Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking Inzichten uit de context van het buitengewoon onderwijs Martine Van Dun en Lut Celie
Martine Van Dun is pedagogisch begeleider pastoraal van het Vlaams Verbond van Katholiek Buitengewoon Onderwijs, Lut Celie is psychotherapeut gespecialiseerd in de begeleiding van rouw en emotionele processen bij kinderen en jongeren. Op een studiedag van het VVKBuO naar aanleiding van de publicatie van ‘Adieu! … À Dieu?’ (zie Literatuur, p.35) gaf Lut Celie vanuit haar ervaring een lezing over het omgaan met verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale handicap. Martine Van Dun verwerkte deze lezing tot onderstaande bijdrage. De talrijke voorbeelden en concrete tips verzekeren dat dit artikel ook relevant is voor pastores die werkzaam zijn in de voorzieningencontext.
Algemene vaststellingen • Opvoedkundige taak Leerkrachten, opvoeders, begeleiders, kortom alle personen die werken met kinderen en jongeren hebben de taak om te leren omgaan met rouw en de pijnlijke emoties van deze kinderen en jongeren.
• De taal van het kind De taal die kinderen en jongeren spreken in het omgaan met hun pijn en emoties is geen duidelijk verstaanbare taal. Deze taal is
28
moeilijk te grijpen, ze wordt vaak niet erkend, niet gezien of niet benoemd. Dit alles maakt dat hiermee omgaan geen evidentie is. Als we dan kijken naar de doelgroep van kinderen en jongeren met een mentale beperking, dan komen we automatisch bij de volwassene die met hen werken.
• De begeleider In hoeverre zijn begeleiders van kinderen en jongeren met een mentale beperking hier klaar voor? Hoe gaan wij om met woede, verdriet…? In hoeverre kunnen wij vanuit een overgave, niet boordevol met pasklare antwoorden, ruimte geven aan deze kinderen en jongeren? Beschikken wij over de vaardigheden om hen nabij te zijn, om naar hen te luisteren? Nog al te vaak willen wij hen sparen. We gaan vluchtmechanisme gebruiken. Uitspraken als, “het is beter voor hen als…’” of “zie dat ze er een trauma aan over houden…” zijn zeker gekend.
• Omgeving Voor kinderen en jongeren met een mentale beperking is hun omgeving van essentieel belang. Zij hebben een zeer intens contact met hun begeleider of leerkracht; de vertrouwensband is zeer hecht. Een omgeving
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
die hen respecteert en aanvaardt zoals ze zijn, is wat ze nodig hebben.
• Zichtbaar en onzichtbaar verlies We kunnen spreken over twee soorten van verlies; zichtbaar en onzichtbaar verlies. Enkele voorbeelden van zichtbaar verlies, de dood van iemand die je dierbaar was, de scheiding van je ouders, het verlies van zichtbare mogelijkheden (m.a.w. het leren omgaan met je beperkingen), het verlaten van een gekende plek, een plek die veilig aanvoelde,… Bij onzichtbaar verlies gaat het over verlies van zelfvertrouwen, verlies aan veiligheid, aan liefdevolle aandacht,…. Het is nodig om het onderscheid te bespreken, omdat onzichtbaar verlies al te vaak uit het oog verloren wordt. Of het nu om zichtbaar of onzichtbaar verlies gaat, het is nodig om het verlies ALLE aandacht te geven.
Specifieke aspecten bij jongeren met een beperking 1. Werkelijke leeftijd – verstandelijke leeftijd Bij kinderen en jongeren met een mentale beperking moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de werkelijke leeftijd, de verstandelijke leeftijd en de emotionele ontwikkeling. Als we deze zaken even op een rijtje zetten, dan zegt het resultaat ervan iets over het denkproces van de jongeren, over het invullen van de begrippen verdriet, dood,….
Een voorbeeldje: Een jongen van 15 jaar heeft een verstandelijke leeftijd van een kind van 4 à 5 jaar. Zijn IQ (intelligentiequotiënt) zegt dan: • Deze jongen kan zich beperkt uitdrukken in taal, • hij zoekt naar logische verklaringen, • voor hem lopen fantasie en realiteit door elkaar • het is een vraag hoe hij het doodsconcept ervaart. Zijn EQ ( emotioneelquotiënt) is afhankelijk van een aantal factoren: Persoonsfactoren • Wat is zijn graad van emotionaliteit? • Is hij een rustig of onrustige persoon? • Wat is zijn draagkracht? • Hoever staat hij in zijn ontwikkeling van IK DE ANDERE? • Hoe communiceert hij? Omgevingsfactoren • Is er aandacht voor het verlies? • Hoe is er omgegaan met pijn/verdriet in het verleden? • Hoe gaan begeleiders/familie om met het spaargedrag, geven ze hem de ruimte? Belevingsfactoren • Hoe is hijzelf met verlieservaringen omgegaan? • Wat is er achter gebleven? • Hoe kijkt hij ernaar? Deze 15-jarige jongen heeft al 15 jaar lang zijn leven beleefd, ook al heeft hij een verstandelijke leeftijd van een kind van 4 à 5 jaar. Gedurende al deze tijd heeft hij ervaringen opgedaan, is er invloed geweest van de omgeving,… Al deze factoren moeten mee opgenomen worden als men deze jongen de plaats en ruimte wil geven om met zijn verdriet om te gaan.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3729
2. Duale gevoelens Als we kinderen en jongeren met een mentale beperking de ruimte geven, dan moeten intens blije momenten naast intens verdrietige momenten geplaatst kunnen worden. Deze kinderen en jongeren kunnen namelijk van het ene moment op het andere van intens verdriet naar uitbundig lachen overgaan, omdat ze intens blij zijn om wat er op dat moment gebeurt. Hun stemming wisselt m.a.w. heel makkelijk. Bij het verwerken van verlies kunnen deze kinderen en jongeren ook erg direct zijn, wat voor een begeleider vaak heel confronterend is. Zij beschermen zichzelf door duidelijk aan te geven wanneer er genoeg rond het verlies gepraat, gewerkt is. Zo kan het gebeuren dat een kind of jongere plots iets anders wil gaan doen. Zij kunnen zelf aangeven wanneer het genoeg is geweest en wanneer het tijd is voor wat anders. Die ruimte moet hen dan ook gegeven worden. Het is niet omdat een kind of jongere twee dagen na de dood van zijn moeder wil gaan voetballen, dat hij niet meer verdrietig is om het verlies van zijn moeder.
3. Verlate rouw Onder verlate rouw verstaan we rouwen dat pas jaren later tot uiting komt. Bij kinderen en jongeren is er veel verlate rouw. Men rouwt om een verlies dat veel eerder gebeurde, maar waarvan nu pas de verwerking kan beginnen. Het is een opdracht van de leerkracht of de begeleider om dit signaalgedrag ernstig te nemen en om rekening te houden met het verleden van het kind.
3 is nogal vaak signaalgedrag. Het rouwen kan bijvoorbeeld verlaat tot uiting komen in de vorm van storend gedrag. Heel veel kinderen en jongeren weten zelf niet waarom ze zo handelen en doordat de link met het verlies niet meer gelegd wordt, worden ze er nog voor gestraft ook. Het is daarom van het allergrootste belang dat er steeds nagegaan wordt vanwaar het signaal kan komen. Men moet op zoek gaan naar zaken uit het verleden die (nog) niet verwerkt werden.
De emotionele taken Om met verlies te leren omgaan en de daaraan gekoppelde emoties te leren plaatsen, moeten mensen verschillende rouwtaken doorgaan. Het vraagt enige kennis om dit verwerkingsproces te begeleiden. Hieronder volgt een korte introductie.
1. Het verlies erkennen Het erkennen van het verlies is geen evidente taak. Er is een groot verschil tussen het “weten” en het “voelen”. Een duidelijk voorbeeld hiervan is een kind dat zegt: “Ik weet wel dat mama dood is, maar…”. Er is enerzijds de werkelijkheid en anderzijds de hoop, de fantasie, kortom de eigen belevingswereld. Een tienjarige jongen zegt tegen zijn therapeute: “mama komt terug” waarop de therapeute aan de jongen duidelijk maakt dat hij toch weet dat zijn mama dood is en in de hemel is. “Hoe kan mama dan terug komen?”, vraagt de therapeute. Waarop de jongen heel eenvoudig antwoordt: ”Langs de voordeur natuurlijk!”
Het gedrag van leerlingen in onderwijstype
30
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
Kinderen en jongeren zijn pas in staat het verlies te erkennen als ze de pijn hiervan kunnen doorvoelen. Het tegenhouden van de realiteit kost zeer veel energie. We kennen ook allemaal het voorbeeld van jongeren met een beperking die zich blijven verzetten tegen het “anders” zijn. Wat betekent deze taak dan bij onze doelgroep?
jongeren reeds geïnstalleerd. Dit wil zeggen dat het tot hen doordringt dat de dood onomkeerbaar is. Er komen daarbij vooral veel angstgevoelens naar boven. Hier kan je als begeleider volop aan de slag om de kinderen en jongeren te begeleiden en ondersteunen in hun verwerkingsproces. • Kinderen en jongeren met een rand-
Het is belangrijk om bij de begeleiding rekening te houden met het IQ van de kinderen en jongeren.
normale begaafdheid (ontwikkelingsleef-
• Kinderen en jongeren met een matige tot ernstige verstandelijke beperking (ontwikkelingsleeftijd 0-3 jaar, IQ <25):
bewust doodsbesef aanwezig.
Er is geen evolutie in de groei naar een volgend ontwikkelingsstadium. Deze kinderen en jongeren hebben geen realiteitsbesef, zij leven in hun eigen belevingswereld. Doodgaan is voor deze doelgroep dan ook niet definitief, het is omkeerbaar. We merken dat ook in andere verliessituaties; bij een scheiding bijvoorbeeld, is het uit elkaar gaan van papa en mama niet definitief. Het kan daarom enorm verwarrend werken als papa en mama weer even bij elkaar zijn en samen nog een activiteit doen. De begeleiding van deze kinderen en jongeren zal een aangepaste aanpak vragen. Bij deze doelgroep kan je niet spreken over rouwverwerking of verwerking van een verlies. Je kan hier wel werken aan het herinstalleren van veiligheid en vertrouwen. Je leert hen omgaan met de pijnlijke emoties van kwaadheid, angst en verdriet. • Kinderen en jongeren met een matige verstandelijke beperking (ontwikkelingsleeftijd 5-8 jaar, IQ = 35-40): Het realiteitsbesef is bij deze kinderen en
tijd 8-12 jaar, IQ = 60–70): Bij deze kinderen en jongeren is al een
Hulpmiddelen voor de begeleiding van kinderen en jongeren in deze fase
• Wees in je gesprekken met de kinderen en jongeren eerlijk en duidelijk. Benoem de dingen bij hun naam; dood is dood en kanker is kanker. Herhaal dit zo vaak als nodig en ga niet mee in de fantasiewereld van de kinderen en jongeren. • Laat de kinderen en jongeren tastbaar afscheid nemen van de overledenen. • Vertel methode; maak je verhaal zeer concreet. • Laat de kinderen en jongeren voor en na het gebeuren creatief bezig zijn. Laat ze tekenen, boetseren, graffiti spuiten,... Probeer hen herinneringen, gevoelens,… te laten uiten op verschillende manieren.
2. Ervaren van de pijn van het verlies Een kind of jongere uit zijn ontspoorde emoties vaak in signaalgedrag (woede, hyperventilatie,…). Signaalgedrag is gedrag dat niet ‘gewoon’ is, het zijn ontaarde gevoelens.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3731
Rouwreacties manifesteren zich op verschillende vlakken. Op lichamelijk vlak krijgen de jongeren allerlei klachten zoals buikpijn, vermoeidheid,… Op gevoelsvlak ervaren kinderen en jongeren zéér veel gemis, eenzaamheid, woede,... Op mentaal vlak kan het gebeuren dat kinderen en jongeren zich moeilijker kunnen concentreren, dat ze lijden aan geheugenverlies,… Wat betekent deze taak dan bij onze doelgroep?
Bij de ondersteuning van kinderen en jongeren met een ernstige mentale beperking is het bijvoorbeeld belangrijk om het ritme en de gewoontes zoveel mogelijk te behouden, om af en toe extra liefdevolle (lichamelijke) aandacht te geven,… Bij deze doelgroep is het zeer normaal dat er een regressie optreedt van vaardigheden die eerder verworven waren. Voor kinderen en jongeren met een ontwikkelingsleeftijd van 3,5 tot 5 jaar is bijvoorbeeld het verzamelen van tastbare herinneringen van groot belang en voor kinderen met een ontwikkelingsleeftijd niveau lagere school is het belangrijk om dingen te benoemen (“ik zie dat je boos bent”), hen ruimte te geven om zich af te reageren (time out),… Het leren omgaan met kwaadheid is al even belangrijk als het leren omgaan met verdriet: “Tranen die van binnen blijven zitten, worden ‘verharde tranen’ en kunnen niet meer naar buiten in de vorm van tranen. Ze komen naar buiten in de vorm van kwaadheid.” Hulpmiddelen voor de begeleiding van jongeren en kinderen in deze fase
• De erkenning van de taal van het kind en de jongere is van wezenlijk belang. Het
32
gedrag en de gevoelens moeten benoemd worden; het mag er zijn en het moet eruit! • Er moet een plek voorzien worden om boos te zijn. Leren omgaan met gevoelens van kwaadheid en woede verloopt niet altijd van een leien dakje. Een time out ruimte is daarom ideaal. In zo’n ruimte kan het kind of de jongere terug tot zichzelf komen. Er kunnen allerlei voorwerpen aanwezig zijn waarmee de kinderen of jongeren aan de slag kunnen (bijv. behangpapier en wasco’s, klei, rijstkorrelkussens, muziek, boksbal en handschoenen,…).
3. Een plaats geven aan het verlies In deze fase groeit het besef van de gevolgen van het verlies. Men moet zich aanpassen aan een omgeving zonder de overledene. Veel is afhankelijk van de relatie die het kind of de jongere had met de overledene en de betekenis die de overledene in zijn leven vervulde. Kinderen en jongeren stellen dan ook heel wat concrete vragen om zich aan een nieuwe situatie aan te passen of om zich weer veilig te voelen. Ze zoeken vervanging voor allerlei functies. Kasper vroeg aan mama: “Wie zal er mij nu naar school brengen én wie zal er nu centjes voor ons verdienen?” of “Als mijn mama nu ook dood gaat, wat moet er dan van mij worden?” Het zoeken naar een eigen zingeving kan voor kinderen en jongeren ook belangrijk zijn. Heel concreet geven ze hun overleden zusje, mama of opa een plaats: “Opa is nu in ‘het beloofde land’, later ga ik hem halen.” Of “Mijn zusje is in de hemel of bij Jezus.” of “Mijn mama woont achter de wolken, later ga ik met een raket op bezoek.”
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
4. Herinrichting, herorganiseren en investeren in nieuwe relaties
• de persoon vastpakken,
Dit betekent niet dat het verlies vergeten is, maar dat men de draad van het leven weer kan opnemen zonder overspoeld te worden door emoties. Als het kind of de jongere de kans heeft gekregen zijn verdriet te doorwerken, zal het in staat zijn om, ondanks het gemis, met een goed gevoel verder te gaan. Als het verdriet doorwerkt is, betekent dit niet dat het verdwenen of vergeten is. Toch denken kinderen en jongeren soms dat ze degene die dood is onrecht aandoen door bijvoorbeeld nieuwe banden aan te gaan.
• dingen uitspreken: “ik zie je graag”
lichamelijke nabijheid
• Liefdevolle aandacht en veiligheid aanbieden. Dit kan je tijdelijk als begeleider, vriend of familie overnemen. • Creatief met het kind of de jongere werken (uittekenen, verbranden, doos maken voor herinneringen,...). • Troostend aanwezig zijn en toestemming geven om gevoelens te hebben: - een doos met herinneringen maken - een foto op de lessenaar of het bureau plaatsen
Als alles zijn plaats heeft gekregen, kan het kind een nieuwe situatie en nieuwe relaties aan en kan het emotioneel evenwichtig verder. Jolien was heel erg kwaad op mama toen zij twee jaar na de dood van haar papa een nieuwe vriend had. Zij mocht deze kwaadheid nooit uiten en werd er zelfs voor gestraft. Als het gaat over taken in de rouwarbeid, is het mogelijk hulp te vragen en te krijgen. Bij taken kan je immers geholpen worden. Met kennis en informatie in je rugzak is het misschien gemakkelijker om kinderen die rouwen werkelijk te ontmoeten. Tijd geneest geen wonden. Uitdrukking geven aan en het uiten van verdriet wel. Daar is tijd voor nodig en iemand die helpt om hier uitdrukking aan te geven. Dat proces is genezend. Er bestaan verschillende manieren/werkvormen om kinderen en jongeren mogelijkheden aan te bieden te leren omgaan met hun emoties of hun pijn. Hieronder worden er een aantal beschreven.
- een kleiwerk maken - concrete vragen stellen - plaatsen in het ‘hierna’ - een verlies ‘vervangen’ - … • Een plek zoeken om af te reageren. Dit is geen strafplek, maar er kunnen bijvoorbeeld kussens liggen waar het kind of de jongere op kan kloppen of met zijn voeten in trappelen. Zo’n plek kan ook buiten zijn, bijvoorbeeld met een stok of tak tegen een dikke boom kloppen of ergens gaan roepen en tieren. Het kind of de jongere kunnen toestaan dat hij dit doet, in alle veiligheid, is een belangrijk signaal. • ‘Bozendozen’ maken: in mooie bozendozen komt vaak, in die week uitgetekende boosheid, (is niet gelijk aan mooie tekening) op oude behangrollen, (verfrommeld) terecht. Als de mooie bozendoos vol zit, dan wordt die boosheid op een rituele plek verbrand met de boodschap dat die boosheid niet meer kan terugkomen.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3733
• Het gebruik van een ‘bozenmuur’, waar bijvoorbeeld klei tegenaan gegooid kan worden. • Boosheid kan ook geboetseerd, getekend (met dikke wasco’s) of geschilderd worden. • een punch-bal gebruiken (vooral bij pubers en jongeren) • Sporten is altijd een goede energieverbruiker en spanningsoplosser. • Spreken met ‘praatstok’. Wie de stok heeft, mag praten. Zo geef je de andere een gevoel van respect. Je blijft luisteren. • Probeer steeds onmiddellijk na het kanaliseren van het ‘kwaad-gevoel’ met het kind of de jongere te praten. Zoek naar mogelijkheden die hem kunnen helpen. Bijvoorbeeld hoe ze weerbaarder gemaakt kunnen worden tegen pesten. Speel een rollenspel en laat de oplossing vooral van het kind zelf komen, dat is het best toepasbaar. Opgelegde – grote mensen – oplossingen zijn vaak niet opvolgbaar voor kinderen en jongeren. • Probeer uit te vissen of het kind nog iets zou willen zeggen aan de persoon waarnaar de kwaadheid gericht is. Bied ook dan mogelijkheden aan; bijvoorbeeld een brief schrijven, een berichtje nalaten op antwoordapparaat of nog eens met die persoon praten waarbij het kind of de jongere niet onderbroken wordt. Eventueel met neutrale begeleiding. • Zoeken naar veilige plekken en personen die vertrouwen kunnen bieden. Angsten ontstaan regelmatig na een verlieservaring. Het terug installeren van andere, nieuwe structuren en kaders biedt veiligheid. Zeker bij kinderen waar door het verlies al heel wat op zijn kop komt te staan.
34
• Grensbepalingen: maak goede afspraken met je kinderen en jongeren. Ga consequent om met afspraken. Daarnaast moet er echter ook aandacht zijn voor de gevoelswereld! De ‘waarom-vraag’ moet gesteld durven worden. • Pas rituelen (bijv. slaaprituelen) toe. • Angst van kinderen of jongeren (bijv. monsters, nachtmerries,…) kunnen ook uitgetekend en daarna verbrand of begraven worden. • Zo snel mogelijk moeten nieuwe structuren of een duidelijk kader aangeboden worden. Het kind of de jongere voelt verwarring. Het duidelijk aangeven (in zijn nieuwe context) van grenzen is daarom zeer belangrijk.
Tot besluit Het thema verlies en rouw is uiteraard geen vrolijk thema, maar met dit artikel willen we toch vooral een positief accent leggen; het ís mogelijk voor kinderen en jongeren om hun leven opnieuw in te richten na een ingrijpende verlieservaring. En ook bij kinderen met een (mentale) beperking kan aangepaste rouwbegeleiding helpen bij de verwerking daarvan.
Meer lezen? VAN DUN, M.; VANDEZANDE, J. & VERHAEGEN, J.P., Adieu!... A Dieu? Verlies en rouw bij jongeren met een beperking (sob-katern 4). Antwerpen/Apeldoorn: Garant, 2006. VERBEKE, M. & VAN DUN, M., Studiedag VVKBuO “Verlies en Rouw”, in Forum 37 (2006), 22-23. VERREYKEN, K., Lut Celie over rouw bij jongeren in het Buitengewoon Onderwijs, in Tertio 7 (349), 4 (2006).
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking