leerlingbegeleiding Christiaan Huygens College Locatie Broodberglaan
2
Leerlingbegeleiding 2011-2016
Inhoudsopgave
blz. 2
Inleiding
blz. 3
1.
De eerste lijn
blz. 4
2.
De tweede lijn
blz. 5
3.
De derde lijn
blz. 6
4.
Het ZorgAdviesTeam (ZAT)
blz. 7
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Zorg in de praktijk Leer- en ontwikkelingsstoornissen Sociale- emotionele gedragsproblemen Leerlingen met een handicap Interne rebound Verzuim
blz. blz. blz. blz. blz. blz.
Bijlagen: 1. Zorgroute 2. Instructie voor docenten met een leerling in de rebound klas
9 9 9 10 10 11
Leerlingbegeleiding 2011-2016 Inleiding Vanuit de beleidstukken onderwijsbeleid, gespecialiseerde begeleiding en decanaat is er een plan geschreven voor de leerlingbegeleiding op de Broodberglaan. De veranderende maatschappij, wettelijke regels (passend onderwijs) en onze dagelijkse ervaringen op school en in de klas hebben bijgedragen aan ons voortschrijdend inzicht hoe wij onze leerlingbegeleiding moeten organiseren om onze onderwijsdoelstellingen te behalen voor alle leerlingen die wij hebben aangenomen. Ingevolge de wet passend onderwijs hebben we gekeken hoe het zogenaamde zorgprofiel van onze school eruit moet zien en aan welke leerlingen wij onderwijs en begeleiding willen en kunnen geven. In het beleidsstuk gespecialiseerde begeleiding wordt aangeven aan welke leerlingen wij zorg kunnen bieden en in dit plan geven we aan wie daarbij betrokken zijn en hoe we dat doen. We hebben er voor gekozen om de naschoolse begeleiding voor lgf (cluster 4) leerlingen niet meer door Spectrum Brabant te laten verzorgen maar dit zelf op te zetten omdat we dit goedkoper en beter kunnen. Goedkoper omdat we de overhead van Spectrum niet hoeven te betalen en beter omdat de lijntjes tussen begeleiders en docenten korter zijn (beiden zijn in dienst van het Huygens). Alle extra begeleiding van deze leerlingen wordt bekostigd uit de lgf-gelden. De afgelopen schooljaren hebben we geconstateerd dat er een groeiend aantal leerlingen is die met name in de lessen grote problemen veroorzaken voor medeleerlingen en docenten. Deze groep was eigenlijk niet meer in de klas te handhaven en in school hadden we niet de mogelijkheden om deze leerlingen op te vangen en te begeleiden. De oplossing werd vaak gezocht in externe begeleiding en een externe rebound voorziening. Helaas hebben we moeten constateren dat we te maken kregen met wachtlijsten variërend van weken tot soms enkele maanden. In een enkel geval werd er zelfs helemaal geen oplossing gevonden en bleef de leerling in de klas of kwam de leerling thuis te zitten. Deze situaties hebben we als zeer onbevredigend ervaren en we zijn op zoek gegaan naar een aanpak waar docenten en medeleerlingen minder hinder hebben van het gedrag van deze leerlingen en de betreffende leerlingen beter begeleid worden. We hebben gekozen voor een interne rebound waar we deze leerlingen kunnen opvangen en kunnen begeleiden met als doel terugkeer in de klas. Indien dit niet mogelijk is vindt er een warme overdracht plaats naar een passende opleiding of instelling. Deze voorziening wordt bekostigd door een subsidie die we ontvangen van het SWV. Voor u ligt het plan voor deze leerlingbegeleiding van het Christiaan Huygens College, locatie Broodberglaan. Met dit plan willen we inzichtelijk maken hoe we de leerlingbegeleiding en de zorg organiseren en wie er bij betrokken zijn. Het document bestaat uit 5 hoofdstukken. In de eerste drie hoofdstukken wordt aandacht geschonken aan de zogenaamde eerste lijn (vakdocent, mentor en teamleider), tweede lijn (interne specialisten) en derde lijn (externe specialisten). In hoofdstuk vier wordt het ZAT behandeld en in hoofdstuk 5 komt ons zorgaanbod aan bod.
