zorgplan
zorgplan
2
1
structuur van de leerlingbegeleiding
zorgplan
3
Hoofdstuk 1 De structuur van de leerlingbegeleiding op het Picasso Lyceum 1.0 inleidend actieve leerling Het Picasso Lyceum biedt onderwijs voor de actieve leerling. Hij volgt de lessen waarbij hij in onderlinge samenhang kennis en vaardigheden opdoet. Zijn werkruimten zijn de domeinen waarin meerdere vakdocenten instrueren en inzicht geven in sterke en te ontwikkelen kanten van zijn talenten. Talen, mens & maatschappij, exact, kunst en sport staan op zijn weekrooster. talenten ontwikkelen tot prestaties Prestaties hangen samen met studievaardigheden. Wie studievaardig is heeft bagage voor zelfstandig werken. Met vakdocenten en de mentor ontwikkelt de leerling die vaardigheden. De leerling die bij het behalen van prestaties belemmerd wordt door leerprobleem of een innerlijke belemmering, spant zich in om met geboden begeleiding zijn talenten te ontwikkelen. De leerling die in deze ontwikkelingsgang gehinderd wordt door bijvoorbeeld adhd, een oppositionele stoornis, een aan autisme verwante stoornis of een chronische lichamelijke aandoening spant zich in om met geboden begeleiding en binnen zijn mogelijkheden zijn talenten te ontwikkelen. De leerling die een persoonsgerichte financieringsregeling heeft voor zorg, werkt met een handelingsplan en krijgt hulp van de ambulante begeleider van het speciaal onderwijs. Die ondersteunt ook zijn docenten met adviezen. sociaal vaardig en talentvol Wie gemakkelijk communiceert, anderen goed aanvoelt en met enthousiasme en elan met schoolwerk en de school omgaat, is talentvol. De meeste leerlingen ontwikkelen dat vermogen in de loop van de tijd die zij op het Picasso Lyceum doorbrengen. De vakdocenten en de mentor ondersteunen in dit actieve proces. welbevinden Wie zich prettig voelt, in een veilige en vertrouwde omgeving en in een open sfeer, werkt met voldoening voor school. Iedereen op het Picasso Lyceum draagt bij aan dit voor het leren en de vorming belangrijke klimaat. De mentor is voor de leerling de docent met wie hij het meest vertrouwd is. De leerling die in zijn welbevinden hinder ondervindt, benadert zijn mentor. begeleiding Net als in de lessen is de leerling op het gebied van leerlingbegeleiding op het Picasso Lyceum zelf actief. Naarmate hij langer op school meeloopt, zal hij dat zich meer en meer eigen maken. De leerlingbegeleiding waarmee de leerling te maken krijgt beslaat twee gebieden: die van studievaardigheden en die van psychosociale aangelegenheden. De leerling heeft de meeste begeleidingscontacten met zijn mentor. Hij komt soms in contact met specialisten binnen de begeleiding. Specialismen binnen school: de decaan, de leerlingbegeleider, de vertrouwenspersoon en de zorgcoördinator. Specialismen van buiten school: orthopedagoog, remediërende leraar, schoolmaatschappelijk werker, jeugdzorg (GGZ en Bureau Jeugdzorg) en de schoolagent. ouders/verzorgers Bij de begeleiding van leerlingen is het —uitzonderingen daargelaten— van belang dat ouders/verzorgers op de hoogte zijn van deelname aan begeleiding door hun kind. Zij worden in de opzet betrokken, opdat het kind thuis en de leerling op school zo veel als mogelijk en haalbaar is, richtinggevende signalen ontvangt, die onderling niet tegenstrijdig zijn. Bij begeleiding door (externe) deskundigen is toestemming van ouders/verzorgers vereist. De leerlingbegeleider streeft bij het opzetten van begeleidingsactiviteiten naar een actieve betrokkenheid van de ouders of verzorgers van de leerling.
zorgplan
4
1.1 de kern van de begeleidingsstructuur 1.1.1 de leerling De leerling is actief in het ontwikkelen van talenten tot prestaties. Hij stapt af op zijn mentor, maakt zich studievaardigheden eigen en leert vlot omgaan met medeleerlingen en vakdocenten door in het mentoruur of in contacttijden te reflecteren op zijn eigen vorderingen en werkaanpak. De leerling werkt planmatig en leert gaandeweg zijn eigen te ontwikkelen leerdoelen te omschrijven en te bereiken. Hij maakt indien nodig actief gebruik van de mogelijkheden die de leerlingbegeleiding van het Picasso Lyceum hem biedt om gestelde doelen te bereiken. 1.1.2. de mentor De mentor staat centraal in de begeleiding van elke leerling. Hij is de docent waar de leerling vertrouwd mee is. De leerling bespreekt met de mentor zijn studievoortgang. Hij wordt door vakdocenten gewezen op zaken die hij bij zijn studie verder heeft te ontwikkelen. De leerling wordt door mentor en vakdocent gecoacht op zijn leerweg. Met zijn mentor maakt hij als dat nodig is een persoonlijk werkplan met haalbare doelen. Het (computer-) logboek is daarbij een hulpmiddel. De mentor onderhoudt contact met de ouders of verzorgers van de leerling. De contacten zijn gericht op de goede voortgang van de studieresultaten in brede zin, waarbij het welbevinden van de leerling thuis en op school van betekenis is. De leerling wordt in de contacten betrokken, hij speelt ook daarin een actieve rol. 1.1.2.1 mentoruur In het mentoruur komt, naast de studievoortgang, de sfeer in de mentorgroep aan bod. Daarbij spelen sociale vaardigheden een rol. Er zijn projecten die elkaar afwisselen en gekoppeld zijn aan de leeftijd van leerlingen en hun leerjaar. Wennen op school en aan elkaar, studievaardigheden, risico’s bij gebruik van genotmiddelen, lichamelijke veranderingen, het (anti-) pestproject, veiligheid, vuurwerk en keuzebegeleiding zijn onderwerpen van zulke projecten. 1.1.2.2 juniormentor De juniormentor is een bovenbouwleerling die jongere leerlingen de weg op school wijst, een luisterend oor biedt en adviseert. Hij wordt begeleid in zijn taak onder verantwoordelijkheid van de afdelingsleider en hij houdt contact met de mentor van zijn leerlingen. Juniormentoren maken zich verdienstelijk in het eerste leerjaar. 1.1.3 de vakdocent De vakdocent instrueert de leerling en volgt hem van eerste stap tot laatste fase, die van beoordeling van de prestaties. In de tussenliggende fasen bespreekt hij waar nodig met de leerling de te ontwikkelen vaardigheden. Hij maakt daarvan notities in het (computer-) logboek waar de mentor inzage in heeft. De vakdocent stelt zich op de hoogte van de leerlingen aan wie hij lesgeeft met de gegevens die door de zorgcoördinator, leerlingbegeleider en mentor worden aangereikt betreffende de begeleiding. De vakdocent is behalve in lestijd voor de leerling te spreken in het inhaal- en begeleidingsuur (ibu) na de reguliere lestijd.
zorgplan
5
1.2 Specialismen in leerlingbegeleiding binnen school 1.2.1 de decaan De decaan helpt de leerling bij het bepalen van zijn examenvakken. De vakdocenten en de mentor worden daarbij geraadpleegd. De decaan verzorgt keuzebegeleiding die in mentorgroepen plaatsvindt of in individuele gesprekken met de leerling (en de ouders/verzorgers). Het gaat uiteindelijk om de vervolgopleiding, het juiste profiel of sector en wel binnen de kwaliteiten die de leerling heeft. De decaan verwijst soms naar het Onderwijs Advies Bureau of een testbureau. De decaan voert toelatingsgesprekken met leerlingen die vanuit het voortgezet onderwijs naar het Picasso Lyceum komen. Hij treedt in overleg met de afdelingsleider en de zorgcoördinator wanneer het daarbij om een leerling gaat die enige vorm van begeleiding nodig heeft, intern of extern. 1.2.2 de leerlingbegeleider De leerlingbegeleider luistert naar de leerling, die om advies of hulp komt om zo met de leerling een hulpvraag te formuleren. De leerlingbegeleider biedt de hulp die binnen zijn verantwoordelijkheid valt. Die vormt de inzet voor verdere begeleiding die binnen of buiten schoolverband plaats kan vinden. Een van de leerlingbegeleiders is lid van de Vereniging van Schooldecanen en Leerlingbegeleiders (NVSNVL); bij het begeleiden van leerlingen houden we ons aan de door de vereniging opgestelde richtlijnen. 1.2.3 de zorgcoördinator Bij de zorgcoördinator komen de lijnen van interne en externe zorg bijeen. Contacten met externe instanties lopen via hem. Met de afdelingsleiders heeft hij wekelijks overleg over
zorgplan
6
leerlingen en de voortgang rond hun begeleiding. In de begeleidingsvergaderingen is hij bij de bespreking van alle leerlingen en registreert de voor begeleiding relevante gegevens die hij omzet in acties. De zorgcoördinator onderhoudt zich met de ouders, verzorgers en de ambulant begeleiders van leerlingen met een persoonsgebonden financiering voor zorg en stelt met hen een handelingsplan op. Hij regelt de administratieve handelingen die van belang zijn om de gelden naar de school te laten komen1 en onderhoudt contact met het speciaal onderwijs, met name met de ambulant begeleider voor de leerling. De zorgcoördinator geeft de noodzakelijke informatie voor de begeleiding vanuit het handelingsplan door aan de docent die de leerling begeleidt. De zorgcoördinator neemt deel aan het periodiek overleg tussen de zorgcoördinatoren van Zoetermeer e.o. binnen het Icozverband, het regionaal samenwerkingsorgaan van scholen van voortgezet onderwijs. De zorgcoördinator maakt deel uit van het Zorgadviesteam dat zes keer per jaar overlegt over zorg aan leerlingen vanuit de specifieke expertise van de leden: afdelingsleiders, leerlingbegeleiders, GGD, Bureau Jeugdzorg, leerplichtzaken en (indien nodig) politie. Hij is verantwoordelijk voor de verslaglegging van de vergaderingen van het zorgteam en ziet toe op het naleven van de privacyregels. De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor het beheer van de zorgdossiers van de leerling. Een zorgdossier wordt aangelegd zodra de begeleiding in de sfeer komt van vertrouwelijkheid conform de privacyregels, die zijn gesteld voor gegevens van psychosociale aard. De zorgcoördinator neemt het administratieve en organisatorische deel voor zijn rekening van de testen op dyslexie die in de beginmaand van het eerste leerjaar worden gestart met een onderzoek bij alle leerlingen en een vervolg krijgt voor geselecteerde leerlingen in een specifiek onderzoek door een orthopedagoog. De zorgcoördinator onderhoudt contact met de (externe) remediërend docent over de begeleiding van leerlingen op dit gebied. De zorgcoördinator onderhoudt contacten met de GGD, Bureau Jeugdzorg, Jutters, AMK, politie, reclassering en andere externe instanties die zich met jeugdzorg bezighouden voor zover het gaat om informatie over en weer betreffende leerlingen. De zorgcoördinator stelt (in overleg) onderwijskundige rapporten op ten behoeve van een indicatiestelling voor een leerlinggebonden financiering voor gerichte zorg, de weg naar de Time-Outvoorziening of naar het project Op de Rails. Hij onderhoudt met de instanties de contacten; Commissie voor Indicatiestelling (binnen Regionaal Expertise Centrum), Time-Out en Pleysierschool. De zorgcoördinator stelt aan de hand van de zorggegevens uit onderwijskundige rapporten of anderszins de punten op die van belang zijn voor begeleiding en verstrekt deze aan de vakdocenten. Hij treedt in overleg met de decaan wanneer een zorgleerling vanuit het voortgezet onderwijs naar het Picasso Lyceum overstapt. 1.2.4 de begeleider van de pgf-leerling De leerling met een persoonsgebonden financiering voor zorg heeft naast een ambulant begeleider van het speciaal onderwijs een begeleider op school die met zijn ouders/verzorgers contacten onderhoudt. Hij stelt met de ambulant begeleider en de ouders/verzorgers en leerling aan de hand van het handelingsplan een begeleidingsplan op met daarin haalbare doelen die periodiek geëvalueerd worden. Daarna wordt steeds een nieuw begeleidingsplan opgesteld. 1.2.5 de vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon ziet toe op het naleven van de omgangsvormen op een dusdanige wijze dat van discriminatie, pesten en andere vormen van intimidatie, waaronder seksuele, geen sprake is. De vertrouwenspersoon heeft daarin een preventieve rol. Hij is verantwoordelijk voor het naleven van het pestprotocol en voor het uit zijn taak voortvloeiende gedeelte van schoolveiligheid.
