds
‘Ik deed in 1998 veldwerk in Nicaragua voor het promotieonderzoek van Laura van Broekhoven (Museum Volkenkunde). Toen ontdekte ik de ongekende archeologische mogelijkheden in dit land. Er zijn in Midden- en Zuid-Amerika weinig gebieden waar je nog een steensculptuurtraditie integraal kunt bestuderen. De grootste vragen moeten nog beantwoord worden en hopelijk helpt dit onderzoek daarbij.’
Neemt graag eens de baan over van: ‘Ik zou het echt niet weten. Onderwijs en onderzoek zijn al een prachtige invulling van mijn tijd.’
• 36
Pioniers in de polder ‘De staat mag burgerrechten als kiesrecht en het recht op privacy tijdelijk opschorten voor grootse staatsprojecten die het algemeen belang dienen. Niet mijn visie, maar de visie van personen en instanties rond de kolonisatie van de Wieringermeer en nog altijd actueel.’
Dr. Liesbeth van de Grift
• 37
Brave New Worlds: Internal Colonization in Europe, 1900-1940 ‘Op 21 augustus 1930 werd de Wieringermeerpolder drooggelegd. Uit verschillende provincies kwamen pioniers om zich op dit ‘nieuwe land’ te vestigen en gebied in cultuur te brengen. Ook in andere Europese landen deed zich in de eerste helft van de twintigste eeuw interne kolonisatie voor. In Duitsland namen landwinningen sterk toe na het verlies van grondgebied in 1919. Door de drooglegging van de Pontijnse moerassen in de jaren dertig konden zo’n tweeduizend Italiaanse families een nieuw bestaan opbouwen. Ook in Scandinavië werd de trek naar het noordelijke, ‘lege’ land gestimuleerd om grootscheepse emigratie tegen te gaan. Er was dus, ondanks de verschillende politieke systemen, sprake van een gemeenschappelijke praktijk.’
Modelsamenleving ‘Overal zagen overheden het nieuwe land als een experimentele ruimte. Opeens ontstond daar, in een tijd van economische neergang en politieke instabiliteit, de mogelijkheid om een modelsamenleving in te richten. Er was ruimte voor institutionele vernieuwing en een dirigistisch bevolkingsbeleid. Hieraan ligt een destijds wijdverbreid geloof ten grondslag dat een vergaande maakbaarheid van de samenleving mogelijk en wenselijk was. En voor de overheid was daarin een sleutelrol weggelegd. Aan de hand van verschillende kolonisatiepraktijken onderzoek ik met Brave New Worlds of in het interbellum sprake was van een gemeenschappelijk technocratisch en biopolitiek perspectief op bevolking. Daarnaast onderzoek ik hoe de verschillende politieke regimes – fascistisch en democratisch - dat beleid verantwoordden.’
Verwachte resultaten: ‘Een boek en twee artikelen.’
Waarom die fascinatie met dit onderwerp? Liesbeth van de Grift (1978) is
‘Het geloof in social engineering ofwel beïnvloeding
Veni-onderzoeker aan de Universiteit
van sociaal gedrag en attitudes en de grenzen van
Utrecht. In 2009 promoveerde ze aan
die onderneming fascineren mij al lang. Vooral de
deze universiteit op een onderzoek naar
spanning tussen het wensdenken en de weerbarstige
de communistische machtsovernames in
praktijk. Mijn grootvader vestigde zich na de Tweede
het oosten van Duitsland en Roemenië na
Wereldoorlog als pionier in de Noordoostpolder.
de Tweede Wereldoorlog. Centraal daarin
Verhalen uit mijn familie over het selectieproces dat
stond de omgang van de nieuwe
voorafging aan de kolonisatie van dat gebied wekten
machthebbers met voormalige
mijn interesse voor dit Nederlandse maakbaarheids-
aanhangers en medewerkers van het
project.’
vorige regime. De Nederlandse bewerking van het proefschrift verscheen in 2010 onder de titel Voorwaarts en vergeten. De overgang van fascisme naar communisme in Oost-Europa, 1944-1948. Eerder werkte Van de Grift bij de Alfred Mozer Stichting voor betrekkingen met Centraal- en Oost-Europa.
Dr. Liesbeth van de Grift (Universiteit Utrecht)
Neemt graag eens de baan over van: ‘De brugwachter op het Kadijksplein te Amsterdam.’
• 39
‘Phoenicians in the West’ ‘Archaeology is concerned with the whole spectrum of past human experience. This is especially crucial for regions and periods for which no or scant historical sources exist. Lack of knowledge of the past or its misrepresentation harbours the possibility of it being manipulated for political or economic ends. As such, the past is inextricably woven into the present, so knowledge of it is not only valuable for archaeologists and historians but for the whole of society as well.’
Eleftheria Pappa, D.Phil
• 40
Merging Boundaries. Phoenician Communities in the Western Mediterranean and the Atlantic: Cultural Consumption and Adaptation Strategies c. 750-550 BC ‘During the Early Iron Age (9th-7th/6th c. BC), Near Eastern groups of people, known as the Phoenicians, travelled from their homeland in the Levant to the central and western Mediterranean. A coastal string of settlements was set up on the southern European and northern African littoral, including some Mediterranean islands (i.e. in Iberia, Libya, Algeria, Sicily, Malta and the Balearics). These settlements grew in physical and demographical size, attaining mixed populations of both indigenous and Near Eastern origin. My project examines the processes of cultural identity formation c. 750-550 BC among population segments of an initial Near Eastern origin in two macro-regions of this Phoenician colonisation process that are less well-known: Portugal and Morocco.’
Cross-cultural consumption choices ‘Various strands of archaeological evidence are used to document cultural consumption practices, including urban planning, public and domestic architecture, cult loci, ceramics, household objects, vestiary or personal adornment objects (e.g. fibulae, jewellery). In the past decades, a cumulative body of theory has emerged concerning the relationship between styles of artefacts and the social or cultural groups who used them. Patterns emerging from this extensive corpus of archaeological evidence are juxtaposed with other indicators of cultural identity, mainly linguistic, based on a corpus of inscriptions. By investigating cross-cultural consumption choices in these two countries and interpreting this evidence in the light of social anthropological theory on identity formation and consumption practices, it is possible to identify the adaptation mechanisms that created a social base where people of different cultural and ethnic origins interacted. The key aim is to test the hypothesis that cultural consumption practices map out on processes of Phoenician identity formation in these colonial settings, thus allowing for any putative patterns of regional differences in these developments to be discerned.’
Expected results: ‘An increase in the knowledge on this specific historical period process is expected, which remains Eleftheria Pappa (1983) has been a post-doctoral researcher at VU
obscure or unknown. This will be accessible to those not able to visit specialised libraries or who are not
Amsterdam (Dept. of Archeology, Classics
versed in certain languages (Portuguese, Spanish,
and Ancient Near Eastern Studies, Faculty
French) in a monograph. The methodological
of Arts) since 2010. She studied archaeology (BA with First Class Honours, 2004) and Classical Archeology (MPhil with Distinction, 2006) at the Universities of Bristol and Oxford respectively. She obtained a doctorate from Oxford in
approach could be useful in evaluating the application of methods to other pre- or proto-historic periods. Hopefully, this project will contribute to the efforts made by colleagues in promoting the study of Phoenician culture, incorporating it into the various archaeology courses at European universities.’
2010, focusing on the Phoenician colonisation in the Mediterranean and
Why so fascinated with this research topic?
the Atlantic. In 2007, she worked as a
‘Because of the lack of contemporary written
tutor for the OPUS Programme at the
information, which makes archaeology the primary
University of Oxford, a collaboration
tool for finding out about this topic, the intercultural
between the latter and American Universities. From November 2007 untill June 2010, Pappa tutored undergraduates for various Oxford
contacts involved, always of interest to me, and the fact that so little in general is known about it, despite the rather ‘famous’ agents involved – the Phoenicians.’
colleges (St. Hugh’s, St. John’s, Christ Church and Merton). She has also participated in various excavation projects in the U.K. (e.g. South Cadbury Environs Project) and Greece (Lefkandi-Xeropolis Project).
Eleftheria Pappa, DPhil (VU University Amsterdam)
Would like to swap jobs for a while with: ‘After fruitlessly pondering on this question, I can just say that what I am currently doing would still be my ideal occupation in any other (ideal) context.’
• 42
Slaven en andere migranten ‘Migranten identificeren zich meer met hun land of regio van herkomst dan met elkaar maar gedeelde ervaringen van discriminatie of onderdrukking veranderen dat. Dat zien we niet alleen bij Afro-Amerikaanse slavenmigranten maar ook bij latere groepen nieuwkomers. Zo beschouwen LatijnsAmerikaanse migranten in de VS zich alleen in politiek opzicht als ‘Latino’s’ in bredere zin.’
Dr. Damian Pargas
• 43
Newcomers in Chains: Slave Migrants in the American South, 1820-1860 ‘Miljoenen Afro-Amerikaanse slaven uit de zogenoemde migration generation zagen hun leven in 1800-1860 ingrijpend veranderen door grootschalige, gedwongen migratie binnen de zuidelijke staten van Noord-Amerika. Zo werden ongeveer een miljoen slaven uit ‘oudere’ slavenhoudende staten aan de oostkust als Virginia en Maryland verkocht aan of gestuurd naar de nieuwe katoen- en suikerstaten in het ‘Diepe Zuiden’ als Louisiana en Mississippi. Een groot aantal slaven werd verkocht of gedwongen om binnen dezelfde staat of regio te verhuizen. Talloze slaven op het platteland werden verkocht aan of verhuurd in opkomende, zuidelijke steden als Baltimore, Charleston en New Orleans.’
Fluïde identiteiten ‘Slavenmigranten die over lange afstanden moesten verhuizen, identificeerden zich echter nog lang met hun regio’s van herkomst. Daardoor botsten ze soms met lokale slaven. Een slaaf uit Virginia die naar Louisiana werd verkocht, zag zichzelf voornamelijk als ‘Virginian’. Hij keek neer op slaven uit Louisiana en trouwde vaker met een andere gedwongen migrant dan met een lokale slaaf. Maar gedeelde ervaringen van slavernij en onderdrukking stimuleerde ook samenwerking en collectief verzet. Daarbij manifesteerde zich een bredere ‘zwarte’ identiteit of ‘slavenidentiteit’. De identiteit van een Amerikaanse slavenmigrant was dus fluïde en wisselde naar omstandigheden. Hoe ondergingen Amerikaanse slaven in de negentiende eeuw hun gedwongen migratie? Hoezeer pasten zij zich aan nieuwe slavengemeenschappen, werkpatronen en meesters aan? Hoe gingen zij om met lokale slaven en andere gedwongen migranten en in hoeverre leidde deze migratiegolf tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijke ‘slavenidentiteit’? Deze vragen staan centraal in mijn onderzoek. Vanuit een vergelijkend perspectief analyseer ik de migratie- en assimilatie-ervaringen van verschillende typen slavenmigranten in het Amerikaanse Zuiden. Ook stel ik gangbare stellingen over een homogene ‘Afro-Amerikaanse’ identiteit in de negentiende eeuw aan de orde.’
Verwachte resultaten: ‘Dit onderzoek stelt dat Amerikaanse slavenmigranten in de negentiende eeuw gedwongen migratie op verschillende manieren ondergingen. Per regio en type Damian Pargas (1978) studeerde
migratie verschilden de obstakels en mogelijkheden:
geschiedenis aan de Universiteit Leiden,
verzet tegen migratie of aanpassing aan nieuwe werk-
waar hij in 2004 cum laude afstudeerde.
patronen, meesters en slavengemeenschappen.’
Van 2005 tot en met 2008 was hij als aio verbonden aan deze universiteit. Na drie
Waarom die fascinatie met dit onderwerp?
jaar promoveerde hij weer cum laude op
‘Die ontstond tijdens mijn promotieonderzoek.
zijn onderzoek naar het gezinsleven van
Daarbij keek ik onder meer naar de gedwongen
Amerikaanse slaven in de negentiende
scheiding van slavengezinnen in het negentiende-
eeuw (The Quarters and the Fields: Slave
eeuwse Zuiden. Na honderden verhalen over
Families in the Non-Cotton South, dat in
gedwongen migratie te hebben doorgespit, viel het
2010 verscheen bij de University Press of
mij op dat de ervaringen van de meeste Amerikaanse
Florida). Sinds januari 2009 is hij werkzaam als universitair docent
slavenmigranten veel ingewikkelder waren dan werd gedacht.’
geschiedenis aan de Universiteit Utrecht.
Neemt graag eens de baan over van: Dr. Damian Pargas (Universiteit Utrecht)
‘Niemand, ik ben wel tevreden als historicus.’
• 45
Feeling Good ‘Some kinds of happiness are shared by all human beings.’
Disa Sauter, Ph.D.
• 46
Universal Signs of Happiness ‘Emotions play a central role in all human lives, but why do we have these particular emotions? In this project, I will examine how emotions are expressed in different parts of the world, in order to understand to what degree emotions are shaped by different cultures, and how much they are the result of factors that all humans share. Specifically, the project will study positive emotions. Studies that looked at emotions cross-culturally have focused almost exclusively on negative emotions. But just like there are different ways of feeling bad, there are also many different ways of feeling good.’
Facial and vocal signals ‘The project will compare the expressions of positive emotions across several cultures using signals from both the face and the voice. The signals of many positive emotions will be examined, including awe, gratitude, and pride. Participants will include a culturally isolated people in Namibia. These people offer a valuable comparison to other groups because they have had virtually no experience of emotional expressions by members of any other culture. Recordings will be made of facial and vocal signals of positive emotions. These expressions will be used in identification studies, to see if people can recognise the expressions produced by someone from a different culture. Descriptive measurements will be made of the vocalisations and facial expressions, in order to test the similarity of signals from different cultures. These measures will include facial muscle movements and acoustic information like pitch and loudness. The main objective of the project is to establish which signals of positive emotions can be recognised across cultures, and what the relationship is between how people perceive emotional information and the physical cues that make up the expressions. This will result in a novel contribution to the understanding of human emotions, and the mechanisms that shape them.’
Expected results: ‘My project investigates basic research questions about the communication of emotions, and so is not aimed at having a direct application in society, but Disa Sauter (1979) studies the
rather at expanding the conceptual framework of
communication of emotions, in particular
human emotions. Hopefully knowledge acquired
non-verbal vocal and facial signals such as
from this project will influence theoretical discussions
smiles, laughs, and cries. She employs a
about the core nature of emotions and emotion
range of methods in her work, including
signals, by broadening the discussion to positive
experimental psychological paradigms, psychophysical measurements, and cross-cultural comparisons. Disa did her PhD at University College London (UCL),
emotions. But studies of emotions are also providing valuable insights into psychopathologies such as autism, dementia and Huntington’s Disease. I hope that, eventually, a better understanding of
and then worked as a post-doctoral
mechanisms underlying positive emotions will
researcher at King’s College London,
improve our understanding of these and other
Birkbeck College London, and the Max
disorders, and maybe result in therapeutic techniques.’
Planck Institute for Psycholinguistics, Nijmegen. She has previously held a Bogue research fellowship from University College London and a post-doctoral fellowship from the Economic and Social Research Council, UK.
Why so fascinated with this research topic? ‘I found the study of emotions very intriguing, but I wondered why so little was known about positive emotions. Fortunately I was tutored by Sophie Scott at UCL who shared my interest and so I ended up doing a PhD with her trying to find out more.
Disa Sauter, Ph.D. (University of Amsterdam)
Even though research has moved forward a lot since then, many questions are still unanswered. Some of them I try to answer in this project.’
Would like to swap jobs for a while with: ‘There a quite a few people whose jobs I’d be happy to try. But I definitely wouldn’t mind a stint as a diving instructor!’
• 48
Ondergang van de Russische Avant-garde ‘Door kennis van de geschiedenis van menselijke creativiteit en ideeën, worden wij ons bewust van onze mogelijkheden, de grootsheid en nietigheid van de mens en begrijpen we waar onze identiteit en opvattingen vandaan komen. Deze kennis toont onze verbondenheid met anderen en maakt ons weerbaar tegen irrationeel gedrag, conformisme en elitisme. En leert ons in alles bescheiden te zijn.’