3
Leerlingbegeleiding 2011-2016
1. De eerste lijn A. Docenten 1. Leerlingbegeleiding is een verantwoordelijkheid en een zorg voor onze school. Hierbij dragen ook docenten verantwoordelijkheid. 2. Zij weten zich daarbij gesteund door onderstaande specialisten van binnen en buiten de school. B. Mentoren I. Algemeen: 1. Elke leerling heeft een mentor. Deze is het eerste aanspreekpunt van de school. Hij/zij onderhoudt de contacten met de leerlingen van zijn/haar klas/groep en hun ouders. 2. Het programma voor het mentoraat wordt in het team vastgesteld door de teamleider in overleg met de mentoren. 3. De mentor volgt, indien nodig, na- en bijscholingscursussen, om zo optimaal mogelijk als mentor te kunnen functioneren. 4. Het begeleiden van de schooltypekeuze, profielkeuze en/of sectorkeuze van zijn leerlingen. 5. Het voeren van de gesprekken omtrent de keuzes al of niet bijgestaan door de decaan en/of teamleider, met de leerlingen en/of hun ouders. II. Verdeling van de mentoren: 1. Iedere leerling krijgt een mentor toegewezen van wie hij/zij les krijgt. 2. Elke docent is voor het mentoraat beschikbaar, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. Dit laatste beoordeelt de directeur. 3. Mentoren van klas 1 worden ruim voor de grote vakantie benaderd i.v.m. de eerste opvang van de brugklassers (in juni) en het introductieprogramma direct na de zomervakantie.
C. Teamleiders 1. De teamleider is verantwoordelijk voor de leerlingbegeleiding in zijn/haar team en is na de mentor het aanspreekpunt voor leerlingen en ouders. 2. De teamleider is de direct leidinggevende van de mentoren in zijn team. 3. Teamleiders hebben vanuit hun functie als verantwoordelijke voor de leerlingen binnen hun team een belangrijke rol binnen het zorgproces. Dit betekent dat zij altijd op de hoogte worden gehouden over de gang van zaken rond leerlingen. Tevens hebben de teamleiders een spilfunctie omdat zij het markeringspunt zijn voor leerlingen met (relatief lichte en relatief zwaardere) problemen.
4
Leerlingbegeleiding 2011-2016
2. De tweede lijn A. Vertrouwenspersonen: Het Christiaan Huygens College kent vertrouwenspersonen en vertrouwensleerlingen. Leerlingen die in de privésfeer of op school moeilijkheden hebben of om welke reden dan ook een luisterend oor zoeken, kunnen voor een rustig gesprek bij een van de vertrouwenspersonen terecht. Ook voor eventuele klachten over seksuele intimidatie kunnen leerlingen bij één van de vertrouwenspersonen terecht. Naast de vertrouwenspersonen heeft de school enkele vertrouwensleerlingen. Leerlingen kunnen daar terecht met school- en/of persoonlijke problemen. De vertrouwensleerlingen worden intensief begeleid door een vertrouwenspersoon. Zij worden binnen de school o.a. gepresenteerd via de schoolkrant, de schoolsite en borden met hun foto’s. B. Kinder- en jeugdpsycholoog: De kinder- en jeugdpsycholoog coördineert en is verantwoordelijk voor de interne rebound en de naschoolse begeleiding voor leerlingen met lgf. Daarnaast zal hij/zij individuele begeleiding geven aan leerlingen met en zonder lgf en ondersteunt en begeleidt zij docenten indien nodig. C. Orthopedagoog: De orthopedagoog is kundig op het gebied van leer- en ontwikkelingsproblemen en de achtergronden daarvan. De orthopedagoog doet onderzoek naar deze problemen en stelt in samenwerking met de mentor, de teamleider en/of de zorgcommissie een handelingsplan op. D. Zorgcoördinator: De zorgcoördinator heeft een coördinerende functie met betrekking tot leerlingen die in het ZAT worden besproken. Deze functionaris coördineert de aanmelding en doorverwijzing van leerlingen. Daarnaast zorgt hij/zij voor deskundigheidsbevordering op het gebied van zorgverlening. Ook stuurt de coördinator de lgf-coaches aan en bewaakt hij/zij of de juiste activiteiten plaatsvinden. Deze functie wordt door iemand vervuld die kennis heeft van zorgleerlingen en pedagogisch-didactische problemen. E. LGF-coaches: Veel van de leerlingen met een cluster 4 indicatie hebben AD(H)D, een aan autisme verwante stoornis (ASS) of een andere diagnose in cluster 4. Hieronder vallen onder andere de leerlingen met de diagnose syndroom van Asperger en PDD-NOS. Deze leerlingen krijgen een coach toegewezen die wekelijks individuele begeleiding geeft. Deze coaches hebben een speciale training gevolgd bij het Steunpunt Autisme Zuidoost Brabant. De taak van de lgf-coaches bestaat uit een wekelijks begeleidingsgesprek met de leerling over de planning en organisatie en verloop van de afgelopen week. Daarnaast is het de taak van de lgf-coach het team en andere collega’s te informeren over de specifieke behoeften en problemen van de leerling. Tenslotte voert de lgf-coach overleg met de ouders, ambulant begeleider, teamleider en/of zorgcoördinator. F. Sociaal Pedagogische hulpverlener: De sociaal-pedagogisch hulpverlener is groepsbegeleider/docent op de interne rebound en is groepsbegeleider op de studiebegeleiding voor leerlingen met lgf. Op de interne rebound begeleidt hij/zij de leerlingen dagelijks op het gebied van schoolse zaken, maar nog meer op sociaal-emotioneel gebied. Op de studiebegeleiding begeleidt hij/zij leerlingen met het plannen en structureren van hun huiswerk en het aanleren van studievaardigheden. Daarnaast heeft hij/zij ook individuele gesprekken met leerlingen G. Decaan: De decaan verzorgt in alle derde, vierde en vijfde klassen (van de havo) en de tweede klassen van het vmbo-t in samenwerking met de mentoren de voorlichting over schoolen beroepskeuze en de sector- of profielkeuze. Deze voorlichting gebeurt klassikaal en individueel. Zowel ouders als leerlingen kunnen voor inlichtingen bij de schooldecaan terecht. Daarnaast beleggen de decanen voorlichtingsavonden waar de leerlingen met hun ouders inlichtingen kunnen krijgen over diverse vormen van vervolgonderwijs.
5
Leerlingbegeleiding 2011-2016 3. De derde lijn 1. Schoolarts
2. SMW: Schoolmaatschappelijk werk is een laagdrempelige vorm van maatschappelijk werk waarbij het uitgangspunt is dat in de relatie tussen jeugdhulpverlening, en de school de hulp aan leerlingen (en het gezin) en de ondersteuning aan leerkrachten en de school zo direct en efficiënt mogelijk wordt. Het functioneren van het kind op school staat hierin centraal. Indien noodzakelijk zorgt het Schoolmaatschappelijk werk voor een adequate doorverwijzing. 3. Leerplichtambtenaar: De gemeente houdt toezicht op het naleven van de leerplicht. Dit doet zij middels het Bureau Leerplicht. Bureau Leerplicht zet zich in om voortijdig schooluitval en voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Zij heeft een juridische bevoegdheid om ongeoorloofd schoolverzuim aan te pakken. Daarnaast heeft Bureau Leerplicht een verwijzende functie naar bijvoorbeeld: hulpverlening, schoolverzuim team en het centraal loket. 4. Wijkagent/buurtbrigadier: De buurtbrigadier zorgt dat de lijnen tussen politie en de school kort zijn en blijven en draagt bij aan een goede informatie-uitwisseling zodat de wijkbrigadier dicht bij de jeugd zit en preventief en repressief kan optreden. 5. GGZ: De vereniging GGZ Nederland is de brancheorganisatie van de instellingen voor de geestelijke gezondheids- en verslavingszorg. 6. Bureau Jeugdzorg: Bureau jeugdzorg indiceert en verwijst naar verschillende hulpverleningsinstanties in de regio. Regionaal samenwerkingsverband Hieronder vallen verschillende organisaties zoals Rebound (time-outopvang), Herstart en Centraal Leerlingen Zorgloket (CLZ). Daarnaast werkt de school met de commissie van indicatiestelling (CVI) van het Regionaal Expertise Centrum (REC). Vanuit de verschillende REC’s wordt de school begeleidt door ambulant begeleiders.
6
Leerlingbegeleiding 2011-2016
4. Het ZorgAdviesTeam (ZAT) Interne (2de lijn) en externe zorgfunctionarissen (3de lijn) komen samen in het ZorgAdviesTeam (ZAT). Het ZAT biedt zorg aan leerlingen die veel verzuimen of leerlingen met sociaalemotionele problemen waarbij zorg van de mentor en de teamleider onvoldoende toereikend blijken. Het ZAT bestaat uit: a. zorgcoördinator; b. orthopedagoog; c. kinder- en jeugdpsycholoog; d. vertrouwenspersonen; e. schoolarts; f. schoolmaatschappelijk werk; g. leerplichtambtenaar; h. wijkbrigadier; i. Teamleider (op verzoek) De zorgcoördinator, de orthopedagoog en de kinder- en jeugdpsycholoog vormen samen de zorgcommissie. Het ZAT en de zorgcommissie worden voorgezeten door de zorgcoördinator. Tijdens ZATvergaderingen worden nieuw aangemelde leerlingen besproken. Hierbij wordt besproken wat de mentor en teamleider in een eerder stadium aan zorg hebben geboden en wordt een analyse van het probleem geschetst. Vervolgens wordt een handelingsplan opgesteld waarbij wordt vastgesteld wie binnen het zorgteam de zorg op zich neemt of wordt eventueel besloten om de leerling door te verwijzen naar een externe instantie voor nader onderzoek. In alle gevallen wordt bekeken of de leerling door school verder begeleid kan worden of dat andere instanties ingeschakeld moeten worden. Tenslotte wordt de zorg aan leerlingen in het ZAT geëvalueerd en wordt lopende zorg besproken. 4.1 Aanmelding ZAT Een leerling wordt aangemeld voor het ZAT door de mentor in overleg met de teamleider middels een aanmeldformulier (met goedkeuring van de ouders). Dit kan pas plaatsvinden als de ouders schriftelijk toestemming hebben gegeven om de leerling in het ZAT te bespreken. Wanneer de leerling is aangemeld wordt hij/zij op de eerstvolgende vergadering besproken. A. Aanmeldingsprocedure Het Christiaan Huygens College staat in principe positief tegenover toelating van leerlingen met een handicap. Voorwaarde is dat deze leerlingen voldoen aan de toelatingscriteria voor vmbo-t, havo of vwo zoals omschreven in het beleid gespecialiseerde begeleiding. Bij een verzoek om toelating zal de school in beginsel positief reageren. De ouders van leerlingen die in aanmerking komen voor lgf worden uitgenodigd voor een gesprek met de zorgcommissie en de betreffende teamleider. Deze bekijken of de benodigde zorg, zoals omschreven in het beleidsstuk gespecialiseerde begeleiding, geleverd kan worden. De mogelijkheden en beperkingen van de school worden daarbij in deze concrete situatie zorgvuldig tegen elkaar afgewogen. Bekeken wordt of de school in staat is gerichte ondersteuning te bieden. Daarom wordt de ouders geadviseerd hun kind ook bij een andere school aan te melden, omdat vooraf niet ingeschat kan worden of er voldoende coaches zijn. Leerlingen met een cluster 4 indicatie moeten in groepen kunnen samenwerken en geen agressief gedrag vertonen bij, voor hen, onoverzichtelijke situaties.
7
Leerlingbegeleiding 2011-2016
B. Leerling Gebonden Financiering De beschikking voor Leerling Gebonden Financiering (LGF) wordt afgegeven door de commissie van indicatiestelling (CVI) van het Regionaal Expertisecentrum (REC). Er zijn vier clusters waarvoor de indicatie wordt afgegeven: - Cluster 1: Visueel gehandicapte leerlingen - Cluster 2: Auditief gehandicapte leerlingen - Cluster 3: Motorisch en meervoudig gehandicapte leerlingen - Cluster 4: Leerlingen met omgangs- en/of gedragsproblemen Het overgrote deel van de leerlingen met een LGF op de school heeft een indicatie voor cluster 4. Meestal betreft het leerlingen met een aan autisme verwante stoornis (ASS). De zorgroute is uitgewerkt in bijlage 1.
8
Leerlingbegeleiding 2011-2016
5. Zorg in praktijk Zoals in de inleiding werd aangegeven beschrijven we in dit hoofdstuk op welke manier we ons zorgaanbod vorm geven. 5.1 Leer- en ontwikkelingsstoornissen Bij leerproblemen denken we met name aan: dyslexie (lees- en spelproblemen), dysfasie (problemen bij koppeling woordbeeld/betekenis), disorthografie (schrijf- en spelproblemen) en dyscalculie (ernstige rekenproblemen). Leerlingen die beschikken over een dyslexieverklaring, afgegeven door een bevoegd orthopedagoog of psycholoog hebben recht op speciale faciliteiten. Deze faciliteiten worden toegekend na overleg van de orthopedagoog met de leerling en/of ouders/verzorgers. Niet alle leerlingen zijn immers gebaat bij dezelfde maatregelen. De leerling ontvangt een faciliteitenkaart waarop de toegekende faciliteiten staan. De faciliteiten kunnen bestaan uit het recht op: a. Grootschrift proefwerken en overhoringen; b. Tijdverlenging bij proefwerken en overhoringen; c. Gebruik van hulpmiddelen zoals laptop of leespen; d. Kurzweil; e. Aangepaste spellingbeoordeling bij de talen. Alle brugklasleerlingen worden aan het begin van het schooljaar getest op problemen bij spelling en leestempo. Als een leerling zwak scoort op de test(en) en als er problemen bij de taalvakken bestaan, dan kan de mentor in overleg met de teamleider een procedure starten om samen met de ouders/verzorgers en de aan school verbonden orthopedagoog een dyslexietest aan te vragen. De docentenvergadering kan in uitzonderingsgevallen een aanbeveling doen om een dyslectische leerling in klas 2vmbo-t geen Frans te laten volgen. Voor deze leerling geldt dan een aangepaste overgangsnorm. Voor leerlingen in examenklassen kan verlenging van de examentijd (inclusief schoolexamen) worden aangevraagd. Hiervoor is een dyslexieverklaring vereist. LWOO Het kader voor leerwegondersteunend onderwijs wordt gevormd door de wet; de leerlingen worden door de onafhankelijke regionale verwijzingscommissie (RVC) toegelaten tot het LWOO. Bij het bepalen of een leerling een LWOO-beschikking krijgt zijn er 3 factoren van belang; capaciteit, relatieve leerachterstanden en het sociaalemotioneel functioneren. Leerlingen met een leerachterstand met LWOO kunnen in aanmerking komen voor begeleiding. De begeleiding wordt gegeven door docenten die zich gespecialiseerd hebben in leerproblemen. 5.2 Sociaal-emotionele en gedragsproblemen A. Pesten: In de lessen sociale vaardigheid wordt er door de mentor aandacht besteed aan pestgedrag en waar nodig in de mentorlessen. B. Sociale vaardigheidslessen: Wij willen op school normen en waarden bij de leerlingen ontwikkelen. Tijdens deze lessen oefenen de leerlingen allerlei vaardigheden zoals naar elkaar luisteren, duidelijk communiceren en respectvol met elkaar omgaan. C. Training Omgaan met Faalangst (TOF): Deze training is voor leerlingen: 1. die worden geselecteerd door de zogenaamd SAQItest; 2. die door de mentor of ouders worden voorgedragen. D. Training Omgaan met Examenvrees en Faalangst (TROEF):
9
Leerlingbegeleiding 2011-2016 Deze training is voor leerlingen uit de (pre)examenklassen die zich hiervoor aanmelden.
5.3 Leerlingen met een handicap A. Motorische problemen Een leerling met een medisch gesignaleerd motorisch probleem heeft recht op een aangepaste behandeling. De aard van de handicap bepaalt per individueel geval waar en hoe er rekening mee gehouden moet worden. Dit kan ook gevolgen hebben voor de waardering van zijn/haar prestaties. Per geval wordt dit met de betrokken docenten besproken. Het zal met name een rol spelen bij vakken als lichamelijke opvoeding, beeldende vorming en techniek. B. Spraak-, gehoor-, en visuele problemen Deze leerlingen, met een lgf-indicatie komen in aanmerking voor een coach. Deze stelt een handelingsplan op dat wordt besproken en ondertekend door de ouders en de zorgcoördinator. Er wordt gehandeld conform het handelingsplan. C. Een aan autisme verwante stoornis en AD(H)D Deze leerlingen, met een lgf-indicatie kunnen in aanmerking komen voor een coach. Deze stelt een handelingsplan op dat wordt besproken en ondertekend door de ouders en de zorgcoördinator. Er wordt gehandeld conform het handelingsplan.
5.4 Interne rebound Doelgroep • Leerlingen die opvallen vanwege hun extreem introverte houding en hierdoor niet voldoende kunnen participeren in de klassensituatie. • Leerlingen die extreem storend gedrag vertonen in de klas en hierdoor het leerproces van zichzelf en/of de klas verstoren. • Leerlingen die door externe omstandigheden tijdelijk niet in de klas kunnen functioneren. Traject Leerlingen komen niet ineens in de interne rebound. Er gaat een zorgvuldig traject aan vooraf. 1. De mentor signaleert probleemgedrag en voert gesprekken met de leerling en de ouders. 2. Indien het probleem niet is opgelost wordt de leerling met de teamleider besproken en maken zij een plan van aanpak. 3. De leerling wordt in het team besproken . 4. Indien plan van aanpak niet werkt, kan de teamleider/mentor de leerling aanmelden bij de zorgcommissie. 5. De teamleider en mentor bespreken de leerling in de zorgcommissie (formulier digitaal inleveren). 6. De teamleider/mentor en zorgcoördinator informeren leerling en ouders over de aanmelding bij de interne rebound in een persoonlijk gesprek. 7. Intakegesprek (Kinder- en jeugdpsycholoog, SPH-er, leerling en ouders) en vooronderzoek (kinder- en jeugdpsycholoog). 8. Plaatsing in de interne rebound.
10
Leerlingbegeleiding 2011-2016
Fases 1. 2. 3.
in de interne rebound ( max. 1 schooljaar in totaal) Kennismaken en observatie (binnen 4-6 weken). Planningsperiode; leerdoelen vastleggen in handelingsplan. Ontwikkelingsperiode; zijn de doelen haalbaar of moeten ze bijgesteld? Is er meer hulp gewenst (extern of andere school). 4. Eindfase; als de leerling toe is aan terugkeer in de klas (stapsgewijs met een begeleidingskaart door vakdocenten in te vullen en aan het eind van de dag te bespreken in de interne rebound). 5. Alle lessen regulier + nazorg.
Middelen 1. Afzonderen met als doel bepaalde factoren die het gedrag beïnvloeden weg te laten, waardoor gedragsverandering teweeg gebracht wordt. 2. Zelfstudie met hulp van begeleiders interne rebound en op afroep vakdocent. 3. Docent zorgt dat benodigd materiaal aanwezig is bij de begeleiders (toetsen, studiewijzers, werkbladen, e.d.). 4. Overleg met ouders en leerling over de ontwikkeling; 1 keer per week via mailcontact. 5. Evaluatiegesprekken met ouders (na observatieperiode en daarna in overleg). 6. Individuele gesprekken en groepsgesprekken met leerlingen. 7. Gedragskaart; elke dag in te vullen door de leerling en begeleider en evaluatie met begeleider. 8. Observaties. 9. Videomateriaal bekijken en nabespreken. 10. Sova training. Instructie voor docenten waarvan een leerling in de interne rebound zit. Zie bijlage 2. 5.5 Verzuim Afwezigheid moet vooraf of aan het begin van de lesdag worden gemeld. De absenties worden dagelijks gecontroleerd en aan de mentor of teamleider gemeld. Bij onwettige afwezigheid moeten gemiste lessen dubbel worden ingehaald. Voor herhaald afwezig zijn (ook wettig, bijvoorbeeld bij ziekte) wordt melding gemaakt bij de leerplichtambtenaar van de gemeente waarin de leerling woont en bij de Jeugdgezondheidsdienst. De leerling en de ouders worden vervolgens uitgenodigd voor een gesprek om de mogelijkheden om het verzuim tegen te gaan te bespreken. Een verzuimcoördinator controleert het verzuim en controleert ook of docenten zich aan de meldingsafspraken houdt. Vervolgens stelt hij de betreffende teamleider van het geconstateerde in kennis.
11
Leerlingbegeleiding 2011-2016 Bijlage 1: Zorgroute 1. Een leerling heeft een probleem (gedrag, sociaal-emotioneel, aandacht enz.). 2. De leerling gaat naar de mentor of mentor signaleert probleem. 3. De mentor kan het zelf oplossen of de leerlingen naar een vertrouwensdocent sturen. 4. Voor leerproblemen kan de mentor direct naar STK. 5. Als problemen aanhouden heeft de mentor een gesprek met ouders. 6. Heeft ondernomen actie niet geholpen teamleider. 7. Teamleider + mentor bedenken een oplossing en er volgt actie. 8. Teamleider licht het team in of overlegt met het team over een oplossing. 9. Als dat niet helpt stuurt de teamleider/mentor de zorgvraag digitaal naar de zorgcommissie/ZAT (formulier staat op moodle). 10. De leerling wordt besproken in de zorgcommissie. 11. Er komt een interne oplossing of de leerling wordt in het ZAT besproken (Voor het ZAT is toetstemming ouders nodig). 12. De informatie/ondernomen actie komt in magister te staan (voor mentor + TL). 13. De mentor koppelt informatie terug naar de ouders. Overig: - Vertrouwenspersonen kunnen direct leerlingen in het ZAT inbrengen. - Bij zeer urgente zaken kan de teamleider naar VWS. - Bij crisis (kind kan niet naar huis) kan de teamleider naar VWS, STK of KRS (in deze volgorde). Aanmeldingen zorgcommissie dienen op woensdag vòòr 12.00 gemaild te zijn
In het kort: Leerling
Ouders
Probleem
Mentor
Vertrouwensdocent
Vraagt hulp
STK voor leerproblemen Teamleider Zorgvraag digitaal
Urgent VWS
Zorgcommissie
Toestemming ouders
Zorg Advies Team Terugkoppeling naar het team en ouders is belangrijk
12
Leerlingbegeleiding 2011-2016 Bijlage 2: instructie voor docenten met een leerling uit de rebound klas Wanneer een leerling in de interne rebound start krijg je als docent een mail KLO wil dan graag het volgende in haar postvak: 1. De toetsen die de leerling nog moet inhalen 2. De toetsen die de leerling de komende periode(n) moet maken (graag minimaal een maand vooruit) 3. Indien niet op Moodle: Alle studiewijzers van het desbetreffende vak voor de leerling (of een briefje met daarop de stof/het maakwerk/opdrachten) 4. De uitwerkingen van opdrachten uit het werkboek en indien mogelijk extra aantekeningen/oefenmateriaal Opmerking: Bepaal als vakdocent wat voor deze leerling van belang is om te maken/ in te halen. Minder belangrijke delen mogen komen te vervallen. Het is fijn als het in het postvak wordt gelegd, zodat KLO niet wordt gestoord tijdens haar lesvakken/SOVA e.d., doordat er docenten binnenlopen in het lokaal. Nadat de toets is gemaakt: Wanneer de toetsen zijn gemaakt legt KLO deze terug in het postvak van de vakdocent. Wanneer de toets is nagekeken en het cijfer in magister staat, zal Claudia de leerling informeren over het behaalde cijfer. Vakinhoudelijke hulp: Wanneer blijkt dat een leerling vakinhoudelijke hulp nodig heeft die in de interne rebound niet geboden kan worden, zal Claudia een docent mailen om vakinhoudelijke hulp te bieden. Dit kan worden ingepland met Claudia en de leerling. Voor vragen/opmerkingen kun je bij Claudia en/of Ellen terecht: Claudia Klomp: docent interne rebound Telefoon kantoor intern: 141 Email adres:
[email protected] Ellen Kerssemakers: coördinator interne rebound Telefoon kantoor intern: 117 Email adres:
[email protected]
13