Terug: klik bovenaan in de Browser op
(Vorige / Back)
Verloren Maandag: oorsprong, betekenis en volksgebruiken (uit: Breesgata 1998)
Inleiding 1 Vrienden en kennissen vragen mij wel eens waar de naam “Verloren Maandag” vandaan komt en waarom men op die dag worstenbrood eet. Daarbij blijkt dan dat het voor sommigen zelfs niet duidelijk is op welk tijdstip “Verloren Maandag” precies valt. Is het de eerste maandag van januari of de tweede? Het antwoord op die laatste vraag is: dat hangt ervan af. “Verloren Maandag” is namelijk de eerste maandag na Driekoningen. En als nieuwjaar op een dinsdag valt, dan is het de zondag daarop Driekoningen en is de dag daarna, “Verloren Maandag”, de eerste maandag van het jaar. Valt nieuwjaar op een andere dag, dan is “Verloren Maandag” echter de tweede maandag van het jaar. Er is dus blijkbaar een of ander verband tussen “Verloren Maandag” en Driekoningen, maar daarmee weten we nog niet wat er zo voor speciaals is aan die maandag, waarom hij “verloren” is en waarom er worstenbrood wordt geserveerd. Het antwoord op die vragen ligt minder voor de hand. Het is namelijk zo dat in de loop der jaren heel wat volkskundigen, historici, heemkundigen, journalisten en anderen zich in publicaties van uiteenlopende aard hebben uitgelaten over “Verloren Maandag” en over bepaalde volksgebruiken die ermee verband houden. Ze wijzen er gewoonlijk op dat voor die dag in verschillende regio's diverse benamingen gangbaar zijn (of geweest zijn) en dat daarvoor in het verleden diverse zogenaamde “verklaringen” zijn voorgesteld, maar dat over oorsprong en betekenis van geen van die benamingen enige zekerheid bestaat. Alle voorgestelde zogenaamde verklaringen zijn niet meer dan gissingen en zo staan we dus nog geen stap verder. Toch moet er een verklaring zijn, en die besloot ik dan zelf maar te gaan zoeken. Ik geloof dat ik ze (althans grotendeels) gevonden heb. Alle details zijn daarbij nog niet absoluut duidelijk, maar hoe de vork ongeveer aan de steel zit, hoop ik u vanavond duidelijk te maken. Het is mij daarbij vooral te doen om de herkomst van de naam “Verloren Maandag” en de volksgebruiken die her en der met die dag (en onrechtstreeks ook met de naam) verbonden zijn of geweest zijn, maar toch kunnen we de andere benamingen die voor die dag in zwang geweest zijn niet volledig links laten liggen, temeer omdat zij mede enig licht werpen op de totaliteit van het probleem. Ik wil daarom uitgaan van enkele volksgebruiken op de maandag na Driekoningen en dan enkele benamingen van die dag bekijken. Daarna zal ik me concentreren op de naam “Verloren Maandag” om uiteindelijk na te gaan hoe volksgebruiken en benamingen met elkaar verbonden zijn. Laten we het dus eerst even hebben over enkele volksgebruiken op die maandag na Driekoningen die bij ons “Verloren Maandag” heet.
1
Deze bijdrage is de schriftelijke weergave van een lezing gehouden voor het Davidsfonds Brasschaat op “Verloren Maandag” 12 januari 1998 in De Oude Pastorie te Brasschaat. Een grondiger behandeling vindt men in W. VAN OSTA, Over oorsprong en betekenis van Verloren Maandag en aanverwanten, in: Volkskunde 1992,4 p. 317-346.
1. Enkele volksgebruiken op de maandag na Driekoningen In de loop der eeuwen is deze dag plaatselijk op allerlei manieren gevierd en verbonden geweest met diverse volksgebruiken. De voornaamste van die gebruiken houden rechtstreeks of onrechtstreeks verband met eten en drinken: teerdagen, het bakken van speciaal brood, inzamelen van fooien ter vertering, optochten en ander vermaak dat besloten werd met eten en drinken in de herberg. Iets dat van oudsher met Verloren Maandag verbonden is geweest, is het geven van fooien, dat reeds vanaf de 14de eeuw vermeld wordt: zo blijkt uit akten van 1389 en 1403 dat te Brugge de trompet- en bazuinblazers van de lakenhalle en de stadswerkgezellen vanwege het stadsbestuur een fooi kregen om te verdrinckene; en bijvoorbeeld in 1448, 1453 en 1456 kregen respectievelijk de overste van de stadswachten, de gilde van de stadsklerken en de klerk van de vierschaar er een toelage voor hun feestmaal op die dag. Uit deze en andere vermeldingen blijkt dat in de middeleeuwen diverse ambachtsgilden op “Verloren Maandag” een teerfeest hielden en dat zij daartoe van hun werkgever (hier het stadsbestuur) een tegemoetkoming ontvingen. In de 16de eeuw werd volgens KILIAAN , de schrijver van ons oudste Nederlands woordenboek, de dag door de werklieden gewijd aan uitspatting en eten. In Nederland gaven de stedelijke besturen in de 17de eeuw hun beambten drinkgeld, wijn of ganzen en trokken de handwerksgezellen door de straten om fooien op te halen. En in 1665 vermeldt de Nederlander CROON vol afkeuring dat de ambachtslieden de dag vurig vierden en van 's morgens tot 's avonds niets anders deden dan alderhande dranck door de keel in te gieten. In de 18de eeuw werd de dag nog jaarlijks door veel dorstige werklui gevierd en in de 19de eeuw was de dag in heel de Nederlanden een feestdag voor de arbeiders en ambachtslui. Net zoals op nieuwjaardag trokken van 's morgens vroeg diverse personen door de straten om bij hun klanten of werkgevers nieuwjaar te wensen en hun drinkgeld op te halen: kruiers, bierleveranciers, straatvegers, schoorsteenvegers, lantaarnopstekers, de knechten van timmerlieden, schoenmakers, slagers, kleermakers e.a. Op hun beste kleren droegen ze kentekens van hun beroep: de bierleveranciers een klein tonnetje, de straatvegers een miniatuurbezempje, de schoorsteenvegers een dito laddertje enz. De avond en een groot deel van de nacht werd in de herbergen doorgebracht met braspartijen die wel eens de spuigaten uitliepen of eindigden met noodlottige ongevallen. Als sfeerbeeld wil ik u in dit verband een stukje citeren uit “Belgisch Chronykje, Geschied- en Letterkundig Tydschrift” uit 1844. “Den verlooren Maendag is eenen der baldaedigste en ongelukkigste dagen van het jaer: en wie is er de schuld van? - De ingezetenen in’t algemeen (byna zonder uytneeming). - Er worden maer weynige meesters of werk-baezen gevonden die zich zelve en hunne kalanten zoo eerbiedigen dat zy hunne gasten niet toelaten van een zalig Nieuw-jaer te gaen wenschen. - Den borger by wie en baes en gasten den kost winnen, moeten dan nog eenen drink-penning geeven. - Het is precies verkeerd! De dankbaerheyds-betuygenis moest van den anderen kant komen. - Ondertusschen, dat al de borgers van ons gevoelen waren, het was er mede gedaen; de gasten zouden by middel van ons geld niet zat loopen, en andere slegtere dingen bedryven! Elken borger is verpligt van tot het goede mede te werken. - Hier konnen zy het doen, niet alleen zonder verlies, maer zelfs met winst. Er zyn dees jaer verscheydene mans- en vrouwspersoonen in den amigo geplakt. (...) Op het plat land word dien dag ook al gevierd! sommige dorp-school-meesters houden alsdan geene school. - De kinderen moeten van jongs af leeren mede doen. Men schryft uyt Brussel:
“Gisteren bespeurde men in de straeten der hoofdstad en der voorsteden eene buytengewoone beweeging onder de werkende volksklas. Van ‘s morgens vroeg liepen er verscheydene benden rond, die, reeds door het buytenspoorig drinken verwarmd, aen de huyzen gingen bellen om hunnen nieuw-jaer te vraegen. (...) Den Amigo is den ganschen dag met zat-lappen opgekropt geweest die, of wel op de straet lagen te slaepen, of uyt hoofde van wanorder en straetlawyd waren aengehouden.” Dien overdaed en dronkenschappen hebben talryke twisten en vecht-partyen veroorzaekt, en zulks niet alleen in de herbergen maer ook op de straeten. In het midden van den berg van het hof, onder andere, heeft eenen grooten hoop van zatterikken zoo langen tyd gevogten tot dat eyndelyk de openbaere magt er is tusschen gekomen. In de Anderlechtsche straet, is er, ten gevolge van eene diergelyke bataille, eenen der helden zoodanig mishandeld geworden dat hy byna eenen anderen Malchus wierd!! - Enz. enz. enz., op andere plaetsen! Dat het alweer zoo zy!” (En in voetnoot staat: Te Anderlecht heeft den eenen boer den anderen door eenen stamp tegen den onderbuyk gedood. - Dat houd niet op.) Tot zover deze anekdote, waaruit duidelijk blijkt dat de burgerij niet erg gesteld was op dit nieuwjaarwensen en dat “Verloren Maandag” een aangelegenheid was van de arbeiders en ambachtslui. Op het einde van de vorige eeuw gingen diverse werklui en stadsbedienden op “Verloren Maandag” nog van huis tot huis om nieuwjaar te wensen en daardoor een fooi te krijgen, maar de gewoonte verdween geleidelijk. Op diverse plaatsen was met het geldophalen van oudsher ook een of andere optocht verbonden. Zo was er in Amsterdam in 1592 een optocht van de melaatsen, die, voorafgegaan door de houtzagersgilde met vaandel en trommelslager, in sleden door de stad trokken. Op hun schoot hielden ze een bord, waar de voorbijgangers een geldstuk inwierpen, en in elke slede lag een bierton. In het Gasthuis kregen de melaatsen dan een middagmaal aangeboden. Te Utrecht en elders liep het volk in de 17de eeuw vermomd, verkleed en op stelten door de straten en vroeg bij de goede luyden giften die ze dan 's avonds met groot rumoer verteerden. Al die oude gebruiken zijn thans verdwenen en men kan stellen dat Antwerpen en omgeving nog een van de weinige plaatsen is waar men “Verloren Maandag” viert. Dat vieren beperkt zich echter de dag van vandaag tot het eten van worstenbrood, een gebruik dat in een straal van 20 km rond Antwerpen vrij algemeen is en in intensiteit toeneemt. Vooral sinds de Tweede Wereldoorlog wordt er op Verloren Maandag massaal worstenbrood gegeten in de huiskring. Het gebruik heeft zich uitgebreid naar de herbergen, waar zowel vaste als toevallige klanten op die dag een gratis worstenbrood of appelbol aangeboden krijgen, terwijl anderzijds ook diverse verenigingen zogenaamde worstenbroodavonden organiseren. Hoe oud de traditie van het worstenbrood is en wat eraan ten grondslag ligt, is voorlopig niet duidelijk. De oudste vermelding van het Antwerps worstenbrood treffen we aan in het Kunst- en Letterblad van 1841, waarin te lezen staat dat men te Antwerpen op “Verloren Maandag” worstenbrood at voor ontbijt. In 1860 wordt vermeld dat de welgestelde ambachtslui en fabrikanten te Antwerpen hun arbeiders die dag vergastten op worstenbrood, borrels en peperkoek of zoetekoek. In 1891 lezen we dat o.a. te Antwerpen de natiebazen en werkbazen hun leergasten en werklieden worstenbrood en drank gaven en dat op die dag in de herbergen gratis getapt werd. Ik zei het reeds, men weet niet hoever in het verleden deze gewoonte opklimt, maar in het Antwerps stadsarchief trof ik een getuigenis aan van de Antwerpse stadssecretaris De Moy, die in 1581 schreef dat er op “Verloren Maandag” heeten koek werd gegeten. Of in die hete koek ook worst zat, weten we niet. Wel weten we dat men in de 19de eeuw op “Verloren Maandag” ook hete koek of warme broodjes at te Dendermonde en te Brugge, en ook te Rijssel en Douai, een traditie die daar in Frans-Vlaanderen reeds in 1667 vermeld wordt.
Tot zover enkele volksgebruiken. Laten we nu even nagaan waar die gebruiken uiteindelijk vandaan komen. Daarvoor gaan we uit van de benamingen voor Verloren Maandag en hun betekenis.
2. De benamingen De gangbare volksbenaming voor de maandag na Driekoningen is ten onzent “Verloren Maandag”. In de loop van de tijd heeft die maandag na Driekoningen plaatselijk ook wel andere namen gehad, zoals Verzworen Maandag, Raasmaandag, Verkoren Maandag, Kopperkensdag of Kopper(kens)maandag, Egyptische Maandag, Zotte Maandag enz. Dieper ingaan op al deze benamingen zou ons te ver van ons onderwerp afleiden en bovendien zijn een aantal van die namen maar van secundair belang. Ik ga daarom vlug voorbij aan namen zoals Zotte Maandag en Egyptische Maandag, beide eng-regionale en jonge namen, vermoedelijk pas ontstaan in de 19de eeuw. Zotte Maandag is alleen gangbaar in Ronse en verwijst naar het lokale carnavaleske vertoon op die dag, die er een soort vroege voorloper is van carnaval. Egyptische Maandag werd gebruikt in enkele dorpen in het Henegouwse en verwijst naar een vroegere ommegang waarbij de vlucht naar Egypte werd uitgebeeld. De namen die ons eigenlijk interesseren zijn Verzworen Maandag, Verkoren Maandag en Verloren Maandag, maar twee andere zijn belangrijk genoeg om vooraf even kort te bekijken: Raasmaandag en Kopperkensdag. Dit waren twee regionale varianten van “Verloren Maandag”: de Kopper-namen waren alleen gebruikelijk in Nederland in de 17de eeuw, terwijl de naam Raasmaandag gangbaar was in oostelijk en noordoostelijk Nederland, vooral Gelderland, en dit reeds in de middeleeuwen.
2.1. Raasmaandag Voor de betekenis van de naam Raasmaandag heeft men geen plausibele verklaring. Gewoonlijk houdt men het bij de “verklaring” die in de 19de eeuw werd gegeven: de naam zou Raasmaandag heten omdat hij met razen en tieren doorgebragt werd, omdat, zoals TER GOUW in 1871 stelde, de boeren die dag immers van ouds gewoon waren met groote luidruchtigheid door te brengen; ganstrekken, katknuppelen en dergelijke vermaken werden gevolgd door drinkpartijen in de herberg, die wel eens met vechtpartijen eindigden. Ook voor DE MONT (1891) laat zich de oorsprong zeer lichtelijk raden: de uitbundige losbandige vroolijkheid, waarin deze dag tot heden toe pleegt doorgebracht te worden, het zingen en tieren niet enkel in de drukker dan ooit bezochte herbergen, maar ook tot laat in den nacht op de straat, leggen dezen oorsprong voldoende uit. Die verklaring lijkt misschien op het eerste gezicht aannemelijk, maar de vraag is natuurlijk waarom die van Gelderland zich precies op die dag zo “razend” gedroegen. En als we zien dat de dag in de middeleeuwen ook door aanzienlijke dames van Arnhem, de Gelderse hoofdstad, werd gevierd, dan kan men toch gaan twijfelen aan die verklaring. De vrouwen en dochters van de stadsbestuurders, van de stadsraad, kregen namelijk op die dag een maaltijd aangeboden in het wijnhuis van Arnhem nae der goedes gewoenten en soms kregen ze daarbij nog een extraatje van de hertog, die hun o.a. in 1419 een Rijnse gulden liet geven. Daar men de dames bezwaarlijk van “geraas” kan verdenken, lijkt het meer voor de hand te liggen om de verklaring van de naam te zoeken in deze maaltijd-traditie, die reeds lang voor 1400 bestond. Ik meen daarom dat de oorspronkelijke benaming “raadsmaandag” geweest is, een naam die later vervormd geraakte tot raasmaandag. En daar die dag om een of andere reden mettertijd ook
door het volk vrij onstuimig werd gevierd, kwam men in de 19de eeuw op het idee om de naam te verklaren uit “razen”.
