VERKLARING van DE 1° EUROPESE JEUGDWERKCONVENTIE
Gent, België, 7-10 juli 2010
Verklaring van de 1° Europese Jeugdwerkconventie
Voorwoord De 1° Europese Jeugdwerkconventie vond plaats in juli 2010 onder het EU-voorzitterschap van België. Negen jaar nadat de Europese Unie het witboek over de jeugd lanceerde onder het vorige voorzitterschap van België, keerde de gemeenschap voor jeugdwerk en jeugdbeleid terug naar Gent. Voor het eerst werd de aandacht exclusief op jeugdwerk gevestigd. De Conventie deed een poging om het verleden, het heden en de toekomst van de organisatie en praktijk van jeugdwerk met elkaar te verbinden. Meer dan 400 deelnemers uit 50 landen namen deel aan een intensief en krachtig debat, via plenaire zittingen, workshops over ‘jeugdwerk in actie’, bezoeken aan plaatselijke jeugdprojecten en themaseminaries gespreid over drie dagen. De Conventie werd voorafgegaan door een conferentie die de geschiedenis van jeugdwerk in Europa bestudeerde, een derde evenement dat twee gelijkaardige, eerdere seminaries in Blankenberge, België opvolgde. Hieruit vloeiden de volgende ideeën voort. Deze Verklaring is gericht aan de ministers die verantwoordelijk zijn voor de jeugd in de 50 landen die behoren tot de Europese Unie en/of de Europese Raad, andere Europese instellingen en politieke structuren die te maken hebben met jonge mensen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau en uiteraard het gebied van jeugdwerk en jongeren zelf. Geschiedenis Er bestaat een lange voorgeschiedenis van jeugdwerk in Europa, maar ook een recentere geschiedenis van jeugdwerk op Europees niveau. Dit wordt gekenmerkt door diversiteit, spanning en ontwikkeling. Het werd op verschillende manieren gedocumenteerd en geleid – via sociale bewegingen, jeugdorganisaties en –verenigingen, geloofsgroepen, de niet-gouvernementele sector en nationaal, regionaal en plaatselijk jeugdbeleid. Het werkt samen met verschillende groepen jongeren, vaak met een onderscheid van sociale klasse, religieuze overtuigingen, politieke strekking of culturele interesses. Het jeugdwerk werd op verschillende manieren georganiseerd, soms geleid door volwassenen, soms door jonge mensen zelf in comanagement of eigen beheer. Jeugdwerk vandaag Jeugdwerk is complex en wordt vaak verkeerd begrepen, precies omwille van die complexiteit. Maar eenvoudig gesteld, doet het twee dingen. Het zorgt voor ruimte voor samenkomsten, activiteiten, overleg en actie. En het zorgt voor ondersteuning, mogelijkheden en ervaring voor jonge mensen die na hun kindertijd de overstap maken naar de volwassenheid. In het Europa van vandaag wordt het geleid en geregeld door principes van deelname en machtiging, waarden van mensenrechten en democratie en tolerantie en strijd tegen discriminatie. Het wordt gevormd door een reeks beleidslijnen en kennis uit onderzoek. Het wordt uitgevoerd door zowel vrijwilligers als betaalde werknemers. Het wordt georganiseerd via een samenwerkingsrelatie met jonge mensen. Het wordt op verschillende manieren gefinancierd en beheerd. Het is in wezen een sociaal gebeuren dat plaatsvindt tussen jongeren en de maatschappij waarin ze leven. De taak van jeugdwerk is daarom aantal spanningen die uit deze relatie voortvloeien, op te vangen en te verwerken. Dit gebeurt onder andere door het afstemmen van onderzoek naar jongeren, beleidslijnen en de praktijk, het verstaanbaar maken van verschillende agenda’s van beleidslijnen rond de jeugd (op Europees, nationaal, regionaal en plaatselijk vlak), het creëren van een positie in de verschillende betrokken sectoren, het oplossen van problemen rond opleiding, vaardigheid en erkennen, maar ook het stimuleren van de pedagogische, relationele en methodologische aanpak van het jeugdwerk in de praktijk Jeugdwerk wordt in de resolutie van de Raad gedefinieerd in een vernieuwd kader voor de Europese samenwerking op het vlak van jeugd (2010-2018) als
een algemene term die een brede waaier aan activiteiten van sociale, culturele, educatieve of politieke aard dekt, zowel door, met als voor jongeren. Deze activiteiten omvatten steeds vaker ook sport en diensten voor jongeren. Jeugdwerk past in het kader van “buitenschoolse” opleiding, maar ook specifieke activiteiten tijdens de vrije tijd, geleid door professionele of vrijwillige jeugdwerkers en jonge leiders en is gebaseerd op een informeel leerproces en een vrijwillige medewerking. Tijdens de Conventie werd jeugdwerk korter gedefinieerd als het verschaffen van “ruimte en mogelijkheden voor jonge menen om hun eigen toekomst te vormen”. Welke definitie ook wordt gekozen, het staat buiten kijf dat verschillende vormen van jeugdwerk in contact treden met verschillende jongeren, verschillende methodes gebruiken, verschillende problemen aankaarten en in verschillende contexten werken. Binnen deze structuur van groepen, methoden, problemen en contexten past het jeugdwerk zich aan, ontplooit en ontwikkelt het zich in de loop van de tijd.
2
De aandacht van de Conventie richtte zich voornamelijk op hedendaags jeugdwerk en het jeugdwerk van de toekomst – het trekken van lessen uit het verleden. In de context van de veranderde en veranderende levensomgeving van jongeren werden tal van vragen opgeworpen over het feit of we de relatie tussen jeugdwerk en jeugdbeleid en de bijdrage van jeugdwerk tot de bredere omstandigheden van jongeren al dan niet moeten veranderen. Specifieke uitdagingen in de debatten gingen over de rol van jeugdwerk in de aanpak van werkloosheid van de jeugd, problemen van kwaliteit en kwalificatie van jeugdwerk en de vormen van jeugdwerk die we nodig hebben om in verschillende maatschappijen samen te leven. De deelnemers besteedden veel energie aan problemen zoals de toegankelijkheid, normen, erkenning en de impact van jeugdwerk. Jeugdwerk en beleidsprioriteiten Er is nog relatief weinig begrip en engagement tussen jeugdwerk enerzijds en politiek en (jeugd)beleid anderzijds. Politici moeten misschien een beter inzicht krijgen in jeugdwerk, maar de jeugdwerker moet ook een beter begrip ontwikkelen over hoe een beleid tot stand komt. Bij de ontwikkeling van een beleid was de overheid eerder geneigd om haar eigen prioriteiten en agenda’s te volgen in de plaats van die van jeugdwerk en van jongeren. Er is nood aan een betere verbinding tussen “bovenaan de top” en “onderaan de basis”. Jeugdwerkers moeten betrokken worden bij besprekingen rond beleidsvorming in bredere beleidsvelden die een invloed hebben op het leven van jongeren; ze moeten ook worden geraadpleegd over een beleid dat een indirecter effect kan hebben op jongeren. Het is belangrijk dat de beleidsvorming op het vlak van jongeren en daarbuiten samenwerkt met georganiseerde en minder georganiseerde jongeren. Jeugdorganisaties spelen een belangrijke rol in deze processen. Jeugdwerkers en jongeren moeten betrokken worden bij de ontwikkeling, implementatie en beoordeling van het jeugdbeleid. Specifieke initiatieven op het vlak van jongeren moeten worden gebouwd op principes en waarden van jeugdwerk: gebaseerd op rechten, gericht op mogelijkheden, met een positieve oriëntatie en gebaseerd op de gelijkheid van toegang en betrokkenheid. Het ‘structurele overleg’ dat in de voorbije jaren werd ontwikkeld en het overleg met nationale, regionale en plaatselijke jeugdraden, maar ook het Europese Jeugdforum en de Adviesraad van de Europese Raad zijn voorbeelden van de vooruitgang die we de laatste jaren hebben geboekt. Dergelijke processen moeten in de toekomst echter worden verstevigd via een verbreding van de basis van dit overleg en een uitgebreidere toepassing van praktijken van comanagement. Positie en samenwerking tussen verschillende betrokken sectoren Jeugdwerk ging historisch gezien geïsoleerd tewerk. Nu wordt steeds meer verwacht dat men zich engageert in een toenemende professionele samenwerking met een bredere structuur van beleidsontwikkeling tussen verschillende betrokken sectoren op het vlak van de jeugd. De samenwerking tussen verschillende betrokken sectoren neemt verschillende vormen aan: tussen educatieve sectoren, tussen agentschappen en beleidsdomeinen die te maken hebben met jongeren (zoals gezondheid, tewerkstelling of justitie), tussen financiële bronnen en op verschillende administratieve niveaus. De meesten zullen het ermee eens zijn dat er nood is aan meer communicatie, coördinatie en samenwerking. Om ervoor te zorgen dat jeugdwerk beter kan functioneren in dergelijke processen is er echter de uitdaging van zijn identiteit en zijn angst voor instrumentalisatie. Jeugdwerk kan soms de zwakke partner zijn in dergelijke regelingen, waardoor het risico ontstaat dat de duidelijke bijdrage tot het leven van jonge mensen ervan wordt uitgehold. Een dergelijke samenwerking maakt het uitwisselen van goede praktijken en de ontwikkeling van een meer samenwerkende praktijk haalbaarder. Jeugdwerk is uiteraard goed geplaatst om contact te leggen en een interactie tot stand te brengen met jongeren. Het kan echter de indruk krijgen dat zijn bevoorrechte positie en relatie met jongeren in het gedrang kan komen door de samenwerking met instellingen zoals de politie of aanbieders van vakopleidingen, ook al zijn de doelstellingen van de instellingen en de jongeren zelf uiteindelijk dezelfde. Het vertrouwen en de geloofwaardigheid die jeugdwerkers opbouwen bij hun jongeren kunnen snel ondermijnd worden, tenzij er zorgvuldig en op gelijkwaardige basis wordt onderhandeld over “engagementsregels” vanuit een standpunt van wederzijds respect. Informatie, impact en effect Precies omwille van de diversiteit van jeugdwerk moet er een equivalent diverse aanpak zijn om de bijdrage die het doet voor zowel jongeren als de maatschappij te identificeren. De klassieke beoordelingsinstrumenten moeten worden aangevuld door een bijdrage van goede praktijken waar anderen op het veld op kunnen reageren. Er is een relatief smalle basis van kennis over jeugdwerk. Ondanks de ontwikkeling van het Europese Kenniscentrum over Jeugdbeleid is er nood aan andere vormen voor het verzamelen, verspreiden en het vertalen van informatie over jeugdwerkprincipes: niet alle jeugdwerkers begrijpen Engels! Er bestaan informatiebronnen op Europees 3
niveau, maar er is nood aan een betere begeleiding zodat deze informatie makkelijker kan gevonden worden en toegankelijker is. youthwork.eu is wat dit betreft een veelbelovend begin. Een betere informatie en kennis van jeugdwerk is de enige manier om de impact ervan beter te begrijpen, verspreiden en beoordelen. Er moeten zowel kwantitatieve als kwalitatieve “bewijzen” worden verzameld, gebundeld en geanalyseerd. De doelstellingen van een dergelijke informatieverzameling zijn een betere zichtbaarheid van jeugdwerk, het ondersteunen van kwaliteit in de praktijk en daardoor een grotere geloofwaardigheid van jeugdwerk. Op een ander niveau is het belangrijk om bewezen informatie over de levensomstandigheden van jongeren te garanderen die de basis moet vormen voor strategisch en operationeel overleg over jeugdwerk en jeugdbeleid. Zowel enquêtes bij jongeren en de controle van jongeren zijn belangrijk om deze behoefte te vervullen. Via deze en andere mechanismen kan jeugdwerk echt “starten met wat jongeren bezighoudt”. Met betrekking tot de resultaten en de impact van jeugdwerk moet de aangekondigde “driehoek” van jeugdonderzoek, beleid en praktijk worden uitgebreid naar een vierhoek waarin jeugdorganisaties en jongeren worden betrokken. Elke overweging van de impact moet gebaseerd zijn op een platform waarbij de perspectieven van alle zijden betrokken worden. Er is dringend nood aan het in kaart brengen of inventariseren van de vormen en de omvang van jeugdwerk in de lidstaten om de huidige voorbeelden van goede praktijken te begrijpen en over te brengen en om de strategische richting van jeugdwerk voor de toekomst te bepalen. Jeugdwerk voor iedereen en met diversiteit Diversiteit in jeugdwerk heeft te maken met toegankelijkheid voor iedereen. De Conventie benadrukte het belang van een praktijk met een “lage drempel” die een uitnodigend effect heeft. Jeugdwerkers hebben echter een geavanceerdere opleiding en een engagement voor universele waarden nodig om het hoofd te kunnen bieden aan de snel veranderende eisen van verschillende bevolkingsgroepen onder de jongeren. De aangeboden opleiding moet verder gaan dan een inzicht van het belang van tolerantie. Ze moet ervoor zorgen dat de jeugdwerkers kennis en vaardigheden verwerven over culturele diversiteit. Bovendien is er vandaag een dringendere nood aan rolmodellen via het versterken van diversiteit binnen jeugdwerkorganisaties en jeugdwerkadministraties. In jeugdwerk moet men vermijden dat een bepaalde groep jongeren wordt beschouwd als enkel een doelgroep voor inclusie en samenwerking. Ze moeten eerder worden gezien als actieve partners om de diversiteit in de maatschappij te stimuleren. In de context van nieuwe voorwaarden binnen Europa over de grenzen van geloof en cultuur heen moeten bepaalde oudere vormen van jeugdwerk, zoals gemeenschapsontwikkeling en gemeenschapswerking worden besproken en aangepast aan de moderne tijd. De kwaliteit van de praktijk Jeugdwerk is een ongewone professionele activiteit die wordt uitgevoerd door zowel vrijwilligers als betaalde medewerkers. Er bestaat geen duidelijke scheiding van het werk in de rollen die door elk van hen worden uitgevoerd. Ze komen allebei voor in zowat alle facetten van de diverse activiteiten van jeugdwerk. Hun relatie is vaak complementair en ze steunen elkaar wederzijds. Wegens hun verschillen zijn er echter specifieke uitdagingen ontstaan over problemen rond kwaliteit, vaardigheid en erkenning. Dit heeft vaak geleid tot een conflict tussen professionalisatie en professionalisme. Het is een complex debat met problemen omtrent exclusiviteit indien een bepaald niveau van kwalificatie de drempel van professionalisme bereikt. Hoewel het geen twijfel lijdt dat er een toenemende combinatie van kennis, vaardigheden en reacties bestaat om veel aspecten van jeugdwerk – zoals beleid, ethiek, risico, management, budgetbeheer, en praktisch engagement met jongeren – uit te voeren, werden deze vaak verworven via een lange ervaring in vrijwilligerswerk. Daarom moet de weg naar individuele waardering via een erkenning van een eerder leerproces worden bevestigd en gerespecteerd. Dit is mogelijk door het instellen van kwaliteitsnormen en het identificeren van generische vaardigheden. Een dergelijke structuur kan op Europees niveau worden ontwikkeld en worden toegepast via nationale structuren, worden geleverd via flexibele onderwijs- en opleidingssystemen, maar ook via zelfregulatie met een professionele ethische code die het gedrag van jeugdwerkers die met jongeren in contact komen, moet regelen. Vaardigheden, opleiding en erkenning Er is niet noodzakelijk een behoefte aan een homogeen opleidingssysteem voor jeugdwerkers, maar we hebben wel nood aan een structuur die vaardigheden stimuleert op basis van een aanpak via een leerproces zoals het ontwikkelen van theoretisch inzicht, controle (en medecontrole) van de praktijk, begeleiding, e-learning, leren van collega’s, observatie en beoordeling. Ze moeten in de loop van de tijd beschikbaar worden gesteld, gekoppeld aan de nodige beschouwing en opvolging. Net als de jongeren zelf moeten jeugdwerkers zich constant bijscholen om correct te kunnen omgaan met de veranderende omstandigheden van hun werk. Om het inzicht van het 4
toenemende jeugdwerk in andere sectoren naar aanleiding van ontwikkelingen tussen verschillende betrokken sectoren te stimuleren, zijn er jeugdwerkers die tijd besteden aan het bestuderen van jeugdonderzoek, beleidslijnen en praktijkomgevingen. Kortom: de opleiding moet flexibel, aangepast en stapsgewijs zijn. Waar mogelijk moet de Europese dimensie ervan intercultureel, transnationaal en zowel psychologisch als methodologisch gekoppeld zijn aan een Europees programma. We moeten niet alleen de nodige middelen toekennen aan een dergelijke context, maar er is ook nood aan een betere erkenning van jeugdwerk, zowel binnen als buiten de structuren van jeugdbeleid. Dat is nodig als we een vruchtbare cirkel van kwaliteit, vaardigheden en betere praktijken willen garanderen. Er wordt gepleit voor strategieën voor de erkenning en waardering van jeugdwerk op Europees, nationaal en plaatselijk niveau en soms op organisatorisch niveau. Welke instrumenten er echter ook worden ontwikkeld voor de erkenning, certificatie en waardering, er blijven cruciale vragen bestaan over het gebruik, de gangbaarheid en geloofwaardigheid. Deze behoefte moet worden onderzocht en waar nodig moeten zwakke plekken worden geïdentificeerd en aangepakt. Wellicht zullen we voor dit proces overlegplatforms moeten creëren met de aspecten van andere sectoren van de publieke overheid, verschillende niveaus van jeugdbeleid en – praktijk en de privésector.
Mobiliteit en netwerken De uitwisseling tussen jeugdwerkers en jongeren uit verschillende culturen, met een verschillende achtergrond en ervaringen in jeugdwerk is belangrijk voor de ontwikkeling van de kwaliteit, voor het leerproces en de ondersteuning, voor de overdracht van kennis en voor het uitbreiden van de mogelijkheden van ontwikkeling en implementatie van jeugdwerk op internationaal niveau. Hoewel de mogelijkheden van uitwisseling de voorbije jaren uitgebreid zijn, zijn er toch nog obstakels, zoals financiën, taal en persoonlijke en professionele status. Er was een vraag naar mobiliteit als een recht voor iedereen. Er moeten dus mechanismen worden ontwikkeld om de verschillende obstakels weg te werken. Om de netwerken en uitwisseling te verbeteren, zouden alle vakmensen overal in Europa in alle sectoren van jeugdwerk de middelen en mogelijkheden moeten krijgen voor overleg, contact en samenwerking. Voor vakmensen die in specifieke gebieden van jeugdwerk actief zijn, moeten er specifiekere organisatievormen bestaan. Er was ook een vraag naar meer gelegenheden voor internationale mobiliteit voor jeugdwerkers. Het programma van Youth in Action komt tegemoet aan deze problemen, maar we moeten een stap verder gaan. Daarom moet er meer overleg worden gepleegd over de waarde van persoonlijk contact via internationale mobiliteit. Er bestaat echter al een sterke consensus over de belangrijkste elementen van de impact van jeugdwerkpraktijken die uit deze ervaringen voortvloeien. Houdbare ondersteuning en financiering Er is een sterke nood aan de ontwikkeling van een juridisch kader voor jeugdwerk, dat zorgt voor een kernbudget dat de houdbaarheid van infrastructuur, projecten en jeugdwerkontwikkeling garandeert. Dit juridische kader zou het creëren van plaatselijke actieplannen voor jeugdwerk kunnen inhouden, waarbij de vereiste middelen voor de levering uit verschillende financieringsniveaus worden geïdentificeerd. De verschillende financieringsbronnen moeten de verschillende niveaus binnen het jeugdwerkbereik weerspiegelen en mogen niet tegen elkaar uitgespeeld worden. Er moeten duidelijke en transparante criteria voor het financieren van jeugdwerk worden opgesteld. Nieuwe jeugdwerkinitiatieven en –organisaties moeten gelijke kansen krijgen om deze middelen te verzekeren. Er werd van uitgegaan dat nationale overheden in de eerste plaats verantwoordelijk waren voor het financieren van jeugdwerk. Europese fondsen werden beschouwd als een drieledige bijkomende rol in de ontwikkeling en implementatie van jeugdwerk. In de eerste plaats vertegenwoordigen jeugdprogramma’s op Europees niveau – zoals het programma Youth in Action – een toenemende kritieke provisie voor sociale inclusie, jeugdmobiliteit en actief burgerschap. In de tweede plaats is hun kenmerkende bijdrage tot het leven van jongeren en jeugdwerkers en de theoretische vorming van het jeugdwerk zelf belangrijk voor het structureren en vormen ervan maar ook om nieuwe praktijkvormen te ondersteunen. Ten slotte blijven de programma’s van onschatbaar belang voor een “vliegende start” van jeugdwerkactiviteit en om hun waarde op vlakken waar de traditie nog pril is of waar dergelijke praktijken niet goed begrepen worden, duidelijk aan te tonen. Voor 2020 zal de deadline voor Europese strategieën binnen en buiten het jeugdveld, die dergelijke garanties bieden aan de jongeren van Europa een essentiële basis zijn om hun doelstellingen te behalen. Jeugdwerk zal echter ook ruimere bronnen van financiering moeten onderzoeken en jeugdwerkers zullen betere vaardigheden moeten ontwikkelen om inkomsten te genereren.
5
Volgende stappen De Conventie erkende de verantwoordelijkheid van jeugdwerkers zelf om waar mogelijk bij te dragen tot de hierboven besproken agenda’s. Ze moeten echter ook politiek en financieel vaardig worden. Op Europees niveau bestaan er een aantal politieke initiatieven en acties op het vlak van jeugdwerk (en andere vlakken die een impact hebben op jongeren, jeugdwerk en jeugdbeleid) die het volgende jaar vorm zullen krijgen. De inhoud van deze Verklaring moet daarom worden betrokken in deze debatten. De Verklaring is bedoeld als aanmoediging om in deze politieke debatten de aandacht gevestigd te houden op jeugdwerk en jongeren. Enkele voorbeelden:
• • • • • • • •
Europese strategie 2020 en zijn vlaggenschip ‘Youth on the Move’ De verwachte Aanbeveling van de Raad voor de Promotie van Mobiliteit De verwachte Aanbeveling van de Raad voor Erkenning van Informeel onderwijs De nieuwe generatie programma’s die in 2013 Youth in Action zal opvolgen Het voorafgaande debat dat informatie zal verschaffen over het ontwerp van het toekomstige “jeugdprogramma” van de EU De verdere ontwikkeling van de dimensies van informeel onderwijs van Europass De nieuwe Pathways 2.0 over de bevestiging en erkenning van informeel onderwijs De nieuwe opleidingsstrategie voor jeugdwerk in Europa binnen het programma van Youth in Action
De 1° Europese Jeugdwerkconventie, waar deze Verklaring uit voortvloeit, initieerde het debat over jeugdwerk in Europa. De Conventie wil dat de impuls die werd gecreëerd, wordt voortgezet binnen de bestaande structuren voor jeugdbeleid in zowel de Europese Unie als de Europese Raad:
• •
De vernieuwde structuur voor Europese samenwerking voor de jeugd De Resolutie over het jeugdbeleid van de Europese Raad
De Conventie vraagt de Europese Unie, de Europese Raad en hun lidstaten en de huidige en volgende drie voorzitterschappen van de EU op basis van deze Verklaring een agenda, een actieplan en de nodige middelen voor de uitvoering ervan uit te werken. De agenda moet leiden tot een 2° Europese Jeugdwerkconventie. Ten slotte kijkt deze Verklaring ook uit naar de inhoud en achtereenvolgende gesprekken over de Resolutie over Jeugdwerk van de Raad onder het Belgische voorzitterschap.
6