Dr. Sjeng Scheijen
• 49
The Intimate Voice of the Russian Avant-garde: Adapting the Aesthetic Self and the Rise of Socialist Realism ‘Aan de bloeiende Russische Avant-garde (grofweg 1910-1932) kwam abrupt een einde door de opkomst van het Socialistisch Realisme. Via ongepubliceerde dagboeken en briefwisselingen van kunstenaars wil ik nieuw inzicht krijgen in de oorzaken en gevolgen van die ondergang. Dat moet uitmonden in artikelen, een congres en een nieuw, groots historisch overzicht in boekvorm van dit meest dramatische hoofdstuk in de geschiedenis van de moderne Europese cultuur. Van alle Europese Avant-gardebewegingen vóór de Tweede Wereldoorlog was de Russische ongetwijfeld de radicaalste en meest innovatieve. Maar ook in haar massaliteit was deze uniek. Honderden, zo niet duizenden vormgevers, beeldhouwers, architecten, schilders, choreografen, dichters, componisten, fotografen werden door haar revolutionaire elan meegesleept. De invloed van deze stroming reikte tot ver buiten de traditionele disciplines van de academische kunstbeoefening. Tijdens de twintiger jaren stuitte ze op een felle reactie. Dat resulteerde in een politiek gesanctioneerd verbod op de meest typische onderdelen van haar esthetische programma.’
Privéarchieven ‘Al tientallen jaren is deze neergang onderwerp van debat binnen en buiten de academische wereld. Er is echter geen allesomvattend onderzoek verricht naar dieper liggende oorzaken. Deze moeten we namelijk zeker niet alleen in de politiek zoeken. Bovendien kijkt dit project niet uitsluitend en primair naar theoretische en publieke discussies die eraan voorafgingen maar vooral naar de intieme beleving van de kunstenaars zelf. Daarvoor doe ik uitgebreid onderzoek in hun privéarchieven. Deze liggen in Rusland nog grotendeels te wachten op ontsluiting. Het onderzoek wordt verricht aan het Leiden Institute for Cultural Disciplines. Het grootschalige archiefonderzoek gebeurt vooral in het archief van het Tretjakov Museum en het Staatsarchief voor Literatuur en Kunst (RGALI), beide in Moskou.’
Verwachte resultaten: ‘Belangrijkste onderzoeksresultaat wordt een nieuw en breed historisch overzicht van de ondergang van de Russische avant-garde. Een publicatie die niet Sjeng Scheijen (1972) is slavist en specialist in de Russische kunst van de negentiende en vroege twintigste eeuw. Hij is als postdoc research fellow verbonden aan het Leiden Institute for Cultural
alleen geschikt is voor specialisten maar ook voor algemene kunsthistorici, letterkundigen en het publiek. Het onderzoek vormt ook de basis voor twee tentoonstellingen in het Bonnefantenmuseum in Maastricht en in het Drents Museum in Assen.’
Disciplines. Naast zijn wetenschappelijke werk maakte hij als gastconservator
Waarom die fascinatie met dit onderwerp?
verschillende tentoonstellingen met
‘Ik beschouw de Russische avant-garde als de meest
Russische kunst voor het Groninger
innovatieve en invloedrijke beweging binnen de
Museum, The National Gallery in Londen
gehele Europese, historische avant-garde. Haar grote
en het Bonnefantenmuseum in
invloed bereikte zij in hoge mate door groot politiek
Maastricht. Zijn biografie van de Russische
engagement, enorme educatieve ambitie en
impresario en producent Sergei Diaghilev
fundamentele multidisciplinariteit. Dat zo’n krachtige,
werd wereldwijd zeer lovend ontvangen.
succesvolle beweging zo snel en nogal geluidloos
Nog voor het boek in Nederland uitkwam,
kon verdwijnen, is al raadselachtig. Dat roept ook
waren de Engelse vertaalrechten al verkocht aan Oxford University Press en Profile Books. Vertalingen naar het Russisch en het Japans zijn in
vragen op over de verwevenheid tussen kunstenaar en staat en tussen kunstwerk en kunsttheorie. Al die vragen zijn nu even legitiem en interessant als negentig jaar geleden.’
voorbereiding. Verder schrijft Scheijen regelmatig over film, poëzie, dans, klassieke muziek en politiek. Sinds enkele jaren publiceert hij ook geregeld over hedendaagse Russische kunst.
Neemt graag eens de baan over van: ‘Niemand. De combinatie van onderzoek, onderwijs, schrijven en organiseren van publieksactiviteiten, is het beste wat ik me kan voorstellen. Dat geeft een dynamiek die ervoor zorgt dat je intellectuele
Dr. Sjeng Scheijen (Universiteit Leiden)
productie op alle gebieden beter wordt, zelfs als je er per onderdeel minder tijd aan kunt besteden.’
• 51
Wat voorwaardelijke zinnen ons eigenlijk vertellen ‘Met voorwaardelijke zinnen leren wij van het verleden (‘Als jij niet had gebeld, dan...’) en halen wij de toekomst naar ons toe (‘Als ik dit glas laat vallen, dan ...’). Ze openen de deur die ons bevrijdt uit het NU. Zij zijn essentieel verbonden met het beeld dat wij hebben van onszelf en de wereld waarin wij leven.’
Dr. Katrin Schulz
• 52
The Semantic Anatomy of Conditional Sentences ‘De betekenis van voorwaardelijke zinnen (‘Als … dan’) fascineert de mens al sinds de oudheid. Wat vertelt een voorwaardelijke zin ons? Hoe kunnen we er zeker van zijn dat die zin waar is? De charme van voorwaardelijke zinnen is te verklaren vanuit hun intrinsieke relatie tot essentiële, wetenschappelijke problemen als de oorsprong van de rede, de mogelijkheid van kennis, natuurwetten en vele andere. Die fascinatie heeft een intensief maar onbeslist debat in gang gezet over de betekenis van deze zinnen in abstracto. Daarin is echter slechts marginaal onderzocht hoe betekenis van voorwaardelijke zinnen is gerelateerd aan de concrete vorm die zij aannemen in allerlei talen. Voornamelijk een taalkundige vraag maar de beantwoording ervan heeft ook gevolgen voor andere vakgebieden. Voorwaardelijke zinnen als taalkundig verschijnsel geven concrete, empirische toegang tot de abstracte problemen waarnaar de betekenis van deze zinnen verwijst.’
Vorm en betekenis ‘Mijn onderzoek richt zich precies op deze onbeantwoorde vraag. Het wil een formele en descriptief adequate beschrijving ontwikkelen van de relatie tussen vorm en betekenis van voorwaardelijke zinnen. Hiervoor combineer ik kennis over de betekenis van voorwaardelijke zinnen in abstracto met empirisch onderzoek naar de vorm van voorwaardelijke zinnen in verschillende talen. Dit project is in meerdere opzichten van wetenschappelijk belang. Het verschaft taalkundigen een model om verschillende problemen rond de vorm en betekenis van voorwaardelijke zinnen te onderzoeken. De combinatie van formele, theoretische methoden en empirisch onderzoek stimuleert hopelijk methodologische ontwikkelingen in de taalwetenschap. En een gefundeerde theorie over de taalkundige aspecten van voorwaardelijke zinnen kan helpen bij de evaluatie van theorieën over de betekenis van voorwaardelijke zinnen in andere vakgebieden.’
Verwachte resultaten: ‘Ik hoop hiermee een solide basis te leggen voor een gedetailleerd onderzoek naar allerlei taalkundige vraagstukken rond voorwaardelijke zinnen. Verder Katrin Schulz (1976) is universitair docent logica aan de Universiteit van Amsterdam. Na haar studies taalwetenschap en wiskunde in Berlijn en Stuttgart is Schulz in Amsterdam met veel plezier het Master of Logic-programma gaan volgen. De fascinatie voor onderzoek in het
wil ik laten zien hoe vruchtbare interactie tussen filosofie en taalwetenschap, theorievorming en empirisch onderzoek eruit kan zien. Ook hoop ik dat dit onderzoek een kader geeft waarin theorieën over de betekenis van voorwaardelijke zinnen uit andere disciplines, zoals filosofie, psychologie en kunstmatige intelligentie kunnen worden geëvalueerd.’
grensgebied van logica, taalwetenschap en filosofie bleef haar in Amsterdam vasthouden, waar zij 2007 ook is
Waarom die fascinatie met dit onderwerp? ‘Die ontstond niet vanzelf; ik kreeg een aanbod
gepromoveerd. In haar proefschrift
voor een promotieplek over de semantiek van voor-
bestudeerde zij de rol van niet-monotoon
waardelijke zinnen. Aanvankelijk wilde ik liever een
redeneren in de interpretatie van natuurlijke taal. Hierna werkte Schulz als postdoc in het Vidi-project Indefinites and beyond van Dr. M. Aloni.
andere kant op maar mijn promotor hield voet bij stuk. Toen ik eenmaal was begonnen, liet het onderwerp mij niet meer los. Het is een enorm intrigerend, interdisciplinair vraagstuk met eindeloos veel mogelijkheden. Je raakt er echt verslaafd aan.’
Dr. Katrin Schulz (Universiteit van Amsterdam)
Neemt graag eens de baan over van: ‘Van de minister van Onderwijs. En dan maar hopelijk brandhout maken van de onderwijsbezuinigingen!’
• 54
Een andere blik op Afrika ‘Zonder liefde geen maatschappij, zonder onderzoek naar liefde geen wetenschap, zonder liefdevolle wetenschap een liefdeloze maatschappij.’
Dr. Rachel Spronk
• 55
Transformations in Intimacy. Sexuality and Modern Personhood among Middle Class Ghanaians from 1940 to the present ‘De aids-epidemie in Afrika maakt onderzoek naar seksualiteit in Afrikaanse landen urgenter. Nodig zijn bredere studies dan de epidemiologische analyses van seksualiteit in aids-onderzoek. Deze zien seksualiteit vooral als een meetbare praktijk, ontdaan van erotiek, affectie en persoonlijke beleving. Seksualiteit speelt echter een centrale rol in het zelfbeeld van mensen en in de sociale, morele organisatie van een samenleving. Ze biedt daarom een goed uitgangspunt voor onderzoek naar persoonlijke ervaringen in relatie tot sociale verandering. Dit project kiest seksualiteit in Ghana als case study. Het werpt een historisch-etnografische blik op de ontwikkeling van arranged marriage naar love marriage. De onderzoeksperiode loopt vanaf het late kolonialisme tot nu. Het project laat zien dat er verschillende wegen leiden naar moderniteit en ontwikkelt een post-constructivistische analyse van seksualiteit met fenomenologische methoden.’
Familiegeschiedenis ‘De focus ligt op historische verschuivingen in seksualiteit en veranderend zelfbeeld. Het project bestudeert de familiegeschiedenis van drie generaties, om veranderingen te inventariseren in seksuele patronen en sociale mobiliteit. Dat resulteert in een kritische respons op gangbare theorieën over transformatie van intimiteit in westerse samenlevingen. Deze zien meestal een lineaire ontwikkeling van traditie naar moderniteit. Dit project beschouwt juist de veranderende voorstelling van intimiteit als de manier om moderniteit uit te dragen en zich af te zetten tegen oudere generaties. Veel onderzoek in Afrika gaat over sociale problematiek en daarom veel over arme mensen; de middenklasse blijft onzichtbaar. Ik stel deze lacune aan de kaak. Centrale vraag is hoe de vorming van een middenklasse veranderende seksuele ideeën en praktijken vormgeeft, hoe die veranderingen zich verhouden tot tradities en hoe ze worden gereflecteerd in zelfpercepties en embodied experience.’
Verwachte resultaten: ‘Levensverhalen die inzichten bieden in de ontwikkeling van seksualiteit en zelfbeeld in koloniale, postkoloniale en globaliserende samenlevingen. Rachel Spronk (1973) studeerde antropologie aan de Universiteit van
Daarmee weerleggen we elegant stereotype beelden van Afrika.’
Amsterdam (UvA) en doet interdisciplinair onderzoek naar cultuur, gender en
Waarom die fascinatie met dit onderwerp?
seksualiteit. Ze is werkzaam op het
‘Ik vond (sociaal-)wetenschappelijk onderzoek
raakvlak van drie onderzoeksgebieden: antropologie, gender- en seksualiteits-
in Afrika te beperkt en stereotyperend: Afrika als liefdeloos continent.’
studies en postkoloniale studies. Ze promoveerde in 2006 cum laude op
Neemt graag eens de baan over van:
haar etnografisch onderzoek naar liefdes-
‘De managing director van een grote internationale
relaties en seksuele relaties tussen yuppies
bank. Ik ben nieuwsgierig naar deze corporate
in Nairobi, Kenya. In haar verdere onder-
culture en zou graag een kijkje nemen in de logica,
zoek richt Spronk zich op vragen rond
normen, sociale relaties en zelfpercepties van deze
middenklassenvorming in relatie tot seksualiteit en personhood in Afrika. Ze publiceerde over kennistheoretische kwesties in onderzoek naar seksualiteit en over liefde en erotiek, media en kosmopolitisme. Dit verschijnt haar boek Ambiguous Pleasures. Sexuality and Middle Class Self-perceptions in Nairobi bij Berghahn Publishers. Spronk is universitair docent bij de afdeling Sociologie en Antropologie van de UvA.
Dr. Rachel Spronk (Universiteit van Amsterdam)
cultuur.’
• 57
Cultuurgeschiedenis van emoties ‘Het belang van geesteswetenschappelijk onderzoek voor de maatschappij is dat de geesteswetenschappen zich afvragen waarom deze vraag naar het nut van de wetenschap eigenlijk wordt gesteld.’
Dr. Kristine Steenbergh
• 58
Moving Scenes: Theatre, Passions and the Public Sphere in Early Modern England (1580-1642) ‘Mijn project onderzoekt de cultuurgeschiedenis van emoties. Ik analyseer de rol van toneelstukken in ideeën over het effect van emoties op een publiek. Historische context daarbij is de opkomende publieke sfeer in vroegmodern Engeland. Emoties krijgen in de cultuuranalyse steeds meer aandacht. Tegen die achtergrond wil ik aantonen dat vroegmodern denken over emoties niet alleen was gerelateerd aan ideeën over het zelf, klasse en sekse, zoals recente studies hebben laten zien. Emoties stonden ook centraal in de vroege ontwikkeling van een publieke sfeer in het Engeland van de late zestiende en vroege zeventiende eeuw. Dat was onder meer het gevolg van de overgang van een feodale naar een protokapitalistische maatschappij, de revolutie van de drukpers en de religieuze debatten rond de Engelse Reformatie.’
Hamlet ‘De rol van emoties in de kunst van het overtuigen, de retoriek en de politiek riep in deze omstandigheden indringende vragen op. Verschillende modellen van de werking van emoties botsten met elkaar. Zo debatteerde men over het gebruik van emoties in de rechtszaal. Konden emoties een rechter overtuigen om de goede beslissing te nemen of belemmerden ze juist rationeel denken? Die conflicterende visies verbind ik met religieuze en politieke spanningen. Publieke theaters speelden destijds een belangrijke rol in de debatten en staan daarom centraal in dit project. Geanalyseerd worden toneelstukken die tussen 1580 en 1642 werden opgevoerd en waarin een toneelstuk-in-een-toneelstuk voorkomt. Zulke metatheatrale stukken – een beroemd voorbeeld is Shakespeares Hamlet – thematiseren vaak de effecten van emoties op het publiek. Door deze samen met andere teksten over emoties uit dezelfde periode te bestuderen, laat ik zien dat een ogenschijnlijk private zaak als emotie feitelijk uitermate politiek kan zijn.’
Verwachte resultaten: ‘Onderzoek naar denken over emoties in de vroegmoderne tijd komt een stap verder. Men probeert nu vooral hét verklarende model te vinden (hing men Steenbergh (1976) studeerde Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit
een Galenisch humeurenmodel aan of toch een Stoïcijns model?). Ik laat zien dat die modellen niet
Utrecht en, via het Harting uitwisselings-
los te zien zijn van hun politieke context: verschillende
programma, aan de Universiteit van
groeperingen hingen om politieke redenen bepaalde
Birmingham in Engeland. In 2007
modellen aan. De emotionele poëtica van een toneel-
promoveerde ze in de Engelse
stuk kunnen we niet los zien van de politieke context
letterkunde aan de Universiteit Utrecht.
waarin het stuk werd geschreven en opgevoerd.’
Haar promotieonderzoek ging over gender en wraak op het vroegmoderne
Waarom die fascinatie met dit onderwerp?
Engelse toneel (1558-1642). Daarin
‘Ik ben al lang gefascineerd door wat sociologe Elaine
toonde Steenbergh aan hoe stereotypes
Hatfield de besmettelijkheid van emoties noemde:
van vrouwelijke wraakzucht strategisch
de manier waarop personen of groepen automatisch
werden ingezet in een periode waarin tradities van aristocratische (mannelijke) wraak in de opkomende natiestaat onder
en onbewust emoties overnemen. Vaak zien we emoties als individuele ervaringen maar ze zijn sociaal en belangrijk in de publieke sfeer. Tegenwoordig is
druk stonden. Na een jaar parttime
er ook bètawetenschappelijke aandacht voor hun
docentschap aan de Universiteit van
sociale en cognitieve aspecten, zoals in onderzoek
Amsterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam, werd zij in 2007 universitair docent Engelstalige letterkunde aan
naar spiegelneuronen. Mijn onderzoek laat de geschiedenis zien van het denken over deze publieke rol van emoties.’
de VU.
Neemt graag eens de baan over van: Dr. Kristine Steenbergh (Vrije Universiteit Amsterdam)
‘Ik loop graag eens mee in de groep van Giacomo Rizzolatti, de hoogleraar uit Parma die het onderzoek naar spiegelneuronen op de kaart zette. Interessant is dat zijn ontdekking van spiegelneuronen mede werd ingegeven door de filosofische interesses van één van zijn groepsleden, die fenomenoloog MerleauPonty had gelezen. Voor dit project organiseer ik een symposium waarin alfa-, bèta- en gammawetenschappers kijken naar emotie-overdracht in de publieke sfeer. Hopelijk komen daar ook mooie kruisbestuivingen uit voort.’
• 60
Conceptuele verschuivingen ‘Geesteswetenschappen voeden niet de geest, maar het lichaam.’
Dr. Iris van der Tuin
• 61
The Material Turn of the Humanities ‘De geesteswetenschappen willen nog wel eens cultuur prioriteren boven natuur, de geest boven het lichaam en woorden boven de dingen. Hiermee worden opposities gecreëerd of in het leven geroepen. Het lijkt bijvoorbeeld alsof cultuur losstaat van of zelfs belangrijker is dan natuur. Dit epistemologische of kennistheoretische fundament en haar gevolgen worden bevraagd sinds de postmoderne kritiek op hiërarchische opposities. Tegenwoordig gebruiken cultuurtheoretici die zijn geïnspireerd door de continentale filosofie, ook natuurwetenschappelijke inzichten om deze kritiek verder te doordenken. Waren de postmodernen immers ook niet voornamelijk op tekst gericht?’
Wendingen ‘Een nieuwe generatie wetenschappers, die vooral is geschoold in genderstudies, postkoloniale studies en wetenschaps- en techniekstudies, beweert dat postmodernisme te modern is gebleven. Zo zou ‘deconstructie’ te veel aan dat aloude fundament hebben vastgehouden. Dat heeft geleid tot verschillende ‘wendingen’, oftewel pogingen om natuur, lichamen en dingen de geesteswetenschappen in te schrijven. De performatieve wending richt zich op het maken van kunst in plaats van reflecteren op kunstzinnige eindproducten. De affectieve wending richt zich op de lichamelijke kant van kunstenaars en hun publiek. De materiële wending richt zich op het actorschap van het artistieke materiaal zelf. De materiële wending zou een paradigmawisseling in de geesteswetenschappen inluiden, omdat deze wending de andere twee omvat en centraal stelt wat het meest passief is gemaakt: materie. Door deze materiële wending worden ‘nieuwe materialismen’ steeds meer zichtbaar in de culturele theorie. Dit project wil de conceptuele verschuivingen in de epistemologie van de geesteswetenschappen, zoals die worden opgeroepen door de materiële wending, begrijpen via de genealogische methode. Deze continentaal-filosofische methode maakt het mogelijk om de geschiedenis van concepten te bestuderen, en de generatie van nieuwe concepten. Wat zijn de epistemologische gevolgen van de materiële wending in de geesteswetenschappen?’
Verwachte resultaten: ‘Naast een monografie over de materiële wending in de geesteswetenschappen, verwacht ik nieuwe ideeën over algemene epistemologische wendingen. Iris van der Tuin (1978) is universitair docent Genderstudies aan de Universiteit Utrecht. In die functie is zij ook verbonden aan het Graduate Gender Programme en
We kennen Thomas Kuhns ‘paradigmawisseling’, Michel Foucaults ‘epistemische formaties’ en Jean-François Lyotards ‘herschrijven’. Deze kennistheoretische gereedschappen zijn gebaseerd op
is ze lid van de onderwijsraad van de
(een radicale breuk met) het verleden. Wat gebeurt
Nederlandse Onderzoeksschool
er wanneer wij ons op de toekomst richten? Verder
Vrouwenstudies. Het onderwijs en
verwacht ik nieuwe inzichten op het gebied van
de (inter)nationale publicaties van
generationaliteit. We zien een generatie altijd als een
Van der Tuin beslaan de terreinen van de feministische epistemologie en theorie, de geschiedenis van het feminisme en de wetenschapsfilosofie. In het Tijdschrift voor Genderstudies publiceerde ze
‘klasse’. Deze definitie gebruikt slechts één etymologische herkomst (genus). Ik wil experimenteren met generatie als ‘genereren’ (generatio), waarbij de klassen wellicht in elkaar overlopen of niet langer aan elkaar zijn tegengesteld.’
recentelijk artikelen over seksuele en generationele differentie in de 21e eeuw
Waarom die fascinatie met dit onderwerp?
en over de effecten van het golvenmodel
‘Ik ben gefascineerd door vernieuwing en de feno-
in genderonderzoek. Van der Tuin is ook voorzitter van de Europese vakvereniging
menen ‘generatie’ en ‘tijd’. Maar ook stel ik mij graag de volgende vragen: wat is ‘nieuw’ aan een
voor genderstudiesbeoefenaren
vernieuwingspoging en hoe kunnen wij, met het oog
ATGENDER.
op de toekomst, respectvol omgaan met het verleden? Als feminist afficheer ik me graag als born-again
Dr. Iris van der Tuin (Universiteit Utrecht)
babyboomer. Als filosoof identificeer ik me met die denkers die net niet tot de canon van de (post) moderniteit zijn gaan behoren.’
Neemt graag eens de baan over van: ‘De decaan van de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Ik ga er namelijk van uit dat een baan aan de universiteit drie niveaus kent, waarvan de laatste wel eens wordt vergeten: onderzoek, onderwijs en bestuur.’
• 63
A Commercial View of Conflicts ‘The analysis of past conflict resolution has one huge advantage over the often incoherent discussion of current conflicts: we have the benefit of hindsight. We need temporal distance to make sense of all the ‘could have, should have, would haves’. Only then we can turn to the present and ask the question: are there any patterns? Which way should we follow or avoid?’
Justyna Wubs-Mrozewicz, Ph.D.
• 64
Dealing with Foreign Traders, Dealing with Conflict. Strategies of Conflict Resolution and Their Role in Trade Relations in the Baltic, c. 1450-1580 ‘The biggest nightmare for an internationally orientated trader is conflict. When armed conflict breaks out, or when he ends up in disputes with foreign partners, a trader counts his losses. His goods and his market position may be gone in no time. For that reason, effective conflict resolution has always been a vested interest in economic relations. The efficacy of modern conflict resolution is a well-developed area of social research, and today’s results trigger questions regarding the diplomatic and legal strategies employed in the past. Yet until now, the focus has been mostly on the trade politics of kings, princes or local authorities. This research project addresses a different dimension of historical conflict resolution, namely how traders who engaged in foreign trade chose to resolve their conflicts, and the rationale of these choices.’
Flatttery, threats and blackmail ‘The setting of this project is Danzig (Gdańsk) c. 1450-1580, the gateway to Baltic grain trade. It was a main European, commercial hub, burgeoned from the commercial exchange between foreigners. I will analyse the policy (development of norms), practice (employment of strategies) and perception (contemporary evaluation) of conflict resolution. Special attention will be paid to the language of conflict resolution, i.e. the tools traders employed, ranging from flattery, through evoking shared interests, to threats and blackmail. The novel approach is to examine conflict resolution on three levels: the level of individuals, of groups and of countries or Hanse towns. This will re-evaluate the effects of ‘national’ conflicts on relations of groups and individuals. The analysis will be largely based on unpublished sources from the Gdańsk archives.’
Expected results: ‘I would like to show how people resolved their conflicts in international settings, and the background of their choices. The fact that most of my sources are Justyna Wubs-Mrozewicz (1976) studied Norwegian language and history
used for the very first time for such a purpose, promises a lot of scoops.’
in Poznań (Poland) and Oslo (Norway). In 2008, she defended her thesis Traders,
Why so fascinated with this research topic?
Ties and Tensions. The Interaction of
‘Conflicts are highly interesting situations, revealing
Lübeckers, Overijsslers and Hollanders in Late Medieval Bergen (Hilversum, 2008) at
a lot about their participants. Even more, the (un) willingness to resolve them, and the manner in which
the University of Groningen. The same
this process takes place, show both the individual
year, she was awarded a Rubicon grant
and the Zeitgeist of the analysed period in a new
(NWO) for a research stay at Leiden
light. Luckily for the historian, conflicts and (the
University, Medieval History. Her current
problems with) their resolution are situations which
Veni project is embedded in the same
often were well documented, and can still be found
institute.
in archives. Many of them make a fascinating read, whodunits with the bonus of catching a new glimpse
Justyna Wubs-Mrozewicz , Ph.D.
of history.
(Leiden University)
Would like to swap jobs for a while with: ‘Right now I’m doing archival work for my project and I would not trade my job with anyone!’
• 66
Verkeerde diagnoses ‘Als een causaal verband tussen EF en SLI kan worden aangetoond, behoort verkeerde diagnose van kinderen als SLI-kinderen tot het verleden en worden kinderen niet meer onterecht naar speciale scholen gestuurd.’
Dr. Tuba Yarbay Duman
• 67
Identifying Specific Language Impairment in Monolingual and Bilingual Children: Executive Functions and Linguistic Processing ‘Tweetalige kinderen op speciale scholen voor leerlingen met taalstoornissen zijn met 12 procent oververtegenwoordigd op deze scholen. Dat wijst erop dat veel van deze kinderen mogelijk verkeerd worden gediagnosticeerd. Specific Language Impairment (SLI) is een taalontwikkelingsstoornis waarvan 7 procent van de kinderen last heeft. Door het ontbreken van algemeen aanvaarde diagnostische criteria is SLI zeer moeilijk vast te stellen, vooral bij tweetalige kinderen. In landen met veel migranten als Nederland wordt SLI vaak gediagnosticeerd op basis van het tweedetaalgebruik van kinderen. Maar de geconstateerde taalproblemen kunnen zowel veroorzaakt zijn door SLI als door gebrekkige tweedetaalontwikkeling. Het is niet altijd mogelijk om de invloed van SLI te onderscheiden van die van tweedetaalontwikkeling.’
Kostenbesparingen ‘Doel van mijn project is ontwikkeling van een methode waarmee we SLI zowel bij eentalige als tweetalige kinderen kunnen diagnosticeren. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat kinderen met SLI last hebben van taalstoornissen. Ook presteren tweetalige kinderen met SLI slecht op het gebied van Executive Functions (EF), controlefuncties van de hersenen waarmee we ons gedrag organiseren. Daarin wijken ze af van tweetalige kinderen zonder een taalontwikkelingsstoornis. Ik onderzoek dan ook of er een causaal verband is tussen EF en SLI. Dat is zowel van maatschappelijk als wetenschappelijk belang omdat dat kan bijdragen aan een betere en juiste diagnose en behandeling van SLI en dus significante kostenbesparingen. Ook krijgen we een beter begrip van de relatie tussen cognitie en (a)typische taalontwikkeling bij eentalige en tweetalige kinderen.’
Verwachte resultaten: ‘In mijn project doe ik onderzoek naar de vraag of er een causaal verband bestaat tussen stoornissen in EF en de taalstoornissen bij SLI. Als dat kan worden Tuba Yarbay Duman (1978) studeerde taalwetenschap aan de Hacettepe Universiteit in Ankara (Turkije).
aangetoond, kunnen we eenvoudig een methode ontwikkelen waarmee we SLI kunnen diagnosticeren bij zowel eentalige als tweetalige kinderen.’
Deze studie rondde zij in 2001 cum laude af. In 2004 studeerde ze cum laude af in de masteropleiding Clinical Linguistics aan de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit van Potsdam. In 2004 ontving Yarbay Duman van NWO een Mozaïekbeurs voor haar promotieonderzoek naar Broca-afasie, een taalstoornis waardoor mensen in een soort telegramstijl praten of schrijven. Daarop is zij in 2009 in Groningen gepromoveerd. Yarbay Duman
Waarom die fascinatie met dit onderwerp? ‘Verkeerd gediagnosticeerde kinderen gaan naar speciale scholen terwijl zij daar geen behoefte aan hebben, met alle sociale en maatschappelijke gevolgen van dien. De diagnose van SLI bij eentalige kinderen is ook niet eenvoudig. Daarom wil ik een innovatieve methode ontwikkelen waarmee SLI zowel in eentalige als in tweetalige kinderen, ongeacht hun taal, eenvoudig kan worden gediagnosticeerd.’
schreef ook meerdere publicaties op dit terrein. Nu werkt ze aan haar
Neemt graag eens de baan over van:
postdoctoraal onderzoek op het gebied
‘Ik ben zeer blij met mijn huidige baan. Ik zou die
van Specific Language Impairment (SLI)
tijdelijk noch blijvend willen ruilen met een andere.’
aan de Universiteit van Amsterdam.
Dr. Tuba Yarbay Duman (Universiteit van Amsterdam)
• 69
Photographs of Atrocities ‘Over thirty wars and conflicts rage around the world, often getting continuous global coverage. There is no way for us to separate the material reality of war from its representations. Despite the rise of video reporting, still photographic images continue to circulate, reflecting an ongoing belief in photography’s power to affect. However, we often lack the tools to read them critically and rather see them as universalized icons of human suffering.’
Marta Zarzycka, Ph.D.
• 70
Images at War: Photography, Gender and Humanitarian Aid ‘Press photography often reduces geopolitical conflicts from local or regional political disasters into isolated, simplified, and safely communicable spectacles of atrocity. In war coverage, images of non-Western women in particular regularly function as symbols of the degeneracy and hopelessness of the oppressed, obscuring social and political subjectivities. Used by NGOs such as the Red Cross or Human Rights Watch, they inform public understandings of war, peace, victims and perpetrators. The main road of scholarship on photography capturing war and conflict has focused on the empathic responses of the Western audiences to the general category of ‘trauma photography’, rather than on institutionally-distributed image-making that produces contemporary notions of identity, citizenship and sovereignty.’
Conflict zones ‘The goal of this project is to produce a set of representative case studies analysing gender as a key component in armed conflict press coverage. Another goal is creating a framework of visual analysis that can be applied both to the coverage of conflict zones and the use of this coverage in humanitarian relief campaigns. Located in photography studies and using theories of representation and gender, this study is the first to provide a systematic analysis of photographs of women from the wars in Bosnia, Afghanistan and Iraq and their use in press and in fundraising appeals. A better understanding of the images of women in war can contribute to an increased awareness of the mediated character of conflict coverage that sways opinions regarding armed conflicts.’
Expected results: ‘The key objectives of my research are to analyze the role of gendered and ethnicized representations as a constitutive feature of war imagery and to Having completed her MA in art history and her Phd in Gender Studies, Dr Marta Zarzycka (1976) is Assistant Professor at the Gender Studies Department,
produce a coherent set of representative case studies demonstrating the use of images of women both in press coverage and in humanitarian aid campaigns.’
Utrecht University. She teaches and publishes in the field of
Why so fascinated with this research topic?
visual studies and feminist theory, with
‘My interest in the subject stemmed from the feminist
particular focus on theories of trauma and
critique of representation of female bodies in the
politics of representing global war. She is
visual sphere. Images of women are one of the most
currently co-editing a volume titled
frequent themes in war photography, used as symbols
Carnal Aesthetics: Transgressive Imagery and Feminist Politics (forthcoming I.B. Tauris, 2011).
of both victimization and militancy. I have noticed that there are some very recurrent visual conventions, or tropes, that can be discerned in photography contests and newspaper front pages. One is the
Marta Zarzycka, Ph.D. (Utrecht University)
mourning woman, like the photograph of a crying woman after the Bentalha massacre, Algiers, in 1997. Others are the woman holding a child, the female suicide bomber, the child-soldier. My research began from the need to critically analyze the cultural (mis) readings of these tropes.’
Would like to swap jobs for a while with: ‘My dream job would be photo editor for The New York Times.’
• 72
• Vidi 2010 Een bredere blik
72
Brigitte Adriaensen The Politics of Irony in Contemporary Latin-American Literature on Violence
74
Kiene Brillenburgh Wurth Back to the Book: Analog Literature in the Digital Age (1990-2010)
78
Aoju Chen Get the Focus Right: a Cross-Linguistic Study on Prosodic Encoding of Focus in Children
82
Marc Davidson A Long-Term Compass for the Protection of Global Biodiversity
86
Catarina Dutilh Novaes The Roots of Deduction
90
Margriet van Eikema-Hommes From Isolation to Coherence: an Integrated Technical, Visual and Historical Study of the 17th and 18th Century Dutch Painting Ensembles
94
Esther Janse What Makes a Good Listener? Correlates of Speech-Comprehension Ability in Young and Older Adults
98
Lotte Jensen Proud to be Dutch. The Role of War and Propaganda Literature in the Shaping of an Early Modern Dutch Identity, 1648-1815
102
Marjo van Koppen The Uniformity of Linguistic Variation: Subject-Predicate Relations
106
Jan-Willem Romeijn What Are the Chances? An Explication of Single-Case Probability
110
Jenny Slatman Bodily Integrity in Blemished Bodies
114
Mariken Teeuwen Marginal Scholarship. The Practice of Learning in the Early Middle Ages (c. 800 – ca. 1000)
118
Anja Volk Modelling Musical Similarity over Time through the Variation Principle
122
• 74
• 75
Ironie als wapen tegen geweld ‘Onderzoek naar de functies van ironie in Latijns-Amerikaanse literatuur over geweld zal niet alleen veel zeggen over de verwerking van traumatische gebeurtenissen in Latijns-Amerika. Het levert ook belangrijke conclusies op voor andere maatschappijen waar ironie wordt ingezet als wapen tegen of voor - geweld.’