1
wel op de vmbo-tl-afdeling, niet op de havo/vwo-afdeling zorgplan
7
De leerling stapt op de vertrouwenspersoon af wanneer hij zich door een medeleerling, een docent of medewerker van de school (seksueel) geïntimideerd voelt; gepest voelt; gediscrimineerd voelt. De vertrouwenspersoon zorgt voor de afhandeling van de klacht van de leerling (of ouders/verzorgers) volgens het daarvoor geldende protocol. 1.2.6 de afdelingsleider Begeleiding van leerlingen vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de afdelingsleider. Hij overlegt zonodig met de betreffende zorgcoördinator en leerlingbegeleiders over de leerlingen die onder zijn directe verantwoordelijkheid vallen over het opzetten van begeleiding en over de voortgang van reeds opgezette begeleiding. De afdelingsleider maakt deel uit van het zorgadviesteam. Taakverdeling 2009-2010 afdelingsleider
zorgcoördinator
leerlingbegeleider
zorgplan
8
vertrouwenspersoon
decaan
1.3. Specialismen van leerlingbegeleiding buiten school 1.3.1 de orthopedagoog De orthopedagoog wordt ingeschakeld wanneer er een onderzoek naar leervermogens gewenst is. Specifieke aandacht gaat uit naar dyslexie. In het begin van leerjaar 1 worden leerlingen geselecteerd door middel van toetsuitslagen om een nader onderzoek te doen op dyslexie. Dat vindt op school plaats. 1.3.2 de remediërende leraar De leerling die een manco heeft op elementaire studie- of leervaardigheden kan met de hulp van de remediërende leraar achterstand of tekort wegwerken. Specifieke hulp is er voor de dyslectische leerling. 1.3.3 de schoolmaatschappelijk werker De leerling die psychosociale problemen ondervindt en de weg zoekt van professionele hulpverlening kan terecht bij de schoolmaatschappelijk werker die wekelijks op school is. Het gaat hierbij om problematiek die niet door de zogeheten geïndiceerde zorg wordt behandeld. 1.3.4 jeugdzorg en trainingen 1.3.4.1 GGD De GGD doet jaarlijks onderzoek onder leerlingen van leerjaar 2. Het gaat om het opsporen van specifieke problematiek bij de leerling, die mogelijke begeleiding binnen of buiten school wenselijk maakt. 1.3.4.2 Bureau Jeugdzorg Een medewerker van Bureau Jeugdzorg indiceert de leerling die daarom vraagt, zodat zorg op maat voor hem beschikbaar komt. Toeleiding vindt vervolgens plaats naar de aangewezen professionele hulpverlening. 1.3.4.3 Jeugdformaat met trainingen op maat Bureau Jeugdzorg indiceert voor de trainingen van Jeugdformaat. De leerling leert binnen groepsverband om te gaan met agressie, leert sociaal vaardiger te worden of assertief gedrag te ontwikkelen. Er zijn ook trainingen in het leren omgaan met faalangst. De trainingen vinden op een school in Zoetermeer plaats onder lestijd. 1.3.4.4 faalangstreductietraining Een training bestaande uit twaalf bijeenkomsten op school voor leerlingen van het eerste leerjaar om te leren omgaan met gevoelens van faalangst, die belemmerend werken op prestaties of op welbevinden, vindt –indien praktisch haalbaar- op school. Deze training vindt plaats onder schooltijd en wordt gegeven door een leerlingbegeleider. De zorgcoördinator verwijst leerlingen naar deze training of naar een training van externe begeleiders, al dan niet op school. De leerling met faalangst kan ook buiten school terecht voor het leren omgaan met faalangst —Jeugdformaat heeft eveneens trainingen. 1.3.5 Kwadraad met sociale vaardigheidstrainingen Maatschappelijk werk Kwadraad verzorgt buiten schooltijd trainingen in het opdoen van sociale vaardigheden voor leerlingen. De aanmelding kan zonder indicering van Bureau Jeugdzorg. De zorgcoördinator regelt de aanmelding. Kwadraad neemt vervolgens met de leerling en de ouders/verzorgers contact op. 1.3.6 leerplichtambtenaar De leerplichtambtenaar ziet toe op het naleven van de wet op het volgen van onderwijs. Het beleid is erop gericht leerlingen adequaat onderwijs te laten blijven volgen en voortijdig uitval te voorkomen. De afdelingsleider houdt contact met de leerplichtambtenaar over verzuimregistratie. De zorgcoördinator onderhoudt het contact voor zover het gaat om specifieke, binnen het
zorgplan
9
zorgadviesteam afgestemde zorg voor de leerling. Een vaste leerplichtambtenaar van de gemeente Zoetermeer maakt deel uit van het zorgadviesteam. 1.3.7 ambulant begeleider De ambulant begeleider is verbonden aan een school voor speciaal onderwijs. Hij is verantwoordelijk voor de goede voortgang in de begeleiding van leerlingen met een persoonsgebonden financieringsregeling voor zorg. Vanuit zijn specialisme brengt hij expertise in de school omtrent het omgaan met de aan hem toevertrouwde leerling en diens beperking. In een begeleidingsvergadering licht hij vakdocenten voor en stelt hij door hen ervaren problemen met de leerling aan de orde. In een periodiek overleg met de leerling en zijn ouders/verzorgers en in overleg met de docent binnen school die de leerling begeleidt, stelt hij het begeleidingsplan op met haalbare doelen, die worden geëvalueerd alvorens een nieuw begeleidingsplan volgt. 1.3.8 schoolagent De politie waakt over een veilig schoolklimaat op een niet in het oog lopende manier. Wanneer er sprake is van een strafbaar feit dat binnen school plaatsvindt tussen leerlingen of bij een leerling kan de afdelingsleider besluiten de schoolagent in te schakelen. De schoolagent kan op verzoek van het zorgadviesteam deelnemen aan het overleg wanneer de zorg omtrent een leerling aan de orde komt, die bij de politie een dossier heeft. 1.3.9 Time-Out De gezamenlijke scholen voor voortgezet onderwijs in Zoetermeer beschikken over een TimeOutvoorziening, bestemd voor de leerling van wie het gedrag dusdanig is dat het niet passend is binnen een groep. Voor een periode van maximaal dertien weken werkt de leerling in een kleinschalige opzet met andere leerlingen aan zijn gedrag met hulp van deskundigen. Daarna komt hij terug op school. De zorgcoördinator meldt de leerling aan bij de Time-Out en stelt daartoe een onderwijskundig verslag op. De coördinator van de Time-Out neemt een besluit over toelating. 1.3.10 Regionaal Expertisecentrum De ouders van een leerling die over een indicatie wil beschikken voor gerichte zorg, gefinancierd vanuit een persoonsgebonden budget, richten zich tot het regionaal expertisecentrum (REC). De zorgcoördinator stelt een onderwijskundig verslag op in overleg met de ouders/verzorgers en staat hen verder terzijde in het verzorgen van de aanvraag. 1.3.11 overige professionele zorgverleners De zorgcoördinator is de eerstaangewezene om in contact te treden met mensen van de professionele zorgverlening: psychologen, artsen, maatschappelijk werkers; mensen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, de Jutters, de reclassering.
zorgplan
10
organogram leerlingbegeleiding Picasso Lyceum leerling, vakdocenten en mentor, binnenschoolse specialismen en externe specialismen
buitenste cirkel: externe specialismen overige cirkels: binnenschoolse begeleiding pijlen met punt geven eerstelijns begeleiding aan pijlen met bollen tweedelijns (via zorgcoördinator)
zorgplan
11
1.4
communicatie 1.4.1 zorgadviesteams Het zorgadviesteam (ZAT) overlegt over zorg aan leerlingen die ingebracht worden door een van de leden van het team. De mentor kan via de zorgcoördinator een zorgvraag voor een leerling inbrengen. Het ZAT vergadert om de zes weken of indien een situatie dat nodig maakt, ad hoc.
Er zijn twee zorgadviesteams op het Picasso Lyceum, een voor de leerlingen op het vmbo:vmbo-tl en een voor de leerlingen op havo/vwo. Zorg Advies Team extern
intern
vmbo-t
schooljaar
medewerker Bureau Jeugdzorg Haaglanden medewerker GGD Haaglanden leerplichtambtenaar Zoetermeer politie (op verzoek) betrokkene voor specifieke leerling: ambulant begeleider, medewerker Time-Out, ouder/verzorger afdelingsleider betreffende leerja(a)r(en) leerlingbegeleiders zorgcoördinator
Zorg Advies Team extern
intern
havo, vwo
schooljaar
medewerker Bureau Jeugdzorg Haaglanden medewerker GGD Haaglanden leerplichtambtenaar Zoetermeer politie (op verzoek) betrokkene voor specifieke leerling: ambulant begeleider, medewerker Time-Out, ouder/verzorger afdelingsleider betreffende leerja(a)r(en) leerlingbegeleider vertrouwenspersoon zorgcoördinator De zorgcoördinator maakt het verslag van het overleg. De verslagen worden in de kast bij de zorgdossiers bewaard. In het leerlingdossier komt een aantekening dat betreffende leerling in het ZAT is besproken. In het verslag worden actiepunten geformuleerd, gekoppeld aan begeleiders. Het verslag volgt daarom snel op de vergadering. In de verslaglegging wordt de privacy van de leerling gerespecteerd. Er staan namen noch geboortedata in. Ouders worden altijd op de hoogte gesteld wanneer hun kind in het ZAT besproken wordt. De ouders of verzorgers geven hiervoor hun toestemming. De begeleider die de zorgvraag voor het ZAT formuleert regelt een en ander met de ouders/verzorgers. De ouders worden door dezelfde begeleider op de hoogte gebracht van het zorgadvies van het ZAT. Wanneer er sprake is van een advies voor externe professionele hulpverlening dienen ouders daar zelf mee aan de slag te gaan, waarbij de zorgcoördinator hen terzijde staat.
zorgplan
12
1.4.2 overleg tussen zorgcoördinatoren De zorgcoördinatoren van de afdelingen vmbo-tl en havo/vwo bespreken wekelijks op een vast tijdstip de voortgang tussen de afdelingen en stemmen de zorg zo veel als mogelijk is op elkaar af. Een keer per veertien dagen vergaderen de leerlingbegeleiders mee in een regulier overleg. 1.4.3 overleg tussen afdelingsleider en leerlingbegeleiders/zorgcoördinatoren De afdelingsleider van de betreffende jaarlaag, de zorgcoördinator en de leerlingbegeleiders van de betreffende schoolafdeling bespreken zonodig de leerlingen en hun begeleiding. 1.4.4 begeleidingsvergadering met vakdocenten Periodiek vergaderen de vakdocenten, de zorgcoördinator en de afdelingsleider over de voortgang van de leerlingen in een bepaalde jaarlaag. In deze vergadering worden actiepunten geformuleerd voor nadere begeleiding. De mentor zit deze vergadering voor en bespreekt de actiepunten met de leerling en zijn ouders/verzorgers. Op deze vergadering is ruimte voor de inbreng van expertise van de kant van ambulante begeleiders van zorgleerlingen —het gaat daarbij om tweerichtingsverkeer, de docenten krijgen adviezen van de ambulant begeleider en de ambulant begeleider verneemt waardevolle informatie die hij in het begeleidingsplan verwerkt. 1.4.5 overleg decaan-zorgcoördinator-afdelingsleider Bij de aanname van leerlingen vanuit het voortgezet onderwijs treedt de decaan die daarvoor verantwoordelijk is in contact met de afdelingsleider en de zorgcoördinator zodra blijkt dat sprake is van een zorgleerling. 1.4.6 Icozoverleg en PCL Scholen voor voortgezet onderwijs in Zoetermeer en omstreken werken samen op het gebied van leerlingbegeleiding. De zorgcoördinatoren vergaderen over zaken die voor de begeleiding van belang zijn en blijven op de hoogte van de jongste ontwikkelingen. Door de Icoz is het mogelijk voor specifieke leerproblematiek gelden voor tijdelijke begeleiding te verkrijgen. De aanvraag geschiedt via de Permanente Commissie voor Leerlingbegeleiding. De Icoz zet zich in voor het verspreiden van kennis en het opdoen van vaardigheden met betrekking tot leerlingbegeleiding onder meer door middel van trainingen. Verder is er de Time-Outvoorziening en is er een eigen expertisecentrum in ontwikkeling.
zorgplan
13
1.5
instrumentaria 1.5.1 onderwijskundig rapport primair onderwijs Bij de aanmelding van de leerling vanuit het primair onderwijs worden begeleidingsgegevens verstrekt. De zorgcoördinator verkent deze gegevens van alle leerlingen en maakt er een lijst van begeleidingsgegevens uit op, die als vertrekpunt geldt voor de begeleiding op het Picasso Lyceum. De mentor leest alle gegevens van de aan zijn zorg toevertrouwde leerlingen om op de hoogte te zijn van wat bij zijn mentorleerlingen speelt. 1.5.1.1 onderzoeksmateriaal dyslexie In de eerste maand van leerjaar 1 leggen alle leerlingen een onderzoek af waarin signalen worden opgespoord rond het vóórkomen van dyslexie. Het gaat om een dictee, een begrijpend lezentest en een schrijftempotoets. 1.5.1.2 de schoolvragenlijst In de week voor de herfstvakantie leggen de leerlingen uit leerjaar 1 de Schoolvragenlijst af. Aan de hand van de uitkomsten bepaalt de mentor of een gesprek met de leerling nodig is en uit deze gesprekken kan nadere begeleiding volgen. 1.5.2 overzicht leerlingen en hun begeleiding Het overzicht van de zorgcoördinator met begeleidingsgegevens van de nieuwe leerlingen (uit alle leerjaren) wordt aan begin van het nieuwe schooljaar uitgebracht. Alle relevante zaken van begeleiding staan erin vermeld en lichamelijke zaken waar docenten en conciërges mee op de hoogte dienen te zijn. Zo veel als mogelijk staan er richtlijnen in hoe te handelen. 1.5.3. leerlingdossier Alle gegevens van de leerlingen worden bewaard in het leerlingdossier. Het leerlingdossier is toegankelijk voor de mentor, de aan de leerling lesgevende docenten, de afdelingsleider, zorgcoördinator en leerlingbegeleider. Wanneer een leerling in het Zorgadviesteam besproken wordt (of is) is dat met een inlegblad in het leerlingdossier kenbaar gemaakt. Dat geldt eveneens wanneer de leerling naast het leerlingdossier over een zorgdossier beschikt. 1.5.4 zorgdossier Wanneer er over de leerling gegevens van psychosociale aard, zoals testrapporten, persoonlijkheidsonderzoeken, intelligentieonderzoeken, orthopedagogische onderzoeken, worden aangereikt, worden die in een zorgdossier opgeslagen. In het leerlingdossier is dan een inlegvel gestoken met daarop vermeld dat er van de leerling ook een zorgdossier bestaat. De afdelingsleider, leerlingbegeleider en zorgcoördinator hebben toegang tot het zorgdossier. Om de privacy van iedereen te waarborgen leidt het tot aanbeveling gegevens over delicate kwesties en de correspondentie, respectievelijk verslaglegging hiervan in het zorgdossier van een leerling op te slaan. Gegevens uit gesprekken en verdere handelingen van de vertrouwenspersoon worden in het zorgdossier opgeslagen. Na verloop van vijf jaar na het verlaten van de school door de leerling worden zijn gegevens uit het zorgdossier vernietigd. Ook de verslaglegging van het zorgadviesteam is inventaris van het zorgdossier. 1.5.5 Magister: elektronisch leerlingvolgsysteem Gegevens van leerlingen die niet tot het zorgdossier worden gerekend worden met inachtneming van prudentie in het elektronisch leerlingvolgsysteem opgeslagen. Het is een instrument waarmee bij uitstek de communicatie plaatsvindt tussen vakdocenten en mentor (vice versa) omtrent de voortgang van de leerling. Het logboek is daar voor. Begeleidingsplannen staan er geformuleerd en andere punten van actie. De zorgcoördinator en de afdelingsleider hebben een overzicht over de begeleidingsactiviteiten van de leerlingen en kunnen dat in hun werkzaamheden opnemen.
zorgplan
14
2
zorgadviesteam en beheer zorggegevens
zorgplan
15
Hoofdstuk 2 Zorgadviesteam en beheer zorggegevens Zoetermeers protocol privacy bij beheer zorggegevens en Zorgadviesteamoverleg (Icoz) 2.1 Doelstellingen dossiervorming leerlingen Elke school kent een leerlingdossier. De doelstelling van het dossier is het vastleggen van didactische, psychologische en pedagogische informatie ten behoeve van de optimale begeleiding van de leerling Het leerlingdossier bestaat uit: een algemeen deel waarin opgenomen: algemene gegevens betreffende de leerling zoals genoemd in artikel 19 van het Vrijstellingenbesluit Wbp (zie 3.4) uitgezonderd de gegevens ‘die noodzakelijk zijn met het oog op de gezondheid of het welzijn van de betrokkene’ (artikel 19, lid 3 e) het zorgdossier waarin opgenomen: de gegevens ‘die noodzakelijk zijn met het oog op de gezondheid of het welzijn van de betrokkene’ (artikel 19, lid 3 e) (met andere woorden: psychologische, pedagogische en maatschappelijke gegevens over de leerling voor zover deze betrekking hebben op het functioneren van de leerling in de onderwijsinstelling en noodzakelijk zijn voor een optimale begeleiding de verslagen van de besprekingen in het Zorgadviesteam/het zorgoverleg indien dit is opgesteld, het handelingsplan van de leerling. 2.2 Regels rond het zorgoverleg 2.2.1 Informatieverstrekking en toestemming - Ouder(s) en leerlingen worden bij de aanmelding via de schoolgids op de hoogte gebracht van de zorgstructuur van de school en in het bijzonder van de mogelijkheid dat de leerling besproken kan worden in het ZAT/ het zorgoverleg, waarin externe deskundigen betrokken zijn, te weten: o een leerplichtambtenaar/ RMC casemanager van de gemeente Zoetermeer o een schoolmaatschappelijk werker van het Bureau Jeugdzorg o een jeugdarts of schoolverpleegkundige van de GGD - schriftelijk toestemming tot bespreking van de leerling in het Zorgadviesteam/ het zorgoverleg, indien de school daartoe aanleiding ziet, wordt bij aanmelding van de leerling gegeven door: o door de ouder(s) indien de leerling jonger is dan 16 jaar; o door de ouder(s) én de leerling indien de leerling ouder is dan 16 jaar; o door de leerling, indien deze ouder is dan 18 jaar. - Als daadwerkelijke bespreking plaatsvindt in het zorgoverleg, worden ouder(s) en leerling hiervan op de hoogte gesteld. - De bespreking in het Zorgadviesteam/het zorgoverleg is consultatief van aard. Indien op grond van de bespreking doorverwijzing of behandeling plaatsvindt door een van de externe leden, dan zal hiervoor aan de ouders toestemming gevraagd worden2. - Indien er zwaarwegende redenen zijn om ouders en/of leerlingen niet in te lichten over de bespreking in het Zorgadviesteam/ het zorgoverleg, neemt de directeur van de school de beslissing af te wijken van de voorgaande regel. 2.2.2 Het inbrengen van gegevens De deelnemers aan het overleg brengen alleen gegevens over de leerling in voor zover die relevant zijn voor de vraagstelling die ingebracht is.
2
Met betrekking tot een leerling die voor bespreking in de Zorgadviesteam/het zorgoverleg wordt aangemeld, bestaat handelingsverlegenheid van de school. In het zorgoverleg worden de externe deskundigen geconsulteerd. Indien uit de bespreking blijkt dat behandeling door of verwijzing naar een van de externe leden of andere (hulpverlening)instellingen wenselijk is, zal de school de ouders informeren en toestemming vragen informatie uit het leerlingdossier van de school over te dragen voor gebruik ten behoeve van de doorverwijzing. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan de indicatiestelling bij Bureau Jeugdzorg of verwijzing naar de GGD.
zorgplan
16
2.2.3 Verslaglegging De school maakt een verslag van de bespreking en stelt de ouders/ leerling op de hoogte van het besprokene. De mentor krijgt van de voorzitter van het zorgoverleg een mondeling verslag van het zorgoverleg. De voorzitter zorgt ervoor dat het verslag van de bespreking verspreid wordt onder de deelnemers. De deelnemers dragen ieder voor zich zorg voor vernietiging van het verslag zodra de leerling niet meer besproken wordt in het Zorgadviesteam/ het zorgoverleg. De voorzitter draagt zorg voor opname van het verslag in het leerlingdossier. 2.3 Recht op inzage van het verslag en regels ten aanzien van het bewaren van het verslag Het leerlingdossier wordt bewaard op een afgesloten plaats. De school draagt er zorg voor dat in het leerlingdossier een onderscheid wordt gemaakt in gegevens betreffende algemene informatie en de didactische ontwikkeling van de leerling en het zogenaamde zorgdeel van het leerlingdossier waarin gegevens opgeslagen worden betreffende maatschappelijke omstandigheden, de sociaal-emotionele en psychologische ontwikkeling, medische gegevens voor zover noodzakelijk voor de begeleiding alsmede de verslagen van de besprekingen in het Zorgadviesteam/ het zorgoverleg. Het zorgdeel van het leerlingdossier is uitsluitend ter inzage van de directeur en daartoe door de directeur van de school gemachtigde personeelsleden, zijnde: de voorzitter van het Zorgadviesteam/ het zorgoverleg de coördinator die verantwoordelijk is voor de afdeling waar de leerling onderwijs volgt 3. De leerlingen en hun wettelijke vertegenwoordigers hebben op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens recht op inzage van het dossier en de verslagen van de bespreking in het Zorgadviesteam/ het zorgoverleg. De jeugdarts/ schoolverpleegkundige, de leerplichtambtenaar/ RMC-casemanager en de schoolmaatschappelijk werker van Bureau Jeugdzorg kunnen het verslag opnemen in hun dossier als dat voor de uitoefening van hun functie noodzakelijk is. Zij hanteren daarbij de regels rond privacy die gelden voor de instelling waarvoor zij werkzaam zijn. Het leerlingdossier van een leerling wordt bewaard tot vijf jaar nadat de leerling de school heeft verlaten. De schoolleiding draagt zorg voor vernietiging van het dossier na afloop van de bewaartermijn.
2.4
Privacyreglement betreffende de vastlegging en het gebruik van leerlingengegevens ten behoeve van begeleiding van leerlingen van het Picasso Lyceum 2.4.1
Artikel 1 Begripsbepalingen
Dit reglement verstaat onder: betrokkene de persoon zoals bedoeld in artikel 4 over wie de verwerking gegevens bevat. verantwoordelijke het bevoegd gezag van Stichting Voortgezet Onderwijs Zoetermeer Zorgadviesteam/zorgoverleg de interne commissie leerlingenzorg / zorgoverleg van het Picasso Lyceum (zie onder 1.4.0); PCL de Permanente Commissie Leerlingenzorg van Regionaal Samenwerkingsverband VO – SVO Zoetermeer e.o. 34.4; RVC de Regionale Verwijzingscommissie;
3
De mentor van de leerling heeft in principe geen inzagerecht, omdat het voor de uitoefening van zijn functie niet noodzakelijk is dat hij beschikt over alle informatie van een leerling die in het leerlingdossier aanwezig is. De zorgcoördinator of de afdelingsleider kan de mentor wel infomeren aan de hand van het dossier en de mentor kan naar aanleiding daarvan wel werkaantekeningen maken over de leerling.
zorgplan
17
persoonsgegevens persoon; verwerking
2.4.2
gegevens die herleidbaar zijn tot een individuele natuurlijke het geautomatiseerde of fysieke systeem of de combinatie daarvan dat door het Picasso Lyceum wordt aangehouden, waarin persoonsgegevens zijn opgenomen van de personen zoals bedoeld in artikel 4.
Artikel 2 Doel van de verwerking
De verwerking heeft ten doel te dienen als bron van informatie: a. ten behoeve van een optimale begeleiding van leerlingen./studenten in het behalen van de doelstellingen van de school; b. ten behoeve het Zorgadviesteam/ het zorgoverleg in haar advisering omtrent de wijze waarop specifieke zorg en begeleiding van bij haar ingebrachte leerlingen/studenten plaats dient te vinden; c. ten behoeve van aanmelding bij de RVC indien een beschikking aangevraagd wordt voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs d. ten behoeve van aanmelding bij de PCL indien een beroep wordt gedaan op zorg op grond van het zorgbudget van het Regionaal Samenwerkingsverband VO – SVO; e. ten behoeve van aanmelding bij de PCL ten behoeve van toelaatbaarheid tot leerwegondersteunend onderwijs, terwijl een beschikking praktijkonderwijs door de RVC is afgegeven. (artikel 7, lid 3 Regeling regionale verwijzingscommissies en zorgbudget voortgezet onderwijs 2002 – 2003); f. ten behoeve van aanvragen bij de PCL betreffende eventueel overige advisering aan de school ten behoeve van de te bieden zorg aan een leerling. 2.4.3
Artikel 3 Verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke
De verantwoordelijke van de verwerking is verantwoordelijk voor de verwerking overeenkomstig de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens, de daarop gebaseerde Koninklijke Besluiten en dit reglement. De verantwoordelijke treft daartoe de nodige voorzieningen, waaronder in elk geval zodanige opslag van gegevens dat deze niet voor onbevoegden toegankelijk zijn.
2.4.4
Artikel 4 Categorieën van personen in de verwerking
In de verwerking worden uitsluitend gegevens opgenomen over: 1. personen die als leerling/student zijn ingeschreven bij het Picasso Lyceum; 2. familieleden of andere personen uit de omgeving van deze leerling/student, voor zover die gegevens in redelijkheid relevant zijn te achten voor een optimale begeleiding van de leerling/student in het behalen van de doelstelling van de school/opleiding.
2.4.5 1.
2.
Artikel 5 Opname van gegevens Over de personen, zoals bedoeld in artikel 4, kunnen uitsluitend gegevens worden opgenomen voor zover verstrekt door de betrokkene, diens wettelijk vertegenwoordiger, personeel van de school, bevoegde overheidsorganen, deskundigen of deskundige instanties. Andere dan de in de eerste volzin bedoelde gegevens kunnen worden opgenomen indien de betrokkene of zijn wettelijk vertegenwoordiger daarmee instemt en voor zover dat tevens noodzakelijk is voor de doelstellingen van de verwerking. In alle gevallen worden in de verwerking uitsluitend gegevens opgenomen die dienstig kunnen zijn ter verwezenlijking van het doel van de verwerking.
zorgplan
18
3.
2.4.6
De verantwoordelijke doet mededeling aan de betrokkene welke persoonsgegevens ten behoeve van de inschrijving zijn geregistreerd. Artikel 6 Verwijdering van gegevens
De gegevens bedoeld in artikel 5 worden uit de verwerking verwijderd indien uiterlijk vijf jaar nadat de leerling de school/opleiding heeft verlaten.
2.4.7
Artikel 7 Inzagerecht betrokkene
1.
Tijdens het verblijf van de leerling/ student op de school/opleiding worden alle in de verwerking vastgelegde gegevens betreffende de leerling en andere in artikel 4 lid 2 genoemde personen ter inzage gesteld van de leerling/student of zijn wettelijk vertegenwoordiger 2. Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering voor zover zwaarwegende belangen betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene zich tegen beschikbaarstelling verzetten. 3. Indien een betrokkene daarom schriftelijk verzoekt, stelt de verantwoordelijke de verzoeker binnen een maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk een volledig overzicht van de hem betreffende persoonsgegevens ter beschikking met inlichtingen over de herkomst daarvan. 4. Indien een gewichtig belang van de verzoeker dit eist, voldoet de verantwoordelijke aan een verzoek zoals bedoeld in het vorige lid in een andere dan schriftelijke vorm, die aan dat belang is aangepast. 5. De verantwoordelijke kan weigeren aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, te voldoen, voor zover dit noodzakelijk is op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van aanwijzingen gegeven door een daartoe bevoegd overheidsgezag. 6. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing als het geregistreerde gegevens betreft ten aanzien van een optimale begeleiding van een ingeschreven leerling in het behalen van de doelstelling van de school/opleiding.
2.4.8 1. 2. 3.
4. 5. 6.
Artikel 8 Correctie van onvolledige of onjuiste gegevens Verzoeken om verbetering, verwijdering of aanvulling van de in de verwerking opgenomen gegevens worden schriftelijk ingediend door degene op wie de desbetreffende gegevens persoonlijk betrekking hebben of zijn gemachtigde. Gemachtigden dienen een schriftelijke machtiging over te leggen. De indiener van het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt, na beslissing door of namens de verantwoordelijke, binnen 28 kalenderdagen na de datum van indiening van het verzoek schriftelijk medegedeeld of, en zo ja welke, verbetering, verwijdering of aanvulling heeft plaatsgevonden. Indien blijkt dat bepaalde gegevens onjuist zijn of ten onrechte in de verwerking zijn opgenomen, vindt binnen 28 kalenderdagen na de datum van indiening van het verzoek verbetering of verwijdering van die gegevens plaats. Indien blijkt dat bepaalde gegevens ten onrechte in de verwerking ontbreken, vindt binnen 30 kalenderdagen na de datum van indiening van het verzoek aanvulling van opgenoemde gegevens plaats. De op basis van dit artikel uit de verwerking verwijderde gegevens worden onmiddellijk vernietigd, onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke. De bij een aanmeldingsprocedure betrokken partijen worden hiervan schriftelijk in kennis gesteld.
zorgplan
19
2.4.9 Artikel 9 Toegang tot de verwerking De verantwoordelijke van de verwerking verleent uitsluitend toegang tot de in de verwerking opgenomen gegevens aan: a. docenten, mentoren en administratief personeel, voor zover het in de verwerking opgenomen gegevens betreft die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun taken ten behoeve van het geven van het onderwijs, dan wel het geven van studieadviezen; b. coördinatoren/afdelingsleiders/counselors c. leden van het Zorgadviesteam, voor zover zij de gegevens nodig hebben ten behoeve van de begeleiding van de leerling/student in de school. d. De verantwoordelijke kan aan de overige leden van het Zorgadviesteam toegang verlenen tot de in de verwerking opgenomen gegevens in overleg met de voorzitter van het Zorgadviesteam. e. De verantwoordelijke kan eveneens rechtstreekse toegang verlenen tot de in de verwerking opgenomen gegevens aan degene aan wie krachtens wettelijk voorschrift deze toegang dient te worden verleend, echter niet dan na deugdelijke legitimatie. 2.4.10 1.
2.
3. 2.4.11
Artikel 10 Verstrekking van gegevens aan derden De verantwoordelijke kan gegevens uit de verwerking waaraan informatie over individuele identificeerbare personen kan worden ontleend aan anderen dan de in artikel 7 en artikel 9 bedoelde personen en instanties uitsluitend verstrekken indien en voor zover: a. de verantwoordelijke daartoe op grond van enige wettelijke bepaling verplicht is, of b. de betrokkene op wie de te verstrekken gegevens betrekking heeft daarmee ondubbelzinnig heeft ingestemd blijkens een schriftelijke machtiging. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden op grond van een daartoe strekkend schriftelijk verzoek eerst verstrekt na deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker. Van de verstrekking van gegevens als bedoeld in het eerste lid houdt de verantwoordelijke deugdelijk aantekening. Artikel 11 Mededeling van verstrekking
De verantwoordelijke deelt de betrokkene op diens verzoek schriftelijk binnen een maand mede of gegevens over hem in het jaar voorafgaande aan het verzoek uit de verwerking aan derden zijn verstrekt.
2.5
Artikel 19 Vrijstellingenbesluit Wbp 1. Artikel 27 van de wet is niet van toepassing op verwerkingen van instellingen voor onderwijs betreffende hun leerlingen, deelnemers of studenten, voor zover deze verwerkingen voldoen aan de in dit artikel vermelde eisen. 2. De verwerking geschiedt slechts voor: a. de organisatie of het geven van het onderwijs, de begeleiding van leerlingen, deelnemers of studenten, dan wel het geven van studieadviezen; b. het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; c. het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, school- en lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten, waaronder begrepen het in handen van derden stellen van vorderingen; zorgplan
20
d. het behandelen van geschillen en het doen uitoefenen van accountantscontrole; e. de uitvoering of toepassing van een andere wet. 3. Geen andere persoonsgegevens worden verwerkt dan: a. naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens, alsmede bank- en girorekeningnummer van de betrokkene; b. een administratienummer dat geen andere informatie bevat dan bedoeld onder a; c. nationaliteit en geboorteplaats; d. gegevens als bedoeld onder a, van de ouders, voogden of verzorgers van leerlingen, deelnemers of studenten; e. gegevens die noodzakelijk zijn met het oog op de gezondheid of het welzijn van de betrokkene; f. gegevens betreffende de godsdienst of levensovertuiging van de betrokkene, voor zover die noodzakelijk zijn voor het onderwijs; g. gegevens betreffende de aard en het verloop van het onderwijs, alsmede de behaalde studieresultaten; h. gegevens met het oog op de organisatie van het onderwijs en het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; i. gegevens met het oog op het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, schoolen lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten; j. andere dan de onder a tot en met i bedoelde gegevens waarvan de verwerking wordt vereist ingevolge of noodzakelijk is met het oog op de toepassing van een andere wet. 4. De persoonsgegevens worden slechts verstrekt aan: a. degenen, waaronder begrepen derden, die leiding geven aan of belast zijn met de in het tweede lid bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken; b. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8, onder a, c en d, of artikel 9, derde lid, van de wet; c. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8, onder e en f, van de wet, voor zover het slechts gegevens betreft als bedoeld in het derde lid, onder a, en nadat het voornemen daartoe aan de betrokkene of diens wettelijk vertegenwoordiger is medegedeeld en deze gedurende een redelijke termijn in de gelegenheid is geweest het recht als bedoeld in artikel 40 of 41 van de wet uit te oefenen. 5. De persoonsgegevens worden verwijderd uiterlijk twee jaren nadat de studie is beëindigd, tenzij de persoonsgegevens noodzakelijk zijn ter voldoening aan een wettelijke bewaarplicht.
zorgplan
21
zorgplan
22
3
protocol dyslexie
zorgplan
23
Hoofdstuk 3 Protocol dyslexie 3.1 omschrijving Definitie dyslexie, zoals gehanteerd door de Stichting Dyslexie Nederland. Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen in de automatisering van de woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen). Kenmerken: Dyslexie is niet te verhelpen, het is veel meer dan alleen het omdraaien van letters: Dyslectische leerlingen kunnen problemen hebben met: - woordherkenning (technisch lezen) - het onthouden van woordbeelden (spelling) - het onthouden van losse gegevens (jaartallen, rijtjes, woordjes, muzieknoten, topografische namen, formules) - twee dingen tegelijk doen, b.v. schrijven en luisteren. - mondeling formuleren. - de uitspraak in vreemde talen (ze proberen door een fonetische uitspraak de spelling te onthouden) - het herkennen van verschillen tussen de klanken in woorden. - concentratie: ze kunnen zich niet afsluiten van zaken die niet belangrijk zijn, ze merken veel (storingen) in de omgeving op. Deze moeilijkheden kunnen consequenties hebben voor vrijwel alle vakken; vooral die waarbij er veel informatie uit teksten moet worden verworven (zaakvakken, wiskunde, talen) 3.2 Beleid Picasso Lyceum Doel is om dit protocol te laten gelden voor de gehele school, het protocol is een beleidsstuk op zich. Zo gaan wij op het Picasso Lyceum om met dyslexie. Zie hieronder voor een verdere uitwerking van dit beleid. Beleid Algemeen Door de afspraken die wij op het Picasso Lyceum met elkaar hebben gemaakt houden we rekening met dyslectische leerlingen. De leerlingbegeleiders zijn daarnaast beschikbaar om dyslectische leerlingen adviezen en hulp op ad hoc basis te geven. Te allen tijde is een dyslexieverklaring voorwaarde om in aanmerking te komen voor de in dit protocol genoemde faciliteiten. Wanneer er vermoedens van dyslexie bestaan en de leerling verder getest moet worden, dan krijgt deze leerling op voorhand ook recht op de faciliteiten, die gelden voor dyslectische leerlingen, zoals die hieronder nader worden uiteengezet. Mocht dan blijken dat deze leerling dyslectisch is dan behoudt hij/zij deze rechten. Vaak is het daarnaast nodig dat een dyslectische leerling individuele begeleiding krijgt van een externe deskundige. De rapportage van het dyslexieonderzoek geeft aan op welke gebieden een deskundige hulp kan bieden. Er zijn binnen onze school geen mogelijkheden om leerlingen individueel remedial teaching te bieden. Ouders zullen een remedial teacher buiten school moeten inschakelen. De leerlingbegeleiders hebben contacten met deze zogenaamde ‘derdelijns-begeleiding’. Betrokkenen Coördinerende functionaris / budgetverantwoordelijke leerlingbegeleiders Overige betrokkenen intern mentoren en vakdocenten Overige betrokkenen extern testbureau Het Picasso Lyceum heeft nauwe contacten met Aben en Pulles te Gouda en testbureau Groos in Den Haag. RT’er
zorgplan
24
Beschikbare budget en afspraken m.b.t. de besteding van het budget Er is een algemeen budget voor leerlingbegeleiding beschikbaar. De leerlingbegeleiders zijn de budgetverantwoordelijken. 3.3 Praktische uitwerking van het beleid Brugklas: hoe signaleren wij dyslexie? Wij willen de leerlingen met spel- en/of leesproblemen zo snel mogelijk opsporen en hulp bieden. Wij doorlopen daartoe in de brugklas het volgende traject: de leerlingbegeleiders onderbouw en de afdelingsleiders klas 1 bestuderen de informatie die ontvangen is bij aanmelding. De docenten Nederlands nemen in de maand september toetsen spelling en leesvaardigheid af. Deze toetsen worden nauwkeurig geanalyseerd en nabesproken met een RT-er, waar contacten mee zijn. We maken een groep van leerlingen met achterstanden en mogelijke dyslectische leerlingen. Vanaf de tweede periode bezoekt die groep een IBU-uur Nederlands per week om hulp bij spelling te krijgen zolang dat nodig is volgens de begeleidende docent. De leerlingbegeleiders doen nader onderzoek bij de leerlingen die uit de spelling– en de leesvaardigheidstoets met de meest opvallend uitslag naar voren komen. (dossieronderzoek, gesprek met leerling, gesprek met ouders, luistertest, vervolgdictees, vervolgonderzoek). Als de leerlingbegeleiders dyslexie vermoeden, wordt de ouders aangeraden het kind te laten testen op dyslexie door een daartoe bevoegd psycholoog/orthopedagoog. De kosten van het onderzoek vallen onder de AWBZ en daarom is een verwijsbriefje van de huisarts nodig. Hierboven is reeds vermeld met welke testbureaus wij als school samenwerken. In afwachting van de uitslag van dit onderzoek kan de leerling gebruik maken van de faciliteiten die gelden voor leerlingen die reeds in het bezit zijn van een dyslexieverklaring. Deze faciliteiten worden hierna in een bijlage beschreven. 3.3.1 Vrijstelling: Vrijstelling voor een vreemde taal kan door de school verleend worden binnen wettelijke kaders en aangegeven in het examenreglement. Deze optie wordt door de decaan en/of de leerlingbegeleider en/of de mentor besproken met de betreffende leerling en diens ouders/verzorgers. Als leerling en ouders/verzorgers van deze mogelijkheid gebruik willen maken, wordt dit doorgegeven aan de afdelingsleider. Deze verleent de vrijstelling en deelt dit schriftelijk mee aan de docenten en de examensecretaris. De examensecretaris registreert jaarlijks de vrijstellingen van bovenbouwleerlingen met het oog op eventuele vragen van de inspectie over onvolledige diploma’s. De leerling besteedt de vrijkomende tijd aan de andere talen. 3.3.2 Hulpmiddelen: In de protocollen dyslexie BO en VO wordt het actief inzetten van (computer)hulpmiddelen bij dyslexie sterk aan bevolen. Op dit moment beschikken wij over : 2 Leespennen 2 Daisy-spelers 2 Alpha Smart schrijfmachines 2 het computerprogramma Kurzweil 3000 Tevens is het gebruik van een laptop toegestaan. Deze dient zelf aangeschaft te worden. Leerlingen kunnen op grond van aanbevelingen in hun dyslexieverklaring dan wel op aanbeveling van de leerlingbegeleiders gebruik maken van bovenstaande hulpmiddelen.
zorgplan
25
3.4 Overig Dyslexie-strategie op het Picasso Lyceum: -
-
-
-
Zeer vroegtijdige screening en zo nodig nadere diagnostiek door deskundigen, zodat alle brugklasleerlingen die dyslectisch zijn vóór aanvang van het eerste leerjaar in het bezit zijn van een dyslexieverklaring (overleg met de basisscholen). Leerlingen met een dyslexieverklaring kunnen aanspraak maken op overheidssubsidie voor remedial teaching in het eerste leerjaar. Aanvragen daarvoor moeten al in september worden gedaan (zie regeling dyslexie voortgezet onderwijs). Een folder maken voor alle docenten over dyslexie kenmerken, consequenties voor de verschillende vakken, didactische aanpak, pedagogische klimaat (wat goed werkt voor dyslectici werkt ook goed voor de andere kinderen) etc. In deze folder staan duidelijk de schoolregels en afspraken i.v.m. dyslectische leerlingen ( zie volgende punt). Schoolbreed bindende afspraken maken over welke regels wij hanteren en welke faciliteiten wij bieden. Wij denken hierbij aan het volgende: afspraken over de beoordeling van de proefwerken, welke soorten fouten worden aangerekend en welke niet? Voor Nederlands en de moderne vreemde talen wordt gewerkt met een correctiemodel (zie bijlage). Iedere docent houdt zich aan deze afspraken. Een dyslectische leerling heeft altijd recht op een (mondelinge) herkansing. Het liefst niet meer dan één talentoets op een dag. De leerlingbegeleiders maken een lijst waarop alle leerlingen met extra faciliteiten vermeld staan. Een dyslexie “specialist” aanstellen , het liefst een bevoegd RT-er (iemand die de ontwikkelingen volgt, vraagbaak voor docenten en ouders).
De taak van deze specialist zou kunnen zijn: - Contacten leggen met een (vaste) remedial teacher, die de leerlingen individueel of in groepjes extra steun kan bieden. - De ouders van de dyslectische leerlingen met elkaar in contact brengen door het organiseren van een ouderavond per jaar, met als eerste oogmerk te profiteren van de kennis die veel ouders hebben door hun jarenlange inspanningen voor hun kind. En als ondersteuning van ouders van een kind bij wie dyslexie nog maar pas ontdekt is - Het verzamelen van informatie over: -remedial teaching -bijzondere leermiddelen (gesproken studieboeken) -laptops, leespennen, programma’s met spraakherkenning waarmee werkstukken gedicteerd kunnen worden. 3.5 Afspraken m.b.t leerlingen die een officiële dyslexie verklaring hebben die afgeven is door een deskundige: Op dit moment werken we met een lijst met leerlingen, die recht hebben op extra faciliteiten zoals extra tijd bij toetsen, vergroot werk en in sommige gevallen mondeling afnemen van toetsen bij vreemde talen. Om ons dyslexiebeleid verder te concretiseren willen we ook graag zien, dat alle docenten in hoofdlijnen op dezelfde manier omgaan met dyslectische leerlingen en hun gemaakte toetsen. Hiervoor willen wij een correctiemodel gaan gebruiken waarin afspraken vastliggen, die gelden bij het corrigeren van toetsen.. 3.5.1 Voor alle vakken geldt: 1. 2. 3. 4.
Extra tijd bij schriftelijk werk indien nodig/gewenst. Bij veel spelfouten in de talen mondeling overhoren. In andere vakken spelfouten niet meetellen, als het antwoord van de leerling herkenbaar is, wordt het goed gerekend. Schriftelijk materiaal vergroten (A3 formaat, grote letters) indien nodig/gewenst.
5.
Dictaten indien nodig/gewenst schriftelijk aanbieden.
zorgplan
26
6.
Mogelijkheden bieden om leerprestaties te verhogen bijv.gebruik computer, RTlessen, reading pen. 7. De dyslectische leerlingen niet met klasgenoten vergelijken. 8. Regelmatig werkboeken controleren op spelfouten om te voorkomen, dat de leerling het verkeerd gespelde woord gaat inprenten. 9. Indien mogelijk aparte werkruimte/apart lokaal tijdens gecoördineerde proefwerken. 10. Overzichtelijke lay-out aanbieden (Times New Roman 12 punten) Tevens wordt voor elke dyslectische leerling vergroot werk aangeleverd, zodat de leerling kan kiezen of hij/zij hier al dan niet gebruik wil maken. 11. Indien de leerling dit wenst geen voorleesbeurten in de klas, maar individueel. 12. Mondeling overhoren wanneer blijkt dat een dyslectische leerling hierdoor wel een goed resultaat zou kunnen halen. 3.5.2 Voor schoolonderzoeken/schoolexamens en het Centraal Examen geldt: 1. 2. 3. 4.
De leerling heeft recht op maximaal 30 minuten extra examentijd. Andere faciliteiten kunnen zijn: vergroot schrift, geluidsband etc. Voor verstrekking van deze faciliteiten moet er een deskundigheidsverklaring zijn van een orthopedagoog of psycholoog. Speciaal voor dyslectische leerlingen ontwikkeld toets materiaal bij het afleggen van de schoolexamens kijk/luistervaardigheid, of anders afzonderlijk afnemen op verzoek met langere pauzes etc.
3.5.3 Voor Nederlands geldt: 1. 2.
3. 4. 5. 6.
7.
Als je bij het boekverslag normaal gesproken punten aftrekt voor onvoldoende spelling, dan verminder je bij dyslectische leerlingen het aantal aftrekpunten met 50%. Bij dictees waar het om de woordspelling gaat, worden alleen fouten in de werkwoordspelling meegerekend. Je let dus alleen op de uitgang-d, -t, -dt, -te(n), de(n) en –dde(n). Bijv. verast i.p.v.verrast wordt goed gerekend, want het gaat hier om de uitgang –t na de –s en niet om de betekenis van het woord. Fouten m.b.t. letterverdraaiingen in vaste lettercombinaties (duer) worden niet fout gerekend. Fouten m.b.t. (mede)klinkerverdubbeling worden niet meegerekend (koopen,geeven). Spelling is slechts een onderdeel van het vak Nederlands, dus een dyslectische leerling kan dit onderdeel compenseren met andere onderdelen. In de bovenbouw ligt er minder nadruk op de spelling. Het overhoren van moeilijke woorden en de betekenis daarvan geschiedt mondeling, wanneer dit cijfer lager is dan 4 wordt het niet meegeteld. Leerlingen mogen ook gebruik maken van een leespen / daisyspeler om de uitspraak van de woorden te horen, wanneer ze het wel schriftelijk willen / kunnen doen. Wanneer het cijfer lager is dan een 4 wordt het niet meegetel De leerling dient zelf tenminste 1 dag voor de toets aan te geven, dat de desbetreffende toets, dan wel delen uit de toets, mondeling wordt/worden gedaan. De docent bepaalt dan het tijdstip in overleg met de leerling, indien mogelijk. mondelinge toetsing altijd na schriftelijke toetsing.
3.5.4 Voor Frans geldt: 1. Als een woord fonetisch wordt geschreven, wordt dit goed gerekend. 2. 50% van de fouten m.b.t. accenten wordt niet meegerekend. 3. Fouten m.b.t. (mede)klinkerverdubbeling worden niet meegerekend. Bijv. comencer i.p.v.commencer of sooleil i.p.v. soleil wordt niet fout gerekend. 4. Fouten m.b.t. letterverdraaiingen in vaste lettercombinaties (puor,juene) worden niet fout gerekend. 5. Let op bekende valkuilen: 1.) niet uitspreken van de laatste letters kan er toe leiden dat deze leerlingen deze letters ook niet schrijven. 2.) iek i.p.v. ique 3.) s of k i.p.v. c. 6. Als een woord door verkeerde spelling een andere betekenis krijgt, gelden de bovenstaande regels niet.
zorgplan
27
7.
De leerling dient zelf ten minste 1 dag voor de toets aan te geven, dat de betreffende toets, dan wel delen uit de toets, mondeling wordt/worden gedaan. De docent bepaalt dan het tijdstip in overleg met de leerling, indien mogelijk. Mondelinge toetsing altijd na schriftelijke toetsing.
3.5.5 Voor Engels geldt: 1. Als een woord fonetisch wordt geschreven, wordt dit goed gerekend (resieve is goed). Leerlingen mogen om de uitspraak van woorden te horen een leespen gebruiken. 2. 50% van de fouten m.b.t. accenten wordt niet meegerekend. 3. Fouten m.b.t. (mede)klinkerverdubbeling worden niet meegerekend. Bijv.: miror, flor, housses worden niet fout gerekend. 4. Fouten m.b.t. letterverdraaiingen in vaste lettercombinaties (huose) worden niet fout gerekend. 5. Let op bekende valkuilen: 1.) niet uitspreken van laatste letters kan er toe leiden dat deze leerlingen die letters ook niet schrijven. 2.) w i.p.v. wh 3.) ts i.pv. tch of ch. 6. Als een woord door verkeerde spelling een andere betekenis krijgt, gelden de bovenstaande regels niet! 7. De leerling dient zelf ten minste 1 dag voor de toets aan te geven, dat de desbetreffende toets, dan wel delen uit de toets, mondeling wordt/worden gedaan. De docent bepaalt het tijdstip in overleg met de leerling, indien mogelijk. Mondelinge toetsing altijd na schriftelijke toetsing. 3.5.6 Voor Duits geldt: 1. Als een woord fonetisch wordt geschreven, wordt dit goed gerekend. 2. 50% van de fouten m.b.t. accenten wordt niet meegerekend. 3. Fouten m.b.t. (mede)klinkerverdubbeling worden niet meegerekend. Bijv. Monaat of Monnat wordt niet fout gerekend. 4. Fouten m.b.t. letterverdraaiingen in vaste lettercombinaties (Truam) worden niet fout gerekend. 5. Let op bekende valkuilen: 1.) niet uitspreken van laatste letters kan er toe leiden dat deze leerlingen die letters ook niet schrijven. 2.) ou i.p.v. au, oi i.p.v. eu. 3.) s i.p.v.ss heist etc. 6. Als een woord door verkeerde spelling een andere betekenis krijgt, gelden de bovenstaande regels niet! 7. De leerling dient zelf ten minste 1 dag voor de toets aan te geven, dat de desbetreffende toets, dan wel delen uit de toets, mondeling wordt/worden gedaan. De docent bepaalt het tijdstip in overleg met de leerling, indien mogelijk Mondelinge toetsing altijd na schriftelijke toetsing.
3.6 Vrijstellingen Inleiding De wet- en regelgeving van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) kent voorschriften voor álle schoolsoorten en daarboven regelingen voor specifieke schoolsoorten. Voor die laatste zijn de cognitieve niveaus bij de onderscheiden schoolsoorten doorslaggevend. De regelingen voor VMBO, HAVO en VWO verschillen dus. HAVO en VWO zijn een voorbereiding op hoger onderwijs: de eisen die aan deze leerlingen gesteld worden zijn hoger dan de cognitieve eisen die gesteld worden aan leerlingen uit het VMBO. In deze bijlage treft u informatie aan over vrijstellingen tijdens de schoolloopbaan.
zorgplan
28
Wet Voortgezet onderwijs Artikel 11c. Onderwijsprogramma eerste twee leerjaren 1.Het bevoegd gezag richt voor de eerste twee leerjaren een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma in. Dit programma voldoet aan de volgende voorwaarden: a. het bevoegd gezag werkt de kerndoelen uit voor de verschillende schoolsoorten en verschillende groepen leerlingen, onverminderd de doorstroombevordering met behoud van keuzevrijheid van leerlingen, bedoeld in artikel 11a, b. het programma omvat per leerjaar ten minste 1040 uren, en c. in de eerste twee leerjaren worden gezamenlijk ten minste 1425 uren onderwijs verzorgd op basis van de kerndoelen. 2.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven voor het verzorgen van onderwijs in de eerste twee leerjaren naast het onderwijs dat wordt verzorgd op basis van de kerndoelen. 3.De algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Een maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken. 4.Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de toepassing van het eerste lid. Artikel 11d. Ontheffingen delen onderwijsprogramma; bijzondere voorschriften 1.Het bevoegd gezag van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs kan na overleg met de ouders een leerling ontheffing verlenen voor onderdelen van het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onderdeel a. Het bevoegd gezag bepaalt bij de ontheffing welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor de onderdelen waarvoor ontheffing is verleend. 2.Het bevoegd gezag van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs kan voor leerlingen die daarvoor in aanmerking komen, bij de inrichting van het onderwijs afwijken van een of meer programmaonderdelen of van de voorschriften bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onderdeel a. De laatste volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald hoe wordt vastgesteld welke leerlingen in aanmerking komen voor deze afwijkingen. 3.Voor leerlingen: a. die leerwegondersteunend onderwijs volgen als bedoeld in artikel 10e, of b. voor wie het bevoegd gezag het volgen van een leer-werktraject als bedoeld in artikel 10b1 het meest geschikt acht, verzorgt het bevoegd gezag in de eerste twee leerjaren gezamenlijk ten minste 1425 uren onderwijs op basis van kerndoelen.
zorgplan
29
Inrichtingsbesluit WVO - Artikel 26e. Vrijstellingen en ontheffingen in periode voorbereidend hoger onderwijs v.w.o. en h.a.v.o. 1.Het bevoegd gezag van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. kan een leerling ontheffing verlenen van het volgen van het onderwijs in het vak lichamelijke opvoeding indien de leerling vanwege diens lichamelijke gesteldheid niet in staat is dit onderwijs te volgen. 2.De leerling van een school voor v.w.o. die in het bezit is van het diploma h.a.v.o. is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: algemene natuurwetenschappen en maatschappijleer. Indien het betreft het atheneum is deze leerling tevens vrijgesteld van het volgen van onderwijs in het vak culturele en kunstzinnige vorming. 3.De leerling van een school voor v.w.o. die in het bezit is van het diploma h.a.v.o. of het diploma v.m.b.o in de theoretische leerweg en die in plaats van de vakken, genoemd in artikel 26c, respectievelijk artikel 10 van de wet, of als extra vak examen heeft afgelegd in één of meer vakken van artikel 26b, is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in dit vak respectievelijk deze vakken. 4.Het bevoegd gezag van een atheneum kan een leerling ontheffing verlenen van het volgen van onderwijs in de taal genoemd in artikel 26b, eerste lid, onder c, in de volgende gevallen: a. de leerling heeft een stoornis die specifiek betrekking heeft op taal of een zintuiglijke stoornis die effect heeft op taal; b. de leerling heeft een andere moedertaal dan de Nederlandse taal of de Friese taal; c. de leerling volgt onderwijs in het profiel natuur en techniek of het profiel natuur en gezondheid en het onderwijs in de taal verhindert naar verwachting een succesvolle afronding van de opleiding. 5.Bij toepassing van het vierde lid, wordt de taal vervangen door een van de vakken of programmaonderdelen, genoemd in artikel 26b, derde tot en met zesde lid, of in het zevende lid, onder c of d, met een normatieve studielast van tenminste 440 uren, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze als zodanig aanbiedt. 6. De leerling van een school voor h.a.v.o. die in het bezit is van het diploma v.m.b.o. in de theoretische leerweg en die in plaats van de vakken, genoemd in artikel 10 van de wet, of als extra vak examen heeft afgelegd in één of meer vakken van artikel 26c of 26b, is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in dit vak respectievelijk deze vakken. Inrichtingsbesluit WVO - Artikel 26b. Inrichting profielen v.w.o. 1.Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het atheneum omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a. Nederlandse taal en literatuur: 480, b. Engelse taal en literatuur: 400, c. Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur, of Friese taal en cultuur ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 480, d. maatschappijleer: 120, e. algemene natuurwetenschappen: 120, f. culturele en kunstzinnige vorming of ter keuze van de leerling klassieke culturele vorming, voor zover het bevoegd gezag dit aanbiedt, met dien verstande dat het vak klassieke culturele vorming in elk geval deel uitmaakt van het profiel indien ook Latijnse taal en literatuur of Griekse taal en literatuur, dan wel beide, deel uitmaken van het profiel: 160, en g. lichamelijke opvoeding : 160. 2. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het gymnasium omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a. Nederlandse taal en literatuur: 480, b. Engelse taal en literatuur: 400, c. Latijnse taal en literatuur of Griekse taal en literatuur: 600, d. maatschappijleer: 120, e. algemene natuurwetenschappen: 120, f. klassieke culturele vorming: 160, en g. lichamelijke opvoeding : 160. 3.Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het gymnasium en atheneum omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a. wiskunde B: 600, b. natuurkunde: 480, zorgplan
30
c. scheikunde: 440, en d. een van de volgende profielkeuzevakken, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 1°. natuur, leven en technologie: 440; 2°. informatica: 440; 3°. biologie: 480; 4°. wiskunde D: 440. 4.Het profieldeel van het profiel natuur en gezondheid in het gymnasium en atheneum omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a. wiskunde A: 520, met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde A kan vervangen door wiskunde B, voor zover het bevoegd gezag dit vak als onderdeel van dit profiel aanbiedt, b. biologie: 480, c. scheikunde: 440, en d. een van de volgende profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 1°. natuur, leven en technologie: 440; 2°.aardrijkskunde: 440; 3°.natuurkunde: 480. 5. Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het gymnasium en atheneum omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a. wiskunde A: 520, met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde A kan vervangen door wiskunde B, voor zover het bevoegd gezag dit vak als onderdeel van dit profiel aanbiedt, b.economie: 480, c.geschiedenis: 440, en d.een van de volgende profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 1°.management en organisatie: 440; 2°.aardrijkskunde: 440; 3°.maatschappijwetenschappen: 440; 4°.Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur of Friese taal en cultuur: 480. 6. Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het gymnasium en atheneum omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a.wiskunde C: 480, met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde C kan vervangen door wiskunde A of wiskunde B, voor zover het bevoegd gezag deze vakken als onderdeel van dit profiel aanbiedt, b.geschiedenis: 480, c.een van de volgende culturele profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 1°.kunst (beeldende vormgeving), kunst (muziek), kunst (drama), kunst (dans), muziek, tekenen, handvaardigheid of textiele vormgeving: 480; 2°.filosofie: 480; 3°.Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur, Friese taal en cultuur met een normatieve studielast van 480 uren, Latijnse taal en literatuur of Griekse taal en literatuur met een normatieve studielast van 600 uren; d.een van de volgende maatschappelijke profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 1°.aardrijkskunde: 440; 2°.maatschappijwetenschappen: 440; 3°.economie: 480. 7.Het vrije deel van elk profiel in het gymnasium en atheneum kan omvatten: a.de vakken, genoemd in het eerste tot en met het zesde lid, voor zover nog niet gekozen, met dien verstande dat:
zorgplan
31
1°.van de vakken wiskunde A, wiskunde B en wiskunde C er slechts één deel kan uitmaken van het profiel, dat wiskunde D uitsluitend kan worden gekozen indien ook wiskunde B deel uitmaakt van het profiel, en 2°.kunst (beeldende vormgeving) niet gekozen kan worden in combinatie met tekenen, handvaardigheid of textiele vormgeving, dat kunst (muziek) niet gekozen kan worden in combinatie met muziek, en 3°.van de vakken tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving er slechts één deel kan uitmaken van het profiel, b.de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren, met dien verstande dat deze vakken slechts deel kunnen uitmaken van het vrije deel voor zover de desbetreffende taal niet reeds eerder is gevolgd of al deel uitmaakt van het profiel: 1°.Spaanse taal en literatuur (elementair): 480, 2°.Russische taal en literatuur (elementair): 480, 3°.Italiaanse taal en literatuur (elementair): 480, 4°.Arabische taal en literatuur (elementair): 480, en 5°.Turkse taal en literatuur (elementair): 480, c.de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast in uren: 1°.kunst (algemeen): 200, 2°.bewegen, sport en maatschappij: 440, en d.door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programma-onderdelen. Inrichtingsbesluit WVO - Artikel 26c. Inrichting profielen h.a.v.o. 1.Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a.Nederlandse taal en literatuur: 400, b.Engelse taal en literatuur: 360, c.maatschappijleer: 120, d.culturele en kunstzinnige vorming : 120, en e.lichamelijke opvoeding: 120. 2.Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a.wiskunde B: 360, b.natuurkunde: 400, c.scheikunde: 320, en d.een van de volgende profielkeuzevakken, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 1°.natuur, leven en technologie: 320; 2°.informatica: 320; 3°.biologie: 400; 4°.wiskunde D: 320. 3.Het profieldeel van het profiel natuur en gezondheid in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a.wiskunde A: 320, met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde A kan vervangen door wiskunde B, voor zover het bevoegd gezag dit vak als onderdeel van dit profiel aanbiedt, b.biologie: 400, c.scheikunde: 320, en d.een van de volgende profielkeuzevakken, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 1°.natuur, leven en technologie: 320; 2°.aardrijkskunde: 320; 3°.natuurkunde: 400. 4.Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a.wiskunde A: 320, met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde A kan vervangen door wiskunde B, voor zover het bevoegd gezag dit vak als onderdeel van dit profiel aanbiedt, b.economie: 400, c.geschiedenis: 320, en d.een van de volgende profielkeuzevakken, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 1°.management en organisatie: 320; zorgplan
32
2°.aardrijkskunde: 320; 3°.maatschappijwetenschappen: 320; 4°.Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur, of Friese taal en cultuur: 400. 5. Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren: a.geschiedenis: 320, b.Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur, of Friese taal en cultuur ter keuze van de leerling voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 400, c.een van de volgende culturele profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 1°.kunst (beeldende vormgeving), kunst (muziek), kunst (drama), kunst (dans), muziek, tekenen, handvaardigheid of textiele vormgeving: 320; 2°.filosofie: 320; 3°.Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur, of Friese taal en cultuur: 400, d.een van de volgende maatschappelijke profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 1°.aardrijkskunde: 320; 2°.maatschappijwetenschappen: 320; 3°.economie: 400. 6.Het vrije deel van elk profiel in het h.a.v.o. kan omvatten: a.de vakken, genoemd in het eerste tot en met het vijfde lid, voor zover nog niet gekozen, met dien verstande dat: 1°.van de vakken wiskunde A en wiskunde B er slechts één deel kan uitmaken van het profiel, dat wiskunde D uitsluitend kan worden gekozen indien ook wiskunde B deel uitmaakt van het profiel, en 2°.kunst (beeldende vormgeving) niet gekozen kan worden in combinatie met tekenen, handvaardigheid of textiele vormgeving, dat kunst (muziek) niet gekozen kan worden in combinatie met muziek, en 3°.van de vakken tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving er slechts één deel kan uitmaken van het profiel, b.de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren, met dien verstande dat deze vakken slechts deel kunnen uitmaken van het vrije deel voor zover de desbetreffende taal niet reeds eerder is gevolgd of al deel uitmaakt van het profiel: 1°.Spaanse taal en literatuur (elementair): 320, 2°.Russische taal en literatuur (elementair): 320, 3°.Italiaanse taal en literatuur (elementair): 320, 4°.Arabische taal en literatuur (elementair): 320, en 5°.Turkse taal en literatuur (elementair): 320, c.de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast in uren: 1°.kunst (algemeen): 120algemene natuurwetenschappen: 120, en 3°.bewegen, sport en maatschappij: 320, en d.door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programma-onderdelen. Wet op het voortgezet onderwijs - Artikel 10. Theoretische leerweg en sectoren m.a.v.o. 1.Aan scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs wordt onderwijs in de theoretische leerweg gegeven. 2.De theoretische leerweg omvat een door het bevoegd gezag in te richten in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma. Het programma omvat voor elke leerling in het derde leerjaar ten minste 1000 uren en in het vierde leerjaar ten minste 700 uren. Het programma is gericht op: a.een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming, b.een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs, en c.een voorbereiding op het hoger algemeen voortgezet onderwijs. 3.Het onderwijs in de theoretische leerweg wordt met ingang van het derde leerjaar gegeven in de volgende sectoren: a.techniek, zorgplan
33
b.zorg en welzijn, c.economie, en d.landbouw. 4.Het onderwijs in de theoretische leerweg bestaat voor elke sector uit: a.een gemeenschappelijk deel, dat voor alle sectoren gelijk is, b.een sectordeel, dat kenmerkend is voor die sector, en c.een vrij deel, dat bestaat uit door de leerling te kiezen vakken en andere programma-onderdelen. 5.Het gemeenschappelijk deel van de theoretische leerweg omvat Nederlandse taal, Engelse taal, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en ten minste één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama. 6.Het sectordeel van de theoretische leerweg omvat wat betreft: a. de sector techniek: wiskunde en natuur- en scheikunde I,b. de sector zorg en welzijn: biologie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, maatschappijleer II, geschiedenis en staatsinrichting, of aardrijkskunde, met dien verstande dat het bevoegd gezag beslist welke van de laatste drie vakken wordt of worden aangeboden, c.de sector economie: economie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, Franse taal of Duitse taal, d.de sector landbouw: wiskunde en, ter keuze van de leerling, biologie of natuur- en scheikunde I. 7. Het vrije deel van de theoretische leerweg a.omvat door de leerling te kiezen vakken, genoemd in het zesde lid, b.kan omvatten natuur- en scheikunde II, Spaanse taal, Turkse taal, Arabische taal, vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama, Friese taal en cultuur en lichamelijke opvoeding, door de leerling te kiezen, en c.kan omvatten door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en programma-onderdelen. 8.Het bevoegd gezag beslist welke keuzetaal, genoemd in het zesde lid, onderdeel c, en welke vakken, genoemd in het zevende lid, onderdeel b, worden aangeboden. Het bevoegd gezag kan tevens beslissen dat door het bevoegd gezag aan te wijzen vakken en andere programma-onderdelen, bedoeld in het zevende lid, onderdeel c, door alle leerlingen in het vrije deel moeten worden gevolgd. 9.Het bevoegd gezag kan de leerling in de gelegenheid stellen, in plaats van de vakken, genoemd in het vijfde, zesde en zevende lid, onderdeel b, de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 13 en 14 te volgen. 10.Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld over de mogelijkheid van vrijstelling en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen van onderdelen van dit artikel ten behoeve van leerlingen met bijzondere kenmerken. Onverminderd het zesde en zevende lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld het door alle leerlingen in het derde leerjaar te volgen minimum aantal vakken waarin eindexamen kan worden afgelegd, alsmede welke vakken het betreft. 11.De in het tiende lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.
zorgplan
34
4 leerlinggebonden financiering
zorgplan
35
Hoofdstuk 4 Leerlinggebonden financiering 4.1 Beleid Picasso Lyceum: 4.1.1 Werkwijze Picasso Lyceum m.b.t. LGF Sinds 1 augustus 2003 stelt de ‘Wet Leerlinggebonden financiering’ (Lgf) ouders en leerlingen met een indicatiestelling voor een van de clusters voor speciaal onderwijs in de gelegenheid een keuze te maken uit het volgen van onderwijs op een school voor speciaal onderwijs of op een school voor regulier onderwijs. In het laatste geval wordt een contract/handelingsplan afgesproken tussen school, ouders en de dienst ambulante begeleiding van het cluster waarvoor de leerling is geïndiceerd. De VO school krijgt een geldbedrag voor extra voorzieningen en begeleiding en krijgt ambulante begeleiding. Om gefundeerd te kunnen bepalen of een school een leerling met indicatiestelling wél of niets te bieden heeft, zal eerst duidelijk moeten zijn wát de vraagstelling van de leerling is én wat de school daarin mogelijk heeft te bieden. Daaraan vooraf gaat in feite de vraag in hoeverre de school open wíl staan voor leerlingen met een handicap. Regionale expertise centra (REC) Om de expertise te bewaken en door samenwerking verder te verhogen zijn de scholen voor speciaal onderwijs onderbracht in Regionale Expertise Centra (REC) die weer verdeeld zijn in 4 clusters:
Cluster 1: visueel gehandicapte leerlingen
Cluster 4: kinderen met ernstige gedragsstoornissen dan wel kinderpsychiatrische problemen
Cluster 2: auditief e/o communicatief gehandicapte leerlingen Cluster 3: geestelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen en somatisch langdurig zieke kinderen (mytyl/thytyl/LZ- en ZML-onderwijs)
De scholen van het Icoz VO – SVO Zoetermeer e.o. hebben te maken met de volgende REC’s
Cluster 1: 2 Landelijk georganiseerde RECs Cluster 2: REC Leighage (De Voorde, Effatha-Guyotgroep, De Weerklank, Cor Emousschool) Cluster 3: REC Haagwinde (regio Den Haag/nootdorp) REC Zuid-Holland Noord (regio Leiden en daarboven) Het Groene REC (Zoetermeer – De Keerkring), Gouda, Westland) REC Zuid Holland Midden (M.Maeterlinckschool Delft) Cluster 4: REC West (w.o. de Pleysierschool en de Dr. Leo Kannerschool (beide met VSO) Protocollen lgf De scholen voor speciaal onderwijs die tot een zelfde cluster behoren werken samen in zogenaamde expertise centra. Een aanvraag voor een indicatiestelling moet door de ouders aangevraagd worden bij een zogenaamde Commissie voor Indicatiestelling (CvI). Deze protocollen/aanvraagformulieren zijn per cluster verschillend. Ieder Cluster werkt met een eigen draaiboek. De zorgcoöordinator kan hierbij de ouders helpen. zorgplan
36
Meer info is te vinden op de website van de landelijke commisssie toezicht indicatiestelling ( LCTI) www.lcti.nl Aanmelding bij de Commissie voor Indicatiestelling (CvI) -
-
Er zijn landelijk vastgestelde indicatiecriteria voor ieder cluster (gepubliceerd in Uitleg nr. 7 van 19 maart 2003) Ouders dienen zich bij de CvI van een cluster aan te melden. De ouders zijn verantwoordelijk voor de aanlevering van de juiste dossiergegevens. Uiteraard zullen zij daarbij ondersteuning dienen te krijgen van de instellingen die deze gegevens kunnen leveren. (bijv. Onderwijskundig rapport VO, onderzoeksverslagen Jeugdhulpverleningsinstellingen, audiologisch rapport) Indien bepaalde onderzoeksgegevens niet voor handen zijn, heeft het REC waar de leerling is aangemeld de taak deze aan te vullen. Als het dossier compleet is, wordt door de CvI bepaald of sprake is van een positieve indicatiestelling.
Een school voor VO kan, indien de complexiteit van de problematiek dat wenselijk maakt, de onafhankelijke orthopedagoog van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) van het Icoz betrekken bij de beoordeling van de aanvraag tot plaatsing met Lgf. De school kan hierdoor op deskundige wijze een afweging maken en een hoge mate van objectiviteit behalen in het besluit een leerling wel of niet te plaatsen. Betrokkenen Picasso Lyceum : - directie (locatiedirecteur en adjunct-locatiedirecteur) - afdelingsleider (klas 1-2 VMBO-T/Havo/VWO of klas 3-4 VMBO-T, 3-5havo of 3-6vwo) - Zorgcoördinator (klas 1-4 VMBO-T of klas 1-6 Havo/VWO) adviseert en ondersteunt de ouders bij de LGF-aanvraag en fungeert als eerste aanspreekpunt. De werkwijze bij een vraag om een leerling met Lgf te plaatsen is als volgt (op basis informatie Icoz): Fase 1: Aanmelding - Aanmelding door de ouders bij de afdelingsleider van de school - Gesprek met ouders door de decaan dan wel afdelingsleider en de zorgcoöordinator - Toelichting van de visie van de school - Toelichting procedure - Schriftelijke toestemming van de ouders om informatie bij derden op te vragen. - De school weegt af of externe expertise van de orthopedagoog van het Icoz wenselijk is en vraagt deze, indien gewenst, aan bij de coördinator van het Icoz. Fase 2: Informatie verzamelen De zorgcoördinator van de school en, indien gewenst, de orthopedagoog van de PCL maken afspraken over het opvragen van gegevens bij bijvoorbeeld: - huidige / vorige school - Jeugdzorg - Zorginstellingen - Medisch circuit - Commissie voor Indicatiestelling Fase 3: Informatie bestuderen De informatie wordt bestudeerd door een commissie bestaande uit: - de zorgcoördinator - de afdelingsleider - (indien gewenst) de onafhankelijke orthopedagoog van de PCL
zorgplan
37
-
de (toekomstige) dienst ambulante begeleiding
Fase 4: Inventarisatie door bovengenoemde commissie Nadrukkelijk worden bij deze fase betrokken: - de ouders: wat zijn de verwachtingen? - de ambulant begeleider van het REC waarvoor de leerling een indicatiestelling heeft: hoe kan de ambulante begeleiding eruit zien, wat zijn de (on)mogelijkheden etc. De zorgcoördinator is namens de school de centrale persoon. De inventarisatie kan enerzijds uitgangspunten bieden voor de opstelling van een handelingsplan/-contract, maar anderzijds de argumenten tot afwijzing van het verzoek tot plaatsing opleveren. Fase 5: De bij fase drie genoemde commissie maakt een afweging en legt deze als advies voor aan de directie van de school. Fase 6: De directie neemt een besluit en neemt daarbij het advies van de commissie in overweging Fase 7: De ouders worden door de afdelingsleider schriftelijk van het besluit op de hoogte gebracht. Fase 8: Bij plaatsing wordt het handelingsplan (af)gemaakt door de leerlingbegeleider waaronder de betreffende leerling valt en contractueel vastgelegd door de directie,die wordt vertegenwoordigd door de zorgcoördinator, de ouder(s) en de dienst ambulante begeleiding van het betreffende REC. Fase 9: de directie doet een aanvraag voor financiering bij het ministerie (CFI 56026) Fase 10: De zorgcoördinator zorgt voor het uitvoeren van het budget volgens de geldende afspraken. De directie is eindverantwoordelijk. 4.2 Overige opmerkingen: 1. 2. 3. 4.
Het Icoz krijgt jaarlijks van de zorgcoördinator een overzicht van het aantal LGFleerlingen dat op school is ingeschreven. De kosten die verbonden zijn aan de inzet van de orthopedagoge van de PCL worden vergoed uit het zorgbudget van het Icoz. Als een reeds op onze locatie ingeschreven leerling in aanmerking komt voor LGF, geldt dezelfde procedure, met dien verstande dat van een aanmelding (fase 1) of afwijzing geen sprake is. Ouders kunnen tegen en eventuele afwijzing in beroep gaan bij de Adviescommissie toelating en begeleiding (ATCB).
zorgplan
38
5
dood op of rond de school
zorgplan
2012-2013
39
Hoofdstuk 5 Dood op of rond de school 5.1 Vooraf Wanneer moet de school actie ondernemen.? Bij: -
een gebeurtenis waarbij de psychosociale en emotionele gezondheid van docenten en leerlingen verstoord dreigt te worden en waarbij een gecoördineerde inzet van personen en instellingen is gewenst.
De dood van een docent of leerling tijdens het schooljaar is altijd een calamiteit. Buiten het schooljaar is het bijna altijd een calamiteit, afhankelijk van de omstandigheden. De dood van een ouder of familielid kan een calamiteit zijn. Dit voor de individuele leerling en zijn omgeving. 5.2 Beleid Picasso Lyceum Op het Picasso Lyceum houden we in de gaten wat er met leerlingen en in de omgeving van leerlingen gebeurt. Op deze wijze zijn wij snel op de hoogte van gebeurtenissen met leerlingen of gebeurtenissen in de directe omgeving van leerlingen. Dit maakt tijdig handelen mogelijk. Zeker ook bij ernstige zaken zoals een sterfgeval. 5.2.1 Betrokkenen Bij rouw zijn de volgende functionarissen betrokken: de directeur voor overleg en eindverantwoordelijkheid (de directeur is het aanspreekpunt voor alle contacten naar buiten: de pers ed.); de afdelingsleiders betreffende hun afdeling (zijn contactpersoon voor hun afdeling); de vertrouwenspersonen voor opvang van leerlingen en/of ouders; de leerlingbegeleiders voor opvang van leerlingen; de mentor als verantwoordelijke voor de klas; de facilitair manager voor het regelen van ruimten en spullen; de roostermaker voor aanpassingen in het rooster; externe begeleiding bijv. de schoolverpleegkundige, de politie etc. Niet alle functionarissen zijn in alle gevallen nodig of noodzakelijk. 5.2.2 Het stappenplan Inhoud 1.
De melding komt binnen. Bij wie en welke actie moet ondernomen worden. Wat te doen
2.
Het crisisteam Wat te doen
3. Bijlagen met voorbeeldbrieven
zorgplan
40
5.3 De melding Bij wie en welke actie ? Wat te doen ? Bij binnenkomst van een melding betreffende een overlijden, dient altijd onmiddellijk de directie geïnformeerd te worden als het een leerling of docent betreft. De directie roept het crisisteam bijeen. Dit bestaat uit een directielid, de betreffende afdelingsleider, de mentor, de leerlingbegeleider van de afdeling, de coördinator (= één van de leerlingbegeleiders) rouw en dood en een eventuele externe deskundige (de schoolmaatschappelijk werkster ?). Het crisisteam wordt voorgezeten door een directielid. Degene bij wie de melding binnenkomt, zorgt ervoor dat de melder en eventuele getuigen worden opgevangen. Denk aan afgescheiden rustige ruimte en eventueel inroepen van professionele hulp. Het directielid bij wie de melding binnenkomt.. Na het oproepen van het crisisteam worden allereerst de melding en de omstandigheden van de gebeurtenis geverifieerd. De gegevens van de betrokken leerling, ouder, collega worden opgezocht. Het crisisteam. Betreft het een overlijden onder schooltijd dan worden alle betrokkenen (zie pagina 1) onmiddellijk naar school gehaald. De familie wordt geïnformeerd eventueel na overleg met politie, slachtofferhulp en jeugdarts.
Niets wordt publiek gemaakt voordat daartoe toestemming is gegeven door de eindverantwoordelijke. 5.4 Het crisisteam Het crisisteam is verantwoordelijk voor: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
informatie verstrekken; organisatorische aanpassingen; opvang van leerlingen en collegae; contact met ouders overledene; contact met ouders overige leerlingen; regelingen betreffende rouw en uitvaart; administratieve afhandeling; nazorg.
5.4.1 Informatie verstrekken aan: personeel, klasgenoten, leerlingen die het slachtoffer kennen, familieleden op school, de basisschool, de overige leerlingen, ouderraad en bestuur.Ook wordt contact onderhouden met eventuele externe organisaties zoals GGD etc. 5.4.2 Organisatorische aanpassingen: vlag halfstok; mentor uitroosteren; ruimte voor opvang reserveren; lesroosterwijzigingen; begeleiden leerlingen en ouders; activiteitenrooster herwaarderen; eventueel afscheidsbijeenkomst in de school; uitroosteren andere betrokkenen; 5.4.3
Opvang van leerlingen en collega's
zorgplan
41
zo spoedig mogelijk worden de collega’s op de hoogte gesteld in de docentenkamer; collega’s die niet aanwezig zijn, worden na controle van de personeelslijst in overleg met de eindverantwoordelijke geïnformeerd; in de gereserveerde opvangruimte zijn in elk geval de mentor en de leerlingbegeleider aanwezig om leerlingen op te vangen; eventueel wordt externe hulp gevraagd aanwezig te zijn; met enige regelmaat worden het personeel en de leerlingen op de hoogte gehouden van eventuele nieuwe feiten. 5.4.4 Contacten met ouders van de overledene zelfde dag contact opnemen; vraag wat aan de "school" verteld mag worden; maak een afspraak voor een bezoek; ga altijd met twee mensen; overleg de verdere stappen zoals bezoek leerlingen, plaatsen rouwadvertentie, bijdragen aan de uitvaart, rouwdienst op school. 5.4.5
Contacten ouders overige leerlingen. Informeer de ouders middels een brief over : de gebeurtenis; wees duidelijk en blijf bij de feiten; organisatorische aanpassingen; contactpersoon op school, ook in verband met rouwverwerking; Zorg voor de leerlingen; rouwbezoek; uitvaart en schooldeelname daaraan; eventuele afscheidsdienst op school.
5.4.6
Regelingen betreffende rouw en uitvaart zorg voor voldoende tijd voor leerlingen en collegae om bij elkaar te zijn; ga in overleg met leerlingen aan de slag om de overledene te gedenken; bereid uitvaart en condoleancebezoek voor; geef gelegenheid de uitvaart te bezoeken. Help bij organisatie vervoer en aanwezigheid; geef gelegenheid na de dienst bij elkaar te zijn.
5.4.7
Administratieve afhandeling. Het teruggeven van alle spullen die met leerling of collega te maken hebben; regelen van de geldelijke verplichtingen; uitschrijven leerling.
5.4.8
Nazorg. probeer de dag na de uitvaart de lessen weer te beginnen; let op het verloop van het rouwproces; hulp bij verwerking kan noodzakelijk zijn; help de collega’s bij het onderkennen van de verschillen in het verwerken van het rouwproces; let zeker ook op de verschillen tussen meisjes en jongens; geef speciaal aandacht aan risicoleerlingen.
5.5 Tot slot Het kan nuttig of zelfs noodzakelijk zijn na enige tijd de gebeurtenissen na te bespreken met de betrokkenen. De lengte van het rouwproces is niet echt vast te stellen. Zorg altijd voor evaluatie van het verloop van het proces binnen een maand na het gebeuren. Pas op grond van de evaluatie het draaiboek aan. Voor het overlijden van collegae, oud-collegae, oud-leerlingen en ouders gelden delen van dit protocol.
zorgplan
42
6
zieke leerlingen
zorgplan
43
Hoofdstuk 6 Zieke leerlingen 6.1 Omschrijving Leerlingen missen door ziekte lessen, proefwerken en overhoringen. Chronisch zieke kinderen zullen niet in staat zijn alle lessen probleemloos te volgen. 6.2 Beleid Door afspraken te maken over het omgaan met ziekte bij leerlingen proberen we problemen, die zich bij verzuim van lessen kunnen voordoen, zoveel mogelijk te voorkomen. 6.2.1 Betrokkenen Coördinerende functionaris betrokkenen intern (onderbouw/bovenbouw/lyceum/vmbo-t) betrokkenen extern
zorgcoördinatoren (lyceum/vmbo-t) mentoren, leerlingbegeleiders afdelingsleiders leerplicht, GGD, thuisonderwijs
6.3 Afspraken Wanneer een leerling ziek is wordt dit telefonisch door de ouders/verzorgers aan de school gemeld. De leerling neemt na afloop van de ziekte een briefje mee waarin de verzuimde lessen door de ouders/ verzorgers worden verantwoord. De leerling draagt er zelf zorg voor dat gemiste stof wordt ingehaald en maakt in de eerste les na terugkomst afspraken voor het inhalen van eventueel gemist werk. Wanneer een leerling langer dan een week ziek is wordt door de mentor geïnformeerd naar de ernst en mogelijke duur van de ziekte. Wanneer een leerling langer dan een week ziek is geweest en veel achterstanden heeft opgelopen, kan door de mentor of de leerlingbegeleider in overleg met de leerling een inhaalschema gemaakt worden. Hierdoor wordt de leerling begeleid in het wegwerken van achterstanden. Deze leerlingen worden besproken in het mentorenoverleg. Wanneer een leerling door ziekte zorgwekkend verzuim vertoont, wordt de leerplichtambtenaar hiervan door de afdelingsleider op de hoogte gebracht. De GGD-arts zal op verzoek van de leerplichtambtenaar deze leerling oproepen en afspraken maken omtrent de mogelijkheden die de leerling heeft om lessen op school te volgen. Indien nodig zal er thuisonderwijs worden gegeven. De leerling wordt door de afdelingsleider in het zorgoverleg ingebracht. Een en ander zal worden besproken in het Zorgadviesteam, waar ook afstemming van activiteiten plaatsvindt. Mentoren geven aan het begin van het schooljaar aan de leerlingbegeleider door welke leerlingen chronisch ziek zijn. Chronisch zieke leerlingen worden door de zotgcoördinator ingebracht in het overleg van het Zorgadviesteam (ZAT). Deze leerlingen kunnen in overleg met de afdelingsleider een aangepast lesrooster krijgen om enkele vakken te kunnen blijven volgen. Ook kunnen deze leerlingen thuisonderwijs krijgen. Voor deze aanpassingen is wel de toestemming van de leerplichtambtenaar nodig. De afdelingsleider vraagt deze aan. Een medische verklaring van de GGD-arts is hiervoor noodzakelijk. Voor leerlingen met een Cluster 3 indicatie(langdurig zieke leerlingen) geldt, dat zij wanneer zij een ‘’rugzakje” hebben ook ambulant begeleid kunnen worden vanuit een cluster3-school door een ambulant begeleider/begeleidster. Deze coördineert tevens het thuisonderwijs en het overleg tussen de diverse partijen : ouders/leerling/school/thuisonderwijs/ambulante begeleiding. Zie verder hoofdstuk over Leerlinggebonden Financiering in dit zorgplan. 6.4 Praktische uitwerking van het beleid De mentoren houden de absentie van hun leerlingen bij en communiceren opvallende absenties met hun afdelingsleider. De afdelingsleider is eindverantwoordelijke. In geval van ziekte is de mentor de contactpersoon naar ouders en leerling. We helpen de leerling waar nodig met het inhalen van achterstanden. De afdelingsleider draagt er zorg voor dat leerplichtambtenaar op de hoogte is van zorgwekkend verzuim door ziekte.
zorgplan
44
Langdurig zieke leerlingen worden indien nodig door de zorgcoördinator aangemeld bij het ZAT. Voor chronisch zieke leerlingen kan door de zorgcoördinator een aangepast lesrooster worden samengesteld. De zorgcoördinator zorgt voor toestemming van de leerplichtambtenaar. Deze leerlingen worden in het zorgoverleg gevolgd. Voor inhalen van schriftelijk werk worden momenten afgesproken, of wanneer de leerling thuisonderwijs krijgt, kan de thuisonderwijzer(es) in overleg met de zorgcoördinator ook schriftelijk werk afnemen. De leerling kan beschikken over een werkruimte in Fronter waarin toetsen kunnen worden opgeborgen die alleen voor een remedial teacher of de thuisleraar zijn te openen.
zorgplan
45
zorgplan
46
7
pestprotocol
zorgplan
47
Hoofdstuk 7 Pestprotocol
Het onderwijsprotocol tegen pesten probeert door samenwerking het probleem van het pestgedrag bij leerlingen aan te pakken. Hiermee wil de school een veilige omgeving creëren, waarin jongeren en volwassenen respect hebben voor zichzelf, voor elkaar en voor de omgeving. Met dit protocol verplicht het Picasso Lyceum zich tot het volgende: ondersteuning bieden aan de gepeste leerling ondersteuning bieden aan de pestende leerling ondersteuning bieden aan de zwijgende middengroep ondersteuning bieden aan de medewerkers van de school ondersteuning bieden aan de ouders/verzorgers het bewust maken en bewust houden van alle betrokkenen van het probleem het gericht voorlichten van alle betrokkenen van de school het aanstellen van een vertrouwenspersoon op het Picasso Lyceum het aanleggen van toegankelijke, goede informatie over het probleem “pesten” Elke twee jaar wordt het pestprotocol geëvalueerd en zonodig bijgesteld. Dit protocol is voor alle ouders/ verzorgers via de site van de school te raadplegen.. pestprotocol Missie/ visie Op het Picasso Lyceum onderkennen leerlingen, ouders/verzorgers, medewerkers, medezeggenschapsraad en directie pesten als een probleem. Wij mogen verwachten dat de school ons een veilige en prettige omgeving biedt, waarin effectief en plezierig kan worden samengewerkt. Een ieder, die zich onveilig voelt, is er één te veel. Wij hebben respect voor onszelf, voor elkaar en voor de omgeving en onderschrijven dan ook het onderstaande motto: pesten is niet toelaatbaar en wordt op het Picasso Lyceum niet geaccepteerd Definitie Wij weten, dat pesten overal voorkomt. Binnen een school hebben wij meestal te maken met het pesten van leerlingen door leerlingen. Op het Picasso Lyceum verstaan wij onder “pesten” als een leerling vervelende/gemene opmerkingen maakt tegen een andere leerling en het voor de betrokken leerling moeilijk is, zich te verdedigen. Het is ook pesten als een leerling wordt geschopt, geslagen, mondeling en/of schriftelijk wordt bedreigd, buiten de groep wordt geplaatst en als eigendommen van een leerling worden vernield of afgenomen. Preventie Op het Picasso Lyceum scheppen wij een open en veilige sfeer, zowel in een klas als binnen de school. De mentor bespreekt pesten als algemeen probleem regelmatig in zijn klas. Er worden projecten uitgevoerd over pesten en omgaan met elkaar. Ook kan gewerkt worden aan het gezamenlijk opstellen van klassenregels. Alle leerlingen en medewerkers van de school zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het naleven van de gedragscode. Signalering De medewerkers van de school merken meestal snel genoeg, dat een leerling gepest wordt en zijn in staat handelend op te treden. Maar soms is pesten “onzichtbaar”. Pesten kan namelijk zorgplan
48
stiekem gebeuren en onopgemerkt blijven, omdat een leerling bang is er iets van te zeggen. Wij nemen duidelijk stelling als wij merken, dat een leerling wordt gepest. Hierbij speelt het invoelend vermogen van de medewerkers van de school een heel belangrijke rol. Als mentoren, docenten en/of ouders/ verzorgers hebben geconstateerd, dat pesten voorkomt, informeren zij elkaar over het probleem en het vervolgtraject. Aanpak Op het Picasso Lyceum kunnen gepeste leerlingen, andere leerlingen, medewerkers van de school, ouders/verzorgers, de schoolarts, de schoolmaatschappelijk werkende en de schoolagent bij de medewerkers van de school een pestprobleem aankaarten. De medewerkers van de school zijn geschoold in diverse methoden om het pestprobleem aan te pakken en zijn in staat de ondersteuning van anderen in te schakelen. De aanpak van het pestprobleem is gericht op de gepeste leerling, pestende leerling én op de klas/groep als geheel. Bij het bestrijden van pesten gaat het Picasso Lyceum uit van de zogeheten “Vijfsporenaanpak”: 1.
Ondersteuning bieden aan een leerling, die gepest wordt.
2.
Ondersteuning bieden aan een leerling, die zelf pest.
3.
Middengroep betrekken bij oplossen pestprobleem.
4.
School ondersteunen bij aanpakken pesten.
5.
Ouders/verzorgers ondersteunen.
Klachten Alle bovenstaande acties samen vormen het zogeheten “pestprotocol”. Het zijn maatregelen, die onmiddellijk genomen moeten worden als er sprake is van pesten. Bij klachten over het pestbeleid op school kunnen leerlingen, ouders/verzorgers en medewerkers van de school terecht bij een vertrouwenspersoon, die een klacht kan indienen bij de klachtencommissie van het Picasso Lyceum.
zorgplan
49