2.2. Koppermaandag en varianten Voor de Hollandse naam Koppermaandag, Kopperkensmaandag, Kopperkensdag heeft men verschillende verklaringen voorgesteld. In de 18de eeuw dacht men dat hij misschien te maken had met een oud werkwoord kopperen, dat “plezier maken” zou hebben betekend. Iemand anders dacht dat het Koppeltjesmaandag moest zijn, omdat op de eerstvolgende zondag in de kerk de evangelietekst over de bruiloft van Kana gelezen wordt. In de 19de eeuw kwam BILDERDIJK met een andere suggestie. Volgens hem verwijst de naam naar de barbiers, de koppers of bloedlaters, door wie onze voorouders zich in de badhuizen voor hun gezondheid één maal per maand zouden hebben laten koppen. Die koppers zouden op de maandag na Driekoningen hun vrije dag hebben gehad en zouden dan bij gebrek aan bezigheid dan maar nieuwjaar zijn gaan wensen bij hun vrienden. Volgens anderen is de naam een vervorming van kopermaandag en verwijst hij naar het kopergeld dat de arbeiders op die maandag kregen in ruil voor hun nieuwjaarswensen. Sinds het einde van de 19de eeuw neemt men aan dat er een oud woord kopper aan de basis ligt, dat zoiets als “feestmaaltijd” moet hebben betekend. Kopperkensmaandag zou dan een samenstelling zijn met kopperkens ‘feestvierders’. Ik kan niet dieper ingaan op al die gissingen en moet hier volstaan met te zeggen dat geen ervan steek houdt. Sommige, zoals die i.v.m. Koppeltjesmaandag, zijn duidelijk te gek om los te lopen, maar ook de meer ernstige houden om diverse redenen geen stand. Wat betekent de naam dan wel? Wanneer men de volksgebruiken op Koppermaandag nagaat, dan blijkt dat het steeds gaat om het ophalen van fooien met een recipiënt, een “coppe”, d.w.z. een “schaal, schotel, drinkkop etc.”. Zo luidt een oud rijmpje in dit verband: Wij wille jolijt hantieren En vrolycke feesten vieren, Al met de coppe in de hant, Nae de oude, oude trant. Dit met de kop rondlopen om geld op te halen werd koppen genoemd en wie dat deed was een kopper of kopperke. In het Zaanse dialect (gesproken in de Zaanstreek, ten NW van Amsterdam) bestaan nog de woorden “koploper” en “schaalder” met deze betekenis. De naam Kopperkensdag kan men dan vergelijken met ons dialectische “zingerkensdag” voor oudejaarsdag wanneer de kinderen nieuwjaar zingen. Maar ... net zoals bij Raasmaandag blijft bij dit alles natuurlijk de vraag naar het waarom! Dat de dag Koppermaandag werd genoemd omdat men fooien inzamelde met de coppe (m.a.w. kopperde), is nu wel duidelijk, maar de oorsprong van dit gebruik zelf is daarmee niet verklaard. Men kan alleen vermoeden dat hij dezelfde is als die van de tradities geassocieerd met “Verloren Maandag”.
2.3. Verloren, Verkoren of Verzworen Maandag Het is nu dus de hoogste tijd dat we ons gaan bezighouden met de namen die ons hier vooral interesseren, nl. Verzworen Maandag, Verkoren Maandag en Verloren Maandag. In de 16de eeuw waren die drie namen nog bekend, maar ze waren duidelijk geografisch gespreid, het
waren regionale varianten van in wezen dezelfde naam. De naam “Verkoren” Maandag was alleen gebruikelijk in West-Vlaanderen en de kuststreek. “Verloren” en “Verzworen” waren plaatselijk nog varianten, maar de eerste zou uiteindelijk overblijven in Brabant, terwijl de tweede als “lundi parjuré” nog lang bleef voortleven in Frans-Vlaanderen. Ook voor deze drie namen heeft men in de loop van de jaren diverse verklaringen voorgesteld, de ene al minder steekhoudend dan de andere. 1) Zo heeft men ten eerste gezegd dat de dag Verloren Maandag werd genoemd omdat men die dag doorbracht met uitspattingen en tijdverdrijf, zodat hij als werkdag verloren was. De vraag is echter waarom men die dag zo doorbracht. 2) Een andere verklaring opperde de Nederlander Croon, die in 1665 stelde dat de dag zo genoemd werd omdat op de zondag onder het octaaf van Driekoningen tijdens de kerkdienst de evangelietekst aan bod komt waarin verhaald wordt hoe de twaalfjarige Jezus verloren was en na drie dagen door zijn ouders in de tempel van Jeruzalem gevonden werd. Croon gaf evenwel toe dat het hem een raadsel was waarom de ambachtslieden die dag al brassend en slempend vierden. 3) In de 19de eeuw heeft men ook wel eens geopperd dat er verband is met een gewoonte te Antwerpen om op de voormiddag van die dag in de lakenhalle het gildenboek voor te lezen. Iedereen zou dan zijn werkplaats verlaten hebben om naar de hallen te gaan en daarna, gezien de korte dagen in Januari, die dag niet meer terug aan het werk zijn gegaan. 4) In 1834 gaf een zekere heer LAMBIN een meer romantische verklaring: hij legde een verband tussen de drie namen en beweerde dat de dag vroeger “verkoren” heette omdat de jongelingen en huwbaere liede, misschien alsdan, meer dan op andere dagen, keus deden van eene vryster of vrouw; “verloren”, omdat men dien werkeloos overbragt (...) “verzworen”, om dat de jeugd eene minnaeres en de huwbaere manschap eene vrouw gekozen hebbende, haer, of eeuwige liefde, of onverbreekbaere trouw zwoeren 5) Ook anderen hebben een verband gelegd tussen de drie namen. De dag zou ‘verkoren’ genoemd zijn (van het werkwoord “verkiezen”) omdat in vroeger tijden in veel gemeenten de magistraten en ambtenaren op die dag verkozen en aangesteld werden. Hij heet 'verzworen' of 'gezworen' omdat toen de tot het overheidsambt verkozenen de eed aflegden, en ‘verloren’ omdat er die dag niet gewerkt werd. Het zou weer te ver leiden om dieper in te gaan op deze en andere zogenaamde verklaringen, maar ik denk dat u wel zal willen aannemen dat ze geen van alle steek houden en op louter gissing berusten. Laten we liever ineens nagaan hoe de vork wel aan de steel zit.
3. Verloren - verzworen: de oplossing? 3.1. Relatieve primauteit der namen Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Verzworen Maandag is de oorspronkelijke benaming. De andere, Verkoren en Verloren Maandag, zijn latere zogenaamde volksetymologische vervormingen. Dit blijkt reeds duidelijk uit de chronologie van de overgeleverde vormen. Afgezien van een Latijnse en Franse vermelding uit respectievelijk 1185 en 1231 (dies Lune perjurata en le parjurei lundi) treffen we de vorm “verzworen maandag” zo’n veertig keer aan in diverse akten, zowel Vlaamse als Brabantse en andere, tussen 1284 en 1582 en in diverse spellingen zoals versuorne maendaghe, (ver)suoren maendach, verzworen maendach enz.
De Vlaamse vorm “verkoren maandag” treedt maar een paar keer op en alleen in de 16de eeuw. Ook de vorm “verloren maandag” dateert pas van de 16de eeuw: we vinden hem vanaf 1519 tot op de dag van vandaag, uiteraard in diverse spelvormen. Uit dit vluchtige overzicht blijkt niet alleen overduidelijk dat “verzworen” de oorspronkelijke vorm is, maar bovendien kan hieruit afgeleid worden dat de benamingen elkaar chronologisch hebben opgevolgd (uiteraard met een overlap-periode) en dat de volksetymologische vervorming van “verzworen maandag” naar “verloren maandag” grosso modo reeds zijn beslag had gekregen op het einde van de 15de eeuw. Het feit van de volksetymologische vervorming leidt verder tot enkele vaststellingen. Ten eerste blijkt dat ca. 1500 (en wellicht reeds lang voordien) de benaming “verzworen maandag” niet meer begrepen werd; de vraag is: waarom niet? Bovendien is het duidelijk dat de reïnterpretatie (het “begrijpelijk maken”) tot “verloren maandag” is ingegeven door de volkstraditie om die dag niet met arbeid door te brengen. M.a.w. alleen al het feit dat Verzworen Maandag vervormd werd tot Verloren Maandag bewijst dat in die tijd de dag een “verloren” dag moet geweest zijn. De Vlaamse vervorming tot “verkoren” wijst er verder op dat de dag (minstens plaatselijk) in verband moet hebben gestaan met een of andere verkiezing.
3.2. Etymologie Wat betekent nu echter die “verzworen” maandag? Ik wil u een technische taalkundige uitleg besparen en proberen kort samen te vatten waar het om gaat. Tegenwoordig kennen wij nog het werkwoord zweren met de betekenis ‘een eed doen, onder eed verklaren’. Het voltooid deelwoord daarvan is “gezworen” en dit deelwoord is ook tot zelfstandig naamwoord geworden “de gezworene”, d.i. een lid van een college van beëdigde personen. In het Middelnederlands (onze taal in de periode 1100-1500) kende men ook het werkwoord sweren, met daarnaast bovendien “gesweren”. Het deelwoord ervan was respectievelijk “sworen” en “gesworen”, en het bijbehorende naamwoord “de sworene” of “de gesworene”. In het oudere mnl. en vrijwel zeker ook reeds in het Oudnederlands (vóór 1100) bestond daarenboven het werkwoord versweren, met als verleden deelwoord “versworen” en als naamwoord de “versworene”. Waar het nu opaan komt is, dat in de naam Versworen Maandag het woord “verzworen” niet het deelwoord is, zoals bijvoorbeeld wel in “verloren maandag”, maar het zelfstandig naamwoord “de verzworene(n)”. Anders gezegd, een ‘verloren maandag’ is een maandag die verloren is, een ‘verzworen(e) maandag’ is niet een maandag die verzworen is, maar de maandag van de verzworenen. Goed, zal men zeggen, maar een ‘verzworene’ wat is dat? Wel, verzworen komt, zoals gezegd, van het Middelnederlandse werkwoord versweren. Dit woord had verschillende betekenissen, maakte in de loop van de tijd een hele betekenisevolutie door en is thans uit de taal verdwenen. Oorspronkelijk betekende het o.m. zoveel als ‘gezamenlijk zweren, samen-zweren, samen eden afleggen’; later werd de betekenis verengd tot ‘meineed plegen’ en ‘samenzweren’ in de moderne betekenis. Het was het equivalent van lat. coniurare, dat ook oorspronkelijk de betekenis had van ‘gezamenlijk zweren’ en pas later de pejoratieve betekenis ‘samenzweren’ kreeg. Een coniuratio was een ‘verbintenis onder ede’ maar ook ‘eedgenootschap, verbond’, pas later ‘samenzwering’. Verzworen komt overeen met Latijn coniuratus ‘door eed verbonden’ en de coniurati zijn de ‘verzworenen, de samengezworenen’. Verzworenen zijn m.a.w. mensen die samen een eed afleggen en dus door eed verbonden zijn. En “Versworen Maandag” is de maandag van die eedverbondenen.
Nu trad er echter, zoals gezegd, een betekenisevolutie op bij het Middelnederlandse woord “versweren”; het ging alleen nog ‘vals zweren, afzweren’ betekenen en een verzworene was dus een meinedige. De betekenis ‘samen zweren’ en ‘door eed verbondene’ ging verloren, zodat men na verloop van tijd de naam “verzworen maandag” (‘meinedige maandag, maandag van de meinedigen?) niet meer begreep. Reeds in de 12de eeuw was hij gedeeltelijk ondoorzichtig geworden. Ten eerste herkende men erin reeds niet meer het substantief “verzworene” en beschouwde men versworen als een deelwoord, maar bovendien kende men de vroegere betekenis van versweren niet meer, zodat men het woord “versworen” in de naam in het Latijn ging vertalen met perjuratus en in het Frans met parjuré. Later zou men de naam helemaal niet meer begrijpen en werd hij vervormd tot verloren maandag. Ter vergelijking kan men verwijzen naar het Duits. Daar werd bijvoorbeeld te Koblenz de naam “geschworene montag” vervormd tot “schwerer montag” (= zware maandag). Kortom, “verzworen maandag” betekent de ‘maandag van de verzworenen’. Een verzworene was daarbij iemand die zich onder eed tot iets verplicht had, samen met anderen. Deze eedaflegging moet gepaard gegaan zijn met festiviteiten en de traditie moet minstens teruggaan tot de vroege Middeleeuwen. Wie waren echter die “samengezworenen” en waarom moest dat gezamenlijk zweren zo nodig tot feestmaaltijden en dgl. leiden?
3.3. De oorsprong De oplossing moeten we zoeken in de vroegste geschiedenis van het gildenwezen. Laten we om te beginnen enkele terzake relevante feiten op een rijtje zetten. 1.
2.
De oudste Nederlandse vermelding van “versuorne maendaghe” komt uit de Keure van de lakenindustrie te Brugge uit 1284. Daarin wordt o.a. gestipuleerd dat het de leden van de lakengilde toegestaan was om op de verzworen maandag te “conventen”. Het Middelnederlands conventen (coventen) is afgeleid van convent ‘overeenkomst, afspraak, verdrag’ en betekent ‘overeenkomen omtrent iets, meer bepaald een overeenkomst sluiten aangaande de levering van iets’. Convent betekent echter ook ‘samenkomst, vergadering, gezelschap’. In deze keure kregen de gildenbroeders dus expliciet het recht om samen te komen en afspraken te maken. Hierbij gaat het duidelijk om de officiële vastlegging van een “costuym” waarop de gildeleden geïnsisteerd hadden en dat wellicht verwijst naar een oude traditie. Of er een verkiezing en/of eedaflegging mee gepaard ging, wordt niet vermeld. Men mag evenwel aannemen dat de gesloten overeenkomsten wel door een of andere eed zullen bezegeld zijn en misschien ook besloten werden met een maaltijd, als voorloper van het moderne zakendiner. Bij de relevante oude vermeldingen van “verzworen maandag” etc. gaat het steeds om een gilde-context (zo bijv. in 1284, 1291), om het geven van fooien aan vertegenwoordigers van diverse ambachten en beroepen ter vertering op hun verzworen maandag (in 1341, 1389, 1403, 1411, 1412, 1448, 1451, 1453, 1456), om de schuttersgilden (zo in 1525, 1534) of een genootschap van rederijkers. Zo is er bijv. in 1291 sprake van de sancties voor gildeleden die niet naar de mis kwamen op de verzwore maendaghen. In stadsrekeningen uit de 14e en 15e eeuw wordt geregeld vermeld dat het stadsbestuur een fooi heeft gegeven aan de stadswachten voor hun versworen maendaghe of aan de stedelijke werklieden en straatvegers om te verdrinckene up den verzworne maendach of aan de stadspolitie als subsidie voor hun maeltyt op verzworen maendach (hun teerfeest, zeg maar) of aan de stadsklerken om te helpen bij de costen die
zy pleghen te doene upten verzwoorne maendach of te hulpe van der feeste van den verzworen maendach. 3. De oude ambachtsgilden zijn verdwenen, maar veel van hun gebruiken leven voort in de schuttersgilden. Zo is er de jaarlijkse verkiezing van de “gezworenen” en de opname van nieuwe leden, op o.a. Verloren Maandag gevolgd door de eedsaflegging. Hun statuten zijn grotendeels geïnspireerd door die van de ambachtsgilden. De Verloren Maandag was een van de teerdagen van de gilde. Aanvankelijk ging het om een aangelegenheid van de ambachtsgilden, later leefde de traditie voort in de schutters- en rederijkersgilden. Zo vermeldt een akte uit 1478 dat de leden van de rederijkersgilde elk jaar bij de overheid de namen mogen indienen van de gezellen onder wie men een deken en vier gezworenen zal kiezen, die dan samen de eed zullen afleggen op ten verzworen maendach. 4. Te Antwerpen werd in de lakenhalle het gildeboek voorgelezen. Waarom? Vrijwel zeker naar aanleiding van de eedaflegging van de nieuwe gezworenen van de gilde. 5. Doorheen de eeuwen werd de dag vurig gevierd door ambachtslieden en werklui, tot in de 19de eeuw. Kortom, van in de oudste tijd tot aan de twintigste eeuw loopt het Verloren-Maandag-gebeuren als een rode draad door de gildegeschiedenis. En daarom moeten we voor de oplossing van ons probleem, zoals ik al zei, teruggaan tot de vroegste geschiedenis van de gilden. Al in het woord gilde zelf treffen we de voornaamste concepten aan die steeds met de Verloren (Verzworen) Maandag geassocieerd geweest zijn: Oudnoors gildi betekende immers ‘betaling, feestmaal, vereniging’; en oudnederfrankisch gildonium betekent ‘eedgenootschap’. De gildonia of eedgenootschappen van ambachten en beroepen treden op in de Frankische tijd, maar hun verre oorsprong gaat terug tot de Germanen. Door middel van een wederkerige eed beloofden in zo’n eedgenootschap allerlei mensen, boeren, ambachtslieden en vooral kooplui, elkaar onderlinge steun, koste wat het kost. Soms bleken de gildonia erg nuttig, zoals in de strijd tegen de Vikingen, en de organisaties van de kooplieden waren vaak nodig om piraten op zee te lijf te gaan of om in buitenlandse havens hun prijzen op te leggen. Het zweren van de eden ging gepaard met het tot zich nemen van grote hoeveelheden voedsel en drank. Dergelijke gildonia waren bij de geestelijken niet erg geliefd en werden door hen coniurationes 'samen-zweringen' genoemd (m.a.w. in het Middelnederlands “versweringen”). Vele geestelijken tekenden verzet aan tegen deze 'samenzweringen', omdat ze een Germaansheidense oorsprong en in hun ogen dus een duivels en immoreel karakter hadden. In de 9de eeuw trachtte men tevergeefs deze organisaties te verchristelijken en later werden ze door de concilies verboden. Zulke bewegingen hebben echter een taai leven en later staken gelijkaardige organisaties de kop op. Uit de geschiedenis leren we dat tijdens de volle middeleeuwen in de steden diverse ambachtsgilden tot bloei kwamen. Dit gebeurde vanuit een behoefte aan samenhorigheid onder vakgenoten die vooral werd ingegeven door het gemeenschappelijk gebruik van installaties (hallen, molens, aanlegplaatsen etc.) en gemeenschappelijke verplichtingen tegenover de heer, zoals prestaties of leveringen in natura. In de 14de eeuw kregen de meeste ambachtsgilden het alleenrecht bij de uitoefening van hun beroep en werd aansluiting van alle beroepsgenoten verplicht. Met hun reglementen werd getracht de onderlinge concurrentie uit te schakelen door productie- en personeelsquota, prijzenfixering, vastlegging van arbeidsuren en dergelijke. De gilden waren hiërarchisch gestructureerd, van het laagste niveau, dat der leerjongens of knapen, tot dat van de gezworenen, oudermannen of dekens. De jaarlijkse verkiezing van het gildebestuur, van de gezworenen, ging gepaard met de eedsaflegging van de leden en natuurlijk eten en drinken.
De oudste gilden blijken de koopliedengilden geweest te zijn, die in Brabant gewoonlijk als lakengilden worden aangeduid. In Vlaanderen begonnen die koopliedengilden vanaf het einde van de 13de eeuw, samen met de actieve lakenhandel, weg te kwijnen, maar in Brabant hielden ze de hele Middeleeuwen stand. Hoe oud de gilden ten onzent zijn, is niet met zekerheid uit te maken, maar het heeft er alle schijn van dat ze vrij dicht aansluiten bij de verboden “coniurationes” uit de Frankische tijd. In ieder geval waren bijv. de kooplieden van het Duitse Kiel reeds bij het begin van de 11de eeuw verenigd met het oog op onderlinge steun. Zij zwoeren elkaar plechtig bijstand en waren o.m. berucht om hun drinkgelagen. U hebt ondertussen al begrepen dat die eedafleggingen gebeurden op de “Verzworene Maandag”, de maandag van de gezworenen. Maar de vraag blijft natuurlijk waarom die maandag viel op de maandag na Driekoningen. We kunnen begrijpen dat het begin van het jaar het meest geschikte moment was om mekaar weer voor een jaartje trouw te zweren, maar waarom deed men dat dan niet op de eerste dag van het jaar of op de eerste werkdag daarna? Het antwoord op die vraag is dat men dat oorspronkelijk eigenlijk wel deed en dit bewijst ook hoe oud de traditie is. Het heeft namelijk te maken met de vroegere jaarindeling. Tot in de kleinste details valt dat niet uit te leggen, maar in hoofdzaak komt het hier op neer. De Germanen vierden tegen het einde van december het feest van de winterzonnewende, het zogenaamde joelfeest, tussen haakjes nog steeds de naam voor Kerstmis in Scandinavië. Ze vierden dat ter ere van hun god Freyer, van wie ze onder het offeren van varkens een rijke oogst afsmeekten. Nu kenden zij wel iets van vieren, want de zogenaamde joeltijd duurde zomaar eventjes 12 dagen en werd afgesloten na de 12de nacht. De volgende dag begon het nieuwe jaar, op Dertiendag. De Romeinen daarentegen lieten het jaar beginnen op 1 januari, een gebruik dat reeds 150 jaar voor Christus bestond. De winterzonnewende werd bij hen door de zogenaamde Juliaanse kalender vastgelegd op 25 december, wat niet erg exact was, want de kortste dag van het jaar is 21 of 22 december. Met de verspreiding van de Romeinse cultuur geraakte mettertijd 1 januari overal ingeburgerd als “nieuwjaar”, het begin van het jaar. Met de opkomst van het christendom ontstond ook de behoefte aan nieuwe kerkelijke feesten. Al zeer vroeg vierde men op 6 januari het feest van de Openbaring des Heren of Epifanie, maar reeds in de 2de eeuw vierde de kerk op die dag ook de geboorte van Christus, Kerstmis dus. Pas in de 4de eeuw werd het feest van de geboorte van Christus, van wie men, tussen haakjes, niet weet op welke dag hij geboren is, op 25 december geplaatst, althans in de Westerse kerk. De betekenis van het feest van de Epifanie (6 januari) is in het Westen vrijwel volledig verloren gegaan omdat het verdrongen werd door de verering van de 3 koningen. Dergelijke verschuivingen van feesten waren natuurlijk niet toevallig. De kerkelijke feesten zijn namelijk in de plaats gekomen van oude heidense feesten, die op die manier gekerstend werden. Kerstmis werd vastgelegd op de winterzonnewende (25 december volgens de Juliaanse kalender) en 12 dagen later kwam Driekoningen in de plaats van het Germaanse Dertiendag. Nog tot in de Middeleeuwen zou Dertiendag een synoniem blijven van Driekoningen en ook nu nog heet Driekoningenavond in het Engels twelfth night. Laten we nu even terugkeren naar “Verloren Maandag”. Ik vermoed dat men zich de oorsprong als volgt moet voorstellen. De Germanen sloten eedverbonden op de eerste werkdag van hun nieuwe jaar, d.w.z. de dag na Dertiendag, de dag die later Driekoningen heette. Men mag aannemen dat na de komst van de Romeinen en na de kerstening de gewoonte bleef bestaan, maar ze moet naar een ander moment verschoven zijn. Onder invloed van de Romeinen verschoof het begin van het jaar immers naar 1 januari. Aanvankelijk bleef Dertiendag wel belangrijk, als de feestdag Epifanie en later Driekoningen, maar mettertijd nam het belang ervan af, met de algemene erkenning van 25 december als Kerstmis. Oorspronkelijk
was Driekoningen het equivalent van Nieuwjaar, later van Kerstmis en dus een feestdag, een zondag, zeg maar. Later verloor hij die status ten voordele van 25 december en misschien heeft men daarom de “zweerdag” verschoven naar de eerste maandag na Driekoningen, maar daarover bestaat geen zekerheid. Mij lijkt het zeer aannemelijk omdat dergelijke verschuivingen ook in het recente verleden nog gebeurd zijn. Ik denk hier aan de Zotte Maandag van Ronse: die wordt sinds het einde van de jaren zeventig op zaterdag gevierd, omdat dat een vrije dag is.2 Hiermee weten we dus waar de naam Verloren Maandag vandaan komt, maar we weten nog altijd niet waarom wij op die dag worstenbrood eten. Op die vraag kan ik helaas geen sluitend antwoord geven. Wel is duidelijk dat het gaat om een overblijfsel van de geschetste eeuwenoude maaltijd-traditie; men denke aan de “heeten koek” uit 1581. Maar waarom worstenbrood? Het ontstaan zelf van worstenbrood brengt men in verband met de vroegere kookgewoonten: vette vleessoorten, zo zegt men, werden in deeg verpakt en dan in de oven geplaatst. Het vet werd opgeslorpt door het deeg, dat dan aan de hond werd gegeven. Later, in periodes van voedselschaarste, zou men ook het deeg hebben opgegeten. Volgens sommigen is de traditie om op Verloren Maandag worstenbrood te eten te danken aan de herbergiers. Na de beëdiging van de gildeleden trok men naar de herberg. En de herbergiers offreerden hun klanten een hapje, om ze zo lang mogelijk in de herberg te houden. Ze gebruikten daarvoor goedkope, vette vleessoorten, vooral worst. Om het vet op te slorpen, werden de worsten in deeg verpakt. Het is echter niet onmogelijk dat het eten van worstenbrood van ver verband houdt met de oud-Germaanse traditie van de joeltijd. Dat was een periode van offerdagen aan de goden van de vruchtbaarheid die samenviel met de slachttijd. Er was voldoende offer- en slachtvlees, vooral varkensvlees, en feestelijke verorbering ervan lag voor de hand. Later kunnen die offergaven vervangen zijn tot een soort symbolische koeken met varkensvlees, misschien mede onder invloed van de Romeinen, die elkaar op nieuwjaarsdag geschenken aanboden, onder meer koeken. Maar zekerheid bestaat daar niet over. We weten alleen dat het eten van worstenbrood duidelijk een overblijfsel is van een oeroude maaltijdtraditie op Verloren Maandag, maar hoe en wanneer dit specifieke gebruik (het eten van worstenbrood) precies ontstond, weten we niet.
4. Besluit Ik wil besluiten met een korte samenvatting. Men kan zich de geschiedenis van Verloren Maandag als volgt voorstellen. Vermoedelijk als voortzetting van een Germaanse traditie ontstond in de vroege middeleeuwen bij diverse beroepsklassen de gewoonte elkaar bijstand te zweren. Naar aanleiding van die eedaflegging werd gevierd met eet- en drinkgelagen. De praktijk werd door de geestelijken scheef bekeken. Ze noemden ze “coniuratio” (verzwering), probeerden ze te verchristelijken en uiteindelijk werd ze verboden. Wanneer later de ambachtsgilden beter van de grond kwamen, herleefde de traditie (indien ze al ooit helemaal
2
Driekoningen werd nog lang “Groot-Nieuwjaar” genoemd en Kerstmis “Klein-Nieuwjaar”. Zowel 25 december als 1 en 6 januari hebben in de loop van de tijd als “nieuwjaar” dienst gedaan; 1 jan. vond bij het volk slechts geleidelijk ingang. Voor de verschuiving van gebruiken naar andere feestdagen, vgl. Sinterklaas > Santa Claus. Het feest van de Epifanie leeft voort als “la Befana” in Italië: in hun kousen krijgen de brave kinderen lekkers van de Befana, zoals bij ons van St.-Niklaas en de Kerstman. In Spanje is Driekoningen dé dag voor geschenken etc., zoals bij ons Kerstmis.
uitstierf), vermoedelijk naar aanleiding van de verkiezing van de “gezworenen” van de gilde. Op die dag boden die gezworenen hun leden een feest aan, waarvoor ze vanwege het stadsbestuur mettertijd een subsidie kregen, wat later evolueerde tot het aanbieden van fooien en nog later het vragen om fooien. Toen de gilden aan belang inboetten, verwaterden ook de volksgebruiken. Van de feestmaaltijden bleef uiteindelijk nog het ophalen van fooien over en het eten van “hetebrood”. Met het verdwijnen van de ambachtsgilden werden m.a.w. tradities aangepast; ze bleven voortleven in een andere vorm. In de schuttersgilden werden ze het best bewaard onder de vorm van eedaflegging met teerdagen. De naam van de dag onderging ook een evolutie. Lange tijd bleef de benaming Verzworen Maandag in zwang. Daar de viering van de dag gepaard ging met afwezigheid van arbeid en de betekenis van “verzworen” onduidelijk was geworden, werd de naam volksetymologisch aangepast tot Verloren Maandag. Elders inspireerde de verkiezing van gildendekens etc. tot de naam “verkoren” Maandag. Op sommige plaatsen bleef als enig gebruik het rondgaan met de “coppe”, waardoor de naam Koppermaandag ontstond. Elders gaf een maaltijdtraditie aanleiding tot Raa(d)smaandag. Plaatselijk ging het er zo carnavalesk aan toe dat men sprak van Zotte Maandag. De meeste volksgebruiken verdwenen evenwel en dat betekende ook de ondergang van de benamingen (bv. Koppermaandag, Raasmaandag). Alleen Verloren Maandag hield stand tot vandaag. Oorspronkelijk viel de “verzworen maandag” waarschijnlijk op de dag na Driekoningen, maar later werd hij verschoven naar de eerste maandag na Driekoningen. Tot besluit kunnen we zeggen dat de mensen uit de Antwerpse regio een stukje van een meer dan duizend jaar oude traditie in ere houden telkens als ze op Verloren Maandag een van hun onvolprezen “weustebroje” verorberen. Ik hoop dat ook u dat een hart- (en maag-) verwarmende gedachte vindt.