Dr. Brigitte Adriaensen
• 76
The Politics of Irony in Contemporary Latin-American Literature on Violence ‘De impact van geweld op de hedendaagse Latijns-Amerikaanse samenleving is enorm. Hoewel geweld meestal pijnlijke, vaak traumatische ervaringen met zich meebrengt, kent de LatijnsAmerikaanse cultuur een lange traditie met het inzetten van ironie als wapen tegen geweld. Vreemd genoeg is deze relatie tussen ironie en geweld in de Latijns-Amerikaanse literatuur nooit onderzocht. Dat is niet alleen verwonderlijk gezien hun opvallende aanwezigheid in de hedendaagse Latijns-Amerikaanse fictie maar ook omdat over het politieke en therapeutische potentieel van ironie en verwante vormen als cynisme, satire, zwarte humor en parodie al onderzoek is verricht. Mijn project onderzoekt de functies van ironie in de representatie van geweld in drie hedendaagse genres van de Latijns-Amerikaanse literatuur. In elk daarvan spelen ironie en geweld een belangrijke rol. Ze werden populair in verschillende regio’s van het continent vanaf het midden van de jaren zeventig. Het gaat om de postdictatoriale roman in Argentinië en Chili, de detectiveroman in Chili, Mexico en Cuba en de drugsroman in Colombia en Mexico. Het project resulteert in een monografie over de ‘politiek van de ironie’ in de hedendaagse Latijns-Amerikaanse literatuur over geweld.’
Innovatief ‘Dit project is innovatief om verschillende reden. Allereerst brengt de theoretische vraagstelling twee geïsoleerde onderzoeksdomeinen samen: ‘ironologie’ en studies over geweld. Verder werpen we een vernieuwende blik op de drie literaire genres, die niet eerder vanuit dit perspectief werden benaderd. Ook methodologisch is dit onderzoek vernieuwend. We geven op praktische wijze gehoor aan de oproep van de Canadese theoretica Linda Hutcheon om de zogenoemde ‘politiek van de ironie’ te onderzoeken. Daarbij beschouwen we ironie niet alleen als een retorische vorm maar ook als een discursieve strategie die ideologisch stelling neemt tegenover historisch geweld. Onze aanpak is interdisciplinair: de theorievorming
• 77
rond de relatie ironie-geweld maakt immers gebruik van inzichten uit de antropologie,
Brigitte Adriaensen (1975) is universitair
psychoanalyse, sociologie en politicologie.
hoofddocent aan de Radboud Universiteit
Zo draagt dit project bij aan een beter inzicht in
Nijmegen. In 2005 promoveerde ze aan de
de culturele, ethische en politieke dimensies van
Katholieke Universiteit Leuven. Voor haar
ironie en haar gevolgen voor de Latijns-
onderzoek verbleef ze aan de Universidad
Amerikaanse literatuur.’
de Granada en de Universidad Carlos III te Madrid. Sinds 2006 doceert Adriaensen Spaanse en Spaans-Amerikaanse letter- en cultuurkunde aan de afdeling Romaanse
Komt op de beste ideeën:
Talen en Culturen in Nijmegen. Daarnaast verzorgde ze onder meer een cursus
‘Onder de douche, tijdens een wandeling in het
Spaanse letterkunde aan de Universidad
bos of gewoon tijdens het schrijven zelf.’
de Guanajuato in Mexico. Vanaf 2009 werkte ze als post-doctoraal onderzoeker mee aan het NWO-project The Reception
Blijvend bewonderaar van:
of Jorge Luis Borges in the World Republic of Letters onder leiding van Maarten
‘Moeilijke vraag, er is altijd wel een kritische
Steenmeijer. In februari 2011 startte
kanttekening naast de bewondering. Maar
Adriaensen met haar vidi-onderzoek.
vooral de oudere Spaanse literatuur: de Don
Haar publicaties gaan over de heden-
Quichot, El lazarillo de Tormes, La Celestina ...’
daagse Spaanse en Spaans-Amerikaanse literatuur en film.
Ligt wakker van:
Dr. Brigitte Adriaensen (Radboud Universiteit Nijmegen)
‘Keuze genoeg: mijn droom om zoveel mogelijk tijd in Latijns-Amerika door te brengen, alle boeken die ik nog wil lezen maar waar ik niet toe kom.’
• 78
• 79
De overlevingskracht van het boek ‘De westerse cultuur is gebouwd op manuscripten, boeken en bibliotheken. Mijn onderzoek laat zien waarom we verknocht blijven aan boeken, zelfs nu steeds meer elektronische apparaatjes een boek proberen te zijn. Wie vreest of hoopt dat het einde van het boek nabij is nu er schermen zijn, onderschat de pluriformiteit van media.’
Dr. Kiene Brilllenburg Wurth
• 80
Back to the Book: Analog Literature in the Digital Age (1990-2010) ‘In 1992 schreef de Amerikaanse schrijver en criticus Robert Coover in The New York Review of Books over de toekomst van de literatuur: ‘…the print medium is a doomed and outdated technology, a mere curiosity of bygone days destined soon to be consigned forever to those dusty unattended museums we now call libraries ’. Meer wetenschappers meenden destijds dat de westerse literatuur een digitale kunstvorm zou worden. Hyperfictie (romans op scherm met een linkstructuur) zou bepalend worden. Het papieren boek en papieren literaire genres zouden afsterven. Zulke voorspellingen zijn een trend binnen cultuurkritiek en mediastudies. Digitalisering zou het eindpunt zijn van alle media en kunstvormen, het punt waar ze samenkomen en hun afzonderlijke materialiteit verdwijnt. Mediatheoretici als Henry Jenkins beweren zelfs dat de dynamiek van onze tijd is bepaald door mediaconvergentie: de samenkomst van verschillende media.’
‘Boekigheid’ ‘Na het eerste decennium van de 21ste eeuw blijkt literatuur echter te zijn opgebloeid als papieren kunstvorm. De papieren roman stierf geen zachte dood; de hyperfictie marginaliseerde juist. Auteurs in het digitale tijdperk lijken juist terug te gaan naar het boek en ‘boekigheid’, om de materialiteit van het medium te herzien en haar grenzen opnieuw te onderzoeken. Zo maakt de Amerikaanse auteur Mark Danielewski romans die zich afzetten tegen het internet: ‘…I’m ultimately creating a book that can’t exist online…I think that’s the bar that the Internet is driving towards: how to further emphasize what is different and exceptional about books.’ Wat zijn boeken dat schermen niet zijn? Tussen 1990 en 2010 zien we deze terugkeer naar het boek in Jonathan Safran Foers Tree of Codes, Louise Paillé’s Livre-Livres en vele andere, experimentele werken. Het lijkt alsof digitale media de analoge literatuur niet hebben uitgewist, maar opnieuw hebben voortgebracht. Hoe verklaren we dit? Waarom zijn die eerdere voorspellingen niet uitgekomen? Dit project analyseert de recentste,
• 81
radicaalste heruitvindingen van het boek als analoog, literair medium. Het stelt een ander,
Kiene Brillenburg (1966) is hoofddocente
complexer onderzoeksmodel voor de wisselwer-
Literatuurwetenschap aan de Universiteit
king tussen oude en nieuwe media voor: één van
Utrecht, waar zij in 2001 als universitair
divergentie in plaats van convergentie, geken-
docente begon. Zij onderzoekt de relaties
merkt door materiële diversiteit. Hoe heeft
tussen literatuur, muziek en nieuwe
literatuur zich in 1990-2010 ontwikkeld als
media: van de piano tot het internet.
analoge kunstvorm naast digitale media?
Haar doctoraal en doctoraat behaalde ze
Hoe compliceert deze ontwikkeling bestaande
beide cum laude aan de Rijksuniversiteit
modellen van mediaconvergentie? Deze vraag
Groningen. In 2010-2011 was ze een jaar
beantwoorden we in drie deelprojecten over
gastonderzoeker aan de Universiteit van
boekkunst en boekveranderaars, (typo)grafische
Harvard.
romans en personal zines.’
Brillenburg schreef en redigeerde verschillende studies over literatuurwetenschap, waaronder Musically Sublime, Het Leven van teksten:
Komt op de beste ideeën:
een inleiding tot de Literatuurwetenschap en Between Page and Screen: Remaking
‘Zomaar overal, de bruikbare alleen tijdens
Literature Through Cinema and
schrijven en geconcentreerd luisteren.’
Cyberspace. Daarnaast publiceerde ze over intermedialiteit en esthetica, literatuur en digitalisering in peer reviewed
Blijvend bewonderaar van:
bundels en vaktijdschriften. Brillenburg geeft lezingen en gastcolleges
‘Theresa Hak Kyung Cha’s Dictée; Jacques
in Amerika, Canada en Europa en is
Derrida’s De la grammatologie, Le livre à venire
adviseur van het UNESCO-netwerk Crossing
van Maurice Blanchot en The Life and Opinions
Media Boundaries. Tussen 2008 en 2011
of Tristram Shandy van Laurence Sterne.’
participeerde ze in de internationale onderzoeksgroep Studies on Intermediality. Tussen 2009 en 2011 werkte ze tijdelijk als
Ligt wakker van:
onderzoeker aan een NWO-project over intermedialiteit en satire.
‘Hard zwemmen.’ Dr. Kiene Brilllenburg Wurth (Universiteit Utrecht)
• 82
• 83
‘Zeg het met prosodie’ ‘We weten vrij veel over hoe kinderen woorden en grammatica van hun moedertaal leren. Maar dagelijkse communicatie houdt meer in dan de juiste woorden en grammaticale zinnen. Het gaat niet alleen om wat je zegt maar ook hoe je het zegt. Kennis over prosodiegebruik door kinderen leert ons hoe zij competente sprekers worden of kunnen worden.’
Dr. Aoju Chen
• 84
Get the Focus Right: a Cross-Linguistic Study on Prosodic Encoding of Focus in Children ‘Sprekers richten bij het overbrengen van hun boodschap de aandacht van de luisteraar op de meeste informatieve woorden in een zin, ofwel de focus. In veel talen doen zij dat via prosodie; toonhoogte, duur en het indelen van een zin in kleine eenheden, de prosodische frases. In het Nederlands krijgt de focus bijvoorbeeld een accent, terwijl het zinsdeel erna een vlakke toon heeft. Lang werd aangenomen dat kinderen al jong prosodie toepassen om focus te markeren dankzij universele fysiologische mechanismen. Zo stijgt de toonhoogte bij het vertellen over iets nieuws of belangrijks. Dat zou komen door opwinding over dat nieuwe of belangrijke. Uit mijn recente onderzoek naar prosodiegebruik door tweejarigen blijkt echter dat kinderen daarin afwijken van volwassenen. Het prosodisch focuspatroon moet dus worden verworven en ik onderzoek in dit project hoe kinderen dat doen.’
Taal- en individuverschillen ‘Talen verschillen cruciaal in de wijze waarop ze focus prosodisch markeren, zowel in het gefocuste deel als het deel erna. Zo valt bijvoorbeeld in het Koreaans het gefocuste deel op omdat deze een nieuwe frase inluidt. De zinsdelen na de focus worden vaak in dezelfde frase meegenomen als de gefocuste zinsdelen. Ook gebruiken talen verschillende prosodische parameters om lexicale verschillen te duiden. Zo gebruikt het Nederlands vooral duur om de klemtoon te leggen. Maar het Chinees onderscheidt hoofdzakelijk woorden van elkaar via toonhoogte. Lexicale prosodie kan de verwerving van prosodische focusmarkering beïnvloeden. Snelheid en wijze van verwerving van prosodische focuspatronen zijn dus taalspecifiek. Verder leren kinderen hun moedertaal in hun eigen tempo en op hun eigen manier. De verwerving van prosodische focusmarkering zal geen uitzondering zijn.’
Chinees, Koreaans, Zweeds en Nederlands ‘Onderzoek naar focusmarkering door kinderen is beperkt gebleven tot West-Germaanse talen. Daardoor zijn geen taalspecifieke
• 85
verschillen opgevallen. Bovendien is weinig gekeken naar individuele verschillen terwijl die
Aoju Chen (1972) haalde haar bachelortitel
juist kenmerkend zijn voor taalverwerving. Ik
aan Sichuan Normal University (China) en
onderzoek hoe vier- tot tienjarige kinderen die
studeerde in 1999 cum laude af aan de
focusmarkering verwerven in vier verschillende
Radboud Universiteit Nijmegen in de
talen: Chinees, Koreaans, Zweeds en Nederlands.
Engelse taal- en letterkunde. In 2005
Deze variëren sterk in prosodisch gebruik van
promoveerde ze op onderzoek naar
focus en lexicale prosodie. Hoe en waarom ver-
prosodie (ritme, klemtoon en intonatie
schillen kinderen bij het leren van dezelfde taal
van de stem). Ze was wetenschappelijk
in de snelheid en manier waarop ze prosodische
staflid van de groep Language Acquisition
focusmarkering verwerven? Zijn er gemeen-
aan het Max Planck Institute for
schappelijke factoren om vergelijkbare, indivi-
Psycholinguistics (MPI) te Nijmegen, waar
duele variaties tussen talen mee te kunnen
ze nog steeds geaffilieerd onderzoeker is.
vaststellen? Hopelijk leidt dit onderzoek tot een
Sinds april 2011 is Chen NWO-projectleider
omvattende theorie van de verwerving van pro-
aan het Utrecht Institute of Linguistics
sodische focusmarkering, met nadruk op taal-
OTS (Universiteit Utrecht). Ook bekleedt
specificiteit en individuele verschillen.’
zij een Aspasia-seniorpositie bij de afdeling Engels. Chens onderzoek is geworteld in de prosodie en kent een interdisciplinaire
Komt op de beste ideeën:
benadering die fonologie, fonetiek, pragmatiek, taalverwerving en spraak-
‘Als ik aan het wandelen, fietsen of met data
verwerking omvat. Zij onderzoekt
aan het spelen ben.’
prosodie-ontwikkeling bij jonge kinderen. Ook onderzoekt ze de productie en verwerking van prosodie als mechanisme
Blijvend bewonderaar van:
voor het markeren van informatiestructuur bij volwassen tweedetaalleerders en
‘Mensen die hun talenten en beperkingen kennen
kinderen. Ander aandachtspunt is het effect
en het beste van beide weten te maken. En van
van cognitieve belasting bij verwerking
alles wat mooi is.’
van prosodie.
Dr. Aoju Chen
Ligt wakker van: ‘Nieuwe ideeën en alle leuke dingen die ik kan doen als ik meer tijd heb.’
(Universiteit Utrecht)
• 86
• 87
Naar een mondiaal biodiversiteitsbeleid ‘Niet alleen de Braziliaanse boer die ongerepte natuur in landbouwgrond omzet, draagt bij aan het verlies aan biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Dat doet ook de Nederlandse boer die eeuwenoude landbouw voortzet in plaats van grond aan de natuur terug te geven.’
Dr. Marc Davidson
• 88
A Long-Term Compass for the Protection of Global Biodiversity ‘Hoewel een mondiale aanpak van de klimaatproblematiek ver weg is, zijn er wel ideeën over hoe die eruit zou kunnen zien. Er zijn ecologisch effectieve eenheden ontwikkeld om beleidsdoelen en -instrumenten voor de aanpak van klimaatverandering in uit te drukken: tonnen kooldioxide of de equivalenten daarvan. Ook kennen we economisch efficiënte beleidsinstrumenten als verhandelbare emissierechten en emissieheffingen. Verder zijn er rechtvaardigheidsprincipes ontwikkeld voor de internationale verdeling van verantwoordelijkheden, zoals een gelijke mondiale verdeling van emissierechten per hoofd van de bevolking.’
Ecologische eenheden ‘Voor de aanpak van de mondiale afname van de biodiversiteit en de aantasting van ecosysteemdiensten staat het denken echter nog in de kinderschoenen. Er zijn geen ecologische eenheden waarin mondiale economische instrumenten kunnen worden uitgedrukt. Daardoor is nauwelijks onderzocht hoe mondiale economische instrumenten eruit zouden kunnen zien. En door het ontbreken van die eenheden en instrumenten is ook het verdelingsvraagstuk onduidelijk. Ook over rechtvaardigheidsprincipes voor de internationale verdeling van verantwoordelijkheden is nog nauwelijks nagedacht. Behoort Nederland Brazilië als eigenaar van de regenwouden te betalen voor de bescherming daarvan? Of behoort volgens het principe “de vervuiler betaalt” Brazilië juist Nederland te betalen voor elke gekapte boom?’
Raamwerk ‘Dit onderzoek ontwikkelt een raamwerk voor mondiale, economische instrumenten ter bescherming van biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Een promovendus ecologie onderzoekt indicatoren. Die moeten een mondiale dekking hebben en onafhankelijk controleerbaar zijn. Van deze indicatoren hangen immers concrete geldstromen tussen landen af. Maar ze moeten ook voldoende relatie hebben met dat wat moet worden beschermd. Sturen op de indicator moet ook behoud van biodiversiteit en ecosysteemdiensten
• 89
betekenen. Een promovendus economie ontwikkelt instrumenten en onderzoekt de economische werking daarvan: welke geldstromen gaan lopen?
Marc Davidson (1966) studeerde in 1989
Welke effecten zullen optreden? Tenslotte doen
af in natuurkunde aan de Universiteit van
we ethisch onderzoek. Wie behoren ecosysteem-
Amsterdam. Hij vervolgde zijn onderzoek
diensten toe? Wat is de morele betekenis van
in de atoom- en laserfysica aan het
aantasting van ecosysteemdiensten in het verleden
Van der Waals-Zeemanlaboratorium en
voor huidige verantwoordelijkheden?’
promoveerde in 1994. Tijdens het promotieonderzoek raakte Davidson snel gegrepen door milieuproblematiek. Omdat hij de oplossing daarvan niet vanuit een nieuwe
Komt op de beste ideeën:
natuurwetenschappelijke of technologische richting verwachtte, begon hij in 1991 met
‘Als ik niet aan het werk ben, zoals tijdens het
de studie (milieu)filosofie (afgerond in
koken of fietsen.’
1995). In 1994 ging hij aan de slag bij CE Delft, een stichting voor milieubeleidsadvies. Tijdens de twaalf jaar dat hij daar
Blijvend bewonderaar van:
werkte, kon hij zich ontwikkelen tot milieueconoom. Beleidsonderzoek bood
‘Marshall Rosenberg voor zijn boek Non-violent
echter geen mogelijkheden om problemen
communication.’
wetenschappelijk uit te diepen. Van 1999 tot 2001 was Davidson parttime onderzoeker bij het Centrum voor Bio-ethiek en
Ligt wakker van:
Gezondheidsrecht (Universiteit Utrecht). Tussen 2003 en 2007 onderzocht hij
‘Het feit dat de morele cirkel die mensen om zich
dankzij NWO-financiering bij de faculteit
heen trekken, hun betrokkenheid op anderen,
Geesteswetenschappen van de UvA
de laatste jaren eerder krimpt dan groeit.
de maatschappelijke discontovoet en
Dat voedt angst voor alles wat anders is en voedt
intergenerationele rechtvaardigheid.
scepsis over het nut van de Europese eenwording,
In 2009 promoveerde hij op dit onderzoek
ontwikkelingssamenwerking en klimaatbeleid.’
voor een tweede maal, nu in de wijsbegeerte. Sinds 2003 geeft hij colleges milieu- en bio-ethiek.
Dr. Marc Davidson (Universiteit van Amsterdam)
• 90
• 91
Dialogues and Deduction ‘Deduction is clearly at the foundation of our best sciences. Mathematics is the language of our best sciences, and deduction is at the foundation, is indeed the essence of mathematics. A better understanding of the concept of deduction may ultimately offer methodological guidelines on how to improve our scientific practices, which in turn may benefit society as a whole.’
Catarina Dutilh Novaes, Ph.D.
• 92
The Roots of Deduction ‘As its starting point, this project will reconceptualize the very notion of deduction based on its multi-agent, dialogical origins. The hypothesis is that it is a mistake to think of logic and deduction as pertaining exclusively to the mono-agent level of thinking. Rather, they originally belong to the multi-agent level of arguing. We shall draw on the historical development of the deductive method (as documented in Netz’s The Shaping of Deduction) to argue that a deductive argument is originally a discourse aimed at compelling the audience to accept (the truth of) the conclusion, if they accept (the truth of) the premises. It is only in the modern period, in particular with Descartes and Kant, that logic became predominantly associated with inner thinking processes rather than with public situations of dialogical interaction.’
Adversarial dialogues ‘Crucially, proofs would correspond to a specific kind of dialogue, namely adversarial dialogues, as the participants have opposite goals. Proponent seeks to establish the conclusion, opponent to block the establishment of the conclusion. But proofs are no longer dialogues properly speaking; they have a hybrid status between orality and writing. In effect, the two main transformations leading from actual dialogues to proofs seem to be the move from oral to written contexts, and the fact that the deductive method has internalized the opponent in the sense that it is now built into the framework: every inferential step must be immune to counterexamples. This conception can be referred to as the built-in opponent (BIO) conception of proofs. BIO will provide the conceptual underpinning for the development of the project.’
Subprojects ‘The project is based on three subprojects. The philosophical subproject will reassess the main philosophical open questions concerning the concept of deduction from the BIO vantage point. Another subproject combines philosophy and psychology. It will re-evaluate the literature on the psychology of reasoning and the
• 93
literature on the emergence of mathematical reasoning, again in light of BIO. The third project undertakes most of the historical investiga-
Catarina Dutilh Novaes (1976) studied
tion. It will reassess the historical emergence of
philosophy (major) and mathematics
the deductive method in ancient Greek logic and
(minor) at the University of São Paulo
mathematics, and make a cross-cultural compari-
(Brazil). She obtained a MSc degree in logic
son with other ancient mathematical traditions
at the Institute for Logic, Language and
(especially the Chinese tradition).’
Computation (ILLC), University of Amsterdam, and her PhD degree in Leiden, focusing on the Latin medieval logical tradition. After a post-doc year at the City
Gets the best ideas:
University of New York, in 2007 she was awarded a Veni grant for a project on uses
‘When biking, running or showering.’
of formal languages in logic at the ILLC. Here she combined historical and conceptual analysis with an empirically-
Admirer of:
informed approach, relying on data from the empirical sciences of the mind. Her Vidi
‘Inspiring female role models, who excel in science
project deploys a similar integrative
and research, in spite of the biases against
approach, combining history, philosophy
women in these domains: Ada Lovelance, Marie
and psychology/cognitive science. As of July
Curie, Rosalind Franklin, to name but a few.’
2011 she is Assistant Professor and a Rosalind Franklin fellow at the faculty of philosophy at Groningen University.
Lies awake because of:
Publications include Formalizing Medieval Logical Theories (Springer, 2007), Formal
‘Racism, sexism, injustice, child abuse, human and
Languages in Logic (CUP, forthcoming),
animal suffering. Being a researcher is no excuse
‘Lessons on truth from medieval solutions
to forget about reality out there.’
to the Liar paradox’ (Philosophical Quarterly, 2011), ‘Reassessing logical hylomorphism and the demarcation of logical constants’ (forthcoming in Synthese).
Catarina Dutilh Novaes, Ph.D. (Leiden University)
• 94
• Ferdinand Bol, Farao’s dochter vindt Mozes in het biezen mandje, Doek 405 x 487 cm, Rijksmuseum Amsterdam, Bruikleen aan het Vredespaleis, Den Haag.
• 95
Interieurs als historische bron ‘Mijn onderzoek vergroot de waarde en waardering van historische interieurs en hun schilderingen en draagt zo bij aan het behoud van dit bijzondere deel van ons cultureel erfgoed.’
Dr. Margriet van Eikema-Hommes
• 96
From Isolation to Coherence: an Integrated Technical, Visual and Historical Study of 17th and 18th Century Dutch Painting Ensembles ‘Als kunsthistoricus gespecialiseerd in materialen en het productieproces van oude schilderijen houd ik mij de komende jaren bezig met schilderingen in historische interieurs. In de zeventiende en achttiende eeuw zijn in Nederland talloze schilderijen gemaakt voor een specifieke locatie. Schilderingen op wanden, het plafond en de schouw vormden daarbij samen met de architectuur, beelden, stuc- of houtsnijwerk een samenhangend geheel: een ensemble. Deze historische interieurs zijn een belangrijke bron van informatie. Ze bieden ons een unieke kijk op de denkbeelden van hun opdrachtgevers én de visuele vertaling daarvan door de kunstenaars. Deze ensembles zijn niet alleen de materiële bron van hun eigen geschiedenis maar ook van de historische identiteit van de samenleving. Mijn project onderzoekt voor het eerst de materialen, productie- en behandelingsgeschiedenis en de visuele en cultuurhistorische aspecten van deze schilderingen. Mijn onderzoek is belangrijk voor het behoud van deze ensembles; een uniek deel van ons cultureel erfgoed dat sterk is ondergewaardeerd en wordt bedreigd door onkundig uitgevoerde restauraties en renovaties. Nu bevatten deze kunstwerken nog de sporen van hun makelij en geschiedenis; onderzoek is daarom juist nu cruciaal. Straks is het te laat.’
Ideale constellatie ‘Ons interdisciplinaire team combineert kunsttechnologisch en kunsthistorisch onderzoek. Chemisch en fysisch onderzoek naar gebruikte materialen, hun toepassing en hun veroudering door de eeuwen heen relateren we aan archief- en bronnenstudies, stilistisch en iconografisch onderzoek. Juist deze integrale benadering levert bij complexe kunsthistorische vragen verrassende resultaten op; resultaten die niet mogelijk zijn met ‘traditioneel’ monodisciplinair kunsthistorisch en technologisch onderzoek. De innovatieve benadering van het project werpt ook licht op vraagstukken rond waardering, presentatie, beheer en behoud van de ensembles.
• 97
Mijn project is ondergebracht bij de TU Delft bij
Margriet Eikema-Hommes studeerde
de sectie Materials in Art and Archeology: een
kunstgeschiedenis aan de Universiteit van
groep die op het scherpst van de snede opereert
Amsterdam en promoveerde daar cum
rond technische ontwikkelingen op het gebied
laude in 2002 bij Ernst van de Wetering.
van erfgoedstudies. Partner is de Rijksdienst
Dat promotieonderzoek, verschenen als
voor het Cultureel Erfgoed (RCE) waar ik werk
Changing Pictures: discoloration in 15th-
naast mijn aanstelling bij de TU Delft. Juist de
17th century oil paintings maakte deel uit
combinatie van beide functies biedt mij een
van het NWO prioriteitproject Molecular
ideale constellatie om science, kunstgeschiedenis
Aspects of Ageing of Painted art
en erfgoedstudies te combineren. En de verbin-
(MOLART). Van 2002 tot 2004 was ze
ding te maken tussen technische innovaties en
postdoctoraal onderzoeker in een
het veld van kunsthistorici, restauratoren en
interdisciplinair onderzoeksproject naar
erfgoedzorgers.’
de geschilderde decoratie in de Oranjezaal, Huis ten Bosch (NWO - De Mayerne programma). Sinds 2005 werkt ze als senior onderzoeker bij de Rijksdienst voor
Komt op de beste ideeën:
het Cultureel Erfgoed (RCE), waar ze materiaaltechnisch onderzoek aan vooral
‘Meteen als ik wakker word (en dat geldt op elk
zeventiende-eeuwse schilderijen
moment van de dag).’
coördineert en uitvoert. Van NWO ontving ze een Veni-subsidie voor haar onderzoek Visual concepts and
Blijvend bewonderaar van:
pictorial solutions: the interrelation between decorative function, style and
‘Het schildervakmanschap van de oude meesters,
technique in 17th-century Netherlands
dat blijft ongelooflijk.’
painting ensembles aan de UvA. Sinds mei is ze universitair hoofddocent bij de Technische Universiteit Delft,
Ligt wakker van:
sectie Materials in Art and Archeology (Technische Materiaalwetenschappen).
‘Voor een écht goede nachtrust wil ik elke dag
Daar doet ze ook haar Vidi-onderzoek.
wel piano hebben gespeeld. Zeker als er een optreden nadert met mijn tango-orkest.’
Dr. Margriet van Eikema-Hommes (TU Delft)
• 98
• 99
Wat zei de conducteur? ‘Juist buiten het lab doen we kennis op over hoe wij spreken en verstaan. Met die kennis kan beter spraakmateriaal worden gemaakt om bijvoorbeeld hoortoestellen te testen.’
Dr. Esther Janse
• 100
What Makes a Good Listener? Correlates of Speech-Comprehension Ability in Young and Older Adults ‘Welke individuele eigenschappen zijn gerelateerd aan snel en efficiënt kunnen verwerken van spraak? Als luisteren moeilijk wordt door gehoorverlies of verslechterende luisteromstandigheden, blijkt dat de ene persoon veel beter in staat is spraak toch te verstaan dan de andere. Kennelijk kan de een makkelijker compenseren voor een gebrekkig spraaksignaal dan de ander. Als we weten welke eigenschappen dit compenseren mogelijk maken (wellicht cognitieve eigenschappen als geheugen, aandacht of juist specifiek talige kennis), komen we ook te weten waar het menselijk vermogen om gesproken taal te verstaan eigenlijk op berust. De huidige psycholinguïstische theorieën over herkenning van gesproken woord zijn allemaal gebaseerd op ideale spraak (want netjes voorgelezen), beluisterd door ideale luisteraars (want studenten), onder ideale luisteromstandigheden (geen lawaai, geen afleiding).’
Luisteromstandigheden ‘Dit project wil de basis leggen voor een nieuw model van herkenning van gesproken woorden dat voorspellingen kan doen over een individuele luisteraar onder verschillende luisteromstandigheden. Daarvoor testen we jongeren en ouderen die onderling verschillen in gehoor, cognitieve en talige vaardigheden. Ook onderzoeken we welke eigenschappen iemand in staat stellen om snel te wennen aan nieuwe luisteromstandigheden. Bijvoorbeeld wanneer je voor het eerst spraak hoort die op een bepaalde manier is bewerkt of als je voor het eerst een hoortoestel aangemeten krijgt. Systematisch onderzoek van de verwerking van gesproken taal met verschillende luisteraars, typen spraakmateriaal en luisteromstandigheden draagt bij aan een meer representatief model van alledaags spraakverstaan.’
• 101
Komt op de beste ideeën:
Esther Janse (1973) rondde na omzwervingen in de bètahoek in 1997
‘In gesprekken met collega’s.’
een studie Engels af in Leiden, met een specialisatie in de fonetiek. Haar wetenschappelijke carrière startte
Blijvend bewonderaar van:
met een aio-project aan de Universiteit Utrecht over de productie en waarneming
‘Bob Dylan. Hoe onverstaanbaarder, hoe beter.’
van snelle spraak (promotie 2003). Sindsdien heeft ze zich verdiept in spraakwaarneming in verschillende
Ligt wakker van:
groepen luisteraars (studenten, mensen met een afasie, gezonde ouderen).
‘Zo’n Vidi-interview is goed voor een paar slechte
Haar onderzoek naar spraakwaarneming
nachten… Maar meer inhoudelijk: hoe slaan we
bij afasie toonde subtiele problemen aan
een brug naar vakgebieden die vanuit een andere
in het woordherkenningsproces, die
achtergrond naar dezelfde problemen kijken?’
gerelateerd zijn aan problemen met het verbale kortetermijngeheugen. In haar Veni-onderzoek zocht Janse uit hoe jongeren en ouderen van elkaar verschillen bij het luisteren naar spraak die moeilijk te verstaan is. Bijvoorbeeld omdat iemand slecht articuleert of een accent heeft of als spraak versneld wordt afgespeeld. Deze vergelijkingen tussen leeftijdsgroepen maakten haar nieuwsgierig naar individuele verschillen binnen groepen. Waarom verstaat de ene persoon wel de treinconducteur die via een slecht werkende intercom iets omroept en de andere niet?
Dr. Esther Janse (Radboud Universiteit Nijmegen)
• 102
• 103
Op zoek naar ‘de’ Nederlandse identiteit ‘Om te begrijpen wie we zijn, moeten we nationale identiteitsvorming onderzoeken.’
