Vernieuwers in leerlingbegeleiding De Gelderse praktijk voor vmbo en mbo in 2010
2008
Inleiding
Passend onderwijs
Scholen streven naar een veilig en positief leerklimaat met extra ondersteuningsmogelijkheden waar nodig. Zij bieden leerlingbegeleiding voor alle leerlingen welke vooral preventief bedoeld is: op tijd hulp en ondersteuning bieden om ernstiger problemen te voorkomen.
Op dit moment ervaren ouders te vaak dat er geen plaats is binnen het onderwijs voor hun kind met een extra zorgbehoefte. Het concept ‘passend onderwijs’ moet een antwoord bieden. Op 29 juni 2010 is het ‘Referentiekader Passend Onderwijs’ aan de vaste Kamer-commissie voor OC&W aangeboden. Het kader stelt: ‘Om succesvol te zijn op school is meer nodig dan een passende onderwijsplek: kinderen moeten gezond zijn en zich veilig voelen op school en thuis.’ In 2012 wordt de wet van kracht. Kern van de wet is de zorgplicht voor schoolbesturen. Zij zijn verantwoordelijk voor het bieden van onderwijs aan kinderen met beperkingen, gedragsproblemen of een moeilijke thuissituatie. Onderwijs en jeugdzorg maken hiervoor afspraken om meer samen te werken bij het beter en sneller opvangen van kinderen.
Er zijn ook leerlingen die door complexe problematiek extra zorg nodig hebben. Scholen kunnen hierin niet alléén voorzien. Dit gaat de mogelijkheden van de interne zorgstructuur namelijk te boven. Koppeling en samenwerking met externe zorgaanbieders, zoals (geestelijke) jeugdgezondheidszorg, schoolmaatschappelijk werk, jeugdhulpverlening en verslavingszorg is noodzakelijk. Deze koppeling vindt meestal plaats in de ZAT’s.
De Gelderse praktijk Het is een uitdaging om met het onderwijs- en zorgaanbod aan te sluiten op het talent van iedere leerling. De samenstelling van de schoolpopulatie is heterogeen en problemen zijn vaak complex. Daarom zijn er veel experimenten om nieuwe werkwijzen te ontwikkelen. Spectrum heeft in Gelderland veelbelovende voorbeelden verzameld. In deze uitgave kijken we naar de praktijk van leerlingbegeleiding op het vmbo en het mbo. We beschrijven vormen van samenwerking tussen onderwijs en zorgaanbieders. We zoeken de ‘vernieuwers’ op die, vanuit hun betrokkenheid bij de jongeren, de leerlingenzorg steeds meer verbinden tot een stevig vangnet. We rangschikken de voorbeelden vanaf de overgang van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs en vervolgens middelbaar beroepsonderwijs. De interventies zijn gerangschikt van licht naar zwaarder.
2
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
De zorgplicht ‘Ieder schoolbestuur heeft de verantwoordelijkheid een passend onderwijs-zorgarrangement aan te bieden aan iedere leerling die zich bij een school van dat schoolbestuur aanmeldt of bij een school van dat bestuur is ingeschreven. Als een school een bepaald arrangement niet zelf in huis heeft, moet het bestuur, in samenwerking met besturen die dit arrangement wel kunnen aanbieden, zorgen dat de leerling dat onderwijs-zorgarrangement wel krijgt.’
Integrale leerlingbegeleiding (mbo) • Maatwerk: Zorgen dat de deelnemer een opleiding krijgt die zo goed mogelijk bij hem past • Bevorderen dat de leerling verantwoordelijkheid neemt voor het eigen leerproces • Bevorderen van de persoonlijkheidsontwikkeling van de leerling • Stimuleren van de leerling bij het verwerven van een arbeidsidentiteit
Interne zorg Het streven naar interne zorg voor alle leerlingen is van belang. Dit betekent op tijd hulp en ondersteuning bieden om ernstiger problemen te voorkomen.
School’s cool De overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs is een spannende stap. Leerlingen gaan van de vertrouwde omgeving naar een school verder weg. Ook voor ouders is het wennen aan de nieuwe situatie. Aan deze overgangssituatie zitten risico’s. Het initiatief ‘School’s cool’ biedt hierbij extra ondersteuning. De vrijwillige mentororganisatie ‘School’s cool’ gaat ervan uit dat leerlingen het opleidingsniveau aankunnen dat volgens de leerkracht van groep 8 past bij hun capaciteiten. Maar kwetsbare leerlingen kunnen daarbij wel een steuntje in de rug gebruiken. Bijvoorbeeld van een mentor, die hen ondersteunt tot aan de kerstvakantie van het tweede leerjaar. Het gaat erom hun onderwijskansen te vergroten. De mentor ondersteunt de leerling bij het maken van huiswerk, helpt structuur aan te brengen in het schoolleven en besteedt aandacht aan zinvolle vrijetijdsbesteding. Daarbij is ouderparticipatie onontbeerlijk.
De mentor bezoekt de leerling thuis. Ouderen moeten dan thuis zijn. De mentor laat zien hoe zij hun kinderen kunnen helpen met schoolwerk en dat belangstelling tonen en het stellen van vragen echt verschil maakt.Dit heeft als resultaat dat ouders meer betrokken raken bij de school. Mentoren krijgen het voor elkaar dat ook allochtone ouders naar ouderavonden gaan.
Mia Schoffelen Initiatiefnemer van mentor- en vrijwilligersorganisatie ‘School’s cool’, Nijmegen www.schoolscoolnijmegen.nl www.mentoringwijzer.nl www.coach4you.org
“Ouders, scholen en jeugdinstanties kunnen zich voor ‘School’s cool’ aanmelden. Dat dit initiatief een vrijwilligersorganisatie is en buiten instanties om werkt, spreekt ouders erg aan. Voor het begin van het schooljaar zijn er meer dan honderd aanmeldingen.”
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
3
De mentor als spil Leerlingbegeleiding staat of valt met een goede mentor. Vanaf de brugklas is de (klasse)mentor het eerste aanspreekpunt voor de leerling en zijn ouders. Hij is de spil van de leerlingbegeleiding. Mentoren volgen de training ‘leefstijl’ om vaardigheden te ontwikkelen om hun mentorgroep te begeleiden. In de mentorlessen besteedt men aandacht aan omgaan met elkaar. De school is een sociale omgeving waar dit in praktijk gebracht wordt, ook buiten de mentorlessen. Men ondersteunt de leerlingen bij hun ontwikkeling tot sociaal vaardige, betrokken en zelfstandige volwassenen. Hanny Govers: “Door het mentorschap krijg je veel contact met je groep en leer je jouw leerlingen beter kennen. Naast het begeleidingsuurtje op een vast moment in de week kunnen individuele jongeren ook op een ander tijdstip een afspraak maken. Soms nodig ik ook jongeren uit waarvan ik denk dat er wat mee aan de hand is. Dan ga ik met de ouders in gesprek. Die ouderbetrokkenheid vind ik erg belangrijk.” Een mentor vangt de eerste signalen op wanneer er iets met de leerling aan de hand is en nodigt de leerling bijvoorbeeld uit op gesprek. Marij Kobussen: “Als het probleem de deskundigheid van de mentor overstijgt, kan hij dit inbrengen in de leerlingbespreekvergaderingen. Hier denken collega’s mee en men adviseert elkaar over een mogelijke aanpak. Intern kan een counselor worden ingeschakeld; een specialist in het voeren van gesprekken met leerlingen met problemen. Hij maakt een inschatting of externe zorg nodig is. In dat geval wordt een leerling besproken in het ZAT.” Welke aanpak is nodig om de leerling te ondersteunen in zijn schoolloopbaan? “Ons ultieme doel is dat alle leerlingen de school met een diploma verlaten.”
4
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
Het Lingecollege biedt mentoren, maar ook docenten, deskundigheidsbevordering aan. Marij Kobussen: “De kernteams zijn daar autonoom in. Een afdelingsleider stemt het aanbod af op de behoefte van zijn team. In de planning staat een studiedag met verschillende workshops over zorg.”
Marij Kobussen zorgcoördinator vmbo-locatie RSG Lingecollege, Tiel Hanny Govers mentor tweedejaars kaderklas www.rsglingecollege.nl
“Door het mentorschap krijg je veel contact met je groep en leer je jouw leerlingen beter kennen.” Hanny Govers
Gebruik kwaliteiten medeleerlingen Het ministerie van Justitie stimuleert de ontwikkeling van leerlingbemiddeling in het voortgezet onderwijs. In 2010 konden vijftig scholen hiervoor subsidie krijgen. Bij bemiddeling door leerlingen helpen duo’s van (getrainde) leerlingen om problemen op te lossen. Als neutrale derde partij helpen zij leerlingen die met elkaar in conflict zijn om een geweldloze en voor beide partijen aanvaardbare oplossing te zoeken. Bemiddeling door leerlingen Naast het cognitieve leerproces speelt een school een grote rol als het gaat om leerlingen te helpen hun talenten te ontwikkelen. In een veilige omgeving je vaardigheden oefenen, zoals positief omgaan met elkaar en het kunnen oplossen van eigen ruzies of conflicten. Daarom past leerling mediation (bemiddelen bij conflicten en ruzies door leerlingen) goed binnen RSG Pantarijn. De gang van zaken is als volgt. Mentoren van de tweede klas geven introductielessen over mediation. In deze les oefenen leerlingen ook. Leerlingen kiezen dan zelf iemand die zij geschikt vinden als mediator. Hiervan nodigt de school maximaal 16 leerlingen uit die de training mogen volgen.
mediation is. Wanneer ze willen meewerken, informeert de coördinator twee mediators en zorgt dat een gesprek kan plaatsvinden. Voorwaarde is dat er altijd een coördinator in de buurt is tijdens een mediation.” De coördinatoren en leerlingmediators hebben samen vastgesteld welke onderwerpen wel en niet geschikt zijn voor bemiddeling. Bij heftige mishandeling of gebruik van wapens, is mediation niet geschikt. Wanneer tijdens het gesprek blijkt dat de situatie toch ernstiger is dan ingeschat, moeten de mediators de bemiddeling stoppen. De coördinatoren spelen het dan door naar de mentor of de zorgcoördinator. Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van leerlingmediation. Dat komt omdat het steeds meer bekendheid krijgt onder mentoren en docenten. Mediators vinden dat helemaal niet erg. Jennifer Vermeer: “Ik wil wel vaker als mediator optreden.”
Stichting Mediation door Leerlingen verzorgt trainingen voor leerkrachten. www.mediationdoorleerlingen.nl
“De ruziemakers merken dat je echt hebt geluisterd.” Jennifer Vermeer
Robin Riemens coördinator leerlingmediation, docent lichamelijke opvoeding Jennifer Vermeer vierdeklasser en leerlingmediator www.pantarijn.nl
Jennifer Vermeer: “In de training leer je hoe je een mediationgesprek moet voeren. Je mag geen partij kiezen, want dan gaat het mis. En je moet achter de belangen van de ruziemakers komen, zodat je het conflict kan oplossen. Je maakt eerst de afspraak dat ze elkaar moeten laten uitpraten, daarna mogen ze allebei hun verhaal doen. De mediators vatten samen wat er gebeurd is, zodat de ruziemakers merken dat je echt hebt geluisterd. Daarna probeer je tot oplossingen te komen. En vertrouwelijkheid is belangrijk, want het mag niet naar buiten worden gebracht.” Robin Riemens: “Wanneer docenten conflicten opmerken of vermoeden, melden ze dit bij de coördinator. Die benadert de ruziemakers. Door de introductielessen weten zij vaak al wat
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
5
Ouderbetrokkenheid Ouderbetrokkenheid of partnerschap tussen school en ouders is een middel om betere voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling en het leren van leerlingen. Het is een gezamenlijk belang. Ouderbetrokkenheid in het VO en ROC dient twee doelen: • Het realiseren van afstemming in de benadering van jongeren, thuis en op school. • Het informeel en formeel meedenken en meebeslissen van ouders met de school en afleggen van verantwoording door de school aan de ouders. Dit is zeer actueel binnen de ontwikkeling van passend onderwijs. ROC Aventus “Het wordt steeds duidelijker hoe belangrijk ouderbetrokkenheid is. Partnerschap tussen ouder en school bij het basisonderwijs is goed, bij het voortgezet onderwijs is het een stuk minder en bij het mbo is er nauwelijks meer sprake van. Toch opmerkelijk als men bedenkt dat bijna alle studenten
samen met hun ouders naar de open dagen komen en de ouders een grote rol spelen in het keuzeproces van hun kind.” In het kader van de VSV-maatregelen is in de Stedendriehoek een project toegevoegd om ouderbetrokkenheid te vergroten. ROC Aventus heeft een projectleider aangetrokken. Het project is nog in de oriëntatiefase. Door een eigen vooronderzoek weet de projectleider dat veel ouders graag willen meedenken met en geïnformeerd willen worden over het onderwijs van hun kind. “Er zijn ook ouders die hun handen ervan af trekken, maar lang niet alle ouders willen aan de zijlijn staan.” Concrete plannen zijn er nog niet, maar ideeën des te meer: “Een
school kan veel leren van ouders. Zij hebben misschien wel hele goede voorstellen hoe je jongeren met meer plezier naar school kan laten gaan. Ook contacten tussen ouders onderling zijn belangrijk. Stimuleren dat ouders elkaar en hun kinderen kennen en zo elkaar kunnen steunen en vragen en zorgen kunnen delen. Hoe ligt nog open. “Misschien door een ouderavond te laten organiseren door de leerlingen zelf. Zodat ze over hun eigen ervaringen en motivaties kunnen praten. Door de leerlingen te betrekken, komen de ouders sneller.”
Marieke Willemsen projectleider ouderbetrokkenheid www.aventus.nl
Studieloopbaanbegeleiders Studieloopbaanbegeleiding (SLB) is het begeleiden en coachen van leerlingen. Je helpt hen met zorg en aandacht door de schoolcarrière en je bouwt daarmee aan mentaliteit en zelfstandigheid. Om problemen bij leerlingen sneller te kunnen oppakken, krijgen de studieloopbaanbegeleiders op het ROC A12 in Ede en Velp een training om problemen beter te herkennen. “Men merkt dat de groep studenten met problemen toeneemt. Maar niet alle studenten vertellen uit zichzelf dat er iets met hen aan de hand is. Als signalen niet tijdig worden opgepakt kan het gevolg zijn dat studenten zich veelvuldig ziek melden of verzuimen. Wanneer de problemen sneller worden opgepakt, kan er adequater gehandeld worden en kan de leerling begeleid of doorverwezen worden.” De training is opgezet in drie delen. Het eerste deel is informatief. Hoe herken je signalen? Het tweede deel gaat over
6
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
gesprekstechnieken en het motiveren om hulp te vragen. Het derde deel is tweeledig: 1. Doorverwijzen? “Het ‘hoe’ is meestal wel helder, maar het ‘wanneer’ veel minder. Sommigen verwijzen te snel door, terwijl anderen te lang proberen het probleem zelf op te lossen.” 2. Hoe rapporteer je wat je herkend hebt aan signalen en wat zijn de vervolgacties geweest? Onderwerpen van de training: • loverboyproblematiek • sociaal-emotionele problemen • depressie, adhd, autistisch spectrum • schuldenproblematiek • verslaving • omgaan met straatcultuur
• interculturele communicatie De training gaat over persoonlijke problemen en over problemen die in een klas kunnen spelen. “Interculturele communicatie is belangrijk, omdat studenten onderling en studenten en docenten elkaar soms niet goed begrijpen door cultuurverschillen.” De komende twee jaar worden ruim 200 studieloopbaanbegeleiders geschoold. “Het is een intensief traject, maar we moeten ervoor zorgen dat een student zich gekend voelt en ergens terecht kan met zijn problemen.”
Margriet Sluiter programmamanager Aanval op de Uitval www.a12.nl
ROC biedt trainingen Veel vmbo- en mbo-scholen hebben een trainingsaanbod, ook het Rijn IJssel College. De trainingen zijn gericht op het ondersteunen van het leerproces en op het voorkomen van schooluitval. “Ons trainingsaanbod is breed uitgezet over de school. Zo bieden we sociale vaardigheidstrainingen, faalangstreductie-, studievaardigheid- en examentrainingen. Verder bieden we heroriëntatietrainingen voor leerlingen met een verkeerde beroepskeuze en hebben we een rouwverwerkinggroep.
opleiding voor gevolgd. Voor inhoud en opbouw van een training kunnen zij terugvallen op een ontwikkelingsteam met onder andere een orthopedagoog. Alleen voor specifieke trainingen, zoals leren budgetteren of trainingen gericht op leerlingen met drugsproblematiek, komen externen in huis.”
De mentor meldt de leerling aan bij een trajectbegeleider. Deze zorgt ervoor dat de melding terecht komt bij het centraal punt Cursistenservice dat de trainingen organiseert.
De professionals van de interne zorgstructuur zijn in dienst bij het ROC. Hier is bewust voor gekozen. “Schoolmaatschappelijk werkers (SMW) hebben een opleiding gevolgd in een specifiek vak. Ze hebben de deskundigheid, maar ze kennen de organisatie, structuur en cultuur van
De interne zorgverleners die de trainingen geven, hebben daar een
de school niet. Het kost tijd om te aarden en je weg te vinden in een onderwijsorganisatie. Onze SMW’ers kunnen goed aansluiten vanuit onze opleidingen, terwijl externen dat niet direct kunnen. De keuze om medewerkers wel of niet in dienst te nemen, is afhankelijk van de zorgstructuur in de school of omdat externen mogelijk een groter netwerk hebben.”
Jos Gipmans hoofd Cursistenservice www.rijnijssel.nl
Verzuimprotocol ROC A12 Onder leerlingbegeleiding en alle inspanningen om ervoor te zorgen dat jongeren hun opleiding afmaken, valt ook het voorkomen van verzuim. Ongeoorloofd verzuim is een van de belangrijkste voorspellers van voortijdige schooluitval. Het verzuimproject op het ROC A12 gaat net een stapje verder dan de reguliere verzuimprotocollen. “Voor een verzuimcoördinator zijn twee groepen belangrijk: leerplichtige jongeren en niet-leerplichtige jongeren.” Voor de eerste groep geldt de leerplichtwet. Dit betekent melden bij leerplicht wanneer een jongere 16 uur afwezig is. A12 meldt echter al bij 2 of 4 uur afwezigheid van een leerling. De leerplichtambtenaar is twee ochtenden per week aanwezig op school. Hij gaat in gesprek over de reden van het verzuim en wijst de leerling ook op de mogelijke gevolgen; preventief, maar niet vrijblijvend. Bij verzuim vanaf 16 uur moet de leerling zich met zijn ouders melden bij het gemeentehuis.
Jongeren van achttien jaar en ouder zijn niet meer leerplichtig. Voor hen hanteert A12 nu een strakke verzuimcode. “We grijpen eerder in en zitten er bovenop. We gaan in gesprek en op verzoek van de studieloopbaanbegeleiders gaan we ook op huisbezoek. Want we willen dat onze leerlingen een startkwalificatie halen.” Sinds de invoering van het nieuwe verzuimproject in 2009 zijn er ongeveer honderdzestig meldingen van preventieve gesprekken gedaan. Ook de meldingen van het wettelijk verzuim zijn gestegen. Voorwaarde hiervoor is dat de docenten de absentie goed bijhouden in het klassenboek. Verder is de bewustwording van het feit dat men te maken heeft met pubers die strak in de hand moeten
worden gehouden, van belang. Veel docenten gaan ervan uit dat mbostudenten hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Terwijl veel leerlingen niet direct de kwaliteiten hebben om een opleiding te halen. Deze leerlingen hebben extra aandacht nodig; zij zijn de potentiële verzuimers. “Het verzuimprotocol is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ervoor zorgen dat de leerlingen die bij ons binnenkomen ook binnen blijven, is een taak van ons allen.” Wouter Vogt verzuimcoördinator www.a12.nl
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
7
Externe zorg Interne zorg is soms niet toereikend voor leerlingen met een extra zorgbehoefte. Dan is samenwerking met externe zorgaanbieders noodzakelijk. Het schakelen tussen interne en externe zorg loopt via het ZAT.
Jeugdarts in het ROC Een arts op het ROC is van belang omdat hier problemen naar boven kunnen komen die nog niet eerder gesignaleerd zijn. Sinds anderhalf jaar houdt de jeugdarts eens in de twee weken spreekuur op het ROC Rijn IJssel en op het ROC A12. Ook het ROC Nijmegen kent een jeugdarts. Op de locaties hangen posters om bekendheid te geven aan de spreekuren en de studieloopbaanbegeleiders zijn geïnformeerd. Aanmelden is eenvoudig. Een e-mail met de probleemstelling en contactgegevens van de leerling is voldoende om een uitnodiging te krijgen voor het spreekuur. De spreekuren zitten overvol. “Een jongere verzuimt omdat hij erg vermoeid is. Moet deze jongere echt thuiszitten of is er een andere oplossing? Heeft hij medische klachten of gaat hij te laat naar bed? Een jeugdarts kan bijvoorbeeld doorverwijzen naar een psycholoog als de jongere overbelast is. Of naar schoolmaatschappelijk werk wanneer blijkt dat er problemen spelen in de thuissituatie.”
8
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
In het kader van ‘Aanval op de uitval’ hebben gemeenten en ROC’s een convenant gesloten. Eén van de afspraken is het opzetten van Zorg Advies Teams (ZAT). Hierin zit onder andere een jeugdarts. De jeugdartsen bekijken wat de gevolgen zijn van de klachten op de ontwikkeling en het welbevinden van de leerling en tevens wat de gevolgen zijn voor het onderwijs. En vervolgens hoe zij de kans kunnen vergroten dat de leerling verder kan met het vak waar hij voor aan het leren is. Het is vooral samenwerken met andere instanties. “Daarom participeren we in het ZAT, want het sociaal-medische deel is niet door anderen in te schatten.”
“Daarom participeren we in het ZAT, want het sociaal-medische deel is niet door anderen in te schatten.” Marie-José Kortenhorst jeugdarts Hulpverleningsdienst Gelderland Midden
Voorpostfunctionaris LeerlingZorgloket In Apeldoorn hebben het onderwijs en de zorgpartners de handen ineen geslagen om een regionale zorgstructuur met drie pijlers te ontwikkelen: een sluitende onderwijs-zorgstructuur op schoolniveau, aanvullende lesplaatsen in het regionale Orthopedagogisch en Didactisch Centrum en het in stand houden en doorontwikkelen van het expertise team. Een goed functionerende interne zorgstructuur is de basis voor het hele onderwijszorgnetwerk. Verder moet de school kunnen rekenen op hulp bij casussen die de mogelijkheden van de schoolinterne zorg overschrijden. Daarom werken onderwijs en zorg samen in het LeerlingZorgloket. Hier is het idee ontstaan om voorpostfunctionarissen in te zetten. “De voorpostfunctionaris is een duizendpoot. Hij kent het hele veld van zorg. Hij laat zich informeren door alle clusters om zo de kennis te kunnen inbrengen die een school zelf mist. Hij moet verder kijken dan zijn eigen werkterrein en heel klantgericht zijn. Ook is een overkoepelende view van de verschillende doelgroepen van de scholen belangrijk, zodat de functionaris weet wanneer hij een kind naar welke school moet doorverwijzen. Hij heeft kennis van de AWBZ en weet hoe aanvullende pgb’s te verkrijgen zijn. Scholen met een hulpvraag over leerlingbegeleiding hebben er soms belang bij de leerling door te verwijzen. Maar overplaatsing is niet altijd nodig. De voorpostfunctionaris houdt alle mogelijkheden open. Verplaatsing kan soms voorkomen worden door de ambulante hulpverleners efficiënt in te zetten.
ook gaan over een te smal zorgprofiel van een school.” De functie van voorpostfunctionaris is in ontwikkeling. Meerdere mensen van het expertise-team gaan deze functie uitvoeren. Elkaar informeren is dan ook belangrijk. Voor informatie over de actuele stand van zaken in de hele regio werkt de gemeente Apeldoorn aan een sociale en educatieve kaart. Twee succesindicatoren zijn daarbij van belang. “De inspanningen moeten ertoe leiden dat het aanbod van de school en van de hulpverlening gelijktijdig worden ingezet en complementair aan elkaar zijn. Dossiervorming moet verbeteren, waardoor samenwerking en overdracht naar partners eenvoudiger wordt.”
“Leerlingen vasthouden, daar gaat het om. Niet totdat ze niet langer leerplichtig zijn, maar totdat ze een reële kans hebben in de maatschappij om aan een baan te beginnen of aan een vervolgopleiding. Leerlingen vasthouden, ook als ze het zelf even niet zien zitten om vastgehouden te worden.” Uit: ZAT Convenant regio Apeldoorn
“De voorpostfunctionaris moet verder kijken dan zijn eigen werkterrein en heel klantgericht zijn.” Pieter van Dijk lid management team Onderwijs Expertise Centrum ‘De Moerbosch’ www.oscar-apeldoorn.nl
De voorpostfunctionaris neemt ook deel aan de ZAT-besprekingen om te komen tot een goede indicatie. Hij geeft gevraagd en ongevraagd advies. Hij is gesprekspartner van de school en kan zeggen wat hem opvalt. Dat kan
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
9
Samenwerkingsverband VO Arnhem Het samenwerkingsverband VO Arnhem ondersteunt de scholen bij de vormgeving en inrichting van de zorg. Dit houdt in dat begeleiding en ondersteuning in het onderwijs en ondersteuning bij de samenwerking met jeugdzorg, verslavingszorg of bijvoorbeeld de Gelderse Roos (jggz), nodig is.
“Voorwaarde is een goede interne zorg. Het ZAT is de overgang tussen interne en externe zorg. Hier bespreekt men ingewikkelde casussen, situaties waar een oplossing uitblijft, of leerlingen met gedrag dat problemen veroorzaakt in de schoolsituatie. De zorgcoördinator heeft een spilfunctie in het ZAT. Er is veel in de zorgcoördinatoren geïnvesteerd. Ze hebben een tweejarige post-hbo opleiding gedaan en volgen vier jaar later alweer een opfriscursus.” Het samenwerkingsverband houdt toezicht op de kwaliteit van de interne zorg en van het ZAT. Voor leerlingen die niet verder kunnen binnen het reguliere onderwijs zijn bovenschoolse voorzieningen ingericht. Het Onderwijsloket is de centrale plek voor aanmelding en verwijzing naar rebound, time-out en SOS. Het is tevens een belangrijke vraagbaak. Ouders, leerplicht en externe instanties kunnen er terecht voor advies over onderwijsmogelijkheden. “Het samenwerkingsverband heeft alleen kleine voorzieningen en is gesitueerd in scholen. Hiermee willen we voorkomen dat het aanbod de vraag genereert. Stel, er is een grote voorziening voor autistische leerlingen, dan komen deze leerlingen wel. Terwijl als dit aanbod er niet is, deze leerlingen gewoon naar het reguliere onderwijs gaan. Deze benadering heeft wel het risico dat
10
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
leerlingen thuiszitten. Het is zaak om samen met de scholen en leerplicht alert te blijven en tijdig alternatieven te bieden. In de toekomst zie ik wel gebeuren dat scholen onderling afspraken gaan maken over het toewijzen van leerlingen. Kleine scholen kunnen niet alle ingewikkelde problemen aan. Kleine aantallen leerlingen kunnen dan toegewezen worden, zodat er voor allen passende zorg en onderwijs is.”
“Het samenwerkingsverband heeft alleen kleine voorzieningen en is gesitueerd in scholen.” Ward Habets directeur Samenwerkingsverband VO 13.1 Arnhem, Betuwe en Veluwe www.samenwerkingsverband13-1.nl
ZAT op het ROC Graafschap College Wanneer de problematiek de basiszorg door de studieloopbaanbegeleider overstijgt, komt de zorgdecaan (tweedelijn) in beeld. Deze gaat in gesprek met de studieloopbaanbegeleider en de student om het probleem te verhelderen. Vervolgens kan hij het onderwijsteam adviseren en zonodig doorverwijzen naar externe instellingen of schoolmaatschappelijk werk. Bij multiproblematiek kunnen leerlingen ingebracht worden in het interne ZAT. Dit komt zeven keer per schooljaar bijeen. Het ZAT is in de zorgstructuur ingebed. “Het ZAT is een heel goed instrument om instellingen aan je school te verbinden, voor een betere samenwerking en voor betere afstemming. Sinds de invoering zijn de rechtstreekse lijnen enorm verbeterd. In snel en effectief handelen kan nog een slag gemaakt worden.”Daarvoor wordt school-maatschappelijk werk ingezet. “Deze hulpverleners zijn direct beschikbaar voor jongeren met een hulpvraag. Bij doorverwijzen kunnen zij de jongere en het gezin voorbereiden op de hulp. Dat overbrugt de tijd tussen doorverwijzing en behandeling. ”In september 2010 start een experiment met een externe hulpverlener in twee onderwijsteams. “Sommige jongeren zijn overbelast door een opstapeling van problemen. Hierdoor wordt hun functioneren op school belemmerd. De hulpverlener neemt de begeleiding van de school over. Samen met de
jongere bekijkt hij welke problemen er spelen en welke mogelijkheden er zijn om deze aan te pakken. Hij is casemanager en zorgt ervoor dat de juiste personen betrokken worden. Door inzet van verschillende middelen, namelijk het ZAT, school-maatschappelijk werk, een externe hulpverlener en ambulant begeleiders, kunnen we de middelen en de resultaten goed vergelijken. Op basis daarvan kan gestuurd worden in die richting die het meest effectief is.”
“Het ZAT is een heel goed instrument om instellingen aan je school te verbinden.” Laura Stork ZAT-voorzitter, senior medewerker dienst Onderwijs & innovatie met de portefeuille Zorg Graafschapcollege, Doetinchem www.graafschapscollege.nl
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
11
Onderwijs en hulpverlening in één project Het Onderwijs Zorg Centrum (2006) is een initiatief van de gemeente Zutphen en het samenwerkingsverband VO Zutphen e.o. Het OZC heeft een vast team waarin alle noodzakelijke disciplines zitten. Zij regelen met elkaar de bovenschoolse zorg voor het samenwerkingsverband. “Het concept is overdraagbaar, mits er voldoende onderling vertrouwen is. Hier hebben de bestuurlijke partijen zoveel vertrouwen in elkaar gehad dat ze bereid waren hun personeel te detacheren en aan te laten sturen door één leidinggevende.” Er zijn drie producten: de ambulante hulpverlening, de schakelklassen en de integrale daghulp. Een school die zich zorgen maakt over een leerling, kan rechtstreeks bellen voor ambulante hulp. De school informeert de ouders. Dan gaat de ambulant hulpverlener naar het gezin. De invalshoek vanuit de school werkt beter dan vanuit de jeugdhulpverlening, omdat sommige ouders hulpverleningsmoe zijn. De hulpverlener is meestal zes weken in het gezin actief en pakt alle problematiek aan die het gedrag van de jongere beïnvloeden. Daarna volgt eventueel een warme overdracht naar geïndiceerde hulp. Dit loopt via de BJz-medewerker in OZC. De Schakelklas is voor jongeren die in de klas niet meer te handhaven zijn.
Ze volgen de leerstof van hun eigen school en krijgen daarbij begeleiding door een coach. Belangrijk is dat de jongere op niveau blijft. Nog belangrijker is dat men gaat begrijpen waarom de jongere zich gedraagt zoals hij zich gedraagt. Een gedragswetenschapper gaat met hem aan het werk. Na drie maanden moet bekend zijn wat er aan de hand is en hoe de jongere weer terug kan keren naar school of welke onderwijsvorm er beter past. De integrale daghulp is voor jongeren met problemen in de omgang en die vaak ook problemen thuis hebben. De jongeren komen enkele dagen per week na schooltijd in een groep samen. Er is begeleiding door groepsleiders en
Een handvol zorgvragen: • Is de jongere aanwezig? • Oogt hij of zij gelukkig? • Is zijn/haar sociale positie in de groep oké? • Haalt hij/zij cijfers die voldoende zijn? • Komen de ouders als je ze nodig hebt?
een activiteitenbegeleider. Zij helpen de jongeren met plannen, ordenen en huiswerk. Dit doen zij samen met de aanwezige leerkrachten. Ook is er een ambulant hulpverlener aan dit team gekoppeld. Deze besteedt vooral aandacht aan de thuissituatie en bewaakt het hulpverleningsbeleid. Sinds september 2009 is een Onderwijs Zorg Steunpunt (OZS) gestart op het Isendoorn College. Het OZS bestaat uit een onderwijsspecialist die helpt bij gedragsproblemen en een ambulant hulpverlener die jongeren en ouders begeleidt. Het team werkt samen met de school en kan zo nodig terugvallen op de expertise van het OZC. Een afdelingsleider kan zonder afspraak binnenlopen. Er zijn weinig procedures, geen aanmeldingsformulieren. Met ‘Een handvol zorgvragen’ kan men het probleem komen bespreken. Het is een praktische aanpak: “De korte lijnen, de bundeling en dat alles onder één aansturing. Dit team verwijst in principe niet door en klaart zelf de klus. Dat is een totaal ander principe.” Per september 2010 starten acht nieuwe steunpunten.
“De korte lijnen, de bundeling en dat alles onder één aansturing.” Ferry Vrolijks hoofd Onderwijs Zorg Centrum Zutphen www.ozc-zutphen.nl
Enkele teamleden en jongeren van het OnderwijsZorgcentrum. Uiterst rechts Ferry Vrolijks.
12
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
Trajectbegeleiding “Om de leerling snel weer op een juiste plaats in het onderwijs te plaatsen en daarbij de benodigde zorg te geven, willen wij tempo in het proces houden. Bijvoorbeeld door trajectbegeleiding of de inzet van een voorpostfunctionaris. Dit is nu in ontwikkeling.” Wanneer de school vastloopt en de problematiek de schoolexpertise overstijgt, komt het LeerlingZorgloket VO in beeld. Een samenwerkingverband tussen onderwijs en zorgpartners in de regio Apeldoorn. Hier vindt de doorverwijzing en indicatie plaats naar het speciaal onderwijs en andere opvangen hulpverleningsvoorzieningen. Meestal hebben deze leerlingen extra zorg nodig vanwege gedrags- of psychische problematiek. Het LeerlingZorgloket verzorgt de trajectbegeleiding naar een nieuw onderwijszorgarrangement. Vaak is er al veel gebeurd. Dit is niet transparant, omdat er pas bij het externe ZAT een registratieformulier wordt ingevuld. Veel vragen gaan over het voorafgaande proces. Daarom heeft het LeerlingZorgloket een registratieformulier ontwikkeld voor het interne zorgteam. Als het formulier goed is ingevuld, is het beeld van de problematiek bijna compleet. Men weet dan hoe ver de hulpverlening is gekomen.
woordelijkheid en zij bepalen wat er uiteindelijk gaat gebeuren. Ze hebben ook inzage in het dossier. Ouders en jongeren zien dingen soms anders dan docenten. Als zij een andere mening hebben, komt er een bijlage in het dossier.”
“Ouders hebben de eindverantwoordelijkheid en zij bepalen wat er uiteindelijk gaat gebeuren.”
Essentieel is ook navraag te doen bij hulpverleningsinstanties. Puur om niet in herhaling te vallen. Maar ook om te weten hoe en waarom een traject is afgesloten. “Hoe kan je een dossier afsluiten als er nog veel problematiek is? Je moet altijd ergens de verantwoordelijkheid van een dossier neerleggen. Ik wil nooit op mijn bordje hebben dat ik niet verder heb gezocht naar een plek voor een kind.”
Jan Doldersum trajectbegeleider LeerlingZorgloket VO, Apeldoorn www.slar.nl www.zorgloketvo.nl www.oscar-apeldoorn.nl
De trajectbegeleider krijgt de jongere onder zijn hoede. “Het is belangrijk om ouders te betrekken bij het proces. Naar een gezin toegaan en vragen of ze mee willen denken. Omdat de trajectbegeleider overal een beetje tussenin staat, willen jongeren en ouders dat vaak wel. Het zijn open gesprekken. Ouders krijgen uitleg over de procedures. Zij hebben de eindverant-
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
13
Trots op iedere AKA-gediplomeerde Soms kunnen jongeren niet verder in het onderwijs, terwijl ze nog geen diploma hebben. Dit komt meestal door een combinatie van factoren. Zij hebben bijvoorbeeld een verkeerde keuze gemaakt of ze voelen zich overvraagd. Daarbij zijn er mogelijk problemen in de thuissituatie of de jongere heeft zelf psychosociale problemen. De opleiding Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent (AKA) biedt deze jongeren de kans om weer vooruit te denken. Hier gaat men met de jongere in gesprek over het soort werk dat hij graag zou willen doen. Door oriënterende stages krijgt hij de mogelijkheid om er zelf achter te komen of de richting inderdaad bij hem past. Als de branche eenmaal is gevonden, loopt de leerling ongeveer de helft van de opleidingstijd stage in de beroepspraktijk. Een voorwaarde om het onderwijs weer te kunnen volgen, is dat er gelijktijdig wordt gewerkt aan oplossingen voor de andere problemen. Binnen AKA is het mogelijk om hulpverlening parallel te laten lopen aan het onderwijs.
komen, kunnen samenwerken, gezag aanvaarden, voorbereidingen treffen en afronden. Een andere succesfactor is het werken in groepen, maar niet groepsgebonden. “Elke leerling heeft een individueel plan. Wij doen een persoonlijk appèl. Daarbij gaan we uit van de mogelijkheden en passies van de leerling.” De jongere kán succesvol zijn in de taken die hij uitvoert en bouwt weer zelfvertrouwen op. Daarvoor dienen de eisen aan de opleiding wel realistisch te blijven. De leerling moet bijvoorbeeld voldoende Nederlands beheersen om te kunnen functioneren in een bedrijf. Zou er echter een bepaald niveau geëist worden, dan dreig je het doel voorbij te schieten.
Er is één begeleider per 15 leerlingen. Doordat de helft van hen op stage is, kunnen de anderen intensief worden begeleid bij hun opdrachten. Deze zijn vooral praktisch en gerelateerd aan de stages. Daarnaast is er veel aandacht voor het stimuleren van competentieontwikkeling, voor vaardigheden die in elk beroep nodig zijn. Denk aan op tijd
Dit doel is de jongere te begeleiden naar de arbeidsmarkt en te zorgen dat hij zich daar kan handhaven. Of dat hij overeind kan blijven in een niveau 2 opleiding, waar een groot deel van de leerlingen naar toe gaat om alsnog een startkwalificatie te halen. De AKA is met recht trots op iedere gediplomeerde!
14
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
“Wij doen een persoonlijk appèl. Daarbij gaan we uit van de mogelijkheden en passies van de leerling.”
Arjan Knoeff zorgcoördinator AKA, ROC Aventus www.aventus.nl
Tot slot In Gelderland vinden verschillende initiatieven plaats voor verbetering van leerlingbegeleiding. Voor deze brochure is vooral gekeken wat er voor zorgleerlingen wordt gedaan. Uit de voorbeelden spreekt motivatie en gedrevenheid van de school om leerlingen een succesvolle ontwikkeling te laten doormaken. Al met al geen eenvoudige opgave. We zien veel deelterreinen en verschillende vormen van samenwerking. Van alleen werken vanuit afspraken, naar een gezamenlijke netwerkstructuur en naar het werken vanuit één voorziening buiten de scholen. Mede door passend onderwijs zien we nu een beweging waarbij de voorziening teruggaat naar de school. Men biedt een geïntegreerd aanbod aan onderwijs en zorg op de onderwijslocatie zelf.
Spectrum Naast een goed pakket voor zorgleerlingen vraagt inzet op preventie ook begeleiding voor ‘gewone’ leerlingen, maar daarnaast ook om een gevarieerd aanbod. Ouderbetrokkenheid wordt algemeen gezien als een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle schoolloopbaan. Samenwerking met ouders is een belangrijk gegeven om zorgleerlingen goed te kunnen begeleiden. Daarom is het des te opvallender dat er nog maar weinig voorbeelden zijn van projectmatige samenwerking met ouders. Uiteindelijk doel is dat zoveel mogelijk leerlingen een startkwalificatie halen. Dit vergroot hun kansen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij. Daarom blijft kwaliteitsverbetering van de leerlingenzorg een goede investering.
Spectrum wil de komende jaren de ontwikkeling van passend onderwijs ondersteunen en daarmee bijdragen aan een samenwerkend en sluitend geheel aan onderwijsvoorzieningen voor alle leerlingen en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Spectrum kan bijdragen aan: • Kwaliteitsverbetering van de ZAT’s • De koppeling Onderwijszorgstructuur aan de CJG’s • Kennis over good practices voor onderwijsinstellingen • De ontwikkeling van ondersteuning bij integraal indiceren voor SO, JZ en AWBZ • De realisatie van werkende Onderwijszorgarrangementen Daarbij maken we gebruik van provinciaal en landelijk ontwikkelde instrumenten en beleidskaders, zoals het Gelders kader Onderwijszorgstructuur, het landelijk kader Integraal indiceren en door Spectrum, het NJI en regiopartners ontwikkelde ZAT-instrumenten.
Vernieuwers in leerlingbegeleiding
15
Colofon Tekst Sigrid Mulder, Janina Sybesma, Marga Wanders Eindredactie Marcia Veenhuis Fotografie Dick Brouwers Fotografie Janina Sybesma Ontwerp en lay-out van arendonk ontwerpers Druk Druk en Zo Oktober 2010 Er is geen verband tussen de jongeren op de foto’s en de inhoud van deze uitgave.
Arnhemsestraatweg 19 Postbus 8007 6880 CA Velp www.spectrum-gelderland.nl T (026) 384 62 00 E
[email protected]