Dr. Lotte Jensen
• 104
Proud to be Dutch. The Role of War and Propaganda Literature in the Shaping of an Early Modern Dutch Identity, 1648-1815 ‘Ik juich! geen hooger heil heeft ooit mijn ziel gestreeld, / Dan dat ik, Nederland! ben op uw’ grond geteeld’. Zo opent één van de meest nationalistische gedichten uit de Nederlandse letterkunde, De Hollandsche natie van J.F. Helmers. Het verscheen in 1812, toen Nederland was ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Helmers wees op het unieke karakter van de Nederlandse identiteit en geschiedenis. Hij stond bepaald niet alleen. Het wemelde in die tijd van de opwekkende gedichten en verhalen over nationale helden en roemrijke episodes uit het verleden.’ ‘De negentiende eeuw staat bekend als de eeuw waarin nationalisme hoogtij vierde maar er gaat een lange geschiedenis aan vooraf. De vorming van een premodern nationaal zelfbewustzijn is echter nog nauwelijks onderzocht. Dit Vidi-project onderzoekt de rol van oorlogs- en vredesliteratuur in de vorming van een vroegmoderne Nederlandse identiteit. Startpunt is het jaar 1648, als de Vrede van Münster wordt gesloten en de Republiek wordt erkend als onafhankelijke staat. Eindpunt is 1815, wanneer Willem I officieel wordt geïnstalleerd als vorst van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.’
Propagandateksten ‘Oorlog en vrede zijn bepalend geweest voor de vorming van een vroegmoderne Nederlandse identiteit. Oorlog stimuleerde nationale gevoelens en veroorzaakte een explosie van vaderlandslievende teksten. Een mooi voorbeeld vormt de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). Veel auteurs schreven propagandateksten om zich af te zetten tegen de Engelse vijand. Wat te denken van het volgende liedje, bedoeld om de vechtende zeelieden een hart onder de riem te steken: ‘Hadt Neêrland eertyds Helden, / Die vol van vuur en moed / De trotschen paalen stelde / Wij geven ook ons bloed / Voor ’t Vaderland ten besten’. Ze zongen het op de wijs van het Wilhelmus.
• 105
Belangrijke vredesverdragen werden ook aange-
Jensen studeerde Nederlands en wijs-
grepen om de nationale eenheid te vieren en
begeerte in Utrecht. In 2001 promoveerde
bestendigen. Denk aan de Vrede van Münster en
ze aan de Universiteit van Amsterdam op
de Vrede van Utrecht (1713). Veel toneelstukken,
onderzoek naar Nederlandse vrouwentijd-
liederen en dichtbundels bejubelden de herwon-
schriften en journalistes in de achttiende
nen vrijheid.
en negentiende eeuw. Daarna werkte ze
Bij bestudering van deze teksten letten we niet
enkele jaren als beleidsmedewerker en
alleen op de eenheidsvormende kracht maar ook
docent aan de Universiteit Utrecht bij
op diversiteit en heterogeniteit. Vaak fungeerden
wijsbegeerte, taal- en cultuurstudies en
ze als een middel om lokale, religieuze of politieke
vrouwenstudies. Tussen 2005 en 2008 was
geschillen uit te vechten, bijvoorbeeld tussen
ze postdoctoraal onderzoeker bij de
katholieken en protestanten of tussen patriotten
afdeling Nederlands van de Universiteit van
en orangisten. Want hoe vaderlandslievend ook,
Amsterdam. Sinds 2007 is ze universitair
‘de’ Nederlandse identiteit bestond ook toen
hoofddocent historische Nederlandse
nog niet.’
letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In het collegejaar 2010-2011 was ze ook gastprofessor aan de Universiteit Gent (België).
Komt op de beste ideeën:
Jensens onderzoek gaat over Nederlandse letterkunde (1600-1875), met een focus op
‘Onderweg van A naar B.’
nationale identiteitsvorming, vrouwelijk schrijverschap, persgeschiedenis en toneel. Zij is bestuurslid van de Werkgroep
Blijvend bewonderaar van:
Negentiende eeuw. Ze schreef onder meer De verheerlijking van het verleden.
‘Vondel, de grootste literator die Nederland
Helden, literatuur en natievorming in de
heeft voortgebracht.’
negentiende eeuw en bezorgde edities van het werk van J.F. Helmers en A. Fokke Simonsz.
Ligt wakker van: Dr. Lotte Jensen
‘Grote keuzes.’
(Radboud Universiteit Nijmegen)
• 106
• 107
Taalvariaties ‘De mens is uniek omdat hij in staat is over zichzelf na te denken. In onze gretigheid om na te denken over alle andere wonderlijke aspecten van ons bestaan vergeten wij snel iets dat zo met ons denken is verbonden: onze taal. De structuren van de talen van de wereld, hun variaties en overeenkomsten zijn tegelijk enorm complex, fascinerend en grappig maar helaas beseft lang niet iedereen dat. Iedere stap die ons dichter brengt bij de ontrafeling van deze kluwen, zorgt ervoor dat wij onszelf beter kunnen begrijpen.’
Dr. Marjo van Koppen
• 108
The Uniformity of Linguistic Variation: Subject-Predicate Relations ‘Engels lijkt op het eerste gezicht in niets op het Japans. Voor een niet-geïnformeerde lezer of luisteraar zijn de talen van de wereld namelijk heel verschillend. Talen blijken echter bijzonder veel overeenkomsten te vertonen als we hun grammaticale structuur nauwkeuriger bekijken. Sterker nog, als we het oneindig aantal mogelijke verschillen tussen talen vergelijken met de wijze waarop ze daadwerkelijk van elkaar verschillen, valt op dat taalvariatie is beperkt tot slechts een aantal grammaticale onderdelen. Deze onderliggende uniformiteit leverde het concept op van Universele Grammatica (UG), een set grammaticale regels die ten grondslag ligt aan alle menselijke talen. UG heeft regels die voor iedere taal hetzelfde zijn, principes, maar ook regels die je binnen een vooraf ingesteld keuzemenu kunt invullen, parameters. Aangezien er een eindig aantal parameters is en de mogelijke invulling daarvan vooraf is bepaald, verwachten we dat variatie tussen talen systematisch beperkt is.’
‘Hij danst’ ‘Dit project onderzoekt taalvariaties op drie verschillende niveaus: variaties in ongerelateerde talen als Japans en Swahili, in gerelateerde talen of dialecten als Amsterdams en Limburgs en in verschillende stadia van dezelfde taal (Middelnederlands versus Standaardnederlands). De vraag is in hoeverre de geobserveerde overeenkomsten in variatie op deze drie niveaus kunnen worden teruggebracht tot dezelfde parameters. Specifiek richten we ons op de subject-predicaatrelatie, een van de belangrijkste en meest basale relaties in menselijke taal. In een zin zoals hij ‘danst’ is er een predicaat danst dat een eigenschap beschrijft van het subject hij. Verrassend genoeg verschillen talen in de uitdrukking van deze zo basale relatie. Nog verrassender is wellicht dat de Nederlandse dialecten en de stadia van het Nederlands door de eeuwen heen hetzelfde bereik aan variatie laten zien als niet-gerelateerde talen. Dit project onderzoekt of deze geobserveerde overlap in variatie tussen niet-gerelateerde en gerelateerde talen terug te voeren is tot een grammaticale parameter op een dieper niveau van analyse.
• 109
Het antwoord op die vraag leert ons hoe en op welk grammaticaal niveau variatie is geëncodeerd in menselijke taal. Zo krijgen we een beter begrip
Marjo van Koppen (1976) studeerde
van de eigenschappen van menselijke taal.’
Nederlandse Taal- en Letterkunde in Leiden. Daar werd ze gegrepen door de moderne taalkunde. Na haar studie ging ze als aio aan de slag in een taalkundig
Komt op de beste ideeën:
VNC-project dat resulteerde in een atlas van de syntactische variatie in de
‘‘s Ochtends als ik bijna wakker ben.’
Nederlandse dialecten (SAND-project). In 2005 promoveerde ze cum laude op een beschrijving en analyse van congruentie-
Blijvend bewonderaar van:
verschijnselen in de Nederlandse dialecten. Daarna werd Van Koppen in Utrecht post-
‘Dian Fossey.’
doctoraal onderzoeker en projectleider van een ander groot dialectonderzoek, het door NWO gefinanceerde DiDDD-project.
Ligt wakker van:
Ze is nu universitair docent Nederlandse taalkunde bij het departement
‘Weerspannige dialecten.’
Nederlandse taal en cultuur in Utrecht. In haar Vidi-project onderzoekt ze met twee aio’s taalkundige variatie in oudere fasen van het Nederlands, moderne dialecten van het Nederlands en in een groep niet aan het Nederlands gerelateerde talen. Het onderzoek wordt uitgevoerd aan het Utrecht Institute of Linguistics (UiL)-OTS van de Universiteit Utrecht.
Dr. Marjo van Koppen (Universiteit Utrecht)
• 110
• 111
Kansberekening ‘Artsen, politici, beleggers en onderzoekers: iedereen maakt gebruik van kansen maar niemand kan precies zeggen wat die getallen tussen 0 en 1 precies betekenen.’
Dr. Jan-Willem Romeijn
• 112
What Are the Chances? An Explication of Single-Case Probability ‘De notie van waarschijnlijkheid is van het grootste belang voor de wetenschap: wetenschappelijke uitspraken worden vaak in termen van verwachting en onzekerheid uitgedrukt en de meeste wetenschappelijke methoden berusten deels op statistiek. In veel van deze toepassingen drukken de waarschijnlijkheden een zogenaamde kans uit: ze betreffen niet een persoonlijke opinie of een graad van overtuiging over gebeurtenissen in de wereld maar eerder een objectief kenmerk van de gebeurtenissen zelf. Maar wat zijn deze kansen in de wereld nu precies? En hoe hangen ze samen met de veelal deterministische mechanismen die achter de gebeurteniissen schuil gaan? Kunnen we zulke kansen inderdaad met statistische methoden bepalen?’
Rokende vegetariërs ‘In mijn onderzoeksproject ga ik op zoek naar een nadere uitleg van kansen als objectieve eigenschap van de gebeurtenissen. Brandpunt van het project is het zogenoemde referentieklassenprobleem. Als rokers bijvoorbeeld 10 procent kans hebben om ouder dan zeventig jaar te worden en vegetariërs juist 80 procent kans, wat is dan de kans voor een rokende vegetariër? Centraal idee in mijn project is dat alleen bepaalde kansen, geassocieerd met beschrijvingen van de gebeurtenissen die in zekere zin niet voor verbetering vatbaar zijn, correct aan de gebeurtenissen kunnen worden toegekend. Het daaruit voortvloeiende kansbegrip zorgt ervoor dat alleen bepaalde kanstoeschrijvingen aan de gebeurtenissen legitiem zijn, ook al leiden andere beschrijvingen van die gebeurtenissen tot andere kansen of zelfs unieke en zekere uitkomsten. Dit kansbegrip werpt ook nieuw licht op een langlopend debat over gebruik en waarde van statistische methoden in de wetenschap en resulteert in twee deelprojecten. Een project richt zich op een beter inzicht in de evaluatie van statistische modellen en de rol daarin van noties van eenvoud. De bekende technieken voor die evaluatie kunnen we opvatten als manieren om de correcte kansen te vinden.
• 113
Het andere deelproject betreft de rol van kansen in relatie tot statistische methoden en experimentele interventies. Een aantal rokende vegetariërs
Romeijn (1975) is universitair docent op
kan bijvoorbeeld worden aangezet tot sporten.
een tenure track aan de faculteit
Het nieuwe kansbegrip verheldert mogelijk
Wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit
dat zo’n interventie tot meer dan alleen een
Groningen. Hij studeerde cum laude af in
herindeling van de proefpersonen leidt. Kansen
natuurkunde en wijsbegeerte, werkte als
worden er daadwerkelijk mee gemanipuleerd.
consultant voor diverse verzekerings-
Beide deelprojecten geven zo meer inzicht in en
maatschappijen en ontving in 2000 een
een betere toepassing van statistische methoden.’
subsidie van NWO voor een promotieonderzoek te Groningen over inductieve logica. In 2005 sloot hij dit onderzoek cum laude af. Daarna doceerde hij wetenschaps-
Komt op de beste ideeën:
filosofie en statistiek aan de afdeling Psychologie van de Universiteit van
‘Mijn beste ideeën doen zich aan mij voor als
Amsterdam. In 2007 ontving hij van NWO
dingen die ik al heel lang weet. Ze duiken
een Veni-subsidie voor postdoctoraal
bijvoorbeeld op als ik iets uitleg aan studenten.’
onderzoek op het grensgebied van cognitieve psychologie en de filosofie van experimentatie. Sindsdien werkt hij in
Blijvend bewonderaar van:
Groningen aan diverse onderzoeksprojecten over de grondslagen van de statistiek,
‘David Hume, wiens wijsgerige probleemstellingen
de formele en sociale epistemologie, de
nog steeds de agenda van de wijsbegeerte
confirmatietheorie en recentelijk aan een
bepalen.’
analyse van het kansbegrip.
Dr. Jan-Willem Romeijn
Ligt wakker van: ‘Het feit dat de toekomst al die mogelijkheden in zich draagt terwijl altijd maar één daarvan werkelijkheid wordt.’
(Rijksuniversiteit Groningen)
• 114
• Vreemd lichaam
• 115
Filosofie van het lichaam ‘De natuurwetenschappen hebben het lichaam in de gezondheidszorg gereduceerd tot een optelsomsom van moleculen, genen en weefselsoorten. Juist een geesteswetenschappelijke benadering, een filosofie van het lichaam, laat lichamelijkheid centraal staan in de behandeling en zorg ervan.’
Dr. Jenny Slatman
• 116
Bodily Integrity in Blemished Bodies ‘Omdat wij lichamelijke wezens zijn, lopen we voortdurend het risico elkaar te kwetsen. Sociale interactie gaat daarom direct samen met de vraag hoe wij met elkaar moeten omgaan en zo min mogelijk fysieke schade berokkenen. Deze normatieve regulatie van sociale interactie vloeit voort uit het principe van respect voor lichamelijke integriteit. In de huidige bio-ethiek (en het gezondheidsrecht) wordt dit principe grotendeels gelijkgesteld met het respect voor autonomie; je mag slechts ingrijpen in iemands lichaam als de persoon in kwestie daarmee heeft ingestemd. Mijn onderzoek geeft nu een heel andere invulling aan dat respect voor lichamelijke integriteit. Ik stel niet het principe van autonomie centraal maar ga uit van integriteit – integrum – als heelheid en onderzoek of en op welke wijze deze heelheid wordt ervaren. We doen dat bij mensen van wie het lichaam beschadigd is door hoofd-, hals- of borstkanker. We baseren ons daarbij op de fenomenologische analyse dat ervaring van het eigen lichaam tweezijdig is; we ervaren het zowel als iets dat we hebben als datgene dat we zijn. Op die manier ga ik ervan uit dat de ervaring van lichamelijke heelheid gevormd wordt door de mogelijkheid van zelfidentificatie. Iemand ervaart zijn of haar lichaam als heel als hij of zij het lichaam kan zijn dat hij of zij heeft.’
Identificatie ‘We onderzoeken aspecten van (her)identificatie na beschadigende kanker: identificatie met het eigen spiegelbeeld, binnen sociale interacties en met specifieke medische en culturele beelden en verbeeldingen van lichamelijke heelheid en perfectie. De ervaring van heelheid vatten we dus niet simpelweg op als een subjectieve ervaring maar als een zelfervaring binnen een sociale en culturele context. Op het theoretische vlak slaat dit onderzoek een brug tussen het sociaal-constructivistische en het individualistisch-biomedische discours over het lichaam. Het heeft ook praktische consequenties. Als respect voor lichamelijke integriteit niet zomaar overeenstemt met respect voor autonomie, dan is de gangbare procedure van geïnformeerde toestemming (informed consent) niet de geschiktste
• 117
(c) Menno Sikkens
manier om lichamelijke integriteit van de patiënt te waarborgen. Binnen voorlichting en counseling is ook aandacht nodig voor de lichamelijke zelfervaring van de patiënt. Mijn empirisch-
Slatman (1969) studeerde eerst fysio-
filosofische project – deels gebaseerd op interviews
therapie en werkte enige tijd als
en dagboeken – biedt medische professionals
fysiotherapeut. Tijdens en na die periode
handvaten om deze ervaring op de kaart te
studeerde ze filosofie aan de Universiteit
zetten en te omschrijven.’
van Amsterdam en de Université Paris XII. In 2001 promoveerde ze in Amsterdam cum laude op haar onderzoek naar expressie, taal en lichamelijkheid in de
Komt op de beste ideeën:
filosofie van Merleau-Ponty (in 2003 in Frankrijk uitgegeven door Vrin als
‘In de schemering.’
L’Expression au-delà de la représentation). Ook verzorgde Slatman de Nederlandse vertaling en inleiding van Merleau-Ponty’s
Blijvend bewonderaar van:
meermalen herdrukte boek De wereld waarnemen. Ze was postdoctoraal onder-
‘Miles Davis.’
zoeker in het project The Mediated Body aan de Universiteit Maastricht (2001-2006) en universitair docent filosofie aan de
Ligt wakker van:
Universiteit van Tilburg (2004-2010). Slatman publiceerde diverse artikelen
‘Onopgeloste raadsels.’
over de rol van het lichaam in taal en kunst. Haar huidige onderzoek concentreert zich op de betekenis van belichaamde zelfervaring binnen reconstructieve geneeskunde, oncologie en preventieve leefstijlinterventies. In 2008 verscheen haar boek Vreemd Lichaam. Over medisch ingrijpen en persoonlijke identiteit (nominatie Socrates Wisselbeker 2009). Slatman is universitair hoofddocent binnen de afdeling Health, Ethics and Society van de Universiteit Maastricht.
Dr. Jenny Slatman (Universiteit Maastricht)
• 118
• 119
Aantekeningen in de marge ‘Dit onderzoek ontsluit erfgoed dat onze identiteit mede heeft bepaald. Het is ver weg maar in de vroege middeleeuwen liggen de wortels van het moderne Europa dat een religieuze en culturele eenheid nastreefde én kende, meer of minder. Marginale annotaties, verstopt in handschriften van meer dan duizend jaar geleden, helpen ons te begrijpen hoe onze moderne intellectuele praktijken zijn ontstaan.’
Dr. Mariken Teeuwen
• 120
Marginal Scholarship. The Practice of Learning in the Early Middle Ages (c. 800 – ca. 1000) ‘Dit project bestudeert het fenomeen van handschriften met marginale en interlineaire aantekeningen. Onze kennis van Latijnse teksten uit de (late) oudheid is vooral gebaseerd op vroegmiddeleeuwse handschriften. De negende eeuw toont een piek in de productie van handschriften van de klassieke auteurs die pas in de late middeleeuwen werd geëvenaard. In veel van deze vroege handschriften zijn de marges gevuld met annotaties in piepklein schrift. Ze voegen interpretatie en uitleg toe aan de oude teksten. Deze marginale geleerdheid is tot nu toe vaak met dedain opzij gezet als schrijfsels van slecht geschoolde monniken, die de hoofdtekst vervuilden. Een bijkomend probleem is dat de teksten gekenmerkt worden door een overlevering die de kopiist meer vrijheid geeft dan anders. De verschillen tussen de individuele handschriften zijn groter dan de traditionele editiewetenschappelijke methodes aankunnen. Ze zijn veelal onuitgegeven gebleven. De anonimiteit van veel teksten heeft de zaak ook niet geholpen. De geschiedenis van de wetenschappen heeft lang gekeken naar protagonisten in de evolutie van ideeën en pas recentelijk is er aandacht voor intellectuele netwerken en kenniscirculatie.’
Verborgen wereld ‘Laten we de schijnwerpers nu maar eens richten op deze commentaren in de marge. Marginale notities zijn geen irrelevante bijproducten van het middeleeuwse kennisbedrijf maar rijke bronnen voor intellectuele geschiedenis. De marge vertegenwoordigt de vrijheid die een geleerde heeft om nieuwe ideeën uit te werken en verbanden te leggen tussen teksten. Marginalia vertellen het verhaal van overlevering en transformatie van kennis over een breed scala aan onderwerpen: van neoplatoonse ideeën over onsterfelijkheid tot theorieën over de bewegingen van planeten. Zij werpen licht op methodes en interesses van het intellectuele bedrijf in deze periode, die cruciaal was voor de intellectuele vorming van middeleeuws Europa. Samen met een promovendus en een postdoc verken ik vanuit drie invalshoeken die verborgen wereld van vroegmiddeleeuwse
• 121
geleerdheid in de marge. Een project onderzoekt verschillende genres van commentaar en kennisverzamelingen, zoals commentaren,
Mariken Teeuwen (1968) studeerde
glossaria en encyclopedische verzamelingen.
muziekwetenschap en mediëvistiek aan de
Een tweede kijkt naar centra van intellectuele
Universiteit Utrecht. In 2000 promoveerde
productie en overlevering (Corbie, Laon en
zij in Utrecht op de receptie van antieke
Auxerre-Fleury). Tenslotte bestuderen we de
muziektheorie in de vroege middeleeuwen.
organisatie van kennis in één specifieke
Vanaf oktober 1998 werkt Teeuwen bij
handschriftencollectie: de vroegmiddeleeuwse
het Huygens ING – KNAW, Den Haag. Ze
handschriften met marginalia uit het rijke bezit
publiceerde een studie over het Latijnse
van de Universiteit Leiden.’
vocabulaire van het intellectuele leven in de middeleeuwen. In 2003 verwierf ze een Veni-subsidie voor onderzoek naar de receptie van antieke wetenschap in de
Komt op de beste ideeën:
Karolingische periode. Dat werd uitgevoerd aan het Huygens ING en de faculteit
‘Door een goed boek, een inspirerend verhaal of
Geesteswetenschappen te Utrecht.
een levendige discussie. De ideeën komen vooral
Teeuwen was in Utrecht ook docent aan
als ik het gehoorde of gelezene even heb laten
de opleidingen mediëvistiek en middel-
bezinken en als ik in beweging ben: wandelend
eeuwse geschiedenis. Ze bestudeert in
of fietsend door de stad of de natuur.’
brede zin de geleerde cultuur van de vroege middeleeuwen. Zij richt zich vooral op de problemen van ontsluiting
Blijvend bewonderaar van:
van teksten of tekstverzamelingen uit vroegmiddeleeuwse handschriften, die
‘Monteverdi, Bach en Mozart.’
veel minder vastomlijnd zijn dan reguliere teksten. Samen met softwareontwikkelaars van het Huygens ING zoekt zij
Ligt wakker van:
manieren om nieuwe, digitale vormen in te zetten voor edities van deze teksten en
‘De turnwedstrijden van mijn kinderen!’
naar nieuwe methodes voor de analyse ervan.
Dr. Mariken Teeuwen (Huygens ING-KNAW)
• 122
• 123
Naar een muzikale zoekmachine ‘Dankzij de resultaten van dit project kunnen we zoekmachines ontwikkelen die grote digitale muziekcollecties wereldwijd ontsluiten. Daarvan profiteren zowel muziekprofessionals als luisteraars die nieuwe muziek zoeken op internet.’
Dr. Anja Volk
• 124
Modelling Musical Similarity over Time through the Variation Principle ‘Muziek heeft voor velen, ook niet-muzikaal opgeleiden, grote betekenis. Musiceren of naar muziek luisteren speelt in veel culturen een essentiële rol. Dat is een belangrijke motivatie in het jonge, snel groeiende vakgebied Music Information Retrieval (MIR) om ‘zoekmachines voor muziek’ te ontwikkelen, die helpt bij zoeken naar muziekstukken op internet. De laatste tien jaar hebben MIR-pogingen in die richting echter aangetoond dat we onvoldoende weten over hoe mensen muzikale gelijkenis ervaren. Ik onderzoek daarom een belangrijk muziekwetenschappelijk principe: het variatieprincipe, om een model voor de gelijkenis in muziek te kunnen ontwikkelen. Herkennen van gelijkenis is cruciaal voor ons begrip van de wereld. Dit project ontwikkelt een computationeel model dat beschrijft hoe luisteraars muzikale gelijkenis ervaren. De cognitiewetenschap heeft formele modellen ontwikkeld die gelijkenis theoretisch beschrijven en empirisch meetbaar maken. Maar een algemeen model van gelijkenis in muziek ontbreekt nog; een cruciaal probleem binnen MIR. Daardoor kunnen we informatie die je uit een digitaal muziekdocument haalt, niet relateren aan de ervaring van gelijkenis door gebruikers. Wij willen dit oplossen door het variatieprincipe als basis te nemen voor het modelleren van gelijkenis. Vanuit de muziekwetenschap weten we dat dit principe universele betekenis heeft voor muziek.’
Klassiek, pop en volksmuziek Met dit principe worden patronen met elkaar in verband gebracht, zowel binnen een muziekstuk als tussen verschillende muziekstukken. Voorbeeld zijn korte melodische patronen in liedjes met dezelfde toonhoogte maar een verschillende ritmische structuur. Door herkenning van die gerelateerde patronen tijdens luisteren worden de muziekstukken als gelijkend beoordeeld. Via dit fenomeen modelleren we de interactie tussen locale en globale kenmerken van muziek (melodie, ritme, harmonie) om gelijkenis te bepalen. Herkenning van prominente patronen tijdens het luisteren is namelijk gerelateerd aan hun globale context. We ontwikkelen een
• 125
model van gelijkenis voor drie muziekstijlen: klassiek, populair, volksmuziek. Zo beogen we
Anja Volk (1969) haalde aan de Humboldt
samenwerking tussen MIR, muziekwetenschap
Universität zu Berlin mastertitels in
en cognitiewetenschap. Naast ontwikkeling van
muziekwetenschap (1996) en wiskunde
een theoretisch kader voor gelijkenis in muziek
(1998). Haar passie is onderzoek van muziek
gebruiken we computationele methoden om
met mathematische en computationele
gelijkende muziekdocumenten te vinden op basis
methoden, in een interdisciplinaire
van variatie. Een cruciale stap naar een algemeen
context. Ze was promovendus in de
model van gelijkenis in muziek, waarmee
onderzoeksgroep Mathematische Muziek-
methoden kunnen worden ontwikkeld om succes-
theorie van de Technische Universität
vol muziek te zoeken in digitale collecties.’
Berlin (1998-2003). Ze promoveerde in muziekwetenschap (2002) op een computationeel model van de ritmischmetrische structuur van muziek en de
Komt op de beste ideeën:
toepassing daarvan op muziekanalyse en muzikale interpretatie. Met haar proef-
‘Vaak in een pauze na intensieve studie van alle
schrift won ze in 2003 een Postdoctoral
gegevens en opties. Dan lijkt zich alles op een
fellowship Women in Science and
andere manier te sorteren en krijg ik opeens een
Engineering van de University of Southern
nieuwe visie. Soms gebeurt dat midden in een
California. Ze onderzocht daar metrische
gesprek met een collega.’
muziekstructuren, belangrijk voor vakgebieden als muziekcognitie en Music Information Retrieval. In het NWO-CATCH
Blijvend bewonderaar van:
project WITCHCRAFT (UU) onderzocht ze melodische gelijkenis van Nederlandse
‘De nieuwsgierigheid van zowel kleine kinderen
volksliederen. Doel was ontwikkeling van
als onderzoekers, om met passie de wereld te
een computationeel model voor het
ontdekken en te begrijpen.’
zoeken naar liederen in een groot digitaal corpus. Nu wil ze zo’n model ontwikkelen voor gelijkenis in muziek. Volk is bestuurs-
Ligt wakker van:
lid van de Society for Mathematics and Computation in Music.
‘Het gevoel bijna de oplossing te hebben. Ogenschijnlijk ontbreekt alleen de laatste kleine
Dr. Anja Volk
verbinding nog.’
(Universiteit Utrecht)
• 126
• Vici 2010 Fundamenten
126
Jos van Berkum Moving the Language User – Affect and Perspective in Discourse Processing
128
Marcus Düwell Human Dignity as the Foundation of Human Rights
134
Ibo van de Poel New Technologies as Social Experiments: Conditions for Morally Responsible Experimentation
140
• 127
• 128
• 129
De koppeling tussen taal en gevoel ‘Zonder onderzoek naar de interactie tussen taal en gevoel gaan we communicatie nooit begrijpen en missen we als taal- en communicatieonderzoekers een kans om grote impact te hebben op de samenleving.’
Dr. Jos van Berkum
• 130
Moving the Language User. Affect and Perspective in Discourse Processing ‘Hoe komt het dat woorden ons soms zo raken? Dat we intens meeleven met personages in een roman of het heftig oneens kunnen zijn met het standpunt van de columnist? De relatie tussen taal en emotie speelt een belangrijke rol in de geesteswetenschappen. Zo buigt de filosofie, en meer recent ook de literatuurwetenschap, zich al sinds de klassieke oudheid over de paradox van fictie: de spanning tussen een met woorden geschapen niet-bestaande wereld en de toch levensechte emoties bij lezers of toehoorders. Precies deze eigenschap maakt literatuur tot een veilig oefenterrein, een flight simulator voor interpersoonlijk handelen, voelen en meeleven. De relatie tussen taal en emotie is ook cruciaal in taalwetenschappelijk onderzoek naar beleefdheid en face management in communicatie. Bijvoorbeeld om te begrijpen waarom we als sprekers kiezen voor ‘weet u misschien hoe laat het is?’ en niet voor het veel directere ‘vertel me de tijd!’. Tenslotte staat emotie centraal in twee kernvragen van de communicatiekunde: wat maakt een persuasieve tekst overtuigend (zodat mensen daadwerkelijk dat donorformulier invullen of minder water gaan verspillen) en hoe kunnen we lezers betrekken bij een informatieve tekst (zodat bijvoorbeeld scholieren, studenten en professionals er meer van opsteken).’
Gevoelige lezers ‘In dit project onderzoeken we de processen en representaties waarmee de lezer de koppeling tussen de talige code en zijn of haar gevoel tot stand brengt. Dat doen we terwijl een zin of tekst zich ontvouwt. In aanvulling op bestaand gedragsonderzoek zullen we veel gebruik maken van hersenmaten als fMRI (hersenscans) en EEG (hersengolven). Maar natuurlijk heeft het gebruik van zulke methoden pas zin als we ook recht doen aan de complexiteit van talige communicatie, zoals beschreven door de taalwetenschap.
• 131
We richten ons op vier nauw verbonden vragen: Hoe interacteren elementaire, talige betekenisrepresentaties tijdens het lezen met het emotiesysteem en het onderliggende waardensysteem van de lezer? Neem een zin als ‘Kindermishandeling is aanvaardbaar’. Hoe is het woord-voor-woord opbouwen van betekenis tijdens het lezen van die zin verweven met gevoel? Hoe beïnvloedt het standpunt van de auteur, uitgedrukt in woordkeuze (‘Het is natuurlijk evident dat…’, ‘kopvoddentaks’) de betekenisrepresentatie en gevoelsmatige reactie van de lezer? In hoeverre ruilen lezers bij identificatie met een personages hun eigen gevoelens en waardensysteem in voor dat van het personage? En verandert zo’n ‘gevoelstransportatie’ dan ook hun eigen perspectief voor langere tijd? Wat gebeurt er in het brein als de lezer zich betrokken en persoonlijk aangesproken voelt door een tekst? Hoe benutten we die kennis bij het verbeteren van persuasieve teksten in bijvoorbeeld overheidscommunicatie of studieboeken?’
Effectieve informatieoverdracht ‘Doel van het onderzoek is een brede theorie over de manieren waarop gevoel een rol speelt in het talige brein van de lezer. Die theorie kan wetenschappelijk belangrijke implicaties hebben. Bovendien kan deze de dialoog bevorderen tussen de taal- en literatuurwetenschap enerzijds en de cognitieve neurowetenschappen anderzijds. Bovendien is een beter begrip van de interactie tussen taal en emotie van groot belang voor effectieve informatieoverdracht in het onderwijs, de voorlichting en andere maatschappelijk relevante vormen van communicatie.’
• 132
Mijn grootste droom is: ‘Dat ik anderen met onderzoek en onderwijs kan inspireren in een voor allen humane werkomgeving en dat dat ook nog enige maatschappelijke betekenis heeft.’
Ik ben op mijn best als: ‘Ik studenten en promovendi kan laten beseffen dat ze vooral zélf moeten denken, en niet te veel tegen de gevestigde orde moeten opkijken.’
Voor mij is het topput van wetenschap bedrijven: ‘Twijfelen. De comfortabele visie van vandaag ontmantelen, er eventjes helemaal niks meer van begrijpen en dan in de puinhopen toch weer een betere visie ontdekken.’
• 133
• 133
Jos van Berkum (1962) is sinds oktober 2010
komen mensen, via wat er letterlijk gezegd wordt,
hoogleraar Discourse, Cognitie & Communicatie
achter de echte bedoeling van de spreker?
bij Nederlands in Utrecht, en als onderzoeker
Deze vragen houden mij al een aantal jaar bezig.
werkzaam in het Utrecht Institute of Linguistics
Een belangrijke nieuwe focus is de koppeling
OTS. Het pad naar deze functie loopt langs een
tussen taal en gevoel. Veel taalpsychologisch
studie cognitieve psychologie in Groningen,
onderzoek behandelt mensen als modems die
enkele jaren r&d in het bedrijfsleven, promotie-
zonder enige passie informatie tussen elkaar heen
en postdoc-onderzoek op het Max Planck
en weer schuiven. Maar inmiddels weten we dat
Instituut in Nijmegen, enkele jaren bij psychologie
gevoelens (emoties, stemming, voorkeuren) in
aan de Universiteit van Amsterdam en tenslotte
het brein een hoofdrol spelen. In mijn onderzoek
weer enkele jaren op het Max Planck.
en onderwijs probeer ik de vele raakvlakken
‘Mijn onderzoek richt zich op taalbegripsproces-
tussen taal en gevoel systematisch uit te lichten.
sen: hoe werkt de machinerie waarmee we
Daarin komen geesteswetenschappelijke inzich-
communicatieve handelingen (woorden, zinnen,
ten uit de taal-, letter- en communicatiekunde
gebaren, soms zelfs stiltes) interpreteren?
samen met neurowetenschappelijke inzichten
Ik gebruik vaak hersenmaten, zoals EEG en fMRI,
over het brein en zijn evolutionaire achtergrond.’
maar ook vragenlijsten en leestijden. Eigenlijk van alles, als het maar een stukje aan de puzzel
Dr. Jos van Berkum
bijdraagt. Want we weten zoveel niet. Hoe
(Universiteit Utrecht)
wordt betekenis opgebouwd terwijl zinnen zich ontvouwen met de snelheid van enkele woorden per seconde? Voorspellen mensen hoe een zin gaat aflopen en zo ja, waarom eigenlijk? Wat is de rol van de ruimere context, zoals de identiteit van de spreker, of het specifieke genre? En hoe
• 134
• 135
Wezens met rechten ‘Begrip van het concept “menselijke waardigheid” is cruciaal voor alle maatschappijen die zich hebben gecommitteerd aan respect voor de universele rechten van de mens.’
Prof.dr. Marcus Düwell
• 136
Human Dignity as the Foundation of Human Rights? ‘Het concept menselijke waardigheid heeft een centrale functie binnen het raamwerk van de mensenrechten. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) brengt tot uitdrukking dat de waardigheid van de mens de reden is waarom wij menselijke wezens rechten moeten toeschrijven. Mensen met waardigheid zijn wezens met rechten. De waarde van een menselijk individu mag niet worden afgewogen tegen welke praktische overweging dan ook; de mens heeft in een bepaalde zin ‘absolute’ waarde. Door de UVRM te ondertekenen hebben bijna alle landen van de wereld zich gecommitteerd aan de gedachte van respect voor de menselijke waardigheid. In Nederland wordt gediscussieerd over de vraag of dit concept explicieter in de grondwet moet worden vastgelegd. Mijn project onderzoekt of die centrale rol van menselijke waardigheid gerechtvaardigd is. Het project is in eerste instantie een onderzoek in de ethiek en politieke filosofie van de mensenrechten maar ook interdisciplinaire perspectieven komen aan bod.’
Vragen en uitdagingen ‘Het concept menselijke waardigheid roept vele vragen op. Wat betekent het dat de waardigheid absoluut is? Wie heeft precies waardigheid? Alle leden van de menselijke soort? En alleen zij? Zo ja, waarom alleen zij? Welke verplichtingen hebben wij jegens wezens die waardigheid hebben? Is het genoeg als we ze niet schaden, of gaat onze verplichting verder: moeten wij ook hun ontplooiing faciliteren? Hebben wij ook verplichtingen jegens onze eigen waardigheid of gaat het alleen om respect voor de anderen? Hoe kan menselijke waardigheid mensenrechten funderen? Is de idee van de absolute waarde van het individu niet een erg westers concept? Waarom zou het universeel aanvaardbaar moeten worden geacht? De centrale betekenis van dit concept, zijn historische wortels en filosofische rechtvaardiging zijn nog onvoldoende onderzocht. Dit leidt tot allerlei urgente problemen omdat verwijzingen naar menselijke waardigheid steeds meer een rol spelen in actuele discussies. Als de legimiteit van zo’n beroep op menselijke waardigheid onduidelijk is, geeft dit ook problemen rond het concept van mensenrechten.’
• 137
Nieuwe ontwikkelingen ‘Sommigen vermoeden dat ‘menselijke waardigheid’ alleen maar een retorische formule is waarmee mensen hun eigen, contingente mensbeeld meer gewicht willen geven. Zij verdedigen dat men beter een beroep kan doen op andere noties, zoals het zelfbeschikkingsrecht, het principe van niet-schaden enzovoort. Anderen daarentegen zien het concept menselijke waardigheid als onmisbaar voor de fundering van de mensenrechten. Nieuwe ontwikkelingen rond mensenrechten maken de vraag naar de normatieve kern van mensenrechten dringend. Denk aan de introductie van nieuwe rechten voor bijvoorbeeld mensen met een handicap. Of aan veranderingen rond technologie en klimaat, zoals recht op water en schoon milieu. Is de bescherming van de menselijke waardigheid de normatieve kern van de mensenrechten of moeten wij voor de mensenrechten een andere fundering zoeken? En helpt ons het concept menselijke waardigheid bij het omgaan met deze uitdagingen van de mensenrechten?’
Drie cases ‘Doel van dit project is de centrale betekenis, de normatieve inhoud en rechtvaardigende functie van het concept menselijke waardigheid in hedendaagse debatten te reconstrueren en kritisch te onderzoeken. Daarbij gaat het ook om de vraag welke aannames noodzakelijk zijn om over dit concept te kunnen nadenken. Is menselijke waardigheid bijvoorbeeld noodzakelijk verbonden met moderne opvattingen van individualiteit en staat? Het theoretisch onderzoek concretiseren we in een drietal cases: bio-ethiek, mondiale rechtvaardigheid en toekomstige generaties. Deze cases behoren tot de grootste uitdagingen voor het toepassen van het concept menselijke waardigheid. Centrale vraag is of het mogelijk is om de funderende rol van menselijke waardigheid met betrekking tot de mensenrechten te rechtvaardigen. Als dit onmogelijk blijkt, moeten we misschien afscheid nemen van het concept menselijke waardigheid. Maar volgens mijn hypothese zal het concept daadwerkelijk onmisbaar zijn.’
• 138
Mijn grootste droom is: ‘Brahms’ Requiem echt te begrijpen.’
Ik ben op mijn best als: ‘Ik door kritiek word uitgedaagd om mijn gedachten helderder te krijgen.’
Voor mij is het topput van wetenschap bedrijven: ‘De begeleiding van promovendi en de discussie met wetenschappelijke vrienden en tegenstanders.’
• 139
• 139
Marcus Düwell (1962) sinds 2002 hoogleraar
collega’s had ingediend. Dat project bestudeert
wijsgerige ethiek en directeur van het Ethiek
de vraag wat de geesteswetenschappen kunnen
Instituut van de Universiteit Utrecht en van de
bijdragen aan ons praktisch zelfbegrip. Het stelt
Landelijke Onderzoekschool Ethiek. Zijn opleiding
de diagnose dat verschillende wetenschaps-
(filosofie, literatuurwetenschappen en theologie)
domeinen verschillende perspectieven op de mens
volgde hij in Duitsland. Daarna gaf hij tien jaar
ontwikkelen. Terwijl de natuurwetenschappen
leiding aan het Ethiek Instituut van de
de mens als dier bestuderen, wordt hij in andere
Universität Tübingen. De laatste twintig jaar
perspectieven gezien als een creatief wezen, als
heeft hij zich beziggehouden met de relatie van
een wezen dat in staat is tot verantwoordelijk
ethiek en esthetica (proefschrift), vragen rond
handelen en als een wezen dat rechten heeft.
de fundering van de moraal en met toegepaste
Düwell: ‘Wij stellen in dit project dat het de taak
ethiek, daarin vooral met de bio-ethiek. Van zijn
is van de geesteswetenschappen om na te denken
recente, in Duitsland uitgegeven overzichtsboek
over de mens in al deze dimensies en om een
over de bio-ethiek verschijnt komend jaar een
gereflecteerd praktisch zelfbegrip te ontwikkelen.
Engelse editie. In de bio-ethiek richtte Düwell
Daarnaast onderzoek ik in mijn Vici-project of
zich de laatste jaren op de ethiek van het kweken
we menselijke waardigheid als basis voor de
van mens-dierhybriden. Hij denkt na over de
mensenrechten kunnen beschouwen. Ik houd
intergenerationele rechtvaardigheid en vraagt
mij met dit concept al langer bezig, onder meer
zich vooral af of hoe je duurzaamheidsdenken
als editor van het Cambridge Book on Human
kunt verenigen met een concept van mensen-
Dignity.’
rechten. Zijn instituut ontwikkelt op dit terrein een thematisch netwerk, getiteld Rights to a
Prof.dr. Marcus Düwell
Green Future (ESF).
(Universiteit Utrecht)
In 2010 honoreerde NWO een aanvraag voor een Horizon-programma die Düwell met enkele
• 140
• 141
Verantwoord experimenteren met nieuwe technieken ‘Mijn onderzoek kan bijdragen aan een betere omgang met de gevaren en voordelen van nieuwe techniek in de samenleving.’
Dr. Ir. Ibo van de Poel
• 142
New Technologies as Social Experiments: Conditions for Morally Responsible Experimentation ‘Technieken als biotechnologie, nanotechnologie en kernenergie brengen grote maatschappelijke voordelen maar ook gevaren met zich mee. Kerncentrales kunnen ontploffen, zoals in Tsjernobyl. Nanodeeltjes kunnen giftig of kankerverwekkend blijken te zijn. Over het algemeen zijn die gevaren maar heel beperkt te voorspellen. Meestal probeert men gevaren in risico’s uit te drukken. Een risico beschrijft de kans dat iets mis gaat en, als dat inderdaad gebeurt, de gevolgen in bijvoorbeeld in termen van mensenlevens. In het geval van nieuwe technieken is het vaak niet goed mogelijk om gevaren betrouwbaar in risico’s uit te drukken. Dit is een wetenschappelijk en maatschappelijk probleem. Wetenschappelijk omdat een goede benadering ontbreekt waarmee we de aanvaardbaarheid kunnen beoordelen van deels nog onbekende gevaren van nieuwe technieken. Maatschappelijk omdat de overheid en het bedrijfsleven miljarden investeren in nieuwe technieken, terwijl de maatschappelijke gevolgen enorm kunnen zijn als er iets mis gaat.’
Risico’s ‘Mijn onderzoek pakt dit probleem aan door techniekontwikkeling op te vatten als een vorm van maatschappelijk experimenteren en na te gaan onder welke voorwaarden zulke experimenten toelaatbaar zijn. In het bestaande paradigma wordt geprobeerd van te voren gevaren van techniek zo goed mogelijk uit te drukken in risico’s en wordt vervolgens een eenmalige beslissing genomen of die risico’s aanvaardbaar zijn. Mijn benadering is echter dat gevaren niet volledig kenbaar zijn voordat een techniek in de maatschappij uitgeprobeerd is. Het gaat dan ook niet om een eenmalige beslissing of een techniek toelaatbaar is maar veeleer om een doorgaand experiment. Natuurlijk zijn dergelijke experimenten niet altijd toelaatbaar of moeten ze soms gestopt worden. Het onderzoek ontwikkelt daarom een reeks voorwaarden waaronder dergelijke experimenten verantwoord zijn. Zo kun je de schaal van het experiment aanvankelijk beperkt houden, om die langzaam te vergroten als alles goed gaat. Ook kun je laten vastleggen dat mensen niet
• 143
tegen hun wil worden blootgesteld aan experimenten en dat voordelen en mogelijke gevaren rechtvaardig verdeeld zijn in de samenleving.’
Onwetendheid ‘Het onderzoek bestaat uit vijf samenhangende projecten. Het eerste project ontwikkelt een conceptualisering van techniekontwikkeling als maatschappelijk experiment en formuleert een aantal algemene voorwaarden voor verantwoord experimenteren. In drie andere projecten wordt de notie van techniek als maatschappelijk experiment toegepast op drie technische domeinen: kernenergie, biotechnologie en nanotechnologie. Deze drie domeinen worden elk gekenmerkt door een combinatie van grote maatschappelijke voordelen, potentieel catastrofale gevaren en een grote mate van onzekerheid of zelfs onwetendheid. Elk van deze projecten gaat na onder welke voorwaarden maatschappelijke experimenten in het betreffende domein toelaatbaar zijn. Zo worden de voorwaarden voor verantwoord experimenteren stapsgewijs verder ontwikkeld en verfijnd. Het vijfde project brengt de implicaties voor de regulering van nieuwe techniek in kaart. Het onderzoek zal resulteren in een aantal voorwaarden waaronder maatschappelijke experimenten met techniek verantwoord zijn. Deze voorwaarden zijn relevant voor nationale, Europese en internationale regelgeving rond gevaren van nieuwe technieken. Dit onderzoek legt ook de basis voor een nieuwe benadering in de ethiek van de techniek, die, meer dan bestaande ethische analyses van nieuwe techniek, het belang van onzekerheid en onwetendheid onderkent.’
• 144
Mijn grootste droom is: ‘Een positieve bijdrage leveren aan hoe we als samenleving omgaan met nieuwe techniek.’
Ik ben op mijn best als: ‘Ik kan samenwerken met gelijkgezinde maar kritische collega-wetenschappers.’
Voor mij is het topput van wetenschap bedrijven: ‘Tot een nieuw inzicht komen dat de toets der kritiek kan doorstaan.’
• 145
• 145
Ibo van de Poel (1966) is universitair hoofddocent
gebied van ethiek van de techniek. Hij is een van
ethiek en techniek aan de TU Delft. Hij studeerde
de redacteuren van het Handbook of Philosophy
wijsbegeerte van wetenschap, techniek en
of Technology and the Engineering Sciences
samenleving aan de Universiteit Twente met een
(Elsevier, 2009), co-editor van Philosophy and
propedeuse in de werktuigbouwkunde. In 1998
Engineering (Springer, 2010) en co-auteur van
promoveerde hij op onderzoek naar de dynamiek
Ethics, Engineering and Technology (Blackwell,
van technologische ontwikkelingen. Hij doet
2011). Ook is hij co-editor van de boekenserie
onderzoek in en publiceert over techniekdynamica,
Philosophy of Engineering and Technology en
ingenieursethiek, ethiek van wetenschap en
van Techne, het tijdschrift van de Society for
techniek, de rol van waarden in het ontwerp-
Philosophy of Technology. Hij is co-auteur of
proces, morele verantwoordelijkheid in onder-
co-editor van drie Nederlandstalige boeken:
zoeksnetwerken, de morele aanvaardbaarheid
Ethiek & techniek (HB Uitgevers, 2004), De politiek
van risico’s en gevaren van techniek en techniek-
der dingen (Damon, 2009) en Kernthema’s in de
ontwikkeling als maatschappelijk experiment.
technische wetenschap (Boom, 2009).
Sinds 1997 geeft hij ethiekonderwijs aan de TU Delft en is hij betrokken bij onderwijs-
Dr. Ir. Ibo van de Poel
vernieuwingen op dit gebied. Voorbeelden zijn
(Technische Universiteit Delft)
het eerste Nederlandstalige leerboek over ethiek en techniek en de ontwikkeling van het computerprogramma Agora (www.ethiekentechniek.nl). Van de Poel schreef meer dan 25 wetenschappelijke artikelen en ruim vijftien internationale boekbijdragen; daarnaast draagt hij regelmatig bij aan encyclopedieën en congressen op het
• 146
• 147
Colofon De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft tot taak kwaliteit en vernieuwing van de Nederlandse wetenschap te bevorderen. Zij doet dit door het financieren van excellent wetenschappelijk onderzoek via acht wetenschapsgebieden. Het NWO gebied Geesteswetenschappen stimuleert en financiert wetenschappelijk onderzoek op het gebied van: Geschiedenis – kunstgeschiedenis – archeologie – linguïstiek – taalstudies – taal - en spraaktechnologie – logica – literatuurwetenschap – religiewetenschap en theologie – filosofie – mediastudies – film-, muziek- en theaterwetenschap – regiostudies Veni, Vidi, Vici NWO-Geesteswetenschappen Vernieuwingsimpulslaureaten 2010 Dit boek is een uitgave van NWO-Geesteswetenschappen. Het boek is een verzameling van de gehonoreerde voorstellen, onderzoeksbeschrijvingen, wetenschappelijke achtergronden ervan en verrassende interviews met laureaten binnen de Vernieuwingsimpuls 2010. Zij leverden ook de teksten voor deze uitgave. Redactie en coördinatie: Veronica Rivera-Santander Groot, voorlichting NWO-Geesteswetenschappen Eindredactie: Vera Ros Ontwerp, vormgeving en print: insandouts communication design print www.nwo.nl
• 148
Veni, Vidi, Vici • Vernieuwingsimpulslaureaten 2010
Geesteswetenschappen Vernieuwingsimpulslaureaten 2010
Veni, Vidi, Vici
Uitgave: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Gebied Geesteswetenschappen Bezoekadres: Laan van Nieuw Oost-Indië 300 2593 CE Den Haag Postadres: Postbus 93425 2509 AK Den Haag Telefoon 070 - 3440818
[email protected] www.nwo.nl/gw Juni 2011
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Geesteswetenschappen
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek